THEMANUMMER
Recessie!!! Nadat de internetzeepbel werd doorgeprikt, kwamen we bij de boekhoudschandelen Enron, Parmalat en Ahold om vervolgens terecht te komen in een recessie. Volgens sommigen veroorzaakt door onvoorzichtige en zichzelf verrijkende bankiers. Volgens anderen onvermijdelijk en veroorzaakt door een complex van factoren. De Dow Jones Index sloot op 11 oktober 2007 op een recordhoogte van 14.140. Midden februari van dit jaar sloot de index op een welhaast ondenkbaar laag niveau van 7.062. De recessie is daar. Werd eerst het effect voor Europa nog gebagatelliseerd, nu ontkent nagenoeg niemand meer dat de economie bezig is zich door een hele zware winter heen te worstelen. Niemand kan echter voorspellen hoe lang de winter duurt en wanneer de lente voorzichtig gaat aanbreken.
18 juni 2009
In dit nummer Financiering Het ondernemingsplan als basis voor gunstige financieringsvormen voor ondernemers in roerige economische tijden. . . . . . . . 2 Juist banken moeten in deze moeilijke tijden duurzamer worden . . 6
Column Controller in crisistijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Informatiemanagement Crisis in essentiële investeringen; de noodzaak van anticyclische patronen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Managementaccounting en -control De controller in de kredietcrisis en het nut van educatie . . . . . . . . 11 Op waardecreatie gericht management als voorwaarde voor economisch herstel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Externe verslaggeving Externe verslaggeving en de kredietcrisis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Ondernemingsrecht De 403-verklaring in crisistijden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Belastingrecht
Reden voor Controllers Journaal om dit nummer geheel te wijden aan het thema ‘recessie’. Hoe kijken vakgenoten aan tegen de recessie, wat zijn de oorzaken en gevolgen, wat moet er gebeuren, welke uitdagingen liggen er, wat kan of moet de controller doen? Vragen waarvoor de redacteuren in dit themanummer hun bijdragen hebben geleverd. We wensen u ondanks deze zware tijden en soms zwaarwichtige onderwerpen, toch veel leesplezier toe!
Fiscale aandachtspunten tot verbetering van de cashflowpositie in crisistijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Vastgoed, btw en overdrachtsbelasting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Sociaal recht Besparen op arbeidsvoorwaarden?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Pensioenen Crisis in oudedagsvoorzieningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Tot slot Financieel directeuren: wereldeconomie komt weer op gang . . . . 27
De hoofdredactie Jerry Speel Erik de Klippelaar Op www.controllersjournaal.nl vindt u via de index alle verschenen artikelen terug. Beschikt u nog niet over een wachtwoord? Stuur dan een e-mail naar
[email protected].
2
FINANCIERING Het ondernemingsplan als basis voor gunstige financieringsvormen voor ondernemers in roerige economische tijden 2009-158
Nummer 12
uit de freelancer en ZZP hun activiteiten ontplooien. Kenmerkend voor het ondernemersplan is dat de nadruk ligt op de toegevoegde waarde van de dienstverlenende competenties die de ondernemer kan aanbieden aan de markt. Het credo van een ondernemersplan is dan ook: ‘het gaat niet om de tent maar om de vent’ respectievelijk ‘het gaat niet om het gebouw maar om de vrouw’.
Door: drs. J.H. Gieskens AC CCM QT
In mei 2009 verschenen er diverse publicaties van het EIM, het CBS en de KvK over het stijgend aantal faillissementen en het dalend aantal starters in het eerste kwartaal van 2009. Tegelijkertijd lijkt het voor (startende) ondernemers steeds moeilijker om een passend zakelijk krediet bij de bank te verkrijgen als gevolg van de aangescherpte regels voor kredietverstrekking. Toch is de toegang tot het bedrijfskrediet niet afgesloten en zijn er zelfs nieuwe financieringsvarianten van overheidswege geïnitieerd. Voorwaarde om toegang tot deze kredieten en regelingen te krijgen is een adequaat ondernemingsplan.
Ondernemingsplan: what’s in a name? Het ondernemingsplan is een schriftelijk vastgelegd plan dat wordt opgesteld door de ondernemer of de directie van een onderneming. Het ondernemingsplan geeft inzicht in de doelstellingen en opzet van een onderneming voor de nabije toekomst (scenarioperiode van 1 tot 5 jaar), de activiteiten en investeringen die daarin zullen worden uitgevoerd en de financiële en fiscale gevolgen. Alhoewel de termen ondernemersplan en businessplan vaak als synoniemen worden gebruikt voor het begrip ‘ondernemingsplan’ is er wel degelijk een inhoudelijk verschil tussen deze plannen te onderkennen. Het ondernemersplan is het plan dat de ondernemer opstelt die gaat ondernemen als freelancer of als zelfstandige zonder personeel (ZZP). Een freelancer is een zelfstandig gevestigd vrije beroeper die een zakelijke of persoonlijke dienst verleend (voorbeelden: organisatieadviseur, ICT-dienstverlener respectievelijk fysiotherapeut). Een ZZP is een ondernemer die een bedrijf voert (voorbeeld: tuinier, klusbedrijf, loodgieter). De grote overeenkomst tussen de freelancer en de ZZP gaat schuil in de dienstverlenende activiteiten. De primaire activiteit van beide soorten ondernemers bestaat uit dienstverlening en niet uit handel of productie. Overigens kunnen deze handels- en productieactiviteiten wel ter ondersteuning van de dienstverlenende activiteit plaatsvinden. De eenmanszaak (EZ) is de juridische vorm bij uitstek van waar-
Het ondernemingsplan of bedrijfsplan is breder van opzet dan het ondernemersplan. Deze bredere opzet zit met name in de investeringen in duurzame productiemiddelen (onroerend goed, winkelinrichting, inventaris of machines) en de voorraden. Daarnaast kan het ondernemingsplan ook worden opgesteld ten behoeve van de overname van een bestaande onderneming. De juridische vorm van de op te starten of over te nemen onderneming is veelal een bv. Het zijn dan ook vooral de handels- en productiebedrijven die een ondernemingsplan opstellen, maar het is daarnaast goed mogelijk dat ook de freelancer en de ZZP met een groot vermogensbeslag een ondernemingsplan opstellen. De juridische vorm in het laatste geval is veelal een EZ maar ook een VoF, maatschap of bv behoren tot de mogelijkheden. Voor de standaardopzet van het ondernemingsplan, dat tevens kan worden aangewend als uitgebreide opzet voor het ondernemersplan, wordt hier verwezen naar het model van de Kamer van Koophandel dat gratis kan worden gedownload van de site: www.kvk.nl.1 Businessplan is uiteraard de Angelsaksische term voor ondernemingsplan of bedrijfsplan. Toch is er veelal een duidelijk verschil met een ondernemingsplan waarneembaar wanneer er in Nederland wordt gesproken van een ‘businessplan’. Worden een ondernemers- of ondernemingsplan doorgaans opgesteld bij de start van een onderneming of bij een grote investering of aanzienlijke uitbreiding, een businessplan wordt normaliter jaarlijks opgesteld door het grotere mkb in een going-concernsituatie. In tegenstelling tot het ondernemingsplan is er ook geen sprake van één plan maar van een masterplan met diverse toekomstscenario’s. Worden deze scenario’s uitgewerkt voor diverse juridische entiteiten of businessunits dan wordt er gesproken van een corporateplan. Het businessplan dient ten slotte niet te worden verward met de businesscase. De businesscase is een term afkomstig uit de wereld van het projectmanagement en heeft meestal betrekking op een investering in nieuwe processen, technologieën en ICT-middelen.
Moment van opstellen ondernemingsplan Het moment waarop een ondernemingsplan wordt opgesteld hangt nauw samen met het doel waarvoor het plan
Nummer 12
3
dient. Een veel gehoorde opmerking onder ondernemers is dat zij het plan opstellen ‘voor de bank’. In de regel eist de bank in de rol van kredietverstrekker een gedegen onderbouwd ondernemingsplan. De ABN-AMRO, ING en Rabobank bieden ondernemers zelfs de helpende hand door gratis software voor het opstellen van een ondernemingsplan op hun websites aan te bieden.2 Het moment waarop het ondernemingsplan wordt opgesteld vindt dan ook vaak plaats voorafgaand aan één van de drie volgende gebeurtenissen: De start (startkapitaal). Innovaties en investeringen (investeringskrediet). Uitbreiding (werkkapitaalfinanciering). Toch dient de ondernemer te beseffen dat hij het plan ten principale voor zichzelf opstelt. Het is immers de ondernemer die in het plan dient aan te tonen dat zijn propositie van toegevoegde waarde is voor de markt en dat deze markt bereid is om een zodanige prijs hiervoor te betalen dat de onderneming hiermee voldoende marge en middelen kan verkrijgen om op middenlange termijn te kunnen voortbestaan. In sommige gevallen kan het ondernemingsplan ook dienen voor het winnen van vertrouwen van andere partijen, zoals leveranciers (levering van goederen in consignatie), factormaatschappijen, leasemaatschappijen, borgverstrekkers, garantiekredietverstrekkers of kredietverzekeraars.
Ontwikkeling bancaire kredietverlening aan bedrijfsleven Op 13 mei 2009 verscheen de langverwachte factsheet ‘Bancaire Kredietverlening aan Bedrijfsleven’ van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB).3 In de factsheet doet de NVB verslag van de ontwikkeling van de kredietverlening aan het bedrijfsleven over de afgelopen jaren en maanden. Het rapport steunt onder meer op de statistische gegevens van de DNB waaruit is op te maken dat de Nederlandse banken sinds het vierde kwartaal van 2007 hun kredietvoorwaarden hebben aangescherpt. Wat iedereen in de markt reeds in het vierde kwartaal van 2008 had verwacht werd bewaarheid: de jaar-op-jaargroei in de zakelijke kredietverlening daalde over de periode april 2008-maart 2009 en in de maanden september, december en maart van de betreffende periode werd er zelfs een negatieve maandgroei gemeten (zie figuur 1). Uit diezelfde gegevens blijkt overigens ook dat de banken verwachten dat de vraag naar leningen of kredietfaciliteiten per begin 2009 zal gaan dalen. Deze verwachting geldt in het bijzonder voor het mkb. De verwachting wordt overigens gerechtvaardigd door de sterke teruggang van de Nederlandse economie.4 een stijgend aantal faillissementen en een dalend aantal starters.5
Figuur 1: Groei kredietverlening bedrijven in procenten (bron: NVB) Sinds 1 januari 2007 is het Basel II Kapitaalakkoord (BIS II) van kracht dat onder meer toeziet op de kredietrisico’s die banken lopen en waarin wordt gesteld dat banken met ingang van het jaar 2007 hun kredietvoorwaarden zouden moeten gaan aanscherpen. In de loop van 2008 is echter duidelijk geworden dat de aanscherping van de kredietvoorwaarden voor het mkb met name terug te voeren is op de kredietcrisis en in mindere mate op het Basel II Kapitaalakkoord. Startende ondernemers of ondernemers die willen uitbreiden of investeren en hiervoor een beroep doen op hun bank voor een financiering, zullen steeds vaker een kritische accountmanager van de bank aantreffen. De oplevering van een standaardondernemingsplan blijkt lang niet altijd voldoende. De ondernemer dient bij het opstellen van het ondernemingsplan ten behoeve van een financieringsaanvraag dan ook rekening te houden met al de voor hem relevante aspecten uit figuur 2. De uitgangspunten voor de opzet van het ondernemingsplan blijven overigens gelijk.
Attentiepunten financiering Uit figuur 2 blijkt dat banken ten behoeve van de beoordeling van de financieringsaanvraag niet enkel naar de financiële cijfers kijken. Ook kwantitatieve en kwalitatieve factoren spelen een belangrijke rol. Voorbeelden van de kwantitatieve en kwalitatieve factoren die sinds het laatste kwartaal van 2007 aan importantie hebben gewonnen zijn de branche-ervaring van de ondernemer, de sector/branche (SBI en BIK)6 waarin de onderneming kan worden ingedeeld, de mate van productdiversificatie en de mate waarin de leads uit de salesfunnel reeds zijn omgezet in getekende klantcontracten. Voor wat betreft de financiële cijfers is de bank steeds meer op zoek naar
4
Nummer 12
Fiscale factoren
Financiële factoren
Kwalitatieve/kwantitatieve factoren: subjectief te bepalen
Kwalitatieve/kwantitatieve factoren: objectief te bepalen
Ondernemer(s)
Onderneming
Product en Markt
Naw-gegevens (incl. e-mail) Burger Service Nummer (BSN) Nationaliteit, geslacht, leeftijd Afgeronde opleidingen Afgeronde cursussen Legitimatiebewijs
Naw-gegevens (incl. website) Inschrijving bij KvK Rechtsvorm en juridische structuur Gedeponeerde handelsnaam Algemene voorwaarden Bedrijfsvestiging irt bestemmingsplan Vergunningen, concessies, licenties, rechten Huurcontract en/of franchisecontract
Indeling bedrijf in sector en branche Cfm SBI ‘93 en BIK Omschrijving product/dienst Bedieningsgebied
Ondernemerservaring Branche-ervaring Netwerk Motivatie Doelstellingen
Omschrijving bedrijf Missie, visie en strategie Organisatiestructuur Activiteiten en processen Strategische leveranciers ICT: automatiseringsbureau
PMC Klantenkring en beoogd aantal klanten Marketingmix: 7 P’s Vragers, aanbieders of evenwichtsmarkt Concurrentieanalyse Onderscheidend vermogen t.o.v. concurrent Sales funnel: suspects, prospects, leads
Minimaal consumptief besteedbaar inkomen Vaste lasten Neveninkomsten Eigen vermogen en/of schulden Persoonlijke verzekeringen Persoonlijke verplichtingen Zekerheden
Prijsstelling Balansen Investeringen en investeringsbegroting Resultatenrekening (exploitatiebegroting) Omzet- en winstdoelstellingen Liquiditeitsbegroting en financieringsplan Leasing/factoring Verzekeringen
Vragers, aanbieders of evenwichtsmarkt Gecontracteerde leads: contractwaarde Consignatiegoederen Leverancierskredieten Conjunctuur
VAR-verklaring WuO of ROW of DGA? Ondernemersfaciliteiten IB Meewerkende partner Fiscale startersstatus
Btw-nummer LB (eventueel) Ondernemingsfaciliteiten IB Administratie: Beconnummer accountant
Douanewetgeving Accijnzen Wettelijk verplichte productadministraties
Figuur 2: Aandachtspunten ondernemingsplan zekerheden. Deze zekerheden worden doorgaans gevonden in: zakelijke zekerheden zoals hypotheek, pand, fiduciaire eigendomsoverdracht (feo) en cessie; persoonlijke zekerheden zoals borgtocht, garantie en hoofdelijke medeschuldverbintenis; oneigenlijke zekerheden zoals achterstelling, terugkoopverklaringen (repo: reposses), niet-investeringsverklaring, notariële volmacht, intentieverklaringen, vermogensinstandhoudingverklaring en opeisbaarheidsverklaringen. Met name de zakelijke zekerheden genieten een hoge prioriteit bij de kredietverstrekkers. Bij een gebrek aan zakelijke zekerheden zal de focus echter snel op de persoonlijke zekerheden liggen.
Ratioanalyse en credit score Banken zullen, afhankelijk van de omvang van de financieringsaanvraag, een set ratio’s (zie figuur 3) berekenen om de kredietwaardigheid van de onderneming te toetsen. De uitkomsten van deze ratio’s, genaamd de credit score, zullen worden getoetst met de relevante sector-/branchenormen. Deze sector-/branchenormen voor de ratio’s die deel uitmaken van de credit score verschil-
len per bank omdat banken stuk voor stuk een eigen risicomodel hanteren om deze norm te berekenen. Overigens is deze norm geen statisch gegeven maar kan deze per kwartaal worden aangepast. Bovendien communiceren banken niet met ondernemers over deze sector-/branchenormen. Een goede benchmark ontbreekt hierdoor. Wel bieden de ING (Branche-informatie en Sectorstudies), de Rabobank (Cijfers & Trends) en in mindere mate de ABN-AMRO (Visie op sectoren) inzicht in een aantal kengetallen per sector over het afgelopen jaar. Veelal hebben deze kengetallen betrekking op een aantal operationele, financiële en meso-economische kengetallen die binnen de sector opgeld doen. Slechts enkele van deze kengetallen betreffen de financiële ratio’s die deel uitmaken van de credit score. Daarmee krijgt de ondernemer weliswaar een beperkt inzicht in het branchegemiddelde, maar niet in de geldende minimumnorm. De uiteindelijke beslissing of een krediet al dan niet zal worden toegekend steunt daarmee op de financiële cijfers, de kwantitatieve inschattingen en de kwalitatieve beoordelingen door de kredietverstrekker. Tot slot kan ook nog het commercieel beleid van de regionale bank als overweging worden meegenomen in de uiteindelijke beslissing.
