Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Mantelzorgers Gemeente Heeze-Leende
Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Mantelzorgers Gemeente Heeze-Leende
COLOFON Samenstelling Ingrid Dooms Anja van Lonkhuijzen Vormgeving binnenwerk SGBO Benchmarking Druk SGBO Benchmarking SGBO Benchmarking Postbus 10242 2501 HE Den Haag
Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO.
Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
Gemeente Heeze-Leende
INHOUDSOPGAVE
Inleiding
1
Samenvatting
2
1
Verantwoording en achtergrondgegevens
4
2
Mantelzorg vanuit het perspectief van de mantelzorger
5
2.1
Algemene kenmerken van de mantelzorger
5
2.2
Sociale relatie tot zorgvrager
9
2.3
Motieven
11
2.4
Participatie
12
2.5
Overbelasting
14
2.6
Ondersteuning
15
Bijlage 1
Mantelzorg
20
Inleiding De Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) heeft als doel iedereen mee te laten doen aan de maatschappij. De benodigde ondersteuning verschilt van persoon tot persoon. Een van de groepen waarop de Wmo zich richt, zijn mensen die onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Deze mensen worden mantelzorgers genoemd, waarbij mantelzorgen niet de alledaagse zorg is voor bijvoorbeeld een gezond kind. In de Wmo gaat het om het welbevinden van mensen. Omdat het om mensen gaat, hebben burgers een centrale positie in de uitvoering van de wet. Zo moeten burgers worden geraadpleegd bij de vormgeving van Wmo-beleid. Ook bij de verantwoording achteraf is de mening van de burger belangrijk: gemeenten moeten jaarlijks een tevredenheidonderzoek houden onder vragers van maatschappelijke ondersteuning. Voor u ligt het rapport ‘Tevredenheid Wmo over 2009; Mantelzorgers’. Het rapport toont de tevredenheid van mantelzorgers van de gemeente. Met dit onderzoek wordt aan de wettelijke verplichting van het jaarlijkse tevredenheidsonderzoek voldaan. In dit rapport worden de prestaties van uw gemeente vergeleken met het gemiddelde van andere deelnemende gemeenten, de zogenoemde referentiegroep. Zo geeft het rapport inzicht in wat de sterke en/of minder sterke punten van uw gemeente zijn als het gaat om ondersteuning aan mantelzorgers. Leeswijzer Het rapport bestaat uit een drietal hoofdstukken. Het begint met een samenvatting met daarin de belangrijkste resultaten. Hoofdstuk 1 bevat de verantwoording en de achtergrondgegevens over het onderzoek en in hoofdstuk 2 worden de resultaten besproken van de vragenlijst die is ingevuld door mantelzorgers. In de bijlage treft u een overzicht van de resultaten. Figuren In het rapport zijn zowel de resultaten van uw gemeente als het gemiddelde resultaat van de andere deelnemende gemeenten weergegeven. In een aantal figuren zijn rode balkjes geplaatst. Deze rode balkjes geven de gemiddelde tevredenheid van de mantelzorgers in de referentiegroep aan. Daarbij zijn de percentages tevreden en zeer tevreden mantelzorgers bij elkaar opgeteld. Wanneer het rode streepje vanuit de linkerkant gezien in het blauwe of groene vlak ligt (ontevreden, zeer ontevreden), dan zijn de mantelzorgers in uw gemeente minder tevreden dan de mantelzorgers in de referentiegroep. De cijfers van de figuren kunnen door afronding afwijken van de cijfers in de tekst. De cijfers in de tekst liggen het dichtst bij de werkelijke waarde.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
1
Gemeente Heeze-Leende
Samenvatting In uw gemeente is een onderzoek gehouden naar de tevredenheid van mantelzorgers. De geregistreerde mantelzorgers in de gemeente Heeze-Leende hebben een vragenlijst ontvangen en daarnaast zijn vragenlijsten verspreid via het Loket maatschappelijke ondersteuning en het steunpunt mantelzorg. De mantelzorgers hebben een reeks vragen voorgelegd gekregen over de achtergrondkenmerken van de mantelzorger en diverse thema’s die een rol spelen bij mantelzorg. Het onderzoek geeft zicht op mantelzorgers, hun motieven, hun mogelijke beperkingen in participatie en de mate van (over)belasting. Daarnaast wordt aandacht besteed aan verschillende aspecten rondom de ondersteuning voor mantelzorgers: de bekendheid, de behoeften, het gebruik en de tevredenheid. In deze samenvatting worden de resultaten op hoofdlijnen weergegeven. Kenmerken van de mantelzorgers Uit landelijk onderzoek blijkt dat mantelzorgers veelal vrouw zijn. Dit geldt ook voor uw gemeente. In de referentiegroep is 67% van de respondenten vrouw; dit is ongeveer even veel als dan in uw gemeente (65%). Van de mantelzorgers geeft 22% (32%) aan dat zij betaalde arbeid verrichten. Het meest voorkomende aantal uren is 13 t/m 31 uur per week. Vrijwilligerswerk wordt veelal als flexibeler gezien. Afhankelijk van de zorgsituatie kan het aantal uren vrijwilligerswerk worden aangepast. Vrijwilligerswerk wordt door 37% (30%) van de mantelzorgers gedaan. Het aantal uren vrijwilligerswerk dat door de meeste mantelzorgers wordt gedaan is 2 - 4 uur per week. Binnen de respondenten is een groep van 53% aanwezig die noch betaalde arbeid verricht