Thema: ‘Leven in het Koninkrijk’ “Het Koninkrijk van God is dichtbij. Geloof dit goede nieuws. Verander nu je leven” bij gespreksmateriaal gemeentegroeigroepen 2015-2016
Teksten Marcus 1: 14, 15 Romeinen 8: 12 – 24 (30) Preekschets De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws. Als een klaroenstoot wordt hier kort en krachtig de boodschap van Jezus weergegeven door Marcus. Het is sterk als iemand in een paar zinnen kan weergeven wat de kern is van haar/zijn inzet. Kennelijk was Jezus heel helder over zijn missie. Marcus kan het feilloos reproduceren. Gods koninkrijk hoeft voor de meeste Joden geen betoog. Het gaat er over een oproep die veel profeten al hadden gedaan: om zich als volk van God te gedragen. Om het verbond met God vorm en inhoud te geven in het gedrag van alle dag. Immers Israël is Gods proeftuin voor de wereld, de showroom van Gods aanwezigheid. Dat was haar roeping, Gods bedoeling - de praktijk was veelal anders. Vaak viel er van God nauwelijks iets te ontdekken. Gods koningschap was onzichtbaar. Gods Koninkrijk gaat over leven in verbondenheid met God en zijn heerschappij (= koningschap) laten zien. Het goede nieuws is nu – en telkens weer – dat Gods rijk vlakbij is, onder handbereik; te bereiken voor wie zich er aan geeft. Dit was al het nieuws bij Johannes de Doper. Jezus benadrukt dit goede nieuws. En wel op het moment dat Johannes gevangen is genomen. Jezus weet wat zijn voorland is. Maar Hij laat zich niet afschrikken. De aanwezigheid van het Koninkrijk betekent kennelijk niet dat er geen kwaad meer is in deze wereld. In die zin is het Koninkrijk er nog niet volledig. Maar wel wordt zichtbaar dat het kwaad niet (en nooit) het laatste woord heeft, maar God, die regeert – in de hemel en op aarde. En juist die heerschappij van God kan nu (en telkens weer) zichtbaar worden gemaakt door mensen die dat Rijk ‘ter hand nemen’. Vandaar deze oproep! Jezus zelf getuigt van Gods koninkrijk. Hij toont de verbondenheid van God met deze wereld in zijn gedrag in zijn leven, sterven en opstanding. In Hem wordt zichtbaar hoe een mens mag leven, hoe een mens is bedoeld – in Gods aanwezigheid op aarde. En daartoe roept Jezus mensen op: leven in verbondenheid met God op deze aarde. Om God en zijn rijk centrum te laten zijn van alles wat je doet. Dit vraagt om een andere instelling van ons, mensen. Wij hebben vaak de neiging onszelf als middelpunt te zien van onze belevingswereld en onze doelstellingen hangen vaak samen met zo goed mogelijk overleven en leven in deze wereld. Dat valt niet samen met ‘in woorden en daden laten zien dat God aanwezig is’: zijn rijk zichtbaar maken.
