http://www.edusom.nl
Thema Op zoek naar werk
Lesbrief 10. Het eindgesprek. Wat leert u in deze les?
Een eindgesprek voeren.
Informatie vragen en geven.
Het verschil tussen werk en vrijwilligerswerk.
De ontkenning ‘niet’ gebruiken.
Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. Tip: u kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 1.
Ramin heeft een afspraak met mevrouw Prinsze. Zij is foodmanager bij A & W. Vrouw: Ramin: Vrouw:
Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw:
Hallo, jij bent zeker Ramin? Ja, dat klopt. Ik ben José Prinsze. Kom binnen. Ik heb van meneer van Gent begrepen dat je graag bij ons wilt komen werken? Ja, het lijkt mij een echt leuke baan, in het restaurant werken. Dat is waar, maar het is ook hard werken. En ook af en toe ’s avonds, op koopavond bijvoorbeeld. Dat ben ik wel gewend, hoor. Toen ik bij mijn oom werkte in het restaurant werkte ik ook ’s avonds. Dus je vindt het niet erg om donderdag ‘s avonds te werken? Nee hoor, helemaal niet. En kun je in teamverband werken? Wat bedoelt u? Nou, ik bedoel dit, ik ben de manager van het restaurant en iedere ochtend bespreken we wat er die dag moet gebeuren. Dan worden de taken verdeeld. Het is altijd zo dat je met twee personen een taak krijgt. Daar ben je die dag verantwoordelijk voor. Maar als het bijvoorbeeld bij de bediening te druk is, dan moet je daar helpen. Je moet dus veel met elkaar samenwerken.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
2
DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. Tip: u kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet.
Verantwoordelijk Als je verantwoordelijk bent voor het eten, dan moet jij zorgen dat het goed gaat met het eten. Voorbeeld: Ik ben op mijn werk verantwoordelijk voor de kassa. Ik moet ervoor zorgen dat alles goed is. Samenwerken Als twee mensen samenwerken, dan doen ze het werk niet alleen, maar samen. Voorbeeld: Je werkt met een aantal mensen in het restaurant, je moet goed met elkaar samenwerken.
Tip woorden leren Leer een woord in een zin. Dan kunt u de woorden makkelijker gebruiken. Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
3
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. Ramin heeft een afspraak met meneer van Gent. 2. Ramin moet ook soms ’s avonds werken. 3. Koopavond is op vrijdagavond. 4. Ramin begrijpt wat werken in teamverband is. 5. In teamverband werken betekent veel samenwerken.
Bekijk de antwoorden op p. 23.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
4
HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. Let op: u kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 2
Ramin en de vrouw praten verder over het werken in het restaurant. Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw:
Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw:
O, maar zo ging het in mijn oom’s restaurant ook. Ik ben wel gewend om met andere mensen samen te werken. Dat is mooi. Heb je zelf nog vragen? Ja, hoeveel uur kan ik werken? Ik heb het liefst een fulltime-baan. Nou, wij hebben iemand nodig voor 32 uur per week. O, dat is ook goed. En kunt u misschien ook vertellen hoeveel ik ongeveer ga verdienen? 1325 euro bij een 35- urige werkweek. Oh ja, en krijg ik ook nog een cursus of moet ik zo beginnen? Nou, we doen het meestal zo, een nieuwe medewerker loopt eerst een week met een collega mee, bij alle onderdelen in het restaurant. Dus een dag bij de broodjes, een dag bij de kassa, een dag bij de warme maaltijden enzovoort. O, dat is fijn, dus dan kan ik eerst een beetje wennen. Ja, inderdaad. Nou, ik zie het wel zitten met je. En meneer Van Gent was ook heel enthousiast over je! Dank u, dus … ik ben aangenomen? Ja, maar er moeten eerst nog wat dingen worden geregeld. Als je nu nog even tijd hebt, dan kunnen we even langs Personeelszaken gaan.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
5
DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. Tip: u kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet. Met iemand meelopen Als je op je werk met iemand meeloopt, dan kijk je hoe je collega het werk doet. Voorbeeld: De eerste week loop je met een collega mee, je hoeft dan nog niet alleen te werken. Wennen Als je ergens aan went, dan ga je het gewoon vinden. Voorbeeld: In mijn nieuwe baan is alles nieuw. Ik moet aan alles wennen. Ik ben aangenomen. Als je wordt aangenomen bij een bedrijf, dan krijg je een baan bij het bedrijf. Je mag er komen werken. Voorbeeld: Ik heb vorige maand gesolliciteerd op een baan in die nieuwe winkel. Ik ben aangenomen en ik ga volgende maand beginnen. Personeelszaken Op de afdeling Personeelszaken wordt alles gedaan voor de mensen die in het bedrijf werken. Personeelszaken zorgt ervoor dat je je loon krijgt, schrijft je vakantiedagen op enzovoort. Voorbeeld: Je moet bij de afdeling Personeelszaken de arbeidsovereenkomst tekenen.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
6
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. Goed
Fout
1. Ramin kan in teamverband werken. 2. Ramin zoekt een full-time baan. 3. Ramin kan 35 uur komen werken bij het bedrijf. 4. Ramin gaat 1325 euro verdienen. 5. Ramin krijgt een cursus voordat hij gaat beginnen.
