het magazine van de belgische ont wikkelingssa menwerking
tweemaandelijks magazine maart-april 2009
nr.2
P308613 A fgiftekantoor B russel X
DOSSIER: DE ZUIDKANT VAN DE ECONOMISCHE CRISIS Impact op het zuiden: kan ontwikkelingssamenwerking het verschil maken? Een scharniermoment voor duurzame keuzes
THEMATISCHE FICHE Van Bretton Woods tot Doha
maart-april
2009
dimensie
1
Dossier : de zuidkant van de economische crisis Groeiend besef dat crisis hard toeslaat in het zuiden
04 Dossier : Het 'dure leven' in de Afrikaanse kleinhandel
"Terwijl de hele wereld zich het hoofd breekt over reddingsplannen voor banken en herstelplannen, mogen we niet vergeten dat de armen in ontwikkelingslanden een veel groter risico lopen wanneer hun economie het laat afweten. Dit is een wereldwijde crisis die een wereldwijde oplossing vergt."
08
Rebert Zoellick, president van de Wereldbank Dossier :
Een scharniermoment om de juiste keuzes te maken
15 Dossier : Alweer een crisis! Wat ze erover zeggen
18 Op nauwelijks enkele maanden tijd kenden de Noord-Zuidhandelsstromen een significante terugval.
HET MAGAZINE VAN DE BELGISCHE ONT WIKKELINGSSA MENWERKING
TWEEMAANDELIJKS MAGAZINE MAART-APRIL 2009
P308613 A
B
.2
X
DOSSIER: DE ZUIDKANT VAN DE ECONOMISCHE CRISIS Impact op het zuiden: kan ontwikkelingssamenwerking het verschil maken? Een scharniermoment voor duurzame keuzes
THEMATISCHE FICHE Van Bretton Woods tot Doha
En verder... -
2009
dimensie
1
Het blad van de Belgische ontwikkelingssamenwerking Tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) Redactie: DGOS Directie Sensibiliseringsprogramma’s Karmelietenstraat, 15 | B-1000 Brussel Tel: 0032 (0)2 501.48.81 – Fax: 0032 (0)2 501.45.44 E-mail:
[email protected] www.diplomatie.be | www.dgos.be Redactiesecretariaat: Elise Pirsoul, Jean-Michel Corhay, Chris Simoens Lay-out en productie: www.propaganda.be De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGOS of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Dimensie 3 verschijnt 5 maal per jaar om de 2 maanden, behalve in de zomer. Abonnement: gratis in België en in het buitenland. Gedrukt op chloorvrij papier, met FSC-label.
2
dimensie
maart-april
2009
Groeiend besef dat crisis hard toeslaat in het zuiden
04
Hoe kan ontwikkelingssamenwerking het verschil maken?
07
Het 'dure leven' in de Afrikaanse kleinhandel
08
Tekort aan dollars doet economie slabakken
10
Thematische fiche: Van Bretton Woods tot Doha
11
Een scharniermoment om de juiste keuzes te maken
15
Alweer een crisis! Wat ze erover zeggen
18
Een goed milieu voor duurzame vrede
20
Mondige burgers voor beter bestuur?
21
Puntkomma
22
De situatie van de kinderen in de wereld 2009
24
Een kwestie van verantwoordelijkheidszin “Crisis, crisis, crisis!” Er gaat geen dag voorbij of dit dramatisch geladen woord duikt op in de media of in gesprekken, net zoals andere vergelijkbare begrippen: recessie, werkloosheid, inflatie… Alsof de mensheid in een negatieve spiraal is terechtgekomen, een niet te stoppen neerwaartse beweging… Maar is dit wel zo? Bij de pakken blijven zitten zal niemand vooruithelpen, actie is het sleutelwoord! Er moet een mogelijkheid zijn om de negatieve gevolgen van de crisis op korte termijn te beperken, invloed uit te oefenen op de langetermijneffecten en, waarom niet, de mechanismen in vraag te stellen die tot de crisis hebben geleid. Vandaag is iedereen het ermee eens: er werd te veel verspild, te kwistig omgesprongen met mensen en middelen, te onbeschaamd vervuild, te onstuimig op de beurs gespeculeerd, te weinig geluisterd, en er was te weinig solidariteit. Maar was dat overal zo? Neen, het zuiden treft geen schuld aan deze uit het noorden overgewaaide crisis. Daar was het niet mogelijk te verspillen, te vervuilen, te speculeren. En toch wordt het zuiden voor de zoveelste keer meegezogen in de maalstroom (zie p.4). Maar voor wie weinig bezit, voor wie 80% van zijn budget aan eten uitgeeft, brengt elke extra uitgave de basisbehoeften in gevaar. De crisis slaat in absolute cijfers weliswaar harder toe in het westen, maar terwijl een Belg misschien zijn vakantieplannen moet opgeven, moet een Nigeriaan een maaltijd per dag schrappen. De instorting van het systeem verrast sommigen niet, zoals we hebben kunnen vaststellen bij de voorbereiding van de interviews voor dit dossier: de kleine boeren uit het zuiden hadden moeite om een plaats te veroveren in het globale systeem (zie p.8) en de Belgische onderzoeker Peter Tom Jones (zie p.15) is voorstander van een meer ecologische economie. Sinds geruime tijd pleiten zij voor een billijker systeem met een duurzaam gebruik van de middelen. In deze redeneringen tekent zich een gemeenschappelijk idee af: de crisis kan ook een keerpunt zijn waarbij iedereen wordt verplicht na te denken en betere keuzes te maken.
© Couverture : J.M. Corhay
In elk geval is dat de lijn die België wil aanhouden op de volgende Staten-Generaal van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, waar Belgische beleidsmakers en nietgouvernementele organisaties zullen reflecteren over het thema “De impact van de financiële en economische crisis op Afrikaanse lage-inkomenslanden”. In de actuele toestand moet het noorden meer dan ooit solidariteit betonen met het zuiden. Dat is gewoon een kwestie van verantwoordelijkheidszin. De ontwikkelingssamenwerking moet als instrument van de internationale solidariteit haar plaats opeisen in dit debat. Breekt na deze woelige jaren het tijdperk van de verantwoordelijkheidszin aan?
De redactie
maart-april
2009
dimensie
3
Dossier
© fremantleport.com
GROEIEND BESEF DAT DE CRISIS HARD TOESLAAT IN HET ZUIDEN
Dagelijks behandelen de media wat deze crisistijd zoal aanricht in onze levens. De mondiale crisis is alomtegenwoordig. Toch kijken media en experts meestal enkel naar wat zich afspeelt onder de eigen kerktoren. Heeft de crisis dan geen effect op de landen in het zuiden? Natuurlijk wel, daarvoor is onze wereld te sterk gemondialiseerd. Arme landen zijn amper aanwezig op de internationale financiële markten. De financiële crisis zal hen dan ook veel minder hard treffen. Dat was de ietwat vluchtige mening van menig expert. Echter, een ongeluk komt nooit alleen, ook niet in arme landen. De financiële crisis heeft een groeivertraging van de mondiale economie ingezet, met serieuze gevolgen voor alle landen. Inderdaad, de hoop bestaat dat de ontwikkelingslanden minder beschadigd uit de mondiale crisis zullen komen. Wat het bankwezen betreft, blijft het risico zeer beperkt. Afrikaanse banken opereren vaak los van de wereldmarkt. Ze hebben zich ook heel wat minder ingelaten met financiële cowboy-instrumenten dan de banken die nu moeten bedelen bij westerse overheden.
Het regent barre berichten Media spuiden het voorbije half jaar het ene barre economische bericht na het andere. De totale wereldhandel daalt, en dat heeft zich niet meer voorgedaan sinds 1982. Het Internationaal Monetair Fonds voorspelt voor 2009 een mondiale groei van amper 0,5%, het laagste cijfer in de afgelopen 60 jaar. Voor Sub-Sahara Afrika verwacht men een daling van de groei van 5,3% in 2008 tot 3,3% in 2009. In Latijns-Amerika zou de groei zelfs afnemen tot slechts 1,5%. Daar speelt de sterke verwevenheid van het handelssysteem met dat van de VS in hun nadeel.
4
dimensie
maart-april
2009
In lage-inkomenslanden zal de groeivertraging nefast zijn. Een groot deel van de bevolking leeft er net boven de armoedegrens en is dus buitengewoon kwetsbaar voor economische veranderingen. De Wereldbank schat dat "elke 1% terugval van de economische groei in ontwikkelingslanden, 20 miljoen mensen kan toevoegen aan de armoedelijst”. De bank becijferde dat, als de voorspelde groeivertraging in de ontwikkelingslanden zich voltrekt (van 6,3% in 2008 naar 3,3% in 2009), ruim 46 miljoen mensen tot de bedelstaf zullen worden gebracht.
De geboekte vooruitgang op het vlak van de Millenniumdoelen dreigt verloren te gaan. Vooral op het vlak van de moedersterfte, kindersterfte, onderwijs en volksgezondheid dreigen we de 2015-doelen niet te halen. Anno 2009 vertoont de meting van de vooruitgang voor Millenniumdoelen 2, 4, 5 en 7 een groot tekort. (zie grafiek 1) Wat de tewerkstelling betreft, liegen de cijfers er evenmin om. De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) voorspelt dat er in 2009 20 à 40 miljoen werklozen zullen bijkomen. Ontwikkelingslanden zien hun tewerkstelling minder dalen dan rijke
Grafiek 1 Alle ontwikkelingslanden 100 % 80 % 60 % 40 % 20 % 0% MDG1a:
Extreme armoed
MDG1c:
Honger
MDG2:
Basisonderwijs
n % van doel bereikt in 2007* n
MDG3:
Gendergelijkheid
MDG4:
Kindersterfte
MDG5a:
MDG7c:
Toegang tot drinkbaar water % van doel te bereiken in 2007 om op schema te zitten
* Meest recente jaar waarvan men over data beschikt
Bron: World Bank, Global Monitoring Report 2009, February 2009.
Moedersterfte
MDG7c:
Toegang tot sanitaire voorzieningen
Dossier : de zuidkant van de economische crisis
regio’s, maar daar moeten de cijfers in het juiste perspectief worden begrepen. Veel mensen zijn er weliswaar aan het werk, maar ze verdienen bitter weinig. Het zijn werkende armen; ze leven met minder dan 2 dollar per dag.
De neergang van financiële stromen Het is nog te vroeg – de crisis houdt verder aan – om de impact precies op te meten, maar het is nu al duidelijk dat deze crisis wereldwijd huishoudt, ook in de armste landen. De grote financiële stromen richting het zuiden drogen op. Uitvoercijfers en handel lopen terug. Heel wat landen in het zuiden zijn afhankelijk van de uitvoer van grondstoffen. Tussen 2003 en 2007 kenden de grondstoffenprijzen een nooit eerder geziene boom. De vraag was hoog, het aanbod ontoereikend. Maar de huidige recessie deed de prijzen scherp dalen. Vooral de prijs van olie, mineralen en metalen ging in vrije val. Ontwikkelingslanden waarvan de grondstoffenexport een belangrijk deel is van hun broodwinning – het zijn er heel wat - zien hun inkomsten fors inkrimpen. In Katanga, de mijnprovincie van DR Congo, kreeg de mijnindustrie al rake klappen. Meer dan 75 kobalt- en koperontginningsbedrijven schorsten of verminderden er hun productie. Maar liefst 80% van de mijnen ligt er stil. 300.000 kompels stonden prompt op straat. Remittances nemen af. De belangrijkste brug tussen ontwikkelingslanden en de rest van de wereld zijn de migranten. Wereldwijd sturen migranten meer geld op naar hun land van oorsprong (ruim 200 miljard euro remittances in 2007), dan het totale hulpbudget van alle donoren samen (92 miljard euro in 2007). 60 tot 80% van het opgestuurde geld wordt uitgegeven aan basisnoden zoals voedsel, onderdak en kledij. Het staat buiten kijf dat deze geldstroom een van de beste armoedebestrijders is. Echter, een economische recessie betekent
voor de migrant een verlies aan capaciteit om centen op te sturen. Ook zijn ze vaak de eerste slachtoffers in tijden van besparingen. Sommigen verliezen hun baan, voor anderen wordt het leven duurder. Landen waar remittances een groot deel van het BNP uitmaken – 43% in Guyana, 35% in Haïti en meer dan 20% in Burundi, Jordanië en Lesotho – worden hard getroffen.
