Thema 2 Rennen voor geld
Les 1 Rennen voor je geld → Is er iemand die als hobby iets spaart? → Waarom is deze hobby waardevol voor je? → Zijn er ook oude voorwerpen bij? → Waarom bewaren mensen vaak oude spullen? Ze worden vaak waardevoller als ze ouder worden of het herinnert ze aan vroeger. Vandaag beginnen we met het thema bewaren. Luisteropdracht: Over welk soort bewaren gaat het in het verhaal. Herinneringen bewaren, maar ook eten bewaren.
Om de brief over de sponsorloop te kunnen lezen, heeft opa zijn bril nodig maar hij weet niet meer waar hij hem heeft weggelegd. Iets wegleggen is iets een plaats geven, ergens anders neerleggen, maar ook: sparen. Bijvoorbeeld: geld wegleggen voor een vakantie.
Opa vertelt dat er in zijn jeugd veel armoede was. Mensen de in armoede leven, zijn arm. Ze hebben weinig spullen en wonen vaak in slechte huizen. Het tegenovergestelde van armoede is rijkdom.
Omdat er nu volop spullen te verkrijgen zijn, krijgt opa de neiging om te gaan hamsteren. Hamsteren betekent: veel (eten) kopen en bewaren, dan heb je een voorraadje als er bij niets meer is in de winkels. Komt dat tegenwoordig nog voor, dat een belangrijk artikel niet te koop is?
Gevolg van al dat hamsteren is dat de kelder wel een opslagplaats lijkt. Een opslagplaats is een plaats waar spullen zijn opgeslagen.
Sjoerd ziet het al voor zich: zijn opa maakt van zichzelf een opslagplaats, hij stopt zijn wangen propvol met voorraden voedsel voor in slechte tijden. Als je iets zo vol stopt dat er helemaal niets meer bij kan, dan noem je dat propvol.
Het werkwoord bij propvol is volproppen. Dan stop je ergens zoveel spullen in, dat er niets meer bij kan.
Sjoerd vraagt aan opa om sponsor te zijn. Sponsors zijn mensen die geld even in ruil voor een prestatie van de ander. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld ook sponsor zijn van een voetbalclub: in ruil voor het geld van de sponsor maken de voetballers voor hen reclame op hun sportkleding.
Als de opa van Sjoerd hoort dat de opbrengst voor een goed doel is, zegt hij meteen dat hij sponsor wil zijn. Een goed doel is een doel waarmee je anderen kunt helpen. Kun je voorbeeld heven van goede doelen? Heb je zelf wel een iets ondernomen voor een goed doel te steunen?
Opa vertelt dat zijn kelder zo vol staat met etenswaren omdat hij graag wat achter de hand heeft. Hij bedoelt daarmee dat hij graag wat achter de hand heeft. Hij bedoelt daarmee dat hij graag wat extra heeft, als reserve.
Opa vertelt over de honger die hij gehad heeft in de oorlog en zegt dat die herinnering nooit verdwijnt. Een herinnering is iets van vroeger waar nu weer aan denkt. Heb je nog herinneringen van toen je klein was? Zijn het vooral herinneringen aan dingen die leuk waren of minder leuk?
Veel oudere mensen zijn nog steeds zuinig omdat ze vroeger niet zoveel hadden als nu. Iemand die zuinig is, probeert zo weinig mogelijk te gebruiken. Hij geeft zo weinig mogelijk geld uit.
Een ander woord dat hetzelfde betekent als zuinig is spaarzaam; je moet zuinig omgaan met water, je moet spaarzaam omgaan met water.
Opa legt uit dat kinderen van tegenwoordig eigenlijk niet weten wat het is om honger te hebben,omdat ze opgroeien in welvaart. Als er welvaart in een land is, is het land rijk. De meeste mensen hebben genoeg te eten en te drinken.
Stelling: • • •
Aantal keer eens en oneens noteren. Discussiëren. Na afloop kijken of je van mening bent veranderd.
