Gebruiksaanwijzing
Testinstrument DIN VDE 0100
3-349-330-05 10/8.08
2
3
5 6 7 8 36
4
9 10 11
! 1
22
Let op! Meetadapter van teststeker losnemen Voor het losnemen van de 3 fasen meetadapter moeten de aansluitingen L1, L2 en L3 van het net gescheiden worden. De meetadapter kan na het openen van de rode vergrendeling verwijderd worden. L1 N (L3)
PE (L2)
12 16 20 35 19
14 15
3-Fasen meetadapter Opmerking: De benaming van de meetpennen is ter onderscheid opde meetpennen gedrukt. Bij afwijking met deze handleiding geldt altijd de opdruk.
Het testinstrument PROFITEST⏐ONE kan door middel van de volgende geheugenmodules uitgebreid worden: Printer/Geheugeneenheid PROFITEST⏐SI-BC PROFiTEST PSI-BC PROFiTEST PSI-E
2
printer — • •
ingave dmv barcodelezer • • —
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
29 30 31 32
25 17 18
24
4 3
9
2 26
23
27 34 33
Meetwaardenopslag in SI module aktief!
28
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
LCD-scherm drukknop IΔN / i drukknop Start drukknop Menu LED PE LED NETZ/MAINS LED UL/RL LED FI/RCD meetbereikschakelaar houder voor draagriem houder voor teststeker
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
meetadapter (3-polig) — teststeker Krokodilklem (opsteekbaar) Testpennen knop ▼ (Schuif naar voren) knop I (Schuif naar achteren) contactvlak sonde aansluiting —
22 23 24 25 26 27 28 29 30
scharnier reserve zekeringen zekeringen Stelbeugel Plaats van het typeplaatje batterijhouder batteriijvakdeksel korte aanduiding meetwaarde 1 korte aanduiding voor gekozen subfunctie 31 drie cijferige meetwaarde 1 met aanduiding meetgrootheid
32 drie cijferige meetwaarde 2 met aanduiding meetgrootheid 33 korte aanduiding van gekozen subfunctie; meldingen en tips 34 korte aanduiding meetwaarde 2 35 oplaadaansluiting / aansluiting stroomtang 36 infrarood interface
3
Inhoud
Bladzijde
1
Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
2
Veiligheidskenmerken en voorschriften . . . . . . . . . . . . . . 7
3
Inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Batterijen plaatsen c.q. omwisselen .................................................8 Basis- en subfuncties instellen .........................................................8 Batterij- c.q. accutest ......................................................................9 Accu’s laden .................................................................................10 Software-Update ...........................................................................10
4
Beknopte gebruiksaanwijzing voor een snelle ingebruikname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
5
Algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
5.1 5.2 5.3 5.4
Inhoud
Bladzijde
8
Testen van overbelastingsbeveiligingen, meten van de aardcircuitweerstand en het berekenen van de kortsluitstroom (funktie ZSchl en IK) . . . . . . . . . . 24
8.1 8.2
Beoordeling van de meetwaarden ..................................................25 Meting aardcircuitimpedantie – meting achter een aardlekschakelaar 26
9
Meten van de inwendige weerstand van het net (ZI) . . . 26
10
Meten van de aardverspreidingsweerstand (functie RE) 27
10.1 10.1.1 10.2 10.3
Meten met de sonde .....................................................................28 Automatische keuze van het meetbereik ........................................28 Meten zonder sonde .....................................................................28 Beoordeling van de meetwaarden ..................................................29
Instrument aansluiten ....................................................................13 Automatische instelling, bewaking en uitschakeling .........................13 Meetwaardeweergave en meetwaardeopslag ..................................14 Wandcontactdozen met randaarde op een correcte aansluiting controleren ...................................................................................14 Hulpfunctie ...................................................................................15
11
Meten van de isolatieweerstand (RISO) . . . . . . . . . . . . . 29
11.1
Meten van de vloergeleidingsweerstand (RE(ISO)) .............................31
12
Meten van laagohmige weerstanden tot 100 Ω (aard- en vereffeningsleidingen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
12.1 12.2
Meten van laagohmige weerstanden (functie RLO) ...........................32 Gebruik maken van verlengleidingen tot 10 Ω (functie ΔRLO) ..........34
6
Meten van wisselspanning en frequentie . . . . . . . . . . . 15
13
Vaststellen van de draaiveldrichting . . . . . . . . . . . . . . . 35
6.1 6.2 6.3
Spanning tussen L en N (UL-N) .......................................................15 Spanning tussen L en PE, N en PE alsmede L en N .........................16 Strommeting d.m.v. stroomtang .....................................................17
14
Bedienings- en displayfuncties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
15
Technische specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
5.5
7 7.1
Testen van aardlekschakelaars . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Meten van de aanraakspanning (gerelateerd aan de nominale foutstroom) met 1/3 van de nominale foutstroom en uitschakeltest met nominale foutstroom ...............................................................19 7.2 Speciale tests van installaties resp. aardlekschakelaars ...................22 7.2.1 Testen van installaties resp. aardlekschakelaars met oplopende foutstroom ....................................................................................22 7.2.2 Testen van aardlekschakelaars met 5 • IΔN (10 mA- und 30 mA) ....23 4
15.1
TLED functies ...............................................................................45
16
Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
16.1 16.2 16.2.1 16.3 16.4
Zelftestprocedure ..........................................................................46 Batterijen, accu’s en opladen ........................................................48 Laden lege NiMH- of NiCd-accu’s in het instrument ........................48 Smeltveiligheden ..........................................................................49 Behuizing .....................................................................................49