Grafiek 2 25
tes over hogere hulpbudgetten reeds verwaterden bij menig donor, staan de budgetten nu extra onder druk. De neiging om de vinger op de knip te houden wordt groter. Tijdens de bankencrisis van '90-'93 konden we scherpe dalingen in de hulpbudgetten optekenen, onder meer in Finland, Japan, Noorwegen en Zweden. In Finland nam het BNP met 11% af, het hulpbudget met maar liefst 60%. Ierland heeft al een daling van het hulpbudget met 10% aangekondigd. Daarmee volgt het een trend ingezet door Italië (halvering) en Frankrijk.
20 15 10 5
Baseline Voorspelling
0 -5
2005 2006 2007 2008 2009 2010
-10 Bron: Wereldbank
Veel arme families voelen de crisis nog het hardst via de teruglopende remittances. Halfweg 2008 nam de groei van het mondiale volume aan remittances sterk af, om in 2009 zelfs tot een geschatte daling van 6% te komen (zie grafiek 2). Western Union, een bedrijf dat tot in alle uithoeken van de wereld geldoverdrachten organiseert, bevestigde aan Dimensie 3 dat "het aantal geldoverdrachten afneemt, alsook het bedrag per transactie". Hulpbudget onder druk. Terwijl de belof-
En toch kan het anders. 34 landen kondigden al voor zo’n 1.750 miljard euro herstelmaatregelen aan. Duizelingwekkende getallen. Vergeten we de armen niet? Onderzoek van de OESO toont aan dat burgers in financiële crisistijden, tegen alle verwachtingen in, van een verhoogde steun voor ontwikkelingssamenwerking getuigen. De uitdaging voor de donorgemeenschap bestaat er dus in om haar mooie beloftes daadwerkelijk te volbrengen, en tegelijkertijd de efficiëntie van de hulp verder te verbeteren. België is vast van plan haar groeipad, om de 0,7%-norm reeds in 2010 te behalen, te behouden. Investeringen drogen op. Voor lageinkomenslanden zoals Tsjaad, Mauritanië, Soedan en Zambia zijn buitenlandse investeringen de grootste instroom van vers geld. In vergelijking met remittances en het hulpbudget is dit de meest volatiele >
Opleidingen in Financieel Beheer Correct financieel beheer door bankpersoneel en ambtenaren is van cruciaal belang om duurzame ontwikkelingsstrategieën efficiënt te implementeren. Via het Internationaal Monetair Fonds (IMF) draagt België bij aan een opleidingsprogramma voor personeel van Centrale Banken en Ministeries van Financiën in Afrikaanse landen.
Het 'financieel personeel', afkomstig uit zowel Belgische partnerlanden als nietpartnerlanden, genoot van twee opleidingen in financieel beleid en macroeconomisch management. Door het succes van de opleidingen heeft het IMF beslist dit programma te verlengen. Ook aan het nieuwe opleidingsprogramma zal België bijdragen.
maart-april
2009
dimensie
5
Dossier
Dossier : de zuidkant van de economische crisis > kapitaalstroom, want investeringen reageren volgens de grillen van de markt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de crisis de investeringen op een laag pitje zet. Hoe schaarser de centen, hoe meer bedrijven en banken hun investeringsplannen terugschroeven. Het vertrouwen is zoek.
aldus onder druk, terwijl ze net nu efficiënt moeten samenwerken, meer inkomsten moeten genereren, extra leningen moeten binnenhalen en sociale programma’s moeten beschermen.
Mondiale aanpak
© E.Pirsoul/DGOS
De internationale gemeenschap moet opletten dat de economische toestand niet ontaardt in een humanitaire crisis. De geschiedenis leert ons dat een economische terugval impact heeft op menselijke ontwikkeling. Studies tonen aan dat bij een groeivertraging de kindersterfte stijgt, het aantal kinderen dat de basisschool afmaakt daalt en de levensverwachting afneemt: net die gevoeligheden waaraan nog hard dient te worden gewerkt indien we de Millenniumdoelen willen behalen (zie grafiek 1).
Een gezin wacht op het opgestuurde geld van een familielid in het buitenland voor het kantoor van Western Union.
In 2007 beliepen de buitenlandse investeringen in ontwikkelingslanden ongeveer 1 biljoen dollar en waren ze goed voor 8% van het mondiale BNP. Die investeringsstroom is nu gehalveerd tot 500 miljard dollar, een gelijkaardig effect als tijdens de groeivertraging van 2000-2001. Wisselkoersen dalen en rentevoeten stijgen. De plotse terugtrekking van buitenlands kapitaal uit arme landen veroorzaakte een scherpe val van de wisselkoersen van lokale munten. De Zuid-Afrikaanse rand verloor op een maand tijd 35% van zijn waarde, de Filippijnse peso 12,3%. Met het verdampen van de buitenlandse investeringen, stegen ook de risicopremies en de rentevoeten op de kapitaalmarkten. Lenen op de internationale markt wordt bijgevolg duurder.
Zwak bestuur Terwijl menig economist een tijd geleden nog een zwakke invloed van de crisis op arme landen voorspelde, groeit nu de groep experts die overtuigd is van de diepgaande gevolgen. Maar het blijft niet bij economische effecten alleen. De bestuursindicatoren van de Wereldbank – politieke stabiliteit, overheidsefficiëntie, rechtsstaat en corruptiecontrole - vertonen negatieve trends wanneer de economische groei afneemt. De bestuurscapaciteit van overheden staat
6
dimensie
maart-april
2009
op lange termijn. Ontwikkelingsdenkers sturen aan op investeringen in hernieuwbare energie, gezondheidsvoorzieningen, grote infrastructuurwerken, drinkbaar water en de privésector. Dit zijn arbeidsintensieve sectoren – ze creëren een pak banen – en hebben een directe impact op het welzijn van de mensen.
Groene groei Het klinkt onwaarschijnlijk, maar op dit ogenblik stelt de sector van de hernieuwbare energie wereldwijd al meer mensen te werk dan het aantal rechtstreekse banen in de olie- en gassector. In de VS is de windenergiesector nu al een grotere werkgever dan de mijnsector.
De noden van de ontwikkelingslanden – en die van de rijke landen - vergen een mondiaal gesynchroniseerde aanpak. Als ieder in zijn eigen hoekje blijft staan, zal de wereldeconomie zich niet kunnen herpakken. Het beggar thy neighbour-beleid, die protectionistische reflex die bijdroeg tot de Grote Depressie van de jaren ’30, moeten we tot elke prijs vermijden.
Meer en meer stemmen – ook die van Barack Obama – gaan op om hernieuwbare energie niet te beperken tot instrument in de strijd tegen de klimaatverandering. Duurzame energie is tevens een sleutelelement in de strijd tegen de armoede én de economische crisis. Secretaris-generaal Ban Ki-moon en Al Gore pleiten in een gezamenlijk opiniestuk onomwonden voor 'groene groei'. Niet als optionele kost, maar als een slimme, duurzame investering.
Politieke leiders dienen werk te maken van duurzame maatregelen, van investeringen
Thomas Hiergens
Staten-Generaal van de Ontwikkelingssamenwerking Voor het tweede jaar op rij organiseert minister van Ontwikkelingssamenwerking Charles Michel de 'Staten-Generaal van de Ontwikkelingssamenwerking'. De StatenGeneraal is een Belgisch forum waar beleidsmakers en ontwikkelingsactoren, de civiele samenleving, parlementairen en academici van gedachten wisselen over de beleidsopties van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Door te reflecteren over de huidige trends in de sector wil de Belgische ontwikkelingssamenwerking antwoorden voor toekomstige uitdagingen aanreiken. Het centrale thema van de Staten-Generaal 2009 is de 'Impact van de Financiële en Economische Crisis op Lage-Inkomenslanden in Afrika'. Aan de hand van enkele geval studies (Senegal, DR Congo en Tanzania) zullen diverse specialisten dieper ingaan op deelaspecten van deze thematiek. De Staten-Generaal vindt plaats op 5 en 6 mei 2009 in het Egmontpaleis te Brussel.
Bronnen: Ban Ki-moon & Al Gore, Groene groei is de enige uitweg, De Standaard, 23/02/2009. Institute for Development Studies, Voices from the South – The Impact of the Financial Crisis on Developing Countries, November 2008. OECD Development Centre, Implications for FDI to Developing Countries, Policy Insights, December 2008. OECD Development Centre, The End of Public support for Development Aid ?, Policy Insights, December 2008. OECD Development Centre, Will Aid Budgets Fall Victim to the Credit Crisis ?, Policy Insights, December 2008. Overseas Development Institute (ODI), The global financial crisis and developing countries, October 2008. Sachs J. D., La relance sera mondiale ou ne sera pas, L’Echo, 24/02/2009. World Bank, Global financial crisis: responding today, securing tomorrow, November 2008. World Bank, Global Monitoring Report 2009, February 2009. World Bank, Swimming against the tide: how developing countries are coping with the global crisis, March 2009.
Dossier
Dossier: de zuidkant van de economische crisis
Hoe kan ontwikkelingssamenwerking het verschil maken?
Lage groeicijfers, hoge armoedecijfers 40% van de ontwikkelingslanden wordt ernstig blootgesteld aan de armoede-effecten van de crisis. Hierbij horen de Belgische partnerlanden DR Congo, Mali, Mozambique, Niger, Rwanda, Tanzania, Vietnam en ZuidAfrika. Zij worden met zowel terugvallende economische groeicijfers als met hoge armoede geconfronteerd. Nog eens 56% krijgt te maken met hetzij lagere groei (Ecuador en Senegal), hetzij meer armoede (Benin, Burundi en Oeganda). Drie vierde van deze landen lijkt niet in staat de nodige middelen te mobiliseren om de crisis te counteren, en een kwart ontbeert de institutionele capaciteit om kwetsbare groepen te beschermen. De gevolgen verschillen sterk naargelang de economische situatie van het land (afhankelijkheid van grondstoffenexport, remittances, investeringen…), de blootstelling aan risico’s (mate van integratie in de wereldeconomie) en de capaciteit om problemen op te lossen (financiële reserves, institutionele capaciteit…).
Wat kunnen we doen? België en de internationale gemeenschap kunnen op de volgende 6 terreinen meehelpen om de impact van de crisis op het zuiden te verzachten: Handel. In de Wereldhandelsorganisatie (WHO) moeten we blijven ijveren voor de succesvolle afronding van de Doha Ontwikkelingsagenda. Ook dienen de herstelplannen van de overheden protectionistische maatregelen te vermijden. De Belgische Aid for Trade-strategie (zie inzet) kan verder worden uitgebreid. Schulden. Arme landen krijgen het moeilijker om hun schuldenberg te beheren en af te bouwen. Beloftes rond schuldkwijtschelding en hulp voor schuldmanagement moeten worden volbracht.
Beleid in ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden moeten in de eerste plaats toezien op de bescherming van hun sociale programma’s. De crisis kan zelfs een stimulans zijn om nieuwe programma’s te ontwikkelen en bestaande te versterken. Een correct beheer van de budgetten is hier cruciaal. Hulpbudget (ODA). Het hulpbudget staat onder druk. Donoren moeten de gemaakte financiële beloftes (Monterrey 2002 en Gleneagles 2005) volbrengen door hun hulpbudget op te schroeven. Daarbij moet de 0,7%-norm van de VN het doel zijn. Deze norm stelt dat donoren tegen 2015 0,7% van hun BNP aan ontwikkelingssamenwerking moeten besteden. België heeft zich ertoe verbonden de 0,7%-norm al in 2010 te behalen. Ook de efficiëntie van de hulp moet omhoog. Kredietverstrekking en macro-economische maatregelen. Early warningsystemen moeten ons toelaten snel te reageren op macro-economische schokken. Het IMF moet haar leningen blijven aanpassen aan de noden van haar leden.
© financialdeepening.org
Internationale samenwerking kan de effecten van de crisis op het zuiden niet alleen aanpakken. Daarvoor beslaat deze crisis te veel verschillende economische en sociale sectoren. Toch kan de Belgische ontwikkelingssamenwerking meehelpen het verschil te maken.
Hierbij kan het toezicht worden verstevigd en het beleidsadvies worden uitgebreid. De activiteiten van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO) kunnen worden opgeschroefd. Internationale financiële architectuur. Het veranderend economisch gewicht in de wereldeconomie moet ons ertoe aanzetten de Bretton Woods-instellingen (IMF en Wereldbank) te hervormen. Door de stem van het zuiden sterker te laten wegen in deze instellingen, moeten we meer op maat gemaakte strategieën voor toekomstige uitdagingen kunnen ontwikkelen. Een betere regulering en een strenger toezicht moeten de kwetsbaarheid voor macroeconomische schokken verminderen. T.H.