Nummer 12
5
Sinds de introductie van het Basel II Kapitaalakkoord worden ten behoeve van de berekening van de kredietwaardigheid een set ratio’s gebruikt zoals die in figuur 3 worden weergegeven. Relatief nieuw zijn de laatste twee ratio’s uit het overzicht die gebaseerd zijn op cashflows. De cashflow wordt herleid uit de resultatenrekening en de balans. Bruto winstmarge Netto winstmarge Jaarlijkse omzetgroei Rentabiliteit Current ratio Quick ratio Debiteurentermijn Voorraadtermijn Crediteurentermijn Debt ratio Equity ratio Rentedekkingsratio Winstgevoeligheid VV Debt Service Coverage
= Bruto winst / omzet = Netto bedrijfsresultaat / omzet = Jaar-op-jaaromzetgroei als percentage = Winst voor belasting en rente / bedrijfsvermogen = Werkkapitaal / VVK = (Werkkapitaal - voorraden) / VVK = (Debiteuren / omzet) x 365 = (Voorraden / inkoopwaarde verkopen) x 365 = (Crediteuren / inkoopwaarde verkopen) x 365 = VV / TV = EV / TV = Winst voor belasting en rente / betaalde rente = Totaal VV / winst voor rente, belasting, afschrijvingen = Operationele cashflow / financieringslasten
Figuur 3: Overzicht financiële ratio’s
Borgstellings- en garantieregelingen Om (innovatieve) ondernemers die als gevolg van de aangescherpte regels voor kredietverstrekking niet in aanmerking komen voor krediet, toch van een financiering te kunnen voorzien heeft de overheid een aantal borgstellings- en garantieregelingen in het leven geroepen. Uitgangspunt blijft echter steeds dat de ondernemer de levensvatbaarheid van zijn onderneming dient aan te tonen in een realistisch ondernemingsplan zoals hiervoor behandeld. De regelingen zijn: het microkrediet (Qredits) en de borgstellingsregeling MKB (BBMKB). Bij de microkredietregeling kan de ondernemer in aanmerking komen voor een lening van maximaal € 35.000 bij Qredits.7 De kredieten hebben een vast rentetarief gedurende de looptijd en hebben een looptijd van 1 tot maximaal 10 jaar. Qredits is de handelsnaam van Stichting Microkrediet Nederland. Deze stichting is een initiatief van ING Nederland, Rabobank Nederland, ABNAMRO Bank en Fortis Bank Nederland in samenwerking met de Stichting Fonds Werken aan Wonen, het Ministe-
rie van Economische Zaken en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het doel van deze stichting is de ontwikkeling van het kleinbedrijf te bevorderen door specifieke kredietverlening- en coachingsfaciliteiten aan te bieden aan kleine ondernemers, freelancers of ZZP’ers. Ondernemers met investeringsplannen komen voor microfinanciering in aanmerking als ze aantoonbaar beschikken over voldoende ondernemersvaardigheden en er sprake is van een realistisch en haalbaar ondernemersplan. Naast de kredietverstrekking biedt Qredits advies aan de ondernemer door inzet van een bedrijfsadviseur, een financiële coach en de rentetool. De rentetool is een softwarepakket waarin de aflossingen en rentebetalingen van de lening kunnen worden geprognosticeerd. Het BBMKB heeft als doel het stimuleren van de kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf. De borgstellingsregeling is bestemd voor ondernemingen met maximaal 250 werknemers met een jaaromzet tot € 50 miljoen. Verreweg de meeste mkb’ers kunnen er gebruik van maken, waaronder ook de vrije beroepers. De BBMKB-regeling geldt voor ondernemers die de bank te weinig zakelijke zekerheden kunnen bieden in een reguliere kredietaanvraag. De aanvraag voor een borgstellingskrediet dient samen te vallen met de kredietaanvraag bij de bank; de bank beslist of zij een borgstellingskrediet verleent en onder welke voorwaarden. Het is dus de bank die op initiatief van de ondernemer de aanvraagprocedure bij SenterNovem8 in gang zet. De deelnemende banken zijn: ABN-AMRO, Fortis Bank, Friesland Bank, HBU, ING Bank, Rabobank, Triodos en Van Lanschot Bankiers. De borgstellingsregeling dient alleen voor bedrijfsfinanciering, dus niet voor projectfinanciering of beleggingsdoeleinden. De lening kan worden aangewend voor de meest uiteenlopende kapitaalbehoeftes, mits deze een zakelijk karakter hebben. In een drietal situaties kan de ondernemer zelfs rekenen op extra steun, dit geldt voor: startende ondernemers, investeringen in technologische innovatie en kredieten voor de bodemsanering van bedrijfsterreinen. De hoogte van het borgstellingskrediet is afhankelijk van de kredietbehoefte. Het bedrag van de lening kan echter nooit hoger uitvallen dan het tekort aan zekerheden dat de ondernemer heeft. De borgstelling kent bovendien een bovengrens: een onderneming of een groep van ondernemingen kan voor maximaal € 1,5 miljoen borgstellingskrediet krijgen. In de regel dient het krediet in zes jaar terug te worden betaald, maar voor verschillende doeleinden gelden specifieke regels. De regels die bij een borgstellingskrediet gelden (zoals de omvang, de looptijd, de aflossing en opschorting) zijn afhankelijk van het type onderneming (starter of gevestigde onderne-
6
ming) en het doel van de lening. Voor de borgstelling betaalt de bank aan de overheid eenmalig een provisie tussen de 2% en 3,6% van de hoofdsom (afhankelijk van de looptijd). De bank berekent deze provisie door aan de ondernemer.
Alternatieve financieringen Indien de Qredits en BBMKB-regeling ook geen toegang tot een financiering toelaten dan kan er voor de startende ondernemer nog worden gedacht aan alternatieve financieringsvarianten zoals de fiscaal gefaciliteerde durfkapitaalregeling (voorheen: Tante-Agaathregeling) of financial lease. Voor gevestigde ondernemers met investeringsplannen zijn er alternatieve financieringen voorhanden zoals het AA-krediet (via NIBC) of financial lease. Bovendien kan de ondernemer zich ook nog wenden tot een particuliere participatiemaatschappij (PPM) of venture capitalist (durfkapitaal). Bij deze laatste twee vormen is er echter geen sprake meer van risicomijdend vermogen (kredietverstrekking) maar van risicodragend vermogen (minderheidsdeelneming, achtergestelde converteerbare obligaties of achtergestelde lening). Bij al de hier genoemde alternatieve financieringsvarianten blijft echter als voorwaarde gelden dat een adequaat ondernemingsplan of businessplan moet worden overlegd. Ter afsluiting wordt hier benadrukt dat het voor de controller van groot belang is om ten behoeve van de begeleiding van een kredietaanvraag gedegen kennis te nemen van de eisen die banken stellen aan de opzet van een ondernemingsplan alsmede de berekening van de relevante financiële, kwantitatieve en kwalitatieve kengetallen. Hiertoe kan de controller gebruikmaken van specifieke software. In dit artikel werd reeds verwezen naar de software die de KvK en banken gratis ter beschikking stellen. Voor een uitgebreid ondernemingsplan dat inzicht biedt in de performanceontwikkeling van één of meer scenario’s op de middenlange termijn voldoen deze pakketten evenwel niet. De controller dient hiertoe gebruik te maken van professionele software voor de adviespraktijk: de zogenoemde businessplansoftware. Daarnaast is er voor controllers ook specifieke software voorhanden om de financiële, kwantitatieve en kwalitatieve kengetallen te berekenen: de zogenoemde financial analysis en/of credit scoring software.
Drs. J.H. Gieskens AC CCM QT is werkzaam als financial analyst & planner en is bestuurslid van de NORA, de Nederlandse Orde voor Rating Advisory & Analysis. Daarnaast is hij als docent verbonden aan diverse universiteiten en hogescholen in Nederland en Vlaanderen.
Nummer 12
Noten: 1. KvK: www.kvk.nl/bedrijfstarten. 2. ABN-AMRO: www.abnamro.nl/nl/zakelijk/starters. ING: www.ing.nl/zakelijk/startende-ondernemers. Rabo: www.Rabobank.nl/bedrijven. 3. De factsheet ‘Bancaire Kredietverlening aan Bedrijfsleven’ kan worden gedownload van de site www.nvb.nl. 4. Kerncijfers Macro-economie: www.cbs.nl. De kerncijfers van de Nederlandse economie worden maandelijks door het CBS gepubliceerd. De verwachte ontwikkeling van de conjunctuur voor de komende drie kwartalen wordt eens per kwartaal door het EIM gepubliceerd, zie EIM-conjunctuurbericht: www.eim.nl. 5. Het bestand ‘Dynamiek Handelsregister’ dat inzicht geeft in de saldi van de maandelijkse in- en uitschrijvingen in het handelsregister kan worden gedownload van de site www.kvk.nl. 6. De SBI ’93 kan worden gedownload van de site www.cbs.nl, het BIK-boekje kan worden gedownload van de site www.kvk.nl. 7. Www.qredits.nl. 8. Www.senternovem.nl/bbmkb/.
Congres werkkapitaalbeheer 2009 Dinsdag 30 juni 2009 vindt in het NBC te Nieuwegein het congres Werkkapitaalbeheer plaats. Tijdens het congres krijgt u concrete handvatten van experts om de diverse onderdelen van uw werkkapitaal adequaat te beheren. Uiteraard zal aandacht worden geschonken aan de impact van de financiële crisis op de onderscheiden onderdelen van het werkkapitaal. Daarnaast laten sprekers van bedrijven uit diverse sectoren zien hoe zij binnen hun organisatie omgaan met werkkapitaalbeheer. Abonnees van Controllers Journaal genieten een korting van € 200 op de congresprijs. Meer informatie: www.euroforum.nl/congressen/werkkapitaal
q
Nummer 12
7
Juist banken moeten in deze moeilijke tijden duurzamer worden 2009-159
Door: Wouter Scheepens
Onlangs werd in The Economist de vraag weer eens opgeworpen hoe duurzaam ondernemen zich houdt in deze moeilijke economische tijden (CSR; A stress test for good intentions, The Economist, 16 mei 2009). De conclusie: er wordt wel wat bezuinigd in de perifere activiteiten, maar daar waar bedrijven de essentie van duurzaamheid te pakken hebben, blijven de budgetten overeind. Het artikel benoemt tot slot nog een belangrijke reden waarom bedrijven hun commitment aan duurzaamheid ook tijdens een recessie overeind houden: de noodzaak om het vertrouwen in het bedrijfsleven te herstellen. Onverantwoordelijkheid heeft geleid tot de crisis en nu moeten de leiders in het bedrijfsleven laten zien dat zij niet alleen gemotiveerd zijn door kortetermijndenken. Een sector die zich dit nu meer dan enig andere dient te realiseren is de bankensector. Het vertrouwen in banken is het afgelopen jaar weggevaagd. Maar helaas is daarmee ook het beeld vertroebeld over welke positieve initiatieven Nederlandse grootbanken hebben genomen op het gebied van duurzaam ondernemen. Zonder uitzondering hebben zij producten ontwikkeld, debatten aangezwengeld, transparantie vergroot (onder meer door duurzaamheidsverslagen), internationale standaarden ontwikkeld (Equator Principles) ten behoeve van duurzaamheid. Internationaal werd de Nederlandse financiële sector gezien als voorloper van duurzaam ondernemen bij banken. Een financiële sector die duurzaamheid serieus neemt is van groot belang, omdat deze de kracht heeft een ‘driver for change’ te zijn. Door het al dan niet financieren van bepaalde projecten, kunnen zij het economisch verkeer een bepaalde kant in begeleiden. Het niet financieren van een bepaald mijnbouwproject, of het juist wél financieren van duurzame energieprojecten geeft richting. Nederlandse banken hadden nog veel te leren en doen, maar waren goed onderweg. Met de bankencrisis en de vertrouwensbreuk kwam natuurlijk ook cynisme over de échtheid van duurzaam ondernemen door die banken. Was het geen windowdressing? Als bedrijven duurzaamheid promoten, hoe kunnen ze dan zo erg vastlopen? Het cynisme is begrijpelijk, maar mijns inziens niet helemaal terecht. Ook bedrijven die duurzaamheid tot hun kern verklaren, kunnen grote
problemen krijgen. Dat geldt voor banken net zo goed als ieder ander. Zie nu onder meer Econcern, maar eerder ook de FairTrade-organisatie en ‘Happy Shrimp’. Het streven naar duurzaamheid maakt je niet immuun voor de harde economische realiteit.
Het vertrouwen in banken is het afgelopen jaar weggevaagd Maar banken zullen meer dan ooit hun best moeten doen om te laten zien dat verduurzaming nog een écht onderdeel van hun agenda is. Het vertrouwen moet worden herwonnen. Dat lukt ze niet door woorden, maar vereist daden. Alle Nederlandse grootbanken zouden hier juist nu hun volle gewicht achter moeten gooien. Daarbij kunnen ze voortbouwen op de basis die de afgelopen jaren is gelegd. Maar ze moeten daarmee geen genoegen nemen. De nek moet verder worden uitgestoken door de rol van ‘driver for change’ serieus invulling te geven. Jammer genoeg lijkt het onderwerp in de huidige ‘turmoil’ wat ondergesneeuwd geraakt. De heren Zalm (ABN AMRO), Hommen (ING) en ook Moerland (Rabobank) kunnen maar zelden betrapt worden op uitspraken over duurzaamheid, laat staan inspirerende visies. Dat is een gemiste kans, want een financiële sector met een krachtige visie op duurzaamheid is niet alleen in het belang van de maatschappij, maar nog meer in het belang van de financiële instellingen zelf. Als deze heren van zich laten horen en laten zien dat zij een duurzamere sector voorstaan, zal dit niet direct leiden tot het herstel van vertrouwen, maar het zal daarvoor zonder meer een belangrijke bouwsteen zijn. q
8
Nummer 12
Drs. P.W.A. Kasteleyn EMFC RC
Controller in crisistijd De controller heeft een prachtig vak. Maar hoe is het om controller te zijn in financieel moeilijke tijden? Hoe ga je om met onzekerheden? Welke rol heb je naar je collega’s?
Afhankelijk van zijn of haar takenpakket heeft de controller te maken met onderwerpen die in crisistijd een andere invalshoek krijgen: Het begrotingsproces zal wat anders verlopen dan de kostenbegroting te verhogen met de inflatie en de omzetbegroting met de gestelde verkoopdoelen. Bovendien is het in tijden van financiële schaarste belangrijk een goede liquiditeitsbegroting op te stellen. Bij de jaarrekening moet de controller aandacht hebben voor allerlei waarderingsaspecten, zoals incourante voorraden, dubieuze debiteuren of bijvoorbeeld de impairment van goodwill. Tussentijdse cijfers vergen (nog) meer aandacht dan normaal. Waar zijn negatieve én positieve ontwikkelingen? Welke ingrepen zijn mogelijk en noodzakelijk? Hoe ontwikkelen de niet-financiële kengetallen zich? Investeringsplannen zullen in financieel lastige tijden minder vaak voorkomen. Als er plannen zijn, moet de controller deze goed doorrekenen in verschillende scenario’s. Mogelijk is juist nu de tijd rijp de overname te doen die al lange tijd gewenst is of de nieuwbouw te plegen die eerder te duur was? Als je betrokken bent bij (her)financieringsvraagstukken vereist dit veel kennis van de marktpartijen, te gebruiken instrumenten, rentetarieven en risico’s. Als het slechter gaat met de onderneming heeft de controller wellicht een rol bij de onderbouwing van reorganisatieplannen. Als er te weinig wordt ingegrepen loopt de continuïteit van de organisatie gevaar. Als er te veel medewerkers worden ontslagen, dan kost dit relatief erg veel geld en bestaat het risico dat belangrijke kennis en vaardigheden de organisatie verlaten. Een dramatische taak van de controller kan zijn de weg te wijzen naar de bewindvoerder of curator. Dan is er natuurlijk nog het onderwerp risicomanagement: moet het treasurybeleid worden aangepast (waar zetten we overtollige liquiditeiten uit)? Wat betekent de crisis voor het beleggingsbeleid (moeten we nu ons verlies nemen of wachten tot het beter gaat)? Handhaven we het beleid voor het afdekken van financiële risico’s (valutakoersschommelingen ten opzichte van het Engelse Pond of het afdekken van olieprijsontwikkelingen bij een luchtvaartmaatschappij)? En niet in de laatste plaats: wat betekent een mogelijk faillissement van een belangrijke klant of leverancier voor de continuïteit van onze organisatie?
