The Grand Winston Hotel te Rijswijk
Conferentie 24 april 2008
Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs
Aanwezigen [lijst invoegen]
9.00 – 9.30 uur: Ontvangst Op donderdag 24 april 2008 reizen zo’n zestig deelnemers vanuit het hele land af naar de Rijswijkse Plaspoelpolder. Aangekomen in The Grand Winston Hotel zoeken ze een plaatsje in de grote Churchill Ballroom-vergaderzaal. ‘Welkom Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs, werkconferentie 24 april 2008 onder leiding van staatssecretaris Marja van Bijsterveldt’, staat er op de muur geprojecteerd. Kwaliteitsagenda Vandaag staat de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs op het programma. Hierin staan de belangrijkste prioriteiten voor de komende jaren om de kwaliteit van het voorgezet onderwijs te verbeteren. Staatssecretaris Van Bijsterveldt gaat met het veld in gesprek om deze concepttekst te toetsen. Met behulp van de geluiden uit de praktijk zal uiteindelijk een definitieve Kwaliteitsagenda worden opgesteld.
Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs De focus ligt op zes beleidsprioriteiten: 1. Aantoonbare verbetering taal- en rekenprestaties 2. Goede en betrouwbare examens 3. Excellentie bevorderen, betere ontwikkeling van toptalent 4. Alle leerlingen een passende kwalificatie 5. Voor alle leerlingen een maatschappelijke stage 6. Reductie van het aantal zeer zwakke scholen
9.30 – 11.00 uur: Plenaire opening Frits Lintmeijer heet iedereen van harte welkom. Hij neemt kort het programma door. Als aftrap van deze werkconferentie zal een filmpje over de kwaliteit van het onderwijs worden vertoond, waarna een gesprek met de staatssecretaris volgt. Na dit plenaire deel kunnen de deelnemers vervolgens in drie rondetafelgesprekken een aantal beleidsthema’s bespreken die op de Kwaliteitsagenda staan. Het delen van de opbrengsten zal na de lunch plaatsvinden. Film ‘Berichten van de werkvloer’ is de titel van de film. Het onderwerp is de kwaliteit van het onderwijs. Snel gemonteerde beelden geven een impressie hoe in de scholen door leerlingen en leraren wordt gedacht over vragen als ‘Wat bepaalt de kwaliteit van het onderwijs?’ en ‘Wat valt er te verbeteren?’.
Impressie van ‘Berichten van de werkvloer’ Wat bepaalt de kwaliteit van het onderwijs? “De stof, Nederlands, Engels, wiskunde” “Dat is het verschil tussen hoe een leerling binnenkomt en weer buiten gaat” “De aandacht voor de individuele leerling” Wat maakt een goede leraar? “Als hij goed kan lesgeven en uitleggen” “Iemand die alles eruit haalt wat erin zit” “Liefde voor je vak hebben” Wat valt er te verbeteren? “Op de basisschool beter hoofdrekenen geven” “Ervoor zorgen dat docenten letterlijk en figuurlijk goed uitgerust zijn” “Mensen motiveren docent te worden” “Het speciaal onderwijs in ere herstellen” “Maak het behapbaarder door kleinere groepen van zo’n twintig leerlingen” “Niet steeds om de twee jaar alles veranderen” “Het beroep aantrekkelijker maken door werkverlichting” “Meer gemengde scholen” “Het salaris!” Wat is goed aan het onderwijs? “Leerlingen hebben de kans te bereiken wat ze willen, hun talenten te ontwikkelen” “In het onderwijs zit veel energie” “Docenten zetten zich honderd procent in ondanks de werkdruk” “De leerlingen zijn ontzettend leergierig”
Gesprek met staatssecretaris Marja van Bijsterveldt In een open gesprek met Marja van Bijsterveldt wordt de Kwaliteitsagenda toegelicht en besproken. Alma Boender-Feenstra stelt de vragen. We hebben net een film gezien over de kwaliteit van het onderwijs. Wat houdt voor u die kwaliteit in? Staatssecretaris: “Kwaliteit van onderwijs is onderwijs dat jongeren inspireert. Zodat ze aangezet worden om het leuk te vinden om nog meer kennis te vergaren en daar iets mee te doen. Tussen de reacties in het filmpje hoorde ik ook het nodige over goed opgeleide leraren. Om docenten goed te laten functioneren zijn er randvoorwaarden nodig. Zo moeten ze de ruimte hebben om meer inhoud aan hun professionaliteit te geven. Ook de werkomgeving is belangrijk. Gisteren heb ik een lerarenopleiding bezocht waar me de inspiratie en betrokkenheid bij het vak echt opviel. Die inspiratie en betrokkenheid moeten we zien vast te houden.” Wat wilt u vandaag op deze werkconferentie bereiken? Staatssecretaris: “Tijdens de 100 dagen ben ik van het een naar het andere… ja eigenlijk gesleept. Nu ga ik opnieuw in gesprek met het veld, want dat vind ik
heel belangrijk. Ik neem dan ook de tijd om te praten. We zetten het breed in vanuit het ministerie van OCW. We treden gezamenlijk naar buiten, want dat werkt heel inspirerend. Het gebeurt niet in Den Haag, maar op school.” Hoe is de Kwaliteitsagenda tot stand gekomen? Staatssecretaris: “Vanuit het ministerie is een analyse gemaakt samen met de VORaad. Omdat er allerlei ontwikkelingen gaande zijn, is een startnotitie gemaakt die we breder willen bespreken. De VO-Raad doet dat ook. Daarna willen we tegen de zomer met een nieuwe Kwaliteitsagenda komen. Dit tweede stuk moet een breed draagvlak hebben. Daar moeten we ons allemaal in herkennen.” Er staan minder punten op dan bij het vorige kabinet. Staatssecretaris: “Dat is een bewuste keuze. We willen focus aanbrengen. Als je 101 dingen wilt regelen, komt dat ook allemaal bij de school terecht. We richten ons op een aantal kwaliteitspunten.”