België werkt Aid for Trade-strategie uit Aid for Trade (AfT) wordt beschouwd als een nuttig instrument om de gevolgen van de crisis voor ontwikkelingslanden aan te pakken. AfT wil hen helpen om te kunnen profiteren van markttoegang en om de negatieve gevolgen van handelsliberalisering op te vangen. De Belgische ontwikkelingssamenwerking werkte in 2008 een eigen Aid for Trade-strategie uit. Daarin focust ons land vooral op institutionele samenwerking en steun aan landbouwers bij het opbouwen van hun capaciteit. Boeren moeten hun producten kunnen slijten op de Europese markt, maar slagen daar vaak niet in door onvoldoende infrastructuur, een gebrek aan exportkennis en de strenge Europese kwaliteitsnormen. In Benin steunt de Belgische ontwikkelingssamenwerking een AfT-project dat ervoor zorgt dat garnalen aan de strenge Europese kwaliteitsnormen voldoen. Doordat de garnalenexport was stopgezet, zagen de arbeiders en hun families hun inkomsten fors slinken. Dankzij de Belgische Aid for Trade-steun krijgen de garnalen uit Benin opnieuw toegang tot de Europese markt.
maart-april
2009
dimensie
7
dossier
Het 'dure leven' in
© E.Pirsoul/DGOS
In Burkina Faso spreekt men van het ‘dure leven’: het is crisis. De voedselcrisis en de economische crisis wegen op het budget van de Burkinese huishoudens. Verbazingwekkend, in een land waar 80% van de bevolking van landbouw en veeteelt leeft? In onze gemondialiseerde wereld mag dat niet verbazen. Van de veeteelt over de lokale markten en verenigingen tot de douane, het verhaal van een aangekondigde crisis.
‘Het oudje’ betreurt de terugvallende groenteverkoop op de markt.
Op de markt worden klanten almaar schaarser Op de kleine overdekte markt van Ouagadougou zijn de verkopers het over één ding eens: de prijzen stijgen en de inkomens blijven gelijk, dus daalt de verkoop. Iedereen trekt de broeksriem aan. 'Het oudje', zo genoemd omdat ze al meer dan 24 jaar groenten verkoopt op de markt, weet het zeker: "Over het algemeen doen de mensen op een zaterdag zoals vandaag hun boodschappen. Er is veel volk en je kunt 30.000 tot 50.000 CFA verdienen. Als ik er vandaag 5.000 verdien, ben ik tevreden.” Sommige gezinnen in Burkina Faso besparen op eten; zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de maaltijden daalt. In plaats van 3 keer per dag, eten ze maar 2 keer of zelfs maar één keer per dag. "We verdienen minder, maar we hebben geen keuze. Wij verkopen groenten en we eten net genoeg, maar we besparen bijvoorbeeld op koeken en suiker, en op de familiale gezondheidszorg", voegt 'het oudje' eraan toe.
8
dimensie
maart-april
2009
Waarom hebben de lokale producenten, van wie ze haar groenten koopt, de prijzen verhoogd? Volgens haar ligt dat aan de prijs van de meststoffen. "Die zijn in prijs verdubbeld." De productiemiddelen zijn de afgelopen jaren inderdaad dubbel zo duur geworden. Een internationale crisis "We wisten dat de crisis eraan zat te komen. De nadruk lag op import-export, maar de teelt van voedingsgewassen was het arme broertje van het internationale beleid", zegt mijnheer Ouédraogo verontwaardigd, permanent secretaris van de door de boeren zelf opgerichte boerenconfederatie. Het merendeel van hen zijn kleine landbouwers (1 à 6 hectare) die aan overlevingslandbouw doen: ze voorzien in hun eigen voedsel en verkopen de overschotten op de lokale markten. "Op de internationale markten konden we toch niet meedingen. Het beleid zat fout omdat er niet genoeg rekening werd gehouden met de noden en behoeften van de kleine lokale producenten. Hun eerste
zorg is hun gezin te voeden en genoeg geld te hebben om de gezondheidszorg en de school te betalen. Maar in de huidige conjunctuur lukt dat niet zo goed." Volgens de heer Dayama, algemeen directeur van Cotechna, een consultatiebureau voor de douane-inspectie, is Burkina vooral een importland. "80% van de producten op de markt komt uit het buitenland, hoofdzakelijk uit de buurlanden Ivoorkust, Togo en Mali. Vooral de voedingsmiddelen (melk, rijst, suiker, meel, deeg) en het bouwmateriaal zoals ijzer en cement zijn duurder geworden. Momenteel is er een licht herstel door het groeiende vertrouwen en de daling van de olieprijzen. Maar pas op, de economische crisis heeft ons niet erg verrast. We hadden al maatregelen getroffen voor de voedselcrisis van 2007, maar ik vraag me af wat de gevolgen zullen zijn van de financiële crash, juist omdat Burkina Faso een importland is." Een geluk bij een ongeluk In de droge streek rond de hoofdstad bezit mevrouw Gariko een bedrijf met 35 melk-
Reportage: crisis en landbouw
de Afrikaanse kleinhandel
© E.Pirsoul/DGOS
SOS Faim, voedselzekerheid en crisis
Volgens Mevrouw Gariko, die koeien kweekt, heeft de prijsstijging van de geïmporteerde melk de bevolking opnieuw de smaak van lokale melk doen ontdekken.
koeien. Ze is een intelligente en sterke vrouw en werd verkozen tot voorzitter van de veeteeltvereniging van Burkina Faso. Via de landbouwconfederatie volgde ze tal van opleidingen van Oxfam België en SOS Faim. Ze begrijpt dus heel goed wat er in de lokale en internationale handel op het spel staat. Haar heldere blik windt er geen doekjes om: "Ons doel is niet per se commercialisering. We zullen toch nooit een potje yoghurt in België kunnen verkopen, omdat er andere gezondheidsnormen gelden en onze productie de concurrentie niet aankan. Terwijl onze koeien 5 liter per dag geven, produceert een Europese koe er 35. We willen gewoon onze producten in ons land kunnen verkopen." De crisis heeft volgens haar ook een goede kant: "De verkoop van melk bracht vroeger niet veel op omdat we moesten concurreren met het minder dure melkpoeder uit Europa. Met de crisis is de prijs van het melkpoeder verdubbeld van 200 CFA naar 400 CFA. De mensen herontdekken de lokale melk. Maar nu bestaat het gevaar dat de exportquota voor melkproducten worden opgeheven. Dan zou de melkprijs voor iedereen dalen. En waarom dan meer produceren? De producenten in het Noorden geraken er ook al niet uit."
dierenvoeding is verdrievoudigd! Vroeger kostte een ton 50.000 CFA, nu 150.000! We hebben het dus ook moeilijker dan voor de crisis. We werken onder de productieprijs, al kunnen we de producten duurder verkopen. Het enige voordeel is dat de verbruikers weer echte melk kopen. Als we er nu in slagen om hier meer te produceren, dus dat een koe bijvoorbeeld 10 liter zou geven in plaats van 5 of 3 liter, dan kunnen we geld verdienen. Maar als de productie niet stijgt, dan denk ik dat de boeren ook gaan vluchten, om de anderen te vervoegen op de boten naar Europa…" Een beproeving om lessen uit te trekken Voor mevrouw Gariko is de financiële crisis welkom, "want voor één keer treft de crisis niet enkel Afrika. Iedereen moet zichzelf in vraag stellen. Als de crisis alleen in Afrika had toegeslagen, dan was er niet zo’n heisa ontstaan. Maar nu vecht Europa ook voor zijn soevereiniteit, terwijl vroeger altijd werd gezegd dat onze beleidsmaatregelen niet goed waren. De crisis heeft de dialoog op gang gebracht."
De financiële crisis is ook voelbaar in ontwikkelingslanden, die door de voedselcrisis van de jongste maanden al zware klappen te verduren kregen. Het komt erop aan inzicht te verwerven in deze veranderde context en aangepaste maatregelen te formuleren en te verdedigen, die de landbouworganisaties de mogelijkheid geven de ongunstige conjunctuur te keren. Via debatten, bijeenkomsten en opleidingen wil ngo SOS Faim landbouwproducenten de mogelijkheid geven meer vat te krijgen op hun politieke en institutionele omgeving en voorstellen uit te werken die hun belangen verdedigen. Op die manier kunnen zij hun belangen beter behartigen ten aanzien van de lokale, Europese of internationale besluitvormers. Deze aanpak kreeg reeds gestalte in oktober 2008 in een oproep die wijd verspreid werd onder Europese besluitvormers. Voor de landbouwproducenten in het zuiden wordt de noodzakelijke toegang tot krediet aanzienlijk bemoeilijkt. Met haar actie ter ondersteuning van de financiering van productiemiddelen via systemen van gedecentraliseerde financiering, wil SOS Faim dit probleem aanpakken. De microkredietsystemen, die veel meer rekening houden met de menselijke factor, komen op meer efficiënte wijze tegemoet aan de financieringsbehoeften van de landbouwproducenten dan de traditionele systemen. J.J. Grodent, Informatieverantwoordelijke SOS Faim online Standpunt van de landbouwfederaties over de crisis: http://www.sosfaim.be/pdf/en/ Intervention_FoodCrisis_EP_EN.pdf De tekst van de Appel de Luxembourg , die aan het Europees Parlement en de politieke
Tekst en interview: Elise Pirsoul
partijen in België, Frankrijk en Luxemburg werd voorgelegd, kan worden nagelezen op: http://www.sosfaim.be/pdf/en/appeal_
Dit betekent echter niet dat de veeboeren geen problemen hebben. "De prijs van de
luxembourg_coherence_EN.pdf
maart-april
2009
dimensie
9
dossier
Reportage: Zuid-Kivu
Tekort aan dollars doet economie slabakken
© thedctraveller.com
De inwoners van Bukavu, een stad in Oost-Congo tegen de grens met Rwanda, potten dollars op. Ze maken zich zorgen over de schaarste aan deze munt bij de financiële instellingen. Met de scherpe daling van de export is ook de aanvoer van valuta stilgevallen. Een gevolg is de devaluatie van de Congolese frank (CDF).
Wachten op dollars In Bukavu is de Amerikaanse munt de voorbije maanden schaars geworden. De banken en de spaar- en kredietcoöperaties voorzien de klanten maar met mondjesmaat van dollars. Zo moet je bij Coopec Burhiba "3 à 5 dagen wachten om meer dan 100 USD op te nemen", zegt H. Céline, die er klant is, met spijt in de stem. De leden van coöperaties zijn er niet gerust in en nemen meer geld op dan ze in deposito geven. Ze vrezen immers dat ze niet meer aan geld zullen geraken wanneer ze het echt nodig hebben.
Door de schaarste van de dollar is ook de koers van de Congolese frank gekelderd. Op één dag tijd steeg de wisselkoers op de zwarte markt in één ruk van 650 CDF naar 800 CDF voor 1 USD. Een liter benzine is gestegen van 930 CDF naar 1.300 CDF, terwijl de prijs in dollar niet veranderd is. In Congolese frank uitgedrukte prijzen rijzen de pan uit. De handelaars worden liever in de koersvaste dollar betaald en weigeren de lokale munt. "Zodra de ontwaarding van de frank bekend raakte, hebben we de deuren gesloten. Wie toch nog zaken deed, wou alleen in dollars worden betaald", zegt E. Kaduli, de voorzitter van de marktvereniging van Kadutu. Winkels zijn open, maar verkopen niets. De in CDF geprijsde goederen moeten in dollar worden betaald, wat een aanzienlijke meerprijs betekent. De lokale economie geraakt behoorlijk in de problemen.
dollars terug naar Kinshasa vloeien... Een verantwoordelijke van de Banque congolaise, die anoniem wil blijven, ontkent dit verhaal: "Kinshasa voorziet ons wekelijks van het geld dat we uitbetalen. Maar door de crisis worden we nu nog slechts één maal per maand bevoorraad." Volgens de Congolese Centrale Bank (BCC) keek DR Congo tussen juni en eind oktober 2008 aan tegen een negatief groeipercentage van -2,7%. "Het parlement keurde echter een budget goed dat gebruik maakt van buitenlandse middelen, zonder deviezenreserves ter ondersteuning van het monetaire beleid", verklaart Michel Bisimwa, economisch en financieel analist. Om niet helemaal in ademnood te komen, "heeft de regering geld bijgedrukt zonder dat daar deviezen tegenover staan om de wisselkoers in evenwicht te houden. De prijzen in CDF zijn dus gestegen met een hogere inflatie tot gevolg.” Om verdere ontwaarding van de nationale munt te voorkomen, heeft de BCC half-januari 7 miljoen dollar in de interbancaire markt geïnjecteerd.