Bovenstaande opsomming betreft vooral de inhoud van het werk. De controller is natuurlijk ook een mens! Juist in deze tijden moet je er zijn als sparring partner van jouw collega’s, leidinggevenden en ondergeschikten. Met kennis van zaken, maar ook met persoonlijke betrokkenheid. Bij een kritische opstelling past tevens een visie op de bredere oorzaken, gevolgen en oplossingen van de huidige recessie. De afgelopen jaren zijn veel controllers betrokken geweest bij de doorvoering van een scala aan verbeteringen in het toezicht binnen ondernemingen, de versterking van het risicomanagement, de verwerking van regelgeving en gedetailleerde gedragscodes. Ondanks al deze maatregelen zijn we met elkaar in een ernstige crisis gekomen. Hoe valt dat te verklaren? Wat kunnen we hiervan leren? Hoe kunnen we ons hier nog beter tegen wapenen? Juist in crisistijd kan de controller zijn of haar meerwaarde waarmaken!
Column
2009-160
Nummer 12
9
INFORMATIEMANAGEMENT Crisis in essentiële investeringen; de noodzaak van anticyclische patronen 2009-161 Door: prof. dr. E.H.J. Vaassen RA
1. Inleiding Recessies zijn verschijnselen waar economen graag hun tanden op stuk bijten. Er zijn verschillende economische theorieën die uiteenzetten hoe we het beste met een recessie kunnen omgaan. Twee uitersten zijn de anticyclische benadering en de klassieke benadering. Keynes was een groot voorstander van de eerstgenoemde, waar de klassieken vooral geloofden in de wet van Say. Keynes stelde dat overheidsingrijpen noodzakelijk is om een economie in evenwicht te brengen. Say stelde dat elk aanbod zijn eigen vraag creëert door de werking van het marktmechanisme. Dit artikel zet uiteen waarom een Keynesiaanse benadering van investeringen een verstandigere oplossing is om uit de huidige crisis te komen dan een benadering die vertrouwt op de marktwerking.
2. Micro-economische kenmerken van de huidige crisis De gevolgen van de huidige crisis zijn zowel bij consumptiehuishoudingen als bij bedrijfshuishoudingen goed te merken. Consumenten krijgen geen krediet meer om een auto te kopen, kunnen geen hypotheek meer krijgen, worden ontslagen en zien hun inkomen afnemen en hun lasten toenemen. Bedrijven zien hun omzet dalen, krijgen geen krediet meer van de bank en hebben minder gemakkelijk toegang tot de kapitaalmarkt. Er is een sterke verwevenheid van problemen. Zo hebben de problemen in de financiële sector ertoe geleid dat banken veel minder consumentenkredieten geven waardoor consumenten onvoldoende geld hebben om een nieuwe auto te kopen. Hierdoor stagneert de autoverkoop. Gevolg hiervan is ook dat de toeleveranciers van de autoindustrie te maken krijgen met stagnerende omzet. Om tijdelijk in liquiditeiten te voorzien zijn bedrijven dan aangewezen op kredieten, ander vreemd vermogen of eigen vermogen. Dat vermogen krijgen ze niet, want de bereidheid onder vermogensverschaffers is er niet, nog afgezien van het feit dat ook de vermogensverschaffers zélf over onvoldoende middelen beschikken. Precies hetzelfde geldt voor de hypotheekmarkt. De gevolgen van de problemen in de financiële sector worden door
deze verwevenheid versterkt en krijgen een lange nasleep, want investeringen worden uitgesteld waardoor de toekomstige productiecapaciteit wordt aangetast. Veel bedrijven zijn momenteel drastische bezuinigingen aan het doorvoeren om maar te overleven. Zo zien we dat vooral investeringen in opleidingen van personeel, IT-investeringen, onderzoek en ontwikkeling en buitenlandse activiteiten op een laag pitje worden gezet. Dat dit nu juist belangrijke aanjagers zijn van toekomstige ondernemingsprestaties, wordt daarbij nog wel eens vergeten.
3. Keynesiaans beleid De jaarlijkse economische groei is volgens Keynes de optelsom van bestedingen van consumenten, investeringen door bedrijven, overheidsuitgaven en handel met het buitenland. Wanneer het even wat minder gaat, en burgers en bedrijven de hand op de knip houden, kan de overheid de uitkomst positief beïnvloeden door de lasten te verlichten of zélf meer te besteden. Sommige bedrijfstakken hebben de overheid momenteel hard nodig, denk hierbij vooral aan banken, autoproducenten en bedrijfstakken die sterk afhankelijk zijn van de auto-industrie, de onroerendgoedsector en bankkredieten. Het klinkt logisch dat de overheid in tijden van recessie meer geld uitgeeft en in tijden van hoogconjunctuur geld spaart en dus minder geld uitgeeft, maar als gevolg van langdurige parlementaire procedures kan de uitvoering van dergelijke maatregelen grote vertraging oplopen, waardoor besluiten mogelijk pas worden geëffectueerd op het moment dat de cyclus alweer omslaat. De wens om anticyclisch te besteden kan er daardoor toe leiden dat de overheid de economische golfbeweging juist versterkt. Dit betekent dat bedrijven en consumenten niet zomaar moeten vertrouwen op een overheid die de helpende hand biedt, maar ook zélf hun verantwoordelijkheid voor de crisis moeten nemen. Dit komt erop neer dat ook bedrijven en consumenten anticyclisch zouden moeten besteden.
4. Bijdragen van bedrijven en consumenten Consumptieve bestedingen zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van liquiditeiten om aankopen te kunnen doen. De beschikbaarheid van liquiditeiten is een afgeleide van bestedingen door de overheid en door bedrijven. De bestedingen van consumenten worden namelijk betaald uit inkomsten uit arbeid of kapitaal. Als we nu naar Keynes’ oplossing voor het dempen van de effecten van economische fluctuaties kijken, dan moeten we dus primair proberen de overheidsbestedingen, de consumentenbestedingen en de investeringen door bedrijven te vergroten. Zoals gesteld is de overheid vaak niet slagvaardig genoeg om snel anticyclisch beleid te ontwikkelen, waardoor de oplossing noodzakelijkerwijs moet wor-
10
Nummer 12
den gezocht in investeringen door bedrijven, bestedingen door consumenten en in de mogelijkheden die het huidig economisch beleid van de overheid biedt. Voor investeringen door bedrijven is de werkelijkheid momenteel echter anders. Veel bedrijven, geschrokken door tegenvallende resultaten, zijn volop bezig te snijden in hun personeelsbestand, hun investeringen in onderzoek en ontwikkeling tot een minimum te beperken, hun kosten van humanresourcesmanagement terug te brengen tot het strikt noodzakelijke en reisbudgetten in te trekken. Wat we hiervan concreet waarnemen is vooral dat IT-investeringen worden stopgezet of naar achter worden geschoven, dat personeel geen opleidingen meer mag doen en dat buitenlandreizen voor vergaderingen of opleidingen worden geannuleerd.
Veel bedrijven zijn momenteel drastische bezuinigingen aan het doorvoeren om maar te overleven Dit lijkt een logische benadering die helemaal in lijn is met de klassieke economische theorie die stelt dat als de vraag afneemt er vanzelf een neerwaartse druk op de prijs en dus de kosten ontstaat waardoor uiteindelijk het aanbod afneemt en de vraag weer toeneemt. Het is echter maar de vraag of hiermee niet een neerwaartse spiraal wordt ingezet die ertoe leidt dat de vraag meer gaat afnemen en de productie uiteindelijk nog meer afneemt dan in eerste instantie het geval was. De crisis zal hierdoor mogelijk veel langer duren dan wanneer bedrijven zouden blijven investeren om op de lange termijn hun omzet te vergroten en niet op de korte termijn proberen hun kosten te reduceren. Bij het volgen van anticyclisch beleid door bedrijven spelen twee belangrijke factoren een rol: 1. Opportunity costs van opleidingen, IT-projecten en andere langetermijninvesteringen. 2. Benodigde liquide middelen. Opportunity costs De opportunity costs van opleidingen, IT-projecten en onderzoek en ontwikkeling zijn lager in tijden van recessie dan in tijden van hoogconjunctuur. Doordat er momenteel minder vraag is, zal de productie ook afnemen en is er overcapaciteit, met andere woorden: het personeel heeft tijd over. Het bedrijf kan tot gedwongen ontslagen overgaan (kortetermijndenken) maar ook personeel gaan bijscholen en tijd laten steken in het mee-ontwikkelen van IT-projecten en nieuwe producten. De kosten
van het niet aanwezig zijn op de werkplek (opportunity costs) doordat iemand een opleiding volgt zijn altijd vele malen hoger dan de kosten die aan de desbetreffende opleidingsinstituten worden betaald. De overcapaciteit tengevolge van de recessie leidt nu echter niet tot hogere kosten van afwezigheid doordat er simpelweg geen opportunity costs zijn. Daar komt nog bij dat als we te zijner tijd uit de recessie komen, veel bedrijven weer zullen gaan investeren in opleidingen en IT, waardoor de vraag naar opleidingen en IT consultants te groot zal worden. Dit zal onherroepelijk tot hogere prijzen leiden en in het begin tot een tekortschietend opleidingsaanbod en een tekort aan gekwalificeerde IT-consultants. Op het terrein van onderzoek en ontwikkeling zullen de achtergebleven investeringen ertoe leiden dat de vraag naar hooggekwalificeerd personeel op dit terrein het aanbod vele malen overstijgt met ook hier een prijsopdrijvend effect tengevolge van schaarste. Liquide middelen Om te investeren is geld nodig; als dat er niet is, kan niet worden geïnvesteerd. In concreto betekent dit dat om te investeren in bijvoorbeeld opleidingen of IT er liquiditeiten moeten zijn, hetzij uit eigen vermogen, hetzij uit vreemd vermogen. Anticyclisch beleid kan dan wel vanuit economisch gezichtspunt nastrevenswaardig zijn, maar als er geen geld is, kan het ook niet worden besteed. Gezien de langetermijnnoodzaak om investeringen in opleidingen, IT en onderzoek en ontwikkeling vooral tijdens de recessie te doen, moet er alles aan worden gedaan om voldoende liquiditeiten te genereren om deze investeringen doorgang te laten vinden. Hoewel de overheid niet snel nieuw beleid zal maken beschikt zij binnen haar huidige beleid over een behoorlijk arsenaal van middelen om de economie te stimuleren. Het Ministerie van Economische Zaken heeft bijvoorbeeld onlangs een fonds voor starters opgezet met € 15 miljoen erin, dat microkredieten verstrekt. Voorts zijn er allerlei regelingen die bijvoorbeeld het laten volgen van opleidingen door personeel aantrekkelijker maken. Zo is er de Wet Vermindering Afdracht (WVA) die het mogelijk maakt zo’n € 2500 subsidie per werknemer te krijgen voor een zogenaamd beroepsbegeleidend-lerentraject. In het algemeen loont het voor ondernemers om door een subsidieadviseur (vaak no cure, no pay) te laten uitzoeken of er subsidies mogelijk zijn. Maar overheidssteun alléén is niet genoeg. Ook maatschappelijke investeerders moeten de economie aanjagen door bijvoorbeeld starters te steunen, vooral omdat de banken momenteel te weinig doen. Er zouden daarom mogelijkheden moeten zijn voor de minister van Financiën om banken te dwingen ook kredieten aan starters te verstrek-
Nummer 12
11
ken. Aan de kant van de ondernemers moet er dan uiteraard voor worden gezorgd dat de cijfers op orde zijn en elk plan een gedegen businesscase is. Hierbij geldt heel sterk dat goed voorbeeld goed doet volgen. Zo heeft Microsoft bijvoorbeeld besloten om de investeringen in onderzoek en ontwikkeling te verhogen met $ 1 miljard tot $ 9 miljard.
MANAGEMENTACCOUNTING EN -CONTROL
5. Ten slotte
Tot nu toe komt de controller niet of nauwelijks ter sprake in de berichtgeving over de kredietcrisis. Aan de ene kant is dat natuurlijk een goed teken. De controller wordt dan ten minste niet op één hoop geveegd met bankiers, wat ervoor zorgt dat de reputatieschade beperkt blijft. Aan de andere kant is de controller behoorlijk onzichtbaar in het maatschappelijk debat. Dat is jammer, omdat het momentum om duidelijk met een mening naar buiten te komen verstrijkt. Het is nog niet zo dat controllers zelf slachtoffer zijn van de gevolgen van de crisis. Eerder het tegendeel. De vraag naar controllers blijft onveranderd goed. Bedrijven hebben nu meer dan ooit deskundigen nodig die financiële reorganisaties kunnen doorvoeren.
Om investeringen in opleidingen, IT en onderzoek en ontwikkeling te stimuleren en om kortetermijndenken onder topmanagers te doorbreken, moet er bij de betrokken partijen een positief bewustzijn worden gecreëerd dat bepaald gedrag onwenselijk is. Dit komt neer op de volgende imperatieven: De overheid moet zorgen dat kredieten, subsidies en fiscale regelingen weer beschikbaar komen voor bedrijven om investeringen te kunnen doen. De overheid moet ook zorgen dat consumenten een beetje worden geholpen met lastenverlichting. Consumenten moeten niet bang zijn om hun geld te besteden. Bedrijven moeten snel investeren in opleidingen, IT en onderzoek en ontwikkeling. Banken moeten weer kredieten gaan geven. Gegeven de grenzen aan het overheidsingrijpen, zal het accent bij bedrijven en consumenten moeten liggen. Dit alles is gemakkelijk gezegd, maar in de praktijk moeilijk te implementeren omdat deze oplossingen staan of vallen met een positieve grondhouding dat alles weer goed komt met onze economie. Doemdenkers en onheilsprofeten moet dan ook nu even het zwijgen worden opgelegd. En inderdaad zien we al een behoorlijk aantal positieve bewegingen op gang komen (zie onder andere de website www.decrisistelijf.nl). Hierin kan de overheid wél een belangrijke rol spelen. Ook maatschappelijke investeerders steunen nu starters, omdat de banken vooralsnog te weinig (kunnen) doen en zien we ook bij ondernemers de tendens om essentiële investeringen niet langer uit te stellen. q
De controller in de kredietcrisis en het nut van educatie 2009-162 Door: prof. dr. D.M. Swagerman
Het - financiële - tijdsgewricht verandert, zodat dat het takenpakket van de controller structureel zal wijzigen. Het uitgangspunt is en blijft echter dat de controller de bewaker is van de bedrijfseconomische integriteit. Deze rol wordt onder meer zwaarder ingevuld. Daar zit dan ook de mogelijkheid om de functie en het beroep sterker te profileren. De controller moet zich meer dan ooit bezighouden met de adequate inrichting van het risicomanagement. In het verleden hebben wij risico’s wel geduid, maar uiteindelijk hebben we hier toch niet goed grip op gekregen. Dit geldt voor een belangrijk deel voor de financiële sector, maar evenzo voor het bedrijfsleven. Er komen steeds nieuwe en niet eerder gedefinieerde risico’s op ons af. Hebben bedrijven nu een plan in de kast liggen voor het geval wij door een grieppandemie worden getroffen - wat direct zal resulteren in een hoog ziekteverzuim en het onverwachts uitvallen van ‘key’-functionarissen? De organisatorische plaats van het risicomanagement in organisaties is niet altijd duidelijk aangegeven. Er zijn allerlei discussies vanuit een functiescheidingsoptiek in omloop of de controller het domein van het risicomanagement zou mogen claimen. Controller: wees pragmatisch en vul die functie snel in en wacht niet tot de volgende crisis. Het management gaat ook andere eisen stellen aan de inrichting van de rapportages. Zij wil dichter op de bal
12
Nummer 12
spelen. Vandaar dat de periodieke rapportages sneller moeten worden opgeleverd. Er komen meer ‘flash reports’ die onmiddellijk na afloop van een periode inzicht geven in de feitelijke situatie. Daarnaast is er behoefte aan ad-hocrapportages over allerlei lopende (bezuinigings)projecten. Hieruit blijkt dat er een groter beroep wordt gedaan op de controller als businesspartner. Het is nu alle hens aan dek. De verdere invulling van de rol als businesspartner kan ook inhouden dat de controller zijn voelsprieten gaat uitsteken naar andere domeinen, zoals de treasuryfunctie. Niet dat de controller op de stoel van de treasurer gaat zitten, maar dat domein is tegenwoordig te belangrijk om over te laten aan een doorgaans solitaire functie. De controller zal dan optreden als kritische beoordelaar van het proces.