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Inhoud
Bladzijde
17
Bijlage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
17.1 17.2 17.3 17.4 17.5 17.6 17.7
Tabel 1 ................................................................................. 50 Tabel 2 ................................................................................... 50 Tabel 3 ................................................................................... 51 Tabel 4 ................................................................................... 51 Tabel 5 ................................................................................. 51 Tabel 6 ........................................................................................ 52 Lijst met afkortingen ..................................................................... 53
18
Reparatie- en onderdelenservice Kalibraties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
19
Productsupport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Inhoud
Bladzijde
5
1
Gebruik
Met het meet- en testinstrument PROFITEST⏐ONE kunt u snel en rationeel veiligheidsvoorschriften volgens DIN VDE 0100, NEN1010 en NEN-EN50110 / NEN 3140 en andere landspecifieke normen testen. Het instrument is met een microprocessor uitgerust en voldoet aan de bepalingen IEC 61557/EN 61557/VDE 0413. Deel 1: Algemene eisen Deel 2: Meetinstrumenten voor isolatieweerstand Deel 3: Meetinstrumenten voor circuitweerstand Deel 4: Meetinstrumenten voor het meten van de weerstand van aardingleidingen, beschermingsleidingen en potetiaalvereffeningsleidingen Deel 5: Meetinstrumenten voor aardingsweerstand Deel 6: Instrumenten voor het beproeven van de functie van aardlekschakelaars (RCD) en het funtioneren van veiligheidsmaatregelen in TT- en TN-stelsels Deel 7: Draaiveldrichtingaanwijzers. Het instrument is bijzonder geschikt bij: • opbouwen van • het in bedrijf stellen van • herhalingstests • en het zoeken van fouten in elektrische installaties. Alle voor de gereedmelding relevante waarden kunnen met dit instrument worden gemeten. Een als optie leverbare SI-module met geheugen en geintegreerde interface vergroot het toepassingsgebied van de PROFITEST⏐ONE. Alle gemeten waarden kunnen in de SI worden opgeslagen en naar een PC worden overgezonden om daar gearchiveerd te worden. Dit is in het bijzonder voor productaansprakelijkheid van belang. 6
De PROFITEST⏐ONE kan gebruikt worden in alle wissel- en draaistroomnetten tot 230 V / 400 V nominale netspanning en 162/3 / 50 / 60 Hz nominale netfrequentie. Met de PROFITEST⏐ONE kunt u het volgende testen- en meten: • Spanning • Frequentie • Draaiveldrichting • Circuitimpedantie • Netimpedantie • Aardlekschakelaars • Aardingsweerstand • Aardelektrodespanning • Isolatieweerstand • Aardlekweerstand • Laagohmige weerstand (Potentiaalvereffening) • Lekstroom met behulp van stroomtang • Leidinglengte
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
2
Veiligheidskenmerken en voorschriften
Dit instrument voldoet aan de van toepassing zijnde Europese en nationale EG richtlijnen. Dit wordt door middel van het aanbrengen van het CE teken door de fabrikant bevestigd. De daarbij behorende CE conformiteitsverklaring van GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH kan via GMC-Instruments Nederland B.V. worden opgevraagd. Het elektronische meetinstrument PROFITEST⏐ONE is overeenkomstig de veiligheidsvoorschriften IEC 61010-1/EN 61010-1/VDE 0411-1 ontworpen en getest. Bij correct gebruik is de veiligheid van gebruiker en instrumengewaarborgd. Lees de gebruiksaanwijzing voor ingebruikname van het instrument zorgvuldig en in zijn geheel door. Volg deze altijd op alle punten op. De metingen mogen alleen door daarvoor bevoegde en voldoende geschoolde personen worden uitgevoerd en beoordeeld.
☞
Tip De fabrikant of importeur van medisch/elektrische apparatuur moet documentatie voor onderhoud door daarvoor bevoegde personen ter beschikking stellen.
Houd de teststeker en sondes vast als u deze b.v. ineen bus steekt. Bij trekbelasting van het krulsnoer bestaat het gevaar voor letsel door de terugschietende meetsteker of de terugschietende meetpennen. Het meetinstrument mag niet gebruikt worden wanneer: • het batterijdeksel verwijderd is • het zichtbaar beschadigd is • de aansluitsnoeren of meetadapters beschadigd zijn • het niet meer correct functioneert • het ondeugdelijk is getransporteerd • het een langere tijd onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen (b.v. vochtigheid, stof, temperatuur). GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Betekenis van de symbolen op het instrument Waarschuwing voor een gevaar ! (documentatie raadplegen!) Apparaat met isolatieklasse II Laadbus 9 V DC + – voor laadadapter NA 0100S Uitsluiting aansprakelijkheid Bet het meten aan installaties voorzien van aardlekschakelaars kunnen deze uitschakelen. Dit kan ook voorkomen wanneer de test dit normaalgesproken niet inhoudt. Er kunnen al lekstromen in een installatie voorkomen welke samen met de meetstroom van het instrument de uitschakelgrens van een aardlekschakelaar bereiken. Computers welke door deze aardlekschakelaar beveiligd zijn zullen daardoor ook worden uitgeschakeld en daarmee hun (tijdelijke) gegevens verliezen. Voor metingen worden uitgevoerd zullen daarom van alle computers de bestanden en programma’s moeten worden opgeslagen en zo mogelijk worden uitgeschakeld. De fabrikant van het meetinstrument staat niet in voor directe of indirecte schade aan apparatuur, computers, randapparatuur of databeschadiging door het uitvoeren van metingen. Databeveiliging Meetgegevens en gegevens van stroomkringen kunnen via een op het meetinstrument geplaatste SI-module (toebehoren PROFITEST⏐SI-BC, optie) in een RAM geheugen opgeslagen worden zo lang de batterij voldoende spanning levert. Het advies is om regelmatig de meetwaarden over te dragen naar een PC om daarmee eventueel dataverlies te voorkomen. Elke aansprakelijkheid voor dataverlies wordt afgewezen. Uitlezen en verwerken van meetgegevens kan plaatsvinden via de software Centix.
