VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 21 APRIL 2009
Veiligheid en handhaving / Integrale veiligheid
THEMAVERGADERING VEILIGHEID EN HANDHAVING WAARBIJ ONDERSTAANDE DOSSIERS ALS LEIDRAAD DIENEN.
Raadsinformatiebrief over Jaarplan Integrale Veiligheid 2009 (136675) Raadsinformatiebrief over jaarplan Handhaving 2009 (144940) Raadsinformatiebrief jaarplan Handhaving 2008 (118541) Raadsinformatie over Jaarverslag Handhaving 2007 (118600) Vaststellen verordening tot wijziging van de APV (152891) Raadsinformatiebrief over cameratoezicht Leerpark (138029) Raadsinformatiebrief over invoering integrale gebiedsgerichte aanpak afdeling Toezicht (158550)
Voorzitter: Mw K.M. Rusinovic Secretaris: Mw M.J.W.T. Hendrickx Verslag: Erna Verveer, Getikt! Notulistenbureau af digitale bestanden Aanwezig: Mw M. Zengin, PvdA Mw J. van den Bergh, PvdA Dhr. H. Mostert, ChristenUnie/SGP Dhr. S. Tasgin, CDA Dhr. H.J. Tazelaar, VSP Mw T.I.V. Bonnema, D66 Dhr. B.C. Moedt, ECO-Dordt Dhr. O. Soy, BETER VOOR DORDT Mw D. Koppens, BETER VOOR DORDT Dhr. W.J.M. Nederpelt, GroenLinks Mw. I. Koene, VVD Namens het college: burgemeester R.J.G. Bandell De voorzitter opent de vergadering en heet allen welkom bij deze themavergadering over veiligheid en handhaving. Zij introduceert de (externe) gasten die een presentatie zullen verzorgen. De heer F. Hoeksma - Hoofd repressie en plv. commandant brandweer Dordrecht, Mevrouw M. Horstman – plaatsvervangend hoofdofficier Dordrecht, De heer A.G. Sijtsma - Districtschef politie Dordrecht/ Zwijndrechtse Waard, De heer F. Hartog – hoofd vergunningen Milieudienst Zuid-Holland Zuid, De heer K. van Hengel, directeur Publieksdiensten gemeente Dordrecht. De eerste presentatie over het integraal veiligheidsprogramma wordt verzorgd door de heer K. Van Hengel, directeur publieksdiensten. Na afloop van de presentaties kunnen vragen gesteld worden. Omdat de heer Bandell later zal arriveren wordt de commissie verzocht om politieke vragen tot dan uit te stellen. De heer Van Hengel start de presentatie over het Integraal Veiligheidsprogramma 2, het Jaarplan 2009, het handhavingprogramma en het handhavingjaarplan 2009 in de vorm van een soort “tour de horizon“ rond integrale veiligheid. Het is niet mogelijk om in het grote spectrum van onderwerpen dat hierin speelt, de diepte in te gaan; het blijft een overzicht waarbij hij een aantal belangwekkende zaken graag met de toehoorders wil delen. De voorzitter dankt voor de toelichting en geeft gelegenheid tot het stellen van vragen, waarbij de verschillende jaarplannen kunnen dienen als achtergrond. Zij verzoekt de commissie om de vragen met betrekking tot milieuvergunning, handhaving, het 1
Veiligheidshuis en de tweede uitrukpost uit te stellen tot het moment dat de presentaties hieromtrent afgerond zijn. Mevrouw Bonnema dankt voor de duidelijke introductie en heeft een vraag over de Raadsinformatiebrief Jaarplan Integrale Veiligheid. De drie kolommen met uitvoerders, gemeente, politie en openbaar ministerie spreekt haar fractie bijzonder aan. Er zit een soort escalatie in; je begint met preventie, dan ben je aan het handhaven en vervolgens kom je bij het Openbaar Ministerie die de straf oplegt. Uiteindelijk is er dus een zaak bij het OM; het OM kan dan bedenken wat er in het voortraject is gebeurd en of dat anders had gekund. Zij vraagt hoe je daar wat van leert en hoe je dit terugkoppelt naar de andere organisaties. Mevrouw Horsman ziet het niet als een model waarbij het uiteindelijk escaleert, want dan zou het OM altijd alleen maar bij de escalatie zitten. Het is nadrukkelijk het geval dat dit samen wordt gedaan. Het hoeft niet altijd iets te zijn dat met preventie kan worden opgelost. Als er iemand bij de politie komt en in elkaar is geslagen, dan vraagt het OM niet wat er daarvoor gedaan is. Dan wordt er direct vervolgd, als er tenminste een verdachte is en als het bewezen kan worden. Bij ernstige strafbare feiten gaat het OM direct aan de slag en laat dat niet afhangen van de vraag of preventie mogelijk was geweest. Doordat er een driehoeksoverleg is, kun je bijvoorbeeld wel zien dat er in een bepaald uitgaansgebied bepaalde zaken gebeuren waar misschien preventief iets mee gedaan kan worden. Ook bij huiselijk geweld zit natuurlijk een preventieve kant. Maar in de individuele zaak laat het OM het niet van de preventie afhangen, maar doet zij zo goed mogelijk haar werk. Mevrouw Bonnema merkt op dat dat ook is wat zij bedoelde: op casusniveau moet je uiteraard uitvoeren en je ding doen, maar in algemene zin werkt het OM op die manier. Mevrouw Koppens merkt op dat er is gesproken over kwaliteitseisen waaraan de keten moet voldoen. Tegelijkertijd is aangegeven dat het met name op de snijvlakken aankomt op de goede afspraken die je onderling maakt. De communicatie is dus belangrijk en dan spreek je niet alleen over kwaliteitseisen, maar ook over informatie-eisen. Als je neerlegt dat je informatie met elkaar gaat delen, moet je elkaar niet overspoelen, maar heel gericht weten wat iedereen nodig heeft. Dat zou zij graag op die manier aan willen scherpen. De heer Tasgin merkt op dat het dossier handhaving en integrale veiligheid een breed dossier is. Gelukkig gaat het op veel terreinen goed. Uit de afname van het aantal verkeersslachtoffers blijkt dat wat de afgelopen jaren is uitgevoerd omtrent de verkeersveiligheid, effect heeft gehad. Je moet natuurlijk doorgaan met aanpassingen waar dat kan om de verkeersveiligheid nog verder te verbeteren en het aantal slachtoffers nog verder naar beneden te brengen. Elk slachtoffer is er immers één te veel. Het fraudeonderzoek van de Sociale Dienst Drechtsteden heeft er in het afgelopen jaar toe geleid dat 55% van ongeveer 400 onderzochte uitkeringen is beëindigd of gewijzigd. Dat is een prima resultaat. Het verbaast zijn fractie dat het streven is om het percentage van 55% naar 60% te verhogen met de kanttekening dat alleen wordt onderzocht als je nog zekerder weet dat er fraude aan de orde is. Er worden dus minder onderzoeken gedaan om die percentages te halen. Hij stelt voor het percentage op 55% te houden, met daaraan toegevoegd dat er minimaal 400 fraudeonderzoeken per jaar worden uitgevoerd, zoals ook afgelopen jaar is gebeurd. Hij vraagt het college hier op te reageren. Het CDA wil extra aandacht voor jeugdige verdachten, het aantal vernielingen en wijkagenten. De beoogde reductie van het aantal jeugdige verdachten van 18+ wordt waarschijnlijk niet gehaald, terwijl er de afgelopen jaren wel extra inzet is gedaan in de preventieve sfeer. Het CDA is daar op zich niet tegen; nazorg voor ex-gedetineerden, gezinscoaching, verdere ontwikkeling van Centrum Jeugd en Gezin en gedragsbeïnvloeding is prima. Maar hij ziet geen hardere aanpak, geen lik op stuk beleid. 2