noch zich inzet voor vrijwilligerswerk. In de referentiegroep is dit 49%. Mantelzorg vanuit het perspectief van de mantelzorger Op de vraag: Beschouwt u zichzelf als mantelzorger? geeft 97% een positief antwoord; zij beschouwen zichzelf als mantelzorger. In de referentiegroep is dit 72%. De grootste groep mantelzorgers geeft zorg aan echtgeno(o)t(e) of partner; dit is 55%. In de referentiegroep is dit 40%. De meest voorkomende vorm van hulp is vervoer en begeleiding bij bezoeken; deze vorm van hulp wordt door 57% van de mantelzorgers verleend. In de referentiegroep is dit percentage lager (48%). Nagenoeg alle (100%) mantelzorgers geven langer dan 12 maanden hulp of zorg aan een naaste; in de referentiegroep is dit minder (91%). Het meest voorkomende aantal uren mantelzorg dat gemiddeld per week wordt gegeven, is 25 uur of meer; dit wordt door 50% van de mantelzorgers gedaan. In de referentiegroep is deze groep kleiner, namelijk 26%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
2
Gemeente Heeze-Leende
In uw gemeente speelt voor 91% van de mantelzorgers (zeer) sterk mee dat zij mantelzorg verlenen vanuit liefde en genegenheid. Voor de referentiegroep is dit 89%. 59% van de respondenten ervaart ‘soms’ of ‘vaak’ een beperking bij de in de vragenlijst genoemde activiteiten. In de referentiegroep is dit 50%. De grootste groep mantelzorgers geeft zorg aan echtgeno(o)t(e) of partner; dit is 55%. In de referentiegroep is dit 40%. De meest voorkomende woonsituatie van degene voor wie gezorgd wordt, is woont bij mij in huis. Voor uw gemeente is dit bij 70% van de mantelzorgers het geval en in de referentiegroep 46%. Mantelzorgers met een in-/aanwonende zorgvrager ervaren een druk die groter is dan de druk van mantelzorgers met een uitwonende mantelzorger. Het cijfer voor de mate van over belasting dat voor hen berekend is, is 7.1. Voor de referentiegroep is dit 6.1. Ook het combineren van betaalde arbeid kan de ervaring van druk versterken. Mantelzorgers met betaalde arbeid hebben een score van 8.1 op de mate van overbelasting. In de referentiegroep is dit 5.0. Van de mantelzorgers geeft 47% aan behoefte te hebben aan ondersteuning. Ongeveer 32% van de mantelzorgers maakt gebruik van een of meer vormen van ondersteuning. In de referentiegroep is dit respectievelijk 11% en 9%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
3
Gemeente Heeze-Leende
1
Verantwoording en achtergrondgegevens Periode en deelnemers Het onderzoek is tussen januari 2010 en mei 2010 uitgevoerd. In totaal hebben 22 gemeenten aan het onderzoek onder mantelzorgers deelgenomen. Omdat gebruik is gemaakt van een standaardvragenlijst kunnen de resultaten van verschillende gemeenten onderling worden vergeleken. Dit onderzoek is een goede gelegenheid om zicht te krijgen op mantelzorgers, hun motieven, hun mogelijke beperkingen in participatie en de mate van (over)belasting. Daarnaast wordt in de vragenlijst aandacht besteed aan verschillende aspecten rondom de ondersteuning voor mantelzorgers: de bekendheid, de behoeften, het gebruik en de tevredenheid. Steekproef en respons Voor de gemeenten uit de referentiegroep was het mogelijk om vragen voor mantelzorgers aan het tevredenheidsonderzoek voor cliënten individuele voorzieningen toe te voegen. Aan cliënten is gevraagd of er iemand in de omgeving is die de cliënt regelmatig, vrijwillig en onbetaald hulp of zorg geeft. Vervolgens werd gevraagd of die persoon de vragenlijst wilde invullen. Het gaat om een selectieve groep mantelzorgers, namelijk de mantelzorgers voor cliënten met individuele voorzieningen. Deze mantelzorgers kennen daarom veelal het Wmo-loket en zijn mogelijk beter op de hoogte van de mogelijkheden om ondersteuning vanuit de gemeente te ontvangen bij het geven van mantelzorg. De gemeente Heeze-Leende heeft ervoor gekozen om niet deel te nemen aan het onderzoek onder cliënten, maar heeft op verschillende wijze de vragenlijsten voor mantelzorgers verspreid. Hiervoor is gebruik gemaakt van een lijst met geregistreerde mantelzorgers en de vragenlijsten zijn neergelegd bij plaatsten waar mantelzorgers komen, zoals bijvoorbeeld het Loket maatschappelijke ondersteuning en een steunpunt mantelzorg. De resultaten van het onderzoek geven een indicatie van de tevredenheid onder de mantelzorgers in uw gemeente. De aantallen zijn veelal te klein om harde uitspraken te kunnen doen. In totaal zijn in uw gemeente 173 mantelzorgers benaderd en 47 vragenlijsten geretourneerd. Daarmee is de respons 27%. In de referentiegroep is de gemiddelde respons 55%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
4
Gemeente Heeze-Leende
2
Mantelzorg vanuit het perspectief van de mantelzorger In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de resultaten van de verschillende vragen. Aan bod komen de algemene kenmerken van de mantelzorger, de sociale relatie tot de zorgvrager, de motieven van de mantelzorger, de participatie van de mantelzorger, de overbelasting en de ondersteuning.
