Villamayor de Monjardin, donderdag 18 juni 2009 30 kilometer, 402 kilometer totaal.
Zonsopgang in Puenta la Reina
Met Gilbert verlaat ik vanmorgen de albergue. We bekijken nog even de mooie middeleeuwse brug met zes bogen over de Arga. Daarna raken we elkaar al snel kwijt. De weg gaat over paden en paadjes, links en rechts van de N111. De paden zijn soms steil en smal en door de regen uitgesleten. En modderig, want het heeft vannacht flink geregend, toen het dreigende onweer eindelijk kwam. Het loopt dus niet gemakkelijk, maar de uitzichten zijn prachtig. Het weer is goed, maar later wordt het wel heel erg warm. Ik passeer de dorpjes Mañeru en Cirauqui. Vooral dit laatste is prachtig. Steile straatjes van Mañeru
93
Cirauqui
Van verre zie ik het al liggen op een heuvel. Een flinke klim omhoog dus. Door de smalle straatjes van het oude stadje, langs de San Román en onder het gemeentehuis door. Daar is een doe-het-zelf stempelpost. Daarna gaat het steil omlaag over een smal pad naar de Rio Salada en dan over een oude brug. Het pad en de brug zijn ooit aangelegd door de Romeinen en in de middeleeuwen gerestaureerd. En zo te middeleeuwse brug over de Rio Salada zien was dat ook voor het laatst. Een indrukwekkend, maar lastig deel van de historische route. Daarna volgen weer de smalle, deels steile paadjes, en af en toe een klein stukje N111, waar gelukkig niet veel verkeer is. 94
Rio Salada Over de Rio Salada (= zoute beek) bestaat een oude legende, die al in twaalfde-eeuwse gids van Aimeri Picaud is opgetekend: Bij de giftige rivier zaten twee Navarrezen, met hun mes in de hand. Pelgrims vroegen of ze hier hun paarden konden laten drinken en de mannen gaven hun toestemming. De dieren vielen meteen dood neer. Daarop vilden de pelgrims de mannen met hun eigen messen. De Navarrezen (Basken) met hun onbegrijpbare taal en gewoonten stonden er bij Picaud toch al niet goed op: Ze dragen zwarte kleren op Schotse wijze, slecht gekleed, eten en drinken slecht met zijn allen uit een ketel met de hand en één kroes. Ze zijn verder kwaadaardig, donker van huid, lelijk, losbandig, pervers, ontrouw, verdorven, wellustig, drankzuchtig, doortrapt, driest, wild, oneerlijk, onbetrouwbaar, goddeloos, ruw wreed, twistziek. Ze zijn niet in staat tot edele gevoelens, gedrild in elke ondeugd en onrechtvaardigheid. Lijken op Saracenen. Ze zijn vijandig naar Franken. Copuleren met ezels en muildieren…… Over de Rio Salada schrijft hij: Van de stroom Zoutebeek niet drinken, want dat betekent de dood.. Navarrezen zitten te wachten om met genoegen de dode paarden te villen.” 95
Na de brug volgt weer een steil omhooglopend pad dat me naar Lorca brengt. En daar is een fontein met heerlijk koel, niet giftig, water. In Villatuerta kom ik langs een sporthal met kantine. Dus tijd voor koffie. Daar tref ik Jenny, een Nederlandse, gestart in St. Jean. We praten even en dan ga ik weer door. Ondanks de warmte weet ik steeds zekerder dat ik niet fris water, Lorca in Estella wil overnachten, zoals vanmorgen samen met Gilbert bepaald, maar verder wil doorlopen. Het is nog vroeg en het lopen gaat goed. Estella is een heel mooi stadje. Ooit was het de residentie van de koningen van Navarra, en dat is nog te zien. De mooie kerken, maar ook het stadhuis met een gevel vol beeldhouwwerk, scènes uit de Roelandslegende. Hier kom ik Gilbert weer tegen. Hij wil niet verder. Als ik hem vertel dat ik naar Villamayor wil, kijkt hij wel een beetje sip. We besluiten samen te gaan lunchen. Het wordt een uitgebreide, langdurige maaltijd, maar daarna ga ik alleen weer verder. Een beetje opgelucht. Ik kan me inmiddels wel aardig redden in het Frans, maar ik ben toch wel beperkt tot huis-tuin-en-keuken dingen. Estella 96