In zekere zin is Jezus oproep een terugkeer naar het oorspronkelijk bestaan. Mensen als beelddragers van God: in hun karakter, gedrag en relaties. Mensen die in de materiële wereld, de schepping, laten zien dat God aanwezig is , zijn representant zijn. In Gods rijk worden mensen weer ‘origineel’: beheerders van de schepping en medemens zoals bedoeld. God(s rijk) brengt mensen tot hun bestemming en tot hun recht. En dat is niet alleen nieuws voor later – dat ook – maar zeker nieuws voor nu! De tijd is aangebroken, dit is het geëigende moment (kairos). Anders gaan leven. Dat is de verantwoordelijkheid van ons mensen. Niet ‘ik’ in het centrum van mijn bestaan, maar God in het centrum van zijn rijk. Dit is een leven wat alleen kan in verbondenheid met God. Een verbondenheid die Jezus zelf schenkt en bewerkt en bekrachtigt door zijn Geest. Waar we bevestigd worden in Gods aanwezigheid – de Geest die ons leert kind van God te zijn – kunnen we zijn nabijheid ook uitleven. Deze nieuwe levensinstelling vraagt een andere manier van leven. Een leven van inkeer en geloof. Inkeer heeft te maken met het besef zonder God zinloos bezig te zijn. Paulus spreekt over ‘de slavernij van de vergankelijkheid’ als hij iets over de zinloosheid van leven zonder God onder woorden wil brengen. Terwijl juist in de verbondenheid met God ‘de vrijheid en luister van Gods kinderen’ ligt. Als wat wij zijn en doen ‘eeuwigheidswaarde’ krijgt, dan leven we doelgericht en hoopvol. ‘Inkeer en geloof’ zijn de twee centrale bewegingen van een mens die Jezus’ oproep volgt. Een volgeling of leerling van Jezus kent inkeer en geloof. Inkeer als besef dat een leven waar ‘ik’ en niet ‘God’ het centrum is - zinloos is en schadelijk voor anderen. Dit vinden we een lastige beweging. We voelen ons niet graag schuldig. En toch is schuldbesef en berouw een belangrijke fase – steeds opnieuw - voor leven in Gods Rijk. Toch is inkeer geen ‘eindstadium’. Het gaat er niet om overtuigd te raken van alles wat wij fout doen of alles waarin God geen rol voor ons speelt. ‘Inkeer en geloof’ horen bijeen zoals diagnose en behandeling, ziekte en medicijn. Geloof is evenzeer essentieel. Geloof dat God ons falen overstijgt, vergeeft en verzoent. En dat wij in die vernieuwing mogen leven. Geloof dat we nieuwe wegen mogen gaan en dat juist God hiertoe in staat stelt. Trotse mensen mogen worden omgevormd tot nederige personen. Boze mensen vol chagrijn leren personen te worden die vrede stichten. Juist falende mensen worden opgeroepen als vernieuwde mensen te leven – omdat juist dit is wat God wil. God werkt aan zijn toekomst in de gebrokenheid van deze wereld. Zo mag er geleefd worden door de volgelingen van Jezus op deze aarde – totdat die eens zal worden vernieuwd, hersteld - zoals ook de hemel. Zo is Gods goede nieuws. Explosief nieuws verpakt in maar één zin. Die blijft geldig tot het Koninkrijk voor iedereen zichtbaar is geworden ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’
Toevoeging: Credemus Wij behoren allemaal bij dezelfde God, die Jezus ‘Abba’ en ‘onze Vader’ noemde. Deze God is de Schepper van het leven en de Volmaker van het bestaan. Deze God heeft zich bekend gemaakt door Israël waar verwachting is ontstaan van een nieuw Rijk door een speciaal aangewezen mens. Jezus heeft dit Koninkrijk van God aangekondigd, gevestigd en toegankelijk gemaakt hier op aarde door zijn leven, sterven en opstanding. Hij is de eerste mens van de nieuwe mensheid waaraan Hij ons deel geeft door zijn Geest, die we ontvangen door geloof in Hem. Deze Geest geeft ons nu al de kracht te leven als nieuwe mensen, kinderen van God, om zo Jezus na te volgen totdat de gehele schepping herschapen wordt wanneer Jezus alles herstelt bij zijn tweede komst. Dit wordt het definitieve begin van het feest van de gemeenschap van God en mensen, waar liefde, vrede, vreugde en recht alles bepalend zullen zijn voor altijd!