2.1
Algemene kenmerken van de mantelzorger
De vragenlijst begint met de vraag: Geeft u momenteel hulp aan een naaste (mantelzorg)? Deze vraag is bedoeld om vast te stellen of degene die de vragenlijst invult zich aangesproken voelt door de korte omschrijving van mantelzorg en of hij/zij de genoemde zorg momenteel verleent. De gebruikte omschrijving is: “Mantelzorgers zorgen onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind.” Om inzicht te krijgen in wie de mantelzorger is, is in de vragenlijst gevraagd naar verschillende algemene kenmerken van de mantelzorger: • Heeft de mantelzorger één of meer dan één zorgvrager? • Hoe lang verleent de mantelzorger deze zorg? • Welke persoonlijke kenmerken heeft de mantelzorger (geslacht, leeftijd en etniciteit)? • Participeert de mantelzorger door middel van betaalde arbeid en/of vrijwilligerswerk? • Heeft de mantelzorger zelf iemand om op terug te vallen voor hulp of zorg? • Beschouwt de mantelzorger zichzelf als mantelzorger? • Hoeveel uur per week verleent de mantelzorger hulp of zorg? Met de antwoorden op deze vragen wordt hieronder een beeld geschetst van de mantelzorger. Mantelzorgers voldoen niet aan één bepaald profiel; de mantelzorger bestaat niet. De verschillende kenmerken geven inzicht in hoe de mantelzorgers van de cliënten in uw gemeente zich verhouden tot de mantelzorgers in de referentiegroep. Van de mantelzorgers zegt 17% aan meer dan één persoon hulp (mantelzorg) te verlenen. In de referentiegroep is dit meer (20%). Als een mantelzorger voor meer dan één persoon zorgt, is gevraagd om de vragen in de vragenlijst te beantwoorden voor diegene voor wie hij/zij het meest zorgt. Hierdoor moeten voor een aantal vragen de resultaten als een minimum worden gezien. Sommige organisaties zien het verlenen van zorg aan een naaste voor een periode korter dan drie maanden veelal niet als mantelzorg. De resultaten laten zien dat ongeveer 0% van de respondenten aangeeft minder dan 3 maanden hulp of zorg te verlenen aan een naaste. In de referentiegroep is dit 1%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
5
Gemeente Heeze-Leende
In onderstaande tabel zijn de resultaten voor de duur van de hulp of zorg terug te vinden. Tabel 1
Duur van hulp of zorg Uw gemeente
Referentiegroep
Minder dan 3 maanden
0%
1%
3 t/m 6 maanden
0%
2%
7 t/m 12 maanden
0%
5%
Langer dan 12 maanden
100%
91%
De grootste groep mantelzorgers geeft langer dan 12 maanden hulp of zorg aan een naaste; in de referentiegroep is dit minder (91%). In de onderstaande tabel zijn persoonlijke kenmerken van de mantelzorgers terug te vinden voor uw gemeente en de referentiegroep. Tabel 2
Persoonlijke kenmerken mantelzorgers Uw gemeente
Referentiegroep
Geslacht - Man
35%
33%
- Vrouw
65%
67%
- 17 jaar of jonger
0%
1%
- 18 - 34 jaar
0%
2%
- 35 - 64 jaar
46%
43%
- 65 - 74 jaar
22%
20%
- 75 jaar of ouder
33%
34%
Leeftijd
Uit landelijk onderzoek blijkt dat mantelzorgers veelal vrouw zijn. Dit geldt ook voor uw gemeente, blijkt uit de bovenstaande tabel. In de referentiegroep is 67% van de respondenten vrouw; dit is ongeveer even veel als dan in uw gemeente (65%). Hoewel de groep jonge mantelzorgers veelal niet de grootste is in omvang, krijgt deze groep steeds meer specifieke aandacht van de gemeente. Mantelzorg kan van invloed zijn op de ontwikkeling van de jonge mantelzorgers. Vooral vrouwen en ouderen verlenen mantelzorg. Vrouwen en ouderen zijn niet per se meer bereid om te zorgen, maar de trefkans is voor hen groter. Dat wil zeggen dat voor hen de kans dat er een hulpbehoevende in het sociale netwerk aanwezig is, groter is. Het combineren van arbeid met mantelzorg heeft de aandacht vanuit de landelijke politiek. Gemeenten hebben een aantal middelen tot hun beschikking om de werkende mantelzorger te ondersteunen.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
6
Gemeente Heeze-Leende
In de onderstaande tabel wordt ingegaan op de combinatie van mantelzorg met betaalde arbeid en vrijwilligerswerk. Tabel 3
Participatie door betaalde arbeid en/of vrijwilligerswerk Uw gemeente Referentiegroep
Betaalde arbeid - Nee
78%
68%
- Ja, 1 t/m 12 uur per week
2%
5%
- Ja, 13 t/m 31 uur per week
11%
13%
- Ja, 32 uur of meer per week
9%
13%
- Nee
63%
70%
- Ja, incidenteel
15%
13%
- Ja, tot 2 uur per week
2%
4%
- Ja, 2 tot 4 uur per week
11%
8%
- Ja, 4 tot 8 uur per week
7%
3%
- Ja, 8 uur of meer per week
2%
3%
Vrijwilligerswerk
Van de mantelzorgers geeft 22% (32%) aan dat zij betaalde arbeid verrichten. Het meest voorkomende aantal uren is 13 t/m 31 uur per week. Vrijwilligerswerk wordt veelal als flexibeler gezien. Afhankelijk van de zorgsituatie kan het aantal uren vrijwilligerswerk worden aangepast. Vrijwilligerswerk wordt door 37% (30%) van de mantelzorgers gedaan. Het aantal uren vrijwilligerswerk dat door de meeste mantelzorgers wordt gedaan is 2 - 4 uur per week. Binnen de respondenten is een groep van 53% aanwezig die noch betaalde arbeid verricht noch zich inzet voor vrijwilligerswerk. In de referentiegroep is dit 49%. Door het grote aandeel ouderen dat mantelzorg verleent, neemt het aantal mantelzorgers dat zelf problemen met de gezondheid heeft of krijgt toe. Deze mantelzorgers kunnen daardoor minder gemakkelijk zorgen. Daarnaast kan het voor mantelzorgers, ongeacht de leeftijd, soms noodzakelijk zijn om tijdelijk op een ander te kunnen terugvallen, bijvoorbeeld vanwege ziekte. Het overgrote deel van de mantelzorgers geeft aan dat zij kunnen terugvallen op een ander. Van de mantelzorgers die ouder zijn dan 65 jaar, heeft 33% aangegeven dat zij op een ander kunnen terugvallen voor hulp of zorg. 43% van de mantelzorgers tot 65 jaar kan bij een ander terecht voor hulp of zorg, indien nodig. De ‘oudere’ mantelzorger heeft minder vaak iemand om op terug te vallen. Voor de referentiegroep is dit respectievelijk 29% en 43%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