1. In Nederland leven alle mensen in welvaart. 2. Vroeger hadden de mensen een zwaarder leven dan tegenwoordig. 3. Zuinig leven is beter voor het milieu.
Reflectie: • Waarom bewaren mensen dingen? Mooi aandenken, mooie herinneringen, eten en drinken De komende weken werken we binnen het thema bewaren.
Les 2 Dat is nu eens leuk om te horen • In het verhaal voert Sjoerd met zijn opa een gesprek. → Waarover ging het gesprek? → Vind je het moeilijk om nog informatie op te halen terug te halen? → Is het moeilijk om iets speciaal te onthouden of in grote lijn? Waarom is dat zo? Het ligt eraan hoe je luistert : als je van tevoren weet dat je het verhaal moet samenvatten let je vooral op de belangrijkste gebeurtenissen uit een verhaal en niet speciaal op heel kleine onderdelen. Vandaag leer je verslag uit te brengen over een gesprek tussen twee kinderen en dan vooral lettend op de aardige dingen die gezegd worden.
We spelen een oudergesprek na. Hierna doen de ouders verslag aan hun kind wat de leerkracht verteld heeft. De goede, maar ook de minder goede dingen. • Een waarderende opmerking herken je aan de volgende dingen: - De ander laat merken dat er iets goeds gebeurt. - De luisteraar en de verteller (glim)lachen tijdens het vertellen. - De luisteraar ontspant zich. → Kun je nog meer kenmerken noemen? • Ik speel de leerkracht. Twee leerlingen de ouders, een andere leerling de zoon of dochter. • De zoon/dochter gaat de klas uit. De rest luistert goed naar het gesprek en noteert welke positieve opmerkingen gemaakt worden tijdens het eerste en tweede gesprek. • Het gaat niet zozeer om het verslagleggen als we om het gesprek zelf: hoe begin je, wat vertel je wel en wat niet?
Reflectie: • Vond je het moeilijk waarderende opmerkingen te maken tijdens het gesprekje? Hoe komt dat? • Maak je tijdens gesprekken met anderen vaak waarderende opmerkingen? • Vind je het leuk om een compliment te krijgen? • Probeer in een gesprek regel matig iets waarderends over een ander te zeggen,dat geeft een prettig gevoel.
Les 3 De tijd ruilen? (R/V) • Opa vertelt in het verhaal over vroeger. → Welke zinnen kloppen met vroeger uit het verhaal? 1.Vroeger droomden de kinderen van een nieuwe computer. 2. Opa deelde vroeger stroopwafels uit. 3. Hij bewaarde wat voor slechtere tijden. Alleen de laatste zin klopt. De andere zinnen zijn van nu. Dus die zinnen zouden eigenlijk in de tegenwoordige tijd moeten staan.
Deze les gaan we persoonsvormen in een andere tijd zetten.
Vroeger droomden de kinderen van een nieuwe computer. → Zet de zin eens in de tegenwoordige tijd. → Hoe pak je dat aan? Droomden wordt dromen. • Het woord vroeger moet verandert worden in nu. → Nog een zin: Opa deelde vroeger stroopwafels uit. → Nu andersom: De mensen rillen van de kou. Rillen wordt rilden. → Bedenk eens zinnen in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd.
Reflectie: • Is het gelukt de goede persoonsvorm te vinden? • Hoe ben je te werk gegaan? • Wat vond je moeilijker: de verleden tijdof de tegenwoordige tijd? Waarom?
Les 4 Woorden genoeg • In het verhaal staat opa’s kelder propvol dozen en blikken. Het lijkt wel een opslagplaats. → Waar vind je opslagplaatsen? → Wat kan er allemaal opgeslagen worden?
