Themamiddag naar Aken
28 maart 2014
In het kader van het jaar van Karel de Grote hebben we met 2 bussen Sensoleden een bezoek gebracht aan Aken. We zijn gereden tot de Elisenbrunnen. Daarna ging het te voet verder naar de Dom of door de stad. In de Dom vertelden enthousiaste gidsen over de ramen en de schatten die er stonden. Ook in de schatkamer kregen we uitleg en konden alles bewonderen. Voor de liefhebbers was er een stadswandeling. Hier was onze gids mevr. L. Geelen. Zij gaf op een leuke manier uitleg over een aantal bezienswaardigheden. Een stel leuke anekdotes over Karel de Grote rijker, zijn we om half 6 weer vertrokken uit Aken. Het was een gezellige middag met enthousiaste mensen en prachtig weer!
THERMAAL WATER Net als de Romeinen voor hem waardeerde Karel de Grote het zwavelhoudende water van de bronnen rondom Aken. In de stad had hij één van zijn paltsen (paleis) en hier verbleef hij regelmatig. Van 810 tot aan zijn dood in 814 verbleef hij hier zelfs permanent. Tijdens zijn verblijf nodigde hij zijn gehele famile, vrienden, gevolg en lijfwachten uit om met hem te baden. Natuurlijk was het dan weer zo dat hij de zwemkunst zo goed meester was dat hij iedereen er uit zwom. Tijdens onze rondgang zullen we bemerken dat Karel overal in uitblonk. Gedurende de twaalfhonderd jaar na zijn dood zijn de verhalen over zijn leven alleen maar mooier, maar ook steeds onwaarschijnlijker geworden. In de eeuwen na Karel kwamen er veel prominente Europese badgasten naar de bronnen in Aken en het nabijgelegen Burtscheid om er hun pijnen te verlichten. De grootste bloei van de badcultuur was in de 17e eeuw. Het thermale water werd voorgeschreven bij zowel uitwendige als inwendige klachten: reuma, ontstekingen, huidziekten, orgaanproblemen, astma zelfs phychische klachten werden verholpen. Verspreid over het gehele stadsgebied zijn er maar liefst 30 bronnen. Het water kan een temperatuur van 50 tot 74° bereiken. Tijdens de Romeinse tijd lagen er thermencomplexen aan de Hof, de Büchel, onder de Dom en waarschijnlijk ook op de markt. Niets is hier meer van te vinden maar tijdens onze wandeling komen we wel langs al deze plaatsen waar eens de badhuizen lagen en merk je op hoe dicht alles op elkaar lag. In de Middeleeuwen en ook later in de moderne geschiedenis werden steeds weer nieuwe bronnen aangeboord om daar nieuwe bad- en gasthuizen op te bouwen. In de Komphausbadstraße werd een luxe kuuroord voor de vooraanstaande en rijke Europese gasten gebouwd.
Kuurhuizen, badhuizen, tuinen, promenades waar men kon flaneren, drinkbronnen en balzalen zorgden er voor dat deze gasten zich niet hoefden te vervelen. Ze vermaakten zich in de avonduren met theater, dansvoorstellingen en muziek. Ook schuwde men een bezoek aan het casino niet. De 18e en 19e eeuw in de stad wonende textielfabrikanten hadden een bloeiende lakenhandel (denk niet aan de lakens op ons bed, maar aan wollen stoffen). Ze gebruikten het lauwe water voor het vollen en het spoelen van de wol na het verven. Veel van de badkultuur is niet meer zichtbaar in de stad. Tegenwoordig zijn deze Elisenbrunnen het meest markante overblijfsel van het eens zo belangrijke kuur- en badoord.