Wat is uw vraag vandaag? Staatssecretaris: “Er zijn mensen uit allerlei invalshoeken aanwezig. Het netwerk is goed in beeld. Ik ben benieuwd of u ook vindt dat dit de prioriteitspunten zijn. Of ontbreken er nog bepaalde punten?” U gaat de Kwaliteitsagenda verder uitdiepen. Niet alleen op deze conferentie, maar u gaat ook scholen bezoeken. Staatssecretaris: “Ik ben trots op het onderwijs. Ik bewonder de creativiteit waarmee leraren, leerlingen en leidinggevenden werken. Ze doen dat met veel enthousiasme. Deze beroepsbegeisterung geeft me het vertrouwen dat het niet nodig is om als ministerie te veel van bovenaf neer te leggen. We moeten meer dienstbaar zijn aan het proces en zoveel mogelijk ruimte aan de school geven.” Wat hoopt u tegen te komen aan goede ideeën tot aan de zomer? Staatssecretaris: “Originele ideeën hoe we met het onderwijs kunnen boeien en inspireren. Hoe we een goede kwalificatielijn kunnen neerzetten, hoe we tot minder uitval komen, et cetera.” U bent trots op de creativiteit in het onderwijs. Is het ook nodig dat we die creativiteit benutten? Staatssecretaris: “Die creativiteit is een
must. Ondanks de sobere instrumenten die we in het onderwijs hebben, wordt er toch veel gedaan. Dat is de kracht van het Nederlandse onderwijs: door ruimte te geven aan scholen zelf, kan er met weinig geld toch veel gedaan worden. We hebben nu de ‘LeerKracht van Nederland’ ingesteld en dat is een belangrijke stap. Maar daarmee kunnen we niet alles oplossen. De inventiviteit op scholen blijft enorm belangrijk om oplossingen te vinden.” Op de creativiteit van de deelnemers wordt straks tijdens de rondetafelgesprekken een beroep gedaan. Misschien zijn er al reacties uit de zaal? Creativiteit als dekmantel Docent: “Ik hoor u zeggen dat randvoorwaarden niet gemakkelijk zomaar kunnen worden ingevuld en dat creativiteit een must is. Dan hoor ik de twee grootste problemen, namelijk dat er te weinig tijd en geld is. Daarmee geeft u me niet de hoop dat het beter wordt. Creativiteit wordt als dekmantel gebruikt om randvoorwaarden niet in te vullen.” Staatssecretaris: “Elk nadeel heeft zijn voordeel. Door beperkte middelen wordt de creativiteit groter. Daar heb ik veel respect voor. We hebben nu te maken met een lerarentekort. Ik ben blij met de overeenkomst ‘LeerKracht van Nederland’, dat is een belangrijke stap. Het is helaas niet genoeg. We zullen ook
op andere manieren inventief moeten nadenken. Op school is dat dagelijkse praktijk. We zullen ook moeten nadenken hoe we in de toekomst kennis kunnen overdragen met minder mensen. Iets waar ook de VO-Raad mee bezig is. Tijd en geld zijn heel belangrijk en we gaan daarin wel investeren. We zijn niet alleen bezig met de Kwaliteitsagenda,
we puzzelen ook hoe we extra middelen kunnen krijgen voor taal en rekenen et cetera. Hoe moeten we dat doen? Hiermee zal een commissie van gezaghebbende mensen aan de slag gaan. Ze gaan luisteren wat er leeft bij de betrokkenen. Uit de reactie hoop ik goede aanbevelingen te krijgen. Ik begrijp de problematiek heel goed. Er zijn middelen
nodig om een en ander goed te kunnen faciliteren. Dat vraagt ook om creativiteit vanuit het ministerie. We hebben een gezamenlijke verantwoording.” In de film zaten veel quotes. ‘De docent maakt de klas’ is waarschijnlijk heel herkenbaar. Het is belangrijk welke docent voor de klas staat. Het
goed voorbereiden van lessen is een teer punt, want tijd is het probleem. Wat vindt u in de zaal hiervan? Docent: “Er is te weinig tijd om de lessen goed voor te bereiden. Om iets beter te kunnen maken, hebben we te weinig tijd. Nu draait het voornamelijk om het corrigeren en lesgeven. Ik zou bijna zeggen op de automatische piloot. Met de
opmerking dat dit om een startnotitie gaat, ben ik erg blij. U gaat twee, drie maanden echt in gesprek met het veld. Er is een enorme slag te maken. Ik ben blij met het initiatief.” Verhouding tussen wat en hoe Docent: “De verhouding tussen het wat en het hoe intrigeert me. Op de scholen wordt enorm hard gewerkt. De problematiek met de uren, de boeken, de stages… het wordt van buitenaf op scholen gedropt. Het initiatief moet bij de school liggen. Hoe wilt u het enthousiasme hiervoor losmaken?” Staatssecretaris: “Ik begrijp uw opmerking. Deels hebben we van doen met de werkelijkheid van de politiek, deels worden er weer nieuwe lijnen neergelegd. De maatschappelijke stage is belangrijk, het is ook een rustig opgebouwd proces. We willen het goed doen en verantwoordelijk, maar ook recht doen aan het hoe: veel ruimte bij de scholen. Niet te veel controle. Passend bij het beeld van de maatschappelijke stage zonder veel rompslomp. De maatschappelijke stage kan trouwens ook in de eigen school gelopen worden bijvoorbeeld in de vorm van peersupport. Het boekenhoofdstuk is een heel ander punt. We willen bepalen en betalen in een hand houden. Bij ons gaan de boeken drie, vier, vijf keer over de kop. Dat is niet reëel. En het komt er wel weer allemaal bij. Daarom willen we de boeken gratis maken. De school geven we alle ruimte
