Dick Schmidt
VOORWOORD
INNOVEREN EN VERSNELLEN ...
TIJD VOOR ACTIE! De bouw- en de dienstensector staat voor een flinke uitdaging. De maatschappij wenst meer duurzaamheid, meer individueel maatwerk en meer flexibiliteit. De economische omstandigheden verbeteren. Nieuwe kansen doen zich voor. Tijd voor actie! Om te kunnen concurreren, is het nodig om de dingen sneller, beter en tegen lagere kosten te doen. Maar misschien nog belangrijker is het feit dat de spelregels in de bouwwereld daadwerkelijk aan het veranderen zijn. Nieuwe spelers, nieuwe businessmodellen. Schakels verdwijnen, verhoudingen veranderen, nieuwe partijen treden toe. De keten past zich aan aan de nieuwe tijd. Innoveren en versnellen is het motto! In dit boekje is een aantal columns gebundeld ter inspiratie. De columns verschenen in 2013 en 2014 in Cobouw. Tezamen geven ze een beeld van de agenda, die we vanuit TNO samen met de sector versneld verder kunnen ontwikkelen en uitvoeren.
Dick Schmidt Algemeen directeur Gebouwde Omgeving
3
OPTIMALISEER HET ONDERHOUDS- EN RENOVATIEBELEID Door kennis over materiaaleigenschappen en verouderingsgedrag te projecteren op de gehele woningvoorraad, kunnen woningcorporaties onderhoud en renovatie beter plannen en budgetteren. In een tijd dat budgetten voor onderhoud en renovatie onder druk staan, zoeken woningbouwcorporaties naar manieren om hun geld optimaal in te zetten. In plaats van vaste termijnen voor het schilderen van de kozijnen, zouden ze ook rekening willen houden met de actuele staat van het materiaal en de levensduur van nieuwe verfsoorten. En uiteraard maakt het verschil wat de plannen zijn voor een complex: gaan we saneren, verkopen of renoveren en op welke termijn staat dat te gebeuren? Gegevens over de woningvoorraad en de bewoners zijn er genoeg. Onderhoudspartijen inspecteren de staat van de kozijnen, energie-adviseurs inventariseren de kwaliteit van de installaties en de eigen woondienst meet periodiek het binnenmilieu en de klanttevredenheid. Ook inspectiemethodieken en kennis over degradatie en nieuwe
materialen zijn – mede dankzij onderzoek en industrie – binnen handbereik. De ontbrekende schakel is het combineren van deze kennis met een woningbestand van vele duizenden woningen om daar strategische conclusies uit te trekken. Daar lijkt nu verandering in te komen. In het Platform voor Renovatie- en Onderhoudsbeleid koppelt VABI expertise van woningcorporaties met kennis van TNO, waardoor de effecten op de individuele woningvoorraad direct inzichtelijk zijn. Gebruikers krijgen een helder antwoord op de vraag wat de consequenties zijn van 20% budgetreductie: is dit een verstandige efficiëntieslag of zie je dat direct terug in de kwaliteit van de woningen en loop je aanzienlijke risico’s in de toekomst? Misschien kan de rol van de woningcorporaties hierdoor veranderen. In plaats van routinematig eens in de vijf jaar een schilder inhuren voor een kwast over de kozijnen, kunnen ze onderhoudspartijen en toeleveranciers vragen om een gegarandeerde kwaliteit te leveren voor de komende twintig jaar. De koplopers in de bouwkolom zijn daar klaar voor: onderhoudspartijen zijn bereid om garanties af te geven, toeleveranciers ontwikkelen onderhoudsvrije bouwdelen en nieuwe materialen met betere eigenschappen zijn in ontwikkeling. Niet alleen bereiken we in het onderhoudsbeleid een optimum tussen kwaliteit, kosten en risico’s, we creëren ook ruimte voor rendement en innovatie in de bouwkolom. 4
5
STOFVRIJ WERKEN IN DE BOUW Meer dan de helft van alle werknemers in de bouw heeft op de werkplek last van stof. Wie stofvrij werkt en stofvrij gereedschap gebruikt, kan gezondheidsschade door het inademen van kwartsstof vermijden. In de afgelopen jaren is veel aandacht aan deze problematiek gegeven. Toch blijkt het nodig het onderwerp regelmatig onder de aandacht te brengen van partijen in de bouw. De kwaliteit van bodem, water en lucht ging er de afgelopen decennia flink op vooruit. Met de kwaliteit van het binnenmilieu lijkt het minder goed gesteld. Recente berichten over het slechte binnenklimaat in scholen, en over de blootstelling aan radongas in woningen en aan kwartsstof op de bouwplaats, spreken boekdelen. Maar liefst 58% van de onlangs 7.100 gekeurde werknemers in afbouw en onderhoud heeft last van (kwarts)stof op de werkplek. Eén op de vier heeft een afwijkende longfunctie, aldus Arbouw. Stof in de bouw is geen nieuw of onbekend fenomeen. Verstandige klussers gebruiken sinds jaar en dag een ‘snuitje’ als ze moeten boren, frezen, hakken, schuren,
SAMENWERKEN AAN ENERGIENEUTRALE WIJKEN
slijpen, stralen of zagen. Maar wie beroepsmatig aan stof wordt blootgesteld, moet meer doen om op de lange termijn gezondheidsschade te voorkomen. Deeltjes kwartsstof zijn namelijk zó klein dat je ze nauwelijks kunt zien en er vrijwel niets van merkt. Diep in de longen verminderen ze na enkele tientallen jaren de elasticiteit van het longweefsel en veroorzaken ze zo kortademigheid en benauwdheid.