ELISENBRUNNEN (ontwerpers Cremer en Schinkel) Het witmarmeren gebouw met de naam Elisenbrunnen is gebouwd tussen 1822 en 1827 ter gelegenheid het huwelijk van kroonprins Friedrich Wilhelm (later koning Friedrich Wilhelm de Vierde) met prinses Elisabeth Ludovica in Beieren, dochter van Maximiliaan de Eerste. Deze dame was een tante van de ons zeer bekende Sisi. Een buste van de knappe prinses is te zien in de rotonde van de bron. Tussen 1824 en 1938 was er in de rotonde een drinkbron welke gevoed werd door de nabijgelegen keiserbron. Via twee brede trappen daalde men af naar de bron. In de zomer van 1943 werd door een geallieerd bombardement het gebouw zwaar beschadigd. Tussen 1948 en 1953 werd het weer in de oorspronkelijke staat hersteld Nu stroomt er uit twee kranen warm zwavelhoudend water van 46°. Gezegd wordt dat een glaasje van dit water per dag prima voor lijf en leden is. Steekt u eens een vinger in het water, u voelt dat het lauw is, wat vettig en de smaak. Ja, je vindt het lekker of niet. Aan de wand zijn vier plaquettes aangebracht met de namen van beroemde personages. Kijk eens welke namen u vindt!! (te vinden zijn o.a Peter de Grote, Keizerin Josephine en Hortense, echtgenote en stiefdochter van Napoleon als ook de componisten Mendelsohn en Händel). Velen kwamen hier om van hun al eerder genoemde pijntjes en kwaaltjes af te komen. Een enkele naam die u hier aan de wand vindt, staat bekend als een notoire rokkenjager of een mannenverslinster. Een ziekte waarover ik het nog niet gehad heb en waar het de zwavelhoudende water ook heilzaam voor was, was (netjes gezegd) de venerische ziekte ofwel (in gewoon
Nederlands)geslachtziekte. Maar nu worden we wel erg persoonlijk daarom gaan we maar snel naar de volgende bezienswaardigheid.
KLENKES MONUMENT (kunstenaar Hubert Löneke) De mensen die u hier ziet hebben hebben allen iets gemeen. Ze steken de pink omhoog. Komt een inwoner van Aken,waar ook ter wereld, een mede-stadsgenoot tegen dan zal hij/zij dit teken maken en elkaar op deze wijze begroeten. Deze groet is een herinnering aan vroeger toen in Aken de lakenindustrie bloeide. Voor het vervaardigen van de kleding had men naalden nodig en er ontstonden dan ook al snel fabrieken waar men deze naalden maakte. Voor de eindcontrole maakte men gebruik van speciale arbeiders. Slechte en onbruikbare naalden werden met de pink “ausgeklinkt” (uitgesorteerd). Er was nog geen leerplicht en de kinderen werden ingeschakeld bij het werk in de fabriek. Zij hadden kleine vingers en wie kon dat “ausklinken” beter doen dan zij. Kwamen de kinderen elkaar op straat tegen dan staken ze als groet hun pink op. Dit in 1970 opgerichte monument doet de voorbijganger dan ook herinneren de lakenindustrie en aan die kinderen met hun speciale groet.
BAHKAUF-FONTEIN (kunstenaar Kurt-Wolf von Borries) Deze fontein met dit vreemdsoortig beest moet een mens doen denken aan de volgende sage waarin een monster voorkomt welke in de volksmond ‘beekkalf’ genoemd wordt. Het dier lijkt op een groot uitgevallen kalf, het heeft een geschubd vel en in zijn bek ziet u een stel scherpe tanden. De sage verteld dat dit ‘bahkauv’ uit het niets opdook wanneer drinkebroeders op weg naar huis waren en het liet hen dan danig schrikken. Het dier viel deze lieden lastig, klom op hun rug en liet zich door hen meeslepen. Baden of smeekten ze, dan voelde het alsof ze lood op hun rug meetorsten. Vloekten ze echter grondig dan was het net of de last op hun rug minder zwaar werd. Toch was er iets merkwaardigs aan de verschijning van dit dier, de vrouwen die hier overdag de was deden, zij zagen het beest echter nooit. Zou het soms het slechte geweten zijn geweest van zij die te diep in het glaasje hadden gekeken en op weg naar moeder de vrouw spijt kregen van al dat kostelijke vocht. Hoe dan ook wij hoeven niet meer bang te zijn voor het dier want Karel vertelt dat ook zijn vader Pepijn dit beest op weg naar zijn ochtendbad tegenkwam. Niet bang uitgevallen vocht hij met het dier en zag kans als winnaar uit het gevecht tevoorschijn te komen en het dier is daarna nooit meer gezien. Verzonnen verhaaltje of niet laten we maar snel doorlopen want wie weet….