maar ontlasten we wel maximaal. Er is een taskforce en ook de OV-Raad houdt zich ermee bezig, waardoor de druk voor de school laag is.” Focus en zwak leiderschap Jaap Oosterwijk (LAKS): “Kwalitatief goede scholen bieden ruimte om leerlingen zover mogelijk te laten komen. De Kwaliteitsagenda is een leuk begin. Maar het onderwijs vraagt meer: het hoeft niet per se duur, maar wel graag meer effect. Bijvoorbeeld bij taal en rekenen. Zorg voor meer aandacht door bijvoorbeeld andere vakken af te schaffen. Terug naar de basis. Breng meer focus aan. Binnen de regelgeving is al veel mogelijk om goed met verbeteringen om te gaan. Wat ik trouwens mis op de Kwaliteitsagenda is leiderschap in school. Dat is echt onderbelicht. Zwakke scholen hebben heel vaak ook zwakke schoolleiders.” Staatssecretaris: “Er is teveel management. En we moeten ook nadenken over de kwaliteit van het management. We zijn daarom nu bezig met doorgroeien. We hebben geprobeerd de salarisschalen meer volgens carrièreverloop op te zetten. Een relevant en heel bepalend punt. Wat me opvalt bij schoolbezoeken is de interactie. Hoe zit de rector erbij? Biedt hij structuur? Is er überhaupt leiderschap? En hoe zit het met het lef om ruimte te geven aan de professionaliteit van de leraar? Leiderschap is een belangrijk
punt. Neem het alstublieft mee in uw gesprekken. Het is nog niet benoemd in de Kwaliteitsagenda. Een ander punt is het aanbrengen van focus. De Commissie Veldhuis heeft net een onderzoek afgerond waarvan het eindadvies was om opnieuw in te grijpen in de profielen. Er zouden meer vakken moeten komen. Dat advies heb ik naast me neergelegd, omdat ik de discussie om de tweede fase wil beperken. Ik wil de huidige tweede fase zich laten ontwikkelen. Wel moeten we rekenen en taal inhalen. Maar hoe? Nu ligt taal alleen bij Nederlands, misschien moeten we het ook bij andere vakken integreren.” Docent: “Er is nauwelijks mogelijkheid om schoolleiders aan te spreken. Ze zitten in hun ivoren torens omringd door luitenants die alleen zeggen wat de kolonel wil horen. Ik zeg het wat gechargeerd, maar zo is het wel.” Staatssecretaris: “Ik zal het punt zeker oppakken. U moet er ook onderling over praten.” Docent: “Ik herken wel wat hij zegt. Wanneer leidinggevenden aangesproken worden over financiën, worden ze ook aangesproken over het aansturen van de school. Het onderwijs staat niet altijd meer centraal en komt in het nauw. Wat kunnen we daar aan doen? Er is een spanningsveld. We willen meer aandacht voor onderwijs, voor kennis, kunde en vaardigheden. We moeten meer investeren in onderwijskundig leiderschap. Met oog voor de leerling maar ook voor de docent.”
Staatssecretaris: “De Kwaliteitsagenda schetst de inhoudelijke uitdaging waar we voor staan. Het tweede deel zijn de randvoorwaarden. We kunnen niet alles op de agenda zetten, maar we moeten wel borgen waar we het elders op de agenda kunnen zetten. Bijvoorbeeld bij het overleg tussen werkgevers en –nemers. Laten we het hier primair hebben over de inhoudelijke doelen. Natuurlijk ontkomen we niet aan de randvoorwaarden. Die zullen ook aan de andere tafels worden besproken.” Zeggenschap Gijs van Dijk (AOb): “De leraar moet meer zeggenschap krijgen over het onderwijs. De teams moeten eerst zelf kunnen bepalen welke lessen ze geven en hoe de lesopbouw is. Dat moet weg bij het management. Dus zeggenschap en leiderschap: het hoort bij de docent.” Staatssecretaris: “Het is ook aan de docent zelf om onderwijskundig leiderschap te tonen. Een belangrijk punt. Niet alleen bij management, maar ook bij teams.” U had het al eerder over het actieplan ‘LeerKracht van Nederland’. Gaat dit alles oplossen? Staatssecretaris: “We hebben wel de ambitie om goede dingen voor elkaar te krijgen zoals de professionaliteit van de leraar en het salarisverloop. € 700 miljoen gaat richting deze doelen. Daartoe behoort ook de lerarenopleiding. Heel belangrijk, wat niet in ‘LeerKracht van Nederland’ zit maar wat we wel oppakken,
is innovatie. We moeten kijken hoe we kennis in de toekomst met minder leraren toch kunnen overdragen. Daarvoor moeten we de creativiteit benutten en samenwerken met het bedrijfsleven. De kracht van ICT benutten. Breed kijken. Even terug naar een punt dat daarnet terloops in de zaal werd gemaakt over tijd voor kwaliteit. Dat is een belangrijke randvoorwaarde. Een commissie zal gaan kijken naar de combinatie kwaliteit en tijd.” Docent: “ICT als een van de creatieve manieren om het lerarentekort op te lossen. Is dat wel de goede weg? Ik zie het als een lapmiddel. Je kunt leerlingen niet zomaar informatie laten googlen. Er is behoefte aan een docent voor de klas.” Staatssecretaris: “Ja, en straks zijn ze er niet meer. De prognose is dat 75% de komende zeven à tien jaar uitstroomt. Dat betekent dat we één op de vijf vacatures kunnen vervullen met de mensen die nu op de opleiding zitten. ICT is niet zaligmakend, maar we moeten wel gebruik maken van innovatieve ideeën. Anders staan we straks met lege handen. Natuurlijk kijken we veel breder dan ICT en hebben wij ook het liefst een docent voor de klas. We moeten echter wel oplossingen zoeken.” Wat is kwaliteit? Naam onbekend (Centraal en Cultureel Planbureau): “Wat mij opvalt bij deze hele discussie over kwaliteit, is dat er niet over het begrip kwaliteit wordt gesproken. Wat is dat dan? Is er verschil tussen academische en HBO opgeleide leraren?