Het uitgangspunt is en blijft echter dat de controller de bewaker is van de bedrijfseconomische integriteit De inrichting van de periodieke managementrapportage zal tegen het licht worden gehouden. De externe omgeving is veranderd en daarom moet de zwaarte van de kwadranten van de ‘balanced scorecard’ worden herijkt. Het accent zal meer komen te liggen op het leveren van toegevoegde waarde en het aangeven van efficiency dan op de realisatie van de omzet. Daarnaast wordt van de controller verwacht dat hij snel met een antwoord komt op allerlei scenario’s die worden ontwikkeld. Het gaat dan om het leveren van de - financieel-technische onderbouwing bij de aanpassing van de strategie. Deze competentie geeft de controller daadwerkelijke invloed op het besluitvormingsproces. Kortom: de controller moet een grote dosis stressbestendigheid hebben en ook veel uren besteden aan het faciliteren van het management in crisistijd. Belangrijk is dat organisaties zich ervan bewust zijn dat er uiteindelijk ook weer een economische opleving zal komen. Het gaat erom de problematiek op een hoger niveau te brengen dan specifiek dat van de controller. Als eerste weten wij niet of een individueel bedrijf het economisch wel zal redden. Als er maar enigszins mogelijkheden zijn, dan moet er toch aan investeren worden gedacht. Uiteindelijk zal dat de basis zijn om de economie uit het slop te halen. Niet alleen investeren in vaste activa, maar ook in mensen. Het gaat namelijk om de verhoging van het competentieniveau van de medewerkers en rekenschap geven van het feit dat in de toekomst zonder meer sprake zal zijn van veranderde economische omstandigheden en spelregels.
Als het economisch moeilijk gaat, doemt de ontslagronde voor de werknemers op. Er is nu een tussenoplossing voordat het feitelijk ontslag op hen afkomt. Het fenomeen van deeltijd-WW stelt nadrukkelijk dat er aan scholing moet worden gedaan. Het gaat dan om behoud of verbetering van de inzetbaarheid van de werknemers voor het bedrijf of om de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. De werknemer heeft zelfs de verplichting om gebruik te maken van het scholingsaanbod. De controller zal de HR-functionaris moeten ondersteunen bij het indienen van de aanvraag voor deeltijd-WW. Het uitgangspunt is dat het uiteindelijk gaat om het adagium van een ‘leven lang leren’. Om de werknemer de kans te geven om voortdurend nieuwe kennis op te doen, wat dan bijdraagt aan de ‘employability’ en flexibilisering van de arbeidsmarkt. Het gaat in wezen om volwasseneneducatie om de weerbaarheid en vaardigheid van de beroepsbevolking te verhogen en om de achterblijvers in de kenniseconomie verder te helpen. Het element van zelfontplooiing komt dan ook om de hoek kijken.
Kortom: de controller moet een grote dosis stressbestendigheid hebben en ook veel uren besteden aan het faciliteren van het management in crisistijd
Het is niet te pruimen dat de registercontroller en waarschijnlijk ook andere beroepsbeoefenaren zo laks zijn om hun PE-verplichtingen na te komen. Het uitgangspunt van deze verplichtingen is om ervoor te zorgen dat de beroepsbeoefenaar qua vakkennis up-to-date blijft. Doorgaans is de kwaliteit van de financiële functie ontegenzeggelijk hoog, hoewel ons dat niet heeft kunnen behoeden voor de crisis die nu over ons komt. Dat wijst erop dat het niet alleen gaat om het bijbrengen van alleen technische en inhoudelijke competenties, maar ook om het intellectueel en ethisch verrijken van de persoon opdat de maatschappij er in haar totaliteit beter door gaat functioneren. In wezen is dat toch nog wat anders dan de bovengenoemde scholingsverplichting in het kader van de deeltijd-WW. Controllers zullen doorgaans niet direct worden geconfronteerd met die verplichting, omdat zij niet snel als groep in de deeltijd-WW terechtkomen. De verantwoordelijkheid om vaktechnisch bij te blijven rust echter ook op hun schouders. Helaas blijkt ook dat werkgevers terughoudend zijn om in ‘high potentials’ te investeren door deze bijvoorbeeld naar de post-master con-
Nummer 12
13
trollersopleiding te sturen. Op korte termijn is dat een voor de hand liggende beslissing. Immers, het draait nu om bezuinigen en er hoeven dan geen kosten te worden gemaakt. Op de langere termijn zal deze keuze echter alleen maar schade teweegbrengen. Een dergelijke investering leidt namelijk tot een verhoging van het intellectuele kapitaal. Dat is in eerste instantie niet terug te vinden op de balans, maar kan eventueel te zijner tijd wel als goodwill naar buiten komen. Met de verhoging van de - financiële - competenties van de medewerkers kan zo uiteindelijk ook een competitief voordeel worden verkregen. q
Op waardecreatie gericht management als voorwaarde voor economisch herstel
2009-163
ken, de kans dat zij werkelijkheid zullen worden toeneemt. Naarmate een onderneming dus over betere marktkennis en meer ervaring met markten en producten beschikt en een voor haar planninghorizon beter doordachte en uitgewerkte strategie heeft ontwikkeld, mag worden aangenomen dat de kans dat zij haar gestelde doelen zal realiseren groter wordt. Als men haar strategie en doelstellingen vertaalt in cashflowprognoses, in nettocashflow en in de contante waarde daarvan, dan kan men haar earning capacity en daarmee haar waarde schatten door deze contante waarde te vermenigvuldigen met de geschatte realisatiekans. Het zal duidelijk zijn dat deze waarde hoger is bij hogere verwachte inkomsten boven verwachte uitgaven, bij het eerder in de tijd vallen van de inkomsten en bij hogere realisatiekans.
Door: drs. M.L. Hoeksema CMC
Aansturing van managers en medewerkers door middel van financiële resultaten vormt een belangrijk element van het managementcontrolsysteem van vrijwel ieder bedrijf. En juist hier ligt een van de belangrijkste oorzaken van de huidige crisis. Nog steeds zijn boekhoudkundige resultaten onverminderd belangrijk als onderdeel van de verantwoordingsinformatie (financial accounting). Maar hun gebruik als maatstaf voor prestaties van managers en als basis voor beloning veroorzaakt in toenemende mate problemen. Daardoor is gedurende de laatste decennia het creëren van waarde steeds meer naar voren gekomen als doel van de onderneming. En daarmee als maatstaf voor de prestaties en beloning van managers. Hier richten wij ons op de kern van wat men bij een onderneming onder waarde kan/moet verstaan. Dit is het vermogen om voor haar eigenaren gedurende de voorzienbare toekomst een stroom inkomen te genereren. De earning capacity, de inkomenscapaciteit, kan geacht worden voor haar eigenaren de waarde van een onderneming te vertegenwoordigen. Men kan hier spreken van de theoretische waarde of van de bedrijfswaarde. Bij ondernemingen, zeker als deze aan de effectenbeurs zijn genoteerd, hanteert men hiervoor vaak het begrip aandeelhouderwaarde, hetgeen veel misverstanden veroorzaakt. Wij hebben hier met een toekomstgerichte maatstaf te maken. Over de toekomst kunnen wij slechts verwachtingen hebben. Maar wij kunnen wel zeggen dat naarmate die verwachtingen berusten op betere kennis, op beter onderzoek en op meer ervaring met de betreffende za-
Het doel van een onderneming is in de eerste plaats het genereren van (voldoende) inkomen voor haar eigenaren, in de voorzienbare toekomst. Hiermee is haar continuïteit verzekerd. Hiermee zijn ook de voorwaarden geschapen voor het vervullen van haar maatschappelijke functies. Voor het creëren van maatschappelijke waarde. De onderneming moet het een doen (bedrijfswaarde creëren) om het ander niet te hoeven laten (maatschappelijke waarde creëren). Bij een onderneming gaat de earning capacity dus voorop, als voorwaarde voor maatschappelijke waarde. Bedrijfswaarde en maatschappelijke waarde kunnen elkaars bondgenoten zijn. Voorwaarde hiervoor is dat men er met behulp van verschillende beleidsinstrumenten in slaagt maatschappelijke aspecten en belangen te internaliseren in het proces van waardecreatie binnen de onderneming. Naarmate deze haar strategie en technieken van waardecreatie beter heeft ontwikkeld, zal zij dus ook beter in staat zijn tot het creëren van maatschappelijke waarde. Het antwoord op de vraag waarvoor men managers moet belonen, luidt dus: voor het creëren van waarde. Maar in plaats van de ontwikkeling van de bedrijfswaarde is het bij beursgenoteerde ondernemingen dikwijls die van de marktwaarde (koersontwikkeling van de aandelen) die de grondslag vormt voor de beloning van het management. De koersontwikkeling van aandelen wordt echter in hoge mate bepaald door andere factoren dan creatie van bedrijfswaarde door de onderneming. En wel met name door gedrag van marktpartijen dat slechts ten dele of zelfs in het geheel niet is gerelateerd aan de ontwikkeling van de earning capacity. Veel minder dan vroeger wordt
14
Nummer 12
in aandelen belegd vanuit een zekere mate van betrokkenheid bij het betreffende fonds. Bij veel particuliere beleggers en meer nog bij speculanten gaat het om het financieel resultaat van het op de beurs opereren als zodanig. En ook bij veel institutionele beleggers zoals levensverzekeraars en pensioenfondsen is dit het geval; zij dienen immers een zeker rendement te realiseren met het oog op het kunnen voldoen aan hun toekomstige uitkeringsverplichtingen.
toegenomen invloed van geld verdienen met geld zoals speculatie, short selling, enzovoort. En ten slotte is beleggen een volksactiviteit geworden. Op heel veel verschillende manieren houden velen zich er mee bezig. En voor de meesten heeft dat weinig of helemaal niets te maken met earning capacity of zoiets. Het gaat om de koersontwikkeling als zodanig. Om de marktwaarde en de ontwikkeling daarvan als zodanig.
De wereld van het functioneren van de openbare kapitaalmarkt (effectenbeurs) en de daar te behalen beleggingsresultaten is dus een geheel andere geworden dan die van het functioneren van ondernemingen en de daar te realiseren doelen van waardecreatie. De relatie tussen de ontwikkeling van de marktwaarde en die van de (theoretische) bedrijfswaarde is dus niet vanzelfsprekend, ja veelal zelfs geheel afwezig.
Zo is de huidige crisis te zien als een waardeconflict
Bij toepassing van de zogenaamde marktmaatstaven voor hun beloning wordt het gedrag van managers onderhevig aan de krachten die ter (openbare kapitaal)markt werken. Naarmate hun aandelenbelang in de onderneming toeneemt krijgen zij een groter belang bij de koersontwikkeling als zodanig. Effecten op de marktwaarde van de onderneming op korte termijn worden dan steeds belangrijker voor hun beslissingsgedrag, meer dan effecten op waardecreatie op de langere termijn. Veel managers hebben op dit laatste slechts beperkt zicht. Acties zoals inkopen van eigen aandelen, beslissingen tot afstoten van bedrijfsonderdelen en investeren of desinvesteren, risico’s die aanvaardbaar worden geacht of genomen, zijn niet zelden meer ingegeven door hun verwachte effect op de koersontwikkeling op korte termijn dan op hun effect op waardecreatie op langere termijn. De aandacht van managers verschuift als het ware van de inkomenscapaciteit naar de directe opbrengstwaarde van de onderneming. Dan zijn er een aantal andere factoren dat de koersontwikkeling bepaalt. In de eerste plaats het psychologisch klimaat van de handel, op en rond de beursvloeren. De stemming, verwachtingen, nieuws, geruchten, wat men denkt dat zal gebeuren, wat analisten, deskundigen, opinieleiders en spraakmakers zeggen, enzovoort. Hierbij spelen de media een belangrijke rol. Mede onder hun invloed reageert de markt hevig op gepubliceerde resultaten. De zogenaamde kwartaalcijfercultuur veroorzaakt een sterke focus op boekhoudkundige resultaten op korte termijn. Dan is er het beleggingsklimaat en het algemeen maatschappelijk-psychologisch klimaat. Dat doet de koersen stijgen en dalen onder invloed van andere factoren dan het inkomenspotentieel van bedrijven. Dan is er de sterk
Dit is een belangrijk kenmerk van de wereldeconomie van het laatste decennium. Een zware nadruk op geld verdienen met geld. Vaak met geleend geld, stevig aangemoedigd door de reeds lange tijd structureel lage rentestanden. Zo zijn de marktwaarde en de ontwikkeling daarvan van financiële activa en passiva (bezittingen en schulden) steeds meer los komen te staan van de achterliggende waarden in de reële economieën. Zo is de huidige crisis te zien als een waardeconflict. Er bestaat onvoldoende of geen verband meer tussen het bedrag in geld dat de marktwaarde van een asset weergeeft en de waarde die deze asset vertegenwoordigt in de reële economie. De relatie tussen marktwaarde en - zeg - de reële waarde, die onder normale omstandigheden ook lang niet altijd stabiel is, maar wel aanwezig in het bewustzijn van marktpartijen en geïnteresseerde belanghebbenden, is nu compleet verstoord of zelfs geheel afwezig. Bijvoorbeeld tussen de waarde van een hypotheek enerzijds en de achterliggende dekking en kans op rentebetaling en aflossing anderzijds. Of tussen de marktwaarde van onroerend goed en de gebruikswaarde voor particulieren of bedrijven. Of tussen de koers (prijs) van een aandeel enerzijds en de earning capacity, de winstcapaciteit van de betreffende onderneming anderzijds. Hierdoor kunnen markten hun functies niet meer vervullen en stagneren ernstig. Dit veroorzaakt een vertrouwenscrisis en daarmee alle inmiddels overbekende effecten en problemen. Een belangrijke bijdrage aan de oplossing zal moeten komen van herstel van de relatie tussen value and price. Voor ons onderwerp betekent dit tussen marktwaarde en earning capacity van ondernemingen. Deze zullen weer veel meer met elkaar in overeenstemming moeten komen. Natuurlijk zal het marktgebeuren altijd haar eigen wetmatigheden blijven kennen en zullen allerlei factoren erop van invloed zijn en blijven. De openbare kapitaal-
Nummer 12
markt is geen perfecte markt en zal dat ook in de toekomst niet zijn. Maar marktwaarde en earning capacity van (beursgenoteerde) ondernemingen zullen gemiddeld genomen wel weer dichter naar elkaar moeten toegroeien en over de langere termijn weer meer een gelijkgerichte ontwikkeling moeten gaan vertonen. Daardoor zal bij investeerders en beleggers opnieuw het vertrouwen kunnen ontstaan dat deze relatie er is. Koersstijging - stijging van de beursindices - is op zichzelf geen indicatie van economisch herstel of van komend economisch herstel. Dat is alleen zo indien eerst de aansluiting met de inkomenscapaciteit van beursgenoteerde ondernemingen is hersteld. Gezien de huidige resultaten van de meeste beursgenoteerde bedrijven moeten deze bij het huidige koersniveau zeer spoedig sterk stijgen of anders de koersen nog flink dalen. Dit laatste zou geen reële waardedaling respectievelijk vermogensverlies zijn, want de betreffende waarde (de betreffende inkomenscapaciteit) bestaat (nog) niet. Het zijn slechts getallen. Koersstijging zonder de bedoelde aansluiting is eerder onderdeel van het probleem dan van de oplossing. Dat kan ook nadelige effecten veroorzaken voor de openbare kapitaalmarkt (de effectenbeurs) zelf. Het kan ertoe leiden dat in de toekomst waardecreërende en innoverende ondernemingen niet meer beursgenoteerd kunnen of willen zijn en de voorkeur zullen geven om op andere wijze in hun vermogensbehoefte te voorzien
Koersstijging - stijging van de beursindices - is op zichzelf geen indicatie van economisch herstel of van komend economisch herstel
Jack Welch, de voormalige CEO van General Electric, die dit bedrijf jarenlang stuurde op basis van aandeelhouderwaarde, gelooft er niet meer in. Hij vindt nu dat aandeelhouderwaarde hoogstens het resultaat is van een ondernemingsstrategie en nooit het doel zelf mag zijn (met aandeelhouderwaarde is hier trouwens marktwaarde bedoeld; het bekende misverstand). Donald Kalff betoogt hetzelfde. “De crisis waarin we nu zitten maakt duidelijk dat er totaal geen verband bestaat tussen de prijs die voor ondernemingen op de beurs wordt betaald en de werkelijke waarde. Bovendien dachten managers dat een stijging van de winst per aandeel tot een hogere beurskoers zou leiden. Dat bleek niet het geval te zijn. Daarom zitten we nu met een systeem zonder kompas.” q
15
EXTERNE VERSLAGGEVING Externe verslaggeving en de kredietcrisis
2009-164
Door: dr. D.H. van Offeren
Heeft toepassing van fair value de kredietcrisis versneld? Deze vraag verdeelt verslaggevingsdeskundigen. Een andere vraag is of de aanpassing van de regelgeving juist was of moet worden geschaard onder de ‘eens maar nooit meer’-acties. Moet de politiek zich bemoeien met de inhoud en toepassing van de regels voor externe verslaggeving? Wat staat er in de jaarverslagen 2008 over de kredietcrisis? Veel vragen waarop in dit artikel antwoorden worden gegeven. Fair value, in het Nederlands reële waarde genoemd, wordt omschreven als het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld, een verplichting kan worden afgewikkeld of een toegekend eigenvermogensinstrument zou kunnen worden geruild in een zakelijke, objectieve transactie tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn. In eerste instantie wordt hierbij gedacht aan de marktwaarde. Ontbreekt de marktwaarde dan wordt de fair value afgeleid uit transacties van vergelijkbare goederen, financiële instrumenten of diensten. De derde mogelijkheid is de reële waarde te schatten door gebruik te maken van waarderingsmodellen. Mocht de reële waarde niet volgens deze methoden kunnen worden bepaald, dan is de conclusie dat waardering tegen fair values niet betrouwbaar kan geschieden. Waardering tegen kostprijs of niet in de balans opnemen van de activa of verplichtingen is dan de mogelijkheid. Theoretisch gezien is de fair value de contante waarde van de toekomstige kasstromen. Alleen als alle kasstromen en de rente met zekerheid bekend zijn, kunnen de fair values objectief en met zekerheid worden bepaald. In de realiteit zijn de kasstromen en de rente niet met zekerheid bekend. Dan wordt de toevlucht genomen tot de efficiëntemarkthypothese. In een efficiënte markt beschikken alle vragers en aanbieders over publiek bekende informatie. Op basis daarvan maken zij persoonlijke schattingen van de contante waarde van de toekomstige kasstromen. De uitkomsten van deze schattingen verschillen van persoon tot persoon. Sommigen komen tot een calculatie van de contante waarde van de toekomstige kasstromen die hoger is dan de geldende marktprijs, anderen tot een lagere schatting. Het resultaat van al deze calculaties is dat het spel van vraag en aanbod op gang
16
Nummer 12
komt. Degenen die een hogere schatting hebben van de contante waarde van de toekomstige kasstromen dan de geldende marktprijs zullen gaan kopen; de anderen zullen gaan verkopen. De verandering in vraag- en aanbodverhoudingen zal tot prijsveranderingen leiden. Het spel van vraag en aanbod zorgt ervoor dat de marktwaarde op elk moment de fair value in de betekenis van de contante waarde van de toekomstige kasstromen representeert, op basis van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden. Dit geldt voor de individuele goederen, financiële instrumenten of diensten, maar wat gebeurt er als een hele markt instort, zoals nu het geval is? Is de marktwaarde dan nog steeds een goede weergave van de contante waarde van de toekomstige kasstromen? Waarschijnlijk niet. Een markt kan alleen efficiënt werken als vraag en aanbod onbegrensd zijn.