PRINTENMAN (kunstenaar Hubert Löneke) Hier voor het oudste café van Aken, het oude koffiehuis ‘Café van den Daele’ staat een meisje met een printenman in haar armen. Het doet de voorbijganger denken aan het beroemde Akense gebak, de Öcher Print, de Akense printen. Het café bestaat ongeveer 180 jaar en is nog grotendeels in oorspronkelijke staat. Ook over deze printen is weer een verhaal te vertellen waar uiteraard onze Karel weer een hoofdrol speelt. Het gaat als volgt: In 1656 is er een grote brand in Aken en een groot deel van de stad is verwoest daar de meeste gebouwen uit hout zijn opgetrokken. De stad moet weer in volle glorie opgebouwd worden en de stadsbestuurders zitten met hun handen in het haar, want waar halen ze de benodigde centen vandaan. Treurnis alom, totdat een meesterbakker plots een lumineus idee heeft. Hij herinnert zich dat zijn grootvader hem verteld had dat er vroeger een soort gebak gemaakt werd waar iedereen dol op was. Het werd veelvuldig verkocht en bracht heel wat geld in het laatje. Bovendien wist hij te vertellen dat ook Karel de Grote er dol op was. Toen de vroede vaderen de meesterbakker naar het recept vroegen, moest hij echter bekennen dat hij dat niet wist. Karel zou het in zijn graf hebben meegenomen. De notabelen voelden er niet veel voor om het graf van Karel te openen en gaven de bakker opdracht om zelf maar een Printen-recept te bedenken. U zult begrijpen, dat werd helemaal niets. In de bakkerij werkte ook een slimme bakkersleerling die het hele verhaal hoorde en er het zijne van dacht. Hij wist dat in de stad sinds kort een geleerde woonde. Ook wist de jongen dat deze persoon eigenlijk de duivel was die in deze vermomming op zoek was naar de schat in de Akense Dom. Hij dacht; ik ga het met hem op een akkoordje gooien. Ik het recept en hij de sleutel van de schatkamer. Zo gezegd, zo gedaan. Samen gingen ze naar de Dom. Daar aangekomen ging eerst de duivel aan het werk en hij opende het graf van Karel. De leerling vertelde aan de even uit de dood ontwaakte Karel het verhaal van de verwoeste stad en Karel bleek maar al te graag bereid het recept af te geven om zo zijn stad te helpen. Aken was gered. En de duivel? Die werd door de leerling meegetroond naar de bakkerij om de pas gebakken printen uit te gaan proberen. Heerlijk rook het toen de oven open ging. De printen waren nog warm en de duivel zette er met graagte zijn tanden in. De ene na de andere print verdween in zijn maag. Hij at er zoveel dat hij er een verschrikkelijke buikpijn van kreeg en op holletje naar huis ging om een bezoek te brengen aan het kleinste kamertje. En de sleutel? Die was hij glad vergeten. Toch zit er in dit verhaaltje ook voor ons allen een wijze raad. Proeft u van dit lekkers doe het wel met mate want anders vergaat het u net zoals de duivel en moet u op een holletje …….
HOF Wij slaan hier links af de Körbergasse in. Rechtdoor is de Büchel, waar eens in de Romeinse tijd een badhuis lag. Vroeger woonden in de Körbergasse de mandenmakers, ook nu is er nog een winkeltje dat naast zeepproducten manden verkoopt. Na dit kleine straatje komen we op de Hof. De Hof herinnert ons aan de Romeinen. De witte zuilenformatie wordt “Portikus” genoemd. De porticus werd opgebouwd uit fragmenten die hier op deze plek gevonden zijn. Het is een van de weinige getuigen van de aanwezigheid van de Romeinen. Ooit sierde de kolommen een tempelcomplex of waren ze onderdeel van de markt. De bogen zijn echter een replica, het origineel staat in het Rheinische Landesmuseum in Bonn. Rond de Hof liggen vele restaurantjes en cafeetjes. Met mooi weer zijn de terrassen vol en is het een gezellige plek om een tijdje te verpozen. Tjdens de zomermaanden verandert het pleintje in een openluchttheater.
Opvallend is dat vele pleintjes hier in Aken een driehoekig vorm hebben. De Romeinen lieten hun straten van zuid-west naar noord-oost lopen, terwijl tijdens de Franken de palts van Karel in een oost-west richting bouwde. Op de snijvlakken ontstonden deze driehoekige pleintjes. Straks zien we dat op de Hühnermarkt ook weer.