Gaat het om didactische kwaliteiten of vakinhoudelijke? Wat vinden wij goed onderwijs? Dus definieer eerst: wat is goede kwaliteit? En waarom niet kiezen voor meer verschillen in onderwijs bij scholen, bijvoorbeeld traditioneel of juist heel vernieuwend? Dan kunnen ouders en docenten kiezen welke type onderwijs het beste bij hen past. Het aanbod is nu heel diffuus. Het zou helpen om meer onderscheid aan te brengen door verschillende typen scholen met verschillende aanpakken.” Naam onbekend (bestuurder ROC’s): “De discussie wat kwaliteit is, loopt al langer. Door de stijgende CITO-scores van de laatste tijd lijkt te duiden op een toename van de kwaliteit van het onderwijs. Maar hoe meet je kwaliteit?” Staatssecretaris: “Wordt er op school ook over kwaliteit gesproken?” Docent: “Ja, kwaliteit wordt gekoppeld aan tijd en geld. Zo hebben we een nieuw vak low budget moeten invoeren wat uiteraard de kwaliteit beïnvloed. We geven het globaal, want we hebben geen tijd.” Docent: “Ik mis het onderscheid tussen meer kennisgerichtheid op Havo/Vwo en een meer praktische instelling van leerlingen op het Vmbo.” Docent: “Voor kwaliteit heb je geen onderzoek nodig. Tussen twintig jaar geleden en nu zit zo’n groot verschil. Inhoudelijk kunnen ze het nu nauwelijks behappen. Kennis en concentratie, dat is het probleem. Er wordt in het onderwijs veel gepraat, maar wel op een klagerige
manier. En waar is de insteek van de ouders? Zij kunnen een eye-opener zijn voor het onderwijs van deze tijd.” Staatssecretaris: “Er zijn ouders uitgenodigd.” Naam onbekend (landelijke ouderverenging): “In onze vereniging zijn onder andere de vrije scholen vertegenwoordigd. Daar is meer vrijheid om onderwijs in te richten zoals zij dat willen. Meer toetsen betekent niet dat de kwaliteit van het onderwijs daarvan beter wordt.” Staatssecretaris: “Het is een dilemma tussen eisen stellen en ruimte geven. Zeker bij vrije scholen, die een bepaalde visie op de ontwikkeling van kinderen hebben. Maar we hebben het over gemeenschapsgeld dat in jonge mensen geïnvesteerd wordt, dus we willen wel een civiel effect zien. Het wat bepaalt sterk het hoe. Daar gaan we naar kijken. Bijvoorbeeld iedereen een startkwalificatie. Geen zwakke scholen. Taal en rekenen, hoe gaan we daarmee om. Toetsen wil niet zeggen verbetering, maar we moeten scherp kijken waar we wat scherp neerzetten. En wat meten we? CITO en centrale examens zijn er, omdat de politiek wil weten wat eruit komt.”
We gaan met elkaar kijken naar deze punten. Die worden aan de tafels besproken. De staatssecretaris moet nu helaas weg, maar komt eind van de middag terug om de opbrengsten te horen. Zo belangrijk vindt de staatssecretaris de kwaliteit van het onderwijs. Belangrijke punten uit het gesprek met de staatssecretaris • ‘Kwaliteit van onderwijs is onderwijs dat jongeren inspireert’ (Marja van Bijsterveldt); • Kwaliteitsagenda is een startnotitie om breder te bespreken; • Meer beroep doen op professionaliteit van de leraar; • Creativiteit is een must; • Docent heeft te weinig tijd: tijd voor kwaliteit; • Recht doen aan het hoe: veel ruimte bij de scholen; • Focus; • Leiderschap in school; • Zeggenschap bij docent; • Innovatie; • Wat is kwaliteit?
11.00 – 15.30 uur: Gespreksrondes Na dit plenaire deel schuiven de deelnemers aan bij verschillende rondetafelgesprekken om onderstaande thema’s verder uit te diepen en te voorzien van enige creativiteit. Beleidsthema’s op de Kwaliteitsagenda 1. Excellentie/talentontwikkeling 2. Goede examens/taal en rekenen 3. Bekostiging 4. Zwakke scholen 5. Menselijke maat 6. Passende kwalificatie voor alle leerlingen Hieronder vindt u van de meeste onderwerpen een excerpt van het gesprek.
Gespreksronde 1 Excellentie/talentontwikkeling Jantine Tijmans van het Ministerie van OCW en Frits Lintmeijer van Maatschap voor Communicatie: “Excellentie en talentontwikkeling behoren tot de prioriteiten op de Kwaliteitsagenda. Hoe kunnen we de 6-jescultuur tegengaan? Door extra zorg te geven aan de leerling die goed scoort? Of juist aan de relatief minder goede en gemiddelde leerling? Dat is onze vraag: het kan twee kanten uit. Moeten we ons beleid richten op de gemiddelde leerling of op de toptalenten? Moeten we ze scheiden of juist bijeenhouden? Even een eerste vraag: staat talentontwikkeling terecht op de Kwaliteitsagenda?” [de deelnemers antwoorden allemaal ‘ja’ of ‘ja, mits’] (…) “Ik vind het een holle term. Hoe gaan we ze allemaal bedienen? Welke talenten zijn er in het geding? Wat is de vraag: waar lopen getalenteerde kinderen tegenaan?” (…) “We moeten alle talenten ontwikkelen, zowel de topleerling als de violiste, door maatwerk te leveren.”