Met zonnepanelen op het dak en een zuinige verwarmingsketel kun je de energierekening van een individueel huis of gebouw verlagen. Maar volledige energieneutraliteit is pas mogelijk door de energiehuishouding op gebiedsniveau te optimaliseren.
Om dit probleem onder controle te krijgen, zijn de afgelopen 10 jaar de belangrijkste stofbronnen in de bouwnijverheid opgespoord. Ook zijn door de sector stofvrije gereedschappen ontwikkeld (met een goede afzuiging of watertoevoer), zijn stofvrije procedures opgesteld (o.a. levering van materialen op maat, niet zagen maar knippen, industriële stofzuigers in plaats van perslucht), en heeft TNO via internet alle benodigde kwaliteitslabels en -classificaties beschikbaar gemaakt. Toch dringt deze kennis en kunde nog onvoldoende door tot de praktijk. Volgens de Inspectie SZW neemt 15% van alle aannemers geen maatregelen tegen kwartsstof, en bij kleine bedrijven in het MKB vermoedelijk nog meer. Zouden opdrachtgevers stofvrij werken in hun bestekken niet op dezelfde wijze moeten meenemen, net zoals dat gebeurt met duurzaamheid? Ook aannemers roep ik op om innovaties, die stofvrij werken mogelijk maken, op grotere schaal toe te passen. Dit voorkomt gezondheidsproblemen, vermindert (maatschappelijke) kosten op de langere termijn en leidt tot tevreden werknemers.
De gebouwde omgeving is een grootverbruiker van energie en veroorzaakt 40% van de nationale CO2-uitstoot. Voldoende reden om in deze sector te streven naar een flinke verbetering van de energie-efficiëntie. Daar is meer voor nodig dan energiezuinige installaties en besparingsmaatregelen aan de woning. Met betere isolatie van gevels en vloeren, zonnepanelen op het dak, HR-combinatieketels en warmteterugwinning kun je het energieverbruik weliswaar flink verminderen, maar daarmee ben je nog niet volledige energieneutraal. Hiervoor zijn ook maatregelen op wijkniveau nodig.
6
7
Wie een appartement bewoont, kan geen zonnepanelen op zijn eigen dak leggen, maar wil misschien wel een paneel leasen op het dak van de supermarkt of het
buurthuis. Zo maar een voorbeeld van wat er beter kan als je op wijkniveau samenwerkt aan energieneutraliteit. Maar zelfs als je maximaal gebruik maakt van zonneenergie blijft er in iedere wijk een restvraag naar energie over. Nu voorzien landelijke energiecentrales meestal in deze vraag, maar sommige wijken hebben daarvoor een duurzaam en goedkoop alternatief gevonden: lokaal zélf energie opwekken met een windmolen of bio-energiecentrale en het overschot verkopen. Daar komt veel meer bij kijken dan energietechniek alleen. Wil je bewoners aandeelhouder maken van een organisatie die verantwoordelijk is voor de volledige energiehuishouding van hun eigen wijk, dan moet je daarbij ook banken, bouwers, juristen, exploitanten en distributeurs betrekken. Als die bereid zijn om samen nieuwe financieringsconstructies, woonlastenmodellen en contractvormen te ontwikkelen, is een integraal energiesysteem op gebiedsniveau binnen handbereik. En dat is precies waar we als TNO met de koploperbedrijven van GEN (www.gebiedenenergieneutraal.nl) mee bezig zijn. Met zo’n integrale aanpak kun je niet alleen energieneutrale gebieden realiseren, maar ook de woonlasten voor bewoners verlagen. Natuurlijk neem je in je afwegingen naast de technische berekeningen ook al vanaf het begin de inpassing van zon, wind, bio-energie mee in het ontwerp van de wijk. Mooi en kosteneffectief kun je op deze manier goed verbinden.