© Image64-webshots.com
Zelfs minder coltan verkocht
De Internationale Bank voor Afrika in Congo (BIAC) in Kinshasa.
"Ik probeer sinds vijf dagen een cheque van 7.000 USD te verzilveren. Ik hoop dat het vandaag lukt", zegt C. K., financieel verantwoordelijke bij een ngo. Mensen deponeren hun spaargeld niet langer bij de bank om niet meer nodeloos in de rij te moeten staan. "Ik bewaar mijn geld nu veilig bij vrienden", zegt
10
Sylvie Mbone, een verkoopster van tweedehandschoenen. Er zijn ook handelaars die liever goederen kopen en stockeren.
dimensie
maart-april
2009
De Congolese economie lijdt onder de financiële crisis. Op een paar maanden tijd is de export in elkaar gestort en is de koers van de belangrijkste ertsen meer dan gehalveerd. Volgens bankiers is de monetaire crisis in Zuid-Kivu "te wijten aan de koersdaling met 80 % van het erts coltan". Handelaars kunnen hun voorraden immers niet snel genoeg verkopen. Het geld blijft in handen van enkelen. "Congolese handelaars hebben enorme bedragen aan deviezen op zak, terwijl het wettelijk maximum 10.000 dollar bedraagt." Nog volgens de bankiers zouden de oostelijke provincies geëist hebben dat alle
Om uit dit dal te geraken zijn andere bronnen van inkomsten nodig. M. Bisimwa pleit voor een stevige stimulans van de drie sleutelsectoren landbouw, industrie en de dienstensector: "Het is belangrijk de hand te houden aan de overheidsuitgaven door een strak monetair beleid te voeren en het begrotingsbeleid af te stemmen op de voorwaarden voor een economische heropleving." Thaddée Hyawe-Hinyi InfoSud – Syfia Grands Lacs
Thematische fiche
Internationale economische organisaties het magazine van de belgische ont wikkelingssa menwerking
Van Bretton Woods tot Doha
tweemaandelijks magazine maart-april 2009
nr.2
P308613 A fgiftekantoor B russel X
De werking van internationale economische organisaties
• 1947
CT AD N U ng ht i ic pr
• 1964
Intergouvernementele organisaties De Wereldbank en het IMF werden opgericht om de internationale handel te bevorderen. De wereldeconomie was grondig verstoord door de oorlog. Europa lag in puin en moest zo snel mogelijk heropgebouwd worden. Later kwamen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en het Wereld Economisch Forum (WEF). Elk van deze organisaties probeert op haar manier de internationale handel te bevorderen. De Wereldbank werd oorspronkelijk opgericht om het Marshallplan in goede banen te leiden. Met het Marshallplan wilden de Verenigde Staten de communistische expansie in Europa tegenhouden door materiële en financiële hulp te bieden aan de getroffen West-Europese landen. Bovendien konden die landen, na hun economisch herstel, een belangrijke afzetmarkt worden voor Amerikaanse producten.
O pr ic ht in g O W ph er el ef d fin Ec g on go om ud is st ch an Fo da ru ar m d O (W pr ic EF ht ) in g W TO Ba tt le of Se Co at to tl e, no op u ak ko D oh ko m st or O apr r o d an ic n en de ht de p rs in la gl g St n ob W ni ar e n al tA re g is EP ld id te A’ fo So n s rT ci St aa r a ar de lF t or EP um A’ s (W SF )
• • 1944 1945
O
Ak
ko o
rd en IM va F of e n Br fic n d et ie e to el W M e n i n re a W w ld O r sh oo er b pr a a ds k l ic lp nk i n ht la g w in n ge o g st rd G el en AT d T
Toen op het einde van de Tweede Wereldoorlog bleek dat de geallieerden zouden winnen, riepen de Amerikanen de regeringsleiders van 44 westerse landen bijeen in Bretton Woods. Daar werd met de oprichting van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) de basis gelegd voor internationale economische samenwerking. Dit moest leiden tot meer zekerheid en de internationale handel helpen bevorderen. Pas in 1973 werd de goudstandaard opgeheven.
• • 1971 1973
• 1995
• • • 1999 2000 2001
De Wereldbank Oprichting: Bretton Woods, 1944 Leden: 185 landen Doelstelling: financiële en technische ondersteuning voor ontwikkelingslanden. Werking: leningen verstrekken tegen lage intrest, financiële steun, garanties voor ondernemingen die investeren in ontwikkelingslanden. Kritiek: ‘one dollar, one vote’, stimuleert het neoliberalisme.
Toen na 1952 het Marshallplan succesvol afgerond was, kreeg de Wereldbank een andere bestemming: de financiële en technische ondersteuning van ontwikkelingslanden. De Wereldbank verstrekt nu goedkope
• 2005
• 2008
leningen, renteloze leningen en subsidies. In ruil daarvoor eist de bank structurele aanpassingen op het vlak van corruptie, armoedebestrijding en de werking van de overheid. Het ‘one dollar, one vote’-principe van de Wereldbank krijgt wereldwijd veel kritiek. Omdat landen meer stemrecht krijgen als ze meer betalen, komt het erop neer dat de acht belangrijkste lidstaten van de Wereldbank (G8: VS, Canada, Japan, VK, Frankrijk, Duitsland, Italië en Rusland) een meerderheid van stemmen hebben. Om aan deze kritiek tegemoet te komen werd vanaf 1999 regelmatig vergaderd met de twintig belangrijkste landen: de G20 zag het licht. Eén van de belangrijkste voorwaarden voor het bevorderen van internationale handel is monetaire stabiliteit. Als ondernemers niet weten hoeveel een product zal kosten in een land met een andere munt, zullen zij >
maart-april
2009
dimensie
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF)
De Wereldhandelsorganisatie (WTO)
Oprichting: Bretton Woods, 1944 Leden: 185 landen Doelstelling: bevorderen van monetaire samenwerking en muntstabiliteit. Werking: leningen verstrekken aan landen met monetaire problemen. Kritiek: geen oog voor mensenrechten en arbeidsrecht, te liberale politiek.
Oprichting: Genève, 1995 Leden: 150 landen Doelstelling: bevordering van internationale handel. Werking: bemiddelen in handelsconflicten, opheffen van handelsbarrières. Kritiek: clubje van rijke landen.
> niet geneigd zijn om internationaal te verhandelen. Stabiele wisselkoersen beperken het risico. Het bevorderen van monetaire stabiliteit is de rol van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Het IMF is een fonds, met andere woorden een 'pot' geld die kan gebruikt worden door landen met monetaire problemen. Elke lidstaat betaalt een quotum (een bijdrage afhankelijk van het bruto binnenlands product of bbp) aan het fonds. Als een land monetaire problemen krijgt, mag het geld uit het fonds 'trekken'. Dit is een trekkingsrecht, waarvan het geleende bedrag achteraf terugbetaald moet worden. Het IMF kan de landen die geld 'trekken' bepaalde economische maatregelen opleggen, zoals het aanpassen van belastinginkomsten of het verlagen van overheidsuitgaven.
De WTO baseert zich op twee belangrijke principes. Enerzijds is er het wederkerigheidsprincipe: als lidstaat A zijn handelstarieven verlaagt voor lidstaat B, dan moet lidstaat B dit ook doen voor lidstaat A. Op die manier zouden op termijn alle handelsbarrières tussen lidstaten opgeheven worden. Anderzijds is er het non-discriminatieprincipe: wat voor één lidstaat geldt, moet voor alle lidstaten gelden. Dit wil zeggen dat als een lidstaat een gunstiger tarief geeft aan een ander lid, het dit ook moet doen voor alle andere leden. De combinatie van beide principes bevordert de vrijhandel. Naast het wegwerken van handelsbarrières mengt de WTO zich in handelsconflicten. De WTO heeft al in verschillende handelsoorlogen bemiddeld, zoals de bananenoorlog, de staaloorlog en het conflict tussen de VS en de EU over vlees dat met hormonen behandeld werd.
Het IMF kan aan landen met ernstige monetaire problemen een special drawing right (speciaal trekkingsrecht, sdr) verlenen. Bij een sdr is er geen terugbetalingsverplichting.
globalisten. Om de dialoog tussen regeringsleiders, vakbondsafgevaardigden en belangrijke leiders van ondernemingen te bevorderen werd in 1971 in Genève het World Economic Forum (WEF) opgericht. Elk jaar wordt in Davos (Zwitserland) een conferentie georganiseerd waarop belangrijke politieke en economische leiders worden uitgenodigd.
Het World Economic Forum (WEF) Oprichting: Genève, 1971 Leden: regeringsleiders en 'captains of industry' Doelstelling: een overlegorgaan zijn om leiders te stimuleren zich te engageren om de wereld te verbeteren. Werking: jaarlijkse vergadering in Davos, Zwitserland. Kritiek: te elitair.
Het WEF werd lang gezien als een elitair clubje, waar het kruim van de internationale jetset samenkomt om zaken te doen. Tijdens de laatste conferentie in 2009 was de financiële crisis het belangrijkste thema. De invloed van vakbondsleiders en regeringsleiders was veel groter dan tijdens voorgaande conferenties.
De opkomst van de andersglobalisten Ondanks de doelstellingen van de Werel dbank, het IMF en de WTO om de welvaart over de hele wereld te verhogen, werd de toestand van de ontwikkelingslanden er niet echt beter op. Het waren vooral de
dimensie
maart-april
2009
De hoofdzetel van de Verenigde Naties in New York.
Ook de WTO heeft met kritiek te kampen. De protestacties tijdens de WTO-top in Seattle in 1999 werden beschouwd als het begin van de beweging van anders-
© wto
In 1947 hadden 23 westerse landen de GATT (General Agreement on Tarifs and Trade) opgericht met de bedoeling de vrijhandel te bevorderen. Vrijhandel moest immers leiden tot meer inkomen en meer welvaart over de hele wereld. De GATT werd in 1995 omgevormd tot de World Trade Organisation (WTO). De doelstellingen van de WTO zijn het opheffen van handelsbarrières en het bemiddelen in handelsconflicten tussen lidstaten.
© wto
Ook het IMF krijgt veel kritiek, onder andere dat het zich te veel bezighoudt met het monetaire en geen aandacht heeft voor mensenrechten of de sociale situatie in de lidstaten. Ook het feit dat rijke landen meer stemrecht krijgen, stuit op kritiek.
© CIAworldfactbook
BBP per inwoner, 2007 (Figuur 1)
westerse industrielanden die de vruchten konden plukken van de toegenomen welvaart. Figuur 1 toont duidelijk het onevenwicht qua bbp tussen de VS, Europa, Japan en Australië enerzijds, en Zuid-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië anderzijds. Steeds meer stemmen gingen op om de rijkdom eerlijker te verdelen. Eén van de belangrijkste punten van kritiek op de WTO, het IMF en de Wereldbank, was dat ze de armoede in ontwikkelingslanden in stand hielden. Rijke landen werden beter van de werking van deze organisaties, arme landen niet. Figuren 2 en 3 tonen duidelijk aan hoe groot het onevenwicht tussen rijke en arme landen is.
De invloed van de andersglobalisten Binnen de Verenigde Naties werd de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) opgericht. De UNCTAD werkt samen met regeringen, lidstaten van de Verenigde Naties en ngo’s. De UNCTAD heeft echter niet veel macht en blijft beperkt tot een overlegorgaan. Ook de WTO onderging de invloed van de kritiek van de andersglobalisten. Tijdens de Millenniumronde van 1999 in Seattle was de kritiek zo hevig, dat de WTO niet tot een akkoord kon komen. Twee jaar later, in Doha, besloot de WTO meer rekening te houden met de situatie in de ontwikkelingslanden. De deelnemende landen aan de Doha-ronde beloofden hun grenzen open te stellen voor landbouwproducten uit ontwikkelingslanden. De
De UNCTAD (United Nations Conferences on Trade and Development) Oprichting: Genève, 1964 Leden: 193 lidstaten Doelstelling: bevorderen van handel en economische ontwikkeling. Werking: debatteren en denken over ontwikkeling, een forum bieden voor intergouvernementeel overleg, oprichten van een informatieve databank, technische hulp voor ontwikkelingslanden. Kritiek: wordt gezien als het zwakkere broertje van de WTO, zou weinig macht hebben. >
© www.worldmapper.org
Het gevolg was dat er organisaties en overlegfora opgericht werden om iets aan deze situatie te doen. De officiële intergouvernementele organisaties hebben onder invloed van de kritiek van de andersglobalisten initiatieven genomen om de situatie van de ontwikkelingslan-
den te verbeteren. Daarnaast zijn er ook initiatieven gekomen van andersglobalistische organisaties.