PUPPENBRUNNEN (kunstenaar Bonifatius Stirnberg) Voordat we de Krämerstrasse inslaan, staan we even stil bij de beroemdste en leukste fontein van Aken. De bewegende figuren beelden de veelzijdigheid van het leven in Aken uit. Je kan natuurlijk je eigen fantasie op de loop laten, maar hier is alvast een eerste uitleg. 1. De Gallisch haan in top staat symbool voor Frankrijk. Hij herinnert aan de tijd dat Napoleon de stad Aken uitriep tot hoofdstad van het Roerdepartement dat liep van Koblenz tot aan de benedenrijn. 2. De marktvrouw herinnert aan de vrije ‘Rijksstad” Aken. 3. De Domheer staat voor de bisschoppelijke zetel. Het bisdom werd pas in 1930 opgericht. Daarvoor behoorde de Rijksstad Aken tot het bisdom Luik terwijl de huidige Akense wijk Burtscheid tot het bisdom Keulen behoorde. Alleen tijdens de Napoleontische tijd bestond voor korte tijd het bisdom Aken. 4. De mannequin, een juffertje met een leuk jurkje met allerlei ruches, ze herinnert ons aan de lakenindustrie. 5. De hoogleraar staat symbool voor de wetenschap. De Rheinische-Westfälische Technische Hochschule werd in 1870 geopend en is thans de grootste werkgever van de stad. Ruim 50.000 studenten kent de stad, zij geven de stad een fris en jeugdig imago. 6. Het paard met ruiter staat voor het sportieve aspect van de stad. Jaarlijks vindt het CHIO plaats, een groot feest waar alle toppers op het hippische vlak elkaar op sportieve wijze bestrijden. Het is voor de stad een grote happening en dan geldt “zien en gezien worden”. 7. De harlekijn staat voor plezier en vrolijkheid in de stad, maar tevens als vertegenwoordiger van de theaters, musea en andere culturele evenementen die de stad rijk is. Ook staat hij symbool voor het casino. Maar of hij elke avond na een bezoek aan dat gebouw altijd zo vrolijk is. Ik heb zo mijn twijfels. 8. Als laatste zijn er de Venetiaanse maskers. Zij symboliseren het carnival. Akenaren zijn ware ‘narren’ en zijn gek op feesten. DE KRäMERSTRASSE De Krämerstrasse is al sinds de Middeleeuwen een straat van kooplieden. Kleine winkels uit haast alle branches brengen hier hun waren aan de man. Reeds in 1166 gaf Keizer Frederik Barbarossa een oorkonde uit waarbij de stad Aken tolvrijheid kreeg, mocht ze zelf recht spreken en haar eigen munten mocht slaan. Tweemaal per jaar mochten de Akenaren een markt houden. Deze markt was voor toenmalige verhoudingen vergelijkbaar met een jaarbeurs van nu. Als tegenprestatie bouwden de Akenaren een muur om de stad welke ze de naam Barbarossamuur gaven. We hebben zojuist op de Barbarossamuur gestaan zonder dat we dat gemerkt hebben. De huidige Elisenbrunnen zijn op een deel van deze muur gebouwd.
HüHNERMARKT Op dit marktpleintje staat een aardig beeld van een kippendief. Met veel bravour steekt hij een kip in een tas voor op zijn buik. Hij wordt echter verraden door de kraaiende haan welke hij in zijn rugtas heeft gestopt. Op dit pleintje werd in vroeger dagen de kippenmakt gehouden. Ook hier is weer duidelijk de driehoek te herkennen zoals op de Hof. Hier op de Hühnermarkt ligt tevens het Couven-Museum. In het museum zijn woonvertrekken te zien in diverse stijlen, rococo, vroeg classicisme, empirestijl. Men ziet er meubels uit Aken en Luik daterend uit de 17e en 18e eeuw. Tevens is er kostbaar glas en porselein te zien. Het huis is genoemd naar de beroemde Akense architect Johann Joseph Couven. Hij was echter niet de eerste eigenaar. Het werd in 1778 door de gerenommmerde apothekersfamilie Monheim gebouwd. Wist u dat hier in de Adler-apotheek de eerste Akense chocoladerepen het levenslicht zagen? Dat kwam omdat Andreas Monheim de eerste was die iets in choclade zag. Hij scheidde de bestanddelen van de cacaobonen in cacaoboter, welke hij als haarpommade verkocht en cacaopoeder. Dit poeder bleek een goede remedie te zijn tegen buikpijn. Hij verkocht er veel van, maar het was zelfs zo veel dat het wel leek of elke bewoner van Aken last van zijn buik had. Wat bleek, men vond de cacao zo lekker, dat buikpijn of niet, iedereen voor deze ‘lekkernij’ naar de apotheek kwam. Dit ‘medicijn’ ging daarmee de geschiedenis in als Duitslands eerste chocolade in reepvorm. Twee jaar na deze “ontdekking” richtte de familie Monheim een fabriek voor chocolade-productie op, de firma Trumpf.