Bekijk de antwoorden op p. 23. Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
7
HET GESPREK Opdracht 7. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 3
Ramin is aangenomen bij A & W. Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw:
Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw: Ramin: Vrouw:
Ramin:
Ik heb wel even tijd, hoor! En wanneer kan ik beginnen? Nou, even denken, het is nu half februari. Personeelszaken moet een arbeidsovereenkomst opstellen en je moet nog gekeurd worden. Gekeurd? Ja, alle nieuwe medewerkers moeten eerst naar een arts om te kijken of ze helemaal gezond zijn om te werken. O ja, dat is waar ook. Als dat allemaal in orde is, dan kan de arbeidsovereenkomst getekend worden. Nou dat moet wel lukken in 2 weken. Dus ik denk dat je dan 1 maart kunt beginnen. Mooi en welke dagen moet ik dan werken? Dat moeten we dan nog bespreken. Ik maak voor iedere maand een rooster. Zijn er nog dagen waarop jij absoluut niet kunt werken? Nee, ik geloof het niet. Ik kan iedere dag werken. Dat is handig. Ik heb nog één vraag: heb ik ook een proeftijd? Ja, goed dat je dat vraagt. Bij A & W heeft iedereen een proeftijd van 2 maanden. En je krijgt een arbeidsovereenkomst voor een jaar. Voor een jaar? Ja, alle nieuwe werknemers krijgen bij ons een arbeidsovereenkomst voor een jaar. Aan het einde van het jaar bespreken we met elkaar hoe het is gegaan. Als wij tevreden zijn en jij ook, dan krijg je een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. O, zo, ik snap het.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
8
DE WOORDEN Opdracht 8. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 8. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de radioles op internet.
De arbeidsovereenkomst Een arbeidsovereenkomst is een door je werkgever geschreven papier waarop staat wat je werk is en hoeveel je verdient. Voorbeeld: Ik krijg een arbeidsovereenkomst voor één jaar. Gekeurd worden Als je gekeurd moet worden door een dokter, dan kijkt hij of je gezond bent om te werken. Voorbeeld: Ik word volgende week gekeurd, daarna hoor ik of ik ben aangenomen. Bespreken Als je met een collega werk bespreekt, dan praat je met elkaar over het werk. Voorbeeld: Heb je straks even tijd? Ik wil even iets met je bespreken. Het rooster Een rooster in een bedrijf is een lijst waarop staat op welke dagen je moet werken. Voorbeeld: We krijgen iedere maand een nieuw rooster. Dan weet je voor de hele maand op welke dagen je moet werken. De proeftijd De proeftijd is de tijd waarin jij en je werkgever kunnen kijken of het werk goed gaat. Je proeftijd kan een of twee maanden zijn. Voorbeeld: Ik heb een proeftijd van twee maanden. Daarna hoor ik of ik mag blijven bij het bedrijf. Onbepaalde tijd Onbepaalde tijd betekent dat je niet weet hoe lang het duurt. Voorbeeld: Ik krijg eerst een arbeidsovereenkomst voor een jaar. Daarna krijg ik een contract voor onbepaalde tijd.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
9
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 9. Beantwoord de vragen met ja of nee. 1. Vindt Ramin het erg om ’s avonds te werken? ……………………
2. Kan Ramin goed samenwerken? ……………………
3. Stelt Ramin vragen aan de manager? ……………………
4. Krijgt Ramin een arbeidsovereenkomst? ……………………
5. Moet Ramin een cursus doen? ……………………
6. Heeft Ramin een proeftijd? ……………………
7. Moet Ramin worden gekeurd? ……………………
Bekijk de antwoorden op p. 23. Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
10
VRAGEN BIJ HET GESPREK Samenvatting. Schrijf in drie zinnen waar het gesprek over ging.
1. ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
2. ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
3. ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24. Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
11
Opdracht 10. Hieronder staan een aantal vragen. U moet de vragen beantwoorden. Begin elk antwoord met nee, … en maak de zin af. Kijk naar het voorbeeld. 1. Vindt u het erg om ’s avonds te werken? Nee, ik vind het niet erg om ’s avonds te werken. 2. Wilt u parttime werken? Nee, …………………………………………………………………………………… 3. Bent u al gekeurd? Nee, …………………………………………………………………………………… 4. Bent u ongeduldig? ……, …………………………………………………………………………………… 5. Bent u vaak ziek? ……, …………………………………………………………………………………… 6. Wilt u in de bediening werken? ……, …………………………………………………………………………………… 7. Kunt u mij morgen even bellen? ……, …………………………………………………………………………………… 8. Kunt u om zes uur ’s morgens beginnen? ……, ……………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
12
WERK OF VRIJWILLIGERSWERK? Opdracht 11. Geef uw antwoord op de vragen. Kijk naar het voorbeeld. Voorbeeld: Wanneer verdien je geld? Als je werkt of als je vrijwilligerswerk doet. Antwoord: Als je werkt. 1.
Wanneer krijg je een arbeidsovereenkomst? Als je werkt of als je vrijwilligerswerk doet?
Antwoord: …………………………………………………………………………… 2.
Wanneer moet je samenwerken? Als je werkt of als je vrijwilligerswerk doet?
Antwoord: …………………………………………………………………………… 3.
Wanneer krijg je salaris? Als je werkt of als je vrijwilligerswerk doet?
Antwoord: …………………………………………………………………………… 4.
Wanneer heb je een proeftijd? Als je werkt of als je vrijwilligerswerk doet?
Antwoord: …………………………………………………………………………… 5.
Wanneer heb je een diploma nodig? Als je werkt of als je vrijwilligerswerk doet?
Antwoord: …………………………………………………………………………… 6.
Wanneer moet je overleggen over het werk? Als je werkt of als je vrijwilligerswerk doet?
Antwoord: ……………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 24. Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
13
SPREKEN Opdracht 12. Wat kunt u vragen? Lees de zinnen. U wilt weten hoe laat u moet beginnen. U zegt: Hoe laat moet ik beginnen?
U wilt weten hoeveel uur u per week moet werken. U zegt: Hoeveel uur moet ik per week werken?
U wilt weten hoeveel u gaat verdienen. U zegt: Hoeveel ga ik verdienen?
U wilt weten hoe lang uw proeftijd is. U zegt: Hoe lang is mijn proeftijd?
U wilt weten hoeveel vakantiedagen u heeft. U zegt: Hoeveel vakantiedagen heb ik?
U wilt weten wat u precies moet doen. U zegt: Wat moet ik precies doen?
U wilt weten wanneer u gekeurd moet worden. U zegt: Wanneer moet ik gekeurd worden?
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
14
SPREKEN Opdracht 13. Geef antwoord op de vragen. Spreek hardop voor uzelf. U wilt weten hoe laat u moet beginnen. Wat vraagt u? …………….
U wilt weten hoeveel uur u per week moet werken. Wat vraagt u? …………….
U wilt weten hoeveel u gaat verdienen. Wat vraagt u? …………….