7
3
Inbedrijfname
3.1
Batterijen plaatsen c.q. omwisselen
!
Basis- en subfuncties instellen UL-N
Let op! Voor het openen van het batterijvak moet het meetinstrument met alle aansluitingen van de meetkring (net) gescheiden worden!
De PROFITEST⏐ONE werkt op zes stuks, normaal in de handel verkrijgbare 1,5 V pen-lite batterijen volgens IEC LR 6. Er mogen aleen alkaline batterijen volgens IEC LR 6 gebruikst worden. Zink-kool batterijen worden afgeraden vanwege de korte levensduur.
☞
3.2
Tip Oplaadbare NiCd- of NiMH-cellen kunnen ook worden toegepast. Voor de oplaadprocedure en de oplader zie ook hoofdstuk 16.2 op pagina 48.
MENU
START
START
Wissel altijd een complete set batterijen tegelijk uit. Zorg voor een milieuvriendelijke verwerking van lege batterijen. ➭ Draai op de achterzijde de schroef van het batterijvakdeksel (28) los en verwijder deze.
MENU
➭ Trek m.b.v. de band de batterijhouder (27) eruit en plaats 6 pen-lite batterijen volgens de met symbolen aangegeven stroomrichting erin. ➭ Schuif de batterijhouder (27) weer in het batterijvak (de band moet onder de batterijhouder liggen.) ➭ Plaats het deksel weer terug en schroef deze vast.
! 8
Let op! Het instrument mag zonder geplaatst en vastgeschroefd batterijvakdeksel niet worden aangesloten of gebruikt. GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Door op de drukknop Menu (4) te drukken kunt u kiezen of na het inschakelen van het instrument de basisfuncties, of de laatst ingestelde functie opgeroepen wordt, zodat direct weer met de meting kan worden begonnen.
☞
Tip De basisfunctie wordt automatisch gekozen als de meetbereikschakelaar (9) bediend wordt. Als het instrument de zelftestprocedure doorloopt moet deze eerst worden beëindigd alvorens met meten begonnen kan worden.
MENU
Dit is van invloed op de levensduur van de batterijen.
3.3
Batterij- c.q. accutest UL-N
Displayverlichting Om de levensduur van de batterijen te verlengen kan de displayverlichting door het drukken van de drukknop Menu (4) worden uitgeschakeld. MENU
START
START MENU
Ingestelde bedrijfsduur U kunt via de drukknop Menu (4) de tijd kiezen, waarna het testinstrument automatisch uitschakeld.
START
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
☞
Tip De batterij- c.q. accutest moet belast plaatsvinden. Daarom zullen na het drukken van de drukknop Start ▼ (3 of 17) de LED’s NETZ/MAINS, UL/RL und FI/RCD kort oplichten. 9
Indien de batterijspanning onder de toelaatbare waarde is gezakt verschijnt er b.v.: Bij zeer sterk ontladen batterijen werkt het instrument niet meer. Er verschijnt derhalve dan ook geen aanwijzing meer.
3.4
!
Accu’s laden Let op! Gebruik om de accu’s te laden alleen de netadapter NA 0100S, deze heeft een veilige elektrische scheiding en een secundaire spanning van 9 V DC. De netadapter mag alleen worden aangesloten als: – Accu’s en geen batterijen zijn aangebracht – alle aansluitingen van het net gescheiden zijn.
3.5
Software-Update
Via de infrarood interface is het mogelijk het instrument te updaten. Eventuele updates kunnen worden uitgevoerd door de Service afdeling van GMC-Instruments Nederland B.V.. Bij kalibraties van het instrument zal altijd een controle van de firmware en eventueel een update worden uitgevoerd.
☞
Tip Maak voor kalibratie of service aan uw PROFITEST⏐ONE een afspraak met de serviceafdeling van GMC-Instruments Nederland B.V., telefoonnummer 0348-42 11 55. Voor meer informatie: www.gmc-instruments.nl
Sluit de netadapter NA 0100S op de 3,5 mm laadbus aan de rechter zijkant van de behuizing aan. Stel de spanningskeuzeschakelaar van de NA 0100S in op 9 V. Start de laadprocedure zoals de batterijtest functie. Het testinstrument herkent dat een laadadapter is aangesloten en begint met de laadprocedure. Ontladen accu’s (display < 6 V) hebben ca. 4 uur nodig om op te laden. Bij zeer sterk ontladen accu’s functioneert het instrument niet meer. Laat de netadapter ca. 30 min. aangesloten en herhaal daarna de procedure als voorheen omschreven.
10
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
4
Beknopte gebruiksaanwijzing voor een snelle ingebruikname
Het meten met de PROFITEST⏐ONE gaat snel en eenvoudig. In het algemeen zal de geïntegreerde helpfunctie resp. de beknopte gebruiksaanwijzing voldoende zijn voor het grootste deel van de metingen. Toch dient men de informatie welke op dit hoofdstuk volgt, te lezen en op te volgen. Begrippen Basisfunctie
met de meetbereikschakelaar (9) gekozen instelling. De basisfunctie staat in het menu op de bovenste plaats. Deze wordt na het bedienen van de meetbereikschakelaar automatisch geselecteerd. Subcuntie funties die in het menu onder de basisfunctie staan. Deze kunnen met de groene drukknop Menu (4) gekozen worden. De keuze wordt met een pijl gemarkeerd. Bij alle metingen kunt u als volgt te werk gaan:
➊
Basisfunctie met de meetbereikschakelaar (9) instellen
➋
Testinstrument aansluiten
Na het kiezen van de basis- of subfunctie overeenkomstig de volgende omschrijving kan men door het drukken van de knop IΔN / i (2 oder 18) het bijbehorende aansluitschema op het LCD-scherm (1) laten verschijnen.