KUNNEN ONZE GEBOUWEN TEGEN EEN STOOTJE? Bodembewegingen, verkeersdrukte, wind, botsingen en explosies laten gebouwen nogal eens beven en trillen. Een internationaal en actueel onderwerp. Gebouwen zijn steeds gevoeliger voor zulke dynamische belastingen, onder andere vanwege de trend om minder en lichtere materialen te gebruiken. Hoe staat het met onze kennis over de dynamica in de gebouwde omgeving? Voor kennis over bouwen in echt aardbevingsgevoelige gebieden moet je in Azië zijn. Gelegen in de zogeheten ‘Ring van vuur’, een hoefijzervormig gebied rondom de Grote Oceaan met veelvuldige aardbevingen en vulkaanuitbarstingen, hebben dichtbevolkte landen als Japan regelmatig te kampen met stevige schokken in de aardkorst. Door schade en schande wijs geworden, isoleren Japanse ingenieurs grote constructies. Zo voorkomen ze dat er bij een zware beving destructieve krachten in ontstaan.
SLIM BOUWEN AAN SMART CITIES
Zulke extreme condities komen in ons land niet voor. Toch moeten ook Nederlandse gebouwen tegen een stootje kunnen. Die eis moeten we ook meenemen in de grote renovatie-opgave waar we op dit moment voor staan: onpraktisch naoorlogse stadswoningen ombouwen tot energiezuinige, klimaatbestendige huizen. Als wij aan bestaande woningen gaan sleutelen, moeten we de dynamica ervan begrijpen. En voordat we boven op een bestaand gebouw een nieuw appartementencomplex zetten, moeten we kunnen voorspellen welke effecten het aanstoten van de constructie op het ene punt veroorzaakt op ander punten van het gebouw. Daar zijn rekenmodellen voor nodig, aangevuld met een flinke dosis praktijkervaring. Ook is het goed om meer onderzoek te doen naar de dynamica van specifiek Nederlandse metselwerkconstructies.
Wat onze bouwers nu in Europees verband leren bij het ontwikkelen van toekomstbestendige steden, kunnen ze over enkele decennia in Azië verzilveren. Smart cities is ons nieuwe exportproduct. Veel Europese steden staan voor een enorme opgave. Omdat steeds meer mensen naar de stad trekken, de bevolking vergrijst, het klimaat verandert en fossiele energie opraakt, zijn grootschalige aanpassingen nodig. De huidige woningvoorraad en wijkinrichting voldoen namelijk niet meer. Tegenwoordig stellen mensen andere eisen aan de manier waarop ze wonen en werken en hebben ze andere behoeften op het gebied van zorg en comfort dan ten tijde van de aanbouw, in de naoorlogse periode van wederopbouw.
Zijn bestaande gebouwen voldoende bestand tegen aardbevingen in Groningen en Limburg en tegen door de mens veroorzaakte trillingen in dichtbevolkte steden? Om die vraag te beantwoorden, werken ingenieursbureaus die ervaring hebben in Azië samen met Nederlandse specialisten. Sinds jaar en dag bouwen we in ons land immers op slappe grond, ontwerpen onze ingenieurs trillingvrije ruimten voor chipfabrikanten en publiceren Delftse wetenschappers over de energie-absorptie van constructies. Het is de hoogste tijd om al die kennis te bundelen en te mobiliseren. Samen kunnen we de gebouwde omgeving een stuk weerbaarder maken. 8
9
Doet zich een gelegenheid voor om een gebied opnieuw in te richten, zoals bij de Olympische Spelen in London of bij de herinrichting van het Rotterdamse stadshavengebied, dan is dat een uitgelezen kans om woon- en werkgebieden te innoveren en tegelijkertijd de economische structuur te versterken. Dit betekent veel meer dan stedelijke ontwikkeling alleen. Er zijn ook investeringen nodig in de
stedelijke mobiliteit, in de aanleg van een geïntegreerde ICT-infrastructuur en in het optimaliseren van water-, afval- en energiekringlopen. Flexibel bouwen staat daarbij centraal. Anders dan in voorgaande eeuwen gaan demografische en maatschappelijke ontwikkelingen tegenwoordig razendsnel. Gebouwen zetten we niet neer voor de eeuwigheid, maar moeten snel en makkelijk van functie kunnen veranderen. Niet voor niets ondersteunt de Europese Unie met een strategisch actieplan de ontwikkeling van smart cities: toekomstbestendige steden met een groot aanpassingsvermogen. Met financiële impulsen en mogelijkheden om te experimenteren, stelt Brussel de sector in staat om kennis te mobiliseren en ervaringen op te doen. Dit is geen modegril. Grote steden en bedrijven staan nú op het punt om belangrijke investeringen te doen. De sector moet hierin mee. Want ik ben ervan overtuigd dat onze manier van bouwen de komende decennia ingrijpend gaat veranderen. Met steun uit Brussel krijgen we nu de kans in eigen land rond smart cities unieke ervaringen op te doen en een reputatie op te bouwen. Internationaal gaan we daarvan profiteren, want verstedelijking, vergrijzing en klimaatverandering zijn niet uniek voor Europa, het zijn globale problemen. Binnenkort hebben onze ingenieurs en planologen er een exportproduct bij: we leggen ook smart cities aan.