U wilt weten hoe lang uw proeftijd is. Wat vraagt u? …………….
U wilt weten hoeveel vakantiedagen u heeft. Wat vraagt u? …………….
U wilt weten wat u precies moet doen. Wat vraagt u? …………….
U wilt weten wanneer u gekeurd moet worden. Wat vraagt u? …………….
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
15
DE WOORDEN Opdracht 14. Wat betekent het? Streep het foute antwoord door. 1. Ik heb de baan gekregen! De arbeidsovereenkomst is bij personeelszaken. / Ik ben aangenomen.
2. Ik moet nog wel langs de dokter voordat ik mag beginnen. Ik moet nog worden gekeurd. / In de arbeidsovereenkomst staat mijn ziekteverlof.
3. De indeling van het werk wordt elke week opgeschreven. Elke week is er een nieuw rooster. / Elke week is er een nieuwe arbeidsovereenkomst.
4. Ik heb een contract voor onbepaalde tijd. Na een jaar loopt mijn contract af. / Het is nog onbekend wanneer mijn contract stopt.
5. Ik moet nog een beetje wennen. Ik heb een proeftijd. / Ik vind nog niet alles normaal.
6. Gelukkig helpt een collega mij om te laten zien hoe alles werkt. Ik werk op de afdeling personeelszaken. / Ik kan met iemand meelopen.
7. Ik moet ook met andere collega’s werken in teamverband. Ik moet samenwerken. / Ik heb veel verantwoordelijkheid.
Bekijk de antwoorden op p. 24. Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
16
HET ROOSTER Opdracht 15. Bekijk het rooster beantwoord daarna de vragen. Hieronder staat een deel van het rooster van Restaurant de Snelle Hap. Hier werkt Ramin.
Bediening
Bar Keuken
Maandag 12.00 - 19.00 Muna Ramin Asha Kojo Ali Tuma Ibrahim Joost
19.00-23.00 Sara Zahra Ahmed Safiya Asha Ramin Ibrahim Joost
Dinsdag 12.00 - 19.00 Ahmed Zahra Kojo Muna Ali Ramin Ibrahim Joost
19.00 - 01.00 Muna Sara Safiya Kojo Tuma Asha Ibrahim Joost
Woensdag 12.00 - 19.00 Sara Asha Ahmed Kojo Ali Tuma Ibrahim Joost
19.00 - 01.00 Muna Zahra Ramin Ali Safiya Sara Ibrahim Joost
1. Moet Ramin maandag in de bediening werken? ………………………………………………………………………………………… 2. Hoe laat is Ramin maandag klaar met werken? ………………………………………………………………………………………… 3. Op welke dag is Ramin ’s avonds vrij? ………………………………………………………………………………………… 4. Op welke dag is Ramin ’s middags vrij? ………………………………………………………………………………………… 5. Wie werken er in de keuken? ………………………………………………………………………………………… 6. Hoe laat moet Tuma dinsdag beginnen met werken? ………………………………………………………………………………………… 7. Wie staan er op woensdagmiddag achter de bar? ………………………………………………………………………………………… 8. Wie staan er op maandagavond in de bediening? …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 25. Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
17
SPREKEN Spreek samen! Zoek een taalvriend. Een taalvriend is iemand die goed Nederlands spreekt. Een vriend. Of misschien iemand van uw werk. Of uw buurman. Doe samen met uw Taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B.
Opdracht 16. Lees samen met uw taalvriend: A A
A A
A A
A A
A A
A A
A A
A
Wanneer hoor ik iets van u? B Aan het einde van de week. Aan het einde van de week? B U hoort van mij op vrijdag, aan het eind van deze week. Op welke dagen werk ik? B Op alle dagen van de week. Alle dagen van de week? B Alleen op zondag niet. Hoeveel uur per week werk ik? B 32 uur. 32 uur? B Ja, 32 uur per week. Hoeveel ga ik verdienen? B 1300 euro 1300 euro? B Ja, dat is het precies. Hoeveel vakantie krijg ik? B 25 per jaar. 25 dagen? B Ja, 25 dagen. Wanneer kan ik beginnen? B Begin volgende week. Begin volgende week? B Maandag kunt u beginnen Hoe laat moet ik beginnen? B Om negen uur. Om negen uur? B Ja, negen uur precies. Waar moet ik mij dan melden?