De reactie van de politiek en de regelgeving op de turbulente ontwikkelingen op de financiële markten was er een van paniekvoetbal Als markten nagenoeg tot stilstand komen, omdat beleggers zich massaal afkeren van goederen, financiële instrumenten of diensten, dan kunnen kleine veranderingen in vraag en aanbod heftige prijsveranderingen veroorzaken. De heftige prijsveranderingen zijn voor de tegenstanders van fair value accounting de belangrijkste argumenten tegen het volledig toepassen ervan. De voorstanders stellen zich op het standpunt dat de jaarrekening een momentopname is en dat opgetreden prijsveranderingen tot het reële beeld behoren. Ontkenning ervan zou een statisch en onvolledig beeld geven van de werkelijkheid. Gebruikers van jaarrekeningen dienen uiteraard wel volledig geïnformeerd te worden over de aard van de prijsveranderingen om daarmee de kwaliteit van de winst te kunnen beoordelen. Het zal duidelijk zijn dat resultaateffecten van prijsveranderingen die door autonome marktontwikkelingen worden veroorzaakt van een lagere kwaliteit zijn dan de resultaateffecten die worden veroorzaakt door de kernactiviteiten van een onderneming. Prijsveranderingen komen en gaan terwijl de resultaateffecten van de kernactiviteiten lange tijd voortduren. De reactie van de politiek en de regelgeving op de turbulente ontwikkelingen op de financiële markten was er een van paniekvoetbal. Op 13 oktober 2008 zijn wijzigingen gepubliceerd in de richtlijnen over financiële instrumenten, de bekende en
beruchte IAS 39, Financiële instrumenten: opname en waardering en IFRS 7, Financiële instrumenten: informatieverschaffing. De wijzigingen betreffen herclassificatie van financiële instrumenten. Herclassificatie op zichzelf is een presentatiekwestie zonder invloed op de cijfers. Maar, en dat bepaalt het belang van herclassificatie, classificatie van financiële instrumenten bepaalt tevens de waardering en de verwerking van de waardeverandering. En dan kan het belang op de cijfers groot worden. Het onderzoeksbureau van zakenbank J.P. Morgan schat de toename van de gerapporteerde winst voor belastingen van 43 West-Europese banken op € 27 miljard door toepassing van de herclassificatieoptie. Fair-valuewaardering vindt plaats bij de categorieën: 1. fair value through profit or loss: binnen deze categorie bestaan twee subcategoriëen: held for trading (handelsvoorraad) en designated at fair value through profit or loss; 2. Available for sale (voor verkoop beschikbaar). Bij categorie 1 worden de waardeveranderingen direct in de winst-en-verliesrekening verwerkt en bij categorie 2 worden de waardeveranderingen tijdelijk in het eigen vermogen geboekt en bij realisatie naar de winst-enverliesrekening. De categorieën: 3. loans and receivables (leningen en vorderingen); en 4. held-to-maturity (aangehouden tot einde looptijd) worden gewaardeerd tegen (geamortiseerde) kostprijs. Ongerealiseerde waardewijzigingen doen zich hierbij niet voor. Als een financieel actief niet langer wordt gehouden met het doel het op korte termijn te verkopen, is herclassificatie vanuit de subcategorie held for trading onder voorwaarden toegestaan. De voorwaarden voor herclassificatie zijn: a) er zijn buitengewone omstandigheden; b) een financieel actief dat voldaan zou hebben aan de definitie van loans and receivables (maar initieel als held for trading was geclassificeerd) mag worden geherclassificeerd naar loans and receivables als de onderneming de intentie en de mogelijkheid heeft het actief aan te houden in de voorzienbare toekomst of tot het einde van de looptijd. Ook een financieel actief dat voldaan zou hebben aan de definitie van loans and receivables (maar initieel als available for sale was geclassificeerd), mag worden geherclassificeerd naar loans and receivables als de onderneming de intentie en de mogelijkheid heeft het actief aan te
Nummer 12
houden in de voorzienbare toekomst of tot het einde van de looptijd. De boekwaarde voor en na het moment van herclassificatie is gelijk. Herclassificatie heeft derhalve geen effect op de waarde of de winstverantwoording. De verwerking van waardeveranderingen na de herclassificatie volgt de voorschriften van de nieuwe categorie. Waardedalingen die bij waardering volgens fair value in het resultaat dienen te worden verwerkt, worden bij waardering tegen kostprijs niet verantwoord.
Door deze politieke ingreep is de kwaliteit, vergelijkbaarheid en transparantie van de richtlijnen en dus ook van de jaarverslagen verminderd Door deze herclassificaties wordt de waarderingsgrondslag (geamortiseerde) kostprijs in plaats van fair value en worden waardeveranderingen niet onmiddellijk in de winst-en-verliesrekening verantwoord, maar pas bij realisatie ervan. Het onderzoek van zakenbank J.P. Morgan schat dat € 620 miljard aan activa uit de categorieën fair value through profit or loss en available for sale werden geherclassificeerd. In IFRS 7 zijn als gevolg van deze herclassificaties extra toelichtingsvereisten opgenomen. De voorzitter van de IASB, sir David Tweedie, heeft in niet mis te verstane bewoording aangegeven dat dit voor hem een “eens maar nooit meer”-ervaring is. IAS 39 had, om vaktechnische redenen, strenge regels opgesteld die herclassificatie verbieden. Immers, uit vaktechnisch oogpunt mogen administratieve herclassificaties geen winsten, verliezen of waardeveranderingen tot gevolg hebben. Anders dan een verandering in de boekhoudkundige verantwoording is niet gebeurd. De politieke ingrepen in vaktechnische regels die het onwelgevallige beeld in de externe verslaggeving verhullen, zal hij niet nog eens accepteren. Commentaren geven aan dat door deze politieke ingreep de kwaliteit, vergelijkbaarheid en transparantie van de richtlijnen en dus ook van de jaarverslagen is verminderd. Wat blijkt in de externe verslaggeving over 2008 van de kredietcrisis? In het jaarrapport van AEGON wordt onder de titel ‘AEGON’s reactie op de internationale financiële crisis’ uitgebreid stilgestaan bij de gevolgen van de kredietcrisis. De eerste twee zinnen schetsen de bedreigende situatie duidelijk: “In de tweede helft van 2008 is de risicosituatie voor AEGON en voor de bedrijfstak aanzienlijk verslechterd. Als gevolg van de internationale finan-
17
ciële crisis brak op de financiële markten een periode aan van extreme volatiliteit.” De kortetermijnmaatregelen schaart AEGON onder de drie C’s van Capital, Costs en Contingency. Ze zijn gericht op: Capital. Dit houdt in het verlagen van de risico’s en het vrijmaken van vermogen binnen de bestaande activiteiten. Voor 2009 zijn in dit kader maatregelen genomen om € 1,5 miljard aan vermogen vrij te maken. Costs. Deze zijn gericht op het verlagen van de operationele kosten. Het doel is de operationele kosten in 2009 met € 150 miljoen te verlagen. Contingency. Dit omvat het treffen van voorzorgsmaatregelen. AEGON heeft een bedrag van € 3 miljard aan kernkapitaal ontvangen om gezonde, levensvatbare financiële instellingen in Nederland tijdens de financiële crisis te ondersteunen. Dit deel van het jaarverslag eindigt met de sombere en mijns inziens tevens realistische constatering dat in 2009 sprake zal zijn van moeilijke marktomstandigheden. De drie C’s blijven dan ook de hoogste prioriteit houden. Andere jaarverslagen zijn veel beperkter in hun aandacht voor de gevolgen van de kredietcrisis. Natuurlijk wordt in vrijwel elk jaarverslag op de een of andere manier gerefereerd aan de kredietcrisis. Het blijft beperkt tot het uitspreken van zorgelijke woorden en de opmerking dat de ondernemingsleiding actief beleid zal voeren de gevolgen van de kredietcrisis te beperken. In het voorjaar van 2010 wordt in de jaarrekeningen over 2009 hierover rekening en verantwoording afgelegd. q
ONDERNEMINGSRECHT De 403-verklaring in crisistijden
2009-165
Door: mr. G. Galjé-Deckers LLM
Een 403-verklaring kan grote gevolgen hebben in crisistijden. Eerst een paar wetenswaardigheden over de 403-verklaring op een rij. Het is een aansprakelijkstelling door een moedermaatschappij ten behoeve van de schuldeisers van haar dochtermaatschappij(en). De dochtermaatschappij ten aanzien waarvan een dergelijke verklaring is afgelegd hoeft niet te publiceren. Haar cijfers worden in de publicatiebalans van de moedermaatschappij geconsolideerd. Op deze wijze komt er geen concurrentiegevoelige informatie naar buiten. Ook behoeft de dochter geen accountantscontrole te ondergaan, hetgeen kosten bespaart.
18
Wel moet door het bestuur van de dochter een summiere jaarrekening worden opgemaakt en moet deze jaarrekening door de algemene vergadering van aandeelhouders worden vastgesteld dan wel goedgekeurd. Om effect te hebben dienen alle formaliteiten in acht te worden genomen, zoals de jaarlijkse instemming van de moeder, welke tijdig dient te worden neergelegd. Worden deze formaliteiten niet in acht genomen, dan is dat risicovol. De moeder zou onverhoopt nog gehouden kunnen worden aan de verklaring terwijl de dochter, die aanneemt dat de verklaring geldig is terwijl dit niet zo is, tegelijkertijd niet voldoet aan de voorschriften ter zake publicatie van haar financiële gegevens. Door dit laatste ontstaat bestuurdersaansprakelijkheid op het niveau van de dochter. Dan over de reikwijdte van de 403-verklaring. Deze wordt met name bepaald door de tekst daarvan. Maar er is een dilemma op dit punt. De moedermaatschappij probeert een zo beperkt mogelijke verklaring af te leggen om geen onnodige risico’s te aanvaarden. De verklaring kan echter daardoor onvoldoende blijken te zijn. Bijvoorbeeld omdat deze tekstueel wordt beperkt tot verplichtingen in de toekomst. In dat geval herleven de publicatieverplichtingen voor de dochtermaatschappij. Wordt daar niet aan voldaan (omdat de dochter denkt dat de verklaring van de moeder toereikend is), dan kunnen bestuurders aansprakelijk worden gehouden in geval van schade. In ieder geval vallen verplichtingen uit de wet niet onder de reikwijdte van de 403-verklaring. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de verplichtingen die ontstaan uit onrechtmatige daad. Het moet gaan om verplichtingen uit rechtshandelingen. Ook deze door de rechter geformuleerde regel geeft nog aanleiding tot vragen. Zo ook in het volgende geval. Inalfa heef een dochter IMP. Inalfa legt ten gunste van haar dochter een 403-verklaring af. Daarin stelt zij zichzelf hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden voortvloeiend uit rechtshandelingen door IMP aangegaan in 1998 en daarna. Als er besloten wordt IMP te reorganiseren, wordt er een sociaal plan met de vakbonden overeengekomen. A, B en C zijn werknemers van IMP die op grond van het sociaal plan een beëindigingsvergoeding moeten krijgen. Inalfa trekt de 403-verklaring in. Negentien dagen later wordt IMP failliet verklaard. A, B en C hebben op dat moment nog niet de gehele vergoeding ontvangen. Zij vorderen het nog niet ontvangen deel van Inalfa. Ook vorderen ze de wettelijke rente daarover, vergoeding van nog niet uitbetaalde verlofdagen en de wettelijke verhoging over de verlofdagen en de wettelijke rente daarover. In eerste aanleg wordt de vordering van de werknemers toegewezen.