(…) Zijn toekomstige docenten wel toegerust voor talentontwikkeling? Een derde van de lessen wordt tegenwoordig door een onbevoegde docent gegeven.” “Je hoeft zelf toch niet briljant te zijn om talent te herkennen?” “Ik heb vaak tevergeefs gesolliciteerd. Van twee scholen weet ik dat daar nu een eerstejaars student voor de klas staat. Het gaat gewoon om de pingels. En het gaat ten koste van de aandacht voor de leerlingen.” (…) “De organisatie met competenties et cetera, dat is gewoon een talentkiller. We moeten terug naar een gedegen onderwijssysteem.” (…) “Stel er is voldoende geld. Wat doen we dan om de gemiddelde leerling uit te dagen?” “Discipline en eisen stellen is nodig.” “Variatie toestaan aan school en het docentencorps.” “Een goede docent voor de klas. Vakkennis staat bovenaan. We hebben niets aan docenten die ‘goed met kinderen kunnen omgaan, maar geen verstand van Duits hebben’.”
(…) “Bevoegdheid is belangrijk. Je moet in staat zijn kennis over te dragen en de antwoorden te analyseren om te zien waar de manco’s zitten. Boven de stof kunnen staan en ook toepassen.” “Als ik naar de dokter ga, weet ik dat hij een diploma heeft. Bij een leraar heb je tegenwoordig geen idee.” “Bevoegdheid is niet altijd gelijk aan bekwaam. Leraren zijn erg gericht op competenties en kunnen geen talent ontdekken.” (…) “Docenten zijn gericht op het management, niet meer op leerlingen. De scholen zijn te marktgericht bezig.” “Laten we de oude tijd ook niet idealiseren. Toen was ook niet alles mogelijk.” (…) “Hebben jullie tips voor OCW?” “Terug naar de basis.” “Meer vrijheid.” “Houd beter de regie vanuit OCW.” “Flexibiliteit in school.” “Excelleren van scholen.” Menselijke maat Ingrid Hardebol en Akke Vos van het Ministerie van OCW: “Als het over de menselijke maat gaat, zie je vaak beelden in de media over leerfabrieken, massaliteit, ophokplicht, et cetera. Dit
beeld kan worden genuanceerd door onderzoeken. Op de vraag of ze tevreden zijn over de omvang van hun school, antwoordde 70% van de ondervraagde leerlingen tevreden te zijn. 20% vond de school te klein en 9% te groot. Hoe gaan we met de menselijke maat om? Is er überhaupt een probleem?” (…) “Het gaat niet om de kwantiteit, maar om de kwaliteit. Welke invloed heeft een grote organisatie op je werk? Kwantiteit komt alleen naar voren als het gaat om de fysieke omgeving. Als het dringen wordt in de gangen.” (…) “Hoe denkt u als ouders hierover?” “Mijn kind zit op een middelgrote school, daar hebben we bewust voor gekozen. Het heeft iets beschermends, omdat je de leraren en de leerlingen kent. Op een grote school loop je het risico dat leerlingen zich terugtrekken in de anonimiteit.” “Dat staat en valt met de kwaliteit van de leraar. Het risico op een grote school is dan iets groter.” “Kinderen kennen ligt aan de leraar. Een kind moet zich gekend weten. Dat kan ook op grote scholen mits het kleinschalig georganiseerd is. En trouwens, op een
grote school heeft een leraar niet meer leerlingen per week dan een leraar op een kleine school.” (…) “Het maakt niet uit of het een school is van 300 of 3000 leerlingen, zolang de relatie leraar-leerling goed is en er sprake is van transparantie.” (…) “70% van de leerlingen gedijt prima in de anonimiteit van een grote school. Er is dus een grote middengroep die op z’n gemak de middelbare school doorloopt. Waar niet het maximale uit wordt gehaald.” “Vorige week waren we als OCW op werkbezoek bij een grote school in Haarlem. Daar deden ze heel veel aan persoonlijke begeleiding op het gebied van muziek, drama of tekenen. Het kan dus wel op een grote school.” (…) “Wanneer voelt een kind zich fijn?” “Als het zich gekend voelt.” “Als er speciale aandacht geboden wordt, dus niet alleen voor het vak. Er moeten korte lijnen zijn en een goede leraar-leerling relatie.” “Een kind moet uitgedaagd worden.” “De sfeer op school en in de klas moet goed zijn.”
(…) “Maakt de grootte van het schoolbestuur iets uit? Is er verschil tussen een eenpitter en een school met een groot bestuur?” “Een groot bestuur heeft meer mogelijkheden om variatie en diversiteit te bieden.” (…) “Is de menselijke maat een belangrijk thema?” “Als het alleen om cijfers enzo gaat, niet. Wel als het om talentontwikkeling gaat.” “Een grote school is niet per definitie slecht. We moeten iets doen aan die beeldvorming.”