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
18
A
A A
B Bij Personeelszaken. Bij Personeelszaken? B Ja, daar moet u zijn Dus vrijdag hoor ik meer van u? B Dat denk ik wel. U denkt het wel? B U vraagt wel veel…
TIP VAN DE WEEK 1
-
Let goed op hoe Nederlanders vragen aan elkaar stellen, bijvoorbeeld in een winkel of in de tram of op de markt. Luister goed naar de toon van de zin. Hoe klinken de vragen? Klinkt het vriendelijk of niet vriendelijk? Zijn de vragen beleefd of niet beleefd?
TIP VAN DE WEEK 2
Als u met iemand praat of iemand opbelt, praat dan: niet te snel niet te zacht niet te veel op één toon
TIP VAN DE WEEK 3
Op ETV en de website ETV.nl. en Oefenen.nl zijn verschillende programma’s over werk zoeken te vinden. Bijvoorbeeld: Werk zat!? En Op weg naar werk. Met dit programma leer je hoe je een baan kunt vinden. Kijken dus!!
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
19
LEZEN Opdracht 17. Lees. DE INFORMATIE.
De arbeidsovereenkomst. Als u bij een bedrijf wordt aangenomen dan maakt u afspraken met uw werkgever. Deze afspraken staan in de arbeidsovereenkomst. Deze arbeidsovereenkomst moet door de werknemer, dat bent u en uw werkgever, dat is uw baas worden ondertekend. In een arbeidsovereenkomst staan een aantal afspraken, bijvoorbeeld: hoeveel u verdient per uur, per week of per maand hoeveel uren u per week moet werken welke taken u precies moet doen hoeveel vrije dagen u heeft of u een vergoeding krijgt voor reiskosten hoeveel vakantiegeld u krijgt hoe lang uw proeftijd is Soms wordt u voor een bepaalde tijd aangenomen, bijvoorbeeld voor 1 jaar. U heeft dan een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Soms wordt u voor onbepaalde tijd aangenomen. Dan bent u in vaste dienst.
??
VRAAG VAN DE LES
??
Ramin is aangenomen bij A & W. Hij gaat werken in het restaurant. Wat weet u over de baan van Ramin? Een ding is NIET goed. 1. Hij gaat 32 uur per week werken. 2. Hij heeft een proeftijd van 6 maanden. 3. Hij moet gekeurd worden. 4. Hij krijgt een arbeidsovereenkomst voor één jaar.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
20
PRAKTIJK Opdracht 18. Kijk in de praktijk. PRAKTIJKOPDRACHT VRAGEN STELLEN 1. Zoekt u werk, maak dan opdracht 1. Zoek iemand die werk heeft. Stel die persoon drie vragen in het Nederlands. Let op de toon! Stel vriendelijke en beleefde vragen. 1. 2. 3. 4.
Wat voor werk doet u? Hoe bent u aan deze baan gekomen? Heeft u een sollicitatiegesprek gevoerd? Hoe ging het gesprek?
2. Zoekt u geen werk, maak dan opdracht 2. Zoek iemand die in het buurthuis helpt. Stel die persoon drie vragen in het Nederlands. Let op de toon! Stel vriendelijke en beleefde vragen. 1. 2. 3. 4.
Wat doet u in het buurthuis? Is het leuk om in het buurthuis te helpen? Heeft u met iemand gepraat voordat u in het buurthuis ging helpen??? Zo ja, hoe ging dat gesprek?