INNOVEREN IN DE OPENBARE RUIMTE DOE JE SAMEN Steeds meer burgers en bedrijven willen meepraten over publieke voorzieningen die hun rechtsreeks raken, zoals de gezondheidszorg en de inrichting van de openbare ruimte. Hoe organiseer je dit als gemeente en wat levert deze zelfredzaamheid op? De openbare ruimte in de stad is de grootste sociale voorziening in Rotterdam. Deze conclusie trokken 15 medewerkers van Rotterdam en TNO, die zich samen intensief bogen over innovaties in het beheer van de openbare ruimte. Net als in de gezondheidszorg is er een toenemende maatschappelijke behoefte om invloed uit te oefenen op hoe dat precies gebeurt. Niet dat bedrijven staan te trappelen om publieke taken over te nemen, maar ze begrijpen wel dat de waarde van hun pand hoger is als de omgeving er aantrekkelijk uitziet. En in ruil voor hier en daar een gezellige plantenbak, wil menig bewoner best af een toe een stukje openbaar gras maaien. Als toekomstige generaties inderdaad bereid zijn om meer verantwoordelijkheid te nemen voor collectieve
voorzieningen, kunnen overheden daar maar beter op inspelen. In Rotterdam gaat de discussie bijvoorbeeld over een andere organisatie van het beheer en onderhoud van de openbare ruimte: niet alleen met meer verantwoordelijkheid voor bedrijven en burgers, maar ook beter afgestemd op hun specifieke wensen. Dus niet standaard om de honderd meter een lantaarnpaal, maar samen met bewoners op zoek naar de beste plekken om zo de sociale veiligheid te vergroten. Ander voorbeeld: de waterberging in de wijk vergroten door een deel van de klinkerbestrating bij parkeerplaatsen te vervangen door groenstroken. Voor bewoners betekent dat minder wateroverlast en meer groen, terwijl de gemeente minder kosten maakt voor riolering en waterafvoer. Zulke innovaties in het beheer en onderhoud van de openbare ruimte vragen om een ‘ontschotte’ aanpak, waarbij flexibel met budgetten wordt omgegaan. Doorslaggevend is dat er voldoende prikkels zijn om de collectieve voorzieningen in stand te houden. Gemeenten lopen anders het gevaar dat het enthousiasme snel weer wegebt, net als in de keuken: koken vinden we allemaal leuk, maar niemand wil de afwas doen. Sinds jaar en dag gebruiken waterschappen daarom wettelijke instrumenten als een verordening en een dijkschouw. Tegenwoordig ligt een financiële prikkel misschien meer voor de hand: wie af en toe wat onderhoudswerk voor zijn rekening neemt, betaalt minder onroerendgoedbelasting? Dat bevordert niet alleen de zelfredzaamheid, maar ook de sociale samenhang.