GRANUSTOREN Staande op de Hühnermarkt ziet men de Granustoren. De toren behoorde tot de palts van Karel. De toen ongeveer 20 meter hoge toren werd in 788 gebouwd en heeft een grondvlak van 8,85 m². Ze was tegen de koningszaal aangebouwd, de zogenaamde aula regia. De toren wordt beschouwd als het oudste gebouw van Aken. De toren telt drie etages, de middelste is zelfs verwarmd, terwijl op de onderste etage zich een toilet bevind, een echte keizerlijk kleinste kamertje. In de 14e eeuw werd het deels vervallen gebouw door de burgers van Aken overgenomen en bouwde men in 1330 op de fundamenten van de koningszaal het nieuwe stadhuis van Aken, de toren werd een integraal deel van het stadhuis en werd met 14 meter verhoogd. In de toren werden de oorkonden bewaard, alle andere papieren elders. Tijdens de grote brand in 1656 gingen deze laatste verloren terwijl de oorkonden in de Granustoren gespaard bleven. Dit gebeurde nogmaals bij de brand in 1883. Wat Karel in deze toren bewaarde? U begrijpt het vast al, ook dit geheim nam hij mee in zijn graf.
HUIS EULENSPIEGEL Naast de Granustoren ziet men een uithangbord met als afbeelding een postwagen. Er voor staand ziet men dat het huis van hout is, het is het laatste houten huis van Aken. Vroeger werd het huis het Huis Eulenspiegel genoemd.
In het huis was een boekenwinkel gevestigd. Het huis werd bewoond door boekhandelaar Freialdenhoven en zijn gezin. Aangezien de man niet kon lezen, verzon hij een list om zijn boeken toch aan de man te brengen. Op de omlaagklapbare luiken spreidde hij zijn boeken uit, pakte hij een willekeurig boek en met luide stem begon hij zogenaamd hardop uit dat boek voor te lezen. De voorbijgangers hingen aan zijn lippen en op het moment dat het echt spannend werd, stopte hij met voorlezen en nodigde hij een ieder uit om zijn boeken te kopen en zo zelf, al lezend, achter de afloop te komen. Velen trapten in de truc want toen zij thuis kwamen en zelf in het boek begonnen te lezen of iemand anders het lieten doen (zoals b.v. een pastoor of een leraar) moesten ze vaststellen dat ze een heel ander boek hadden aangeschaft en dat de boekhandelaar het verhaal uit zijn mouw had geschud. Daarom werden de handelaar en zijn huis voortaan Eulenspiegel genoemd. Nu is het houten barokke huisje samen met het ernaast gelegen 17e eeuwse stenen vakwerkhuis een restaurant.
MARKT Het marktplein is hèt ontmoetingscentum van de stad. Men vindt er cafeetjes, restaurantjes en veel terrasjes. Prominent staat op de markt de Karel-fontijn daterend uit 1620. Tegenover het stadhuis ziet men een blok met historische huizen uit diverse bouwperioden. Op de hoek een fraai pand, het zogenaamde huis Löwenstein, genoemd naar de eigenaresse uit de 14e eeuw, Ida van Löwenstein. Het is het oudste ‘herenhuis’ van Aken. Op de hoek van het huis kijkt Karel uit naar zijn palts. Naast dit huis ziet men de oudste apotheek van Aken en ziet men het monogram van Karel. Karel kon zelf niet schrijven al heeft hij wel geprobeerd zich deze kunst meester te maken. Hij sprak wel vloeiend latijn en verstond Grieks. Oorkonden en wetten moesten echter getekend worden. De schrijvers van Karel stelden daarom op de documenten een monogram op. Het stelde een kruis voor met op de punten de letters K, R, L en S. Voegde men daar de klinkers A, O en U tussen dan zag men de naam Karolus ontstaan. Karel nam dan de pen ter hand en maakte met twee streepjes in de linker ruit als het ware een ‘ij’. Ziet u het niet goed op dit huis kijk dan eens goed op de messing medaillons op de straatstenen dan ziet u hoe dit monogram van Karel eruit ziet.