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
21
HOE GAAT HET? Opdracht 19. Kent u de woorden? Kruis aan. □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
Verantwoordelijk Samenwerken Met iemand meelopen Wennen Ik ben aangenomen Personeelszaken De arbeidsovereenkomst Gekeurd worden Het rooster Bespreken De proeftijd Onbepaalde tijd
Opdracht 20. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over het eindgesprek. U heeft geleerd om een eindgesprek te voeren en om informatie te vragen en te geven.. U heeft ook geleerd wat het verschil is tussen vrijwilligerswerk en gewoon werk en u heeft ‘niet’ leren gebruiken. En u? Kunt u een eindgesprek voeren en kunt u informatie vragen en informatie geven? Kent u het verschil tussen werk en vrijwilligerswerk? En hoe goed kunt u de ontkenning ‘niet’ gebruiken. Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje.
Goed
Gaat wel
Niet zo goed...
Ik kan een eindgesprek voeren.
Ik ken het verschil tussen werk en vrijwilligerswerk.
Ik kan informatie vragen en geven. Ik kan de ontkenning ‘niet’ gebruiken.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
22
ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. Fout, Ramin heeft een afspraak met mevrouw Prinsze. 2. Goed, Ramin moet ook soms ’s avonds werken. 3. Fout, koopavond is op donderdagavond. 4. Fout, Ramin moet vragen wat mevrouw Prinsze bedoeld en begrijpt het niet. 5. Goed, in teamverband werken betekent veel samenwerken. Opdracht 6. 1. Goed, Ramin heeft bij zijn oom ook samengewerkt met anderen. 2. Goed, Ramin zoekt een fulltime baan. 3. Fout, Ramin kan 32 uur komen werken bij het bedrijf. 4. Fout, Ramin gaat minder verdienen omdat hij minder uur gaat werken. Als je 35 uur bij het bedrijf werkt ga je 1325 euro verdienen. 5. Fout, Raming wordt ingewerkt door een collega. Opdracht 9. 1. Nee. (Dat is hij wel gewend. Bij zijn oom in het restaurant moest hij ook vaak ’s avonds werken.) 2. Ja. (In het restaurant van zijn oom moest hij ook met andere mensen samenwerken.) 3. Ja. (Ramin stelt een heleboel vragen. Als je een sollicitatiegesprek hebt, is het belangrijk dat u vraagt wat u wil weten.) 4. Ja. (Hij krijgt een arbeidsovereenkomst voor één jaar. Veel bedrijven geven een nieuwe werknemer eerst een arbeidscontract voor een jaar.) 5. Nee. (Hij hoeft geen cursus te doen voordat hij met werken begint. Hij moet een week met een collega mee lopen, dan leert hij vanzelf wat hij moet doen. Hij moet het in de praktijk leren.) 6. Ja. (Hij heeft een proeftijd van 2 maanden. Iedereen die een nieuwe baan krijgt heeft een proeftijd. Soms is de proeftijd 1 maand en soms 2 maanden. De proeftijd is de periode waarin je kijkt of je het werk leuk vindt. Je baas kan kijken of hij jou een goede werknemer vindt. In je proeftijd kun gemakkelijk ontslag nemen en krijgen.) 7. Ja. ( Iedereen die gaat werken moet worden gekeurd. Dat is om te kijken of je gezond genoeg bent om te werken.)