Inkomen maximaal 10 dollar per dag (Figuur 2)
Inkomen meer dan 200 dollar per dag (Figuur 3)
maart-april
2009
dimensie
De Doha-ronde Oprichting : Doha (Qatar), 2001 Leden : 141 landen Doelstelling : handelsbarrières opheffen en internationale handel stimuleren. Werking: deelnemende landen worden verplicht om hun markt open te stellen voor landbouwproducten en ambachtelijke goederen uit ontwikkelingslanden. Kritiek : systeem dat nadelig werkt voor de ontwikkelingslanden.
> EU, de VS, China, India en Brazilië zijn het echter niet eens geworden over de openstelling van hun markt. Ook de EU deed een poging om de kritiek van de andersglobalisten op haar handelsbeleid te temperen. De EU kreeg veel kritiek omdat het via subsidies aan landbouwers elke concurrentie van ontwikkelingslanden onmogelijk maakte. Veel ontwikkelingslanden konden niet verkopen op de Europese markt en tegelijk werden zij overspoeld door Europese gesubsidieerde landbouwproducten tegen dumpingprijzen. EPA’s (Economische Partnerschapsakkoorden) zijn akkoorden die de EU
afsluit met ACP-landen. Dit zijn 79 oudkolonies in Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan. De bedoeling is deze landen te helpen door stabiele prijzen te garanderen voor grondstoffen en hen toegang te verlenen tot de Europese markt. Eén van de belangrijkste problemen is de onverenigbaarheid van EPA-regels met de regels van de WTO. De landen van de EU zijn lid van de WTO en door de clausule van de meestbegunstigde natie mag er geen verschil zijn tussen ACP-landen en lidstaten van de WTO.
Aid for Trade Oprichting : Hong Kong, 2005 Leden : alle lidstaten van de WTO. Doelstelling: bijstand verlenen aan de armste ontwikkelingslanden, markttoegang verlenen aan ontwikkelingslanden door hen de nodige knowhow te leveren om te kunnen concurreren. Kritiek : het is moeilijk na te gaan of de lidstaten hun engagementen ook uitvoeren.
dimensie
maart-april
2009
Johan Mestdagh online www.balieleuven.be/links/intorg.htm
Wat doet België?
Om de minst ontwikkelde landen (MOL’s) te helpen, lanceerde de WTO het Aid for Trade programma. De armste landen zouden zo steun krijgen om hun handelsvaardigheden te verbeteren en om de nodige infrastructuur uit te bouwen. Bovendien worden deze landen bijgestaan in het vergroten van hun productiecapaciteit. Zo kunnen ze hun handelspositie aanzienlijk verbeteren.
De Cotenou-akkoorden en EPA’s Oprichting : Cotonou (Bénin), 2000 Leden : de EU en de ACP-landen (79 oud kolonies uit Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan). Doelstelling : creëren van een vrijhandelszone zodat de arme ACPlanden zich kunnen integreren in de wereldhandel. Kritiek : de EU exporteert producten met een hogere toegevoegde waarde dan ze importeert uit ACPlanden. Het onevenwicht wordt daardoor niet weggewerkt.
Als tegenhanger van het Wereld Economisch Forum in Davos werd in Porto Alegre het Wereld Sociaal Forum (WSF) opgericht. Op hetzelfde moment als het WEF in Davos, wordt het WSF gehouden met dezelfde thema’s. De bedoeling is een ontmoetingsplaats te creëren waar wordt nagedacht en gedebatteerd door groepen en bewegingen die zich verzetten tegen het neoliberalisme. Het WSF wordt georganiseerd door honderden organisaties van over de hele wereld. Daardoor verlopen deze bijeenkomsten veelal chaotisch en ongestructureerd. Bovendien bleek tijdens de laatste bijeenkomst in Belém (Brazilië) in 2009 dat ZuidAmerika oververtegenwoordigd was. In Belém werd onder andere gepleit voor een radicale hervorming van het geldwezen.
Het Wereld Sociaal Forum Oprichting : Porto Alegre (Brazilië), 2001 Leden : linkse bewegingen en vakbonden. Doelstelling : tegenhanger vormen voor het WEF,alternatieven suggereren voor de globalisering. Kritiek : weinig gestructureerd, geen eenheid.
België is een actieve speler in de internationale economische organisaties. Zo heeft België, op basis van de aandelen die ze in handen heeft, recht op 1,55 % in de International Development Association (IDA), één van de organen van de Wereldbank. Voor de periode 2008-2011 komt dit neer op 295 miljoen euro. In de Wereldbank ondersteunt België onder meer een aantal specifieke themafondsen (landbouw, milieu, gezondheid) voor een bedrag van 30 miljoen euro (2008). In de toekomst zal België in de schoot van de Wereldbank vooral werken rond 3 pijlers: armoedebestrijding, verbetering van het internationaal monetair en fiscaal beleid, en bevordering van goed bestuur. Daarnaast is België lid van het IMF en neemt het actief deel aan de WTO-onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde. Voorts heeft de Belgische ontwikkelingssamenwerking zelf een Aid for Trade-strategie ontwikkeld (zie p.7). En als lid van de EU draagt België bij tot de goede uitvoering van de EPA’s.
DOSSIER
Ecologische Economie
© revolutiondata.com
Een scharniermoment om de juiste keuzes te maken
De huidige economische crisis staat niet alleen. Op hetzelfde moment heeft het zuiden te maken met een voedselcrisis. Daarnaast raken de fossiele brandstoffen stilaan opgebruikt. De klimaatverandering vereist ingrijpende maatregelen, terwijl de consumptie van het noorden de draagkracht van de aarde aantast. Wat hierbij opvalt, is dat al deze problemen met elkaar verweven zijn. Het ene is niet los te zien van het andere. Eén van de denkpistes die de oplossingen in een globale context plaatst, is de ecologische economie. We hadden hierover een gesprek met een van de voortrekkers, Peter Tom Jones.
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de ecologische economie? De ecologische economie vertrekt vanuit de biofysische werkelijkheid, die stelt dat er reële grenzen zijn aan de groei. Het ecosysteem aarde is nu eenmaal beperkt in de grondstoffen die ze kan leveren en in de opnamecapaciteit van afvalstoffen zoals CO2. Een mondiale economische groei van 5% houdt in dat de wereldeconomie verdubbelt in 16 jaar, verviervoudigt in 30 jaar etc. Op lange termijn kan dit nooit ecologisch duurzaam zijn. Op de tweede plaats streeft de ecologische economie naar een rechtvaardiger verdeling van de milieugebruiksruimte. Dit is o.a. van groot belang bij een toekomstig internationaal klimaatakkoord. De markt komt bij de ecologische economie pas op de derde plaats. Je gebruikt de markt waarvoor ze goed is, maar ook niet meer dan dat. Dat is volledig anders dan de
huidige neoklassieke economie, die alle heil blijft verwachten van marktmechanismen alleen.
Hoe ziet de ideale wereld van de ecologische economie eruit? Op lange termijn moet het een wereld zijn die erkent dat er biofysische grenzen zijn aan de groei: een steady-state economie heet dat. Dit moet ook gepaard gaan met een herziening van het financiële systeem. Het huidige systeem met positieve rentevoeten leidt namelijk tot een economie die een minimale groei nodig heeft voor haar eigen stabiliteit. Goede ideeën over een nieuw financieel systeem vind je onder meer terug in 'Het geld van de toekomst' van Bernard Lietaer. Het is een noodzakelijk, maar moeilijk debat. Toch mag het ons niet uit het oog doen verliezen dat we dringend werk moeten maken van de overgang naar een koolstofarme economie. De hui-
dige financiële crisis – die samenvalt met een crisis van klimaat, voedsel, water en energie – is een scharniermoment om de juiste keuzes te maken. Gelukkig begint stilaan het besef door te dringen. De Green New Deal – een begrip van de Britse denktank New Economics Foundation – wordt nu ook gepropageerd door Ban Ki-moon en Al Gore. Ook Obama heeft dit goed begrepen, wat een heel hoopgevend signaal is. Ik beschouw het als een eerste, pragmatische stap richting ecologische economie.
Hoe zie je zo’n koolstofarme wereld? Wonen, mobiliteit, voeding en reizen zijn verantwoordelijk voor ongeveer 80% van onze milieu-impact. Wat wonen betreft dienen we onder meer onze huizen beter te ontwerpen, met gebruik van passiefhuistechnologie. De bestaande gebouwen moeten met de best beschikbare renovatietechnieken >
maart-april
2009
dimensie
15
© revolutiondata.com
DOSSIER
> grondig aangepast worden. Qua mobiliteit moeten we de komende 15 à 20 jaar naar een volledige elektrificatie van het wagenpark. Het gebruik van elektrische wagens sluit overigens perfect aan bij het (deels) gedecentraliseerde, slimme elektriciteitsnet van de toekomst. Het huidige gecentraliseerde systeem is 'dom' en inefficiënt o.a. door de grote verliezen tijdens het transport over het netwerk. Bovendien is opslag van elektriciteit zeer moeilijk, met als gevolg een slechte koppeling tussen vraag en aanbod. In de intelligente, gedecentraliseerde netwerken van de toekomst fungeren de batterijen van elektrische wagens als een soort buffersysteem, dat elektriciteit opneemt en afgeeft naargelang de behoefte. Een andere interessante piste inzake mobiliteit is de uitbouw van een flexibel systeem van autodelen. Mensen bezitten geen auto’s maar gebruiken ze op het moment dat ze die nodig hebben. Op die manier kan je eenzelfde mobiliteitsfunctie creëren met veel minder wagens. En natuurlijk moet ook het aanbod aan openbaar vervoer en fietsinfrastructuur radicaal verbeterd worden. Qua voeding moeten we naar een lager vleesgebruik en meer seizoensgebonden, biologisch en lokaal geproduceerd voedsel. Wat reizen betreft, bestaat de uitdaging erin om opnieuw trager en minder ver te reizen.
16
dimensie
maart-april
2009
Dit vergt serieuze inspanningen van de mensen… Daarom is het zo belangrijk de nadruk te leggen op de hoge levenskwaliteit van de alternatieven. Het gaat echt niet om het gebruik van koud water in de winter of het leven in een boomhut met geitenwollensokken. Met de passiefhuistechnologie – die nu al bestaat – daalt niet alleen de milieuimpact met ongeveer 75%, maar verbetert ook het wooncomfort aanzienlijk. Wat mobiliteit betreft, moeten we vooral focussen op gezondheid. Er is het gigantisch probleem van fijn stof en er zijn de dagelijkse files. De gemiddelde Belg – in Vlaanderen is het nog erger – verliest 13,5 maanden van zijn leven omwille van fijn stof. Ecologische mobiliteit is veiliger en gezonder. Ook voor voeding is gezondheid een relevant argument. Veel van de huidige gezondheidsproblemen (hart- en vaatziekten, zwaarlijvigheid, suikerziekte, kanker) hebben te maken met een overdreven vleesgebruik. Daarnaast is lokaal en seizoensgebonden voedsel afkomstig van een nieuw type landbouw met een ruimer takenpakket, o.a. de zorg voor het landschap en de biodiversiteit, en zelfs koolstofopslag. De moeilijkste sector is reizen. Toch is het nodig de schijnbare evidentie van intercontinentale vliegreizen in vraag te stellen.