• Deze les gaat over iemand die woorden spaart. De woorden zitten in dozen. In elke doos zitten woorden die ongeveer hetzelfde betekenen. Als hij een woord nodig heeft dan kan hij het meest geschikte woord zo uit de doos halen. We gaan deze les kiezen tussen woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
→ Noem eens woorden die ongeveer hetzelfde betekenen. Voorbeeld: boos en kwaad. natvochtig. verkeerd- fout. raar- vreemd. • Deze woorden betekenen ongeveer hetzelfde, niet precies hetzelfde. → Wat is het verschil tussen boos en kwaad? → Maak eens een zin met deze woorden? Ik noem een zin, jullie proberen beide woorden in de zin te plaatsen en kiezen dan de beste. 1. De in het water gevallen jas was helemaal nat/vochtig. 2. Bij de openhaard was het lekker warm/heet.
Reflectie: • Waarom zouden er zoveel woorden zijn die ongeveer hetzelfde betekenen? • Is het niet makkelijker om steeds hetzelfde woord te gebruiken? De woorden betekenen ongeveer hetzelfde, maar niet precies. • Je kunt niet ieder woord in elke situatie gebruiken. Je moet het beste woord kiezen.
Les 5 Mijn familie is raar! • In het verhaal lees je dat de opa van Sjoerd hamstert. → Wat is dat? hamsteren – verzamelen - bewaren → Wat is het verschil tussen deze drie woorden? In deze les gaan we een tekst lezen over Sjoerd die vertelt over zijn familie die alles verzamelt, hamstert en bewaart! Hij is vergeten leestekens in de les te zetten. Dat gaan jullie doen.
tjerk mijn broertje van drie jaar is raar hij hamstert zwarte viltstiften want hij denkt dat die altijd als eerste op zijn → Schrijf de zin in je schrift. Welke leestekens horen in de zin? Als je het moeilijk vindt lees je de zin hardop voor, met duidelijke pauzes op de plekken van de punten en de komma’s. Tjerk, mijn broer van drie jaar, is raar. Hij hamstert zwarte stiften, want hij denkt dat die altijd als eerste op zijn. • De punt maakt er twee lossen zinnen van. Zo worden de zinnen korter, gemakkelijker en beter te begrijpen. Kijk opa hier is het contract van de sponsorloop en in de kelder staan franse flessen duitse dozen kratten en kisten. → Schrijf de zin op met hoofdletters en leestekens. • Een uitroepteken gebruik je om een gevoel te benadrukken: verbazing, afschuw, pijn, een roep om hulp, een aansporing, een waarschuwing, enz. • Als je een zin met een uitroepteken voorleest kun je dit gevoel in je stem laten horen. → Achter welke zinnen kan een uitroepteken worden gezet in de eerste zin? Het kan in beide zinnen. → Lees de zin eens voor met een uitroepteken. → Wat drukken de uitroeptekens in deze zin uit? Verbazing, verwondering
Reflectie: • Waar heb je uitroeptekens gezet en waarom daar? • Waren er plekken waar je twijfelde tussen een komma en een punt? Waar en waarom? • Er is niet per sé een juist antwoord bij het plaatsen van uitroeptekens.
Les 6 Goede doelen • In het ankerverhaal informeert Sjoerd bij opa of hij sponsor wil worden voor een goed doel. → Noem eens voorbeelden van goede doelen waarvoor acties georganiseerd worden. Dat kunnen bekende acties zijn, maar ook kleinere initiatieven, waarbij weliswaar minder geld wordt verdiend maar waarbij de betrokkenheid van de deelnemers net zo groot is.
Je leert vandaag overleggen over een actie om tot een besluit te komen.
• Wanneer je een besluit neemt, gelden daarbij regels. - Goed luisteren naar elkaar; - Iedere mening telt en is evenveel waard; - Probeer je in de gedachten van anderen te verplaatsen; Om te komen tot een besluit kunnen de volgende vragen worden gesteld: - Lopen de meningen uiteen? - Waar zijn we het met elkaar over eens? • Als het ene kind een actie voor walvissen wil en het andere kind voor pandaberen, dan willen beiden een actie voor een met uitsterven bedreigde diersoort. → Wat is het effect van een eenzijdig genomen besluit? → En wat zijn de effecten van een besluit waar iedereen achter staat.