Gespreksronde 2 Zeer zwakke scholen Ype Akkerman van het Ministerie van OCW en Paul van Ooijen van de Inspectie: “De Inspectie doet een systematisch onderzoek naar de kwaliteit van scholen. Zwakke scholen zijn scholen die onvoldoende tegemoetkomen aan de gestelde maatstaven. Zeer zwakke scholen zijn scholen die drie jaar achtereen echt onvoldoende scoren op aspecten als rendement, doorstroming, leerlingbegeleiding, pedagogischdidactische kwaliteiten van de leraren, et cetera. Uiteraard streven we reductie na. Maar dat duurt te lang en het zijn er te veel. Wij zijn geïnteresseerd in de antwoorden op deze vragen: Hoe komt het dat scholen zeer zwak worden? Wat kunnen we daar aan doen? En hoe voorkom je dat zwakke scholen zeer zwak worden?” (…) “Hoeveel zeer zwakke scholen zijn er?” “Er zijn er nu 26. Dan heb ik het over vestigingen op een totaal van 1600 vestigingen.” (…) “Geeft de Inspectie dergelijke scholen ook een bepaalde handreiking?” “Tijdens een onderzoek scoren scholen op een
aantal kwaliteitsindicatoren. Je weet dus waar je aan moet werken. De Inspectie kan wel scholen in contact brengen met andere scholen. Zo van ‘ga daar eens kijken’.” (…) “Op welke factoren wordt het meest slecht gescoord?” “Kwaliteitszorg, didactische kwaliteiten van leraren. Het schort ook wel eens aan tijd of er is sprake van zwakke schoolleiding. Op veiligheid daarentegen scoren de meeste scholen veel hoger.” (…) “Waarom zijn er veel zwakke scholen in Friesland?” “Daar heb je te maken met geïsoleerde scholen in dorpen die niet meegaan in de ontwikkeling. Dat zie je ook veel bij vrije scholen.” (…) “Wat werkt eraan mee om een school sterker of zwakker te maken?” “De verhoudingen tussen leidinggevenden en personeel. Als docenten het vertrouwen verliezen in het management, kan dat veel schade berokkenen. Een groter verloop bijvoorbeeld. En zwakke scholen hebben veel meer problemen om openstaande vacatures te vervullen.” “Factoren waar de school niet op ingesteld
is. Zoals een plotselinge verandering in de leerlingenpopulatie. Dan kun je ook in een negatieve spiraal terechtkomen.” (…) “Voorkomen dat een school zeer zwak wordt, is lastig. Bij een plots veranderende leerlingenpopulatie heb je daar als school niet zoveel grip op. Wanneer grijpt de Inspectie eigenlijk in?” “De Inspectie is een controlerende instantie, het Ministerie kan ingrijpen. Als Inspectie kunnen wij bepaalde scholen aanmelden bij het Ministerie en meer dwingende afspraken met die school maken. Een soort ‘onder curatele stelling’. Gaat het echt niet goed, dan gaat de geldkraan dicht.” Bekostiging en reserves (naam onbekend) van (OCW?) en Alma Boender-Feenstra van Maatschap voor Communicatie: “Het blijkt een lastig dilemma: moet je scholen vrijheid geven of juist sturen op het gebied van geld? Er is aan de tafels hiervoor al een en ander besproken. Is een minimale basis van financiën bijvoorbeeld voldoende om goed onderwijs te geven? Moet er een inspanningsverplichting gelden? Dan is er gekeken naar hoe je meer inzicht kunt krijgen op het gebied van bekostiging.
Maak de horizontale verantwoording steviger, met name de positie van de MR. Laat ook de Inspectie een rol spelen bij de beoordeling van het sociaal jaarverslag. Tot slot was er de vraag hoever je mag gaan op het gebied van reserves.” (…) “Geld dat bestemd is voor lesgeven, gaat naar niet-lesgevende taken. En ik vraag me af wat de toegevoegde waarde daarvan is voor de leerlingen. Volgens mij gaat het ten koste van de leerlingen. Het hangt ook samen met de omvang van de scholen. Daarom houd ik een pleidooi om de grootschaligheid af te bouwen. Een grote zak met geld werkt gewoon niet. En hoe groter de instelling, hoe groter de zak met geld.” (…) “We zijn op zoek om de reserves te beperken. Maar wat zijn die reserves precies? Uit de balans haal je het niet. We moeten een verklaring zoeken. Wat als reserves bijvoorbeeld zijn vrijgemaakt voor nieuwbouw in de toekomst, zijn dat wel reserves?” “Wat je over hebt moet je volgend jaar inleveren. Dan wordt het geld wel opgemaakt aan nieuwe leermiddelen of het opknappen van de klas. Dat is niet erg.”
(…) “Stel we stellen de grens voor reserves op 40%. Alles daarboven moet terug. Of moet je dat vrijlaten en helemaal niet willen regelen?” “De school is een onderneming en heeft reserves nodig.” “Je zou kunnen denken aan onder- en bovengrenzen.” (…) “Is het nodig om de organisatie zodanig te structureren dat er meer inzage is wat management en bestuur doen? En dat een docent rechtstreeks aanspraak kan maken op geld?” “Docenten willen niet meer mandaat. Die willen gewoon kunnen zeggen ‘ik heb een beamer nodig’. Als het antwoord dan is ‘daar is het geld’, dan is dat prima.” (…) “Scholen moeten zich niet alleen verticaal verantwoorden – dus van school naar Ministerie - , maar ook horizontaal. Bijvoorbeeld via de MR en het sociaal jaarverslag. Zou u als ouder hier iets aan hebben?” “Nee, als ouder ga je dat niet allemaal opvragen en bestuderen. Daar heb ik de tijd niet voor en ik snap niet alles.”