STADHUIS Aken was eeuwen lang de plaats waar de Duitse koningen gekroond werden maar na verloop van eeuwen raakte de aula regia verouderd en werd het bouwvallig. Ze was nauwelijks nog geschikt
voor feestmaaltijden. Omdat het eerste stadhuis van Aken waar we straks nog langslopen ook aan vervanging toe was besloten de Akenaren op de fundamenten van de aula regia een nieuw stadhuis te bouwen. Het gebouw werd in gotische stijl opgetrokken maar een deel van de nog bestaande buitenmuren werden in het project meegenomen. Was de ingang van de palts van Karel aan de andere kant van het gebouw met uitgang op de Katschhof, nu kwam de ingang van dit statige gebouw aan de kant van de markt te liggen. In 1349 werd het stadhuis ingewijd, waarschijnlijk bij het kroningsmaal van Karel IV. In de 18e eeuw werd de gotische voorgevel door architect Couven (u weet wel die van het Couven-museum /apotheek) verbouwd in barokstijl. De huidige gevel is weer in gotische stijl en stamt uit de 18e eeuw. De beide torens, de Granus en de Mariatoren dragen tegenwoordig moderne torenhelmen naar een voorbeeld van een tekening van Dürer uit de 16e eeuw. Ook de barokke dubbele trap kreeg weer een gotisch uiterlijk. De gevel is versierd met 50 beelden van 50 Duitse personen van wie er 30 ( van 962 tot 1556 ) in Aken tot koning werden gekroond. Boven de deur ziet men een “Majestas Domini”, Christus, als heerser van de wereld met rechts van hem Karel de Grote met een model van de palts en aan zijn linkerhand paus Leo III. Leo III was de paus die in 800 Karel in Rome tot Keizer kroonde en ook was het deze paus die in 805 de paltskapel, de St. Maria van Aken en daarmee de huidige Dom inwijdde. Onder de ramen van de koningszaal (welke zich op de eerste etage bevindt, zijn reliefs van de gildes, de vrije kunsten en de faculteiten te zien. Daaronder ziet men de wapens van de keurvorsten en vorsten met wie Aken een bijzondere band onderhield.
KRUIDENTUIN De kleine kruidentuin werd in 1965 naar aanleiding van een Kareltentoonstelling volgens de regels van de Karolingische “Capi-tulare de villis” uit 831 aangelegd. De tuin is in 2012 modern omgevormd. De genoemde verordening verplichtte de beheerder van de koninklijke landgoederen tot het verbouwen van kruiden, graan en druiven. Door de gedetailleerde opsomming van de kruiden, hun teelt en hun werking, zowel culinair al medicinaal, geldt deze verordening als de oudste botanische lexicon van West-Europa.
KATSCHHOF De Katschhof is een groot rechthoekig plein gelegen tussen het stadhuis en Dom en kwam overeen met de voormalige paltshof. De ingang van het gebouw was in Karels tijd nog aan deze kant. Het woord Katsch komt van het woord Kax. Kaksen betekent gapen of met open mond staan kijken. Neen, men keek niet naar de omringende gebouwen maar naar de schandpaal die hier vroeger op het plein geplaatst werd. Nu lijkt het plein leeg maar dat is bedriegelijk. Vrijwel alle grote evenementen vinden hier op dit plein plaats waarbij de binnenstad in een groot openluchttheater verandert. Absolute trekpleister is de kerstmarkt.