Nummer 12
Inalfa gaat in hoger beroep. Haar verweer bestaat uit twee delen. Enerzijds stelt zij dat de arbeidsovereenkomsten met A, B en C dateren van voor 1998. De 403-verklaring is daarop niet van toepassing, aldus Inalfa. Anderzijds stelt zij dat de verplichtingen het bruto-equivalent van de afvloeiingsregeling en van de niet genoten vakantiedagen, de wettelijke rente en wettelijke verhoging te voldoen, uit de wet voortvloeien. Ook daarop is de 403-verklaring niet van toepassing. Het Hof is van mening dat door de door Inalfa neergelegde verklaring hoofdelijke aansprakelijkheid van Inalfa voor de verplichtingen van IMP ontstaan is. Dat is ook het geval voor de verplichtingen uit het sociaal plan dat is aangegaan na het afgeven van de verklaring en voor het intrekken daarvan. Daaraan staat niet in de weg dat er alleen verplichtingen uit hoofde van het sociaal plan ontstaan doordat er in het verleden arbeidsovereenkomsten zijn aangegaan. Pas door de aanvaarding door de werknemer van de afvloeiingsregeling, ontstaat er een rechtstreekse contractuele verplichting jegens de werknemer. Voor de vakbonden is het ook belangrijk dat zij bij de onderhandelingen uit mogen gaan van hoofdelijke aansprakelijkheid van de moeder, aldus het Hof. Inalfa is weliswaar op grond van fiscale wetgeving verplicht het bruto-equivalent van de niet genoten verlofdagen en de afvloeiingsregeling te voldoen, maar is zelf voor deze werknemers overeengekomen het brutoloon te voldoen. De wettelijke rente is Inalfa verschuldigd geworden doordat de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomsten c.q. het sociaal plan niet zijn nagekomen. Tot slot maakt het Hof nog een enigszins vreemde draai ter zake de wettelijke verhoging over de vergoeding voor de niet genoten verlofdagen. Ze acht Inalfa wel aansprakelijk omdat de verhoging voortvloeit uit het voortbestaan van de overeenkomst. Maar ze kent de verhoging niet toe op grond van de redelijkheid en billijkheid. Het faillissement is de oorzaak van de niet-betaling van de verhoging, zodat dit niet aan Inalfa kan worden toegerekend. De wettelijke verhoging heeft als doel een prikkel te zijn voor de werkgever voor tijdige betaling van het salaris. Bij een faillissement is die prikkel niet meer aan de orde, aldus het Hof. Indien in crisistijden arbeidsovereenkomsten dienen te worden afgewikkeld en een dochtervennootschap niet aan de verplichtingen uit die arbeidsovereenkomsten dan wel het sociaal plan kan voldoen, dan is de moedervennootschap op grond van de 403-verklaring hoofdelijk aansprakelijk daarvoor. Wat dit in een concreet geval inhoudt, moet worden vastgesteld op basis van uitleg van de desbetreffende verklaring. Zoals in eerdere nummers van Controllers Journaal dit jaar in deze rubriek al omschreven, kan bemoeienis van
Nummer 12
19
de moeder met het beleid van de dochter, het afgeven van een support letter door de moeder of, zoals in dit artikel beschreven, het afgeven van een 403-verklaring door de moeder, grote gevolgen hebben voor die moedermaatschappij. In crisistijden geldt zulks des te meer. Het lijkt er nu op dat de risicobeperking bereikt door het hanteren van een juridische structuur met verschillende besloten vennootschappen allen met beperkte aansprakelijkheid, door de moedermaatschappij zelf weer ongedaan wordt gemaakt.
Voor het terugwentelen van verliezen die in 2008 zijn geleden gelden echter twee versoepelingen. De eerste versoepeling is dat voorlopige verliesverrekening al mogelijk is vóórdat de aangifte over het jaar 2008 is ingediend. Voorwaarde hierbij is wel dat de belastingplichtige aannemelijk maakt dat een verlies is geleden. Dit kan aan de hand van een voorlopige jaarrekening of anderszins. De tweede versoepeling is dat er nog geen definitieve aanslag vastgesteld hoeft te zijn over het jaar waarnaar het verlies wordt teruggewenteld. Wel dient over dat jaar een voorlopige aanslag te zijn opgelegd.
q
Voor belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting met een gebroken boekjaar gelden de versoepelingen voor verliezen die worden toegerekend aan het boekjaar 2008/2009; voor belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting betreft het ondernemingsverliezen die worden toegerekend aan het jaar 2007/2008.
Een onrustig gevoel in onrustige tijden!
BELASTINGRECHT Fiscale aandachtspunten tot verbetering van de cashflowpositie in crisistijd
2009-166
Door: mr. drs. L.F.H. Quaedvlieg
Jaarcijfers en nieuwsberichten liegen er niet om: nog steeds bevindt de wereldwijde economie zich in een neerwaartse tendens. In tijden dat het minder goed gaat met de economie is het verstandig om grip te houden op de fiscale en financiële positie van het bedrijf. In deze economisch barre tijden is het van groot belang om goed te kijken naar de cashflowpositie van een onderneming. Liquide middelen zijn immers voor een bedrijf van essentieel belang. In deze bijdrage richten wij ons specifiek op een aantal belangrijke fiscale aandachtspunten en mogelijkheden tot verbetering van de cashflowpositie in de crisistijd.
Vennootschapsbelasting Voorlopige aanslag vennootschapsbelasting Indien een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting blijkt te zijn opgelegd naar een te hoog vastgesteld belastbaar bedrag dan kan binnen zes weken na dagtekening van de aanslag bezwaar worden gemaakt tegen die aanslag, met het verzoek deze te verminderen. Het gevolg hiervan is doorgaans dat de aanslag verminderd wordt. Ook indien na het verstrijken van de termijn van zes weken blijkt dat een aanslag te hoog is, kan een verzoek tot vermindering worden gedaan. Voorlopige verliesverrekening In beginsel is het pas mogelijk om naar aanleiding van een reeds ingediende aangifte om voorlopige verliesverrekening te verzoeken tot ten hoogste 80% van het in de aangifte vermelde verlies.
Voor de voorlopige verliesverrekening dient de belastingplichtige een onderbouwd en ondertekend verzoek om een voorschot op de terugwenteling van een verlies aan de bevoegde inspecteur toe te sturen. Indien bij de definitieve terugwenteling van het verlies het ontvangen voorschot te hoog blijkt te zijn is de belastingplichtige over het terug te betalen bedrag rente verschuldigd. VAMIL/MIA Bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan kunnen door ondernemers willekeurig worden afgeschreven (VAMIL-regeling). Daarnaast kunnen ondernemers die investeren in dergelijke milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen een extra belastingaftrek in mindering brengen op de fiscale winst (MIA-regeling). Ter verruiming van de liquiditeiten van het bedrijfsleven zijn beide regelingen verruimd.
Loonbelasting Optimalisatie cashflowpositie De verschuldigdheid van loonheffing is direct gekoppeld aan de betaling van de salarissen aan de werknemer. In de regel bestaat hier weinig flexibiliteit in. Er zijn echter enkele aandachtspunten te onderscheiden: De aangifte loonheffingen dient uiterlijk binnen een maand na afloop van het aangiftetijdvak te worden ingediend. De aangifte en de betaling worden veelal al op een eerder tijdstip gedaan. Ook indien de aangifte ruim voor de aangiftetermijn wordt ingediend, kan de betaling worden uitgesteld tot uiterlijk een maand na afloop van het aangiftetijdvak. Ondernemers die in een btw-teruggaafpositie zitten, kunnen de te betalen loonheffingen op schriftelijk verzoek verrekenen met de teruggaaf. Voor met name (onder)aannemers en uitzendbureaus is het aan te raden geld niet langer dan nodig
20
op de g-rekening te laten staan en tijdig deblokkering van het overtollige saldo aan te vragen. De loonbelastingwetgeving kent een korting op de af te dragen loonbelasting in de vorm van afdrachtverminderingen voor onderwijs, speur- en ontwikkelingswerk en zeevaart. De inhouding ten laste van de werknemer wijzigt niet, maar de afdrachtverminderingen komen in mindering op de af te dragen loonbelasting voor u als werkgever. Het is aan te bevelen te verifiëren of van deze afdrachtvermindering optimaal gebruikgemaakt wordt. Ter verruiming van de liquiditeiten van het bedrijfsleven is de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk onlangs verruimd. In de meeste gevallen is de eindheffing gekoppeld aan een loonbestanddeel waarbij de werkgever weinig zeggenschap heeft over het betaaltijdstip en daarmee het tijdstip van de afdracht. In specifieke, individuele gevallen kunt u echter in zekere mate de timing bepalen wanneer u een vergoeding, zoals aan-/verkoopkosten van een eigen woning bij een zakelijke verhuizing, betaalt waarover eindheffing is verschuldigd en daarmee de timing van de eindheffing zelf.
Btw Terug te ontvangen btw bij oninbare vorderingen Een ondernemer kan op het moment dat een vordering oninbaar blijkt de Belastingdienst verzoeken om een teruggaaf van de afgedragen btw die ziet op het onbetaalde deel van de vergoeding. Om aanspraak te kunnen maken op een dergelijke teruggaaf moet wel aan verscheidene strikte eisen worden voldaan. Zo mag de ondernemer het btw-bedrag niet terugvragen via de btw-aangifte, maar dient zij een afzonderlijk verzoek aan de Belastingdienst te richten. Daarnaast is van belang dat een ondernemer het verzoek tijdig indient. Verbetering van cashpositie Ondernemers hebben een aantal mogelijkheden om hun cashpositie voor de btw te verbeteren. Hierna bespreken wij de enkele van deze mogelijkheden. Voor ondernemers die structureel in een betaalpositie verkeren is het mogelijk gemaakt de btw die in beginsel per maand afgedragen had moeten worden per kwartaal mag worden voldaan. Dit leidt tot een verschuiving van de btw-afdracht naar een later moment voor 2 van de 3 maanden. Voor ondernemers die structureel in een teruggaafpositie verkeren was het al mogelijk om te verzoeken om maandaangifte te doen in plaats van kwartaalaangifte. Op deze manier kan de btw eerder worden terugontvangen. Ook is het van belang om direct na ontvangst
Nummer 12
van een inkoopfactuur de voorbelasting te claimen; het is niet raadzaam (en zelfs wettelijk niet toegestaan!) om te wachten tot de facturen zijn goedgekeurd en/of betaald en pas daarna, in een volgend tijdvak, de btw te claimen. Ondernemers in een teruggaafpositie voor de btw kunnen de Belastingdienst ook schriftelijk verzoeken om de btw-teruggaaf maandelijks te verrekenen met de te betalen loonbelasting. Als intercompanytransacties tot een cashflownadeel leiden, kan het aanvragen van een fiscale eenheid btw dit nadeel wegnemen. Bij een fiscale eenheid btw blijven de intercompanytransacties buiten de btw-heffing. Voor opname in een fiscale eenheid dienen de deelnemers onder meer te voldoen aan bepaalde verwevenheidseisen. Ondernemers die veel invoeren kunnen een zogenoemde ‘artikel 23’-vergunning aanvragen bij de Belastingdienst. Met deze vergunning kunnen zij de bij invoer verschuldigde btw verleggen naar hun reguliere btwaangifte. Omdat deze btw op de aangifte meestal direct weer aftrekbaar is, hoeft er voor wat betreft de invoer per saldo niets te worden voorgefinancierd. Bij levering van investeringsgoederen met btw is sprake van een groot cash-outeffect. Als een verkoper maandaangifte doet voor de btw dan kan hij de btw-afdracht met circa vier weken uitstellen als hij niet aan het eind van de maand, maar aan het begin van de volgende maand factureert. Een koper heeft een tegengesteld belang. Een factuur aan het eind van de maand kan een maand eerder worden meegenomen in de btw-aangifte, waardoor de ondernemer zo min mogelijk rentenadeel leidt.
Transfer pricing Planningsmogelijkheden met intellectuele eigendom Intellectuele eigendom kan door de huidige marktomstandigheden mogelijk tegen een verdedigbare lage(re) waarde worden overgedragen, zodat een eventuele overdrachtswinst navenant lager is. In combinatie met eventuele verrekening van fiscaal compensabele verliezen uit overige operationele activiteiten kan de overdracht mogelijk zelfs zonder heffing voor de vennootschapsbelasting worden gerealiseerd. Erkenning van verrekenbare verliezen Indien verliezen ontstaan in een internationaal opererende onderneming, kan een (Nederlandse of buitenlandse) belastingdienst zijn twijfels hebben bij het toerekenen van deze verliezen en claimen dat deze verliezen niet aan zijn jurisdictie zijn toe te rekenen. Duidelijke transfer-pricingdocumentatie met daarin een functionele analyse waarin het functie- en risicoprofiel van de onderneming staan beschreven, kan eventuele problemen voorkomen.
Nummer 12
21
Reorganisatie- en/of sluitingskosten De allocatie van kosten die verband houden met reorganisaties is steeds vaker een onderwerp van discussie met lokale belastingdiensten. De vraag die daarbij centraal staat is of partijen die onderwerp zijn van dergelijke reorganisaties in derdenverhoudingen een vergoeding zouden zijn overeengekomen. Gelet op de te verwachten reorganisaties die mede zullen zijn ingegeven door de huidige economische omstandigheden, is het van groot belang te inventariseren wat de mogelijke consequenties zijn. Herstructurering van financieringen Een ander gevolg van de kredietcrisis is dat, als gevolg van hogere risico-opslagpercentages die in aanmerking worden genomen, de rentepercentages en garantiepremies over het algemeen substantieel hoger zijn geworden. Deze gewijzigde omstandigheden kunnen ook een materieel effect op het resultaat van groepsmaatschappijen hebben. Het herstructureren van intercompanyfinancieringen en garanties kan uitkomst bieden om eventuele ongewenste effecten te voorkomen dan wel om gebruik te maken van de ontstane mogelijkheden. q
Vastgoed, btw en overdrachtsbelasting
2009-167
Door: Ed van den Elsen
Economisch slechte tijden hebben voor veel sectoren nadelige gevolgen. In deze bijdrage worden een aantal gevolgen met betrekking tot de heffing van omzetbelasting en overdrachtsbelasting ten aanzien van vastgoed besproken. Allereerst volgt een korte toelichting op een aantal bepalingen.
Vastgoed en btw De levering van een pand is van rechtswege belast tot twee jaar na de eerste ingebruikneming. In het geval sprake is van de vestiging van een beperkt zakelijk recht (zoals bijvoorbeeld een erfpachtrecht), moeten we echter kijken of de vergoeding daarvoor meer of minder is dan de waarde in het economisch verkeer, waarbij deze waarde wordt gesteld op ten minste de kostprijs. Indien de vergoeding lager is dan die waarde, wordt de ‘levering’ van zo’n recht voor de btw als ‘verhuur’ behandeld. De levering van een pand na bedoelde tweejaarstermijn is in principe vrijgesteld van btw. Dat heeft als consequentie dat de verkoper de voorbelasting niet in aftrek kan brengen. Om die reden is bepaald dat de levering op verzoek kan worden belast indien de koper de btw voor
90% of meer in aftrek kan brengen. Hier zijn een aantal voorwaarden aan verbonden, onder meer dat de koper het pand in gebruik neemt vóór het einde van het boekjaar volgend op het boekjaar waarin het pand is verkregen. De verhuur van een pand is in principe vrijgesteld van btw. Dat heeft als consequentie dat de verhuurder de voorbelasting niet in aftrek kan brengen. Om die reden is bepaald dat de verhuur op verzoek kan worden belast indien de huurder de btw voor 90% of meer in aftrek kan brengen. Hier zijn een aantal voorwaarden aan verbonden, onder meer dat de huurder het pand in gebruik neemt vóór het einde van het tweede boekjaar volgend op het boekjaar waarin de huur ingaat. Hier is dus een ruimere termijn dan bij leveringen. Als een pand op eigen grond is gebouwd en in gebruik wordt genomen voor van btw vrijgestelde doeleinden, dan moet de eigenaar btw afdragen over alle voortbrengingskosten inclusief kosten waarover geen btw in aftrek is gebracht. Per saldo moet men dan btw afdragen over de grond, leges, verzekeringen en eigen arbeid. Dit wordt de integratieheffing genoemd. Omdat vastgoed niet ineens wordt geconsumeerd, moet de aftrek van btw een aantal jaren worden gevolgd. Die herziening valt in twee delen uiteen. Het eerst deel is de herziening vanaf het moment van investeren tot en met het eind van het boekjaar waarin het pand in gebruik wordt genomen. Het tweede deel van de herziening beloopt negen boekjaren vanaf het boekjaar van ingebruikneming. Deze twee onderscheiden zich door de wijze van herziening. In het eerste deel wordt de totale voorbelasting in ogenschouw genomen, terwijl gedurende het tweede deel jaarlijks 10% kan worden herzien.
Vastgoed en overdrachtsbelasting De verkrijging van vastgoed is in principe belast met 6% overdrachtsbelasting. Er zijn diverse vrijstellingen. In dit kader zijn van belang de vrijstelling indien van rechtswege btw wordt berekend. Er moet dan sprake zijn van een nieuw pand of - in het geval het pand reeds in gebruik is genomen - de btw niet in aftrek kan worden gebracht. Er is echter een bijzondere regeling voor het geval de koper de btw voor minder dan 90% in aftrek kan brengen en de vergoeding lager is dan de waarde in het economisch verkeer, waarbij deze waarde wordt gesteld op ten minste de kostprijs. In dat geval is de vrijstelling niet van toepassing. Voor projectontwikkelaars geldt een bijzondere regeling voor het geval zij in het kader van de verkoop het pand reeds verhuren. In dat geval worden zij gedurende zes maanden geacht het pand niet te hebben gebruikt, zodat
22
toch van de vrijstelling gebruik kan worden gemaakt door een aftrekgerechtigde koper. Voorts geldt een bijzondere regeling voor opeenvolgende verkrijgingen gedurende een termijn van zes maanden. In dat geval ontvangt de tweede verkrijger een vermindering op de maatstaf van heffing, namelijk de nettokoopsom van zijn voorganger.