Het CDA wil naast preventieve maatregelen óók hardere maatregelen. Sommigen daders moeten het echt in hun portemonnee voelen, willen ze het afleren. Hij hoort graag een reactie van het college. Het aantal vernielingen is gestegen naar ruim 2.000. Het moet echt anders, want de doelstelling was 1.000. Afgelopen jaren heeft het CDA diverse malen aandacht gevraagd voor vernieling van bushokjes. Hij vraagt of daar ook extra maatregelen voor genomen zijn. Op de vraag of de schade verhaald kan worden op de daders heeft het college vorig jaar aangegeven dat eind 2008, eerste kwartaal 2009 een antwoord zou komen; dat is nog niet gebeurd. Vernielingen gaat veel breder dan alleen bushokjes; als je niet wilt dat die lijn blijft stijgen, is het CDA van mening dat er hardere en misschien onorthodoxe maatregelen moeten worden genomen. Het CDA vindt dat er te weinig wijkagenten op straat te zien zijn. De bewoners die het CDA hierover spreekt, beamen dat. De bewoners in de Vogelbuurt geven bijvoorbeeld aan dat ze zeer tevreden zijn over hun wijkagent. Ze gaven aan dat een bekende wijkagent een goed en veilig gevoel geeft; de aanwezigheid alleen al draagt dus al bij aan het veiligheidsgevoel. De bewoners geven echter ook aan dat ze hun wijkagent soms lange tijd moeten missen als gevolg van bijvoorbeeld ziekte of studie, en dat ze dat zeer onwenselijk vinden. Mevrouw Koppens vraagt hoe de heer Tasgin staat tegenover de beoogde veiligheidsnetwerken die de gemeente met burgers wil gaan inrichten als het gaat over het veiligheidsgevoel. De heer Tasgin ziet dat wel positief, maar daar ben je twee jaar mee bezig. De klachten voor wat betreft hangjeugd en vernielingen nemen niet af. Je hebt daar dus extra maatregelen voor nodig. Het CDA heeft als uitgangspunt dat er elke dag door elke Dordtse straat een wijkagent zou moeten patrouilleren. De werkelijkheid is daar echter ver vandaan; de meeste bewoners kennen hun postbode veel beter dan hun wijkagent. Sommige agenten hebben ook zo’n groot gebied dat het niet te behappen is. Tijdens de consultatieavond van de structuurvisie heeft de politie aangegeven dat ze de vele vacatures voor wijkagenten niet ingevuld krijgen. Het CDA vindt dat zorgelijk. Hij vraagt het college of die de mening van het CDA dat er dagelijks door elke straat een wijkagent zou moeten patrouilleren, deelt. Ook wil hij weten of er veel vacatures zijn en wat er aan gedaan wordt om deze in te vullen. De heer Bandell antwoordt dat waar het gaat om de fraudeonderzoeken het stuk door de heer Tasgin verkeerd gelezen is. De ambitie is om 60% te halen; de heer Tasgin wordt dus op zijn wenken bediend. De heer Tasgin antwoordt dat hij dat inderdaad heeft gelezen. Er staat echter ook dat er om die 60% te halen, minder onderzoeken worden gedaan. Dat baart het CDA zorgen, want als je een onderzoek doet en vooraf al weet dat er fraude is, haal je 100%. Maar dat is niet de doelstelling die hij nastreeft; hij wil graag aantallen weten. De heer Bandell antwoordt dat er bij de start van een onderzoek altijd een zekere mate van indicatie is, maar dat wil niet zeggen dat elk onderzoek meteen leidt tot de conclusie dat er gefraudeerd is. Het oorzakelijk verband wat de heer Tasgin veronderstelt, bestaat niet. Er wordt wel zoveel mogelijk op zaken ingezet waarbij een indicatie van fraude is, bijvoorbeeld via een bepaald profiel. Met de beschikbare middelen wil hij een maximaal resultaat bereiken. Dat is het beleid; hij is niet voornemens dat te gaan veranderen. Zestig procent lijkt hem een prima resultaat; dat zou meer zijn dan wat in de afgelopen tijd is gehaald. Hij begrijpt het vraagstuk, maar soms moet je gewoon de grote vissen vangen. Als er geen grote vissen meer zijn, kun je meer kleine vissen gaan vangen en dat leidt in kwantiteit dus in meer gevallen, maar tot nu toe is dat echter niet aan de orde. Naar aanleiding van een motie van de VVD is nog niet zo lang geleden gerapporteerd met betrekking tot het schadeverhaal en lik op stuk. Daar waar sprake is van de mogelijkheid dat het college zich voegt in het proces, maar ook via de civielrechtelijke kant, worden schadeclaims ingediend, met uitzondering van abri´s. Die abri´s zijn niet van de gemeente, dus de gemeente lijdt civielrechtelijk geen schade. Het is natuurlijk een 3
vreselijk gezicht en om je aan dood te ergeren, maar de gemeente kan geen schade verhalen omdat die abri´s niet van haar zijn. Er is nadrukkelijk bij de eigenaren van de abri´s op gewezen dat het helpt als zij zich zouden voegen in die processen, maar dat gebeurt niet altijd. Bijvoorbeeld de kwestie van de grote brand in de school tijdens nieuwjaarsnacht; het is volstrekt normaal dat wordt geprobeerd, los van wat er strafrechtelijk gaat gebeuren, om die schade te verhalen. Dat is de lijn. De heer Tasgin merkt op dat de burgemeester vorig jaar heeft aangegeven dat er verdachten zijn aangehouden die bushokjes vernielden; hij vraagt of de schade is verhaald. De heer Bandell antwoordt dat als de dader bekend is, de gemeente niet te beroerd is om het daarheen te leiden dat de eigenaar van de bushokjes zich voegt in dat proces, omdat de gemeente het beleidsmatig van belang vindt dat als je een bushokje vernielt in deze stad, je niet vrijuit gaat. Maar de gemeente is geen eigenaar van de bushokjes. Mevrouw Horsman merkt op dat je je moet realiseren dat de pakkans bij vernielingen de laagste is van alle strafbare feiten; bij geweld is die 80% en bij vernielingen 12%. Als je de verdachte hebt, kun je je voegen in het strafproces, maar dan alleen daadwerkelijk iemand die schade lijdt. Het is niet de gemeente die over de bushokjes gaat. Zij weet dat daar waar de gemeente eigenaar is, de gemeente zich voegt. Zelfs in de driehoek wordt zij door burgemeester Bandell met zaken geconfronteerd die zij vervolgens moet uitzoeken. De eigenaar van de bushokjes moet geëntameerd worden om zich voegen en de gemeente heeft hier een stimulerende rol in, maar kan er juridisch niets mee; de gemeente wordt in het strafproces gewoon niet ontvankelijk verklaard. Mevrouw Koene vraagt hoe wordt omgegaan met de kosten die gemaakt worden om een wietkwekerij te ontmantelen. De heer Bandell antwoordt dat de kosten voor rekening komen van het regiokorps ZuidHolland Zuid en het Openbaar Ministerie, in de verhouding fiftyfifty. Mevrouw Horsman merkt op dat het OM zich daarin niet kan voegen voor het strafproces. Bij een hennepkwekerij wil het OM als er verdachten zijn en er wederrechtelijk verkregen voordeel is, wel heel graag “plukken”. Maar de kosten zijn helaas nog steeds voor rekening van de politie en het OM. De heer Bandell merkt op dat in het korps Zuid-Holland Zuid uit alle macht geprobeerd wordt de vacatures te vervullen. Daar zijn ook middelen voor beschikbaar, maar er moeten wel kandidaten zijn die aangenomen kunnen worden. Ieder jaar weer wordt een fors aantal mensen naar de Politieacademie gestuurd voor de opleiding. Er zijn drie prioriteiten. De surveillancedienst 1-1-2 moet bemenst zijn. Dat is voor de acute noodgevallen, dus dat is prioriteit één. Dat is lastig, want daar zit veel roulatie in. Op de tweede plaats moet het proces opsporing, recherche en alles wat daarbij hoort, voor ernstige misdrijven op peil zijn. Op de derde plaats moet de wijkpolitie op peil zijn. Overal zijn vacatures; het is echt een lastig vraagstuk. De salarissen zijn goed. Waar mogelijk wordt geprobeerd om de administratieve belasting van wijkagenten zeer te reduceren zodat ze meer op straat kunnen zijn, en dat is succesvol geweest. Gelet op het aantal mensen is het fysiek onmogelijk om dagelijks een wijkagent door elke straat te laten surveilleren. Het is niet voor niets dat de afdeling Toezicht veel meer dan in het verleden, waar men vooral in de binnenstad en de Schil bezig was, ook ingezet is in de wijken, waarbij op een goede manier wordt samengewerkt met de politie. Een zieke wijkagent of een wijkagent die een cursus volgt is een probleem. Maar de prioriteiten worden echt in ogenschouw genomen; hij deelt de zorg over het personeelstekort in de wijkpolitie. De heer Tasgin merkt op dat hij begrepen heeft dat de vacatures al lange tijd niet vervuld kunnen worden; het is dus een chronisch probleem. Dat is iets anders dan natuurlijk verloop.