10
11
BOUWEN AAN INNOVATIE Dat het kabinet blijft investeren in innovatie is goed nieuws voor de bouwsector. Zodra nieuwe technologieën worden opgeschaald van lab naar pilot ontstaan er namelijk constructieopgaven. En het inpassen van innovatieve bedrijvigheid in steden of regio’s vraagt om een modernisering van grootstedelijk gebied. Innovatie is een van de weinige beleidsterreinen die ontsnappen aan de bezuinigingskoorts van het kabinet. Minister Kamp maakt dit jaar 6,8 miljard euro vrij voor innovatie. En via het Nederlandse Kennis- en Innovatiecontract 2014-2015 dragen ook bedrijven en publieke kennisinstellingen een steentje bij. Al die publieke en private investeringen moeten de concurrentiepositie van ons land versterken. Ook leveren ze een bijdrage aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken op het gebied van o.a. voedsel, water en energie. Ook al is er geen aparte topsector voor de bouw, investeren in innovaties is goed nieuws voor de bouwsector. Want of het nu gaat om een windmolenpark of een pilot plant voor biobased technologie, vrijwel iedere innovatie heeft uiteindelijk een fysieke component. Zodra een vinding het
laboratorium verlaat om in de praktijk te worden getest of toegepast, ontstaat er een maak- en constructieopgave. Zo is er een infrastructuur nodig om te profiteren van een vernieuwde, conische windturbine met hoog rendement, net zoals een spaarlamp goed kan werken dankzij een armatuur. De bouwsector doet er goed aan om tijdig aan te schuiven bij degenen die nu nog experimenteren in het laboratorium. Een tweede impuls die de bouw mag verwachten van het innovatiebeleid, is stedelijke vernieuwing en regionale ontwikkeling. Door innovatie aangezwengelde economische activiteiten zullen uiteindelijk ergens ‘landen’, en zo de concurrentiekracht van een stad of regio verstevigen. Goede voorbeelden zijn de ontwikkeling van een Brainport in regio Eindhoven en de modernisering van grootstedelijk gebied in de Randstad. Om onze steden aantrekkelijk te maken voor innovatieve bedrijven en hun werknemers is wel nog een flinke renovatie- en verdichtingsslag nodig. Gelukkig beschikt ons land op dit gebied over een schat aan kennis en ervaring. Zo genieten onze architecten en stedenbouwers wereldfaam en blinken Delftse en Wageningse ingenieurs uit op het gebied van civiele techniek en voedselproductie. Geen wonder dat het Massachusetts Institute of Technology (MIT) naar Amsterdam komt om in het Institute for Advanced Metropolitan Solutions te onderzoeken hoe je de leefbaarheid van steden kunt verbeteren. Door bijtijds bij deze ontwikkelingen aan te sluiten, brengt de bouwsector zich in een positie om een stevig fundament onder de innovatieambities van het kabinet te leggen.
12
13
INNOVATION INSIDE Onderzoek en innovatie, en ook werkwijzen uit de procesindustrie, bieden grote kansen aan de transport- en bouwsector. Tegenwoordig zit er, net als in de geavanceerde machines van ASML om computerchips te fabriceren, heel wat innovatieve nieuwe technologie bijvoorbeeld ‘aan de binnenkant’ van onderhoudsvrije bruggen. Wie niet beter weet, ziet de Van Brienenoordbrug als een grote hoeveelheid staal en beton, sterk genoeg om dagelijks een kwart miljoen voertuigen veilig de Nieuwe Maas te laten oversteken. Van binnen zitten er in de toekomst in deze constructie sensoren en meetsystemen. Metingen en modelberekeningen geven van dag tot dag informatie over de onderhoudstoestand. Wat zou het mooi zijn als de brug zelf laat weten wanneer het tijd is voor de volgende inspectie of reparatie. Innovaties, voortkomend uit wetenschappelijk onderzoek, worden steeds meer ingezet voor de verbetering van de infrastructuur en stedelijke ontwikkeling. Dit was goed te zien op het tweejaarlijkse congres, de Innovatie Estafette, dat onlangs werd georganiseerd door twee departementen: Economische Zaken én Infrastructuur en Milieu. Thema’s
BESTAANDE WONINGEN WORDEN ENERGIENEUTRAAL
waren ‘Circulaire economie’, ‘Smart cities’ en ‘Green transport’. Daarnaast waren er allerlei resultaten uit de Topsectoren. Het stimuleren van economische bedrijvigheid via het topsectorenbeleid gaat hand in hand met het nadenken over betere mobiliteit voor mensen en goederen en het aangenaam, efficiënt en duurzaam huisvesten van steeds meer mensen in de grote steden.
In 2020 moeten alle nieuwe woningen energieneutraal zijn. Bestaande woningen en gebouwen energieneutraal maken, is een grote uitdaging. Via een Green Deal wordt daar nu een impuls aan gegeven.
Ideeën om dat voor elkaar te krijgen zijn er genoeg, bleek op de Innovatie Estafette. De vraag is wat er moet gebeuren om al die slimmigheid in de praktijk te brengen en zo de GWW-sector een impuls te geven. Nu zien we ieder geluidsscherm nog als een eenmalig, uniek product op maat. Ik denk dat innovatie ons in staat zal stellen om ze efficiënter en goedkoper in serie te produceren, met toch een eigen uitstraling passend bij de vormgeving van de weg.
De Nederlandse overheid scherpt de energieprestatieeisen steeds verder aan. Dit beleid heeft effect op enkele tienduizenden nieuwbouwwoningen per jaar, maar laat zeven miljoen bestaande woningen ongemoeid. Daarom sloot de regering onlangs de Green Deal ‘Smart Energy Cities’ met enkele gemeenten, Topconsortia Kennis en Innovatie en de netbeheerders in Nederland. Samen hebben ze de ambitie om in de periode 2014-2019 minimaal honderdduizend bestaande woningen energieneutraal te maken. Daar is meer voor nodig dan isolatie en zonnepanelen.
Daarnaast moeten we bereid zijn te leren van anderen. Net zoals ziekenhuizen voor verbeteringen te rade gaan bij het hotelwezen, zo valt er op het gebied van aanleg, beheer en onderhoud van infrastructuur nog heel wat te leren van de procesindustrie.
14
15
De energierekening van een bestaande woning verlagen, is mogelijk door een combinatie van maatregelen in en om het huis. Wie de buitenkant van zijn woning goed heeft geïsoleerd, kan nog flinke stappen zetten door warmte
terug te winnen uit afvalwater, met betere ventilatie, waterbesparende douchekoppen, hoogrendementsketels etc. Met dit pakket aan maatregelen kan de energierekening ongeveer met een derde omlaag. Eenzelfde besparing is mogelijk door zelf hernieuwbare energie op te wekken. Tot zover de stand der techniek. Hoopgevend, maar niet voldoende voor wie helemaal van zijn energierekening af wil. Om dat te bereiken is innovatie nodig op meerdere fronten, zoals het ontwikkelen van compacte opslagsystemen voor warmte en koude, het integreren van systemen voor energieopwekking in daken en gevels en het beter regelen en controleren van energiestromen in gebouwen en woningen met sensoren en zelflerende systemen. Doorslaggevend is de ontwikkeling van een samenhangend energiesysteem waarin afzonderlijke maatregelen op elkaar worden afgestemd. En dan niet voor één woning, maar liefst voor de hele wijk inclusief het nabijgelegen bedrijventerrein. Als zo’n systeem wordt aangesloten op het elektriciteits-, gas- en een warmtenet is het mogelijk slimmer om te gaan met tijdelijke overschotten. De ondertekenaars van de Green Deal ‘Smart Energy Cities’ starten binnenkort enkele pilots. Bij gemeenten bestaat grote belangstelling om deel te nemen. Vandaar dit signaal aan de bouwsector: de energiebesparingsprojecten van de toekomst worden ook toepasbaar gemaakt in bestaande bouw.
BRUGGEN BOUWEN MET HET INTERNET Koelkasten, medische apparaten, printers: steeds meer objecten zijn met het internet verbonden. Daardoor kunnen ze zelf informatie doorgeven en acties afstemmen. De toekomst van de industrie ziet er veelbelovend uit, aldus Mark Rutte bij de opening van de Hannover Messe. Als een van de meest overtuigende bewijsstukken noemde hij de Van Brienenoordbrug, de slimste brug ter wereld, aldus de premier, omdat hij via het internet zelf zijn onderhoudsstatus kan melden. De brug is onderdeel geworden van het ‘internet of things’, een netwerk van met elkaar via internet verbonden objecten.
16
17
Schattingen lopen uiteen, maar waarschijnlijk zijn inmiddels enkele miljarden objecten ‘vernetzt’, zoals Duisters dat treffend noemen. Volgens onderzoeksbureau Gartner groeit dat aantal snel: tot 26 miljard in 2020. In veel domeinen is het al heel normaal. In vliegtuigen houden de motoren zelf contact met de fabrikant over hun status, via je smartphone kun je op je werk de thermostaat thuis instellen. Is de GWW-sector in ons
land wel voorbereid op deze vierde industriële revolutie? Hoeveel mensen met verstand van internet, big data en cloud technology staan er anno 2014 op de loonlijst van wegen- en bruggenbouwers? Uitdagingen genoeg voor deze ICT-experts. Door allerlei verschillende informatiebronnen te combineren kan er efficiënter worden gewerkt. De communicatie met de omgeving krijgt een andere dynamiek. Dankzij interactieve ontwerpprocessen en snelle rekenmodellen kunnen burgers thuis meedenken. Het gebouw een kwartslag draaien? Een ander soort asfalt aanbrengen? Kantoren vervangen door woningen? De consequenties van zulke keuzes voor geluidsniveau, fijn stof en verkeersaanbod rollen er real time uit. Big Data en open source standaarden maken dit steeds beter mogelijk. Ook de bouwlogistiek kan efficiënter worden door – net als supermarktketens en distributiecentra – slim gebruik te maken de moderne ICT. Wij zijn er trots op zijn dat de slimste brug ter wereld in Nederland staat. Het is een inspirerend voorbeeld om nieuwe bruggen te blijven bouwen. En dan bedoel ik niet die van staal en beton, maar bruggen met de wereld van de modernste ICT en netwerktechnologie.
VERGRIJZING STELT NIEUWE EISEN Steeds meer mensen bereiken een hoge leeftijd. Ook al zijn ouderen lang niet altijd 100% gezond, toch wonen ze veelal liever zelfstandig dan in een serviceflat of verzorgingshuis. Welke eisen stelt dit aan woningen, wijken en zorgvoorzieningen? Met ingang van 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Zij vragen zich af hoe ze de zorg op een andere manier kunnen organiseren. Minder algemene ziekenhuizen en meer zorgvoorzieningen in de wijk, dichter bij de burger op leeftijd. Langer zelfstandig wonen kunnen ze daarnaast stimuleren met zogeheten Age Friendly Environments; daar zijn bijvoorbeeld de stoepranden verlaagd en stopt de bus op meer plekken.
DECENTRALE WARMTEOPSLAG
Voor de bouw gaat dit veel mogelijkheden geven. Met het stijgen van de leeftijd komen er nieuwe zorgwensen bij, extra voorzieningen moeten worden aangebracht, wonen op de begane grond of een extra verblijf in verband met mantelzorg moet worden gefaciliteerd. Een enorme uitdaging voor woningcorporaties, ontwikkelaars en zorginstellingen om hun woningen en gebouwen flexibel te kunnen inrichten en welke zorgvoorzieningen ze erin kwijt kunnen.
Voor een echte vernieuwing van het totale energiesysteem zijn doorbraken nodig op het gebied van decentrale opslag van duurzame energie. Decentrale warmteopslag is mogelijk met thermochemische technieken.
TNO ondersteunt het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in dit proces door inzicht te bieden in de actuele situatie, zoals de vraag naar woningen, het aanbod en de huidige inrichting van de woon- en leefomgeving. Daarnaast wordt gewerkt aan indicatoren voor het maken van toekomstprognoses van buurten en wijken, gecombineerd met maatschappelijke kosten- en batenanalyses en return on investment. Deze scenario’s kunnen op hun beurt weer gebruikt worden om richtlijnen en instrumenten te ontwikkelen voor zowel de fysieke als de sociale leefomgeving. Kortom: meten, weten en voorspellen om zo de juiste keuzes te maken voor de langere termijn.
In 2020 moet het aandeel duurzame energie 14 procent zijn, zo is in Europees verband afgesproken. Ook huishoudens dragen hieraan hun steentje bij. Afgelopen jaar werden op ruim 100.000 daken zonnepanelen geplaatst, waardoor het totale aantal rond de 200.000 uitkomt. Vraag en aanbod van duurzame energie zijn nog niet goed op elkaar afgestemd. Omdat het niet altijd waait en de zon niet altijd schijnt, is duurzame energie niet continu beschikbaar. Daarvan ondervindt Duitsland al de gevolgen: overschotten aan duurzame energie kunnen niet worden opgevangen door het net.
Deze ontwikkelingen komen tegemoet aan de wensen van een nieuwe generatie ouderen. Anders dan twintig jaar geleden willen ze tot op hoge actief blijven in de maatschappij. En ook al gaat de ouderdom gepaard met kwalen, dankzij de medische wetenschap is dat steeds minder een belemmering voor een zelfstandig leven. 18
19
De oplossing is duurzame energie tijdelijk op te slaan. Liefst dicht bij de bron. Dit is vooral belangrijk voor de opslag van thermische energie. Bekende technologieën voor warmteopslag zijn elektrochemische, mechanische en thermische opslag in batterijen, water, bodem, zout en gas. Ons land richt zijn pijlen onder meer op decentrale,
thermische opslag. Het principe is verrassend simpel: door zout en waterdamp bij elkaar te brengen, ontstaat een absorptiereactie waarbij warmte vrijkomt; onder invloed van zonnewarmte laat deze reactie zich omkeren, waarbij de reactanten weer van elkaar worden gescheiden. Thermochemische opslag van energie heeft belangrijke voordelen. Zo zijn hogere temperaturen mogelijk dan bij warmte- en koudeopslag in de bodem. Bovendien zijn deze systemen zes tot acht keer zo compact als warmwateropslag in boilers. En omdat zout en water pas met elkaar in contact worden gebracht wanneer de warmtevraag ontstaat, zijn de verliezen veel kleiner. Door in te zetten op thermochemische energieopslag is Nederland straks niet alleen in staat om duurzaam opgewekte warmte decentraal op te slaan, deze innovatie vergroot de werkgelegenheid en biedt het bedrijfsleven nieuwe exportkansen.
EXCELLENTE ZORGARCHITECTUUR Op 5 juni jongstleden werd voor de derde keer de Hedy d’Ancona prijs voor excellente zorgarchitectuur uitgereikt. Deze prijs beloont ontwerpers van gebouwen waarvan de architectuur en de zorgvoorzieningen een logisch en samenhangend geheel vormen. De jury beoordeelt in hoeverre het is gelukt de zorgvraag als vertrekpunt te nemen en hoe dit vervolgens is vormgegeven. Dit jaar kreeg De Veilige Veste in Leeuwarden de eerste prijs. Dit opvangconcept voor meiden en vrouwen die op de vlucht zijn voor geweld is een goed voorbeeld van een geslaagde renovatie. Voor de bewoners maakte de architect een krachtig statement tegenover de dreigingen uit de buitenwereld. Het Dorp in Arnhem, een wijk voor lichamelijk gehandicapten die ooit landelijke bekendheid kreeg door een inzamelingsactie van Mies Bouman, kreeg een eervolle vermelding. Dankzij ondersteunende technologie in en om hun huis kunnen bewoners hier in hoge mate zelfredzaam zijn. Daarvoor benodigde technologie is er in vele vormen: camera’s op diverse plekken in het huis, sensoren die
het gebruik van de koelkast bijhouden, mobiliteitsbewaking met bewegingssensoren enzovoort. Als reactie op de maatschappelijke vraag – hoe kunnen mensen die zorg nodig hebben langer zelfstandig blijven wonen en dat tegen lagere kosten? – zijn voor en met bewoners zinvolle nieuwe producten ontwikkeld, in een samenwerking van zorginstellingen en industrie. In het Arnhemse voorbeeld bleek een omkering van denken de sleutel tot succesvolle innovatie: vertrekpunt is niet wat er op de plank ligt bij de leverancier (aanbodkant), maar de zorgbehoefte van de afnemer (vraagkant). Wanneer bestaande technologische producten de vraagstelling niet kunnen oplossen, kan dit type samenwerking leiden tot verrassende innovaties in de bouw. Ik durf de stelling aan dat innovaties in de zorg sneller van de grond komen als we de zorgvraag als vertrekpunt nemen. Zo’n omkering van de bouwketen vereist een andere manier van samenwerken door bewoners, zorginstellingen, architecten en bouwsector. Dit is nog steeds niet vanzelfsprekend. Reden voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en TNO om over twee jaar opnieuw een Hedy d’Ancona prijs uit te reiken.
20
21
Veilige Veste, winnaar Hedy d’Ancona-prijs 2014 (Foto: Ronald Tilleman)
DE BOUWWERELD OP Z’N KOP? Hoe komt de bouw uit de crisis? Moeten we beter doen wat we toch al deden of gaat het roer helemaal om? Inspiratie is te halen in andere sectoren, waar nieuwe business modellen de oude ontwrichten In de Actieagenda Bouw houden de auteurs een warm pleidooi voor het verminderen van het gebruik van grondstoffen en energie, het vergroten van de aanpasbaarheid van gebouwen en het centraal stellen van de gebruiker. Ook zijn ze voorstander van verdergaande industrialisatie, een omslag van projecten naar producten. Inhoudelijk valt hier niet veel tegen in te brengen. De bouw moet zich aanpassen aan de wensen van deze tijd: meer duurzaamheid, meer individualiteit en meer flexibiliteit. Toch moet er in de bouw meer gebeuren dan beter doen wat we al deden. In andere sectoren zetten ‘ontwrichtende innovaties’ bestaande business modellen volledig op zijn kop: Uber in de taxiwereld, Airbnb in het hotelwezen. Zonder tussenkomst van bemiddelende partijen ontmoeten vraag en aanbod elkaar op het internet, voor iedereen zichtbaar beoordelen gebruikers de kwaliteit van de leverancier. De gevolgen zijn ingrijpend: meetbare
klanttevredenheid, lage prijzen en een lange neus naar de tussenhandel. Ook in de automobielindustrie zie je verschuivingen: BMW koopt websites die zich bezighouden met car-sharing en positioneert zo het product auto. Ook op het gebied van financiering verandert de wereld. Private investeerders als Elon Musk, miljardair geworden door een elektronisch betaalsysteem, spelen een sleutelrol. Als hij iets op zijn manier met elektrische auto’s wil, dan gebeurt het ook. En dus hebben we nu de Tesla. Een ICT-er die concurreert met Toyota’s Prius. De bouw kan hier veel van leren. Geeft IKEA straks een jaar gratis wonen weg bij een grote meubelaankoop? Wordt het bouwproces via internet door de gebruiker vormgegeven, stelt hij zelf zijn huis samen via een online catalogus? En worden makelaars en aannemers daardoor overbodig? Allemaal vragen waar de sector maar beter snel een antwoord op kan formuleren. Want ontwrichten, is niet hetzelfde als een geleidelijke transitie. Het slaat in als een bom.
22
23
COLOFON Bouwen aan Inspiratie is een verzameling columns die in 2013 en 2014 zijn verschenen in Cobouw. Tekst: Henk Leenaers – Lijn43 Vormgeving: Jos Rietstap Vormgeving Druk: MCR – Rotterdam
TNO.NL