7
Gemeente Heeze-Leende
Onderstaande tabel geeft weer op wie de mantelzorger kan terugvallen voor hulp of zorg. Tabel 4
Terugvallen voor hulp of zorg Uw gemeente Referentiegroep
Familie
59%
62%
Vrienden
22%
19%
Buren
15%
15%
Anders
9%
7%
De meeste mantelzorgers (59%) kunnen terugvallen op familie. In de referentiegroep is dit percentage hoger, namelijk 62%. Het aantal uren mantelzorg dat een mantelzorger geeft, kan verschillen. Van invloed hierop zijn de verschillende elementen, zoals de zorgsituatie, de woonsituatie en de sociale relatie. Op deze elementen wordt in de volgende paragraaf ingegaan. Volgens sommige definities voor mantelzorg wordt er niet over mantelzorg gesproken als er gemiddeld minder dan 8 uur per week zorg aan een naaste wordt verleend. De onderstaande figuur toont hoeveel uur hulp een mantelzorger per week gemiddeld geeft. Figuur 1
Aantal uren mantelzorg per week
100 80 60
50
40 20
10
0 t/m 4
13
13
13
5 t/m 8
9 t/m 1 6
1 7 t/m 2 4
2 5 of m e e r
Het meest voorkomende aantal uren mantelzorg dat gemiddeld per week wordt gegeven, is 25 uur of meer; dit wordt door 50% van de mantelzorgers gedaan. In de referentiegroep is deze groep kleiner, namelijk 26%. Op de vraag: Beschouwt u zichzelf als mantelzorger? geeft 97% een positief antwoord; zij beschouwen zichzelf als mantelzorger. In de referentiegroep is dit 72%. Sommige mantelzorgers beschouwen zichzelf niet als mantelzorger, omdat zij het geven van zorg aan een naaste bijvoorbeeld ‘gewoon’ vinden en vinden dat het geen aparte titel zou moeten hebben.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
8
Gemeente Heeze-Leende
2.2
Sociale relatie tot zorgvrager
In deze paragraaf wordt ingegaan op de vragen aan wie de mantelzorg wordt verleend, wat de woonsituatie van de zorgvrager is en wat zijn/haar sociale relatie tot de zorgverlener is. Als laatste wordt ingegaan op de verschillende vormen van hulp die verleend worden aan de zorgvrager. In de onderstaande tabel wordt ingegaan op de volgende twee vragen: • Aan wie geeft u mantelzorg? • Wat is de woonsituatie van degene voor wie u zorgt? Tabel 5
Zorgvrager en woonsituatie Uw gemeente
Referentiegroep
Aan wie? Echtgeno(o)t(e) of partner
55%
40%
(Schoon)ouders
15%
37%
Andere familieleden
6%
8%
Pleeg- of stiefkinderen
18%
8%
Buren, vrienden of kennissen
6%
5%
Anders
0%
2%
Woont bij mij in huis
70%
46%
Woont elders, in tehuis of zorgvoorziening (bijv. begeleid wonen)
6%
10%
Woont elders, zelfstandig
18%
40%
Mantelzorgwoning (kangoeroewoning)
0%
0%
Anders
6%
3%
Woonsituatie
De grootste groep mantelzorgers geeft zorg aan echtgeno(o)t(e) of partner; dit is 55%. In de referentiegroep is dit 40%. De meest voorkomende woonsituatie van degene voor wie gezorgd wordt, is woont bij mij in huis. Voor uw gemeente is dit bij 70% van de mantelzorgers het geval en in de referentiegroep 46%. Mantelzorgers geven veelal aan dat ook indien de zorgvrager elders woont, zij zich 24 uur per dag verantwoordelijk voelen. De zorginstelling heeft een aanspreekpunt nodig voor vragen, die zowel overdag als ’s nachts kunnen opkomen. Ook worden vaak niet alle zorgtaken door de zorginstelling geleverd. Daardoor blijven bepaalde zorgtaken liggen voor de mantelzorger. De achtergrond van de zorgsituatie van de zorgvrager kan liggen in een geestelijke beperking, een lichamelijke beperking of een combinatie hiervan. In onderstaande tabel is de zorgsituatie terug te vinden. De percentages in de tabel kunnen optellen tot meer dan 100%, aangezien op een zorgvrager meerdere situaties van toepassing kunnen zijn. SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
9
Gemeente Heeze-Leende
Tabel 6
Zorgsituatie Uw gemeente
Referentiegroep
Dementie/geestelijke achteruitgang
9%
9%
Algemene, lichamelijke beperkingen door ouderdom
24%
30%
Lichamelijke beperkingen (handicap)
46%
34%
Verstandelijke handicap
15%
4%
Psychische problemen
13%
4%
Gedragsproblemen
13%
3%
Niet alleen kunnen zijn
15%
7%
Anders
15%
6%
De meest voorkomende zorgsituatie komt voort uit lichamelijke beperkingen (handicap); dit is op 46% van de zorgvragers van toepassing. In de referentiegroep is dit 34%. Afhankelijk van de zorgsituatie zullen bepaalde vormen van hulp door de mantelzorger verleend worden. De verschillende vormen van hulp zijn in de onderstaande tabel terug te vinden. Ook hier kunnen de percentages in de kolom optellen tot meer dan 100%, aangezien de mantelzorger meerdere vormen van hulp kan verlenen. Tabel 7
Vormen van hulp Uw gemeente
Referentiegroep
Hulp bij het huishouden
52%
33%
Persoonlijke verzorging (bijv. wassen en aankleden)
30%
21%
Verpleegkundige hulp (bijv. toedienen van medicijnen)
22%
15%
Administratieve hulp (bijv. financiën)
52%
40%
Vervoer en begeleiding bij bezoeken
57%
48%
Gezelschap, troost, afleiding
57%
40%
Aanvragen en regelen van voorzieningen
50%
40%
Anders
17%
11%