FISCHMARKT
Op dit pleintje voor de ingang van de Dom staat een beeldje dat de naam ‘Fischpüddelchen’ heet. Het doet ons er aan herinneren dat vroeger op dit plein de vismarkt was. Achter het beeldje uit 1911 zien we een kapel, de Johannes- of Taufkapelle. Tot begin 19e eeuw werden hier alle kinderen gedoopt en wel met het water uit het beekje de Pau welke hier over de vismarkt liep. Daarom beweren de Akenaren dat je een echte ‘Öchener’ bent wanneer je met water uit de Pau gedoopt bent. KLAPPERGASSE Zoals de naam Fischmarkt aan de vismarkt doet denken zo doet de naam Klappergasse,een straatje hier vlak in de buurt, je aan een legende denken en wie speelt in die legende natuurlijk weer de hoofdrol. Juist, goed geraden…… Karel de Grote. Het verhaal gaat als volgt; We leven in 805, de paltskapel is klaar. Het enige wat nog moet gebeuren is de plechtige inwijding. Iedereen is gespannen want het is een grote gebeurtenis voor de gehele Westerse wereld. Karel was bijzonder trots op wat hij gepresteerd had en vond dan ook dat de inwijding groots aangepakt diende te worden. Alle vorsten kregen een uitnodigen en ook vond hij dat kerkleiders in grote getale aanwezig moesten zijn. Karel had het briljante idee om 365 geestelijken uit te nodigen, voor elke dag van het jaar één. Zijn schrijvers hadden er maar druk mee, zoveel uitnodigingen.
De grote dag brak aan, 6 januari de dag van Drie Koningen. De kerk liep al aardig vol en de hofhouding keek met veel genoegen rond en dacht; “Zo zal Karel het zich wensen”. Maar wat was dat! Geschrokken keken ze naar de twee stoelen, vlak vooraan, die bleven angstvallig leeg. Ze keken elkaar verontrust aan want zij kenden de plotseling opkomende woede van hun baas wanneer hem iets niets zinde. En ja hoor, op deze feestelijke dag stak de toorn van Karel op. Op hoge toon vroeg hij wie daar op die zetels hoorden te zitten. Aarzelend kwam het antwoord: daar horen Monulphus en Gondulphus, de bisschoppen van Maastricht te zittten. GA NAAR HET VRIJTHOF, sleep ze aan hun haren hierheen, ziek, zwak of misselijk, het maakt mij niet uit, komen zullen ze. Bedremmeld keken de hofdienaren elkaar aan, niemand durfde iets tegen die woedende Karel te zeggen. Ze herinnerden zich ineens dat die twee al jaren dood waren. Goede raad was duur en ze begonnen aan schietgebedjes naar de Hoge. Daar op zijn zetel zat de Almachtige en keek naar beneden. Hij zag wat er gebeurde. Hij vond dat Karel een goed christen was, want had hij niet die fraaie kerk ter ere van Hem gebouwd. En dan die schietgebedjes, daar moest hij toch zeker naar luisteren? Hij keek richting Maastricht en opende het graf van de twee bisschoppen en gelastte hen in gezwinde spoed zich naar Aken te begeven. En zo kon het gebeuren dat eerst de bewoners van Aken en daarna de mensen verzameld in de Dom geklapper hoorden en zagen ze weldra twee skeletten met een mijter op hun hoofd zich naar de ingang van de Dom spoeden. En daarom het dat straatje Klappergasse
GRASHAUS Lopende richting de Elisenbrunnen staat aan de rechterkant een gebouw uit 1267 met de naam ‘Grashaus’. Dit was het eerste stadhuis van de stad Aken voordat het gebouw aan de markt als
zodanig in gebruik werd genomen. Voor de naam heeft men twee verklaringen: in de Frankische tijd (dus in de tijd van Karel) zou hier een Anger (=weide) gelegen hebben, tot in de middeleeuwen zou deze wei nog door de schutters van de stad gebruikt zijn. Een tweede verklaring zou zijn dat het woord gras af zou stammen van het woord ‘grazen’ wat jammeren betekent. Vroeger lagen onder dit gebouw de kerkers en de mensen die daar hebben opgesloten gezeten zullen dat zeker gedaan hebben. Lang heeft dit gebouw dienst gedaan als gemeentelijk archief waar de uiterst waardevolle keizerlijke