➌
Basis/ of subfuncties met de drukknop Menu (4) kiezen Zodra de drukknop Menu (4) wordt bediend, schakelt het instrument in. Er verschijnt een menu met de basisfunctie en de daarbij behorende subfuncties: UL-N
UL-PE
➭ Draai de meetbereikschakelaar (9) in de gewenste positie.
➭ Steek de teststeker (14) ide wandcontactdoos of sluit he instrumentmet de opgestoken meetadapter (3-polig) (12) direct aan.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
IΔN IΔN
10 mA 30 mA
11
IΔN 100 mA IΔN 300 mA IΔN 500 mA
RISO
ZSchl
RLO
ZI
➭ Druk zo vaak op de drukknop Menu (4) totdat de pijl naar de gewenste functie wijst. Voor elke gekozen funtie kan met de knop IΔN / i (2 oder 18) hulp oproepen. Het kiezen van een functie is niet noodzakelijk wanneer de basisfunctie resp. subfunctie, zoals hiervoor omschreven, vast is ingesteld.
RE
➍
Meting starten met de knop Start ▼ (3 oder 17) en het meetinstrument aflezen.
➭ Bij de uitschakeltest van de aardlekschakelaar moet binnen de ingestelde bedrijfsduur (zolang het instrument nog niet automatisch is uitgeschakeld) de knop IΔN (2 oder 18) ingedrukt worden.
12
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
5
Algemene aanwijzingen
5.1
Instrument aansluiten
In installaties met geaarde wandcontactdozen wordt het instrument aangesloten d.m.v. de teststeker (14). De spanning tussen fase L en aardleiding PE mag maximal 253 V bedragen! Daarbij hoeft niet op de polariteit te worden gelet. Het instrument stelt vast welke ader de fase L en welke de nul N is en poolt, indien noodzakelijk, automatisch om. Uitzonderingen daarop zijn: – Spanningsmetingen in de schakelaarpositie UL-PE – Isolatieweerstandmeting – Laagohmige weerstandmeting – Draaiveldrichtingmeting. Wanneer aan driefasen wandcontactdozen, in verdelers of aan vaste aansluitingen gemeten wordt, moet de meetadapter (3polig) (12) bevestigd worden aan de teststeker (14) (zie hiervoor ook tabel 16.1). De aansluiting wordt gemaakt door de meetpen PE (aan PE of N) en de tweede meetpen (aan L) aan te sluiten. Aanraakspanning (bij de aardlekschakelaartest) en aardingsweerstand kunnen en aardingsspanning, vloer-isolatieweerstand, sondespanning en aardlekschakelaartest in IT-netten moeten met een sonde gemeten worden. De sonde wordt aan de sonde aansluiting (20) door middel van een aanraakveilige banaansteker van 4 mm aangesloten.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
5.2
Automatische instelling, bewaking en uitschakeling
De PROFITEST⏐ONE stelt automatisch allen parameters, die door het instrument zelfstandig vastgesteld kunnen worden, in. De spanning en frequentie van het aangesloten net worden gemeten. Liggen deze waarden binnen de nominale spanning en nominale frequentiegrenzen, dan worden de waarden onder in het LCDscherm (1) weergegeven. Vallen ze erbuiten, dan worden UN und fN als actuele meetwaarden van spanning (U) en frequentie (f) weergegeven. Netspanningschommelingen beïnvloeden het meetresultaat niet. De aanraakspanning, welke door een teststroom wordt gegenereerd, wordt bij elke meting bewaakt. Wordt de grenswaarde van > 25 V resp. > 50 V overschreden, dan wordt de meting driect afgebroken. De LED UL (7) licht rood op. Het instrument werkt niet resp. de meting wordt afgebroken als de batterijspanning onder de gestelde grenswaarde komt. De meting wordt automatisch afgebroken resp. het meetverloop wordt geblokkeerd (behalve bij spannings-meetbereik en draaiveldrichtingmeting): • bij ontoelaatbare netspanning (< 60 V, > 253 V)) bij metingen waarbij netspanning noodzakelijk is • wanneer er bij isolatieweerstandmeting of laagohmige weerstandmeting een vreemde spanning aanwezig iswenn bei einer Isolationsweerstands- bzw. Niederohmmessung eine Fremdspannung vorhanden ist • als de temperatuur in het meetinstrument te hoog is. Een te hoge temperatuur treedt in de regel alleen op wanneer er ca. 500 metingen met een interval van 5 sec. met de meetbereikschakelaar (9) in de stand ZSchl of ZI staat. Bij een poging een meting te starten v erschijnt dan een melding in het LCD-scherm (1).
13
Het instrument blijft tot het einde van een (automatische) meting ingeschakeld en schakelt na afloop van de ingegeven uitschakeltijd (zie hoofdstuk 3.2) automatisch uit. De duur wordt weer met de in de set-up ingestelde tijd verlengd, zodra een knop of de meetbereikschakelaar (9) bediend wordt. Tijden de meting met oplopende foutstroom in installaties met selectieve aardlekschakelaars, blijft het testinstrument ca. 75 sec., plus de ingegeven tijd, ingeschakeld. Het instrument schakelt steeds automatisch uit.