De meest voorkomende vorm van hulp is vervoer en begeleiding bij bezoeken; deze vorm van hulp wordt door 57% van de mantelzorgers verleend. In de referentiegroep is dit percentage lager (48%). Het minst wordt anders genoemd als verleende vorm van hulp. 17% van de mantelzorgers geeft deze hulp; in de referentiegroep is dit 11%. Binnen de groep van mantelzorgers zijn er zogenaamde spilzorgers. Spilzorgers zijn mantelzorgers die (bijna) als enige verantwoordelijk zijn voor de zorg voor hun naaste. Binnen de respondenten geeft 37% van de mantelzorgers aan dat zij 5 of meer van de genoemde vormen van hulp geven. In de referentiegroep is dit 23%. In de onderstaande tabel worden de vormen van hulp uitgesplitst in een tweetal categorieën op basis van de woonsituatie. De eerste is de samenvoeging van ‘woont bij
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
10
Gemeente Heeze-Leende
mij in huis’ en ‘mantelzorgwoning (kangoeroewoning)’ in één categorie met als naam ‘in/aanwonend’. Voor de tweede categorie zijn de overige drie antwoordcategorieën van deze vraag samengevoegd. Het percentage van de referentiegroep staat tussen haakjes vermeld. Tabel 8
Vormen van hulp In-/aanwonend
Uitwonend
Hulp bij het huishouden
74% (67%)
70% (38%)
Persoonlijke verzorging (bijv. wassen en aankleden)
52% (55%)
20% (12%)
Verpleegkundige hulp (bijv. toedienen van medicijnen)
35% (37%)
20% (10%)
Administratieve hulp (bijv. financiën)
74% (50%)
70% (72%)
Vervoer en begeleiding bij bezoeken
78% (76%)
80% (72%)
Gezelschap, troost, afleiding
78% (56%)
80% (65%)
Aanvragen en regelen van voorzieningen
74% (54%)
60% (67%)
Anders
17% (11%)
30% (19%)
Hulp bij het huishouden komt vaker voor bij in- of aanwonende zorgvragers; dit is 74% (67%). Mantelzorgers met een uitwonende zorgvrager zorgen minder vaak voor diens administratie of ondersteuning (72%). Voor de referentiegroep is dit 72%. 2.3
Motieven
Mantelzorg is in tegenstelling tot vrijwilligerswerk niet een keuze; mantelzorg overkomt je. Motieven die voor mantelzorgers een rol spelen bij het vervullen van de mantelzorg kunnen uiteenlopen. Aan de mantelzorgers is gevraagd om voor 9 stellingen aan te geven of deze meespelen bij het verrichten van de mantelzorg. De stellingen zijn: • Ik doe het uit liefde en genegenheid. • Ik put veel voldoening uit de zorg. • Ik vind het vanzelfsprekend om te doen. • Ik wil niet dat degene voor wie ik zorg in een woonvoorziening of tehuis wordt opgenomen. • Hij/zij wil niet door een vreemde geholpen worden. • Hij/zij wil niet opgenomen worden in een woonvoorziening of tehuis. • Er is geen plaats in een woonvoorziening of tehuis. • Er is niet voldoende thuiszorg beschikbaar. • Er is niemand anders beschikbaar.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
11
Gemeente Heeze-Leende
De resultaten zijn in de onderstaande figuur weergegeven. De gegevens van de referentiegroep zijn opgenomen in de figuur in de vorm van rode streepjes. Deze streepjes geven het percentage van de optelling van de categorieën ‘speelt niet mee’ en ‘speelt een beetje mee’ weer. Als het rode streepje in de oranje of gele balk ligt, speelt de genoemde stelling een kleinere rol voor de mantelzorgers in de referentiegroep dan voor de mantelzorgers in uw gemeente. Motieven voor mantelzorgers
Figuur 2
30
nie ma nd a nde rs
12
18
36
33
13
onv oldoe nde zorg
6
13
10
s pe e lt nie t m e e
71
8
ge e n pla a ts
16
3
81 50
hij/zij wil ge e n opna m e
39
6
30
s pe e lt be e tje me e
24
29
hij/zij wil ge e n v re e mde
18
18
30
33 63
ik wil ge e n opna m e
48
33
18
s pe e lt s te rk m e e
91
50
v a nze lfs pre k e nd
3
41
6
53
v oldo e ning
12
27
33
27
s pe e lt ze e r s te rk m e e
89
67
lie fde e n ge ne ge nhe id 20
24 40
60
80
3
6 100
In uw gemeente speelt voor 91% van de mantelzorgers (zeer) sterk mee dat zij de mantelzorg verlenen vanuit liefde en genegenheid. Voor de referentiegroep is dit 89%. 2.4
Participatie
Mantelzorgers maken het voor de zorgvrager mogelijk om mee te doen aan de maatschappij doordat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen. De gemeente ondersteunt de zorgvragers hierin door individuele en collectieve voorzieningen aan te bieden. De gemeente ondersteunt daarnaast ook de mantelzorgers bij het uitvoeren van hun mantelzorgtaak. De participatie van de mantelzorgers zelf maakt namelijk ook onderdeel uit van de Wmo. Gemeenten dienen bepaalde groepen burgers te compenseren als zij problemen met participatie ondervinden. Mantelzorgers verlenen zorg aan een naaste en komen daardoor soms zelf minder goed toe aan ‘meedoen’ (werk, gezin, opleiding, ontspanning).
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
12
Gemeente Heeze-Leende
De Wmo is gebaseerd op het compensatiebeginsel, dat bestaat uit een viertal aspecten. Het eerste en laatste aspect kan relevant zijn voor mantelzorgers. De vier aspecten van het compensatiebeginsel zijn: • het voeren van een huishouden; • het verplaatsen in en om het huis; • het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; • het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan. Door de extra zorgtaken hebben mantelzorgers veelal minder tijd beschikbaar voor het voeren van hun eigen huishouden en het afspreken met vrienden of kennissen. Deze activiteiten kunnen in de knel komen en dan kan de gemeente op basis van het compensatiebeginsel inspringen. Hiervoor is altijd een indicatiegesprek noodzakelijk. In de onderstaande figuur is terug te vinden bij welke activiteiten de mantelzorgers beperkingen ervaren als gevolg van de mantelzorg die zij verlenen. Figuur 3
Ervaren van beperkingen 65
a a nda c ht v oor je ze lf be ta a ld we rk
18
39
30
12
53
15
24
9
nv t.