oorkonden bewaard werden. Op de gevel ziet men zeven keurvorsten afgebeeld staan en bij goed kijken ziet men een Latijnse tekst, de zogenaamde Karelhymne. Hier is de Nederlandse vertaling: Aken, keizerstad, verhevene, aller steden kroon en eer, koningshof vol glans en roem! Zingt liederen voor de hemelskoning, feestvreugde vult opnieuw het heiligdom van Karel de Grote”. Deze hymne wordt gezongen bij de uitreiking van de Karelsprijs in het stadhuis ter ere van de nieuwe prijswinnaar. Hiertoe behoren o.a. Van Rompuy, Bill Clinton, Angela Merkel. KLEINE MüNSTERPLATZ Op dit pleintje staat een fontein met de naam Möschsebrunnen of wel mussenfontein. Het is de enige in de stad met drinkwater. Aan de linkerkant is de Dom te zien met een aangebouwde kapel en wel de Hongarijekapel, een van de laatst bewaard gebleven barokke bouwwerken in Aken. In de 14e eeuw werd er door koning Lodewijk de Grote van Hongarije en Polen opdracht gegeven tot de bouw. Hier verzamelden zich zowel Hongaren als Duitsers wannneer ze op bedevaart gingen naar Santiago de Compostella. In 1767 werd de kapel door bouwmeester Moretti verbouwd. Deze bouwmeester kennen we ook van gebouwen in Vaals, daar was hij de bouwmeester van zowel kasteel Vaalsbroek als kasteel Bloemendaal. Voor de kapel staat een standbeeld van de heilige Stephan, de koning van Hongarije. Dit beeld werd naar aanleiding van een bedevaart in 1993 vervaardigd en hier geplaatst. Verder doorlopend komt men op de ….. MüNSTERPLATZ Aan de rechterkant ziet men een imposant en decoratief gebouw, hierin is de hoofdvertegenwoordiging van de Sparkasse gevestigd. Vroeger stond hier het armenziekenhuis van de zusters van de Heilige Elisabeth. Naast dit ziekenhuis runden de Elisabethinnen een gasthuis voor pelgrims maar ook nog een verzorgingstehuis voor oude zieke mannen. De Vinzenzbrunnen, ook wel Mariazuil genoemd, herinnert aan deze sociale inrichting. De fontein is versierd met een Vincentius- (Vincentius van Paul is de beschermheilge van caritatieve instellingen) en Mariabeeld en met de figuren van de heilige Foillan (bischop uit 7e eeuw, beschermheilige van de chirurgen) en de heilige Michael ( de aartsengel). KRINGLOOP VAN HET GELD De laatste fontein van vandaag. Ze werd door de Sparkasse, ter ere van een jubileum, aan de stad Aken geschonken. De figuren hebben allemaal een relatie met het thema geld. Het water loopt in een draaikolk en eindigt in een putje. Gezegd wordt dat de draaikolk de belastingdienst uitbeeld en u weet wat er dan met je geld gebeurt …. dat verdwijnt.
Ook de figuren op de rand van de fontein hebben iets met geld. 1. De vrouw symboliseert de gierigheid, ze houdt al haar bezittingen in een tas stevig onder haar arm geklemd en lijkt niet van zins om dit aan wie dan ook maar af te geven. 2. De twee heren blijven zeer discreet en geven het geld achter hun rug uit. Zouden dit bankiers zijn met hun stiekeme bonussen? 3. De man die vooroverbuigt is zo belust op geld dat hij bijna het water inkukelt. Hij staat voor de hebzucht. 4. Het kan ook anders, kijk maar eens naar de vader die zijn kind een zakcentje toestopt, het is teken van vrijgevigheid. ELISENGARTEN De tuin kreeg in 2009 de vorm waarin we haar nu zien. Toen de Elisenbrunnen gebouwd werden was ze geheel omsloten door gebouwen, er was slechts een kleine tuin bij het klooster van de Ursulinen. Dit stukje groen werd in 1852/53 omgetoverd tot een klein stadspark en dat was al het openbare groen dat er in de stad was. Hoe anders is het nu, soms een oase van rust en dan weer volop bedrijvigheid. Tijdens de aanleg van de tuin werd er uitgebreid archeologisch onderzoek verricht. Diverse stadswoonlagen zijn aan de vergetelheid ontrokken en deze kan men in de glazen pyramide zien. Lea Geelen, maart 2014