De transitie naar een ecologische economie biedt aanvullende voordelen. Zo zorgt zij voor nieuwe, lokaal verankerde werkgelegenheid, waardoor jobs niet onderhevig zijn aan de grillen van de mondiale vrijhandel. Het Europees Vakverbond heeft berekend dat een reductie van CO2-uitstoot van 40% binnen de EU 1,5% meer jobs zou creëren in vergelijking met een business as usual-scenario. Hoogkwalitatieve jobs zijn nodig voor arbeidsintensieve werken zoals de renovatie van bestaande gebouwen, hernieuwbare energie en nieuwe types van openbaar vervoer. Een tweede groot voordeel is de energieautonomie. We zitten vandaag met een ondraaglijke situatie. België is voor zijn energie bijna 100% afhankelijk van het buitenland. De fossiele brandstoffen (aardgas, aardolie) zullen duurder worden, terwijl uranium voor de kernenergie afkomstig is van vaak politiek instabiele landen. Dit moet en kan veranderen: rationeel energiegebruik, hogere energie-efficiëntie in de industrie, passieve en later zelfs actieve gebouwen, veel meer hernieuwbare energie, etc. Ten slotte worden de steden veel leefbaarder dankzij groene stadsplanning met duurzame mobiliteit en elektrische wagens. De gezondheidsvoordelen alleen al kunnen voordeliger zijn dan de kosten van het beleid. Gekoppeld aan investeringen in werkgelegenheid en energieautonomie krijg je een drievoudige win-winsituatie. Heel belangrijk in dit alles is dat de overheid zijn voorbeeldfunctie heel consciëntieus toepast. Met zijn openbare aanbestedingen heeft ze 20% van de markt in handen! Als ze consequent 'groene' keuzes maakt, kunnen ze de 'groene' sectoren stimuleren en voldoende doen groeien opdat ze de competitie aankunnen met de 'niet-groene' sectoren, die vandaag nog steeds de facto bevoordeeld worden doordat externe kosten zoals milieuschade niet verrekend worden.
Cradle to cradle (letterlijk 'van wieg tot wieg') stelt dat we kunnen blijven consumeren, als producten maar biodegradeerbaar zijn en/ of kringlopen gesloten worden. Van 'consuminderen' is dus geen sprake? Cradle to cradle is een deel van de oplossing, maar ook niet meer dan dat. De ontwerpers blijven uitgaan van het onbeperkte consumeren. Eindeloze BNP-groei is echter op lange termijn niet te verzoenen met de begrensde draagkracht van de aarde. We leven nu al boven die draagkracht. Er bestaat geen enkele wetenschappelijke
© Science-et-Vie.net
argumentatie om eindeloze groei te blijven promoten. Groei leidt bovendien niet tot meer welzijn. Studies naar levenstevredenheid hebben aangetoond dat in de westerse landen hogere inkomens vanaf een bepaald niveau volledig ontkoppeld zijn van het welzijnsniveau. Er is dus geen direct verband tussen welzijnsgevoel en inkomen. Als je vandaag een hoger welzijnsniveau wil creëren, komt het erop aan sociale weefsels te herstellen, veiligheid en zekerheid in te bouwen, de gezondheid te verbeteren en de interne ongelijkheid terug te schroeven. Dat BNP-groei per definitie noodzakelijk is om werkgelegenheid te creëren klopt evenmin. Je hebt vandaag ook BNP-groei die jobs vernietigt, onder meer door automatisering. Het is veel efficiënter te kiezen voor een ecologische economie waarbij je arbeid minder en de milieu-impact meer belast, en waarbij je investeert in arbeidsintensieve sectoren. BNP-groei zou ook nodig zijn voor armoedebestrijding in het zuiden. Opnieuw, empirische cijfers spreken dit tegen. Uit een studie van de New Economics Foundation over de periode van 1990 tot 2001 blijkt dat 166 dollar mondiale BNP-groei nodig was voor 1 dollar extreme armoedebestrijding. Dat is een rendement van slechts 1 op 166. Hoeveel mondiale BNP-groei heb je dan wel nodig om de armoede serieus te bestrijden? We hebben andere, rechtstreekse mechanismen nodig.
Hoe zie je dan de kloof tussen noord en zuid? Dat is precies wat er vandaag ter discussie ligt in de aanloop naar de cruciale klimaatconferentie in Kopenhagen, in december 2009. Een rechtvaardig akkoord vereist technologie-overdracht en financiële transfers van noord naar zuid. Dit is niet meer dan correct gezien de historische koolstofschuld van noord aan zuid. Onder het motto 'de vervuiler betaalt', moet het noorden geld beschikbaar stellen, opdat het zuiden de nodige aanpassingscapaciteit kan opbouwen tegen de gevolgen van de klimaatverandering. Daarnaast is techno-
logische overdracht nodig, ook al druist dit in tegen het gebruikelijke systeem van intellectuele eigendomsrechten. Er is dus geld nodig om bedrijven te betalen om hun technologieën over te dragen. De ontwikkelingslanden moeten meteen over de best beschikbare technologieën en systemen kunnen beschikken: groene stadsplanning, duurzame mobiliteit, gedecentraliseerde elektriciteitssystemen, etc. Hierdoor hoeft het zuiden de fouten van het westen niet over te doen. Ontwikkelingshulp moet klimaatbestendig worden. We mogen dus niet investeren in projecten die binnen 10 jaar irrelevant worden door klimaatveranderingen, maar juist de samenlevingen van het zuiden voorbereiden op een gewijzigd klimaat. Het betreft dus enerzijds de heroriëntatie van bestaande ontwikkelingsbudgetten en anderzijds het ter beschikking stellen van nieuwe budgetten voor de betaling van adaptatie en technologische maatregelen. Op die manier kan je lokale economieën opbouwen die meer gebaseerd zijn op regionale handelsblokken, en minder afhankelijk zijn van de te goedkope export naar het westen.
het andere geval is import op zijn plaats. De wereldeconomie dient zich op verschillende niveaus te ontwikkelen (lokaal, nationaal, continentaal, mondiaal), waarbij vermeden wordt dat bulkgrondstoffen en primaire landbouwproducten de wereld rond gestuurd worden. Op politiek vlak hebben we echter meer dan ooit behoefte aan extra mechanismen en sterkere VN-organisaties voor milieu, klimaat en ontwikkeling, in plaats van alle macht te geven aan de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldhandelsorganisatie. Deze verliezen trouwens vanzelf al macht door opkomende landen als China, India en Brazilië. De derdewereldkaart van de macht wordt langzaamaan hertekend. Chris Simoens
online www.neweconomics.org www.petertomjones.be www.oikos.be www.terrareversa.be
Dat wordt vaak gezegd: ontwikkelingslanden moeten vooral exporteren om zich te kunnen ontwikkelen. Is dit dan een mythe? Dat is alleszins het geval als het gaat over producten zonder al te veel toegevoegde waarde zoals basisproducten uit de monocultuurlandbouw, houtkap of niet-verwerkte delfstoffen. Hierdoor verbruiken ontwikkelingslanden hun eigen natuurlijk kapitaal met zware ecologische gevolgen ter plaatse. Dit geeft op korte termijn inkomsten (aan veel te lage prijzen overigens), maar op lange termijn gaat het natuurlijk kapitaal verloren. Op die manier wordt geen duurzame economische welvaart opgebouwd. Een vorm van economische deglobalisering is dus wenselijk. Dit houdt in dat de economieën van het zuiden hun exportgerichte groei in het kader van de wereldwijde markt heroriënteren naar productie voor lokale markten. Deglobalisering is een pragmatisch pleidooi voor een gemengde economie, waarin naast het privé-initiatief meer ruimte gecreëerd wordt voor overheidsbedrijven, coöperatieven en andere vormen van sociale economie. Regio’s of gemeenschappen produceren de goederen die ze nodig hebben bij voorkeur zelf, vooral in het geval van voedingsmiddelen, als dit tenminste kan zonder al te hoge kosten. In
Peter Tom Jones, Dr. in de toegepaste wetenschappen, is IOF-onderzoeksmanager 'industriële ecologie' aan de Katholieke Universiteit Leuven. Als geëngageerd wetenschapper trekt hij het Vlaamse land rond met een pleidooi voor een transitie naar een ecologische economie. Hij is auteur van vele boeken, artikels en opiniestukken. In april 2009 verschijnt van hem het nieuwe boek De Mondiale Klimaatcrisis (Luster).
maart-april
2009
dimensie
17
dossier
Alweer een crisis! Wat Blootgestelde Landen Extreme armoede © Worldbank
Hoge blootstelling
© UN
Vertraagde groei
Ban Ki-Moon
Bronnen: Wereldbank, WEO, WDI
Robert Zoellick
Volgens de Verenigde Naties en de Wereldbank is er meer dan ooit nood aan internationale solidariteit en internationale coördinatie. De nieuwe eeuw is nog maar net begonnen, of we hebben al te maken met meerdere crisissen die elkaar snel opvolgen: de voedselcrisis, de energiecrisis en, ten slotte, de financiële crisis. Ook ons klimaat verkeert in een crisis: de talrijke gevolgen van de klimaatverandering zijn reeds voelbaar.
De landen die het meest blootgesteld zijn aan het gevaar van verhoogde armoede, bevinden zich in het middelste deel van de cirkelgrafiek.
In deze situatie – die velen onomwonden beschrijven als "een wereldwijde systemische crisis" – groeit de onrust in de multilaterale agentschappen en financiële ontwikkelingsinstellingen. Velen maken zich zorgen over de gevolgen van de vele crisissen voor de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen (MDG’s) van de Verenigde Naties, waarin het jaar 2015 als streefdatum wordt vooropgesteld om de armoede in de wereld terug te dringen.
Afgelopen herfst bij de Verenigde Naties Bij het uitbreken van de financiële crisis in de herfst van 2008 legde de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de heer Ban Ki-moon, ondubbelzinnige verklaringen af. In zijn toespraak op 21 oktober 2008 aan de Harvard-universiteit ging hij dieper in op de eerste gevolgen van de financiële crisis en op de latere economische gevolgen voor de ontwikkelingslanden. "Enkele maanden geleden had ik het over een drievoudige crisis – stijgende prijzen voor voedsel en brandstof, snellere klimaatverandering en vertraagde groei voor meer dan een miljard mensen in de hele wereld – en sommigen vonden dat ik een te dramatisch beeld schetste. Nu de drie crisissen er zijn – en door de opeenvolgende opstoten van de financiële crisis nog worden versterkt – lijkt mijn oproep tot actie veraf en te zwak."
18
dimensie
maart-april
2009
Vervolgens, in volle financiële crisis, riep Ban Ki-moon op om de armsten niet te vergeten: "We mogen niet toelaten dat de financiële crisis omslaat in een lange humanitaire crisis.” Volgens hem kunnen de problemen die de crisis al veroorzaakt heeft en nog zal veroorzaken, "niet worden opgelost zonder gemeenschappelijk optreden: wereldwijde solidariteit is nodig en in het belang van iedereen”. Op de Top van New York over de MDG’s eind september 2008 zegden verschillende landen 16 miljard dollar toe. Hij spoorde deze landen aan hun verbintenissen na te komen. In januari verscheen het jaarrapport van de Verenigde Naties Situatie en Perspectieven van de Wereldeconomie 2009 (1) dat een gedetailleerde analyse bevat van de belangrijkste factoren en van het verloop van de wereldwijde financiële crisis in 2008. In het rapport worden de maatregelen besproken die tot nu toe werden genomen tegen de crisis en wordt hun impact op de economische activiteiten in de wereld beoordeeld, meer bepaald in de ontwikkelingslanden. Ook zij lopen een risico en hebben moeite om de doelstellingen inzake armoedebestrijding te bereiken. Na de vaststelling dat "het om wereldwijde problemen gaat waarvoor wereldwijde oplossingen nodig zijn" wordt in het rap-
port een uitgebreid plan voor een gecoördineerd herstel op wereldschaal uitgestippeld. Daarbij wordt de klemtoon gelegd op een "gecoördineerde, algemene en snelle economische impuls als middel tegen een synchrone wereldwijde recessie”. Ten slotte formuleren de VN-economen de aanbeveling dat het IMF en de Wereldbank "een leidende rol vervullen met het oog op een betere coördinatie van de internationale beleidsmaatregelen" ter zake en tevens zorgen voor een billijker bestuur, politieke raad en acties, "en een grotere invloed en participatie van opkomende economieën en ontwikkelingslanden”.