Nummer 12
overdrachtsbelasting een doorslaggevende rol gaan spelen. Het zou daarom een goede zaak zijn als de zesmaandtermijn voorlopig zou worden opgerekt, bijvoorbeeld tot drie jaar. Eenzelfde verlenging van de zesmaandtermijn tot bijvoorbeeld drie jaar zou kunnen worden opgenomen voor de projectontwikkelaars die besluiten hun panden in voorraad te verhuren.
Leegstand Leegstand heeft diverse gevolgen. Voor projectontwikkelaars en beleggers geldt echter dat zij normaal gesproken de btw in vooraftrek kunnen brengen. Bij verkoop of verhuur moeten zij echter oppassen dat de btw en overdrachtsbelasting geen bijzonder nadelige gevolgen met zich brengen. Als een pand zonder optie belaste verhuur in gebruik wordt genomen, wordt de verhuurder geconfronteerd met de integratieheffing over het gehele pand. Voor de ruimten die nog niet worden verhuurd, kan de btw weer in aftrek worden gebracht. Maar op het moment dat die ruimten worden verhuurd, moet worden gekeken of en in hoeverre de herziening (eerste deel) aanleiding geeft tot correctie. Beleggers wordt aangeraden bij voorkeur het pand in gebruik te laten nemen door een huurder waarvoor kan worden geopteerd voor belaste verhuur, waarmee de integratieheffing kan worden voorkomen. Wanneer een pand met optie belaste levering is verkocht, moet de koper het pand op tijd in gebruik nemen. Indien dat niet lukt wordt de levering geacht vrijgesteld te zijn, met als mogelijk gevolg dat btw verschuldigd wordt op basis van de herzieningsregeling (bij de verkoper). Omdat ik me niet kan voorstellen dat men momenteel panden leeg laat staan om btw te besparen zou het een uitkomst zijn als de staatssecretaris deze regeling zou laten vervallen of in ieder geval de termijn zou oprekken. Indien een pand met optie belaste verhuur wordt verhuurd, moet de huurder het pand op tijd in gebruik nemen. Indien dat niet lukt wordt de verhuur geacht vrijgesteld te zijn, met als mogelijk gevolg dat verhuurder btw verschuldigd wordt op basis van de herzieningsregeling of zelfs geconfronteerd wordt met de integratieheffing. Ook hier zou deze regeling kunnen vervallen of in ieder geval de termijn inzake de ingebruikneming door de huurder kunnen worden verlengd.
Zesmaandtermijn Momenteel zien we dat kopers van huizen hun oude niet kwijtraken en besluiten om ook hun nieuwe woning dan maar te koop te zetten. In voorkomend geval kan de
Verkoop onder waarde economisch verkeer Verkoop onder de waarde in het economisch verkeer heeft diverse gevolgen: Bij de vestiging van beperkt zakelijke rechten kan een ‘levering’ onder kostprijs tot gevolg hebben dat deze als ‘verhuur’ wordt behandeld, met alle nadelige gevolgen die daaraan verbonden kunnen zijn, zoals onder meer een integratieheffing. Omdat ook deze regeling in het leven is geroepen om constructies te bestrijden, zou ze thans buitenspel kunnen worden gezet. Bij de btw-belaste verkrijging onder kostprijs kan door particulieren geen vrijstelling overdrachtsbelasting worden verkregen. Hiermee worden met name projectontwikkelaars benadeeld. Ook hier geldt dat de regeling zou kunnen vervallen of in ieder geval tijdelijk geen gevolgen zou moeten hebben.
Omzetting van verkoop naar verhuur Als projectontwikkelaars besluiten hun te verkopen nieuwbouwwoningen te verhuren verandert voor hen het btw-regime. Het belangrijkste gevolg is dat ze geconfronteerd worden met de integratieheffing. De staatssecretaris heeft al medegedeeld dat hij niet van plan is uitstel van betaling van die heffing te verlenen. Voorts komt er naar verwachting geen tegemoetkomende regeling voor de gevallen waarin de woning alsnog wordt verkocht buiten de tweejaarstermijn, in welk geval er op de woning zowel btw als overdrachtsbelasting komt te drukken.
Slot Momenteel zijn er een aantal regelingen die in het leven zijn geroepen om constructies te bestrijden. Voorts zien we dat bepaalde regelingen in deze tijd belemmerend werken. Ik pleit ervoor dat de staatssecretaris bedoelde regelingen kritisch doorneemt en waar mogelijk deze intrekt, verruimt of tijdelijk buiten toepassing zou verklaren. Ik wacht met spanning af. q
Nummer 12
23
SOCIAAL RECHT Besparen op arbeidsvoorwaarden?
2009-168
Door: mr. A. Brons
Kostenbeheersing en risicobeheersing zijn onderwerpen waar een onderneming in deze tijd van economische tegenwind niet onderuit kan. Of je als onderneming door de recessie getroffen wordt of niet, kostenbeheersing is in deze tijd belangrijker dan ooit. Hoe kan ons kostenniveau worden teruggebracht, waar kan op bezuinigd worden en hoe gaan we om met krappere budgetten? Daarbij komt dat onverwachte uitgaven voorkomen moeten worden, wat automatisch betekent dat het ‘in control zijn’ belangrijker is geworden. Welke risico’s lopen we mogelijk, hoe sluiten we die uit? Hierna wordt aangegeven op welke wijze in de praktijk vorm kan worden gegeven aan kosten- en risicobeheersing op het terrein van arbeidsvoorwaarden.
Kostenbeheersing Wellicht zijn de arbeidsvoorwaarden niet het aandachtsgebied waaraan als eerste gedacht wordt bij kostenbesparing. Toch is de spreekwoordelijke nullijn voor salarisrondes al regelmatig genoemd door politici en de media; er is echter meer te bedenken.
Personeel Ontslaan van personeel is helaas niet altijd te voorkomen. Naast deze rigoureuze wijze van bezuinigen kan ook gedacht worden aan andere maatregelen: Zoek goedkoper personeel: stagiaires, werkstudenten, uitzendkrachten, interim-medewerkers in plaats van duurdere werknemers met een contract voor onbepaalde tijd. Deeltijdontslag: een ingewikkelde materie die in specifieke situaties een oplossing kan zijn voor werkgevers en mogelijk ook werknemers. Demotie: uiteraard een vervelende situatie voor de medewerkers die een stapje terug moeten doen, maar als dit de continuïteit van het bedrijf en de dienstbetrekking van werknemers ten goede komt, is het zeker een aandachtspunt.
Arbeidsvoorwaarden Ook op tal van arbeidsvoorwaarden kan met enige creativiteit een kostenbesparing gerealiseerd kan worden. Het (lease)wagenpark is bijvoorbeeld vaak een grote kostenpost. Werknemers zijn gewend aan deze arbeids-
voorwaarde, maar bezuinigen hoeft niet altijd als een verslechtering te worden ervaren. Zo heeft bijvoorbeeld het alleen nog maar energiezuinige auto’s aanschaffen als voordeel dat de aanschafprijs lager is en hiermee ook de leaseprijs van de auto’s evenals het bedrag waarover de medewerking een bijtelling verschuldigd is. Duidelijke communicatie over het feit dat het mes aan twee kanten snijdt vergroot de acceptatie van besparingsmaatregelen. Een aantal andere besparingsmogelijkheden op dit vlak zijn: Het wagenpark beperken tot een x aantal merken, dit levert schaalvoordeel op omdat van de betreffende merken meer auto’s worden afgenomen. Leasetermijn verlengen van 3 naar 5 jaar. De kosten worden verspreid over een langere periode, wat de gemiddelde kosten per jaar doet afnemen. Daarnaast kan voor zover nog niet van toepassing kritisch naar het gebruik van de auto worden gekeken door bijvoorbeeld: buitenlandse brandstofkosten voor auto’s van de zaak voor rekening van de werknemer als bijdrage voor privégebruik, tenzij het aantoonbaar zakelijke kilometers zijn geweest; een extra bijdrage voor privégebruik als het brandstofverbruik van de auto van de zaak in negatieve zin afwijkt van het normgemiddelde. eigen bijdrage van werknemers koppelen aan schades. De laatstgenoemde maatregelen geven een medewerker wellicht het gevoel dat de regeling minder aantrekkelijk wordt. Als een (groot) deel van de behaalde besparing direct terugvloeit naar de werknemer door hem bijvoorbeeld een hoger leasebudget te geven is wederom sprake van een gezamenlijk voordeel.
Kosten door de werkgever Binnen iedere onderneming gelden regels, geschreven of ongeschreven; medewerkers gaan er vaak creatief mee om. Dit kan tot onnodig hoge kosten leiden, waardoor er hier soms besparingen voor het oprapen liggen. Eigenlijk zou iedere onderneming jaarlijks het uitgavenpatroon eens door moeten lichten om te bepalen op welke ‘luxe’ uitgaven bespaard kan worden. Wat te denken van: kosten bewuste regeling voor internationale reizen: wanneer kiezen voor auto, trein of vliegtuig? zakelijk hotelverblijf (in het buitenland): is een 4- of 5-sterrenhotel noodzakelijk?
24
wat is de maatstaf voor een zakelijk diner: wel of geen sterrenrestaurant? is inhuur van een externe (vergader-, opleidings)locatie echt nodig? Afwezigheid van medewerkers is bij sommige ondernemingen ook een kostenpost die in de praktijk vaak wordt onderschat. Bestaat er bijvoorbeeld een regeling voor betaald verlof bij ‘calamiteiten’ (loodgieter, cv-monteur)? Staat er op papier hoe omgegaan moet worden met ‘betaald’ dokters- of tandartsbezoek? Het is slim om hier nog eens kritisch naar te kijken.
Werkgeverslasten Uiteraard moeten de wettelijk verplichte afdrachten betaald worden. Een deel van de WGA-premie mag echter verhaald worden op de werknemer. In de praktijk maakt slechts 50% van de ondernemingen hiervan gebruik. Ook ten aanzien van het feitelijk afdragen van heffingen kan wellicht een verbetering van de liquiditeitspositie worden bereikt. Om een voorbeeld te noemen: de loonheffingen dienen uiterlijk een maand na de loonaangifte te zijn betaald. Veel werkgevers betalen direct bij het doen van de aangifte. Een maand uitstel is dan mogelijk.
Nummer 12
Zo bestaat er bijvoorbeeld een afdrachtvermindering onderwijs voor de volgende categorieën werknemers: a. Werknemers die zich bevinden in het beroepsonderwijs/leerlingwezen. b. De assistent in opleiding (AIO) en de onderzoeker in opleiding (OIO). c. De werknemer die promotieonderzoek verricht; d. Werknemers die de duale leerweg volgen in het hoger beroepsonderwijs (hbo). e. Werknemers die scholing volgen op startkwalificatieniveau. f. Leerlingen die een leerwerktraject volgen van het vmbo. g. Stages binnen de beroepsopleidende leerweg op mbo1- en mbo 2-niveau. h. Werknemers die de procedure erkenning elders verworven competenties volgen. Naast de afdrachtvermindering onderwijs bestaat ook nog de afdrachtvermindering Zeevaart en de afdrachtvermindering Speur- en ontwikkelingswerk. Premiekortingen Werkgevers zijn veelal niet volledig op de hoogte van de mogelijkheden om subsidies te verkrijgen voor arbeidsgehandicapte werknemers. De mogelijkheden zijn in de praktijk vaak ruimer dan gedacht.
Premies en subsidie In de praktijk komt het vaak voor dat ondernemingen te veel premies betalen. Ook claimen ondernemingen soms geen of minder subsidie dan waar ze recht op hebben. Af te dragen premies Voor een werkgever is het van belang dat de door de Belastingdienst vastgestelde premie WAO en WGA kritisch wordt gecontroleerd. In de praktijk blijkt dat nogal eens dat de premiepercentages onjuist zijn. Een kleine daling van de premieheffing kan vaak al leiden tot een forse besparing. Daarnaast is het raadzaam om te beoordelen of er wellicht onnodig premies geheven worden voor bijvoorbeeld een aanvullende verzekering van het WIA-gat, doordat in het verleden risico’s gedekt zijn die zich in de praktijk meer kunnen voordoen. Afdrachtverminderingen Door gebruik te maken van een afdrachtvermindering kan een onderneming loonkosten verminderen. Een afdrachtvermindering loonbelasting en premie volksverzekeringen is een vermindering van de afdrachtloonheffingen voor een aantal categorieën van werknemers. De afdrachtvermindering vindt plaats via de aangifte.
Risicobeheersing Bedrijven blijken in de praktijk onnodig risico’s te lopen op naheffingen van de Belastingdienst. Hierna worden de belangrijkste terreinen behandeld waar een onderneming structureel en procesmatig de grip op zou moeten houden en waar dan ook goede bedrijfsregelingen aan ten grondslag moeten liggen om risico’s te vermijden.
Identificatie Het ontbreken van een kopie paspoort, of zelfs alleen de achterzijde van een paspoort, of het niet goed administreren van de gegevens die voor de loonheffingen van belang zijn, lijkt een klein foutje. Maar dit kan een enorme financiële impact hebben. Terwijl de administratieve verplichtingen op zich vrij eenvoudig zijn. Zorg dus dat iedereen die binnen uw bedrijf betrokken is bij het aannemen van personeel weet welke administratieve verplichtingen er zijn. Een foutje is zo gemaakt en erg kostbaar.
Inhuur derden Ook hier geldt: weet wie u binnen haalt en hoe deze fiscaal kwalificeert. Het enkel hebben van een verklaring arbeidsrelatie (VAR) betekent niet per definitie een vrijwaring.
Nummer 12
Een VAR moet worden gecontroleerd. Voor een wettelijke vrijwaring dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: De werkzaamheden op de VAR-Wuo of VAR-DGA komen overeen met de werkzaamheden die voor de onderneming worden verricht. De werkzaamheden worden verricht binnen de geldigheidsduur van de VAR. De identiteit van de ingehuurde derde is aan de hand van zijn originele ID-bewijs vastgesteld én een kopie van de VAR en het ID-bewijs zijn in de administratie opgenomen.
Inleners- en Keten- en bestuurdersaansprakelijkheid In deze economisch onzekere tijden is de kans groter dat ondernemingen niet meer aan hun verplichtingen voor de loonheffingen kunnen voldoen. Indien een onderneming personeel inhuurt is het risico aanwezig om aansprakelijk gesteld te worden voor de loonheffingen die de uitlener verschuldigd is in verband met het ter beschikking stellen van werknemers. Daarnaast kan een onderneming op grond van de ketenaansprakelijkheid aansprakelijk gesteld worden voor de verschuldigde loonheffingen in de gehele keten van hoofdaannemer, aannemer(s) en onderaannemer(s) als sprake is van aanneming van werk. Het is raadzaam te beoordelen in welke mate een onderneming risico’s loopt en zo ja, voor voldoende risicobeperkende maatregelen te zorgen.
Salarisadministratie Bij het voeren van een salarisadministratie is altijd het risico aanwezig dat te veel vertrouwd wordt op software. Mutaties worden doorgevoerd, de software accepteert de wijzigingen, dus het zal wel goed zijn. Dit is een van de redenen dat het vak van salarisadministrateur vaak (door anderen) wordt onderschat. Naast het kunnen omgaan met de software dient een salarisadministrateur namelijk talloze regels te kennen om de salarisadministratie vlekkeloos te kunnen uitvoeren. Naast enige fiscale kennis ten aanzien van het belast of onbelast verwerken van loonbestanddelen, moet bijvoorbeeld ook rekening worden gehouden met tijdvakken, tabellen, rekenregels, loon-over- of loon-inmethode, voortschrijdend cumulatief rekenen, afwijkende regels bij onbetaald verlof en meerdere dienstbetrekkingen, premiekortingen, salderingsregelingen, enzovoort. Er zijn veel zaken die dus niet door de software onderkend kunnen worden en helaas kan iedere fout leiden tot een naheffing en/of boete. Genoeg reden deze risico’s te willen minimaliseren en eens de gehele administratie te beoordelen.