Gespreksronde 3 Passende kwalificatie (naam onbekend) en (naam onbekend) van het Ministerie van OCW: “We hebben steeds concrete discussies gehad, maar de tafel hiervoor was wat filosofischer. Daar spitste het gesprek zich toe op de vraag wat is passende kwalificatie en wat is loopbaanoriëntatie? In de overige discussies is het knelpunt van de overgang tussen de verschillende onderwijssoorten besproken. Ook binnen de school trouwens, bijvoorbeeld van onder- naar bovenbouw. We hebben het over het blikveld van de docent gehad: die heeft vaak weinig ervaring elders. Groenpluk is aan de orde geweest. Het volgen van leerlingen: wat doen we ermee en wat leren we ervan? Deuren opengooien, betrek de omgeving erbij. Maatschappelijke organisaties, CWI’s et cetera. Jobrotation, draagvlak bij docenten. Dat waren zo ongeveer de belangrijkste onderwerpen.” (…) “Ouders laten vertellen over hun loopbaan. Maar dan moet een leerling wel geïnteresseerd zijn in net die opleiding.” “Dat is een heel gedoe, want dan moet je een soort matchingsysteem opzetten.” “De rol van de ouders kan best groter zijn. Laat kinderen meelopen met ouders als een soort snuffelstage. Maar
dat is misschien sneu voor kinderen in achterstandswijken.” “Hoezo? Ik weet zeker dat veel kinderen liever met een trambestuurder op pad gaan dan met een ambtenaar!” (…) “Wat kunnen we doen om meer kinderen een startkwalificatie te bezorgen?” “MBO’s flexibeler maken in onderwijsaanbod en de aanname van leerlingen.” “Als ouder heb ik altijd tegen mijn kinderen gezegd ‘je moet leren tot je hersens kraken’. Het gaat niet zozeer om wat je later wilt worden.” (…) “Maatwerk is nodig om iemand een passende kwalificatie te bezorgen. Welke mogelijkheden zijn er allemaal?” “De leerling die niet weet wat hij wil, is het probleem. Weet ie het wel, dan kan de school wat doen.” (…) “Meer prikkels inbouwen voor leerlingen. Zij denken vaak: ‘Je kunt alles worden. Droom het en je bent het!’ We moeten ze duidelijk maken dat je voor sommige beroepen iets over moet hebben. En dan is er nog een andere groep: die wil vooral doen wat ze leuk vinden. Ik vind de beroepsoriëntatie maar een vlak landschap. Er mag best iets meer reliëf in. Dat een leerling zich
afvraagt ‘heb ik het er voor over?’.” (…) “Ouders hebben goede informatie nodig. Wat ik goed vind zijn de intakegesprekken bij bijvoorbeeld het ROC in Den Bosch. Zij scheppen een eerlijk beeld wat de opleiding inhoudt en wijzen ook leerlingen af waarvan ze vinden dat die niet op de opleiding thuis horen. Daardoor kiezen leerlingen gericht. En dat garandeert een stukje kwaliteit.”
15.30 – 16.30 uur: Afsluiting door staatssecretaris Marja van Bijsterveldt Na de drie gespreksrondes is het tijd om de opbrengsten van deze werkconferentie plenair te delen. Er is gekozen voor een ludieke en creatieve manier. Van iedere tafel zijn drie opvallende opbrengsten opgeschreven en op een rad van fortuin geplakt. Aan staatssecretaris Van Bijsterveldt de eer om aan het rad te draaien en te bepalen waarover nagepraat zal worden. Opbrengsten Conferentie Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs Bekostiging • Maximale normering (na toelichting) • Transparant bekostigingsmodel; basisbekostiging (geen oormerk), aanvullende bekostiging (wel oormerk en prestatie-afspraak) • Verbeteren besluitvorming binnen scholen dmv toerusten meester (kennis en mandaat), transparante informatievoorziening (over personeel en financiën) Excellentie/Talent • Kwaliteit leraren om te differentiëren -> talent vraagt om een excellente docent • Diagnosticeren individuele leerroutes • Cultuur-> excelleren mag • Kwalificaties; van 4-> 6 of 8-> 10? • Creëer maatwerk voor ontwikkelen van talent. Toon best practices, bijvoorbeeld junior colleges of bedrijfsbeurzen Examens, taal en rekenen • Schoolbeleid essentieel (taal en rekenen) • Instrumenten voor deugdelijke toetsen maken (examens) • Toetsen ter ondersteuning en toetsen ter afsluiting (taal en rekenen) • Voorkomen dat leerling slaagt met veel onvoldoendes CE (Examens) • Vastleggen referentieniveau (taal en rekenen) • Vakinspecteur schoolexamens (examens)
Menselijke maat • De lijnen zijn te lang; de invloed van onder naar boven is moeilijk • Het is meer een kwalitatief dan een kwantitatief probleem • Variëteit moet gewaarborgd blijven (rol overheid) Passende kwalificatie • Overgangen VO naar vervolgonderwijs/ werk warm (leerlingen volgen, school geeft inzicht in hoe leerlingen het in het vervolgonderwijs doen) • Bewust beleid/visie • Breng expertisemogelijkheden bij elkaar • Draagvlak docenten • Deuren open -> buitenwereld/partners binnenhalen of inschakelen • Contextrijk leermateriaal Zwakke scholen • Openbaarheid; elk voordeel heeft zijn nadeel • Sterke synergie tussen management en leraar • Geen isolement maar omgevingsgericht en kwaliteitszone • Waken voor perverse effecten Divers • Tijd kwaliteit in kaart • Leiderschap en kwaliteit