Voor inhoudelijke onderwerpen schiet mijn taalkennis te kort. En dan raak je uiteindelijk toch uitgepraat. Het is al half drie als ik via de stadspoort weer op weg ga naar Villamayor de Monjardín, en al gauw kom ik Jenny weer tegen. Via een omhooglopend weggetje komen we bij het bij het klooster Irache en het complex van het wijnhuis Irache. Daar vinden we een heel bijzondere pelgrimsbron. Uit de rechter kraan stroomt koel helder water, maar uit de linker komt rode wijn! Vrij te tappen, alsof het water is. Natuurlijk moeten we daarvan proberen, en het is nog lekker ook. Maar we moeten nog twee uur lopen, dus een Irache: beetje voorzichtigheid is Vino, el Gasolino del Peregrino geboden. De weg gaat weer naar beneden en we lopen door een lelijke buitenwijk. Saai, en heet op het brede zwarte asfalt. Gelukkig volgt daarna weer een bos van steeneiken. Het pad is we slecht, maar de schaduw is welkom. En we zijn allebei behoorlijk moe geworden. Of zou dat de Irache-wijn zijn? Na alweer zo’’n klein dorpje, Azqueta, volgt weer een pad tussen de wijngaarden door, door een warm, windstil dal. We passeren de Fuente de los Moros. Een soort badof Fuente de los Moros
97
wasplaats, uit de tijd van de moren, waarschijnlijk. Om 17u00 lopen we Villamayor de Monjardín in. Een dorpje, bestaande uit anderhalve straat en een kerk. Tegenover de kerk vinden we meteen de parochie-refugio. Een Villamayor de Monjardín kleine keuken, met daarachter een lange smalle ruimte, waar matrassen in een aaneengesloten rij op de grond liggen. Gratis, maar wel erg armoedig. Jenny weet echter dat er hier ook een door Nederlanders gerunde herberg moet zijn. Ja, zegt de beheerder van de refugio, dat is om de hoek en het is veel mooier. Dat is nog eens eerlijk. Hij brengt ons er zelfs naartoe. En inderdaad, veel mooier, ruimer, schoner. En inclusief maaltijden. Dat scheelt ook weer, want waar zou je in dit dorp wat te eten vinden? De slaapzaal van de algerque is vol. We krijgen dus een zolder, een soort torenkamer, toegewezen met twee bedden. De ramen kunnen tegen elkaar open, dus het is er lekker fris. Na de douche en de was staat de avondmaaltijd al klaar. 18u30, een bijna Nederlandse tijd. Met zes Nederlanders zitten we aan tafel. Hans, die uit Houten is komen lopen, Harry die al sinds 1 februari onderweg is, Hansje uit de achterhoek, Jenny en ik. Na de maaltijd wordt er nog refugio Villamayor de Monjardín 98
een “meditatieve bijeenkomst” aangekondigd. Uit een soort solidariteit ga ik ernaartoe. Dit wordt georganiseerd door gemotiveerde vrijwilligers, dus daar kunnen wij wel wat voor terugdoen. Harry en ik. De anderen vinden dat kennelijk minder belangrijk. De bijeenkomst heeft een hoog EO-gehalte en de aanwezigheid van de Heer wordt wel erg vaak genoemd. Ik zag die later meer in het uitzicht vanuit het zolderraam, de avondhemel vlak voordat het enorme onweer losbarstte. Maar daarna is het bedtijd, en ik heb nog niet eerder zo lekker, koel en rustig geslapen tijdens deze reis. Of komt dat door de lange, warme, vermoeiende dag?
99