4
De heer Sijtsma merkt op dat het naar zijn idee wel meevalt. In Dordrecht zijn er op dit moment twee vacatures bij de buurtagenten. Het is wel eens zo dat een vacature gedurende lange tijd niet is in te vullen omdat er geen collega’s zijn die aangeven die baan te willen hebben. Je kunt ze ook bijna niet van buiten krijgen, want dan pluk je andere regio’s leeg. En iemand van school kan nooit direct als wijkagent aan de slag. Daar is opleiding en ervaring voor nodig. Vorig jaar waren er geen vacatures. Momenteel zijn er in de regio vijf vacatures, met name in de Zwijndrechtse Waard waar drie vacatures zijn. De leiding bestempelt een arbeidsplaats van iemand die langdurig ziek is als een vacature, maar formeel en op papier is dat niet zo. De heer Mostert merkt op dat tijdens de presentatie werd aangegeven dat het met de veiligheid in Dordrecht aardig ging. Hij dacht dat het goed ging en niet alleen maar aardig. Vrij recent las hij een stuk over vernielingen. Daarin werd de angst uitgesproken dat als de recessie zich verder doorzet, dit een rol kan spelen bij vernielingen. Hij vraagt of dit zo is. Zijn fractie heeft grote zorgen over het alcoholgebruik bij de jeugd en vraagt of daar iets over te zeggen is. De heer Bandell antwoordt dat het eigenlijk gewoon goed gaat met de veiligheid; de reductie van criminaliteit blijft een eeuwige doelstelling en als je merkt dat er toch steeds een dalende tendens is, is dat prettig. Hij heeft niet de indruk dat de recessie leidt tot verhoging van de criminaliteit, maar als mensen echt tot armoede vervallen, kan dat natuurlijk wel problemen gaan geven. Het klopt dat het alcoholgebruik zorgen baart. Onder verantwoordelijkheid van wethouder Lagendijk is met de sector MO een preventieproject alcohol opgestart in de Veiligheidssociëteit. Daar wordt aan meegedaan. Het eigen Dordtse project is net van start gegaan en is breder en indringender van opzet. Echt hele grote zorgen zijn er niet in Dordrecht, maar zorg is er wel. Kreten als comazuipen et cetera komt hij in politierapporten gelukkig niet vaak tegen. Maar je moet er echt wat aan doen en daarom wordt er ook fors geld voor uitgetrokken. Mevrouw Van den Bergh (PvdA) merkt op dat haar aandacht tijdens de presentatie getriggerd werd door de samenwerking met de burgers als partners in veiligheid hier in Dordrecht. Er is een toename van verdachten tussen 18 en 24 jaar. Zij vraagt aan het OM en de politie of dit vooral jongvolwassenen zonder afgemaakte opleiding betreft. Ze vraagt of het geweld tegen overheidsdienaren toeneemt in Dordrecht. Wat de samenwerking met de burger betreft wordt er met name bij de gebiedsgerichte aanpak steeds meer gestreefd naar maatwerk. Dat juicht de PvdA toe, maar heeft wel een aantal vraagtekens op het gebied van kamerverhuur aan tijdelijke arbeidskrachten. De PvdA krijgt daar steeds meer klachten over, met name in bepaalde gebieden in de stad. Er is veel overlast en door de overheid, brandweer en politie, zou daar te weinig aan worden gedaan. Zij wil graag een reactie van de politie en vraagt hoe die de samenwerking met de burgers op dit punt ziet. Ze vraagt hoe de politie aankijkt tegen de samenwerking met de burger als het gaat om overlast door drugsgebruik in de openbare ruimte. Dordrecht is bezig met een hostel; een voorziening die je als burger liever niet in de wijk hebt. Hoe beter je samenwerkt met de burger als er overlast is, hoe groter het draagvlak waarschijnlijk is om voorzieningen te accepteren die misschien niet zo makkelijk zijn. De heer Sijtsma ervaart dat het partnerschap in veiligheid absoluut in ontwikkeling is; er wordt veel samengewerkt en met de uitwisseling van informatie gaat het heel goed. De relatie met de burger wordt ook steeds meer opgezocht; dat is een speerpunt in het beleid. Dat kan in buurtpanels, in buurttoezicht en met sms alert. Al deze vormen zijn ervoor om de burger te activeren om vooral de hulpdiensten te bellen. Er is een drempel om 1-1-2 te bellen; de grens om te bellen ligt tegenwoordig veel lager. Ook bij vernielingen of bij een verdachte situatie is het absoluut de bedoeling dat 1-1-2 gebeld wordt. 5
Mevrouw Van den Bergh merkt op dat de klacht die zij vaak hoort is dat er wel gemeld wordt, maar dat er niet direct op gereageerd wordt. De heer Sijtsma antwoordt dat de burger dit soms niet ziet. Als een dader wegloopt gaat de politie niet meer naar de plaats waar hij vandaan kwam, want daar is de dader niet meer. Dan vindt de actie plaats op een plek waarvan de politie vermoedt dat de dader heen is gegaan en ziet de melder dat niet. Er wordt geprobeerd om de burgers zoveel mogelijk terug te bellen om door te geven wat er is gebeurd met hun melding. Er kan ook niet altijd op alle meldingen gereageerd worden, omdat er momenten zijn dat alle auto’s bezet zijn. Ook dan wordt geprobeerd de burger te bellen om te zeggen dat er later actie wordt ondernomen, of dat er geen politie naartoe kan. Mevrouw Koppens merkt op dat er gesproken wordt over drugsoverlast terwijl het dat eigenlijk niet is. In de coffeeshop in de stad hebben de omwonenden met name last van dichtstaande portieren en claxonneren in de nacht. Als er niet wordt gedeald op dat moment, is er geen overtreding, maar er is wel overlast. Zij vraagt hoe de politie daar mee omgaat. De heer Sijtsma antwoordt dat het niet in alle gevallen strafbaar is, maar je kunt het wel onder een vorm van burengerucht plaatsen en dan is het wel strafbaar. Het “overschrijden van een zeker geluidsniveau in een voor de nachtrust bestemde tijd” is wel degelijk strafbaar, dus daar kan de politie tegen optreden. Het valt echter niet mee omdat je altijd herrie vanuit een groep ervaart en het is dan moeilijk te bepalen wie de claxon heeft ingedrukt. Bewijstechnisch is dat niet altijd eenvoudig. Het is op dat moment niet interessant of dat al dan niet met drugs te maken heeft. De politie probeert een einde te maken aan de overlast door de herrie makende jeugd weg te sturen. Mevrouw Koppens merkt op dat de reden van