Rad van fortuin Zwakke scholen Sterke synergie tussen management en leraar Geen isolement maar omgevingsgericht en kwaliteitszone Staatssecretaris: “Om de kwaliteit goed op orde te houden, is interactie nodig. Je moet ervoor zorgen dat je scherp blijft. Voor zwakke scholen is het belangrijk om op tijd te reageren als je de ontwikkeling richting zeer zwakke school aan ziet komen. Daarom vind ik de resultatenboxen een goede ontwikkeling. De organisatie wordt objectief in beeld gebracht. En belangrijk: vroeg in beeld. Ook de omgeving kan hierop reageren. Wat vindt die ervan?” Reactie uit de zaal: “Zijn we in staat goed te meten? Of wordt het nu eenzijdig belicht, met de focus op de opbrengstenkaart?” Staatssecretaris: “Er zijn zwakke scholen waarvan de ouders wel tevreden zijn. Wie herkent dit?” Reactie: “Ja, ik heb die ervaring met zowel primair als voortgezet onderwijs. Wanneer een school een leerling de tijd geeft voor een sociaal-emotioneel jaar, zakt die school meteen.” Staatssecretaris: “De resultatenbox
is belangrijk, maar je kunt het beeld nuanceren.” Passende kwalificatie Overgangen VO naar vervolgonderwijs/ werk warm (leerlingen volgen, school geeft inzicht in hoe leerlingen het in het vervolgonderwijs doen) Staatssecretaris: “Vroegtijdige schoolverlaters verdienen onze aandacht. Je kunt leerlingen na het voortgezet onderwijs loslaten of kijken hoe het gaat. Als je het integreert, VO en MBO, dan lukt het beter een leerling vast te houden. Als het niet goed gaat, kan de mentor bellen.” Reactie: “Individuele leerlingenzorg werkt heel goed. Na het doorstromen van alumni moet je weten waar ze zitten. Dat maakt doorstroompercentages inzichtelijk en is zeker een toegevoegde waarde.” Bekostiging Maximale normering (na toelichting) Staatssecretaris: “Tot hoever mag je geld oppotten? Je moet voorkomen dat er allerlei indianenverhalen de ronde gaan doen, want er zijn ook scholen met kortlopende schulden. De grens ligt nu zo’n beetje rond 45% en daarboven. Dat
geld is beter in te zetten. Als we te grote reserves hebben, snijden we onszelf in de vingers. Dan zegt minister Bos namelijk ‘inleveren’. We moeten eens goed kijken wat er precies met het geld gebeurt. Er zijn teveel problemen in het onderwijs. Dus we hebben het geld hard nodig om die problemen op te lossen.” Divers Tijd kwaliteit in kaart Staatssecretaris: “Er is tijd nodig om lessen voor te bereiden en voor veel meer andere dingen. Er is tijd nodig om kwaliteit te kunnen maken. Kennis overbrengen en nakijkwerk is in het begin heel zwaar. Daarna niet puur op routine, maar dan is er minder tijd nodig. Het onderwijs moet ook kritisch naar zichzelf kijken. Waar zijn we precies mee bezig? Hoeveel vergaderen we eigenlijk? Hoe zit het met de organisatie, het management en het team? We gaan eens goed naar de onderwijstijd kijken. Een commissie zal zich daarover buigen. Hoe goed kunnen we kwaliteit benaderen?”
Excellentie/Talent Kwaliteit leraren om te differentiëren -> talent vraagt om een excellente docent Reactie uit zaal: “De focus ligt nu op competenties, op vaardigheden. We moeten kennis niet vergeten. Je moet natuurlijk ook weer niet doorslaan. Het is een ‘en-en’-verhaal: we hebben kennis nodig en vaardigheden.” Staatssecretaris: “We moeten een evenwicht zoeken. De klepel gaat in Nederland vaak van de ene kant helemaal naar de andere kant. Nu gaan we weer richting kennis. En leerlingen hebben zeker niet alleen kennis nodig. Zeker op het Vmbo zijn vaardigheden hard nodig, praat maar eens met het bedrijfsleven. Kennis en ambitie moeten weer mogen. We krijgen straks te maken met kinderen die in een concurrerende economie met ambitie worden opgevoed. Kijk naar Azië. Onze kinderen zijn blij met een zesje. Dat is niet genoeg, de lat moet hoger. Kinderen moeten ook leren wat niet leuk is. Er moet discipline zijn. Dan de vraag hoe we aan excellente docenten komen. Nu wordt een derde van de lessen onbevoegd gegeven. Op de Kwaliteitsagenda staat ook de lerarenopleiding. Daar begint het. We willen inspirerend onderwijs. Dus zeker niet kinderen laten werken via google.”
Menselijke maat De lijnen zijn te lang; de invloed van onder naar boven is moeilijk Staatssecretaris: “Het management staat ver van de werkvloer af, de lijnen zijn te lang. Naast het georganiseerd middenveld moeten we met het kader afspraken maken dat de mens daarachter ook steeds in beeld blijft. Verbindend besturen is niet altijd vanzelfsprekend. Gelukkig is er een grote betrokkenheid vanuit het veld. We moeten met elkaar samenwerken.” Optreden Jos Zandvliet en leerlingen Om de deelnemers aan de conferentie even stoom af te laten blazen, treden leraar Jos Zandvliet en zes leerlingen van het Makeblijde College te Rijswijk op. De sfeer zit er meteen in. Iedereen staat op en zingt mee met ‘Samen zijn we veel sterker’ en ‘Schoon wordt de stad’.
Afsluiting
“Leuk optreden was dat, met mooie teksten in alle simpelheid. Samenwerken en iets doen voor je stad, daar gaat het ook om. Ik wil alle deelnemers aan deze werkconferentie heel erg bedanken. Het was een lange dag waarop we weer een goede stap vooruit hebben gezet. Ik dank u voor uw aanwezigheid en uw inzet. Ik ben blij dat u allen zo betrokken bent bij dit onderwerp. Wij gaan naar eer en geweten verder met uw input. Dank daarvoor. En misschien zien we elkaar een andere keer weer terug.” Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt