Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Cliënten individuele voorzieningen Gemeente Westland
Tevredenheidsonderzoek Wmo over 2009 Cliënten individuele voorzieningen Gemeente Westland
COLOFON Samenstelling Andrew Britt Ingrid Dooms Bob de Graaf Anja van Lonkhuijzen Vormgeving binnenwerk SGBO Benchmarking Druk SGBO Benchmarking SGBO Benchmarking Postbus 10242 2501 HE Den Haag
Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO.
Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
Gemeente Westland
INHOUDSOPGAVE
Inleiding
1
Samenvatting
3
1
Verantwoording en achtergrondgegevens
7
2
Toegang tot de ondersteuning
10
3
Hulp bij het huishouden
15
3.1
Achtergrondgegevens van hulp bij het huishouden
15
3.2
Algemeen oordeel over hulp bij het huishouden
17
3.3
Keuzemogelijkheden
20
3.4
Tevredenheid over de organisatie die de hulp levert
20
3.5
Tevredenheid over de medewerkers
21
4
Wmo-voorzieningen en collectief vervoer
23
4.1
Woningaanpassing
23
4.2
Woonvoorziening
24
4.3
Verhuiskostenvergoeding
24
4.4
Rolstoel
25
4.5
Scootmobiel
25
4.6
Vervoerskosten
26
4.7
Totale score Wmo-hulpmiddel(en)
26
4.8
Collectief vervoer
27
5
Mantelzorg vanuit het perspectief van de cliënt
30
6
Participatie en Wmo-raad
32
6.1
Participatie
32
6.2
Wmo-raad
33
7
Mantelzorg vanuit het perspectief van de mantelzorger
36
7.1
Algemene kenmerken van de mantelzorger
36
7.2
Sociale relatie tot zorgvrager
41
7.3
Motieven
43
Gemeente Westland
7.4
Participatie
44
7.5
Overbelasting
46
7.6
Ondersteuning
47
Bijlage 1
Resultaten tevredenheidsonderzoek cliënten
52
Bijlage 2
Mantelzorg
57
Bijlage 3
Aanvullende vragen Gemeente Westland
62
Inleiding De Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) heeft als doel iedereen mee te laten doen aan de maatschappij. De benodigde ondersteuning verschilt van persoon tot persoon. Een van de groepen waarop de Wmo zich richt, zijn mensen die hulp bij het huishouden of een andere individuele voorziening nodig hebben vanwege een (lichamelijke) beperking. In de Wmo gaat het om het welbevinden van mensen. Omdat het om mensen gaat, hebben burgers een centrale positie in de uitvoering van de wet. Zo moeten burgers worden geraadpleegd bij de vormgeving van Wmo-beleid. Ook bij de verantwoording achteraf is de mening van de burger belangrijk: gemeenten moeten jaarlijks een tevredenheidonderzoek houden onder vragers van maatschappelijke ondersteuning. Voor u ligt het rapport ‘Tevredenheid Wmo over 2009; Cliënten individuele voorzieningen’. Het rapport toont de tevredenheid van inwoners van de gemeente die om ondersteuning hebben gevraagd in verband met een beperking. Met dit onderzoek wordt aan de wettelijke verplichting van het jaarlijkse tevredenheidsonderzoek voldaan. In dit rapport worden de prestaties van uw gemeente vergeleken met het gemiddelde van de 195 deelnemende gemeenten, de zogenoemde referentiegroep. Zo geeft het rapport inzicht in wat de sterke en/of minder sterke punten van uw gemeente zijn als het gaat om ondersteuning aan mensen met (lichamelijke) beperkingen. Leeswijzer Het rapport bestaat uit zeven hoofdstukken. Het begint met een samenvatting met daarin de belangrijkste resultaten. Hoofdstuk 1 bevat de verantwoording en de achtergrondgegevens over het onderzoek. Hoofdstuk 2 gaat over de toegang tot de ondersteuning. Hulp bij het huishouden komt aan bod in hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 4 staan de Wmo-hulpmiddelen en het collectief vervoer centraal. Hoofdstuk 5 staat in het teken van mantelzorg vanuit het perspectief van de cliënt en hoofdstuk 6 gaat over participatie en de Wmo-raad. In hoofdstuk 7 worden de resultaten besproken van de aanvullende vragenlijst die is ingevuld door mantelzorgers. In de bijlage treft u een overzicht van de resultaten1. Figuren In het rapport zijn zowel de resultaten van uw gemeente als het gemiddelde resultaat van de andere deelnemende gemeenten weergegeven. In een aantal figuren zijn rode balkjes geplaatst. Deze rode balkjes geven de gemiddelde tevredenheid van de cliënten in de referentiegroep aan. Daarbij zijn de percentages tevreden en zeer tevreden cliënten bij 1
Voor gemeenten die deel hebben genomen aan ‘Tevredenheid cliënten Wmo over 2007 en/of 2008’ zijn in de bijlage ter vergelijking de resultaten van de vergelijkbare vragen uit deze onderzoeken ook weergegeven.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
1
Gemeente Westland
elkaar opgeteld. Wanneer het rode streepje vanuit de linkerkant gezien in het blauwe of groene vlak ligt (ontevreden, zeer ontevreden), dan zijn de cliënten in uw gemeente minder tevreden dan de cliënten in de referentiegroep. Andersom geldt dat als het rode streepje in het oranje of gele vlak ligt (zeer tevreden, tevreden), de cliënten in uw gemeente tevredener zijn dan in de referentiegroep. De cijfers van de figuren kunnen door afronding afwijken van de cijfers in de tekst. De cijfers in de tekst liggen het dichtst bij de werkelijke waarde.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
2
Gemeente Westland
Samenvatting In uw gemeente is een onderzoek gehouden naar de tevredenheid van cliënten en aanvragers van individuele voorzieningen. De concrete doelgroep van dit onderzoek zijn alle cliënten die in 2008 of 2009 een aanvraag hebben gedaan voor hulp bij het huishouden en/of (een) andere individuele voorziening(en). Het gaat om alle aanvragen ongeacht de uitkomst van de aanvraag, dus zowel toegekend als afgewezen als nog in behandeling. Hierbij maakt het niet uit of het gaat om een voorziening in natura of om een persoonsgebonden budget (pgb). De cliënten die zijn aangeschreven hebben een reeks vragen voorgelegd gekregen over toegang tot ondersteuning, hulp bij het huishouden, overige voorzieningen, mantelzorg, participatie en Wmo-raad. Ter aanvulling is een vragenlijst voorgelegd aan mantelzorgers over verschillende aspecten rondom het verlenen van mantelzorg. In deze samenvatting worden de resultaten op hoofdlijnen weergegeven. Toegang tot de ondersteuning Het gemiddelde rapportcijfer voor de aanvraagprocedure van cliënten met een (deels) toegekende aanvraag is een 7.2. Voor de referentiegroep is dit een 7.4. Cliënten in uw gemeente van wie de aanvraag is afgewezen, geven gemiddeld een 4.5 voor de aanvraagprocedure; in de referentiegroep is dit een 5.3. Wat betreft de toegang tot ondersteuning zijn cliënten het meest tevreden over genomen tijd bij aanvraag (92%). In de referentiegroep is 94% hierover (zeer) tevreden. Het minst tevreden is men over wachttijd tussen aanvraag en het verkrijgen van hulp. 76% is hier (zeer) tevreden over. Binnen de referentiegroep is het percentage hiervoor 82%. Hulp bij het huishouden Cliënten uit uw gemeente geven gemiddeld een 7.8 voor de hulp bij het huishouden. Dit is ongeveer even hoog als het gemiddelde in de referentiegroep (7.8). 21% van de respondenten in uw gemeente heeft een pgb voor hulp bij het huishouden. Dit is ongeveer even hoog als het gemiddelde van alle deelnemende gemeenten samen (21%). Over de keuzemogelijkheden tussen aanbieders is 96% tevreden. Wat betreft aspecten rond hulp bij het huishouden is men het meest tevreden over informatievoorziening richting cliënten (92%). Minder tevreden is men over vervanging bij ziekte (80%). In de referentiegroep is dat 81%. De meeste cliënten (99%) zijn (zeer) tevreden over behandeling met respect; dit is 98% in de referentiegroep. De cliënten zijn het minst tevreden over kwaliteit van het schoonmaakwerk (94%); voor de referentiegroep is dit 94%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
3
Gemeente Westland
Over de inzet van medewerkers zijn cliënten met een pgb ongeveer even tevreden als de cliënten zonder een pgb. Over de kwaliteit van het schoonmaakwerk zijn de cliënten met een pgb meer tevreden dan de cliënten zonder een pgb. In uw gemeente geeft 98% van de respondenten aan dat de hulp aan de verwachtingen voldoet en 97% dat de hulp in de behoefte voorziet. Wmo-hulpmiddelen en collectief vervoer 74% van de respondenten in uw gemeente geeft aan een of meerdere individuele voorzieningen te ontvangen en 20% maakt gebruik van collectief vervoer. Het gemiddelde rapportcijfer voor voorzieningen (zoals rolstoelen, scootmobielen en woonvoorzieningen) is in uw gemeente een 7.3. Binnen de referentiegroep geeft men gemiddeld een 7.3. Het rapportcijfer voor het collectief vervoer binnen uw gemeente bedraagt een 6.9 en in de referentiegroep een 6.8. Het blijkt dat de respondenten het positiefst zijn over de behulpzaamheid van de chauffeur (90%). In de referentiegroep is 92% hierover tevreden. Cliënten zijn relatief het minst tevreden over de omrijtijden. 67% is hier (zeer) tevreden over. Binnen de referentiegroep is dit percentage 65%. Cliënten die 65 jaar of ouder zijn geven voor het collectief vervoer een hoger rapportcijfer dan cliënten die jonger zijn dan 65 jaar. 65-plussers geven gemiddeld een 7.1 en cliënten jonger dan 65 geven gemiddeld een 5.9. In de referentiegroep is dat respectievelijk een 6.9 en een 6.4. Mantelzorg vanuit het perspectief van de cliënt 34% van het aantal ondervraagde cliënten geeft aan mantelzorg te ontvangen. Het grootste aantal respondenten (35%) in uw gemeente ontvangt 0 - 4 uur per week mantelzorg. In de referentiegroep is dit 37%. Participatie en Wmo-raad In uw gemeente draagt bij 46% de ondersteuning/het hulpmiddel er ‘zeer veel’ aan bij dat men zelfstandig kan blijven wonen, 37% geeft aan dat het ‘redelijk’ bijdraagt en 16% geeft aan ‘nauwelijks of helemaal niet’. Binnen de referentiegroep zijn deze percentages: 44% ‘zeer veel’, 37% ‘redelijk’ en 19% ‘nauwelijks of helemaal niet’. Op de vraag of de ondersteuning en/of het hulpmiddel eraan bijdraagt dat men kan blijven meedoen aan de maatschappij, antwoordt 39% van de cliënten dat de ondersteuning ‘zeer veel’ hieraan bijdraagt, 37% geeft aan dat het ‘redelijk’ bijdraagt en 24% zegt ‘nauwelijks of helemaal niet’. Binnen de referentiegroep zijn deze percentages, 36% ‘zeer veel’, 38% ‘redelijk’ en 26% ‘nauwelijks of helemaal niet’.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
4
Gemeente Westland
26% van de cliënten geeft aan wel eens van de Wmo-raad te hebben gehoord. Dit is lager dan het gemiddelde in de referentiegroep (29%). Mantelzorg vanuit het perspectief van de mantelzorger Op de vraag: Beschouwt u zichzelf als mantelzorger? geeft 73% een positief antwoord; zij beschouwen zichzelf als mantelzorger. In de referentiegroep is dit 72%. De grootste groep mantelzorgers geeft zorg aan echtgeno(o)t(e) of partner; dit is 48%. In de referentiegroep is dit 40%. De meest voorkomende vorm van hulp is vervoer en begeleiding bij bezoeken; deze vorm van hulp wordt door 45% van de mantelzorgers verleend. In de referentiegroep is dit percentage hoger (48%). In uw gemeente speelt voor 90% van de mantelzorgers (zeer) sterk mee dat zij mantelzorg verlenen vanuit liefde en genegenheid. Voor de referentiegroep is dit 89%. 48% van de respondenten ervaart ‘soms’ of ‘vaak’ een beperking bij de in de vragenlijst genoemde activiteiten. In de referentiegroep is dit 50%. Van de mantelzorgers geeft 12% aan behoefte te hebben aan ondersteuning. Ongeveer 8% van de mantelzorgers maakt gebruik van een of meer vormen van ondersteuning. In de referentiegroep is dit respectievelijk 11% en 9%.
Samenvatting resultaten uit telefonische interviews Aanvraagprocedure Een ruime meerderheid van de geïnterviewde cliënten geeft aan dat ze bij de aanvraag keurig zijn behandeld. Cliënten melden verder expliciet dat de informatievoorziening en de deskundigheid in orde zijn. Aanvragen worden in de regel snel afgehandeld. Ook is men tevreden over de informatie die aan de telefoon wordt gegeven. De geïnterviewde cliënten waren tevreden over de wachttijd tussen aanvraag en beschikking en beschikking en daadwerkelijke levering. Een enkeling gaf aan dat ze wat langer moesten wachten, maar gaven daarbij aan dat de aanvraag in een vakantieperiode was ingediend en ze dan ook begrip hadden voor de iets langere wachttijd. Een cliënt gaf aan dat het wachten op de scootmobiel vijf maanden had geduurd en dit vond zij erg lang. Een punt van aandacht is dat cliënten het prettig zouden vinden als er van te voren informatie over de wachttijden worden gegeven zo stelden drie cliënten. De informatievoorziening van de gemeente naar cliënten is helder en begrijpelijk aldus cliënten. Meerdere cliënten hebben aangegeven dat er bij hen een huisbezoek heeft plaatsgevonden. Hier zijn zij erg tevreden over. Het huisbezoek vond snel plaats en de persoon was deskundig en communicatief vaardig.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
5
Gemeente Westland
Hulp bij het huishouden Uit de interviews blijkt dat het slechts sporadisch aan de orde is dat de huishoudelijke hulp te laat arriveert of het volledig laat afweten. Ook met de vakantieperiode wordt er gezorgd voor vervanging. Dit wordt als prettig ervaren. Ook erg prettig aldus cliënten is dat er veel wordt gewerkt met vaste medewerkers. Een aantal cliënten geven aan dat dit in de beginperiode wel eens anders is geweest en vonden het vaak een belasting om telkens opnieuw de taken uit te leggen. Een punt van kritiek aldus de cliënten is dat er als er vervanging wordt geregeld dit jongeren zijn die worden ingezet en dit wordt als bezwaarlijk ervaren. Jongeren zien de werkzaamheden eerder als bijbaan dan de reguliere hulpkrachten. Bovendien hebben zij vaak meer begeleiding nodig. Hulpmiddelen Een viertal geïnterviewde cliënten geeft aan een traplift te hebben. Zij geven unaniem aan dat dit er voor heeft gezorgd dat zij langer in hun huis kunnen blijven wonen en niet hoeven te verhuizen. Zij zijn hier dan ook erg blij mee. Een tweetal cliënten geeft aan dat ze dankzij de hulpmiddelen en de goede zorgen van de kinderen en hulpen in het huishouden niet naar een verzorgingstehuis hoeven. Zoals een mevrouw opmerkte: “Een verzorgingstehuis zou de gemeenschap aanzienlijk meer kosten”. De nazorg van rolstoelen, trapliften en scootmobielen is volgens de geïnterviewde cliënten goed geregeld. Zo worden trapliften regelmatig gecontroleerd volgens de geïnterviewde cliënten. Voor het onderhoud aan de rolstoelen en scootmobielen moet de leverancier zelf gebeld worden volgens de geïnterviewde cliënten. Maar de leverancier komt zo snel mogelijk en handelt het dan af.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
6
Gemeente Westland
1
Verantwoording en achtergrondgegevens Periode en deelnemers Het onderzoek is tussen januari 2010 en mei 2010 uitgevoerd. In totaal hebben 195 gemeenten aan het onderzoek deelgenomen. Omdat gebruik is gemaakt van een standaardvragenlijst kunnen de resultaten van verschillende gemeenten onderling worden vergeleken. De gemeente Westland heeft tevens gekozen voor het toevoegen van een aantal eigen vragen. Daarnaast zijn er 20 verdiepende telefonische interviews met cliënten van individuele voorzieningen afgenomen. De resultaten van de interviews zijn in de samenvatting en tevens in de tekst onder het desbetreffende onderwerp opgenomen. Steekproef en respons De doelgroep van dit onderzoek zijn alle cliënten die in 2008 of 2009 een aanvraag hebben gedaan voor hulp bij het huishouden en/of (een) andere individuele voorziening(en). Het gaat om alle aanvragen ongeacht de uitkomst van de aanvraag, dus zowel toegekend als afgewezen als nog in behandeling. Hierbij maakt het niet uit of het gaat om een voorziening in natura of om een pgb. In het geval er minder dan 300 unieke cliënten waren die een aanvraag hebben gedaan voor hulp bij het huishouden of voor een andere individuele voorziening, zijn alle cliënten van de betreffende voorziening aangeschreven. Als het cliëntenbestand voor hulp bij het huishouden of een andere voorziening groter was dan 300 unieke cliënten, hebben deelnemende gemeenten naar een deel van hun cliënten een vragenlijst gestuurd. In dat geval heeft de gemeente een aselecte steekproef getrokken uit het cliëntenbestand met meer dan 300 unieke cliënten. Alle cliënten uit de steekproef hebben de vragenlijst gekregen. Cliënten die meerdere aanvragen hebben gedaan, hebben maar één vragenlijst ontvangen. Bij het bepalen van de omvang van de doelgroep is uitgegaan van een bepaalde betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en respons. Dit zijn veelal ingewikkelde begrippen. Belangrijk om te weten is dat we in dit onderzoek met de getrokken steekproef en de vereiste respons uitspraken kunnen doen over de tevredenheid van cliënten individuele voorzieningen. In dit rapport worden echter ook uitsplitsingen gemaakt, bijvoorbeeld naar leeftijd of het wel of niet hebben van een pgb. De resultaten hiervan geven alleen een indicatie van de tevredenheid onder alle cliënten in uw gemeente. De aantallen worden veelal te klein om harde uitspraken te kunnen doen. In totaal zijn in uw gemeente 1000 vragenlijsten verzonden en 509 geretourneerd. Daarmee is de respons 51%. In de referentiegroep is de gemiddelde respons 55%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
7
Gemeente Westland
Achtergrondgegevens respondenten In het onderzoek is gevraagd naar de leeftijd van de respondent en wat voor Wmovoorziening de respondent ontvangt. De resultaten zijn gebaseerd op de antwoorden van cliënten die de vragenlijst hebben ingevuld en teruggestuurd. De verdeling in de volgende twee tabellen kan daarom afwijken van de verdeling in uw cliëntenbestand. In de onderstaande tabel zijn de respondenten verdeeld naar leeftijdscategorie. U ziet de resultaten voor uw gemeente, voor uw gemeentegrootteklasse en voor alle deelnemende gemeenten. Tabel 1
Leeftijd respondenten Uw gemeente
Grootteklasse Referentiegroep 50.000 - 100.000 inw.
17 jaar of jonger
0%
1%
1%
18-34 jaar
3%
3%
2%
35-64 jaar
26%
22%
20%
65-74 jaar
17%
21%
21%
75 jaar en ouder
53%
53%
56%
De volgende tabel toont welke Wmo-voorzieningen de respondenten hebben ontvangen. U ziet hier de resultaten voor uw gemeente, voor uw gemeentegrootteklasse en voor alle deelnemende gemeenten. Tabel 2
Ontvangen Wmo-voorzieningen Uw gemeente
Grootteklasse Referentiegroep 50.000 - 100.000 inw.
Hulp bij het huishouden
65%
65%
64%
Woningaanpassing
35%
28%
28%
Woonvoorziening
42%
36%
34%
Verhuiskostenvergoeding
5%
5%
5%
Rolstoel
33%
24%
24%
Scootmobiel
25%
21%
20%
Tegemoetkoming vervoerskosten
45%
23%
24%
Collectief vervoer
20%
39%
40%
In uw gemeente heeft 65% van de respondenten hulp bij het huishouden, in de referentiegroep is dit 64%. 74% van de respondenten in uw gemeente geeft aan een of meerdere overige individuele Wmo-voorzieningen te ontvangen en 20% maakt gebruik van collectief vervoer. Voor de referentiegroep is dit respectievelijk 63% en 40%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
8
Gemeente Westland
Van de cliënten in uw gemeente die gebruikmaken van huishoudelijke hulp heeft 73% ook een overige Wmo-voorziening. In de referentiegroep is dit 62%. In de onderstaande tabel wordt het aantal respondenten weergegeven dat bij het invullen hulp heeft gehad van een naaste (bijvoorbeeld partner, familielid of vriend), van een hulpverlener of van iemand anders. Tabel 3
Hulp bij het invullen van vragenlijst Uw gemeente
Grootteklasse Referentiegroep 50.000 - 100.000 inw.
Alle respondenten
44%
41%
42%
Jonger dan 65 jaar
34%
34%
34%
Ouder dan 65 jaar
84%
85%
86%
Respondenten ouder dan 65 jaar blijken vaker hulp te hebben gehad bij het invullen van de vragenlijst dan respondenten jonger dan 65 jaar.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
9
Gemeente Westland
2
Toegang tot de ondersteuning In dit hoofdstuk zijn alleen de resultaten meegenomen van de respondenten die in de afgelopen 12 maanden een aanvraag hebben ingediend. De reden hiervoor is dat deze respondenten kortgeleden ervaring hebben opgedaan met de aanvraagprocedure. In uw gemeente heeft 57% van de respondenten aangegeven dat ze de afgelopen 12 maanden een aanvraag hebben ingediend. In de referentiegroep is dit 53%. Van de groep respondenten is bij 84% de aanvraag geheel of gedeeltelijk toegekend, binnen de referentiegroep is dit 86%. Onderstaande tabel laat zien waarvoor de laatste aanvraag is ingediend. Tabel 4
Voor welke voorziening diende u uw laatste aanvraag in? Uw gemeente Referentiegroep
Hulp bij het huishouden
39%
41%
Woningaanpassing
10%
7%
Tegemoetkoming vervoerskosten
12%
5%
Woonvoorziening
6%
7%
Rolstoel
10%
10%
Verhuiskostenvergoeding
1%
1%
Collectief vervoer
4%
11%
Scootmobiel
8%
8%
Anders
9%
7%
De voorziening waarvoor het vaakst de laatste aanvraag is ingediend, is hulp bij het huishouden. Het minst vaak is verhuiskostenvergoeding genoemd als de voorziening waar de laatste aanvraag voor is ingediend. In de referentiegroep waren dit respectievelijk 41% en 1%. Aan cliënten is gevraagd wat zij vonden van de manier waarop de aanvraag voor ondersteuning is verlopen. Hierbij kwamen de volgende aspecten aan de orde: • de manier waarop de cliënt is behandeld bij de aanvraag; • de deskundigheid van de mensen met wie ze bij de aanvraag te maken hadden; • de tijd die voor de cliënt genomen werd bij de aanvraag; • de informatie over de afhandeling van de aanvraag; • de wijze waarop werd vastgesteld wat men nodig had (de indicatiestelling); • de wachttijd tussen het bericht dat de aanvraag was toegekend en het moment dat men de voorziening of ondersteuning ontving.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
10
Gemeente Westland
Onderstaande figuur laat de tevredenheid van de respondenten zien over de verschillende aspecten van de toegang tot de ondersteuning. Figuur 1
Tevredenheid over toegang tot ondersteuning
82
wa c httijd toe k e nning tot ontv a ngs t onde rs te uning
17
18
59
6 ze e r onte v re de n
88
indic a tie s te lling
20
9
68
4
89
info rma tie o v e r a fha nde ling
19
11
68
2
onte v re de n
94
tijd v oo r a a nv ra a g
22
6
69
2 te v re de n
91
de s k undighe id me de we rk e rs
21
9
69
2
93
wijze be ha nde ling a a nv ra a g
27
7
64
20
40
60
80
1
ze e r te v re de n
100
Wat betreft de toegang tot ondersteuning zijn cliënten het meest tevreden over genomen tijd bij aanvraag (92%). In de referentiegroep is 94% hierover (zeer) tevreden. Het minst tevreden is men over wachttijd tussen aanvraag en het verkrijgen van hulp, 76% is hier (zeer) tevreden over. Binnen de referentiegroep is het percentage hiervoor 82%. Over de manier waarop de cliënt is behandeld bij de aanvraag zijn de cliënten in uw gemeente ongeveer even tevreden als in de referentiegroep. In uw gemeente is 91% hier (zeer) tevreden over, in de referentiegroep is dit 93%. Verschillende van de geïnterviewde cliënten geven aan dat ze bij de aanvraag keurig zijn behandeld. Cliënten melden verder expliciet dat de informatievoorziening en de deskundigheid in orde zijn. Aanvragen worden in de regel snel afgehandeld. Ook is men tevreden over de informatie die aan de telefoon wordt gegeven. Een cliënt gaf aan dat met name ouderen (te) lang wachten met de aanvraag eigenlijk tot het te laat is. Dit komt omdat ze zo lang mogelijk alles zelf willen blijven doen. Haar wens was dat de gemeente hier alerter op inspringt. Een cliënt gaf aan dat ze zelf een scootmobiel had gekocht met vier wielen, omdat de gemeente alleen scootmobielen met drie wielen levert en een kennis van haar was omgeslagen met een scootmobiel met drie wielen. De meeste cliënten gaven aan dat ze de gemeente Westland zeer hoog achten. “Een geweldige gemeente die de zaken goed op orde heeft. Ik wil hier nooit meer weg.” Een
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
11
Gemeente Westland
aantal cliënten gaf ook voorbeelden van familie en kennissen in andere gemeenten die vaak veel meer problemen hadden. Aan cliënten is ook gevraagd om een rapportcijfer te geven voor de aanvraagprocedure. De onderstaande figuur toont de rapportcijfers (1 is slecht, 10 is goed). Spreiding van de rapportcijfers voor de aanvraagprocedure
Figuur 2 100
80
60
40
35 31
20 10 2
1
1
1
2
3
3
3
4
5
8
6
7
8
6
9
10
In uw gemeente geven cliënten gemiddeld een 7.2 voor de aanvraagprocedure, in de referentiegroep is dit een 7.4. In uw gemeente geeft 10% een 5 of lager voor de aanvraagprocedure, 14% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep is dit respectievelijk 10% en 18%. Wanneer gekeken wordt naar de laatste aanvraag en het rapportcijfer dat gegeven is voor de aanvraagprocedure, is het volgende beeld te zien: Figuur 3
Rapportcijfer per soort laatste aanvraag 6 .8
a nde rs
7 .2
s c oo tmo bie l
7 .3
c olle c tie f v e rv o e r 3 .0
v e rhuis k os te nv e rgoe ding
7 .6
ro ls to e l 8 .0
woonv oo rzie ning
7 .5
te ge mo e tk oming v e rv oe rs k os te n 6 .7
woninga a npa s s ing
7 .3
hulp bij he t huis houde n 2
4
6
8
10
De aanvraagprocedure voor woonvoorziening scoort in uw gemeente het hoogste rapportcijfer. De respondenten in uw gemeente geven gemiddeld een 8.0. In de referentiegroep is dit een 8.0.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
12
Gemeente Westland
Het blijkt dat in uw gemeente respondenten ouder dan 65 jaar een ongeveer even hoog rapportcijfer voor de aanvraagprocedure geven (gemiddeld een 7.3) dan respondenten jonger dan 65 jaar (gemiddeld een 7.1). In de referentiegroep geven de respondenten ouder dan 65 jaar gemiddeld een 7.0 en respondenten jonger dan 65 gemiddeld een 7.5. Aan de respondenten is vervolgens nog gevraagd of de laatst ingediende aanvraag wel of niet is toegekend. Tabel 5
Is uw laatste aanvraag toegekend? Uw gemeente
Referentiegroep
Ja, volledig
76%
79%
Ja, gedeeltelijk
8%
8%
De aanvraag is nog in behandeling
10%
7%
Nee
6%
7%
Bij 84% van de respondenten is de aanvraag (volledig of gedeeltelijk) toegekend. In de referentiegroep is dit 86%. Het gemiddelde rapportcijfer voor de aanvraagprocedure van cliënten met een (deels) toegekende aanvraag is 7.2. Voor de referentiegroep is dit een 7.4. Cliënten in uw gemeente van wie de aanvraag is afgewezen geven gemiddeld een 4.5 voor de aanvraagprocedure; in de referentiegroep is dit een 5.3. In overleg met de Wmo-raad heeft de gemeente Westland een aantal vragen laten toevoegen aan het onderzoek over de aanvraag en indicatiestelling. De eerste vraag is ‘Op welke manier heeft u uw aanvraag voor individuele voorzieningen ingediend?’. Het merendeel van de respondenten heeft de aanvraag via Stip Westland Loket ingediend (34.4%). Ook hebben veel respondenten de aanvraag via post gedaan (29.8%). 18.0% heeft de aanvraag gedaan via zijn of haar vaste contactpersoon bij de gemeente, 17.0% op een andere wijze en 0.7% digitaal.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
13
Gemeente Westland
Op de vervolgvraag ‘Vindt u dat uw vraag of achterliggende vraag voldoende is begrepen en de gestelde indicatie hier op aansloot?’ geven de meeste respondenten een positief antwoord. (zie onderstaande tabel). Tabel 6
(Achterliggende) vraag voldoende begrepen? Uw gemeente
Ja, mijn vraag is voldoende begrepen en ik kon mij vinden in de gestelde indicatie
87.0%
Ja, mijn vraag is voldoende begrepen maar ik kon mij niet vinden in de gestelde indicatie
8.8%
Nee, mijn vraag is niet goed begrepen en ik kon mij niet vinden in de gestelde indicatie
4.2%
Met merendeel (93.1%) van de respondenten antwoord ‘Ja, de indicatie heeft geleid tot de juiste (misschien ook andere) voorziening’ op de vraag ‘Heeft de indicatie geleid tot de juiste voorziening?’. 6.9% zegt dat de indicatie niet geleid heeft tot de juiste voorziening. Aan het eind van de vragenlijst is gevraagd of respondenten hulp hebben gehad bij het invullen van de vragenlijst. De respondenten die daarbij hulp hebben gehad, geven een ongeveer even hoog rapportcijfer voor de aanvraagprocedure (gemiddeld een 7.2) dan respondenten die geen hulp hebben gehad (zij geven gemiddeld een 7.3). In de referentiegroep is dit respectievelijk een 7.3 en een 7.4.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
14
Gemeente Westland
3
Hulp bij het huishouden Sommige mensen hebben hulp nodig bij het huishouden. Dat kan bijvoorbeeld komen door ouderdom, langdurige ziekte of een handicap. Via het Wmo-loket kan dan een beroep worden gedaan op de Wmo. Dit hoofdstuk gaat over het oordeel van respondenten over de hulp bij het huishouden. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde: achtergrondgegevens van hulp bij het huishouden (paragraaf 3.1), rapportcijfers voor hulp bij het huishouden (paragraaf 3.2), keuzemogelijkheden (paragraaf 3.3), de organisatie die de hulp levert (paragraaf 3.4) en medewerkers die de hulp leveren (paragraaf 3.5).
3.1
Achtergrondgegevens van hulp bij het huishouden
Aan de cliënten is een aantal achtergrondvragen gesteld over de hulp bij het huishouden die zij ontvangen. Het gaat hierbij om: • het aantal uur per week dat ze hulp bij het huishouden ontvangen; • het wel of niet hebben van een pgb en waarom dat zo is; • de organisatie die de hulp bij het huishouden levert. De onderstaande figuur toont hoeveel uur hulp bij het huishouden men ontvangt, ongeacht of de cliënt zorg in natura of via een pgb ontvangt. Figuur 4
Aantal uur hulp bij het huishouden per week
100
80 68
60
40
20
17 11 3
1 to t 1 ,9 uur
2 tot 3 ,9 uur
4 tot 6 ,9 uur
7 tot 9 ,9 uur
1
1
1 0 tot 1 2 ,9 uur
me e r da n 1 3 uur
De meeste respondenten in uw gemeente (68%) ontvangen per week 2 - 3,9 uur hulp bij het huishouden. In de referentiegroep is dit 62%. Persoonsgeboden budget Het pgb is een geldbedrag waarmee de cliënt zelf de verzorging, verpleging en begeleiding kan inkopen die hij of zij nodig heeft. Het pgb kan verstrekt worden voor zorg vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en voor zorg vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
15
Gemeente Westland
21% van de respondenten in uw gemeente heeft een pgb voor hulp bij het huishouden. Dit is ongeveer even hoog als het gemiddelde van alle deelnemende gemeenten samen (21%). Aan de cliënten met een pgb is gevraagd wat de reden is dat de respondent hiervoor gekozen heeft. De onderstaande tabel geeft aan wat die redenen zijn. De percentages kunnen optellen tot meer dan 100%, aangezien er meerdere antwoorden mogelijk zijn. Tabel 7
Redenen om te kiezen voor een persoonsgebonden budget Uw gemeente Referentiegroep
Iemand uit de omgeving inhuren
26%
38%
De hulp graag zelf willen organiseren
40%
36%
Hulp van een andere organisatie dan de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders
17%
13%
Anders
17%
14%
De meest genoemde reden voor de keuze van een pgb in uw gemeente is de hulp zelf willen organiseren. Cliënten met een pgb is ook de vraag voorgelegd op welke manier zij iemand inhuren. De resultaten zijn in de onderstaande tabel terug te vinden. Tabel 8
Wijze van inhuren bij een persoonsgebonden budget Uw gemeente Referentiegroep
Via een pgb-bemiddelingsbureau
10%
11%
Direct via een zorgaanbieder
43%
31%
Ik heb zelf iemand uitgekozen
48%
59%
De meest genoemde wijze van inhuren bij een pgb is ik heb zelf iemand uitgekozen. De volgende figuur laat zien van welke organisaties de respondenten de hulp bij het huishouden ontvangen. In deze resultaten zijn ook de cliënten met een pgb meegenomen, die de hulp inhuren via een pgb-bemiddelingsbureau of direct via een zorgaanbieder, maar niet de cliënten die zelf hun hulp hebben gekozen. De figuur toont het resultaat per leverancier. Wanneer er geen cijfer is gegeven, betekent dit dat minder dan 10 cliënten de vraag hebben beantwoord (in de figuur wordt gewerkt met percentages, niet met absolute aantallen).
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
16
Gemeente Westland
Figuur 5
Aandeel respondenten per leverancier hulp bij het huishouden
100
84
80
60
40
20
13
C a re ijn
3.2
A nde rs /nv t.
Algemeen oordeel over hulp bij het huishouden
Aan cliënten met hulp bij het huishouden is gevraagd met een rapportcijfer aan te geven hoe tevreden zij zijn over de hulp bij het huishouden. Cliënten uit uw gemeente geven gemiddeld een 7.8 voor hulp bij het huishouden. Dit is ongeveer even hoog als het gemiddelde in de referentiegroep (7.8). De volgende figuur geeft de spreiding van de rapportcijfers weer. Per rapportcijfer ziet u het percentage respondenten dat een bepaald rapportcijfer heeft gegeven. Figuur 6
Spreiding rapportcijfer hulp bij het huishouden
100
80
60
41
40 29
16
20
1
2
3
1
2
4
5
6
4
6
7
8
9
10
In uw gemeente geeft 4% een 5 of lager voor de hulp bij het huishouden. 22% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep is dit respectievelijk 3% en 25%. SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
17
Gemeente Westland
Wanneer de groep respondenten met een pgb wordt vergeleken met de groep zonder pgb, levert dit het volgende beeld op: Spreiding rapportcijfers cliënten met zorg in natura en pgb
Figuur 7 100
80
pgb 60
na tura
1
2
3
4
5
5 6
4 3
3
1 2
30 28
20
16 19
41 42
40
6
7
8
9
10
Cliënten met een pgb kiezen zelf hun hulp (dit kan een bekende zijn, maar het kan ook via een pgb-bemiddelingsbureau of een reguliere thuiszorgaanbieder). Uit de jaarpublicatie ‘Resultaten tevredenheidsonderzoeken Wmo over 2008’ blijkt dat cliënten met een pgb tevredener zijn dan cliënten met zorg in natura. In uw gemeente is dat niet zo. Cliënten in uw gemeente met een pgb geven gemiddeld een 7.9 en cliënten met zorg in natura een 7.7. In de referentiegroep is dit respectievelijk 8.2 en 7.7. Verder is nog gekeken of cliënten die 65 jaar of ouder zijn een hoger of lager rapportcijfer geven voor de hulp bij het huishouden dan cliënten die jonger zijn dan 65 jaar. In uw gemeente geven de 65-plussers een ongeveer even hoog rapportcijfer als cliënten jonger dan 65. 65-plussers geven gemiddeld een 7.8 en cliënten jonger dan 65 geven een 7.7. In de referentiegroep is dat respectievelijk een 7.9 en een 7.7. Respondenten konden voor maximaal vijf aanbieders aangeven of zij hier hulp van hebben ontvangen. Zij hebben niet allemaal een even groot marktaandeel. Dit kan betekenen dat de aantallen per aanbieder redelijk klein zijn. Om deze reden zijn de volgende resultaten indicatief en niet representatief.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
18
Gemeente Westland
De onderstaande figuur toont het resultaat per leverancier. Wanneer er geen cijfer is gegeven, betekent dit dat minder dan 10 cliënten de vraag hebben beantwoord. Figuur 8
Rapportcijfer hulp bij het huishouden per leverancier
7 .6
A nde rs /nv t.
7 .8
C a re ijn 2
4
6
8
10
Tot slot is gevraagd of de huishoudelijke hulp voldoet aan de verwachtingen en voorziet in de behoefte. Tabel 9
Voldoet de huishoudelijke hulp aan de verwachtingen en voorziet het in de behoefte? Uw gemeente
Referentiegroep
Voldoet het aan de verwachtingen?
98%
98%
Voorziet het in de behoefte?
97%
97%
In uw gemeente geeft 98% van de respondenten aan dat de hulp aan de verwachtingen voldoet en 97% dat de hulp in de behoefte voorziet. Uit de interviews blijkt dat het slechts sporadisch aan de orde is dat de huishoudelijke hulp te laat arriveert of het volledig laat afweten. Ook met de vakantieperiode wordt er gezorgd voor vervanging. Dit wordt als prettig ervaren. Ook erg prettig aldus cliënten is dat er veel wordt gewerkt met vaste medewerkers. Een aantal cliënten geven aan dat dit in de beginperiode wel eens anders is geweest en vonden het vaak een belasting om telkens opnieuw de taken uit te leggen. Een punt van kritiek aldus de cliënten is dat er als er vervanging wordt geregeld dit jongeren zijn die worden ingezet en dit wordt als bezwaarlijk ervaren. Jongeren zien de werkzaamheden eerder als bijbaan dan de reguliere hulpkrachten.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
19
Gemeente Westland
3.3
Keuzemogelijkheden
In de Wmo is veel keuzevrijheid voor cliënten. Zo kunnen alle cliënten zelf kiezen van welke zorgaanbieder ze hulp willen ontvangen. 96% is (zeer) tevreden over de keuzemogelijkheden tussen aanbieders. In de referentiegroep is dit 93%.
3.4
Tevredenheid over de organisatie die de hulp levert
Aan cliënten is een aantal vragen gesteld over de organisatie die de hulp bij het huishouden levert. Gevraagd is naar: • telefonische bereikbaarheid; • informatievoorziening richting cliënten; • vervanging bij ziekte; • vervanging bij vakantie; • wisselingen van medewerkers. De onderstaande figuur laat zien wat de mate van tevredenheid is over de verschillende aspecten rond de hulp bij het huishouden. Cliënten met een pgb die zelf hun hulp hebben gekozen, zijn niet meegenomen in de figuur. Figuur 9
Tevredenheid over aspecten rond hulp bij het huishouden
84
wis s e linge n m e de we rk e rs
13
7
78
2
81
v e rv a nging bij v a k a ntie
6
15
74
5 o nte v re de n
81
v e rv a nging bij zie k te
6
15
73
ze e r o nte v re de n
5
89
te v re de n informa tie v oo rzie ning
11
7
81
1
90
te le fonis c he be re ik ba a rhe id
14
20
40
ze e r te v re de n
9
76
60
80
100
Het meest tevreden is men over informatievoorziening richting cliënten (92%). In de referentiegroep is dat 89%. Het minst tevreden is men over vervanging bij ziekte (80%). In de referentiegroep is dat 81%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
20
Gemeente Westland
Uit onderstaande figuur blijkt of er verschillen zijn in waardering per leverancier hulp bij het huishouden. In de figuur zijn de antwoorden ‘zeer tevreden’ en ‘tevreden’ bij elkaar opgeteld. Wanneer minder dan 10 cliënten de vraag hebben beantwoord, zijn de resultaten niet weergegeven.
Figuur 10
Tevredenheid hulp bij het huishouden per leverancier
88 wis s e linge n me de we rk e rs 91 85 v e rv a nging bij v a k a ntie A nde rs /nv t.
80 78 v e rv a nging bij zie k te 81 91 informa tie v oorzie ning 93
C a re ijn
84 te le fo nis c he be re ik ba a rhe id 92 20
3.5
40
60
80
100
Tevredenheid over de medewerkers
Aan de cliënten (ook aan cliënten met een pgb) is een aantal vragen voorgelegd die betrekking hebben op de tevredenheid over de medewerkers die de hulp bij het huishouden leveren. Gevraagd is naar: • inzet van medewerkers; • respect bij behandeling van de cliënt; • aandacht en interesse voor de cliënt; • kwaliteit van het schoonmaakwerk.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
21
Gemeente Westland
Figuur 11
Tevredenheid over de medewerkers
94
k wa lite it s c hoo nm a a k we rk
32
5
62
1
ze e r o nte v re de n
98
a a nda c ht e n inte re s s e
33
1
66
o nte v re de n
98
be na de re n m e t re s pe c t
34
inze t
34
1
65
te v re de n
96
20
3
62
40
60
80
1
ze e r te v re de n
100
De meeste cliënten (99%) zijn (zeer) tevreden over behandeling met respect; dit is 98% in de referentiegroep. De cliënten zijn het minst tevreden over kwaliteit van het schoonmaakwerk (94%); voor de referentiegroep is dit 94%. Over de inzet van medewerkers zijn cliënten met een pgb ongeveer even tevreden als de cliënten zonder een pgb. Over de kwaliteit van het schoonmaakwerk zijn de cliënten met een pgb meer tevreden dan de cliënten zonder een pgb. Wanneer wordt gekeken naar leeftijd, blijkt dat cliënten van 65 jaar of ouder ongeveer even vaak vinden dat zij met respect worden behandeld dan cliënten jonger dan 65 jaar. Over de kwaliteit van het schoonmaakwerk zijn zij daarnaast ongeveer even tevreden als cliënten jonger dan 65 jaar.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
22
Gemeente Westland
4
Wmo-voorzieningen en collectief vervoer Wmo-voorzieningen moeten bijdragen aan het langer zelfstandig kunnen functioneren in en om de woning. Ook het tegengaan van vereenzaming en het in stand houden van sociale contacten hoort daarbij. Voorzieningen die hierbij kunnen helpen zijn bijvoorbeeld een scootmobiel, een rolstoel, het aanpassen van een woning of het verstrekken van een vervoersbudget. In dit hoofdstuk worden de Wmo-voorzieningen besproken waarnaar gevraagd is in het onderzoek. Per Wmo-voorziening wordt eerst vermeld hoeveel procent van de cliënten heeft aangegeven over de Wmo-voorziening te beschikken. Daarna volgt informatie over de tevredenheid. Het aantal antwoorden per vraag naar de tevredenheid over een specifieke Wmovoorziening zal veelal klein zijn. Niet iedereen heeft een rolstoel, een verhuiskostenvergoeding of een scootmobiel. Dit betekent dat niet alleen het aantal respondenten klein kan zijn maar ook het aantal werkelijke cliënten. De resultaten hiervan geven daarom alleen een indicatie van de tevredenheid.
4.1
Woningaanpassing
Als de cliënt vanwege een (lichamelijke) beperking wordt belemmerd in het wonen, kan de cliënt vragen om een woningaanpassing. Hierbij kan gedacht worden aan een traplift, steunen in het toilet of het verwijderen van drempels. Soms is een ingrijpender aanpassing nodig, zoals een aanbouw. Het verschil met een woonvoorziening is dat die ‘los’ zit van het huis (denk aan een douche- of toiletstoel). Van de ondervraagde cliënten geeft 35% aan een woningaanpassing te hebben; in de referentiegroep is dit 28%. Deze cliënten is gevraagd naar de dienstverlening van de leverancier en de kwaliteit van de woningaanpassing. Figuur 12
Tevredenheid woningaanpassing
95
k wa lite it wo ninga a npa s s ing
29
ze e r o nte v re de n
3
67
1 o nte v re de n
94
te v re de n die ns tv e rle ning le v e ra nc ie r
26
5
67
2 ze e r te v re de n
20
40
60
80
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
100
23
Gemeente Westland
Van de cliënten met een woningaanpassing is 93% (zeer) tevreden over de dienstverlening van de leverancier, in de referentiegroep is dit 94%. 95% van de cliënten is (zeer) tevreden over de kwaliteit van de woningaanpassing, in de referentiegroep is dit 95%. Een viertal geïnterviewde cliënten geeft aan een traplift te hebben. Zij geven unaniem aan dat dit er voor heeft gezorgd dat zij langer in hun huis kunnen blijven wonen en niet hoeven te verhuizen. Zij zijn hier dan ook erg blij mee. Een tweetal cliënten geeft aan dat ze dankzij de hulpmiddelen en de goede zorgen van de kinderen en hulpen in het huishouden niet naar een verzorgingstehuis hoeven. Zoals een mevrouw opmerkte: “Een verzorgingstehuis zou de gemeenschap aanzienlijk meer kosten”. 4.2
Woonvoorziening
Een woonvoorziening is een Wmo-hulpmiddel dat, in tegenstelling tot een woningaanpassing, ‘los’ zit van het huis. Hierbij kan gedacht worden aan een douche- of toiletstoel. Van de ondervraagde cliënten geeft 42% aan een woonvoorziening te hebben; in de referentiegroep is dit 34%. Deze cliënten is gevraagd naar de dienstverlening van de leverancier en de kwaliteit van de woonvoorziening. Figuur 13
Tevredenheid woonvoorziening
95
k wa lite it woonv oo rzie ning
25
ze e r o nte v re de n
5
68
1 o nte v re de n
96
te v re de n die ns tv e rle ning le v e ra nc ie r
23
4
70
3 ze e r te v re de n
20
40
60
80
100
Van de cliënten met een woonvoorziening is 93% (zeer) tevreden over de dienstverlening van de leverancier; in de referentiegroep is dit 96%. 94% van de cliënten is (zeer) tevreden over de kwaliteit van de woonvoorziening; in de referentiegroep is dit 95%. 4.3
Verhuiskostenvergoeding
Soms kan de huidige woning van de cliënt niet worden aangepast of is er sprake van een kostenafweging waardoor de cliënt moet verhuizen naar een andere woning. Hiervoor kan de cliënt een verhuiskostenvergoeding krijgen.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
24
Gemeente Westland
Van de ondervraagde cliënten geeft 5% aan een verhuiskostenvergoeding te hebben; dit is 5% in de referentiegroep. 95% van deze cliënten is (zeer) tevreden over de hoogte van deze vergoeding; in de referentiegroep is dit 89%. 4.4
Rolstoel
Van de ondervraagde cliënten geeft 33% aan een rolstoel te hebben; dit is meer dan in de referentiegroep (24%). Deze cliënten is gevraagd naar de dienstverlening van de leverancier, de kwaliteit van de rolstoel en de keuzemogelijkheid uit het assortiment van rolstoelen. Tevredenheid rolstoel
Figuur 14
78
k e uze m oge lijk he id
18
20
58
3
89
k wa lite it rols toe l
28
o nte v re de n 10
60
2 te v re de n
92
die ns tv e rle ning le v e ra nc ie r
27
7
64
20
40
60
80
ze e r o nte v re de n
2
ze e r te v re de n
100
Van de cliënten met een rolstoel is 91% (zeer) tevreden over de dienstverlening van de leverancier, in de referentiegroep is dit 92%. 88% van de cliënten is (zeer) tevreden over de kwaliteit van de rolstoel en 77% is (zeer) tevreden over de keuzemogelijkheid uit het assortiment van rolstoelen. In de referentiegroep zijn deze laatste twee percentages 89% en 78%. De cliënten met een rolstoel geven aan dat de kwaliteit en het onderhoud dik in orde zijn. Één cliënt gaf aan dat het oppompen van de banden van een rolstoel wel de nodige moeite kost en vroeg zich af of er geen oplaadpunt kon komen op het gemeentehuis. 4.5
Scootmobiel
Het hebben van een beperking kan betekenen dat de ‘gewone’ vervoermiddelen, zoals de fiets, de auto of het openbaar vervoer onbruikbaar worden. De cliënt kan een Wmovervoersvoorziening aanvragen als hij of zij door lichamelijke of psychische beperkingen geen gebruik kan maken van de reguliere vervoermiddelen. In het geval van het afleggen van kortere afstanden kan bijvoorbeeld een scootmobiel een goede oplossing bieden. Van de ondervraagde cliënten geeft 25% aan een scootmobiel te hebben. Dit is 20% in de referentiegroep. Deze cliënten is gevraagd naar de dienstverlening van de leverancier, de
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
25
Gemeente Westland
kwaliteit van de scootmobiel en de keuzemogelijkheid uit het assortiment van scootmobielen. Vier van de geïnterviewde cliënten gaven aan dat zij tevreden zijn over het onderhoud aan de scootmobiel. Zij bellen de leverancier en deze komt zo snel mogelijk.
Figuur 15
Tevredenheid scootmobiel
72
k e uze moge lijk he id
14
27
51
ze e r o nte v re de n
8 89
k wa lite it s c o otmo bie l
24
o nte v re de n
9
63
4 te v re de n
93
die ns tv e rle ning le v e ra nc ie r
31
11
58
20
40
60
80
1
ze e r te v re de n
100
Van de cliënten met een scootmobiel is 88% (zeer) tevreden over de dienstverlening van de leverancier, in de referentiegroep is dit 93%. 87% van de cliënten is (zeer) tevreden over de kwaliteit van de scootmobiel en 66% is (zeer) tevreden over de keuzemogelijkheid uit het assortiment van scootmobielen. In de referentiegroep zijn deze laatste twee percentages 89% en 72%. 4.6
Vervoerskosten
Een tegemoetkoming in de vervoerskosten wordt verstrekt om de kosten van het gebruik van een (rolstoel)taxi deels te compenseren, wanneer de cliënt geen gebruik meer kan maken van het openbaar vervoer. Ook kan een vergoeding worden verstrekt voor het gebruik van een eigen auto of een auto van iemand anders. De vergoeding is veelal afhankelijk van het inkomen. Van de ondervraagde cliënten geeft 45% aan een tegemoetkoming in de vervoerskosten te ontvangen. 85% van deze cliënten is (zeer) tevreden over de hoogte van deze tegemoetkoming. In de referentiegroep is dit respectievelijk 24% en 88%. 4.7
Totale score Wmo-hulpmiddel(en)
Aan de cliënten die voorzieningen ontvangen, is gevraagd met een rapportcijfer aan te geven hoe de totale tevredenheid is over het Wmo-hulpmiddel of de Wmo-hulpmiddelen die men krijgt vanwege een (lichamelijke) beperking. Cliënten uit uw gemeente geven
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
26
Gemeente Westland
gemiddeld een 7.3. Dit is ongeveer evenveel als het gemiddelde in de referentiegroep (7.3). De onderstaande figuur geeft de spreiding van rapportcijfers weer in de vorm van een staafdiagram.
Spreiding rapportcijfers Wmo-hulpmiddel(en)
Figuur 16 100
80
60 38
40
20
35
10 1
1
2
1
1
3
4
9
4
5
2
6
7
8
9
10
In uw gemeente geeft 6% een 5 of lager voor het (de) Wmo-hulpmiddel(en). 11% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep is dit respectievelijk 7% en 12%. Wanneer gekeken wordt naar leeftijd blijkt dat cliënten die 65 jaar of ouder zijn gemiddeld een ongeveer even hoog rapportcijfer geven voor het (de) Wmohulpmiddel(en) dan cliënten jongen dan 65. 65-plussers geven gemiddeld een 7.3 en cliënten jonger dan 65 geven een 7.3. In de referentiegroep is dat respectievelijk een 7.3 en een 7.1. 4.8
Collectief vervoer
Veel mensen met (lichamelijke) beperkingen maken gebruik van collectief vervoer, bijvoorbeeld de Regiotaxi of OV-Taxi. Aan de cliënten die gebruikmaken van collectief vervoer is gevraagd een oordeel te geven in de vorm van een rapportcijfer. Het rapportcijfer voor het collectief vervoer voor uw gemeente bedraagt 6.9 en in de referentiegroep is dat een 6.8. In de onderstaande figuur ziet u een overzicht van de gegeven rapportcijfers voor collectief vervoer.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
27
Gemeente Westland
Spreiding rapportcijfers collectief vervoer
Figuur 17 100
80
60 39
40 25 19
20 7 1
2
2
1
2
1
2
3
4
5
1
6
7
8
9
10
In uw gemeente geeft 9% een 5 of lager als oordeel over het collectief vervoer. 8% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep is dit respectievelijk 13% en 7%. Verder is gevraagd naar de tevredenheid over zeven aspecten van het collectief vervoer, te weten: • gemak waarmee het collectief vervoer kan worden besteld; • contact met de centrale bij het bestellen van de rit; • wachttijden voordat men wordt opgehaald; • behulpzaamheid chauffeur bij het in- en uitstappen; • omrijtijden; • hoe ver men met het collectief vervoer kan reizen; • de prijs per rit. Het blijkt dat de respondenten het positiefst zijn over de behulpzaamheid van de chauffeur (90%). In de referentiegroep is 92% hierover tevreden. Cliënten zijn relatief het minst tevreden over de omrijtijden. Slechts 67% is hier (zeer) tevreden over. Binnen de referentiegroep is dit percentage 65%. Cliënten die 65 jaar of ouder zijn geven voor het collectief vervoer een hoger rapportcijfer dan cliënten die jonger zijn dan 65 jaar. 65-plussers geven gemiddeld een 7.1 en cliënten jonger dan 65 geven gemiddeld een 5.9. In de referentiegroep is dat respectievelijk een 6.9 en een 6.4.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
28
Gemeente Westland
Figuur 18
Tevredenheid collectief vervoer
93
prijs pe r rit
10
14
76 84
re is a fs ta nd
5
ze e r o nte v re de n
12
78
5
65
o mrijtijde n 2
23
65
10 o nte v re de n
92
be hulpza a m he id c ha uffe ur
18
5
72
6
68
wa c httijde n
6
23
64
te v re de n
8 92
c o nta c t c e ntra le
10
6
77
7
92
ge ma k be s te lle n
10
20
40
ze e r te v re de n
8
79
60
80
3
100
Door de gemeente is (in overleg met de Wmo-raad) aan cliënten die geen gebruik maken van de Regiotaxi de volgende aanvullende vraag gesteld ‘Waarom maakt u geen gebruik van de Regiotaxi?’ (meerdere antwoorden mogelijk). De verdeling van de antwoorden is terug te lezen in de volgende tabel: Tabel 10
Redenen niet gebruik Collectief vervoer Uw gemeente
Geen behoefte
36.0%
Te lange wachttijden
11.4%
Te lange omrijtijden
8.4%
Te duur
6.3%
Niet mee bekend
16.3%
‘Geen behoefte’ wordt het vaakst genoemd door respondenten. Ook zeggen veel mensen ‘niet bekend’ te zijn met het collectief vervoer en ‘lange wachttijden’ spelen ook mee.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
29
Gemeente Westland
5
Mantelzorg vanuit het perspectief van de cliënt Mantelzorg is een van de belangrijkste pijlers van de Wmo. Het is de bedoeling dat mensen voor hulp en ondersteuning eerst bij hun directe omgeving aankloppen alvorens terug te vallen op professionele ondersteuning. De gebruikte definitie in de vragenlijst is: “Mantelzorgers zorgen onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind.” In de vragenlijst is aan cliënten gevraagd: • Ontvangt u momenteel hulp van een naaste (mantelzorg)? • Hoeveel uur mantelzorg ontvangt u per week? • Hoe lang ontvangt u deze mantelzorg al? 34% van het aantal ondervraagde cliënten geeft aan mantelzorg te ontvangen. In de referentiegroep is dit 33%. Deze cliënten geven aan het onderstaande aantal uren aan mantelzorg te ontvangen. Figuur 19
Aantal uren mantelzorg dat de cliënt ontvangt
100
80
60
40
35
22
20
21 12
0 tot 4
5 to t 8
9 to t 1 6
10
1 7 tot 2 4 me e r da n 2 5
Het grootste aantal respondenten in uw gemeente ontvangt 0 - 4 uur uur per week mantelzorg; dit is 35%. In de referentiegroep is dit 37%. De cliënten is gevraagd hoe lang ze al mantelzorg ontvangen. Sommige organisaties zien het verlenen van zorg aan een naaste voor een periode korter dan 3 maanden veelal niet als mantelzorg. Uit de onderstaande tabel blijkt dat het gaat om een groep van 2%; in de referentiegroep is dit 3%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
30
Gemeente Westland
Tabel 11
Periode ontvangen mantelzorg Uw gemeente
Referentiegroep
Minder dan 3 maanden
2%
3%
3 t/m 6 maanden
4%
4%
7 t/m 12 maanden
6%
7%
Langer dan 12 maanden
88%
86%
Het grootste aantal respondenten in uw gemeente ontvangt langer dan een jaar mantelzorg. In uw gemeente is dit 88% en voor de referentiegroep is dit 86%. Er is gekeken of er in het geven van rapportcijfers voor voorzieningen in uw gemeente verschillen zijn te zien tussen cliënten met en zonder mantelzorg. Dit levert het volgende beeld op. De cijfers van de referentiegroep staan tussen haakjes. Tabel 12
Wel/geen mantelzorg afgezet tegen rapportcijfers Ontvangt mantelzorg
Ontvangt geen mantelzorg
Rapportcijfer voor hulp bij het huishouden
7.8 (7.8)
7.7 (7.8)
Rapportcijfer voor het Wmo-hulpmiddel
7.3 (7.3)
7.3 (7.3)
Rapportcijfer voor het collectief vervoer
6.7 (6.6)
6.9 (6.9)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
31
Gemeente Westland
6
Participatie en Wmo-raad Het begrip participatie heeft in de Wmo twee betekenissen. Enerzijds gaat het om meedoen van mensen aan de maatschappij. Mensen die dat nodig hebben, krijgen ondersteuning om zelfstandig te kunnen wonen of mee te kunnen doen aan de samenleving. Anderzijds wordt het begrip gebruikt voor het betrekken van burgers bij de vormgeving van de Wmo. Veel gemeenten hebben een Wmo-raad (of een vergelijkbaar orgaan) die bestaat uit een groep cliënten en andere burgers die betrokken zijn bij het lokale Wmo-beleid. In dit hoofdstuk komen beide vormen van participatie aan bod. Paragraaf 6.1 geeft de resultaten weer met betrekking tot het zelfstandig kunnen blijven wonen en het mee kunnen blijven doen aan de maatschappij. Paragraaf 6.2 gaat in op de Wmo-raad.
6.1
Participatie
Bij het begrip participatie gaat het om het meedoen van mensen aan de maatschappij. Hierbij kan het gaan om ondersteuning bij het zelfstandig blijven wonen door bijvoorbeeld het verkrijgen van een woningaanpassing. Het kan ook te maken hebben met het kunnen blijven meedoen aan de samenleving, waarbij gedacht kan worden aan andere mensen ontmoeten, een hobby uitoefenen, de kerk bezoeken of naar het theater gaan. Aan de cliënten zijn de volgende vragen voorgelegd: • In welke mate draagt de ondersteuning/het hulpmiddel eraan bij dat u zelfstandig kunt blijven wonen? • In hoeverre draagt de ondersteuning/het hulpmiddel eraan bij dat u kunt blijven meedoen aan de maatschappij? De resultaten zijn in de onderstaande figuur terug te vinden. Figuur 20
Resultaten ondersteuning
74
m e e doe n
39
he le m a a l nie t 14
37
10 na uwe lijk s
81
re de lijk ze lfs ta ndighe id
46
6
37
10 ze e r veel
20
40
60
80
100
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
32
Gemeente Westland
In uw gemeente draagt bij 46% de ondersteuning/het hulpmiddel er ‘zeer veel’ aan bij dat men zelfstandig kan blijven wonen, 37% geeft aan dat het ‘redelijk’ bijdraagt en 16% geeft aan ‘nauwelijks of helemaal niet’. Binnen de referentiegroep zijn deze percentages 44% ‘zeer veel’, 37% ‘redelijk’ en 19% ‘nauwelijks of helemaal niet’. Dan de vraag of de ondersteuning en/of het hulpmiddel eraan bijdraagt dat men kan blijven meedoen aan de maatschappij. Van de cliënten geeft 39% aan dat de ondersteuning ‘zeer veel’ hieraan bijdraagt, 37% geeft aan dat het ‘redelijk’ bijdraagt en 24% geeft aan ‘nauwelijks of helemaal niet’. Binnen de referentiegroep zijn deze percentages 36% ‘zeer veel’, 38% ‘redelijk’ en 26% ‘nauwelijks of helemaal niet’. Een ruime meerderheid van de geïnterviewde cliënten geeft aan dat ze nauwelijks zou kunnen participeren zonder de hulpmiddelen. Het is vaak het verschil tussen nog enigszins actief kunnen participeren en huisgebonden zijn en veelal vereenzamen. De oudere cliënten merken op dat de kinderen ook allemaal druk zijn met hun baan. Voor een aantal cliënten betekent het zelfs dat ze zonder de voorzieningen niet meer thuis zouden kunnen wonen en naar een verzorgingshuis zouden moeten. Zoals een cliënt opmerkte: dat zou de gemeenschap aanzienlijk meer kosten. Ook gaven een aantal cliënten aan dat ze zonder de voorzieningen en de huishoudelijke hulp het geestelijk en lichamelijk niet aan zouden kunnen. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat voor de cliënten met kinderen de voorzieningen en de huishoudelijke hulp bijdragen om enthousiast te blijven naar de kinderen toe en met hun dingen mee te beleven. Anders zouden de cliënten hier geen energie voor kunnen opbrengen. 6.2
Wmo-raad
Veel gemeenten hebben een Wmo-raad (of een vergelijkbaar orgaan) die bestaat uit een groep cliënten en andere burgers die meedenken over het lokale Wmo-beleid. De Wmoraad is er om ervoor te zorgen dat ideeën en meningen van cliënten, burgers en/of maatschappelijke organisaties worden meegenomen in de lokale besluitvorming rondom de Wmo. Aan cliënten is een viertal vragen voorgelegd over de Wmo-raad: • Weet u dat iedere inwoner van de gemeente invloed kan uitoefenen op het Wmobeleid van de gemeente? • Heeft u wel eens gehoord van de Wmo-raad (of vergelijkbaar)? • Weet u dat de Wmo-raad het college van burgemeester en wethouders adviseert over het Wmo-beleid in de gemeente? • Zo ja, bent u tevreden over de adviezen van de Wmo-raad? In de onderstaande tabellen worden de resultaten van de eerste 3 vragen getoond. In de tabel wordt het percentage respondenten getoond dat ‘ja’ heeft geantwoord.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
33
Gemeente Westland
Tabel 13
Invloed vanuit inwoners, bekendheid Wmo-raad en adviezen Uw gemeente Referentiegroep
Weet u dat iedere inwoner invloed kan uitoefenen op het Wmo-beleid van de gemeente?
30%
30%
Heeft u wel eens gehoord van de Wmo-raad?
26%
29%
Weet u dat de Wmo-raad het college van burgemeester en wethouders adviseert over het Wmo-beleid in de gemeente?
78%
78%
30% van de cliënten in uw gemeente geeft aan te weten dat iedere inwoner invloed kan uitoefenen op het Wmo-beleid van de gemeente. Dit is ongeveer even hoog als het gemiddelde in de referentiegroep (30%). 26% van de cliënten geeft aan wel eens van de Wmo-raad te hebben gehoord. Dit is lager dan het gemiddelde in de referentiegroep (29%). 78% van de cliënten geeft aan te weten dat de Wmo-raad het college van burgemeester en wethouders adviseert over het Wmo-beleid in de gemeente. Dit is ongeveer even hoog als het gemiddelde in de referentiegroep (78%). Wat vinden de cliënten van de adviezen van de Wmo-raad aan het college? 22% in uw gemeente zegt niet op de hoogte te zijn van de adviezen. In de referentiegroep is dit 22%. Van degenen die wel op de hoogte zijn, wordt hieronder de tevredenheid hierover weergegeven. Figuur 21
Tevredenheid over de adviezen van de Wmo-raad aan het college
ze e r onte v re de n 91
onte v re de n a dv ie s Wmo- ra a d a a n c o lle ge
7
2
89
2 te v re de n
ze e r te v re de n 20
40
60
80
100
7% is zeer tevreden over de adviezen, 89% is tevreden en 4% is (zeer) ontevreden. In de referentiegroep liggen deze percentages op 11%, 80% en 9%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
34
Gemeente Westland
Door de Wmo-raad en gemeente is de aanvullende vraag gesteld ‘Hoe wilt u het liefst geïnformeerd worden vanuit de Wmo-adviesraad’? Het merendeel van de respondenten geeft aan de voorkeur te hebben voor een nieuwsbrief (61.5%). Bijna een op de vijf wil het liefst geïnformeerd worden via ‘Het Hele Westland’ (19.5%). 14.3% heeft geen mening en 4.7% wil geen informatie ontvangen vanuit de Wmo-adviesraad.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
35
Gemeente Westland
7
Mantelzorg vanuit het perspectief van de mantelzorger Voor gemeenten was het mogelijk om vragen voor mantelzorgers aan het tevredenheidsonderzoek voor cliënten individuele voorzieningen toe te voegen. Aan cliënten is gevraagd of er iemand in de omgeving is die de cliënt regelmatig, vrijwillig en onbetaald hulp of zorg geeft. Vervolgens werd gevraagd of die persoon de vragenlijst wilde invullen. Het gaat om een selectieve groep mantelzorgers, namelijk de mantelzorgers voor cliënten met individuele voorzieningen. Deze mantelzorgers kennen daarom veelal het Wmo-loket en zijn mogelijk beter op de hoogte van de mogelijkheden om ondersteuning vanuit de gemeente te ontvangen bij het geven van mantelzorg. Dit onderzoek is een goede gelegenheid om zicht te krijgen op mantelzorgers, hun motieven, hun mogelijke beperkingen in participatie en de mate van (over)belasting. Daarnaast wordt in de vragenlijst aandacht besteed aan verschillende aspecten rondom de ondersteuning voor mantelzorgers: de bekendheid, de behoeften, het gebruik en de tevredenheid. In uw gemeente zijn er 1000 vragenlijsten verstuurd naar cliënten, waarvan er 509 ingevuld geretourneerd zijn. Het aantal geretourneerde vragenlijsten van mantelzorgers is 270; dit levert een percentage op van 27% cliënten met een mantelzorger. De resultaten van uw gemeente worden in dit hoofdstuk vergeleken met die van gemeenten die ook een vragenlijst aan mantelzorgers hebben voorgelegd. Dit zijn 21 gemeenten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de resultaten van de verschillende vragen. Aan bod komen de algemene kenmerken van de mantelzorger, de sociale relatie tot de zorgvrager, de motieven van de mantelzorger, de participatie van de mantelzorger, de overbelasting en de ondersteuning.
7.1
Algemene kenmerken van de mantelzorger
De vragenlijst begint met de vraag: Geeft u momenteel hulp aan een naaste (mantelzorg)? Deze vraag is bedoeld om vast te stellen of degene die de vragenlijst invult zich aangesproken voelt door de korte omschrijving van mantelzorg en of hij/zij de genoemde zorg momenteel verleent. De gebruikte omschrijving is: “Mantelzorgers zorgen onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind.”
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
36
Gemeente Westland
Om inzicht te krijgen in wie de mantelzorger is, is in de vragenlijst gevraagd naar verschillende algemene kenmerken van de mantelzorger: • Heeft de mantelzorger één of meer dan één zorgvrager? • Hoe lang verleent de mantelzorger deze zorg? • Welke persoonlijke kenmerken heeft de mantelzorger (geslacht, leeftijd en etniciteit)? • Participeert de mantelzorger door middel van betaalde arbeid en/of vrijwilligerswerk? • Heeft de mantelzorger zelf iemand om op terug te vallen voor hulp of zorg? • Beschouwt de mantelzorger zichzelf als mantelzorger? • Hoeveel uur per week verleent de mantelzorger hulp of zorg? Met de antwoorden op deze vragen wordt hieronder een beeld geschetst van de mantelzorger. Mantelzorgers voldoen niet aan één bepaald profiel; de mantelzorger bestaat niet. De verschillende kenmerken geven inzicht in hoe de mantelzorgers van de cliënten in uw gemeente zich verhouden tot de mantelzorgers in de referentiegroep. Van de mantelzorgers zegt 20% aan meer dan één persoon hulp (mantelzorg) te verlenen. In de referentiegroep is dit ongeveer hetzelfde (20%). Als een mantelzorger voor meer dan één persoon zorgt, is gevraagd om de vragen in de vragenlijst te beantwoorden voor diegene voor wie hij/zij het meest zorgt. Hierdoor moeten voor een aantal vragen de resultaten als een minimum worden gezien. Sommige organisaties zien het verlenen van zorg aan een naaste voor een periode korter dan drie maanden veelal niet als mantelzorg. De resultaten laten zien dat ongeveer 1% van de respondenten aangeeft minder dan 3 maanden hulp of zorg te verlenen aan een naaste. In de referentiegroep is dit 1%. In onderstaande tabel zijn de resultaten voor de duur van de hulp of zorg terug te vinden. Tabel 14
Duur van hulp of zorg Uw gemeente
Referentiegroep
Minder dan 3 maanden
1%
1%
3 t/m 6 maanden
3%
2%
7 t/m 12 maanden
3%
5%
Langer dan 12 maanden
93%
91%
De grootste groep mantelzorgers geeft langer dan 12 maanden hulp of zorg aan een naaste; in de referentiegroep is dit ongeveer even veel (91%).
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
37
Gemeente Westland
In de onderstaande tabel zijn persoonlijke kenmerken van de mantelzorgers terug te vinden voor uw gemeente en de referentiegroep. Tabel 15
Persoonlijke kenmerken mantelzorgers Uw gemeente
Referentiegroep
Geslacht - Man
34%
33%
- Vrouw
66%
67%
- 17 jaar of jonger
1%
1%
- 18 - 34 jaar
2%
2%
- 35 - 64 jaar
42%
43%
- 65 - 74 jaar
20%
20%
- 75 jaar of ouder
35%
34%
Leeftijd
Uit landelijk onderzoek blijkt dat mantelzorgers veelal vrouw zijn. Dit geldt ook voor uw gemeente, blijkt uit de bovenstaande tabel. In de referentiegroep is 67% van de respondenten vrouw; dit is ongeveer even veel als dan in uw gemeente (66%). Hoewel de groep jonge mantelzorgers veelal niet de grootste is in omvang, krijgt deze groep steeds meer specifieke aandacht van de gemeente. Mantelzorg kan van invloed zijn op de ontwikkeling van de jonge mantelzorgers. Vooral vrouwen en ouderen verlenen mantelzorg. Vrouwen en ouderen zijn niet per se meer bereid om te zorgen, maar de trefkans is voor hen groter. Dat wil zeggen dat voor hen de kans dat er een hulpbehoevende in het sociale netwerk aanwezig is, groter is. Het combineren van arbeid met mantelzorg heeft de aandacht vanuit de landelijke politiek. Gemeenten hebben een aantal middelen tot hun beschikking om de werkende mantelzorger te ondersteunen.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
38
Gemeente Westland
In de onderstaande tabel wordt ingegaan op de combinatie van mantelzorg met betaalde arbeid en vrijwilligerswerk. Tabel 16
Participatie door betaalde arbeid en/of vrijwilligerswerk Uw gemeente Referentiegroep
Betaalde arbeid - Nee
64%
68%
- Ja, 1 t/m 12 uur per week
10%
5%
- Ja, 13 t/m 31 uur per week
11%
13%
- Ja, 32 uur of meer per week
16%
13%
- Nee
70%
70%
- Ja, incidenteel
12%
13%
- Ja, tot 2 uur per week
2%
4%
- Ja, 2 tot 4 uur per week
6%
8%
- Ja, 4 tot 8 uur per week
5%
3%
- Ja, 8 uur of meer per week
4%
3%
Vrijwilligerswerk
Van de mantelzorgers geeft 36% (32%) aan dat zij betaalde arbeid verrichten. Het meest voorkomende aantal uren is 32 of meer uur per week. Vrijwilligerswerk wordt veelal als flexibeler gezien. Afhankelijk van de zorgsituatie kan het aantal uren vrijwilligerswerk worden aangepast. Vrijwilligerswerk wordt door 30% (30%) van de mantelzorgers gedaan. Het aantal uren vrijwilligerswerk dat door de meeste mantelzorgers wordt gedaan is 2 - 4 uur per week. Binnen de respondenten is een groep van 47% aanwezig die noch betaalde arbeid verricht noch zich inzet voor vrijwilligerswerk. In de referentiegroep is dit 49%. Door het grote aandeel ouderen dat mantelzorg verleent, neemt het aantal mantelzorgers dat zelf problemen met de gezondheid heeft of krijgt toe. Deze mantelzorgers kunnen daardoor minder gemakkelijk zorgen. Daarnaast kan het voor mantelzorgers, ongeacht de leeftijd, soms noodzakelijk zijn om tijdelijk op een ander te kunnen terugvallen, bijvoorbeeld vanwege ziekte. Het overgrote deel van de mantelzorgers geeft aan dat zij kunnen terugvallen op een ander. Van de mantelzorgers die ouder zijn dan 65 jaar, heeft 31% aangegeven dat zij op een ander kunnen terugvallen voor hulp of zorg. 41% van de mantelzorgers tot 65 jaar kan bij een ander terecht voor hulp of zorg, indien nodig. De ‘oudere’ mantelzorger heeft minder vaak iemand om op terug te vallen. Voor de referentiegroep is dit respectievelijk 29% en 43%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
39
Gemeente Westland
Onderstaande tabel geeft weer op wie de mantelzorger kan terugvallen voor hulp of zorg. Tabel 17
Terugvallen voor hulp of zorg Uw gemeente Referentiegroep
Familie
64%
62%
Vrienden
20%
19%
Buren
14%
15%
Anders
7%
7%
De meeste mantelzorgers (64%) kunnen terugvallen op familie. In de referentiegroep is dit percentage lager, namelijk 62%. Het aantal uren mantelzorg dat een mantelzorger geeft, kan verschillen. Van invloed hierop zijn de verschillende elementen, zoals de zorgsituatie, de woonsituatie en de sociale relatie. Op deze elementen wordt in de volgende paragraaf ingegaan. Volgens sommige definities voor mantelzorg wordt er niet over mantelzorg gesproken als er gemiddeld minder dan 8 uur per week zorg aan een naaste wordt verleend. De onderstaande figuur toont hoeveel uur hulp een mantelzorger per week gemiddeld geeft. Figuur 22
Aantal uren mantelzorg per week
100 80 60 40
35 24
21
20
0 t/m 4
5 t/m 8
10
10
9 t/m 1 6
1 7 t/m 2 4
2 5 of m e e r
Het meest voorkomende aantal uren mantelzorg dat gemiddeld per week wordt gegeven, is 0 t/m 4 uur; dit wordt door 35% van de mantelzorgers gedaan. In de referentiegroep is deze groep kleiner, namelijk 32%. Op de vraag: Beschouwt u zichzelf als mantelzorger? geeft 73% een positief antwoord; zij beschouwen zichzelf als mantelzorger. In de referentiegroep is dit 72%. Sommige mantelzorgers beschouwen zichzelf niet als mantelzorger, omdat zij het geven van zorg aan een naaste bijvoorbeeld ‘gewoon’ vinden en vinden dat het geen aparte titel zou moeten hebben.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
40
Gemeente Westland
7.2
Sociale relatie tot zorgvrager
In deze paragraaf wordt ingegaan op de vragen aan wie de mantelzorg wordt verleend, wat de woonsituatie van de zorgvrager is en wat zijn/haar sociale relatie tot de zorgverlener is. Als laatste wordt ingegaan op de verschillende vormen van hulp die verleend worden aan de zorgvrager. In de onderstaande tabel wordt ingegaan op de volgende twee vragen: • Aan wie geeft u mantelzorg? • Wat is de woonsituatie van degene voor wie u zorgt? Tabel 18
Zorgvrager en woonsituatie Uw gemeente
Referentiegroep
Aan wie? Echtgeno(o)t(e) of partner
48%
40%
(Schoon)ouders
34%
37%
Andere familieleden
6%
8%
Pleeg- of stiefkinderen
7%
8%
Buren, vrienden of kennissen
4%
5%
Anders
2%
2%
Woont bij mij in huis
48%
46%
Woont elders, in tehuis of zorgvoorziening (bijv. begeleid wonen)
9%
10%
Woont elders, zelfstandig
39%
40%
Mantelzorgwoning (kangoeroewoning)
0%
0%
Anders
3%
3%
Woonsituatie
De grootste groep mantelzorgers geeft zorg aan echtgeno(o)t(e) of partner; dit is 48%. In de referentiegroep is dit 40%. De meest voorkomende woonsituatie van degene voor wie gezorgd wordt, is woont bij mij in huis. Voor uw gemeente is dit bij 48% van de mantelzorgers het geval en in de referentiegroep 46%. Mantelzorgers geven veelal aan dat ook indien de zorgvrager elders woont, zij zich 24 uur per dag verantwoordelijk voelen. De zorginstelling heeft een aanspreekpunt nodig voor vragen, die zowel overdag als ’s nachts kunnen opkomen. Ook worden vaak niet alle zorgtaken door de zorginstelling geleverd. Daardoor blijven bepaalde zorgtaken liggen voor de mantelzorger. De achtergrond van de zorgsituatie van de zorgvrager kan liggen in een geestelijke beperking, een lichamelijke beperking of een combinatie hiervan. In onderstaande tabel is de zorgsituatie terug te vinden. De percentages in de tabel kunnen optellen tot meer dan 100%, aangezien op een zorgvrager meerdere situaties van toepassing kunnen zijn. SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
41
Gemeente Westland
Tabel 19
Zorgsituatie Uw gemeente
Referentiegroep
Dementie/geestelijke achteruitgang
7%
9%
Algemene, lichamelijke beperkingen door ouderdom
25%
30%
Lichamelijke beperkingen (handicap)
34%
34%
Verstandelijke handicap
3%
4%
Psychische problemen
4%
4%
Gedragsproblemen
2%
3%
Niet alleen kunnen zijn
6%
7%
Anders
4%
6%
De meest voorkomende zorgsituatie komt voort uit lichamelijke beperkingen (handicap); dit is op 34% van de zorgvragers van toepassing. In de referentiegroep is dit 34%. Afhankelijk van de zorgsituatie zullen bepaalde vormen van hulp door de mantelzorger verleend worden. De verschillende vormen van hulp zijn in de onderstaande tabel terug te vinden. Ook hier kunnen de percentages in de kolom optellen tot meer dan 100%, aangezien de mantelzorger meerdere vormen van hulp kan verlenen. Tabel 20
Vormen van hulp Uw gemeente
Referentiegroep
Hulp bij het huishouden
36%
33%
Persoonlijke verzorging (bijv. wassen en aankleden)
23%
21%
Verpleegkundige hulp (bijv. toedienen van medicijnen)
15%
15%
Administratieve hulp (bijv. financiën)
35%
40%
Vervoer en begeleiding bij bezoeken
45%
48%
Gezelschap, troost, afleiding
37%
40%
Aanvragen en regelen van voorzieningen
37%
40%
Anders
8%
11%
De meest voorkomende vorm van hulp is vervoer en begeleiding bij bezoeken; deze vorm van hulp wordt door 45% van de mantelzorgers verleend. In de referentiegroep is dit percentage hoger (48%). Het minst wordt anders genoemd als verleende vorm van hulp. 8% van de mantelzorgers geeft deze hulp; in de referentiegroep is dit 11%. Binnen de groep van mantelzorgers zijn er zogenaamde spilzorgers. Spilzorgers zijn mantelzorgers die (bijna) als enige verantwoordelijk zijn voor de zorg voor hun naaste. Binnen de respondenten geeft 23% van de mantelzorgers aan dat zij 5 of meer van de genoemde vormen van hulp geven. In de referentiegroep is dit 23%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
42
Gemeente Westland
In de onderstaande tabel worden de vormen van hulp uitgesplitst in een tweetal categorieën op basis van de woonsituatie. De eerste is de samenvoeging van ‘woont bij mij in huis’ en ‘mantelzorgwoning (kangoeroewoning)’ in één categorie met als naam ‘in/aanwonend’. Voor de tweede categorie zijn de overige drie antwoordcategorieën van deze vraag samengevoegd. Het percentage van de referentiegroep staat tussen haakjes vermeld. Tabel 21
Vormen van hulp In-/aanwonend
Uitwonend
Hulp bij het huishouden
74% (67%)
45% (38%)
Persoonlijke verzorging (bijv. wassen en aankleden)
65% (55%)
12% (12%)
Verpleegkundige hulp (bijv. toedienen van medicijnen)
41% (37%)
11% (10%)
Administratieve hulp (bijv. financiën)
53% (50%)
64% (72%)
Vervoer en begeleiding bij bezoeken
82% (76%)
70% (72%)
Gezelschap, troost, afleiding
62% (56%)
64% (65%)
Aanvragen en regelen van voorzieningen
55% (54%)
69% (67%)
Anders
13% (11%)
11% (19%)
Hulp bij het huishouden komt vaker voor bij in- of aanwonende zorgvragers; dit is 74% (67%). Mantelzorgers met een uitwonende zorgvrager zorgen vaker voor diens administratie of ondersteuning (72%). Voor de referentiegroep is dit 72%. 7.3
Motieven
Mantelzorg is in tegenstelling tot vrijwilligerswerk niet een keuze; mantelzorg overkomt je. Motieven die voor mantelzorgers een rol spelen bij het vervullen van de mantelzorg kunnen uiteenlopen. Aan de mantelzorgers is gevraagd om voor 9 stellingen aan te geven of deze meespelen bij het verrichten van de mantelzorg. De stellingen zijn: • Ik doe het uit liefde en genegenheid. • Ik put veel voldoening uit de zorg. • Ik vind het vanzelfsprekend om te doen. • Ik wil niet dat degene voor wie ik zorg in een woonvoorziening of tehuis wordt opgenomen. • Hij/zij wil niet door een vreemde geholpen worden. • Hij/zij wil niet opgenomen worden in een woonvoorziening of tehuis. • Er is geen plaats in een woonvoorziening of tehuis. • Er is niet voldoende thuiszorg beschikbaar. • Er is niemand anders beschikbaar.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
43
Gemeente Westland
De resultaten zijn in de onderstaande figuur weergegeven. De gegevens van de referentiegroep zijn opgenomen in de figuur in de vorm van rode streepjes. Deze streepjes geven het percentage van de optelling van de categorieën ‘speelt niet mee’ en ‘speelt een beetje mee’ weer. Als het rode streepje in de oranje of gele balk ligt, speelt de genoemde stelling een kleinere rol voor de mantelzorgers in de referentiegroep dan voor de mantelzorgers in uw gemeente. Motieven voor mantelzorgers
Figuur 23
30
16
nie ma nd a nde rs
13
12
59
13
onv oldoe nde zorg
4
5
15
s pe e lt nie t m e e
75
8
ge e n pla a ts 2 3
6
89 50
hij/zij wil ge e n opna m e
42
8
13
s pe e lt be e tje me e
37
29
hij/zij wil ge e n v re e mde
15
25
9
50 63
ik wil ge e n opna m e
46
6
23
25
s pe e lt s te rk m e e
91
58
v a nze lfs pre k e nd
5
31
6
53
v oldo e ning
17
31
30
22
s pe e lt ze e r s te rk m e e
89
54
lie fde e n ge ne ge nhe id 20
5
36 40
60
80
5 100
In uw gemeente speelt voor 90% van de mantelzorgers (zeer) sterk mee dat zij de mantelzorg verlenen vanuit liefde en genegenheid. Voor de referentiegroep is dit 89%. 7.4
Participatie
Mantelzorgers maken het voor de zorgvrager mogelijk om mee te doen aan de maatschappij doordat zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen. De gemeente ondersteunt de zorgvragers hierin door individuele en collectieve voorzieningen aan te bieden. De gemeente ondersteunt daarnaast ook de mantelzorgers bij het uitvoeren van hun mantelzorgtaak. De participatie van de mantelzorgers zelf maakt namelijk ook onderdeel uit van de Wmo. Gemeenten dienen bepaalde groepen burgers te compenseren als zij problemen met participatie ondervinden. Mantelzorgers verlenen zorg aan een naaste en komen daardoor soms zelf minder goed toe aan ‘meedoen’ (werk, gezin, opleiding, ontspanning).
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
44
Gemeente Westland
De Wmo is gebaseerd op het compensatiebeginsel, dat bestaat uit een viertal aspecten. Het eerste en laatste aspect kan relevant zijn voor mantelzorgers. De vier aspecten van het compensatiebeginsel zijn: • het voeren van een huishouden; • het verplaatsen in en om het huis; • het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; • het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan. Door de extra zorgtaken hebben mantelzorgers veelal minder tijd beschikbaar voor het voeren van hun eigen huishouden en het afspreken met vrienden of kennissen. Deze activiteiten kunnen in de knel komen en dan kan de gemeente op basis van het compensatiebeginsel inspringen. In de onderstaande figuur is terug te vinden bij welke activiteiten de mantelzorgers beperkingen ervaren als gevolg van de mantelzorg die zij verlenen. Figuur 24
Ervaren van beperkingen 65
a a nda c ht v oor je ze lf
21
20
44
16
53
36
be ta a ld we rk
6
20
nv t.
38
51
v rijwillige rs we rk
30
10
19
42 61
a a nda c ht ge zins le de n
25
huis houde lijk we rk v rije tijds be s te ding buite ns huis
31 69
v rije tijds be s te ding binne ns huis ontmoe te n v rie nde n, fa milie , k e nnis s e n
vaak
13
31 36
17
33
14
69
31
s om s
16
35
18
62
27
18
34
22
65
25
36 20
40
noo it 21
60
17 80
100
48% van de respondenten ervaart ‘soms’ of ‘vaak’ een beperking bij de genoemde activiteiten. In de referentiegroep is dit 50%. Van de respondenten ervaart 16% ‘vaak’ beperkingen bij het ontmoeten van vrienden, familie en kennissen. Voor 35% van de mantelzorgers is dit ‘soms’. Voor de mantelzorgers in de referentiegroep zijn de volgende percentages gevonden: 17% en 40%. Mantelzorgers met een in-/aanwonende zorgvrager ervaren vaker een beperking bij het huishoudelijk werk in eigen huis. Van de mantelzorgers met een in-/aanwonende zorgvrager ervaart 87% hiervoor ‘vaak’ een beperking; voor mantelzorgers met een uitwonende zorgvrager is dit 71%. In de referentiegroep is dit respectievelijk 84% en 71%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
45
Gemeente Westland
7.5
Overbelasting
Mantelzorgers zijn voor de samenleving een belangrijke groep burgers. Door mantelzorgers kunnen burgers met een zorgbehoefte of beperking langer thuis blijven wonen en meedoen aan de maatschappij. Een van de taken van de Wmo is het ondersteunen van de mantelzorgers in het uitvoeren van hun zorgtaak en voorkomen dat de mantelzorgers overbelast raken. In deze paragraaf wordt mogelijke overbelasting van de mantelzorgers inzichtelijk gemaakt met behulp van de resultaten op een 9-tal stellingen met betrekking tot mantelzorg. De stellingen zijn afkomstig uit de vragenlijst Ervaren Druk door Informele Zorg (EDIZ). In de onderstaande tabel zijn de resultaten beschikbaar voor de 9 stellingen. De percentages voor de referentiegroep staan tussen haakjes. Tabel 22
Stellingen voor mate van overbelasting HeleMee maal eens mee eens
Min of meer mee eens
Oneens
Helemaal oneens
De situatie van degene voor wie ik zorg laat mij nooit los
47% (44%)
22% (27%)
17% (16%)
12% (10%)
3% (3%)
De situatie van degene voor wie ik zorg eist voortdurend mijn aandacht
25% (24%)
26% (25%)
23% (27%)
22% (20%)
5% (5%)
Ik moet altijd klaarstaan voor degene voor wie ik zorg
23% (22%)
24% (24%)
24% (26%)
22% (23%)
7% (5%)
Door de situatie van degene voor wie ik zorg, kom ik te weinig aan mijn eigen leven toe
11% (10%)
12% (13%)
25% (29%)
41% (36%)
11% (12%)
Ik voel me over het geheel genomen erg onder druk staan door de situatie van degene voor wie ik zorg
10% (8%)
10% (13%)
22% (25%)
43% (40%)
15% (14%)
Het combineren van de verantwoordelijkheid voor degene voor wie ik zorg en de verantwoordelijkheid voor mijn werk en/of gezin valt niet mee
11% (9%)
14% (15%)
18% (25%)
42% (36%)
15% (15%)
Mijn zelfstandigheid komt in de knel
9% (6%)
10% (10%)
16% (20%)
49% (47%)
16% (17%)
Door mijn betrokkenheid bij degene voor wie ik zorg, doe ik anderen tekort
2% (4%)
9% (7%)
18% (21%)
49% (50%)
21% (18%)
Door mijn betrokkenheid bij degene voor wie ik zorg, krijg ik conflicten thuis en/of op het werk
1% (3%)
3% (4%)
16% (13%)
51% (53%)
29% (27%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
46
Gemeente Westland
Op basis van de bovenstaande tabel is een score berekend om de mate van overbelasting weer te geven. Per stelling wordt 1 punt toegekend voor de antwoordcategorieën ‘helemaal mee eens’, ‘mee eens’ en ‘min of meer mee eens’. Voor de overige twee antwoorden worden 0 punten gegeven. De scores variëren tussen de 0 en 9, waarbij geldt: hoe hoger de score, des te hoger de mate van overbelasting. Deze scores zijn in de onderstaande tabel opgenomen voor de totale groep van respondenten, maar ook voor een aantal uitsplitsingen. Tabel 23
Mate van overbelasting Uw gemeente
Alle respondenten
Referentiegroep
5.0
5.3
- in-/aanwonend
5.9
6.1
- uitwonend
4.2
4.3
- betaalde arbeid
4.9
5.0
- vrijwilligerswerk
4.3
5.0
Woonsituatie
Arbeidsparticipatie
Mantelzorgers met een in-/aanwonende zorgvrager ervaren een druk die groter is dan de druk van mantelzorgers met een uitwonende mantelzorger. 7.6
Ondersteuning
Gemeenten zijn sinds 2007 binnen de Wmo expliciet verantwoordelijk voor het ondersteunen van mantelzorgers. Van de respondenten weet 63% dat zij ondersteuning kunnen krijgen als zij hier behoefte aan hebben. In de referentiegroep is dit 67%. Zoals al eerder aangegeven zijn de mantelzorgers uit dit onderzoek een selectieve groep van mantelzorgers. Het zijn mantelzorgers van cliënten met individuele voorzieningen en zij kennen daardoor veelal het Wmo-loket. Dit kan betekenen dat deze groep mantelzorgers ook beter op de hoogte is van de mogelijkheden tot ondersteuning vanuit de gemeente.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
47
Gemeente Westland
In de onderstaande tabel zijn de resultaten terug te vinden voor de vraag: Weet u waar mantelzorgers terechtkunnen voor ondersteuning of vragen? met een tweetal uitsplitsingen. De resultaten voor de referentiegroep staan tussen haakjes. Tabel 24
Bekendheid waar mantelzorger terechtkan voor ondersteuning of vragen Ja Nee, maar ik weet Nee, en ik weet niet hoe ik erachter kan hoe ik erachter kan komen komen
Mantelzorgers
30% (42%)
40% (38%)
30% (21%)
- Ja
28% (42%)
34% (32%)
29% (21%)
- Nee
18% (34%)
31% (35%)
23% (11%)
Beschouwen zichzelf als mantelzorger?
Van de mantelzorgers die zichzelf als mantelzorger beschouwen, weet 28% waar zij terechtkunnen voor ondersteuning of vragen. Dit percentage is groter voor mantelzorgers die zichzelf niet als mantelzorger beschouwen. In de referentiegroep is dit 42%. Een belangrijke groep van respondenten is de groep van mantelzorgers die niet weten waar zij terechtkunnen voor vragen of ondersteuning en ook niet weten hoe zij erachter kunnen komen. In uw gemeente scoren deze mantelzorgers een 5.3 voor de mate van overbelasting; dit is meer dan dan de score van de groep van alle mantelzorgers. In de referentiegroep is de score een 5.5. Ter ondersteuning van gemeenten bij het uitvoeren van het beleid voor mantelzorgers, zijn zogenoemde basisfuncties ontwikkeld met een vertegenwoordiging van belangrijke, relevante partijen. De basisfuncties kunnen worden gebruikt om de lokale situatie in kaart te brengen en mogelijke ruimte voor verbetering aan te wijzen. De volgende acht basisfuncties zijn gedefinieerd: • Informatie; • Advies en begeleiding; • Emotionele steun; • Educatie; • Praktische hulp; • Respijtzorg; • Financiële tegemoetkoming; • Materiële hulp. Deze basisfuncties hebben als doel om een kwalitatief goed ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers neer te zetten. Insteek is dat in de nieuwe beleidsplannen voor de Wmo deze acht basisfuncties in 75% van de gemeentelijke beleidsplannen zijn terug te vinden.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
48
Gemeente Westland
In de vragenlijst voor de mantelzorgers zijn de eerste twee basisfuncties samengevoegd. Hiermee kwam het aantal vormen van ondersteuning op zeven. Deze zijn aan de mantelzorgers voorgelegd met in eerste instantie een drietal vragen: • Kent u deze vorm van ondersteuning? • Heeft u behoefte aan deze vorm van ondersteuning? • Maakt u gebruik van deze vorm van ondersteuning? De resultaten van deze drie vragen zijn weergegeven in de onderstaande tabel. De percentages geven weer hoeveel procent van de respondenten ‘ja’ heeft geantwoord op de betreffende vraag. Tussen haakjes staan de percentages voor de referentiegroep. Tabel 25
Ondersteuning: kennen, behoefte en gebruik (% ja) Kennen Behoefte
Gebruik
Informatie, advies en begeleiding
58% (59%)
23% (22%)
16% (21%)
Emotionele steun
42% (41%)
16% (14%)
5% (8%)
Educatie (cursussen, voorlichtingsbijeenkomst)
48% (45%)
9% (11%)
5% (7%)
Praktische hulp (bijv. kinderopvang, administratieve hulp)
43% (42%)
11% (10%)
2% (5%)
Respijtzorg (zorg deels en/of tijdelijk overgenomen)
37% (38%)
18% (15%)
4% (5%)
Financiële tegemoetkoming
50% (41%)
38% (36%)
24% (18%)
Materiële hulp (bijv. woningaanpassing t.b.v. mantelzorger, parkeerpas)
59% (54%)
34% (33%)
25% (27%)
De meeste mantelzorgers kennen materiële hulp; dit is 59%. In de referentiegroep is dit 54%. De resultaten laten zien dat de meeste mantelzorgers behoefte hebben aan financiële tegemoetkoming. 38% van de mantelzorgers in uw gemeente geeft dit aan; voor de referentiegroep is dit 36%. De ondersteuning die het minst wordt gebruikt is praktische hulp. Slechts 2% van de mantelzorgers maakt hier gebruik van; dit is lager dan voor de referentiegroep (5%). Van de mantelzorgers geeft 12% aan dat zij behoefte hebben aan ondersteuning. Ongeveer 8% van de mantelzorgers maakt gebruik van een of meer vormen van ondersteuning. In de referentiegroep is dit respectievelijk 11% en 9%. In tweede instantie wordt ingegaan op de tevredenheid van de mantelzorgers over de ondersteuning. Hierbij zijn alleen de resultaten meegenomen voor de mantelzorgers die gebruikmaken of hebben gemaakt van de betreffende ondersteuning.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
49
Gemeente Westland
In onderstaande figuur zijn de resultaten met betrekking tot de tevredenheid over de verschillende vormen van ondersteuning weergegeven. Figuur 25
Tevredenheid ondersteuning
82
m a te rië le hulp
26
14
55
5
66
fina nc ië le te ge mo e tk o ming
22
ze e r onte v re de n
19
53
6
76
re s pijtzorg
10
90
onte v re de n
76
pra k tis c he hulp
10
90 78
e duc a tie
9
18
73
te v re de n
78
e mo tione le s te un
8
17
63
13 87
informa tie , a dv ie s e n be ge le iding
11
9
70
20
40
60
80
ze e r te v re de n 9
100
Het meest tevreden zijn de mantelzorgers over praktische hulp; 90% geeft aan hier (zeer) tevreden over te zijn. Het minst tevreden zijn mantelzorgers over emotionele steun. Hier is 71% (zeer) tevreden over. Voor de referentiegroep is dit respectievelijk 76% en 78%.
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
50
Bijlagen
Bijlage 1 Resultaten tevredenheidsonderzoek cliënten De aanvraagprocedure Vraag
Tevredenheid cliënten Wmo 2009 - Gemeente (Referentiegroep)
Tevredenheid cliënten Wmo 2008 - Gemeente
Tevredenheid cliënten Wmo 2007 - Gemeente
Laatste aanvraag? Minder dan 12 maanden geleden
57% (53%)
70%
Meer dan 12 maanden geleden
43% (47%)
30%
Welke voorziening bij uw laatste aanvraag? Hulp bij het huishouden
39% (41%)
Woningaanpassing
10% (7%)
Tegemoetkoming vervoerskosten
12% (5%)
Woonvoorziening
6% (7%)
Rolstoel
10% (10%)
Verhuiskostenvergoeding
1% (1%)
Collectief vervoer/regiotaxi
4% (11%)
Scootmobiel
8% (8%)
Anders
9% (7%)
Tevredenheid aanvraag en afhandeling Behandeling bij aanvraag
91% (93%)
93%
Deskundigheid medewerker
89% (91%)
87%
Tijd voor aanvraag
92% (94%)
93%
Informatieafhandeling
87% (89%)
84%
Indicatiestelling
87% (88%)
82%
Wachttijd aanvraag-hulpverlening
76% (82%)
74%
Rapportcijfer aanvraagprocedure Laatste aanvraag toegekend (geheel of gedeeltelijk)
7.2 (7.4)
7.3
84% (86%)
89%
Gemeente Westland
Hulp bij het huishouden Vraag
Tevredenheid cliënten Wmo 2009 - Gemeente (Referentiegroep)
Tevredenheid cliënten Wmo 2008 - Gemeente
Tevredenheid cliënten Wmo 2007 - Gemeente
Ontvangt hulp bij het huishouden Aantal uur hulp per week
65% (64%)
68%
1 tot 1,9 uur
11% (12%)
6%
2 tot 3,9 uur
68% (62%)
74%
4 tot 6,9 uur
17% (23%)
16%
7 tot 9,9 uur
3% (2%)
3%
10 tot 12,9 uur
1% (0%)
0%
meer dan 13 uur
1% (1%)
2%
PGB voor hulp bij het huishouden Waarom keuze voor pgb?
21% (21%)
29%
Iemand uit eigen omgeving inhuren Hulp zelf kunnen organiseren
26% (38%)
Hulp van andere organisatie dan door gemeente gecontracteerde zorgaanbieder Anders
17% (13%)
40% (36%)
17% (14%)
Manier van inhuren pgb Via een pgb-bemiddelingsbureau
10% (11%)
Direct via een zorgaanbieder
43% (31%)
Zelf iemand gekozen
48% (59%)
Tevredenheid over de mogelijkheid om te kiezen Tevredenheid over organisatie die hulp bij het huishouden levert en de medewerkers
96% (93%)
86%
Telefonische bereikbaarheid
90% (90%)
93%
Informatievoorziening
92% (89%)
87%
Vervanging bij ziekte
80% (81%)
82%
Vervanging bij vakantie
80% (81%)
Wisselingen van medewerkers
90% (84%)
88%
Inzet van medewerkers
96% (96%)
96%
Behandeling met respect
99% (98%)
99%
Aandacht en interesse van medewerkers
98% (98%)
98%
Kwaliteit van schoonmaakwerk
94% (94%)
Rapportcijfer hulp bij het huishouden Hulp bij het huishouden voldoet aan verwachtingen Hulp bij het huishouden voorziet in behoefte
7.8 (7.8)
7.9
98% (98%) 97% (97%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
53
Gemeente Westland
Wmo-hulpmiddelen Vraag
Tevredenheid cliënten Wmo 2009 - Gemeente (Referentiegroep)
Heeft een woningaanpassing
35% (28%)
Tevredenheid over dienstverlening leverancier woningaanpassing Tevredenheid over kwaliteit woningaanpassing
93% (94%)
Heeft een woonvoorziening
42% (34%)
Tevredenheid over dienstverlening leverancier woonvoorziening Tevredenheid over kwaliteit woonvoorziening Ontvangt verhuiskostenvergoeding Tevredenheid over hoogte verhuiskostenvergoeding Heeft een rolstoel
93% (96%)
Tevredenheid over dienstverlening leverancier rolstoel Tevredenheid over kwaliteit rolstoel Tevredenheid over keuzemogelijkheid assortiment rolstoelen Heeft een scootmobiel
91% (92%)
Tevredenheid over dienstverlening leverancier scootmobiel Tevredenheid over kwaliteit scootmobiel Tevredenheid over keuzemogelijkheid assortiment scootmobiel Ontvangt tegemoetkoming vervoerskosten Tevredenheid over hoogte tegemoetkoming vervoerskosten Totaal rapportcijfer Wmohulpmiddel (en)
88% (93%)
Tevredenheid cliënten Wmo 2008 - Gemeente
Tevredenheid cliënten Wmo 2007 - Gemeente
95% (95%)
94% (95%) 5% (5%) 95% (89%) 33% (24%)
88% (89%) 77% (78%)
25% (20%)
87% (89%) 66% (72%)
45% (24%) 85% (88%) 7.3 (7.3)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
7.5
54
Gemeente Westland
Collectief vervoer Vraag
Tevredenheid cliënten Wmo 2009 - Gemeente (Referentiegroep)
Tevredenheid cliënten Wmo 2008 - Gemeente
Tevredenheid cliënten Wmo 2007 - Gemeente
Gebruikt collectief vervoer
20% (40%)
20%
Gemak bestellen
89% (92%)
79%
Contact met centrale
87% (92%)
Wachttijden voordat opgehaald
69% (68%)
72%
Behulpzaamheid chauffeur
90% (92%)
88%
Omrijtijden
67% (65%)
65%
Te bereizen afstand
83% (84%)
80%
Prijs per rit
86% (93%)
79%
Rapportcijfer collectief vervoer
6.9 (6.8)
Mantelzorg Vraag
Ontvangt mantelzorg
Tevredenheid cliënten Wmo 2009 - Gemeente (Referentiegroep)
Tevredenheid cliënten Wmo 2008 - Gemeente
Tevredenheid cliënten Wmo 2007 - Gemeente
Tevredenheid cliënten Wmo 2008 - Gemeente
Tevredenheid cliënten Wmo 2007 - Gemeente
34% (33%)
Hoeveel uur mantelzorg? 0 tot en met 4 uur
35% (37%)
5 tot en met 8 uur
22% (22%)
9 tot en met 16 uur
12% (14%)
17 tot en met 24 uur
10% (7%)
25 uur of meer
21% (21%)
Hoelang ontvangt u al mantelzorg? Minder dan 3 maanden
2% (3%)
3 tot 6 maanden
4% (4%)
6 tot 12 maanden
6% (7%)
Langer dan een jaar
88% (86%)
Zelfredzaamheid Vraag
Ondersteuning/hulpmiddel draagt bij aan zelfstandig kunnen blijven wonen Ondersteuning/hulpmiddel draagt bij aan kunnen blijven meedoen aan de maatschappij
Tevredenheid cliënten Wmo 2009 - Gemeente (Referentiegroep) 84% (81%)
90%
76% (74%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
55
Gemeente Westland
Wmo-raad Vraag
Tevredenheid cliënten Wmo 2009 - Gemeente (Referentiegroep)
Bekendheid invloed op Wmobeleid Gehoord van Wmo-raad
30% (30%)
Bekendheid advisering college
78% (78%)
Mate tevredenheid over adviezen van Wmo-raad over Wmo-beleid
96% (91%)
Achtergrondgegevens Vraag
Tevredenheid cliënten Wmo 2008 - Gemeente
26% (29%)
Tevredenheid cliënten Wmo 2009 - Gemeente (Referentiegroep)
Tevredenheid cliënten Wmo 2007 - Gemeente
30%
Tevredenheid cliënten Wmo 2008 - Gemeente
Tevredenheid cliënten Wmo 2007 - Gemeente
Leeftijd 17 jaar of jonger
0% (1%)
18 tot en met 34
3% (2%)
35 tot en met 64
26% (20%)
65 tot en met 74
17% (21%)
24%
75 en ouder
53% (56%)
46%
1% 29%
Vader geboren Nederland
96% (94%)
Suriname
1% (0%)
Turkije
0% (0%)
Nederlandse Antillen of Aruba
0% (0%)
Indonesië of de Molukken
0% (1%)
Noord-Afrika
0% (0%)
Anders
2% (3%)
Wil ik liever niet zeggen
0% (0%)
Moeder geboren Nederland
94% (93%)
Suriname
1% (0%)
Turkije
0% (0%)
Nederlandse Antillen of Aruba
0% (0%)
Indonesië of de Molukken
1% (1%)
Noord-Afrika
1% (0%)
Anders
3% (4%)
Wil ik liever niet zeggen
0% (0%)
Hulp gehad bij invullen vragenlijst
44% (42%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
56
Gemeente Westland
Bijlage 2 Mantelzorg De percentages in de onderstaande tabel zijn gebaseerd op de resultaten van de vragenlijst onder mantelzorgers. Het eerste percentage voor 2009 betreft uw eigen gemeente met tussen haakjes het percentage voor de referentiegroep. Voor 2008 is het percentage van uw gemeente inzichtelijk, indien uw gemeente vorig jaar ook heeft deelgenomen aan deze vragenlijst. Achtergrondgegevens 2009 Geeft u momenteel hulp aan een naaste (mantelzorg)?
61% (65%)
Geeft u hulp (mantelzorg) aan meer dan een persoon?
20% (20%)
2008
Hoeveel uur mantelzorg per week? 0 tot en met 4 uur
35% (32%)
5 tot en met 8 uur
21% (21%)
9 tot en met 16 uur
10% (12%)
17 tot en met 24 uur
10% (8%)
25 of meer uur
24% (26%)
Hoe lang geeft u deze zorg? Minder dan 3 maanden
1% (1%)
3 tot en met 6 maanden
3% (2%)
7 tot en met 12 maanden
3% (5%)
Langer dan 12 maanden
93% (91%)
Aan wie geeft u mantelzorg? Echtgeno(o)t(te) of partner
48% (40%)
(Pleeg-/stief)kinderen
7% (8%)
(Schoon)ouders
34% (37%)
Andere familieleden
6% (8%)
Buren, vrienden of kennissen
4% (5%)
Anders
2% (2%)
Wat is de woonsituatie van de zorgvrager? Woont bij mij in huis
48% (46%)
Woont elders, in tehuis of zorgvoorziening
9% (10%)
Woont elders, zelfstandig
39% (40%)
Mantelzorgwoning
0% (0%)
Anders
3% (3%)
Wat is de zorgsituatie? Dementie/geestelijke achteruitgang
7% (9%)
Algemene, lichamelijke beperkingen door ouderdom
25% (30%)
Lichamelijke beperkingen (handicap)
34% (34%)
Verstandelijke handicap
3% (4%)
Psychische problemen
4% (4%)
Gedragsproblemen
2% (3%)
Niet alleen kunnen zijn
6% (7%)
Anders
4% (6%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
57
Gemeente Westland
Welke vormen van hulp geeft u? Hulp bij huishouden
36% (33%)
Persoonlijke verzorging
23% (21%)
Verpleegkundige hulp
15% (15%)
Administratieve hulp
35% (40%)
Vervoer en begeleiding bij bezoeken
45% (48%)
Gezelschap, troost, afleiding
37% (40%)
Aanvragen en regelen voorzieningen
37% (40%)
Anders
8% (11%)
Motieven (Speelt zeer sterk mee, speelt sterk mee) 2009 Liefde en genegenheid
90% (89%)
Veel voldoening uit de zorg
47% (53%)
Vanzelfsprekend om te doen
89% (91%)
Voorkomen opname in woonvoorziening of tehuis
69% (63%)
Zorgvrager wil niet door vreemde worden geholpen
24% (29%)
Zorgvrager wil niet worden opgenomen in woonvoorziening of tehuis
55% (50%)
Geen plaats in woonvoorziening of tehuis
5% (8%)
Niet voldoende thuiszorg beschikbaar
10% (13%)
Er is niemand anders
28% (30%)
2008
Beperkingen als gevolg van mantelzorg (Nooit, soms) 2009 Vrijetijdsbesteding buitenshuis
61% (65%)
Huishoudelijk werk in eigen huis
61% (62%)
Vrienden, familie, kennissen ontmoeten
66% (69%)
Vrijetijdsbesteding binnenshuis
69% (69%)
Aandacht en tijd voor gezinsleden (niet zorgvrager)
56% (61%)
Vrijwilligerswerk doen
49% (51%)
Betaald werk verrichten
56% (53%)
Aandacht en tijd voor jezelf
64% (65%)
Belasting mantelzorg (Helemaal mee eens, mee eens, min of meer mee eens) 2009 Situatie laat mij nooit los
2008
86% (87%)
Situatie eist voortdurend mijn aandacht
74% (76%)
Ik moet altijd klaarstaan
72% (72%)
Situatie zorgt dat ik te weinig toekom aan mijn eigen leven
48% (52%)
Ik voel me over het algemeen genomen er onder druk staan door de situatie
42% (46%)
Combinatie van de verantwoordelijkheid voor zorgvrager en werk/ gezin valt niet mee
43% (50%)
Mijn zelfstandigheid komt in de knel
35% (36%)
Door de betrokkenheid doe ik anderen tekort
30% (32%)
Door de betrokkenheid krijg ik conflicten thuis en/of het werk
20% (20%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
2008
58
Gemeente Westland
Bekendheid, behoefte en gebruik ondersteuning 2009 Bekendheid ondersteuning wanneer mantelzorg teveel wordt
63% (67%)
Bekendheid waar terecht voor ondersteuning of vragen
59% (72%)
2008
Bekendheid ondersteuning Informatie, advies en begeleiding
58% (59%)
Emotionele steun
42% (41%)
Educatie
48% (45%)
Praktische hulp
43% (42%)
Respijtzorg
37% (38%)
Financiële tegemoetkoming
50% (41%)
Materiële hulp
59% (54%)
Behoefte aan ondersteuning Informatie, advies en begeleiding
23% (22%)
Emotionele steun
16% (14%)
Educatie
9% (11%)
Praktische hulp
11% (10%)
Respijtzorg
18% (15%)
Financiële tegemoetkoming
38% (36%)
Materiële hulp
34% (33%)
Gebruik van ondersteuning Informatie, advies en begeleiding
16% (21%)
Emotionele steun
5% (8%)
Educatie
5% (7%)
Praktische hulp
2% (5%)
Respijtzorg
4% (5%)
Financiële tegemoetkoming
24% (18%)
Materiële hulp
25% (27%)
Tevredenheid ondersteuning 2009 Informatie, advies en begeleiding
82% (87%)
Emotionele steun
71% (78%)
Educatie
82% (78%)
Praktische hulp
90% (76%)
Respijtzorg
90% (76%)
Financiële tegemoetkoming
75% (66%)
Materiële hulp
81% (82%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
2008
59
Gemeente Westland
Terugvallen van mantelzorger 2009
Beschouwen zichzelf als mantelzorger
73% (72%)
Heeft u mensen om op terug te vallen?
72% (71%)
Familie
64% (62%)
Buren
14% (15%)
Vrienden
20% (19%)
Anders
7% (7%)
2008
Participatie door betaalde arbeid en/of vrijwilligerswerk 2009
2008
Verricht u betaalde arbeid? Nee
64% (68%)
Ja, 1 tot en met 12 uur per week
10% (5%)
Ja, 13 tot en met 31 uur per week
11% (13%)
Ja, 32 uur of meer per week
16% (13%)
Heeft u vrijwilligerswerk gedaan in de afgelopen 12 maanden? Nee
70% (70%)
Ja, incidenteel
12% (13%)
Ja, tot 2 uur per week
2% (4%)
Ja, 2 tot 4 uur per week
6% (8%)
Ja, 4 tot 8 uur per week
5% (3%)
Ja, 8 uur of meer per week
4% (3%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
60
Gemeente Westland
Achtergrondkenmerken 2009
2008
Waar is uw vader geboren? Nederland
96% (94%)
Suriname
1% (1%)
Turkije
0% (1%)
Nederlandse Antillen of Aruba
0% (0%)
Indonesië of de Molukken
0% (1%)
Noord-Afrika (inclusief Marokko)
0% (0%)
Anders
3% (2%)
Wil ik liever niet zeggen
0% (1%)
Waar is uw moeder geboren? Nederland
94% (93%)
Suriname
1% (1%)
Turkije
0% (1%)
Nederlandse Antillen of Aruba
0% (0%)
Indonesië of de Molukken
1% (1%)
Noord-Afrika (inclusief Marokko)
0% (0%)
Anders
4% (3%)
Wil ik liever niet zeggen
0% (1%)
Geslacht Man
34% (33%)
Vrouw
66% (67%)
Leeftijd 17 jaar of jonger
1% (1%)
18 tot en met 34 jaar
2% (2%)
35 tot en met 64 jaar
42% (43%)
65 tot en met 74 jaar
20% (20%)
75 of ouder
35% (34%)
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
61
Gemeente Westland
Bijlage 3 Aanvullende vragen Gemeente Westland VRAAG
1. Op welke manier heeft u uw aanvraag voor individuele voorzieningen ingediend? 1.1. Digitaal 1.2. Via Stip Westland loket 1.3. Via mijn vaste contactpersoon van de gemeente 1.4. Per post 1.5. Anders 2. Vindt u dat uw vraag of achterliggende vraag voldoende is begrepen en de gestelde indicatie hier op aansloot? 2.1. Ja, mijn vraag is voldoende begrepen en ik kon mij vinden in de gestelde indicatie 2.2. Ja, mijn vraag is voldoende begrepen maar ik kon mij niet vinden in de gestelde indicatie 2.3. Nee, mijn vraag is niet goed begrepen en ik kon mij niet vinden in de gestelde indicatie
% .7% 34.4% 18.0% 29.8% 17.1%
87.0% 8.8% 4.2%
3. Heeft de indicatie geleid tot de juiste voorziening?
3.1. Ja, de indicatie heeft geleid tot de juiste (misschien ook andere) voorziening
93.1%
3.2. Nee, de indicatie heeft niet geleid tot de juiste voorziening
6.9%
4. Waarom maakt u geen gebruik van de regiotaxi? 4.1. Geen behoefte
36.0%
4.2. Te lange wachttijden
11.4%
4.3. Te lange omrijtijden
8.4%
4.4. Te duur
6.3%
4.5. Niet mee bekend
16.3%
5. Hoe wilt u het liefst geïnformeerd worden vanuit de Wmo-adviesraad? 5.1. Via “Het Hele Westland”
19.5%
5.2. Door middel van een nieuwsbrief
61.5%
5.3. Geen mening
14.3%
5.4. Ik wil geen informatie ontvangen vanuit de Wmo-adviesraad
4.7%
SGBO TEVREDENHEIDSONDERZOEK WMO OVER 2009 – CLIËNTEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
62