Onlangs bij de Wereldbank Robert Zoellick staat aan het hoofd van de Wereldbankgroep en wond er op de Top van de Ministers van Financiën van de G7 in Rome op 13 en 14 februari ll. ook geen doekjes om. Reeds enkele dagen op voorhand had hij gewaarschuwd: "De wereldwijde economische crisis dreigt in tal van ontwikkelingslanden om te slaan in een humanitaire crisis, tenzij deze landen gerichte maatregelen kunnen treffen ter bescherming van de meest kwetsbaren”. En niet zonder enige bitterheid stelde hij vast dat "(…) terwijl de hele wereld zich het hoofd breekt over reddingsplannen voor banken en herstelplannen, mogen we niet vergeten dat de armen in ontwikkelingslanden een
Verenigde Naties en Wereldbank
ze erover zeggen veel groter risico lopen wanneer hun economie het laat afweten. Dit is een wereldwijde crisis die een wereldwijde oplossing vergt. De behoeften van de armsten in de ontwikkelingslanden moeten ook aan bod komen”. In de algemene beleidsnota die de Wereldbank voor de Top van de G7 (2) had voorbereid, werd gesteld dat om en bij 40% van de 107 ontwikkelingslanden inmiddels "een groot armoederisico" lopen door de gevolgen van de crisis, terwijl de andere landen een "licht armoederisico" lopen. Slechts 10% kent een "zwak risico".
kinderen per jaar sterven – dat zijn in totaal 1,4 tot 2,8 miljoen kinderen, als de crisis blijft duren. De voorzitter van de Wereldbank heeft dan ook opgeroepen tot de oprichting van een "Vulnerability fund" (kwetsbaarheidsfonds) waarin elk ontwikkeld land 0,7% van zijn herstelplan inbrengt. De drie prioritaire domeinen van dit fonds zijn de programma’s voor sociale bescherming, investeringen in infrastructuur en de steun aan kleine en middelgrote ondernemingen en aan microfinancieringsinstellingen.
van de geïndustrialiseerde landen en van de grootste opkomende economieën in Londen bijeen om de grote lijnen voor de hervorming van het wereldwijde financiële systeem uit te zetten. Het is te hopen dat de plechtige, uitdrukkelijke, en eensluidende oproepen tot internationale solidariteit en internationale coördinatie er daadwerkelijk omgezet worden in concrete en inoverende daden. Jean-Michel Corhay (Bron: Verenigde Naties, Wereldbank)
online http://www.un.org/
Deze beleidsnota stelt dat de landen met een armoederisico in staat moeten worden gesteld om nieuwe banen, infrastructuurwerken en basisdiensten te financieren alsook de oprichting van sociale beschermprogramma’s voor kwetsbare personen. Drie kwart van deze landen kunnen noch op de lokale markt, noch op de internationale markt aan middelen geraken voor de financiering van programma’s die de gevolgen van de economische recessie kunnen opvangen. In de nota wordt er op aangedrongen dat deze landen financieel ondersteund worden, met giften of leningen met een lage rentevoet of zelfs renteloze leningen. In de beleidsnota staan ook de laatste ramingen van de Wereldbank voor 2009 vermeld. Alles wijst erop dat "door de teruglopende economische groei 46 miljoen mensen meer dan voor de crisis werd geraamd, gedwongen zullen zijn met minder dan 1,25 dollar per dag rond te komen”. Nog eens 53 miljoen mensen zullen van minder dan 2 dollar per dag moeten leven. Deze groep moet opgeteld worden bij de 130 tot 155 miljoen mensen die in 2008 in de armoede verzeild raakten door de felle stijging van de voedsel- en energieprijzen. Deze laatste ramingen tonen duidelijk aan hoe ernstig het behalen van de MDG’s in het gedrang is gekomen. Zo zal bijvoorbeeld de vermindering van de kindersterfte, een van de MDG’s, grote vertraging oplopen door de vrije val van de economische groei. Tussen 2009 en 2015 zullen naar schatting 200.000 tot 400.000
Naar aanleiding van de Top van de G20 begin april komen de staats- en regeringsleiders
www.worldbank.org/
Recente maatregelen van de Wereldbankgroep tegen de crisis • Stijging van het aantal leningen van de Internationale Bank voor Heropbouw en Ontwikkeling (IBRD): De IBRD kan nieuwe operaties ter waarde van 100 miljard dollar voor de volgende drie jaar goedkeuren. Nog dit jaar zouden deze leningen nagenoeg kunnen verdrievoudigen en 35 miljard dollar bedragen. • Versnelde procedure voor het ter beschikking stellen van financieringen door de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA): Deze procedure werd ingevoerd om de uitkering van hulp ter waarde van 2 miljard dollar aan de armste landen te versnellen. Deze middelen zijn bestemd voor sociale bescherming, infrastructuur, onderwijs en gezondheid en ze maken deel uit van het bedrag van 42 miljard dollar dat (onder IDA-15) werd ingeschreven voor hulp aan de armste bevolkingsgroepen. • Invoering van nieuwe mechanismen door de Internationale Financieringsmaatschappij (IFC): Deze maatschappij van de Wereldbankgroep is op de privésector gericht en past verschillende nieuwe mechanismen toe voor de uitkering van ongeveer 30 miljard dollar in de volgende drie jaar. Het is de bedoeling handelsstromen te ondersteunen en te laten voortbestaan, banksystemen in moeilijkheden te consolideren, infrastructuurprojecten met financiële moeilijkheden te laten doorgaan en microfinanciering te ondersteunen. Een van deze mechanismen werd in partnerschap met Duitsland opgezet en voorziet een enveloppe van 500 miljoen dollar. Het heeft als opzet steun te verlenen aan microfinancieringsinstellingen die door de wereldwijde financiële crisis herfinancieringsmoeilijkheden ondervinden. Dit mechanisme zal leners uit ontwikkelingslanden met een laag inkomen verder toegang verlenen tot kapitaal. • Reactie op de voedselcrisis: Nagenoeg 900 miljoen dollar zijn reeds of worden momenteel goedgekeurd om de ontwikkelingslanden te helpen de gevolgen van de stijgende voedselprijzen te dragen via een mechanisme voor voedselfinanciering van 1,2 miljard dollar.
(1) ‘World Economic Situation and Prospects 2009’ (Situatie en Perspectieven van de Wereldeconomie 2009) - Jaarrapport van de Verenigde Naties. (2) ‘The Global Economic Crisis: Assessing Vulnerability with a Poverty Lens’ - (De Mondiale Economische Crisis: de Kwetsbaarheid Inschatten met een Armoedelens) - Wereldbank.
maart-april
2009
dimensie
19
milieu
VN-milieuprogramma
Een goed milieu voor duurzame vrede Welke rol spelen het milieu en de natuurlijke rijkdommen in hedendaagse conflicten? Een studiegroep van UNEP - het milieuprogramma van de Verenigde Naties - pluisde dit uit.
Groeiende druk Het einde van de Koude Oorlog heeft de wereld geen stabiele vrede gebracht. De groeiende wereldbevolking zorgt voor een toenemende vraag naar natuurlijke rijkdommen, die de kans op conflicten verhoogt. Daar bovenop speelt de druk van de klimaatverandering – op de beschikbaarheid van water, de voedselzekerheid, de kustgebieden etc. – die bestaande spanningen kan opschroeven en nieuwe conflicten tot stand brengt. Reden te over om de impact van het milieu op conflicten te bestuderen.
Milieu niet enige oorzaak Uit de UNEP-studie blijkt dat milieufactoren zelden de enige oorzaak zijn van een gewelddadig conflict. Wat vooral meespeelt, zijn een slecht draaiende economie, etniciteit, gebrekkige internationale handel... Toch kunnen de exploitatie van natuurlijke rijkdommen en de hiermee gepaard gaande milieustress geweld aanwakkeren. Zo zorgt in Darfur het gebrek aan water en vruchtbaar land voor een verheviging van het conflict. Verpauperde veehoeders worden er gemakkelijk verleid om zich aan te sluiten bij milities die vee roven. Het betreft steeds zwakke staten die niet bekwaam zijn om conflicten rond milieu en natuurlijke rijkdommen afdoend aan te pakken.
Milieu als wapen In bepaalde gevallen zetten de strijdende partijen zelf het milieu in als wapen: waterbronnen en bodems worden vergiftigd, bossen worden gekapt, enz. Een sprekend voorbeeld is het in brand steken van de Koeweitse oliebronnen tijdens de Golfoorlog in 1991. Soms vindt de grootste milieuschade pas plaats nadat een conflict beëindigd is. In Afghanistan teelden de boeren, uit schrik voor landmijnen, hun voedingsgewassen in de pistachebossen. Tevens was er een grote nood aan brandhout. Dit leidde tot drastische ontbossingen. In de Palestijnse Gebieden blijkt de overheid als gevolg van het aanhoudend conflict niet in staat voor voldoende water en sanitatie te zorgen. Dergelijke situaties zijn op zich een nieuwe factor van instabiliteit.
1. Grondstoffen van hoge waarde kunnen bijdragen tot economische ontwikkeling – op voorwaarde dat de uitbating ervan gecontroleerd gebeurt. Zo kunnen bij een mogelijk vredesproces in DR Congo het hout, het water en de mineralen de economie nieuw leven inblazen. Een degelijk beheer van de bossen is dan cruciaal. De winstgevende hout- en mineralenhandel mogen natuurlijk niet in handen vallen van gewapende groepen… 2. Voor een blijvende vrede moeten mensen zicht hebben op een duurzaam levensonderhoud. En dit levensonderhoud is vaak afhankelijk van het herstel en het degelijk beheer van de natuurlijke rijkdommen. In Haïti bijvoorbeeld is dit niet het geval. Eén van de weinige manieren om er te overleven is het kappen van de bossen voor brandhout of houtskool. De bevolking zit er vast in een vicieuze cirkel: de ontbossing ondermijnt op zijn beurt het levensonderhoud op lange termijn. Er is geen echte vrede mogelijk vooraleer dit probleem is opgelost. 3. Het gezamenlijk beheer van de natuurlijke rijkdommen kan het vredesproces bevorderen. Zo werden onenigheden over de landsgrenzen tussen Peru en Ecuador aangepakt met de uitbouw van aan elkaar grenzende natuurparken in beide landen. Op die manier werden de buurlanden aangezet tot samenwerking en groeide er weer vertrouwen. Bovendien waren de natuurparken zeer nuttig voor het levensonderhoud van de lokale gemeenschappen. Het UNEP-rapport stelt vast dat het milieu een steeds grotere rol speelt bij conflicten en bij vredesopbouw. Het roept dan ook de internationale gemeenschap op om veel meer aandacht te hebben voor de rol van het milieu bij de diverse conflicten in de wereld. De bijdrage van België aan UNEP bedraagt jaarlijks ongeveer 2,5 miljoen euro. Chris Simoens
online
Milieu als vredesopbouwer Ten slotte spelen het milieu - en het beheer van natuurlijke rijkdommen - een essentiële rol bij duurzame vredesopbouw na een conflict. Dit kan op 3 manieren:
20
dimensie
maart-april
2009
Het rapport ‘From Conflict to Peacebuilding – The Role of Natural Resources and the Environment’ is te vinden op www.unep.be
TrendS
Evaluatie
Mondige burgers voor beter bestuur? Bij de ondersteuning van goed bestuur in het zuiden, investeren donoren alsmaar meer in het versterken van de inspraak van burgers en in het stimuleren van overheden om meer verantwoording af te leggen aan hun burgers. Maar leveren die inspanning ook wat op? Samen met 6 andere donoren voerde de Belgische dienst Bijzondere evaluatie een evaluatie uit in 7 landen (o.m. Benin, DR Congo en Mozambique) om te achterhalen wat werkt, wat niet en welke daar dan de redenen voor zijn.
© M.P.Fonsny/RTBF
In het Engels krijgen die 'Inspraak en Verantwoording'-interventies de verzamelnaam "Citizens’ Voice & Accountability" (CV&A), een begrip dat een brede lading dekt: van het ondersteunen van parle-
"Interventies die zich richten op sociaal uitgesloten groepen zoals vrouwen en etnische minderheden, behalen goede resultaten."
menten, media, ombudsmannen en anticorruptie-commissies, over het mondiger maken van gemarginaliseerde en sociaal uitgesloten bevolkingsgroepen, tot het steunen van vakbonden en religieuze organisaties. CV&A steunt op de visie dat burgers die het vermogen hebben hun mening te uiten, zwaarder kunnen wegen op het beleid en de prioriteiten van de overheid. Bovendien kunnen de burgers hun overheid dwingen om verantwoording af te leggen en transparanter te werken. Overheden van hun kant, die ter verantwoording kunnen geroepen worden, zijn meer geneigd om tegemoet te komen aan de noden van hun bevolking.
Beperkte en geïsoleerde effecten CV&A kent geen onverdeeld succes, maar er worden toch resultaten geboekt in de bewustmaking van burgers en het aanmoedigen van overheidsambtenaren om
meer verantwoording af te leggen, en dit vooral op gedecentraliseerd niveau. Interventies die zich richten op sociaal uitgesloten groepen zoals vrouwen en etnische minderheden, behalen goede resultaten. Evenzo voor interventies die het comfortabele ngo-pad durven te verlaten om samen te werken met minder traditionele partners zoals vakbonden en religieuze organisaties. Door onrealistische uitgangspunten en verwachtingen wordt het geboekte resultaat als beperkt ervaren. Meer inspraak voor burgers resulteert immers niet automatisch in meer verantwoording en transparantie van overheidswege. Evenmin mag men zomaar aannemen dat democratische processen betere ontwikkelingsresultaten opleveren.