Toevoeging 2 Werken met de leercirkel. Inkeer en geloof zijn de twee centrale bewegingen van een mens die Jezus’ oproep volgt. Vaak denken we bij navolging wel aan inkeer. De motieven en gedragingen in ons leven die niet passen bij leerling zijn. Meestal leidt dit schuldbewust belijden van onze zonden. En dit is goed. Maar vaak blijft het ook hierbij. En als we niets anders doen komen we in een ‘heilloze spiraal’ van zondigen, belijden, vergeven. Navolging van Jezus maakt ons niet tot perfecte mensen. Maar wij worden wel in staat gesteld ‘in nieuwheid des levens te wandelen’ door Gods Geest. Dit betekent dat we naast het besef van zonde, ook nieuwe wegen mogen gaan van liefde, vrede en recht omdat God dit voor ons mogelijk maakt. We mogen gaan staan in het geloof dat met God (door zijn Geest) we anders kunnen handelen. Dus naast inkeer is ook geloof van belang om door te gaan op de weg van Jezus. Dit wordt o.a. zichtbaar in het onderwijs van Jezus. Veel wat Hij leert in de Bergrede is niet alleen ‘het afleggen van de oude mens’ maar evenzeer ‘het aandoen van de nieuwe mens. Neem bijvoorbeeld de passage waar Jezus ingaat op het gebod ‘pleeg geen moord’ (Matteüs 5:21 – 26). Hierin maakt Hij duidelijk dat ‘moord’ niet alleen gaat over de handeling van het doden van de naaste, maar evenzeer over de motieven die tot moord leiden: woede en minachting. Kortom het gaat er in dit gebod niet om ‘moord te voorkomen’, maar de motieven op te sporen die tot moord kunnen leiden. Wanneer iemand bij zichzelf ‘boosheid en/of minachting opmerkt tegenover de naaste is dit een goed moment voor reflectie. Dit ‘kairosmoment’ kan worden gebruikt om die motieven te onderkennen en om te zetten naar motieven waardoor je een vredestichter wordt. Heeft God ons niet geroepen vredestichters te zijn?
Dus naast inkeer van woede en minachting, de toe wending naar geloofvredestichter te mogen zijn … in Gods naam. Het gaat er om dat ‘Boze mensen vol chagrijn leren personen te worden die vrede stichten.’ Ook Paulus geeft zijn aanwijzingen op deze manier; zo bijvoorbeeld Efeziërs 4:28 ‘Laat wie steelt niet meer stelen, maar eerlijk de kost verdienen door zelf hard te werken om iets weg te kunnen geven aan wie het nodig heeft’ Paulus vermaant de dief niet alleen niet te stelen – alsof hij zich van iets moet onthouden. In plaats hiervan kan hij (of zij) beter werken voor eigen onderhoud. Dit geeft een positieve gerichtheid om iets tot stand te brengen (achievement), in plaats van een negatieve gerichtheid om iets te voorkomen (avoidence). Sterker nog; het is niet alleen de bedoeling zelfvoorzienend te zijn, maar ook zoveel te hebben of zo met je bezit om te gaan dat anderen (die dit nodig hebben) er ook in delen. Op deze wijze wordt anderen de motivatie om mogelijk te gaan stelen ontnomen. Gesprek in een triade In een gesprek met een klein groepje mensen bracht iemand ‘tegenwerking’ ter sprake. Een ander gemeentelid dwarsboomde zijn plannen van vooruitgang binnen de gemeente. Deze medegelovige had slechte ervaringen opgedaan en die vormden de bron van het verzet – zo was zijn observatie. Het koste hem niet al te veel moeite om weerstand te bieden aan zijn irritatie en primaire impuls om de confrontatie te zoeken in de groep (reflectie), maar vroeg zich af of het niet beter was een persoonlijk gesprek aan te gaan (bespreken). In dit gesprek kwamen we tot de conclusie dat de kans reëel is dat hij geen broeder voor de medegelovige kon zijn want daar moet de ander wel ruimte voor bieden. Gezien die ‘gevoeligheid’ was voorbede voor deze situatie mogelijk een alternatief. Dat vond hij ook en besloot voor die persoon te bidden in alle openheid - tot God hier verder aanwijzingen voor zou geven of niet. (plannen en doen). Een volgende keer bespraken we opnieuw deze situatie (aanspreekbaar zijn). Zo maakte hij een leermoment door van weerstand (en irritatie) naar empathie en van zelf de regie willen doen, naar de regie aan God toevertrouwen.