Reflectie: • Was het moeilijk om met het met elkaar eens te worden? • Heeft iedereen zijn mening kunnen geven? • Is er goed geluisterd naar elkaars argumenten? • Ben je bereid om iets toe te geven? • Kan iedereen zich vinden in het gekozen standpunt? • Was het moeilijk om je aan de spelregels te houden?
Les 7 Verschillende spaarpotten • In het verhaal hamstert opa. → Geef synoniemen voor het woord “hamsteren”. Inslaan, sparen, geld bewaren. • Veel leerlingen zullen thuis een spaarport hebben. → Hoe ziet een spaarpot eruit? In deze les zie je spaarpotten van verschillende materialen.
Een plastic fles Lidwoord – stoffelijk bijvoeglijk naamwoord – zelfstandig naamwoord
Een grijze hamster Lidwoord – bijvoeglijk naamwoord – zelfstandig naamwoord
→ Wat vertellen de bijvoeglijk naamwoord over de zelfstandig naamwoorden? Waar het van gemaakt is. Bij een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord gaat het om een woord die het materiaal, de stof aangeeft. → Zie je voorwerpen in het lokaal waar je zo’n zelfde woordcombinatie kunt maken? Schrijf de zinrecht onder elkaar op het bord. Glas, hout, ijzer, goud, papier = stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden. → Kun je bij de zinnen op een bord een ander bijvoeglijk naamwoord zetten? Bijvoorbeeld: Een glazen fles, een dikke fles. • Meestal eindigen stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden bij een n. Dit in tegenstelling tot gewone bijvoeglijk naamwoorden, die bijna altijd op een e eindigen.
Reflectie: • Kun je de woordsoorten onderscheiden en benoemen? • Kun je gewone bijvoeglijk naamwoorden en stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden onderscheiden? Wat is het verschil?
Les 8 Wat een verhaal! → Wat is een recensie? Een stukje in de krant of tijdschrift waarin iemand schrijft wat hij vindt van een nieuw boek, een nieuwe film of een voorstelling. • Voorbeeld van een recensie op de volgende pagina. In deze les leren we een recensie schrijven.
Enkele maanden na het einde van de Tweede Wereldoorlog trekt de dertienjarige Luuk met een groot aantal kinderen uit Nederland naar Denemarken. Gedurende enkele maanden zullen ze daar door families worden opgevangen om aan te sterken. Het is op zich al een heel avontuur om ter bestemming te geraken. Eenmaal aangekomen blijkt hij samen met een ander meisje – Ida – bij een boerenfamilie te zijn ondergebracht. Al tijdens de reis deed Ida vreemd, Luuk kan ook nu geen hoogte van haar krijgen. Het contact verloopt in het begin erg moeizaam. Alle kinderen die deze auteur in haar verhalen opvoert, zijn zeer herkenbaar en realistisch beschreven en allemaal hebben ze iets dat hen bijzonder maakt. Met Ida en Luuk is het niet anders. Ida draagt een geheim met zich mee en Luuk zal er heel wat tijd en energie moeten insteken om het meisje voor zich te winnen. Luuk is ook de totale tegenpool van Ida. Hij is vrolijk, opgewekt en vooral erg hongerig. Al snel werkt hij mee in de boerderij. Ondertussen blijft Ida erg in zichzelf, beleefd en gedisciplineerd. Bij de Deense familie zelf blijken de onderlinge relaties ook niet helemaal rimpelloos, zeker niet met de zestienjarige Kirsten. En al speelt het verhaal zich meer dan vijfenzestig jaar geleden af, toch doet het absoluut niet oubollig aan of komt het ongeloofwaardig over. Het hele verhaal draait rond de onderlinge relaties tussen deze personages en hun innerlijke strijd die ze nog te verwerken hebben na het beëindigen van de oorlog. Het verhaal wordt afwisselend verteld vanuit het standpunt van Ida en Luuk door de auteur. Zij weet de spanning perfect op te voeren. De verschillende gebeurtenissen volgen elkaar in nauwkeurig uitgedachte volgorde op waardoor het geheel erg sterk overkomt. Het verhaal heeft een positief einde zonder dat het zeemzoet overkomt. Het laat de personages van Luuk en Ida sterker naar Nederland terugkeren, niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk. Dit bijzonder sterke verhaal schetst een weinig spectaculair gebeuren dat zich kort na WO II afspeelt, maar dat diepe sporen nalaat bij de personages. Een aanrader. Pol Van Damme mei 2012