5.3
Meetwaardeweergave en meetwaardeopslag
In het LCD-scherm (1) wordt weergegeven: • meetwaarden met beknopte aanduiding en grootheid, • de gekozen functie, • de nominale spanning, • de nominale frequentie • en foutmeldingen. Bij de automatisch verlopende metingen worden de meetwaarden, tot een volgende meting gestart wordt of tot het instrument automatisch afschakelt, opgeslagen en als digitale waarden weergegeven. Als het meetbereik wordt overschreden, wordt aan de meetwaarde het teken „>“ (groter dan) toegevoegd. Op deze manier wordt een overflow aangeduid.
5.4
Wandcontactdozen met randaarde op een correcte aansluiting controleren
Het testen van wandcontactdozen met randaarde op de juiste aansluiting, voorafgaand aan de daadwerkelijke metingen, wordt door het foutherkenningssysteem van het meetinstrument vergemakkelijkt. Het instrument toont een niet correcte aansluiting als volgt aan:
14
• Ontoelaatbare netspanning (< 60 V oder > 253 V): De LED NETZ/MAINS (6) knippert rood en de meting is geblokkeerd. • Aardcontact niet aangesloten of potentiaal t.o.v. aarde ≥ 100 V bij f > 45 Hz: tijdens het aanraken van het contactvlak (19) licht de LED PE (5) rood op. De meting wordt ondanks de rode LED niet geblokkeerd. De LED zal niet oplichten c.q. is buiten bedrijf als de meetbereikschakelaar (9) bij een ingeschakeld instrument in de stand UL-N of ZI staat (zie TLED functies op pagina 45).
☞
Tip In de sschakelaarpositie UL-N en ZI kan bij uitgeschakeld instrument de rode PE-LED oplichten als het contactvlak (19) wordt aangeraakt en de met N aangegeven aansluiting van de stekermoduul met de fase van de wandcontactdoos is verbonden.
• Nulleider N niet is aangesloten: de LED NETZ/MAINS (6) knippert groen (zie TLED functies op pagina 45). • Eén van de beide aardcontacten niet aangesloten: Dit wordt bij de functies FI, ZI, ZSchl en RE automatisch getest. Bij een slechte overgangsweerstand van één van de contacten wordt, afhankelijk van de polariteit van de steker: – Slechts ongeveer de helft van de te verwachten netspanning getoond. – Een „STOP-teken“ met de waarschuwing “aardingsweerstand te hoog of zekering defect” getoond.
!
Let op! Het verwisselen van N en PE in een installatie zonder aardlekschakelaar wordt niet herkend noch gesignaleerd. In en net mét aardlekschakelaar schakelt deze bij een ZI-Meting uit, als N en PE verwisseld zijn. GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
5.5
Hulpfunctie
Voor iedere basis- en subfunctie kunt u, na keuze in het betreffende menu, de bijbehorende afbeelding met hulptekst op het LCDscherm (1) oproepen. Druk voor oproep van de afbeelding de knop IΔN / i (2 oder 18) één maal en druk diverse malen om tussen IΔN afbeelding en hulptekst te wisselen.
6
Meten van wisselspanning en frequentie
6.1
Spanning tussen L en N (UL-N)
Aansluitschema
Duk om de hulpfunctie te verlaten de drukknop Menu (4). MENU
UL-N
MENU
START
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
15
6.2
Spanning tussen L en PE, N en PE alsmede L en N
Aansluitschema
IΔN
UL-PE
MENU
Door de knop IΔN / i in te drukken worden de spanningen nulaarde en fase-nul zichtbaar gemaakt. Door op de knop START te drukken krijgt u weer de voorafgaande afbeelding met spanning fase-aarde en frequentie terug.
START
16
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
6.3
Strommeting d.m.v. stroomtang
Voor-, lek- en vereffeningsstromen tot 1 A en arbeidsstromen tot 150 A kunnen door middel van de speciale stroomtang Clip 0100S gemeten worden, welke via de laadbus kan worden aangesloten.
!
Als in de functie IL of IAMP. geen stroomtang is aangesloten verschijnt de melding „Stroomtang toepassen“. Aansluitschema
Let op! Gevaar door hoge spanningen! Gebruik uitsluitend de hierboven aangegeven stroomtang. Andere stroomtangen zijn wellicht aan de secundaire kant niet door middel van een shunt belast. Gevaarlijk hoge spanningen kunnen in dit geval de gebruiker en het testinstrument in gevaar brengen.
UL-PE
MENU
De maximaal toegestane bedrijfsspanning is de nominale spanning van de stroomtang. Houdt u bij het aflezen van de meetwaarden rekening met de extra meetfout.
!
Let op! Sluit nooit andere dan door GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH aanbevolen en vrijgegeven toebehoren aan! Gebruiker en testinstrument kunnen daardoor in gevaar raken c.q. beschadigd raken.
START
Bij aangesloten stroomtang of netadapter zijn alle andere testfuncties van het testinstrument geblokkeerd. Probeert u het desalniettemin dan verschijnt de tekst „Adapter verwijderen“. Er vindt geen test plaats. Na verwijderen van de stroomtang of netadapter verdwijnt deze melding bij functies in continubedrijf (b.v. spanningsmeting) automatisch. Bij andere functies verdwijnt de melding zodra een nieuwe meting gestart wordt of van functie gewisseld wordt. Is in de functie IL geen stroomtang aangesloten, dan verschijnt demelding „Stroomtang gebruiken“. GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
17
De schakelaarstand van de desbetreffende stroomtang moet afhankelijk van de meting IL of IAMP. in de juiste stand gezet worden!
Meetbereiken IL IAMP.
Meetinstrumen 5 mA ... 1,0 A 10 ... 150 A
7 CLIP0100s IL
CLIP0100S 1 mA... 15 A 1 A ... 150 A
* Aansluiting d.m.v. CLIP-ON-Adapterkabel (Z501G); Bereiken b en c zijn hier niet mogelijk
IAMP.
Z3512A * d: 1 mA ... 1 A a: 1 ... 1000 A
Testen van aardlekschakelaars
Het testen van aardlekschakelaars: • visuele inspectie, • beproeven, • meten. Voor het beproeven en meten maakt u gebruik van de PROFITEST⏐ONE. De metingen kunnen met en zonder hulpsonde worden uitgevoerd. Voor meting in IT-netten is altijd een hulpsonde nodig. Voor de meting met de sonde is het noodzakelijk, dat de sonde hetzelfde potentiaal heeft als de bedrijfsaarde (RB). Dit betekend dat de sonde buiten de spanningstrechter van de aardelektrode (RA) moet worden geplaatst. Deze afstand moet minimaal 20 m beragen. De sonde wordt d.m.v. een aanraakveilige 4 mm banaansteker aangesloten. In de meeste gevallen wordt deze meting uitgevoerd zonder sonde.
!
18
Let op! De sonde maakt deel uit van de meetkring en kan conform VDE 0413 een stroom van maximaal 3,5 mA voeren.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
7.1
Meten van de aanraakspanning (gerelateerd aan de nominale foutstroom) met 1/3 van de nominale foutstroom en uitschakeltest met nominale foutstroom
In het LCD-scherm (1) worden de aanraakspanning UIΔN en de berekende aardverspreidingsweerstand RE weergegeven.
Aansluitschema
☞
Meetmethode Voor de van toepassing zijnde nederlandse normen en grenswaarden verwijzen wij u naar NEN 1010 enNEN 3140 en overige (nationale) normen. Conform de DIN VDE 0100: – mag de, bij nominale foutstroom optredende aanraakspanning, de maximale waarde voor het betreffende stelsel niet overstijgen – moet de aardlekbeveiliging bij nominale foutstroom binnen 400 ms (1000 ms bij selektieve aardlekschakelaars) uitschakelen. Bij het vaststellen van de aanraakspanning UIΔN bij nominale foutstroom, meet het instrument met 1/3 van de nominale foutstroom. Hierdoor wordt het uitschakelen van de aardlekschakelaar voorkomen. Het bijzondere van deze meetmethode is, dat op iedere wandcontactdoos de aanraakspanning kan worden gemeten zonder dat de aardlekschakelaar uitschakelt. De moeilijke en omslachtige meetmethode, waarbij de werking van de aardlekschakelaar op iedere wandcontactdoos moet worden uitgevoerd om te bepalen of de beschermingscontacten veilig en laagohmig zijn aangesloten, kan hierbij komen te vervallen.
Na het meten van de aanraakspanning kunt u controleren of de aardlekschakelaar inderdaad binnen de gestelde tijd uitschakelt. Schakelt de aardlekschakelaar inderdaad uit bij de nominale foutstroom dan wordt de uitschakeltijd en de berekende aardverspreidingsweerstand weergegeven. Schakelt de aardlekschakelaar bij nominale foutstroom niet uit dan licht de LED FI/RCD (8) rood op. De uitschakeltest is voor iedere aardlekschakelaar echter maar op één plaats noodzakelijk.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
!
Tip De aangegeven aardverspreidingsweerstand RE wordt met een relatief kleine stroom gemeten en kan daardoor onnauwkeurig zijn, voorzover het gaat om lage meetwaarden. Kiest u voor een nauwkeurige meting de schakelaarstand RE.
Let op! Bij meting van de aanrakspanning met 30% van de nominale schakelt een aardlekschakelaar normaalgesproken niet uit. Door reeds aanwezige lekstromen in het meetcircuit (v.b. PC’s) kan desondanks de afschakelgrens worden overschreden. Om verlies van data te voorkomen verdient het de aanbeveling om data vooraf op te slaan en waar mogelijk PC’s uit te schakelen.
19
☞
Tip Stoorspanningen op de beschermingsleiding PE, op de aardelektrode of op de aangesloten sonde kunnen de meting niet beïnvloeden. Door een spanningsmeting met de meetadapter (3-polig) (12) kan deze spanning gemeten worden. Evt. optredende lekstroom kan conform Hfdst. 6.3 op pagina 17 m.b.v. een stroomtang vastgesteld worden. Als de lekstromen te hoog zijn of werd er een te hoge teststroom voor de aardlekschakelaar gekozen, kan dit tot uitschakelen van de aardlekschakelaar leiden. In dit geval wordt in het display de melding “Meetaansluiting testen” weergegeven.
IΔN 100 mA IΔN 300 mA IΔN 500 mA
MENU
START
IΔN IΔN
10 mA 30 mA
MENU
De LED UL/RL (7) licht rood op als de, met 1/3 van de nominale foutstroom gemeten en met IΔN berekende aanraakspanning UIΔN > 50 V (> 25 V). Wordt tijden de meting de aanraakspanning UIΔN > 50 V (> 25 V), dan wordt om veiligheidsredenen de meting afgeschakeld. Zie ook de tip „Uitschakeling vanwege veiligheid” op pagina 21. De aanraakspanning wordt tot 70 V getoond. Indien de waarde groter is wordt de melding UIΔN > 70 V getoond.