25
Samenvattend In deze bijdrage is in vogelvlucht weergegeven wat een onderneming kan doen om zowel kosten als risico’s te beheersen op het terrein van de arbeidsvoorwaarden. Dit vergt de nodige creativiteit en heldere communicatie van alle betrokkenen. Om op dit terrein succesvol maatregelen te kunnen implementeren is het noodzakelijk dat de controller en de HR-functionaris binnen de onderneming gezamenlijk optrekken. q
PENSIOENEN Crisis in de oudedagsvoorzieningen
2009-169
Door: E. Lundgren
Onder normale omstandigheden hebben we in Nederland een mooie combinatie van risico’s op de oudedagsvoorzieningen. De uitkering dankzij de Algemene Ouderdomswet is gebaseerd op het omslagstelsel. Een omslagstelsel is heel goed bestand tegen de risico’s van inflatie. Er is immers geen geld gereserveerd. De uitkeringen kunnen zonder problemen met hetzelfde percentage stijgen als de lonen van de mensen die de AOW moeten opbrengen. Het gaat pas fout als het aantal uitkeringen harder stijgt dan het aantal werkenden. We noemen dat vergrijzing. Dit fenomeen is op dit moment gaande. Bij de start van de AOW waren er voor iedere uitkeringsgerechtigde zes premiebetalers. Op dit moment zijn dat er nog vier, In 2040 is het vooruitzicht dat er nog maar twee premiebetalers zijn voor iedere uitkeringsgerechtigde. Als dit wordt gecombineerd met de stijging van de uitkering, niet alleen absoluut maar ook relatief, dan is duidelijk dat het beroep op solidariteit heel groot is; hoogstwaarschijnlijk té groot. Hoewel de financiële crisis niet direct problemen oplevert voor de financiering van de AOW, is het duidelijk dat we, als er niets wordt gedaan, op een crisis zullen stuiten. De toekomst van de AOW staat dan ook ter discussie, anders zit - in de woorden van minister Donner - de verzorgingstaat straks in drijfzand. De oplossing zou volgens de minister gezocht kunnen worden in de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Op deze wijze wordt dan het aantal uitkeringstrekkers verlaagd, dit zou recht doen aan het te verwachten aantal uitkeringsjaren. Bij de start van de AOW zou rekening gehouden zijn met gemiddeld 15 uitkeringsjaren, nu is deze verwachting 19 jaren. Volgens de minister is dit niet de enige mogelijkheid. Ook is het mogelijk om het uitkeringsniveau te beperken of de belastingen en premies te verhogen.
26
Pensioenfondsen hebben minder last van het vergrijzingsprobleem. Er is immers sprake van kapitaalvorming, waardoor voor iedere (toekomstige) pensioengerechtigde geld is gespaard. Deelnemers dragen dan ook geen geld af voor de huidige pensioengerechtigden, maar om hun eigen pensioen te financieren. Op dit moment echter mogen we in de tweede pijler spreken van een crisis, als gevolg van de financiële crisis mag je misschien ook spreken van een pensioencrisis. Deze crisis heeft te maken met beide kanten van de balans. De hoogte van de voorziening voor de pensioenverplichtingen is fors omhoog gegaan. Dit komt omdat pensioenfondsen hun voorziening moeten berekenen op basis van marktrente. Is de marktrente hoog, dan is de voorziening laag. De marktrente is echter op dit moment laag, met als gevolg dat de voorziening hoog is. Aan de andere kant van de balans staan de activa. We hebben kunnen ervaren dat de beleggingen fors onderuit zijn gegaan. Als de balanspositie niet of onvoldoende was afgedekt dan zijn door de pensioenfondsen forse verliezen geleden. De dekkingsgraad wordt bepaald door het vermogen te delen door de voorziening. De dekkingsgraden zijn behoorlijk gedaald, enerzijds doordat het vermogen gedaald is, anderzijds doordat de hoogte van de voorziening gestegen is. Deze daling heeft allereerst te maken met de marktomstandigheden, maar het is ook een test om te kijken of riskmanagement naar behoren functioneert en om te kijken of er lessen te trekken zijn voor de toekomst. In de praktijk zien we immers dat sommige pensioenfondsen te maken hebben met lage dekkingsgraden, terwijl bij anderen de schade beperkt is gebleven. Omdat gezocht werd naar hogere rendementen is een aantal ingewikkelde en exotische producten aan de beleggingen toegevoegd. De pensioenfondsen belegden oorspronkelijk vooral in (staats)obligaties. Later werden de beleggingscategorieën aandelen en onroerend goed toegevoegd. Exotische producten zoals emerging markets, hedge funds, private equity, grondstoffen, asset backed securities en credits hebben daarna hun intrede gemaakt. Met name met het kopen van deze exotische producten werd de beleggingsportefeuille ingewikkelder, met name omdat er per product een gespecialiseerde manager in huis gehaald moest worden. Het aantal beleggingsmanagers dat bij het pensioenfonds betrokken werd nam toe. Voor de pensioenfondsbestuurder nam daarmee de complexiteit toe. Hij is immers verantwoordelijk voor het totale risico dat met de portefeuille genomen wordt. Dit ‘overall’-risico werd moeilijker vast te stellen. Dat pensioenfondsen als financiële instellingen last hebben van de crisis is duidelijk; dit was ook niet of nauwelijks te voorkomen. Maar hebben de pensioenfondsen al-
Nummer 12
les gedaan om de invloed van crisis zo veel mogelijk te beperken? Het bestuur echter blijft verantwoordelijk voor het reilen en zeilen bij het pensioenfonds. Deze verantwoordelijkheid wordt steeds duidelijker vastgelegd en lijkt daardoor nadrukkelijker aanwezig. Kan het bestuur de verantwoording voor deze complexere wereld zomaar aan? In mijn ogen niet zomaar. Er dient een duidelijke structuur neergezet te worden voor riskmanagement. Het pensioenfonds dient te zorgen voor een goede interne structuur waarbij checks en balances zijn ingebed. Daarbij dient aandacht geschonken te worden aan operationele risico’s en riskmanagement. Besluiten (ook uit het verleden) dienen continu getoetst te worden aan de marktomstandigheden. Besluiten die onder normale omstandigheden prima werken, zoals het rebalancen van de beleggingsportefeuille, dienen in bijzondere omstandigheden wellicht herzien te worden. In de achterliggende periode zijn de aandelenkoersen fors gedaald. Door het aankopen van aandelen bleef de geformuleerde verhouding aandelen en andere beleggingscategorieën gelijk. De dekkingsgraad daalde echter fors. Of bij die lagere dekkingsgraden het bijkopen van aandelen de beste strategie was, mag worden betwijfeld. Het bestuur dient de interne structuren en beheersing van operationele risico’s en riskmanagement bij de portfoliomanagers eveneens te controleren. Indien die risico’s niet of niet voldoende worden gemanaged bij die derde partijen, dan loopt het pensioenfonds immers ook risico. Zo dient bij een ondernemingspensioenfonds de onderneming waarborgen te vragen van het pensioenfonds en zich ervan te overtuigen dat alle interne structuren op orde zijn. De conclusie is dat een crisis niet altijd af te wenden is, maar de gevolgen kunnen door goed monitoren van risico’s en het in de hand houden van risico’s worden beperkt. q
Nummer 12
27
TOT SLOT Financieel directeuren: wereldeconomie komt weer op gang
2009-170
CFO’s optimistisch. CFO’s in Europa verwachten dat het gemiddeld nog 12,3 maanden duurt voordat het herstel inzet, hun collega’s in de VS rekenen op 10 maanden. 65% van de CFO’s verwacht dat het herstel vóór het derde kwartaal van 2010 inzet, 23% al voor het einde van 2009.
Europa blijft achter bij VS en Azië
Meer liquide middelen
De economie in de VS en Azië begint langzaam aan te trekken; de meerderheid van de financieel directeuren (CFO’s) in deze werelddelen is weer optimistisch gestemd. Ook in Europa stijgt het optimisme onder CFO’s voorzichtig, maar lang niet zo snel als in de VS en Azië. Economisch herstel in Europa blijft duidelijk achter, maar de motor van de wereldeconomie is weer op gang gekomen. Toch verwachten CFO’s wereldwijd de komende maanden nog flink te moeten snijden in banen en investeringen. Kredietverstrekking blijft een probleem, maar bedrijven hebben een grotere financiële buffer dan voorheen. Dit zijn enkele uitkomsten van de wereldwijde CFO Survey van het tweede kwartaal van 2009, die mede door de Universiteit van Tilburg wordt uitgevoerd.
Toch zijn de CFO’s nog verre van zorgenvrij. De consumentenvraag blijft de grootste bron van onrust, de zorg over kredietverlening en het bancaire systeem is afgenomen ten opzichte van vorige kwartalen. 41.4% van de CFO’s geeft aan dat de kredietmarkten verder verslechterd zijn ten opzichte van eind 2008. Wel hebben bedrijven gemiddeld 4% meer liquide middelen op de balans ten opzichte van vorig jaar. Aangezien de kosten van krediet toegenomen zijn en de beschikbaarheid afneemt, zijn bedrijven op zoek naar alternatieve vormen van financiering en proberen ze zoveel mogelijk kosten te besparen.
Economisch herstel in Europa blijft duidelijk achter, maar de motor van de wereldeconomie is weer op gang gekomen
Elk kwartaal krijgen CFO’s in Europa, de VS, Azië en China vragen voorgelegd over hun verwachtingen voor de economie. Dit kwartaal, de 53e keer dat het onderzoek wordt gehouden, zijn 1.309 CFO’s van uiteenlopende bedrijven en overheidsinstellingen wereldwijd bevraagd. CFO Survey is een samenwerking van de Universiteit van Tilburg, Duke University (Durham, North Carolina) en CFO Magazine. Kees Koedijk, decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de Universiteit van Tilburg, is de grondlegger van de Europese tak van dit wereldwijde onderzoek. “‘Hoewel we duidelijke tekenen van herstel zien, geeft de survey ook aan dat we nog geduld moeten hebben”, stelt Kees Koedijk. “De indicatoren zijn positief, maar wijdverbreide kostenbesparingen en aanhoudende onrust op de kredietmarkten suggereren dat het herstel op zijn hoogst geleidelijk zal zijn.” De meerderheid van de CFO’s in de VS (54%) en Azië (63%) is optimistischer over de economie van hun land in vergelijking met het voorgaande kwartaal. In Europa is slechts 30,4% van de
Overige zorgen van CFO’s zijn het onvermogen om resultaten te voorspellen, het beheer van werkkapitaal en het behoud van moraal en productiviteit tijdens de economische achteruitgang. De belangrijkste strategische focus van CFO’s is groei van de inkomsten en verlaging van directe en indirecte kosten. Om kosten te besparen, verwachten bedrijven bijna 17% minder dividend uit te betalen dan in de laatste 12 maanden, zullen de kapitaaluitgaven met 11% afnemen en gaan ze snijden in uitgaven aan onder meer technologie (- 4,56%) en marketing (- 8,95%). Ook de werkgelegenheid zal met 6% afnemen. Bijna 70% van de CFO’s onderhandelt met banken en toeleveranciers over leverings- en betalingsvoorwaarden, respectievelijk 24,7% en 57% met succes. Om de consumentenvraag te stimuleren, geeft 45% van de bedrijven kortingen aan klanten of hanteert soepelere voorwaarden zoals een langere betalingstermijn. Bij 73% van de bedrijven die dergelijke voorwaarden hanteren, veroorzaakt dit financiële zorgen, in 9% van de gevallen zelfs financiële problemen. 35,2% van de Europese bedrijven ziet een (kleine) toename in het aantal orders ten opzichte van het vorige kwartaal. 53,2% van deze orders is afkomstig uit eigen land, 24,1% uit andere Europese landen, 26,6% uit Azië en 11,4% uit de VS. De invloed van de aantrekkende economie in de VS en Azië is dan ook duidelijk zichtbaar. Bron: www.cfosurveyeurope.org
28
Nummer 12
REDACTIERAAD
Actuele cursussen Gericht op PE van controllers en accountants Met de volgende Euroforumcursussen kunt u uw kennis aanvullen en op peil houden. Veel cursussen zijn derhalve aangemerkt als geschikt voor de PE van controllers en accountants. In korte tijd verwerft u diepgaande kennis op een actueel vakgebied. Inschrijven blijft mogelijk, ook na de startdatum. U krijgt de al verschenen delen nagestuurd en de ondersteunende faciliteiten blijven van kracht. Zie www.euroforum-uitgeverij.nl voor een compleet overzicht van inhoud en auteurs en wijze van studeren.
Public Controlling Management Control Internal auditing Beheersing en auditing van ICT Cash & Treasury Management International financial reporting Rendementsverbetering en kostenbesparing
PE-punten volgens zelfstudieregeling NIVRA en VRC
HOOFDREDACTIE Drs. E.J. de Klippelaar EMFC RC Flexi Force Group BV, Barneveld Drs. J.C.H. Speel EMFC RC Prionics Lelystad BV en OS Vastgoed BV
40 PE-punten na internetexamen
Prof. A. Beek RA Emeritus hoogleraar Administratieve Organisatie, Universiteit Maastricht Prof. dr. ir. J.M. Bots Directeur postdoctorale controllersopleiding Nivra-Nyenrode Prof. dr. D.M. Swagerman Hoogleraar Controlling Rijksuniversiteit Groningen Prof. dr. E.H.J. Vaassen RA Hoogleraar Accounting Information Systems, Universiteit Maastricht/Universiteit van Amsterdam
De professionele controller Enterprise Content Management Procesmanagement Belastingrecht voor niet-fiscalisten MVO Duurzaam ondernemen Fusies, overnames & management buy-outs Innovatiemanagement Marktwerking in de zorg Risicomanagement
Drs. M.L. Hoeksema CMC Iris Adviesgroep, De Bilt Drs. E.J. de Klippelaar EMFC RC Flexi Force Group BV, Barneveld Prof. dr. L. Paape RA RO CIA Hoogleraar-directeur NIVRA-Nyenrode Drs. J.C.H. Speel EMFC RC Prionics Lelystad BV en OS Vastgoed BV
INFORMATIEMANAGEMENT Prof. A. Beek RA Emeritus hoogleraar Administratieve Organisatie, Universiteit Maastricht Prof. dr. E.H.J. Vaassen RA Hoogleraar Accounting Information Systems, Universiteit Maastricht/Universiteit van Amsterdam
FINANCIERING EN TREASURY Drs. R.A.H.M. Aalbers Drs. K.J. Broekema Ilfa Finance, Roosendaal Drs. J.H. Gieskens AC CCM QT EV&A, Ulvenhout
SUBSIDIE
Succesvol Projectmanagement Vastgoed financieel
Drs. D.P. Doornbos Plus Projects, Den Haag
Korting voor abonnees van Controllers Journaal: € 300 In dit nummer werken mee:
W. Scheepens Mr. drs. L.F.H. Quaedvlieg E. van den Elsen
MANAGEMENTACCOUNTING EN -CONTROL
Triple Value Strategy Consulting KPMG Meijburg & Co Deloitte Belastingadviseurs
EXTERNE VERSLAGGEVING Drs. P.W.A. Kasteleyn EMFC RC Dubois & Co Registeraccountants, Amsterdam Dr. D.H. van Offeren Universiteit Leiden
LOGISTIEK Jhr. prof. dr. W. Ploos van Amstel Nederlandse Defensie Academie
ONDERNEMINGSRECHT
Euroforum Uitgeverij BV Controllers Journaal redactiesecretariaat Antwoordnummer 10552 5600 WB Eindhoven Fax: 040-2925955 of e-mail:
[email protected] Als abonnee van Controllers Journaal ontvangt u een aantrekkelijke korting op cursussen van Euroforum Uitgeverij. ISSN 0926-3004 Abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan en lopen automatisch door, indien zij niet 2 maanden voor het verstrijken van de abonnementstermijn schriftelijk zijn opgezegd. Adverteren is beperkt mogelijk. Bel 040 - 292 59 70 voor plaatsingsmogelijkheden en tarieven. Hoewel uiterste zorg is besteed aan de inhoud van Controllers Journaal ©, aanvaardt de uitgever noch de redactie enige aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid of voor gevolgen daarvan. Verveelvoudigen en openbaarmaking van Controllers Journaal is slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Mr. G.A.F. Galjé-Deckers LL.M Bierman Aitton Waiboer, Advocaten en Notarissen, Tiel Mr. dr. B.H.A. van Leeuwen JuristvandeZaak
BELASTING- EN SOCIAAL RECHT Mr. M.B. Braaf Ernst & Young Belastingadviseurs, Utrecht Mr. A. Brons Ernst & Young Belastingadviseurs, Utrecht E. Lundgren Lundgren & Partners B.V., Laren Mr. J.J.M.G. Smeets KPMG Meijburg & Co, Eindhoven
Voor meer nieuws zie:
www.controllersjournaal.nl