→ Waarover ging het ankerverhaal? → Wat waren de belangrijkste gebeurtenissen? • We gaan een recensie schrijven over het verhaal. • Een recensie begin je met gegevens over het verhaal zoals de titel, de naam van de schrijver en waar het verhaal in staat. • In het begin schrijf je ook waar het verhaal over gaat. In het midden van je recensie vertel je het belangrijkste uit het verhaal en aan het eind geef je jouw mening: wat vond je mooi en wat niet, en waarom vond je dat? • Het geven van een mening hoort bij een recensie en je moet daarbij ook je mening beargumenteren. Je verzamelt en ordent de informatie. (wat is het belangrijkste uit het verhaal)
Reflectie: • Geef voorbeelden van wat je aan het begin en het einde hebt geschreven. • Met welke gegevens ben je gestart? • Hoe lang is de beschrijving van je verhaal? • Wat vind je van het verhaal en waarom vind je dat?
Les 9 De kelder van opa • In het ankerverhaal lezen we dat de opa van Sjoerd een kelder heeft die propvol staat. De kelder lijkt net een magazijn. → Wat is een magazijn? Een ruimte waar spullen worden opgeslagen die later worden verkocht of weggebracht. → Weet je hoe die spullen opgeslagen zijn? Meestal geordend: spullen die bij elkaar horen staan bij elkaar, soms zijn spullen van groot naar klein op elkaar gestapeld of naast elkaar gezet. → Hoe ruim je thuis je spullen op? Kleren in de kast? Boeken op de plank? Deze les gaan we woorden ordenen.
Doosje, voetbal, bloemperk, kist, tuin, landgoed, tennisbal → Orden de begrippen van klein naar groot. • Hoe kun je dat handig doen? Je kunt bijvoorbeeld bij de kleinste beginnen. • In opa’s kelder staan flessen. Hoeveel zouden dat er zijn? Eénm een stuk of wat, ongeveer tien, de enige, een tiental, een aantal, een paar, enkele, een dozijn, twee à drie. → Orden de begrippen van minder naar meer. Veel woorden geven geen precies aantal weer. We kunnen de volgende twee groepjes samenstellen: Één, de enige, twee à drie, een stuk of wat, enkele, een paar, een aantal, ongeveer tien, een tiental. * Over de precies volgorde kun je discussiëren.
Reflectie: • Wat vond je makkelijker om te ordenen, van klein naar groot of van minder naar meer? • Waren er woorden waar je over twijfelde.
Les 10 Rennen voor je geld (vervolg) → Hoe eindigde het eerste deel van het verhaal? → Waaraan zie je dat het verhaal nog niet af was? → Wat zal er verder gebeuren? → Waar zal de brief over gaan? Vandaag gaan we het vervolg van het verhaal lezen.
→ Luisteropdracht: Bewaren de kinderen na afloop van de sponsorloop zelf ook iets? De leerkracht leest het ankerverhaal voor. Lees in je hoofd goed mee. Luisteropdracht: Herinneringen aan de loop, misschien spierpijn, het gevoel van een goede daad verricht te hebben, contacten met de school in Madagaskar.
Vimla schrijft dat ze haarmoeder helpt met werken op het rijstveld. Rijst is een bepaald graan, een rijstveld is het veld waarop de rijst verbouwd wordt.
Als de oogst goed is, heeft de familie van Vimla genoeg te eten. De oogst is alles wat op het land groeit en wat je kunt eten, bij Vimla dus rijst.
De vader van Vimla kan extra geld verdienen met het kappen van het regenwoud. Het regenwoud is een enorm bos waar veel verschillende soorten dieren voorkomen.
Met het geld dat haar vader verdient, kunnen ze extra rijst inkopen zodat er genoeg voedsel is voor de hele familie. Als je inkopen doet, koop je dingen.
Het geld van de sponsorloop wordt niet gebruikt om het dak van de school te repareren. Als je kapotte dingen maakt, dan repareer je ze.
Sjoerd en opa praten over verschillen tussen Nederland en Madagascar. In Nederland is er een overschot aan voedsel. Een overschot betekent dat je teveel hebt.
In grote delen van de wereld is er juist voedseltekort. Dit betekent dat er te weinig eten is.
In Nederland houden we elk jaar pakhuizen vol voedsel over. Een pakhuis is een gebouw waarin goederen worden bewaard.
Vimla vertelt dat ze naar school gaat om te leren lezen en schrijven. Haar ouders zijn analfabeet,dat betekent dat ze als grote mensen niet kunnen lezen of schrijven. Waar krijgen mensen die analfabeet zijn problemen mee in Nederland? Kun je in een land als de onze in deze tijd nog goed meedoen in de maatschappij?
Als er in Madagaskar een cycloon over het land raast en alle vruchtbare grond wegspoelt en gebouwen verwoest, hebben de mensen geen geld om de schade te herstellen. Een cycloon is een harde storm. Heb je wel een storm meegemaakt?
In Nederland hebben we veel vruchtbare grond die we goed benutten. Als je iets goed benut, maak je er op de goede manier gebruik van, bijvoorbeeld: die kast wordt goed benut: alle planken zijn van boven tot onder gevuld.
Sjoerd wil de mensen in Madagaskar best helpen en wil meteen zijn schoolboeken opsturen. Opa vindt dat heel royaal van hem. Royaal is een ander woord voor gul. Iemand die royaal is, geeft makkelijk dingen weg aan anderen. Royaal kan ook betekenen: lekker groot. Meent opa deze opmerking serieus?
→ Welke voorwerpen bewaar jij zelf? → Waarom bewaar je deze dingen? → Het is voor jou een kostbare bezitting,zou dat het voor iemand ook zijn? → Hoe ben je met de verzameling begonnen? → Spaar je vooral voor jezelf of zijn het vooral cadeautjes?
Reflectie: • Begrijp je het verhaal? • Zijn er nog woorden die je moeilijk vindt?
We gaan nog een aantal lessen doen rondom het thema bewaren.
Les 11 Voor Vimla De kinderen van de school van Sjoerd doen mee aan de sponsorloop. → Wat is de bedoeling daarvan? We gaan deze les oefenen mensen over te halen sponsor te worden. Dit doe je door het verhaal van Simla zo overtuigend mogelijk te vertellen.
De leerkracht doet een leerling na die vertelt over Vimla en haar school waar het geld voor de sponsorloop voor bedoeld is. Inhoud + presentatie → Wat was wel goed? → Wat was niet goed? → Zouden mensen sponsor willen worden als je op zo’n manier spreekt. → Waar moet je opletten als je mensen over wilt halen sponsor te worden?
De inhoud: • Vertellen waar het geld voor bestemd is, vertellen over Vimla en haar familie. • Waarom juist deze actie? (rechtstreekse hulp van kinderen, er wordt een school mee gebouwd) De manier van praten: • Duidelijk en verstaanbaar praten, niet te snel en in goede zinnen. • Gebruik je stem om te laten horen hoe erg jij het vindt,hoe nodig het geld is. (sommige woorden zeg je harder dan andere, soms wat sneller, soms wat langzamer spreken) → Wie kan dit voordoen?
Reflectie: • Waren jullie tevreden over elkaar? • Heb je elkaar kunnen overtuigen om sponsor te worden? • Kun je wat goede en minder goede dingen over elkaars verhaal zeggen? • Zie je dat het belangrijk is om duidelijk en verstaanbaar te praten en je stem op een goede manier te gebruiken?
Les 12 Het rommelhok • De opa van Sjoerd bewaart veel in zijn kelder. → Is het belangrijk dit voorwerp te bewaren? (klok) → Zouden we er iets anders mee kunnen doen? Deze les gaat over de veiling van oude schoolspullen voor een goed doel.