20
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
☞
Tip De meeting van de van de aardverspreidingsweerstand RE wordt met slechts een geringe meetstroom uitgevoerd. Nauwkeurige meetwaarden worden bereikt in de stand RE. Om te voorkomen dat de aardlekschakelaar bij hoge meetstromen afschakelt kan het beste vóór de aardlekschakelaar gemeten worden.
Grenswaarden voor voortdurend aanwezige aanraakspanningen De grens voor voor voortdurend aanwezige aanraakspanningen bedraagt voor wisselspanningen UL = 50 V (internationale norm). Voor bijzondere gevallen zijn lagere waarden voorgeschreven(b.v. in stallen van boerderijen UL = 25 V).
☞
Tip Uitschakeling vanwege veiligheid: Tot 70 V schakelt het instrument uit binnen 3 s volgens IEC 61010.
Uitschakeltest na het meten van de aanraakspanning ➭ Indrukken van de drukknop IΔN (2 oder 18) binnen de inschakeltijd van ca. 30 sec. Schakelt de aardlekschakelaar uit bij nominale foutstroom, dan licht de LED NETZ/MAINS (6) rood op. De netspanning is dan afgeschakeld. In het LCD-scherm (1) worden de uitschakeltijd tA en de aardverspreidingweerstand RE weergegeven.
Bij het opnieuw indrukken van de knop IΔN (2 of 18) schakelt het LCD-scherm (1) gedurende ca. 3 s terug naar het vorige beeld. Schakelt de aardlekschakelaar niet uit bij nominale foutstroom, dan licht de LED FI/RCD (8) rood op.
!
Let op! Wanneer de aanraakspanning te hoog is of de aardlekschakelaar niet uitschakelt, dan moet de installatie gecontroleerd worden (b.v. aardverspreidingsweerstand te hoog of aardlekschakelaar defect)!
In draaistromnetten moet, voor een juiste controle van de aardlekschakelaars, de meting van de aanraakspanning op elke fase (L1, L2 en L3) worden uitgevoerd.
☞
Tip Als er bij de uitschakeltest van aardlekschakelaars inductieve gebruikers mee afgeschakeld worden bestaat de kans op spanningspieken in de stroomkring. Het meetinstrument kan dan mogelijk de melding “Meetopstelling nakijken” tonen. Schakel in dit geval alle verbuikers voorafgaand aan de uitschakeltest af. In extreme gevallen kunnen de zekeringen in het testinstrument defect raken.
IΔN
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
21
7.2
Speciale tests van installaties resp. aardlekschakelaars
7.2.1
Testen van installaties resp. aardlekschakelaars met oplopende foutstroom
Meetmethode Om met een oplopende foustroom te kunnen testen produceert het instrument een in het net oplopende foutstroom van (0,3 ... 1,3) • IΔN. Het instrument onhoudt de waarde van de aanraakspanning en de uitschakelstroom, welke optreden op het moment van uitschakelen, en geeft deze weer op het display. Bij de meting met oplopende foutstroom wordt met een aanraakspanning van UL = 50 V gemeten.
IΔN IΔN IΔN
100 mA 300 mA 500 mA
MENU
START
Aansluitschema
IΔN IΔN
MENU
22
10 mA 30 mA
Verloop van de meting Nadat de meting gestart is, loopt de door het instrument opgewekte foutstroom vanaf 0.3 x de nominale foutstroom op, totdat de aardlekschakelaar uitschakelt. Dit kunt u zien aan de horizontale balk. Bereikt de aanraakspanning de grenswaarde (UL = 50 V) voordat de aardlekschakelaar uitschakelt, dan wordt de meting om veiligheidsredenen beïndigd. De LED UL/RL (7) licht rood op. Zie ook de tip „Uitschakeling vanwege veiligheid“ op pagina 21. Schakelt de aardlekschakelaar niet uit voordat de oplopende foutstroom de nominale foutstroom IΔN heeft bereikt, dan licht de LED FI/RCD (8) rood op. GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
!
Let op! Een reeds aanwezige lekstroom in de installatie wordt bij de meting bij de door het instrument gegenereerde meetstroom opgeteld. Dit zal de gemeten waarden van aanraakspanning en uitschakelstroom beïnvloeden. Zie ook de tip op pagina 20.
Een met een aardlekschakelaar beveiligde installatie mag conform de DIN VDE 0100, Deel 610 gecontroleerd worden met een oplopende foutstroom. Daarna mag met de gemeten waarde de aanraakspanning voor de betreffende nominale foutstroom IΔN berekend worden. De snellere en eenvoudigere meetmethode zie hoofdstuk 7.1 verdient in deze situatie de voorkeur.
7.2.2
IΔN IΔN
10 mA 30 mA
MENU
START
Testen van aardlekschakelaars met 5 • IΔN (10 mA- und 30 mA)
De meting van de uitschakeltijd vindt met 5-voudige nominale foutstroom plaats.
☞
Tip Metingen met een 5-voudige nominaalstroom worden bij de test na vervaardiging van aardlekschakelaars voorgeschreven. Daarnaast wordt deze meting toegepast in situaties waar aardlekschakelaars als persoonsbeveiliging dienst doen.