Betere rechten voor Bengalese arbeiders In Bangladesh werkt de vakbeweging BSSF, samen met de Belgische ngo Wereldsolidariteit – Solidarité mondiale, aan betere rechten voor arbeiders. Dit is geen sinecure in een land waar vakbonden lijden onder corruptie en politisering. BSSF bouwde zich uit tot een nietpartijgebonden, democratische en dynamische vakbeweging die ernstig genomen wordt door de overheid. Bovendien probeert de vakbeweging zich te transformeren tot een sociale beweging die zich over meer dan enkel de arbeidsnoden ontfermt. De weg naar die performante vakbeweging loopt via sensibilisering omtrent arbeidsrechten, capaciteitsversterking van de vakbondsleiders en het opzetten van een goede organisatiestructuur.
Kortetermijndenken en coördinatie Ook over de termijn waarop resultaat kan geboekt worden, moeten donoren van meer realiteitszin getuigen. Hun behoefte aan resultaten op korte termijn staat haaks op de termijn die nodig is om relaties tussen overheid en burgers te veranderen. Ook de druk op donoren om meer geld te geven, kan negatieve gevolgen hebben. Grote bedragen worden uitgegeven aan organisaties die dat niet kunnen verwerken. Organisaties passen hun doelstellingen aan aan die van de broodheren, waardoor ze niet altijd vanuit hun basiscompetenties werken. Een lagere doeltreffendheid is het gevolg. Ten slotte laat de coördinatie van de inspanningen van de donoren op CV&A vlak te wensen over. Een strategische visie en coherente benadering ontbreken, met overlappingen, leemten en wedijver tot gevolg.
werkt het bijvoorbeeld anders dan in Bangladesh. Voorts moet men meer durven werken vanuit de bestaande (in) formele instellingen en gebruiken. Niet alleen technische maar ook politieke vaardigheden moeten versterkt worden. Daarenboven kunnen interventies best zowel aandacht hebben voor inspraak als voor verantwoording. Ten slotte kan CV&A werken via verschillende kanalen, dus ook in samenwerking met minder traditionele partners zoals vakbonden en religieuze organisaties. Ivo Hooghe
online Dienst Bijzondere Evaluatie www.diplomatie.be/nl/FOD/dbe
Aanbevelingen CV&A moet gebaseerd zijn op een grondige contextanalyse, want in DR Congo
maart-april
2009
dimensie
21
Puntkomma
HARUBUNTU 2009 Echos Communication en de Verenigde Steden en Lokale Overheden van Afrika, in samenwerking met RFI en Afrik.com, en met de steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, de Afrikaanse Unie en de Europese Unie, hebben de eer de wedstrijd Harubuntu 2009 te kunnen voorstellen.
Slot van de Rode Handen Campagne Op 12 februari 2008 werd de Rode Handen Campagne gelanceerd, een internationale actie die wereldwijd 1 miljoen rode handafdrukken wil inzamelen. De Rode Hand staat symbool voor de strijd tegen het gebruik van kindsoldaten. Op 12 februari 2009 werden de handafdrukken overhandigd bij de Verenigde Naties. België nam een jaar lang deel aan de Rode Handen Campagne. Minister van Ontwikkelings-samenwerking Charles Michel en minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht toonden zich het voorbije jaar meermaals voortrekkers van deze strijd. Op 5 februari vond in het bijzijn van beide ministers een slotevenement plaats in het Paleis der Academiën in Brussel. Daarbij werd het Belgisch beleid in de strijd tegen het gebruik van kindsoldaten toegelicht en het definitieve aantal ingezamelde rode handafdrukken in België bekend gemaakt: 65.000.
Harubuntu betekent in het Kirundi 'hier is iets van waarde'. Deze wedstrijd heeft als doel een stem te geven aan Afrikaanse mannen en vrouwen die hoop brengen en rijkdom creëren doordat ze met hun creatieve ideeën antwoord geven op concrete ontwikkelingsnoden. De initiatiefnemers vinden immers dat Afrika niet naar haar juiste waarde geschat wordt. Er bestaat een Afrika dat niet voldoet aan de stereotiepen: een continent dat creëert, onderneemt en innoveert. De wedstrijd staat open voor iedereen van Afrikaanse origine, die woont in Afrika en de drager is van een reeds bestaand project in één van de volgende categorieën: ondernemen, lokaal bestuur en het maatschappelijk middenveld. Kandidaturen kunnen tot 30 april ingestuurd worden.
Minister Charles Michel heeft bij die gelegenheid het engagement van de Belgische ontwikkelingssamenwerking voor deze problematiek verlengd door, net als in 2008, opnieuw 1 miljoen euro vrij te maken. Twee projecten in DR Congo, gericht op de re-integratie van 3.000 kindsoldaten, worden al gefinancierd voor een totaalbedrag van 720.000 euro.
online
online
[email protected]
Secretariaat van de Belgische Coalitie tegen het gebruik van kindsoldaten:
[email protected] – www.enfant-soldat.be
www.harubuntu.net
5 nieuwe overeenkomsten met Rwanda Op 22 januari 2009 ondertekenden de vertegenwoordigers van Rwanda en België vijf nieuwe samenwerkingsakkoorden voor een totaal bedrag van ruim 38 miljoen euro. De 5 nieuwe akkoorden kaderen binnen het Indicatief Samenwerkingsprogramma 20072010 dat in 2006 tussen beide landen werd afgesloten.
• Heropbouw van het ziekenhuis van Bushenge: 1,8 miljoen euro Om bij te dragen tot de verbetering van de gezondheidssituatie in het district Nyamasheke in de Oostelijke Provincie, beoogt dit project de volledige heropbouw van het ziekenhuis van Bushenge.
• Programma ter ondersteuning van de kleinveeteelt: 500.000 euro Dit project wil aan de hand van de kleinveeteelt de levensstandaard van arme landbouwers, die over geen of minder dan 0,5 ha beschikken, opkrikken.
• Programma voor drinkwatervoorziening en sanitatie: 12,3 miljoen euro Het project wil de toegang tot drinkbaar water, evenals een verbetering van de hygiënische omstandigheden voor 300.000 mensen in de Zuidelijke Provincie, verzekeren.
• Steun aan de socio-economische en culturele ontwikkeling van de Noordelijke Provincie: 4 miljoen euro Dit programma wil het sociaal netwerk en het verzoeningsproces in de Noordelijke Provincie consolideren door lokale overheidsactoren en niet-staatsactoren te ondersteunen.
• Programma voor de institutionele ondersteuning van het Strategisch Gezondheidsontwikkelingsplan voor de stad Kigali: 15 miljoen euro De doelstelling van het programma is om de gezondheidssituatie in Kigali aan te passen aan de evolutie van de noden van de bevolking.
22
dimensie
maart-april
2009
Wild en Wollig 2009: het jaar van de natuurlijke vezels De VN Voedsel en Landbouworganisatie (FAO) heeft 2009 uitgeroepen tot het Internationaal Jaar van de Natuurlijke Vezels. Met de campagne Wild and Woolly hoopt de FAO het bewustzijn over bekende natuurlijke vezelstoffen zoals katoen, vlas, wol en kasjmier aan te scherpen en hun imago ten opzichte van synthetische stoffen op te krikken. De productie van dierlijke en plantaardige vezels genereert volgens de FAO jaarlijks 40 miljard US dollar voor de boeren. Voor bepaalde ontwikkelingslanden belopen de inkomsten van deze productie de helft van de totale exportinkomsten. De globale productie van natuurlijke vezels bereikt jaarlijks ongeveer 30 miljoen ton. Katoen neemt met 25 miljoen ton veruit het grootste deel voor z’n rekening, gevolgd door wol met 2,2 miljoen ton. De totale Belgische bijdrage aan de FAO in 2008 bedroeg 14 miljoen euro. online www.naturalfibres2009.org
Cinéma : Katanga Business Na ‘Mobutu, Roi du Zaïre’ en ‘Congo River’ zet Thierry Michel zijn ontdekkingstocht door Afrika verder. Ditmaal brengt hij ons naar de mijnprovincie Katanga in de Democratische Republiek Congo. In dit nieuwe Eldorado worden de mondiale economische relaties uitgetekend, waarbij miljarden dollars op het spel staan. Onder de personages zijn er tienduizenden ‘kompels’ die op zoek zijn naar middelen om te overleven door illegaal de concessies van de mijnbouwmultinationals te ontginnen, terwijl de legale arbeiders strijden voor betere lonen en arbeidsomstandigheden. Een rijke provinciegouverneur, een Belgische werkgever, een Canadese bedrijfsleider, een Chinees die het mijncontract van de eeuw komt afsluiten met de Congolese Staat: de personages in ‘Katanga Business’ belichamen de nieuwe strategische allianties van Afrika. De lotsbestemmingen van deze personages verweven zich in een tragikomische film, op de achtergrond van een economische en sociale oorlog die een haast symbolische en profetische dimensie aanneemt. Op die manier wordt ‘Katanga Business’ een alles onthullende, wrange en realistische parabel over de globalisering, de verwachtingen die ze met zich meebrengt en haar donkerste keerzijden. Deze film ontving financiële steun van DGOS in het kader van haar ondersteuning van audiovisuele producties.
Wedstrijd: Development Youth Price 2008/2009 Ben je tussen 16 en 18 jaar oud en afkomstig uit Europa? Dan houdt niets je tegen deel te nemen aan de Development Youth Price 2008/2009, een initiatief van de Europese Commissie. Deze editie heeft als centraal thema 'menselijke ontwikkeling': gendergelijkheid, jongeren en culturele diversiteit. Laat je creatieve ideeën de vrije loop, en win een inleefreis naar een ontwikkelingsland in Afrika. Deelnemers moeten een poster- of een videokunstwerk maken waarin op creatieve wijze het centrale thema wordt aangesneden. Een jury selecteert de nationale winnaars, die in het kader van de Europese Ontwikkelingsdagen een tweedaagse trip naar Stockholm worden aangeboden. In Stockholm wordt per EU-lidstaat een eindwinnaar uitgekozen. Als hoofdprijs mogen zij op inleefreis naar een Afrikaans land om er projecten en programma’s van de Europese Unie te bezoeken. Insturen kan tot 31 maart 2009.
Taal: Frans | Engels. Ondertiteling: Nederlands. Vanaf 1 april in de filmzalen.
online
online
www.dyp2008.org of
[email protected]
www.katanga-lefilm.com
maart-april
2009
dimensie
23
© Jean-Michel Corhay
Editeur responsable: Dirk Achten, Président du comité de direction, rue des Petits Carmes 15 B- 1000 Bruxelles
De situatie van de kinderen in de wereld 2009 In ontwikkelingslanden sterft 1 vrouw op 76 tijdens haar zwangerschap, bevalling of in het kraambed. In rijke landen is die verhouding 1 op 8.000. 99% van deze sterfgevallen vindt plaats in ontwikkelingslanden, waar het krijgen van een kind voor de vrouw enorme gezondheidsrisico’s inhoudt. Afrika en Azië spannen de kroon. Een hoge fertiliteit, een tekort aan getraind personeel en een zwak gezondheidssysteem leiden daar vaak tot tragedies. Ook pasgeboren baby’s zijn in ontwikkelingslanden slechter af. De kans om tijdens hun eerste levensmaand te sterven is 14 keer groter dan voor baby’s in rijke landen. Dit alles staat in het UNICEF jaarrapport The State of the World’s Children 2009.
Het jaarrapport van UNICEF houdt nauwgezet bij hoe de levensomstandigheden van kinderen zich wereldwijd ontwikkelen. Dit jaar legt het rapport extra nadruk op de gezondheid en overleving van moeders en pasgeborenen. Terwijl de sterftecijfers voor kinderen onder de 5 jaar wereldwijd dalen, blijven de risico’s voor moeders en baby’s in de eerste 28 dagen van hun leven onacceptabel hoog. Moedersterfte en kindersterfte zijn twee millenniumdoelen waaraan nog hard dient te worden gewerkt.
online U kunt het jaarrapport van UNICEF downloaden op www.unicef.be
24
dimensie
maart-april
2009