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
23
Samenvatting Let op. Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn! Ramin heeft een gesprek met mevrouw Prinsze. Ze praten over de baan in het restaurant Mevrouw Prinsze stelt vragen aan Ramin. Ze vraagt of Ramin goed kan samenwerken. Ramin stelt ook vragen aan mevrouw Prinsze. Hij wil weten hoeveel hij gaat verdienen. Mevrouw Prinsze is heel enthousiast over Ramin. Ze zegt dat hij is aangenomen. Hij gaat per 1 maart werken in het restaurant voor 32 uur per week. Hij krijgt een arbeidsovereenkomst van een jaar. Voordat hij gaat werken, moet hij eerst nog gekeurd worden Opdracht 10. 1. Nee, ik vind het niet erg om ’s avonds te werken. 2. Nee, ik wil niet parttime werken 3. Nee, ik ben nog niet gekeurd. 4. Nee, ik ben niet ongeduldig. 5. Nee, ik ben niet vaak ziek. 6. Nee, ik wil niet in de bediening werken. 7. Nee, ik kan u morgen niet bellen. 8. Nee, ik kan ’s morgens niet om zes uur beginnen. Opdracht 11. 1. Als je werkt. 2. Als je werkt én als je vrijwilligerswerk doet. Het ligt aan het werk dat je doet of je moet samenwerken. 3. Als je werkt. 4. Als je werkt. 5. Als je werkt heb je meestal een diploma nodig. 6. Als je werkt én als je vrijwilligerswerk doet. Opdracht 14. 1. Ik ben aangenomen. 2. Ik moet nog worden gekeurd. 3. Elke week is er een nieuw rooster. 4. Het is nog onbekend wanneer mijn contract stopt. 5. Ik vind nog niet alles normaal. 6. Ik kan met iemand meelopen. 7. Ik moet samenwerken.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
24
Opdracht 15. Ja. 23.00 (11 uur ’s avonds) Dinsdag. Woensdag. Ibrahim en Joost. 19.00 (7 uur ’s avonds) Ali en Tuma. Sara, Zahra, Ahmed en Safiya. Vraag van de les: Hij heeft een proeftijd van 6 maanden. Dit is niet waar, dat klopt niet, want Ramin heeft een proeftijd van 2 maanden.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
25
EXTRA OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN
Deze les over werk zoeken past in thema 1 ‘Werk en Inkomen’ van KNS van het Inburgeringsexamen. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 12, 13 en 16 uit deze les met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3 en 6 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdracht. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 6 (de samenvatting) uit deze les met uw taalvriend. Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
26
Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma’s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar AT5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier!
Meer oefenen? Kijk naar films over gezondheid op ETV en de website ETV.nl en Oefenen.nl en doe de opdrachten. Extra opdracht1. Bekijk de film van het programma ‘Klappen doe je met twee handen’ op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&flm=&pid=100&aid=953 Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
27
Extra opdracht 2. Bekijk de film nog een keer en geef antwoord op de vraag. Wat is het verschil tussen werk en vrijwilligerswerk? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………..
Extra opdracht 3. Beantwoord de vragen. 1. Wat voor werk doet Sjenie? …………………………………………………………………………………………
2. Welke sport beoefent haar zoontje? …………………………………………………………………………………………
3. Wat doet Bulant voor werk? …………………………………………………………………………………………
4. Hoe is hij met dat werk begonnen? ……………………………………………………………………………………… 5. Hoelang doet Bulent dit werk al? …………………………………………………………………………………………
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
28
Extra opdracht 4. Noem 5 soorten vrijwilligerswerk. 1………………………………………………………………………………………… 2………………………………………………………………………………………… 3………………………………………………………………………………………… 4………………………………………………………………………………………… 5…………………………………………………………………………………………
Extra opdracht 5. Geef antwoord op de vragen 1. Zou u vrijwilligerswerk willen doen?
……………………………………………………………………………………… 2. Welk vrijwilligerswerk zou u willen doen? ………………………………………………………………………………………
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
29
ANTWOORDEN EXTRA OEFENEN
Extra opdracht 2. Wat is het verschil tussen werk en vrijwilligerswerk? Voor werk krijg je betaald en voor vrijwilligerswerk krijg je geen salaris. Extra opdracht 3. 1. Wat voor werk doet Sjenie? Sjenie is jeugdleidster van het voetbalteam van haar zoontje. 2. Welke sport beoefent haar zoontje? Voetbal. 3. Wat doet Bulant voor werk? Bulant doet vrijwilligerswerk bij de voetbalclub. Bulant is voetbaltrainer. 4. Hoe is hij met dat werk begonnen? Door zijn buurjongen. Hij speelde vroeger buiten met zijn buurjongen en toen is hij ook op voetbal gegaan net als zijn buurjongen. Daarna is hij als trainer gaan werken bij de club. 5. Hoelang doet Bulent dit werk al? 2 jaar. Extra opdracht 4. Noem 5 soorten vrijwilligerswerk. - Sporttrainer - Jeugdbegeleider - Ziekenhuishulp - Ouderenzorg - Nederlandse les geven aan de buurvrouw Natuurlijk zijn er nog veel meer soorten vrijwilligerswerk. Extra opdracht 5. Eigen mening.
Les 10 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
30