52 51
v rijwillige rs we rk
13
25
22
41 61
a a nda c ht ge zins le de n
18 30
21
42
6
69
ontmoe te n v rie nde n, fa milie , k e nnis s e n
v rije tijds be s te ding buite ns huis
27 69
v rije tijds be s te ding binne ns huis
huis houde lijk we rk
vaak
24
30
24
s om s
36
27
12
62
18
18
45
18
65
15
39 20
noo it 36
40
60
9 80
100
59% van de respondenten ervaart ‘soms’ of ‘vaak’ een beperking bij de genoemde activiteiten. In de referentiegroep is dit 50%. Van de respondenten ervaart 36% ‘vaak’ beperkingen bij het ontmoeten van vrienden, familie en kennissen. Voor 27% van de mantelzorgers is dit ‘soms’. Voor de mantelzorgers in de referentiegroep zijn de volgende percentages gevonden: 17% en 40%. Mantelzorgers met een in-/aanwonende zorgvrager ervaren vaker een beperking bij het huishoudelijk werk in eigen huis. Van de mantelzorgers met een in-/aanwonende zorgvrager ervaart 87% hiervoor ‘vaak’ een beperking; voor mantelzorgers met een uitwonende zorgvrager is dit 70%. In de referentiegroep is dit respectievelijk 84% en 71%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
13
Gemeente Heeze-Leende
2.5
Overbelasting
Mantelzorgers zijn voor de samenleving een belangrijke groep burgers. Door mantelzorgers kunnen burgers met een zorgbehoefte of beperking langer thuis blijven wonen en meedoen aan de maatschappij. Een van de taken van de Wmo is het ondersteunen van de mantelzorgers in het uitvoeren van hun zorgtaak en voorkomen dat de mantelzorgers overbelast raken. In deze paragraaf wordt mogelijke overbelasting van de mantelzorgers inzichtelijk gemaakt met behulp van de resultaten op een 9-tal stellingen met betrekking tot mantelzorg. De stellingen zijn afkomstig uit de vragenlijst Ervaren Druk door Informele Zorg (EDIZ). In de onderstaande tabel zijn de resultaten beschikbaar voor de 9 stellingen. De percentages voor de referentiegroep staan tussen haakjes. Tabel 9
Stellingen voor mate van overbelasting HeleMee maal eens mee eens
Min of meer mee eens
Oneens
Helemaal oneens
De situatie van degene voor wie ik zorg laat mij nooit los
55% (44%)
24% (27%)
15% (16%)
6% (10%)
0% (3%)
De situatie van degene voor wie ik zorg eist voortdurend mijn aandacht
21% (24%)
32% (25%)
38% (27%)
9% (20%)
0% (5%)
Ik moet altijd klaarstaan voor degene voor wie ik zorg
29% (22%)
32% (24%)
21% (26%)
18% (23%)
0% (5%)
Door de situatie van degene voor wie ik zorg, kom ik te weinig aan mijn eigen leven toe
12% (10%)
24% (13%)
39% (29%)
18% (36%)
6% (12%)
Ik voel me over het geheel genomen erg onder druk staan door de situatie van degene voor wie ik zorg
3% (8%)
29% (13%)
38% (25%)
24% (40%)
6% (14%)
Het combineren van de verantwoordelijkheid voor degene voor wie ik zorg en de verantwoordelijkheid voor mijn werk en/of gezin valt niet mee
9% (9%)
21% (15%)
33% (25%)
27% (36%)
9% (15%)
Mijn zelfstandigheid komt in de knel
6% (6%)
15% (10%)
32% (20%)
38% (47%)
9% (17%)
Door mijn betrokkenheid bij degene voor wie ik zorg, doe ik anderen tekort
0% (4%)
15% (7%)
26% (21%)
53% (50%)
6% (18%)
Door mijn betrokkenheid bij degene voor wie ik zorg, krijg ik conflicten thuis en/of op het werk
3% (3%)
3% (4%)
27% (13%)
45% (53%)
21% (27%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
14
Gemeente Heeze-Leende
Op basis van de bovenstaande tabel is een score berekend om de mate van overbelasting weer te geven. Per stelling wordt 1 punt toegekend voor de antwoordcategorieën ‘helemaal mee eens’, ‘mee eens’ en ‘min of meer mee eens’. Voor de overige twee antwoorden worden 0 punten gegeven. De scores variëren tussen de 0 en 9, waarbij geldt: hoe hoger de score, des te hoger de mate van overbelasting. Deze scores zijn in de onderstaande tabel opgenomen voor de totale groep van respondenten, maar ook voor een aantal uitsplitsingen. Tabel 10
Mate van overbelasting Uw gemeente
Alle respondenten
Referentiegroep
6.7
5.3
- in-/aanwonend
7.1
6.1
- uitwonend
6.8
4.3
- betaalde arbeid
8.1
5.0
- vrijwilligerswerk
6.9
5.0
Woonsituatie
Arbeidsparticipatie
Mantelzorgers met een in-/aanwonende zorgvrager ervaren een druk die groter is dan de druk van mantelzorgers met een uitwonende mantelzorger. Het cijfer voor de mate van over belasting dat voor hen berekend is, is 7.1. Voor de referentiegroep is dit 6.1. Ook het combineren van betaalde arbeid kan de ervaring van druk versterken. Mantelzorgers met betaalde arbeid hebben een score van 8.1 op de mate van overbelasting. In de referentiegroep is dit 5.0. 2.6
Ondersteuning
Gemeenten zijn sinds 2007 binnen de Wmo expliciet verantwoordelijk voor het ondersteunen van mantelzorgers. Van de respondenten weet 91% dat zij ondersteuning kunnen krijgen als zij hier behoefte aan hebben. In de referentiegroep is dit 67%. Zoals al eerder aangegeven zijn de mantelzorgers uit dit onderzoek een selectieve groep van mantelzorgers. Zij zijn rechtstreeks benaderd via het Loket maatschappelijke ondersteuning en via het steunpunt mantelzorg. Dit kan betekenen dat deze groep mantelzorgers ook beter op de hoogte is van de mogelijkheden tot ondersteuning vanuit de gemeente.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
15
Gemeente Heeze-Leende
In de onderstaande tabel zijn de resultaten terug te vinden voor de vraag: Weet u waar mantelzorgers terechtkunnen voor ondersteuning of vragen? met een tweetal uitsplitsingen. De resultaten voor de referentiegroep staan tussen haakjes. Tabel 11
Bekendheid waar mantelzorger terecht kan voor ondersteuning of vragen Ja Nee, maar ik weet Nee, en ik weet niet hoe ik erachter kan hoe ik erachter kan komen komen
Mantelzorgers
69% (42%)
25% (38%)
6% (21%)
- Ja
70% (42%)
23% (32%)
3% (21%)
- Nee
0% (34%)
0% (35%)
100% (11%)
Beschouwen zichzelf als mantelzorger?
Van de respondenten weet 69% waar zij terecht kunnen voor ondersteuning of vragen; in de referentiegroep is dit 42%. Voor de mantelzorgers die zichzelf beschouwen als mantelzorger is het percentage dat weet waar zij terecht kunnen 70% (42%). Opvallend is dat 100% van de mantelzorgers die zichzelf niet als mantelzorger beschouwen niet weet waar zij terechtkunnen voor ondersteuning of vragen, en ook niet hoe zij erachter kunnen komen. In de referentiegroep is dit 11%. In uw gemeente scoren deze mantelzorgers een 6.8 voor de mate van overbelasting; dit is ongeveer evenveel als de score van de groep van alle mantelzorgers. In de referentiegroep is de score een 5.5. Ter ondersteuning van gemeenten bij het uitvoeren van het beleid voor mantelzorgers, zijn zogenoemde basisfuncties ontwikkeld met een vertegenwoordiging van belangrijke, relevante partijen. De basisfuncties kunnen worden gebruikt om de lokale situatie in kaart te brengen en mogelijke ruimte voor verbetering aan te wijzen. De volgende acht basisfuncties zijn gedefinieerd: • Informatie; • Advies en begeleiding; • Emotionele steun; • Educatie; • Praktische hulp; • Respijtzorg; • Financiële tegemoetkoming; • Materiële hulp. Deze basisfuncties hebben als doel om een kwalitatief goed ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers neer te zetten. Insteek is dat in de nieuwe beleidsplannen voor de Wmo deze acht basisfuncties in 75% van de gemeentelijke beleidsplannen zijn terug te vinden. In de vragenlijst voor de mantelzorgers zijn de eerste twee basisfuncties samengevoegd. Hiermee kwam het aantal vormen van ondersteuning op zeven. Deze zijn aan de mantelzorgers voorgelegd met in eerste instantie een drietal vragen:
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
16
Gemeente Heeze-Leende
• • •
Kent u deze vorm van ondersteuning? Heeft u behoefte aan deze vorm van ondersteuning? Maakt u gebruik van deze vorm van ondersteuning?
De resultaten van deze drie vragen zijn weergegeven in de onderstaande tabel. De percentages geven weer hoeveel procent van de respondenten ‘ja’ heeft geantwoord op de betreffende vraag. Tussen haakjes staan de percentages voor de referentiegroep. Tabel 12
Ondersteuning: kennen, behoefte en gebruik (% ja) Kennen Behoefte
Gebruik
Informatie, advies en begeleiding
83% (59%)
37% (22%)
42% (21%)
Emotionele steun
46% (41%)
29% (14%)
28% (8%)
Educatie (cursussen, voorlichtingsbijeenkomst)
63% (45%)
21% (11%)
35% (7%)
Praktische hulp (bijv. kinderopvang, administratieve hulp)
54% (42%)
11% (10%)
13% (5%)
Respijtzorg (zorg deels en/of tijdelijk overgenomen)
44% (38%)
30% (15%)
25% (5%)
Financiële tegemoetkoming
50% (41%)
52% (36%)
35% (18%)
Materiële hulp (bijv. woningaanpassing t.b.v. mantelzorger, parkeerpas)
64% (54%)
55% (33%)
56% (27%)
De meeste mantelzorgers kennen informatie en advies en begeleiding; dit is 83%. In de referentiegroep is dit 59%. De resultaten laten zien dat de meeste mantelzorgers behoefte hebben aan materiële hulp. 55% van de mantelzorgers in uw gemeente geeft dit aan; voor de referentiegroep is dit 33%. De ondersteuning die het minst wordt gebruikt is praktische hulp. Slechts 13% van de mantelzorgers maakt hier gebruik van; dit is hoger dan voor de referentiegroep (5%). Van de mantelzorgers geeft 47% aan dat zij behoefte hebben aan ondersteuning. Ongeveer 32% van de mantelzorgers maakt gebruik van een of meer vormen van ondersteuning. In de referentiegroep is dit respectievelijk 11% en 9%. In tweede instantie wordt ingegaan op de tevredenheid van de mantelzorgers over de ondersteuning. Hierbij zijn alleen de resultaten meegenomen voor de mantelzorgers die gebruikmaken of hebben gemaakt van de betreffende ondersteuning.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
17
Gemeente Heeze-Leende
In onderstaande figuur zijn de resultaten met betrekking tot de tevredenheid over de verschillende vormen van ondersteuning weergegeven. Figuur 4
Tevredenheid ondersteuning
82
m a te rië le hulp
6
19
63
13
66
fina nc ië le te ge mo e tk o ming
ze e r onte v re de n
35
41
24 76
re s pijtzorg
14
71
14 onte v re de n
76
pra k tis c he hulp
33
50
17 78
e duc a tie
8
17
75
te v re de n
78
9
e mo tione le s te un
36
45
9 87
informa tie , a dv ie s e n be ge le iding
5
16
74
20
40
60
80
ze e r te v re de n 5
100
Het meest tevreden zijn de mantelzorgers over educatie; 83% geeft aan hier (zeer) tevreden over te zijn. Het minst tevreden zijn mantelzorgers over financiële tegemoetkoming. Hier is 41% (zeer) tevreden over. Voor de referentiegroep is dit respectievelijk 78% en 66%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
18
Bijlagen
Bijlage 1 Mantelzorg De percentages in de onderstaande tabel zijn gebaseerd op de resultaten van de vragenlijst onder mantelzorgers. Het eerste percentage voor 2009 betreft uw eigen gemeente met tussen haakjes het percentage voor de referentiegroep. Achtergrondgegevens 2009 Geeft u momenteel hulp aan een naaste (mantelzorg)?
74% (65%)
Geeft u hulp (mantelzorg) aan meer dan een persoon?
17% (20%)
Hoeveel uur mantelzorg per week? 0 tot en met 4 uur
10% (32%)
5 tot en met 8 uur
13% (21%)
9 tot en met 16 uur
13% (12%)
17 tot en met 24 uur
13% (8%)
25 of meer uur
50% (26%)
Hoe lang geeft u deze zorg? Minder dan 3 maanden
0% (1%)
3 tot en met 6 maanden
0% (2%)
7 tot en met 12 maanden
0% (5%)
Langer dan 12 maanden
100% (91%)
Aan wie geeft u mantelzorg? Echtgeno(o)t(te) of partner
55% (40%)
(Pleeg-/stief)kinderen
18% (8%)
(Schoon)ouders
15% (37%)
Andere familieleden
6% (8%)
Buren, vrienden of kennissen
6% (5%)
Anders
0% (2%)
Wat is de woonsituatie van de zorgvrager? Woont bij mij in huis
70% (46%)
Woont elders, in tehuis of zorgvoorziening
6% (10%)
Woont elders, zelfstandig
18% (40%)
Mantelzorgwoning
0% (0%)
Anders
6% (3%)
Wat is de zorgsituatie? Dementie/geestelijke achteruitgang
9% (9%)
Algemene, lichamelijke beperkingen door ouderdom
24% (30%)
Lichamelijke beperkingen (handicap)
46% (34%)
Verstandelijke handicap
15% (4%)
Psychische problemen
13% (4%)
Gedragsproblemen
13% (3%)
Niet alleen kunnen zijn
15% (7%)
Anders
15% (6%)
Welke vormen van hulp geeft u? Hulp bij huishouden
52% (33%)
Gemeente Heeze-Leende
Persoonlijke verzorging
30% (21%)
Verpleegkundige hulp
22% (15%)
Administratieve hulp
52% (40%)
Vervoer en begeleiding bij bezoeken
57% (48%)
Gezelschap, troost, afleiding
57% (40%)
Aanvragen en regelen voorzieningen
50% (40%)
Anders
17% (11%)
Motieven (Speelt zeer sterk mee, speelt sterk mee) 2009 Liefde en genegenheid
91% (89%)
Veel voldoening uit de zorg
45% (53%)
Vanzelfsprekend om te doen
91% (91%)
Voorkomen opname in woonvoorziening of tehuis
82% (63%)
Zorgvrager wil niet door vreemde worden geholpen
48% (29%)
Zorgvrager wil niet worden opgenomen in woonvoorziening of tehuis
70% (50%)
Geen plaats in woonvoorziening of tehuis
19% (8%)
Niet voldoende thuiszorg beschikbaar
16% (13%)
Er is niemand anders
48% (30%)
Beperkingen als gevolg van mantelzorg (Nooit, soms) 2009 Vrijetijdsbesteding buitenshuis
55% (65%)
Huishoudelijk werk in eigen huis
64% (62%)
Vrienden, familie, kennissen ontmoeten
52% (69%)
Vrijetijdsbesteding binnenshuis
73% (69%)
Aandacht en tijd voor gezinsleden (niet zorgvrager)
48% (61%)
Vrijwilligerswerk doen
34% (51%)
Betaald werk verrichten
24% (53%)
Aandacht en tijd voor jezelf
48% (65%)
Belasting mantelzorg (Helemaal mee eens, mee eens, min of meer mee eens) 2009 Situatie laat mij nooit los
94% (87%)
Situatie eist voortdurend mijn aandacht
91% (76%)
Ik moet altijd klaarstaan
82% (72%)
Situatie zorgt dat ik te weinig toekom aan mijn eigen leven
76% (52%)
Ik voel me over het algemeen genomen er onder druk staan door de situatie
71% (46%)
Combinatie van de verantwoordelijkheid voor zorgvrager en werk/ gezin valt niet mee
64% (50%)
Mijn zelfstandigheid komt in de knel
53% (36%)
Door de betrokkenheid doe ik anderen tekort
41% (32%)
Door de betrokkenheid krijg ik conflicten thuis en/of het werk
33% (20%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
21
Gemeente Heeze-Leende
Bekendheid, behoefte en gebruik ondersteuning 2009 Bekendheid ondersteuning wanneer mantelzorg teveel wordt
91% (67%)
Bekendheid waar terecht voor ondersteuning of vragen
91% (72%)
Bekendheid ondersteuning Informatie, advies en begeleiding
83% (59%)
Emotionele steun
46% (41%)
Educatie
63% (45%)
Praktische hulp
54% (42%)
Respijtzorg
44% (38%)
Financiële tegemoetkoming
50% (41%)
Materiële hulp
64% (54%)
Behoefte aan ondersteuning Informatie, advies en begeleiding
37% (22%)
Emotionele steun
29% (14%)
Educatie
21% (11%)
Praktische hulp
11% (10%)
Respijtzorg
30% (15%)
Financiële tegemoetkoming
52% (36%)
Materiële hulp
55% (33%)
Gebruik van ondersteuning Informatie, advies en begeleiding
42% (21%)
Emotionele steun
28% (8%)
Educatie
35% (7%)
Praktische hulp
13% (5%)
Respijtzorg
25% (5%)
Financiële tegemoetkoming
35% (18%)
Materiële hulp
56% (27%)
Tevredenheid ondersteuning 2009 Informatie, advies en begeleiding
79% (87%)
Emotionele steun
55% (78%)
Educatie
83% (78%)
Praktische hulp
50% (76%)
Respijtzorg
71% (76%)
Financiële tegemoetkoming
41% (66%)
Materiële hulp
69% (82%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
22
Gemeente Heeze-Leende
Terugvallen van mantelzorger 2009
Beschouwen zichzelf als mantelzorger
97% (72%)
Heeft u mensen om op terug te vallen?
76% (71%)
Familie
59% (62%)
Buren
15% (15%)
Vrienden
22% (19%)
Anders
9% (7%)
Participatie door betaalde arbeid en/of vrijwilligerswerk 2009 Verricht u betaalde arbeid? Nee
78% (68%)
Ja, 1 tot en met 12 uur per week
2% (5%)
Ja, 13 tot en met 31 uur per week
11% (13%)
Ja, 32 uur of meer per week
9% (13%)
Heeft u vrijwilligerswerk gedaan in de afgelopen 12 maanden? Nee
63% (70%)
Ja, incidenteel
15% (13%)
Ja, tot 2 uur per week
2% (4%)
Ja, 2 tot 4 uur per week
11% (8%)
Ja, 4 tot 8 uur per week
7% (3%)
Ja, 8 uur of meer per week
2% (3%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
23
Gemeente Heeze-Leende
Achtergrondkenmerken 2009 Waar is uw vader geboren? Nederland
98% (94%)
Suriname
0% (1%)
Turkije
0% (1%)
Nederlandse Antillen of Aruba
0% (0%)
Indonesië of de Molukken
2% (1%)
Noord-Afrika (inclusief Marokko)
0% (0%)
Anders
0% (2%)
Wil ik liever niet zeggen
0% (1%)
Waar is uw moeder geboren? Nederland
93% (93%)
Suriname
0% (1%)
Turkije
0% (1%)
Nederlandse Antillen of Aruba
0% (0%)
Indonesië of de Molukken
2% (1%)
Noord-Afrika (inclusief Marokko)
0% (0%)
Anders
4% (3%)
Wil ik liever niet zeggen
0% (1%)
Geslacht Man
35% (33%)
Vrouw
65% (67%)
Leeftijd 17 jaar of jonger
0% (1%)
18 tot en met 34 jaar
0% (2%)
35 tot en met 64 jaar
46% (43%)
65 tot en met 74 jaar
22% (20%)
75 of ouder
33% (34%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
24