haar vraag is dat er soms, als het gaat over overlast, misverstanden zijn tussen mensen van de gemeente en anderen uit de keten over wie wanneer en waar moet ingrijpen. Zij wil daarom graag weten van de politie wat zij concreet onder overlast, overlastgevende panden en handhaving verstaat. Diezelfde vraag stelt zij aan de burgemeester. De heer Sijtsma merkt op dat de vraag helder is; het antwoord zal nooit helder zijn. Een situatie waarbij je overlast ervaart is situationeel afhankelijk. In een wijk waar je normaliter een kanon kunt afschieten, kan een kraaiende haan al als overlast ervaren worden. Mevrouw Koppens is dat met de heer Sijtsma eens en vraagt of dat nu situaties zijn die je op wijkniveau zou moeten gaan vastleggen in de omschrijving van taken en verantwoordelijkheden. De heer Sijtsma antwoordt dat dat ook heel nadrukkelijk gebeurt. Het wijkgericht werken leidt ertoe dat je onderscheid kunt maken in wat nu wel of niet in die specifieke wijk of buurt als overlastgevend wordt ervaren. Mevrouw Koppens vraagt of dat hetgeen is wat de heer Sijtsma straks met de burgers gaat communiceren als hij daar een veiligheidsnetwerk wil gaan opzetten. De heer Sijtsma antwoordt dat ook dat al gebeurt; daar is veel overleg over, ook omdat de politie het niet alleen kan en er niet op elk moment kan zijn. Het gaat erom hoe je de overlast ervaart. Maar de vraag is ook, al is die niet altijd populair: wat heb je er zelf aan gedaan? Mevrouw Koppens is het daarmee eens, maar vindt dat iedereen dat voor zichzelf moet kunnen bepalen. Iemand die overlast ervaart heeft misschien wel een punt, ook al gaat hij daar niet zelf op af. De voorzitter verzoekt de heer Sijtsma in te gaan op de openstaande vragen. De heer Sijtsma antwoordt op de vraag of de criminele jongeren tussen 18 en 24 jaar hun opleiding niet hebben afgemaakt, dat hij dat niet weet. Mevrouw Horsman merkt op dat zij uit ervaring weet dat het wel vaak voorkomt, maar dat het wordt niet bijgehouden. Iemand met een baan heeft ook iets te verliezen, maar
6
ook al heeft iemand een baan en een goede opleiding, dan vergeet men dat toch wel eens als er alcohol in het spel is. Maar het wordt niet geregistreerd. De heer Sijtsma denkt niet dat het aantal geweldsdelicten tegen ambtenaren stijgt, maar de mate van geweld en brutaliteit wel. Landelijk zie je dat nog meer dan hier, maar hij weet niet of hier sprake is van een achterstand die misschien nog ingelopen wordt. Er zijn nu voor het tweede jaar rood-blauwe koppels zijn in de nacht van oud op nieuw, omdat het niet altijd even veilig is voor de brandweer om op te treden. Deze fenomenen had je voorheen niet en dat vindt hij wel een teleurstellende ontwikkeling. Maar het loopt niet de spuigaten uit. Mevrouw Horsman merkt op dat hier tussen politie en OM nadrukkelijke afspraken over gemaakt zijn. Daar waar dat juridisch mogelijk is, wordt bij de rechter-commissaris om voorlopige hechtenis verzocht. Verder wordt geprobeerd een lik op stuk beleid te voeren en in ieder geval een dubbele strafeis op zitting. De politie pakt het voortvarend aan en bij het OM is er ook een heel voortvarende aanpak. Landelijk is vastgesteld dat een dubbele strafeis wordt neergelegd als het gaat om mensen die op hun werk gemolesteerd worden, dus ook bijvoorbeeld de caissière in de supermarkt. De heer Bandell merkt op dat de gemeente actief heeft deelgenomen aan de landelijke actiedag van de vakbonden tegen de agressie tegen werknemers in de publieke dienst. Daar was reden voor, omdat de minister van Binnenlandse Zaken dit nadrukkelijk op de agenda heeft gezet. Er zijn uitstekende afspraken met de politie dat op moment dat er een incident wordt gemeld, bijvoorbeeld bij de sociale dienst, dat men stante pede aanwezig is. Dat geeft de medewerkers in elk geval de overtuiging dat de klachten serieus worden genomen; het zijn soms ernstige bedreigingen. De tolerantiegrens is in de buurten in Dordrecht wel zeer verschillend. Buurten waarvan je objectief zou moeten zeggen dat daar behoorlijk wat overlast is, zijn toleranter dan buurten waar overlast in objectieve zin minder aanwezig is. Momenteel is er een aantal buurttoezichtprojecten gaande, zoals de buurtvaderprojecten en de buurtbemiddeling en ook een fors aantal vrijwilligers die geschoold zijn en in buurtbemiddeling actief zijn. Je merkt dat er steeds meer in samenwerking met het wijkgericht werken geprobeerd wordt om die keten op een goede manier op te bouwen. Ook als het tussen de partners van de keten niet altijd 100% klikt, weet je dat er altijd wel een van de twee kan reageren. In de praktijk is het de gewoonte om elkaar gewoon aan te spreken, en dat helpt enorm. Mevrouw Van den Bergh herhaalt haar vraag over toename van overlast door kamerverhuur. De heer Sijtsma merkt op dat hij dit regelmatig met de burgemeester bespreekt omdat dit momenteel gemonitord wordt. Wanneer je heel veel mensen in een pand zet, heb je al snel overlast. Dat wordt op verschillende manieren aangepakt: via de overlastkant, maar ook via de kant van de mensenhandel. Dat wil zeggen dat er wordt gekeken naar uitbuiting van vooral buitenlanders die voor veel geld met veel mensen op weinig vierkante meters wonen. Als je 25 mensen in een woning zet waar eigenlijk een gezin van zes tot acht personen in past, leidt dat tot onderlinge ruzies. Als het alleen mannen zijn worden in het weekend de kratten bier naar binnen gedragen en dat is niet zo gezellig voor de buren. Mevrouw Van den Bergh vraagt of je met 25 man in een zespersoonshuis mag wonen. De heer Sijtsma antwoordt bevestigend; dat ligt aan de aankleding van het pand. Het is afhankelijk van de grootte van het pand en van de voorzieningen. Dat wordt wel bewaakt, al is dat geen politieaangelegenheid. Je kunt het dus via de bestuurlijke kant of de milieukant of de brandweerkant et cetera aanpakken. Er zijn dus heel veel mogelijkheden om dat aan te vliegen. De heer Bandell merkt op dat dit vraagstuk heel actueel is en dat de raad er veel aandacht voor heeft. In mei wordt dit in een Dordtse Kamer aan de hand van beantwoording van vragen, gesteld aan de wethouder en aan de hand van feitelijke 7
informatie behandeld. Dit vraagstuk kan ook via wethouder Kamsteeg geagendeerd worden. Dat is zojuist afgesproken in de agendacommissie. De heer Moedt complimenteert de redactie voor de goede leesbaarheid van deze stukken. Hij mist bij de partners van het integraal veiligheidsbeleid Rijkswaterstaat, de waterpolitie en mogelijk ook de Zeehavenpolitie. Op de Kil en het Hollandsch Diep is geen verkeersbegeleiding en het zeevaartverkeer bij de Moerdijk en het aantal passagiersschepen en de recreatievaart nemen toe. Recentelijk is er een bijna-ongeval geweest. Reddingsdiensten zijn er in dat gebied niet, met uitzondering van de vrijwillige reddingsbrigade, maar die kunnen bij een gastanker niet veel doen. De brandweer ligt in de binnenstad. Hij wil daar graag meer aandacht voor in het veiligheidsplan. Zijn tweede vraag gaat over het vastleggen van de doelstellingen. Hij vraagt wat de oorzaak is van de afgenomen criminaliteit onder de jeugdigen; zijn er minder jongeren of is het aantal jonge misdaadplegers lager? Om een objectief beeld te krijgen van de cijfers wil hij hier graag antwoord op. De heer Bandell antwoordt dat in de veiligheidsregio is afgesproken dat voor de incidentenbestrijding op het water een vernieuwingsslag gemaakt gaat worden. Er is nu één boot; de vraag is of dat in het kader van de toenemende scheepvaart nog wel helemaal beantwoordt aan de noden van deze tijd. Daar wordt studie naar verricht. De vrijwilligers van de reddingbrigade zijn omgedoopt tot vrijwilliger van de KNRM en dat is de meest professionele vrijwilligersorganisatie waar het gaat om het redden van drenkelingen in heel Nederland. De heer Moedt wil deze mensen niet tekort doen; hij kijkt naar hun uitrusting. Hij kwam ook op deze vraag omdat er afgelopen vrijdag een grote terroristenoefening werd gehouden bij de sluis door de Zeehavenpolitie Rotterdam. De heer Bandell antwoordt dat er veel contact is met de KNRM over die vernieuwingsslag. Het hoofdkwartier van de waterpolitie in Nederland is gevestigd in Dordrecht; dat feit op zich is al een garantie dat er met de waterpolitie veel gebeurt. Terecht wordt gezegd door de verkeerscentrale van Rijkswaterstaat dat er nog steeds delen van de rivieren niet voorzien zijn van radar, met alle gevaren van dien. Daar is herhaaldelijk aandacht voor gevraagd bij het rijk. Het is eigenlijk raar dat bij het toenemende waterverkeer bepaalde scheepvaartbewegingen niet helemaal gevolgd kunnen worden. Het heeft dus zeker de aandacht. Het is een onderontwikkeld gebied in heel Nederland, maar het kan absoluut beter. Landelijk zijn er prestatieafspraken gemaakt tussen de korpsbeheerders en de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. Deze worden vertaald in het Korpsbeleidsplan en in het Districtelijk Beleidsplan. Uiteindelijk komen deze, waar het gaat over het politiedeel, terecht in het Integraal Veiligheidsplan. Er zijn dus zeker doelstellingen en targets die neerslaan in de stukken. De heer Nederpelt merkt op dat de illegale kamerverhuur voor zijn fractie en aandachtspunt is. Afgelopen jaar heeft zijn fractie tijdens de algemene beschouwingen een motie ingediend waarin expliciet aandacht is gevraagd voor de preventieve kant. Hij hoort of ziet daar nog weinig van, in de zin dat er voorlichting wordt gegeven aan mensen over het niet goed benutten van woonruimte. Hij vraagt naar de stand van zaken. Wat betreft de aanpak van verloedering is zijn fractie blij met de graffitimuur. Er schijnt sprake van te zijn dat er ook plakplaatsen komen zodat er legaal geplakt kan worden. Ook daar heeft hij nog niets over gehoord. Het blijkt dat niet alle projectontwikkelaars willen meedoen aan het keurmerk Veilig Wonen. Er is een stuk uit 2001 dat door de Drechtstedengemeenten als uitgangspunt gehanteerd wordt bij nieuwbouwprojecten; een onderdeel daarvan is het keurmerk Veilig Wonen. Hij vraagt zich af wat de relatie hiermee is; kunnen corporaties en projectontwikkelaars niet gedwongen worden om dit keurmerk in hun pakket op te nemen? Hij vraagt wat de status is van het pakket kwaliteitseisen nieuwbouwwoningen uit 2001, want hij maakt zich daar wel zorgen over.
8
In de raad is onlangs gesproken over verkeersveiligheid. Handhaving zou niet mogelijk zijn omdat de inrichting van sommige wegen niet goed is. Hij vraagt wat de stand van zaken is rondom de mogelijke herinrichting van de Schil gelet op de 30 en 50 kminrichting en de mogelijkheid om te handhaven. Er wordt gesproken over deelname aan de werkgroep Fietsendiefstal; hij vraagt welke werkgroep daarmee wordt bedoeld. Hij neemt zelf deel aan de landelijke werkgroep en heeft Dordrecht daar nog nooit gezien. De heer Bandell merkt op dat met betrekking tot de voorlichting aan buitenlanders recent de vraag rond het aanbieden van afval in containers is behandeld. Dat is gebeurd in de eigen taal; daar wordt bij de Stadswinkel aandacht aan besteed. Gelukkig is er met weinig concrete voorlichting al groot succes te bereiken, maar er moet nog wel wat aan gebeuren. De graffitimuur is een succes. Het voorstel over plakplaatsen bereikt op de een of andere manier maar niet het college; hij wacht er zelf ook op. Binnenkort ligt die vraag er al tien jaar. Hij is van mening dat die plaatsen er gewoon moeten komen. Hij zal de wethouder er op wijzen dat dit echt belangrijk is en dat dit vraagstuk in deze raadsperiode moet worden opgelost. Het keurmerk Veilig Wonen kan niet worden afgedwongen; je kunt het hooguit propageren. Er zijn hierin wel al successen bereikt, maar niet in de mate zoals dat was voorgenomen. Je bent afhankelijk van de medewerking van mensen. Waar het is toegepast, is het aantal inbraken meestal tot nul gereduceerd. In juni wordt het overleg over handhaving in 30 km-zones hervat. Er is veel huiswerk meegegeven, niet zozeer specifiek voor de Schil, maar wel voor een aantal andere zaken waar al eerder discussies zijn geweest over wegversmallingen of anderszins snelheidsremmende maatregelen, of het ontbreken daarvan. Er loopt in ieder geval een groot overleg waarin geprobeerd wordt om echt tot resultaat te komen. In juli komt dat opnieuw op de agenda. Mevrouw Holt gaat (zonder microfoon) in op de vraag over de werkgroep fietsendiefstal. De heer Soy heeft een vraag over illegale kamerverhuur. In het handhavingdocument 2007 stonden cijfers, maar in het handhavingdocument 2008 en 2009 ontbreken die. Hij vraagt of die in mei, als dit onderwerp wordt besproken, beschikbaar zullen zijn. Hij denkt dan aan cijfers van het aantal controles, het aantal overtredingen en dergelijke. Het CDA sprak vol lof over de daling van het aantal verkeersslachtoffers; zijn fractie vindt dat ook een positieve ontwikkeling, maar in de regel daarboven ziet zijn fractie helaas een stijging van de verkeersonveiligheid. Verderop leest hij dat de gemeente het gedrag van verkeersdeelnemers wil beïnvloeden; agressief gedrag en te hard rijden verdient de nodige aandacht. In het verleden heeft zijn fractie bij de begrotingsbespreking een motie Meldpunt Roekeloos Rijgedrag ingediend die is aangehouden, waarbij de wethouder is gevraagd meer informatie aan te reiken. Hij vraagt of die informatie in juni kan worden verwacht. Mevrouw Koene merkt op dat 82% van de burgers aangeeft zich over het algemeen veilig te voelen; dat is een hoge score. Zij vraagt of zij ergens heeft kunnen terugvinden hoeveel mensen aan de enquête meegewerkt hebben en of die vraag in bepaalde wijken meer is gesteld dan in andere wijken. Zij heeft toch het idee dat dit percentage geen reëel beeld geeft. De politie gaat de operationele regie voeren over het cameratoezicht op het Leerpark. Het gaat haar erom hoe de follow up is van de camerabeelden. Ze vraagt of door de agressiemicrofoons op de Houttuinen de overlast is verminderd en of hierover een evaluatie te verwachten is. De heer Bandell merkt op dat de heer Soy vraagt naar cijfers met betrekking tot kamerverhuur. Het is volkomen logisch dat wanneer dit onderwerp aan de orde is, er ook cijfers worden gepresenteerd. Aan de motie die is aangehouden, zal de wethouder even herinnerd worden. 9
Er is een forse deelname geweest aan de monitor Veiligheid en Leefbaarheid. Daar komt 82% uit en dat moet vreugde geven. De vraag is wel of de deelname gelijkelijk over de wijken was verdeeld. De heer Van Hengel vult aan dat hij dat niet weet. Hij weet wel dat er een heel breed onderzoek is gedaan en dat er vanuit alle wijken op dat gebied substantiële cijfers zijn gekomen. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een gemiddelde van 82%. Het is overigens niet zomaar een onderzoek; die monitor wordt heel systematisch uitgevoerd. De heer Soy merkt op ten aanzien van de motie over roekeloos rijgedrag dat hij tijdens de consultatieavond met iemand van de politie heeft gesproken; die was daar vol lof over. Hij vraagt wat de vandaag aanwezige afgevaardigde van de politie van een dergelijk meldpunt vindt. Het is ingevoerd in de Hoeksche Waard; hij vraagt of de politie daar kennis van heeft genomen. De heer Sijtsma antwoordt dat hij geen meldpunt roekeloos rijgedrag kent, ook niet in de Hoeksche Waard. Hij weet wel dat er een meldpunt binnen de politie is voor asociaal rijgedrag; mensen kunnen daarmee telefonisch bekeurd worden. Een politieagent geeft in zijn of haar vrije tijd ervaringen door in de vorm van een op te maken proces-verbaal. Dat heet in de volksmond de Hufterlijn. Dat werkt wel; hij denkt dat dit ook zou kunnen werken bij roekeloos rijgedrag. De vraag is wel hoeveel mensen er aan meedoen. Hij vermoedt dat er voldoende mensen aan mee zullen doen. Of het voldoende juridische basis heeft om ook tot vervolging over te kunnen gaan ligt ingewikkelder. Je kunt wel betrokkenen aanspreken; dat gebeurt naar zijn idee in de Hoeksche Waard, en dat heeft effect. Het cameratoezicht op het Leerpark is in voorbereiding. De bedoeling is dat daar, zeker bij bijvoorbeeld evenementen, live wordt uitgekeken. Dat betekent dat de politie daar een reactie op kan geven. Het is een juridische verplichting dat dit onder de regie van de politie valt. De camerabeelden, ook van de openbare orde, zijn eigendom van de politie, waardoor de politie altijd de regie zal moeten voeren. Soms is dat op afstand, maar het betekent wel dat de politie actief bezig is met het waarborgen van de privacy. De beelden zijn niet zomaar voor iedereen toegankelijk. Mevrouw Zengin vraagt of het noodzakelijk is om daar camera’s te hangen. De heer Sijtsma antwoordt dat er op dit moment een ontwikkeling gaande is waarbij je zegt dat je het maar beter voor kunt zijn. Het is zeker niet zo dat er daar niets gebeurt; het is ook zeker niet zo dat het uit de hand loopt, maar er zit naar zijn idee een leertool aan. Er zit daar een onderwijsinstelling waar mensen het beveiligingsvak leren; het is mooi om zoiets op eigen gebied als leertool te hebben. Meegenomen is dat als er wat gebeurt, dit onder toeziend oog van de camera is, zodat de politie kan optreden. De aanleiding is niet dat het daar zo crimineel is dat er geen andere keus is. De andere kant is dat als de camera’s er eenmaal zijn, er ook een preventieve werking van uitgaat. De overlast in de Houttuinen terugbrengen is niet de doelstelling van de agressiecamera; die is nadrukkelijk gericht op agressie onderling, als bezoekers van in dit geval De Kazerne, danwel in de richting van de portiers. Daar bevindt zich ook de camera. Hij heeft wel de indruk dat de agressie aan het afnemen is. Er komt een evaluatie; het is een pilot van een jaar. De voorzitter schorst de vergadering. SCHORSING De voorzitter hervat de vergadering en kondigt de presentaties aan van de heer Hartog, mevrouw Horsman en de heer Hoeksma. De hand-outs van de eerste presentatie worden uitgereikt. Ze geeft het woord aan de heer Hartog van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid. Na de presentatie is er gelegenheid om vragen te stellen.
10
Mevrouw Koppens merkt op dat de eigenaren van horecagelegenheden een vergunning hebben. Bezien vanuit het oogpunt van leefbaarheid vindt zij het vreemd dat er herhaaldelijk overtredingen mogen gebeuren, bijvoorbeeld geluidsoverlast, zonder dat dit consequenties heeft voor de vergunning. De heer Hartog antwoordt dat er in Nederland geen wet is die stelt dat je je vergunning kwijt bent als je bijvoorbeeld in twee jaar tijd 10 keer de wet overtreedt. De heer Bandell vult aan dat er wel bestuurlijke maatregelen mogelijk zijn bij herhaling van gegronde klachten, bijvoorbeeld het beperken van de openingstijden. Dat is een bevoegdheid van de burgemeester. Als er sprake is van ongeoorloofde drugshandel, dan kan de zaak gedurende drie maanden gesloten worden, zoals over een paar dagen in Dordrecht ook zal gebeuren. Het kan dus wel. Het komt niet vaak voor en het wordt niet altijd meteen in de krant gezet, maar het is nu wel besloten. Er worden nogal eens serieuze bestuurlijke waarschuwingen uitgedeeld. Mevrouw Koppens vraagt of de Milieudienst hem daarover informeert. De heer Bandell antwoordt dat hij soms een rapportage van de Milieudienst verwacht; meestal is het een bestuurlijke rapportage van de politie. De betrokkenen hebben uiteraard alle mogelijkheden tot bezwaar en beroep. Maar er is een scala aan maatregelen. Meestal helpt een waarschuwing. Mevrouw van den Bergh vraagt naar de benadering, niet vanuit wetgeving, maar vanuit activiteiten als het om kamerverhuur gaat. Zij kan zich daar concreet nog niet veel bij voorstellen. Het bestuur bepaalt het acceptatieniveau, zo is gezegd, maar de bevoegdheden worden volgens haar toch ontleend aan wetten en bepalingen. Ze vraagt om verduidelijking van het “grijze gebied”. De heer Hartog antwoordt dat hij heeft geprobeerd aan te geven dat in het kader van de handhaving je natuurlijk te maken hebt met wetten. De Milieudienst wil meer dan voorheen uit de sectorale benadering komen. Je hebt immers te maken met de Woningwet, met de wet Milieubeheer, met een APV, de wet op de Ruimtelijke Ordening. De Milieudienst ziet dat meer als een toolbox. Als je bijvoorbeeld de scholen veilig wilt laten functioneren, welke tool heb je dan nodig om daar effectief op toe te zien? Moet je meer op de brandveiligheid letten of juist meer op overlast? Anders dan voorheen wordt dat nu meer integraal afgewogen, in plaats van dat elke dienst apart een zaak bekeek. Het bestuur bepaalt welk accent ze op welke activiteit wil gaan leggen. De heer Nederpelt vraagt of er ook sprake is van samenwerking met de Belastingdienst om in één keer een pand of complex integraal te benaderen. De heer Hartog antwoordt dat hij niet vooruit wil lopen op de discussie in mei. Het overlastgevende panden-project (het MOEL project, Medewerkers Oost-Europese Landen) is nu juist een project waarbij je met alle partijen kunt samenwerken. Bij een pand waar misstanden worden aangetroffen, wordt bekeken waar de eigenaar van het pand het beste op aangesproken kan worden. Aan de belastingdienst wordt dan gevraagd om de administratie in te duiken. De heer Mostert merkt op dat Dupont de Nemours een risicovol bedrijf is; hij vraagt of de hoogte van het risico acceptabel is. Hij vraagt of het spoor een rol speelt bij de Milieudienst; dat loopt dwars door de stad. Hij heeft dat niet horen noemen. De heer Hartog antwoordt dat de lijst geen bepaalde volgorde heeft als het gaat om de hoogte van de risico's. Dupont ligt onder provinciaal bevoegd gezag, maar de Milieudienst neemt als inspectie de afhandeling van klachten bij provinciale inrichtingen mee. Een ander voorbeeld is het rangeerterrein Kijfhoek. Als daar klachten over binnenkomen, is de Milieudienst als eerste ter plaatse. Er komen gemiddeld drie klachten per week binnen. De heer Bandell antwoordt met betrekking tot Dupont dat het rampenbestrijdingsplan recent opnieuw is vastgesteld; dat wordt regelmatig geactualiseerd. Het vraagstuk externe veiligheid spoorzone is een levensgroot vraagstuk waarvoor op alle mogelijke terreinen wordt geprobeerd aandacht te krijgen van de rijksoverheid. 11
De heer Moedt merkt op dat de meldkamer van de Milieudienst wordt gedeeld met de brandweer en de politie. Hij vraagt hoe dit is gecommuniceerd naar de buitenwereld; zijn zoektocht op Internet naar incidentenbestrijding leverde twee websites in heel Nederland op. Hij vraagt of de medewerkers van de politie en de brandweer op de hoogte zijn van de wet Kwalibo voor wat betreft melding van incidenten. De heer Hartog antwoordt bevestigend. De meldingen en klachten worden via de meldkamer direct doorgegeven aan de wachtdienst die op dat moment in het gebied rondrijdt danwel stand-by is. De heer Moedt merkt op dat men vaak de politie belt. De heer Hartog antwoordt dat dat dan wordt doorgeleid naar de Milieudienst. De Milieudienst gaat er dan heen. Andersom gebeurt dat ook. De heer Goos merkt op dat voor zover hij weet recidive bij verkeersovertredingen meegewogen wordt bij het bepalen van de strafmaat; hij vraagt of dit hier ook toegepast kan worden. De heer Hartog antwoordt dat dat zou kunnen. In het kader van het bestuurlijk recht kunnen er aanleidingen zijn om te zeggen: nu is het afgelopen. Mevrouw Horsman vult aan dat milieuzaken worden behandeld door het functioneel parket. Dat is een andere tak binnen het OM. Over het algemeen is het wel zo dat als er sprake is van recidive, de eis van de officier hoger zal zijn. Bij veelplegers kun je daar staatjes van maken, maar dat is hier niet het geval. Maar over het algemeen wordt er een hogere straf geëist als er sprake is van recidive. Mevrouw Koene vraagt weke tool de heer Hartog in handen zou willen hebben om de overlast bij kamerverhuur te kunnen beperken en of de Milieudienst daar voldoende mensuren voor beschikbaar heeft. De heer Hartog antwoordt dat die laatste vraag een lastige is. Als je hier sectoraal naar kijkt, kun je onvoldoende doorzettingsmacht kunt organiseren. Je moet het dus meer zoeken in de combinatie. Soms is de FIOD een veel krachtiger instrument dan schermen met het feit dat er geen goede nooduitgang is. Waar dat mogelijk is, wordt gezamenlijk opgetrokken, maar er wordt ook gekeken naar dat gereedschap wat op dat moment het meest krachtig is. Er is een goede 2.200 uur ingezet in 2008. Als de markt ook wordt opengesteld voor Roemeense en Bulgaarse gelukszoekers, zal er een fors aantal uren nodig zijn om bepaalde doelstellingen te halen. Zo niet, dan zullen die moeten worden bijgesteld. De voorzitter geeft het woord aan mevrouw Horsman. Mevrouw Horsman, OM geeft een presentatie over het Veiligheidshuis. Het convenant tussen ketenpartners inzake het Veiligheidshuis arrondissement Dordrecht Zuid-Holland Zuid, alsmede een infobulletin voorjaar 2008 van Ketenkamers wordt uitgereikt. De hand-outs zullen achteraf worden uitgereikt. De voorzitter geeft aan dat de geagendeerde stukken als achtergrond kunnen worden gebruikt en geeft gelegenheid tot het stellen van vragen. Mevrouw Bonnema vraagt wat de positie van de scholen is in de keten; die hebben wel degelijk een rol. Ze vraagt of zij partner zijn. Ze vraagt naar de verhouding en het effect van meldingen van huiselijk geweld in relatie tot aangiften. Zij kan zich voorstellen dat een aangifte doen een hogere drempel is dan een melding en vraagt welke acties daar op gezet worden. Huiselijk geweld betreft ook kinderen die hun ouders mishandelen; ze vraagt naar de ervaring hiermee. Misschien is het goed om dit in de communicatie aan te vullen. De heer Tazelaar vindt de genoemde aantallen van huiselijk geweld schrikbarend. Hij vraagt of dat in alle milieus voorkomt en of de oorzaken nagegaan worden, zodat er iets aan gedaan kan worden. 12
Mevrouw Horsman antwoordt dat de scholen geen partner zijn; Bureau Leerplicht is dat wel. Die heeft relaties met de scholen, net als de gemeenten. Het is een bewuste keuze om niet iedereen binnen te halen, anders blijft het coördineren om het coördineren. Bijvoorbeeld de scholen hebben daar hun eigen verantwoordelijkheid in. Meldingen van huiselijk geweld worden niet altijd gevolgd door een aangifte; dat ligt gevoelig. Het OM kan wel ambtshalve vervolgen, mits er voldoende gegevens zijn. Of een verbalisant maakt een proces-verbaal op na het aantreffen van een slachtoffer met letsel. Dan kan er vervolgd worden zonder aangifte. Het OM heeft natuurlijk wel bewijs nodig. Het is inderdaad zo dat kinderen hun ouders mishandelen; het is een punt van zorg dat er jeugdigen zijn met grote gedragsproblematiek. Dat kan zich uiten in huiselijk geweld. Dan is het strafrecht een tijdelijk afkoelmiddel, maar dan is het wel van belang dat je iets met die kinderen kunt doen, bijvoorbeeld een uithuisplaatsing en onder toezichtstelling. Daar is nu wel de zorg dat het aantal behandelplaatsen in Nederland onder druk staat. Daar waar het verantwoord kan, wordt het strafrecht toegepast, maar wordt wel geprobeerd om iets anders met het kind te gaan doen. Het komt voor en ze is van mening dat er adequaat wordt opgetreden, maar het begint natuurlijk wel met de ouder die eerst een melding moet doen. Zij heeft geen onderzoeksgegevens, maar denkt dat huiselijk geweld in alle milieus voorkomt. Over de oorzaken zijn heel veel boeken geschreven. Het is een grote zorg en zij is blij dat het nu in de openheid komt. Het OM zorgt er samen met de reclassering voor dat bij de ‘lichtere’ gevallen iemand zo snel mogelijk in de behandeling komt. Het huisverbod dient om af te koelen, dan is er het strafrecht en de behandeling om dingen bespreekbaar te maken. Maar het is iets waar de laatste pennenstreek nog niet over is geschreven. De heer Mostert vraagt hoe het komt dat het aantal aangiften van huiselijk geweld daalt. Mevrouw Horsman antwoordt dat dat de grote vraag is. Het doen van aangiften wordt gestimuleerd, maar desondanks daalt het aantal aangiften. Komt dat omdat er minder huiselijk geweld is, of omdat men geen aangifte wil doen? Zij zou het antwoord op die vraag heel graag willen weten. Mevrouw van den Bergh vraagt of het criminaliteitsbeeld afwijkt van het landelijke beeld, of dat dat overeenkomt. Ze vraagt of de keten voorkomt dat veel hulpverleners tegelijkertijd met een gezin bezig zijn zonder het van elkaar te weten, en wie dat coördineert. Ze vraagt of er meer uithuisplaatsingen van jongeren zijn en of er dan geschikte plekken zijn. Dergelijke jongeren worden vaak in gevangenissen geplaatst. Mevrouw Horsman antwoordt dat veel vragen niet op haar bordje liggen. De Criminaliteitsbeeldanalyse is nu twee jaar oud; landelijk is er geen vergelijking mogelijk. Zij kan dus niet zeggen of er verschillen zijn, maar die analyse wordt weer gemaakt. De informatievoorziening kan over en weer beter; via de Centra voor Jeugd en Gezin zijn er wel al heel wat stappen gezet. Het gaat erom dat je de afstemming beter maakt, maar dat is niet haar terrein. Ze weet niet of er meer of minder uithuisplaatsingen zijn; het is een middel waar een kinderrechter heel terughoudend mee omgaat, en terecht; het is een heel zwaar middel. Zij weet wel dat op dit moment een uithuisplaatsing tot gevolg heeft dat iemand in een pleeggezin of opvanghuis wordt geplaatst. Wettelijk is nu bepaald dat strafrechtelijke en civielrechtelijke opvang gescheiden zijn in de jeugdinrichtingen. Het is dus niet meer zo dat een kind onterecht in een jeugdgevangenis zit. Het zijn aparte afdeling geworden. Alleen zijn er te weinig opvangplaatsen, dus wat je wel af en toe ziet is dat voor een aantal kinderen de politie feitelijk wordt misbruikt; er wordt dan gekeken of er toch iets met het strafrecht kan en dat is wel een zorg. Want dat is geen politietaak, en het kind moet eigenlijk opgevangen worden. Maar dat is meer een vraagstuk voor de landelijke politiek.
13
De heer Hoeksma verzoekt de aanwezigen plaats te nemen rond een tafel waarop een maquette is geplaatst. Hij presenteert de tweede uitrukpost van de brandweer en licht het geheel toe. Mevrouw Koene vraagt of de aanrijtijden worden gehaald. De heer Hoeksma antwoordt dat dat met de tweede uitrukpost overal het geval zal zijn, dus ook in Sterrenburg, aan de zuidkant. Burgemeester Bandell vertelt dat de ambulancedienst van Maasplaza wordt verplaatst naar de nieuwe uitrukpost van de Brandweer; die vallen beide onder Zuid-Holland Zuid, waardoor ook de aanrijtijden voor de ambulances worden verkleind. Dat voorstel is nog niet helemaal rond; het moet ook nog in B&W komen, voorzien van een kredietvoorstel. Hij hoopt dat een en ander nog voor de zomervakantie op tafel kan komen. De voorzitter dankt de heer Hoeksma voor de toelichting op de maquette. Mevrouw Koppens vraagt of de heer Sijtsma weer aanwezig zal zijn bij de volgende vergadering; ze heeft gevraagd om een definitie van overlast en van overlastgevende panden. De heer Bandell antwoordt dat die definitie als volgt luidt. Overlast is het resultaat van het gedrag van een bewoner (van een pand) dat regelmatig of voortdurend optreedt, waardoor één of meer omwonenden ernstig in hun woongenot worden gestoord en/of in hun vrijheid worden belemmerd, of waardoor de individuele bewoner zichzelf schade toebrengt op last van omwonenden. Het gaat derhalve om situaties van structurele en aanhoudende overlast, veroorzaakt vanuit gebouwen of gerelateerd aan het gebruik ervan. Hierbij kan worden gedacht aan agressief of intimiderend gedrag richting omwonenden, drugshandel, drugsgebruik, criminaliteitgerelateerde overlast, overlast door onvermogen, namelijk psychische stoornis, verslaving en dergelijke. Deze definitie is bekrachtigd door het gemeentebestuur, de politie Zuid-Holland Zuid, de GGD ZuidHolland Zuid en de Dordtse woningcorporaties op 2 februari 2006. Mevrouw Koppens merkt op dat er soms onduidelijkheid schijnt te zijn over wie waarop gaat handhaven. De heer Bandell antwoordt bevestigend; dat klopt. Dat is ook onderwerp van overleg, ook gelet op de kwantiteit van de overlast, waardoor je echt beleid moet ontwikkelen en niet alleen op basis van een of twee meldingen aan de gang gaat om het beleid te herzien. Dat is de afweging waar je allemaal voor staat. Maar de definitie is het uitgangspunt sinds 2006. De voorzitter concludeert dat de volgende Raadsinformatiebrieven als hamerstuk naar de raad kunnen: Raadsinformatiebrief over Jaarplan Integrale Veiligheid 2009 (136675) Raadsinformatiebrief over jaarplan Handhaving 2009 (144940) Raadsinformatiebrief jaarplan Handhaving 2008 (118541) Raadsinformatie over Jaarverslag Handhaving 2007 (118600) Voor wat betreft het vaststellen van de Verordening tot wijziging van de APV Dordrecht (4e wijziging) (152891) verzoekt GroenLinks om bespreking. Burgemeester Bandell stelt voor dat dit dan meegenomen wordt in het agendaoverleg. De politie kan tot de vaststelling een feit is, niet echt optreden bij overlast als gevolg van alcoholgebruik op de openbare weg. Je moet hinderlijk gebruik kunnen aantonen. Op verzoek van een aantal fracties is dit stuk op deze manier voorbereid. Het wordt waarschijnlijk ergens eind mei. De voorzitter vraagt of GroenLinks in kan stemmen met agendering als hamerstuk met eventueel een stemverklaring. Dat is het geval. De Raadsinformatiebrief over cameratoezicht Leerpark (138029) gaat als hamerstuk naar de raad met een stemverklaring van GroenLinks. 14
De Raadsinformatiebrief over invoering integratie gebiedsgerichte aanpak afdeling Toezicht (158550) gaat als hamerstuk naar de raad. De voorzitter sluit de vergadering onder dankzegging voor de inbreng.
15