Op de tekening in het taalboek zijn verschillende voorwerpen te zien uit het rommelhok van school. Deze spullen zijn klaargezet voor veiling. • Bij een veiling worden spullen verkocht aan wie er het meest voor wil geven. • Om klanten te trekken, schrijf je er een stuk over voor in de (fictieve) schoolkrant. 1. Bedenk voor wie je het stuk gaat schrijven. 2. Wie wil je dat er op de veiling komen? • Beschrijf de spullen op een aantrekkelijke manier. Bijvoorbeeld: we hebben leesboeken die dertig jaar oud zijn. Misschien zijn er ouders die zelf uit dit soort boekjes gelezen hebben.
Reflectie: • Voor welke doelgroep heb je geschreven:kinderen, ouders, grootouders, buurtbewoners of nog anderen? • Welke verschillen zijn er in de taal, de woorden en de zinnen die je gebruikt voor deze groepen? • Aan welk woord kun je merken dat het stukje bijvoorbeeld voor volwassenen is geschreven? • Geef eens een voorbeeld waarin naar voren komt dat het verkopen interessant en aantrekkelijk is.
Les 13 En wat je belooft…. • Waarom kwam Sjoerd naar opa toe? → Had Sjoerd iets van school meegekregen waarop opa kon lezen wat de bedoeling was? De directie had een contract gemaakt voor deelnemende sponsors. • Een contract is een officieel papier, waarop een afspraak staat. → Wanneer wordt een contract gebruikt? Kopen van een huis, start van een nieuwe baan. • In een contract worden afspraken vastgelegd door alle mensen die ermee te maken hebben, en een contract moet dus ook door al die mensen worden ondertekend. Vandaag gaan we een contract bekijken en daarin de zelfstandig naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijk naamwoorden zoeken.
Contract → Wat voor een soort woord is dit? Zelfstandig naamwoord. → Weet je wat een zelfstandig naamwoord is? Een zelfstandig naamwoord is een naam voor dieren, dingen, planten en mensen. Voor een zelfstandig naamwoord kun je altijd de, het of een zetten. → Noem eens wat zelfstandig naamwoorden.
opschrijven → Wat voor een soort woord is dit? Een werkwoord. → Wat is een werkwoord? Een werkwoord is datgene wat dieren, dingen, planten en mensen kunnen doen. Je zorgt voor je eigen kamer. Iedereen is aanwezig op de wekelijkse training. Per rondje betaalt u het door u aangegeven bedrag. → Welke woorden zijn zelfstandig naamwoorden? → Welke woorden zijn de werkwoorden? → Staan er nog bijvoeglijk naamwoorden in de zin? Eigen, wekelijkse, aangegeven. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Reflectie: • We stellen een contract op met de regels van de groep. We onderstrepen de werkwoorden en zelfstandig naamwoorden.
Les 14 De veiling → Hoe gaat de verkoop op een veiling? Een veilinghouder roept als er niemand meer wil bieden na een bod op en voorwerp: eenmaal, andermaal, verkocht. De hoogste bieder heeft het voorwerp dan gekocht. We gaan doorwerken aan het stukje voor de schoolkrant waar je in les 12 een kladversie voor gemaakt hebt.
We nemen de aandachtspunten uit het boek door. De tekst moetuitnodigend en wervelend zijn. Zouden er mensen naar de veiling komen na het lezen van dit stukje in de schoolkrant? Per tweetal vorm je een soort van redactie voor de schoolkrant. Je leest elkaars teksten let daarbij op de aandachtspunten. Bespreek de opmerkingen en verbeter erna je eigen tekst.
Reflectie: • Geef voorbeelden van de opmerkingen die je had bij de tekst van de ander of die de ander bij jouw tekst had. - Opbouw - Doelgerichtheid - Duidelijkheid - Publieksgerichtheid • Hoe ging de samenwerking? • Was je het eens met de opmerkingen die de ander had? • Heb je de opmerkingen gebruikt om de tekst te verbeteren?