De mogelijkheid bestaat deze meting te starten met een positieve halve periode „0° “ of met een negatieve halve periode „180° “. Voer de beide metingen uit. Een langere uitschakeltijd geeft de toestand van de aardlekschakelaar weer. Beide waarden moeten < 40 ms zijn.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
23
8
Testen van overbelastingsbeveiligingen, meten van de aardcircuitweerstand en het berekenen van de kortsluitstroom (funktie ZSchl en IK)
Het testen van overbelastingsbeveiligingen omvat visuele inspectie en meting. Voor het meten gebruikt u de PROFITEST⏐ONE. Voor de van toepassing zijnde nederlandse normen verwijzen wij u naar NEN 1010 en NEN 3140. Meetmethode De aardcircuitimpedantie ZSchl wordt en de kortsluitstroom IK wordt berekend om te bepalen of er aan de uitschakelvoorwaarden van de beveiliging wordt voldaan. De aardcircuitimpedantie is de weerstand van de stroomkring (sterpunt transformator - fase - beschermingsleiding). Bij een gestelsluiting tussen fase en beschermingsleiding bepaalt de waarde van de aardcircuitimpedantie de kortsluitstroom. De kortsluitstroom IK mag niet lager zijn dan de in de normen vastgelegde waarde. Daarmee wordt bepaald of de zekering of installatieautomaat de installatie veilig afschakelt. Om deze reden moet de gemeten waarde van de aardcircuitweerstand kleiner zijn dan de maximaal toelaatbare waarde. In Hfst. 17 vanaf pagina 50 vindt u de tabellen waarin de toelaatbare waarden van de aardcircuitimpedantie en kortsluitstroom voor de verschillende zekeringen en installatieautomaten zijn vermeld. In deze tabellen is rekening gehouden met de maximale fouten van het instrument conform VDE 0413. Zie ook Hoofstuk 8.1. Om de aardcircuitimpedantie ZSchl te kunnen meten, meet het instrument afhankelijk van de netspanning en netfrequentie met een teststroom van 0,83 A tot 4 A en een tijdsduur van max. 600 ms. Indien er tijdens de meting een gevaarlijke aanraakspanning optreedt (> 50 V) dan volgt er automatische afschakeling van de meting. 24
Met de gemeten waarde van de aardcircuitimpedantie ZSchl en de netspanning berekent het instrument de kortsluitstroom IK. Bij netspanningen, die binnen het nominale gebied 120 V en 230 V liggen, word de kortsluitstroom berekend met deze nominale netspanning. Ligt de spanning buiten dit nominale gebied, dan berekent het instrument de kortsluistroom IK met de aanwezige spanning en de gemeten aardcircuitimpedantie ZSchl.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Aansluitschema
ZSchl
8.1
Beoordeling van de meetwaarden
Met Tabel 1 op pagina 50 kunt u bij de maximaal toelaatbare aardcircuitweerstand ZSchl vaststellen welke waarde het instrument maximaal mag weergeven. Hierbij wordt namelijk rekening gehouden met de maximale gebruikersfouten van het instrument. Tussenliggende waarden kunt u interpoleren. Op basis van de berekende kortsluitstroom IK kunt u met behulp van Tabel 6 op pagina 52 de maximaal toelaatbare nominale waarde van de beveiliging (smeltpatroon of installatie-automaat) vaststellen bij een nominale spanning van 230/240 V. Hierbij wordt rekening gehouden met de maximale gebruikersfouten van het instrument (conform DIN VDE 0100 Deel 610).
MENU
START
Voor de juiste controle van de overspanningsbeveiliging in driefasennetten moet de aardcircuitimpedantie van elke fase (L1, L2, en L3) ten opzichte van de beschermingsleider PE gemeten worden.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
25
8.2
Meting aardcircuitimpedantie – meting achter een aardlekschakelaar
Het is mogelijk om de aardcircuitimpedantie L-PE in door aardlekschakelaars, met een minimale nominaalstroom van 30 mA, beveiligde circuits te meten. Gedurende 2 sec. wordt met een meetstroom van 15 mA gemeten en het meetreseltaat wordt met een nauwkeurigheid van ±1 Ω getoond. Het meetbereik ligt tussen 0,1 Ω en 99,9 Ω. De berekende kortsluitstroom wordt eveneens getoond. De weergave van de maximaal toelaatbare beveiliging komt hierbij te vervallen. Bij toepassing van aardlekschakelaars wordt de inwendige impedantie Zi gemeten om de juiste beveiliging te controleren. Deze meting wordt toepast in door aardlekschakelaars beveiligde installaties waar voor bijvoorbeeld documentatie de waarde van de aardcircuitweerstand vastgelegd moet worden. In combinatie met een meting vóór de aardlekschakelaar is deze meting voldoende nauwkeurig.
9
Meten van de inwendige weerstand van het net (ZI)
Meetmethode De inwendige impedantie ZI wordt volgens dezelfde meetmethode gemeten als de aardcircuitimpedantie ZSchl (zie hoofdstuk 8 op pagina 24). Het meetcircuit wordt nu niet via de beschermingsleiding PE maar via de nul N gevormd. Aansluitschema
ZI
ZSchl MENU
START
26
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
10
Meten van de aardverspreidingsweerstand (functie RE)
☞
De aardingsweerstand is de som van de aardverspreidingsweerstand (RA) en de weerstand van de beschermingsleiding PE. De aardingsweerstand wordt gemeten door een wisselstroom te sturen door de beschermingsleiding, aardelektrode en de aardverspreidingsweerstand. Hierbij worden de stroom en de spanning tussen aarde en sonde gemeten. De sonde wordt d.m.v. een aanraakveilige 4 mm banaansteker aangesloten op de sonde aansluiting (20). De rechtstreekse meting van de aardingsweerstand RE is alleen mogelijk met de sonde. De voorwaarde is wel , dat de sonde buiten de spanningstrechter van de aardelektrode wordt geplaatst. De afstand tussen de elektrode en de sonde zal daarom minimaal 20 meter moeten bedragen. In de meeste gevallen, zeker binnen de bebouwde kom, is het moeilijk, zo niet onmogelijk om de sonde goed te plaatsen. In deze gevallen kunt u de aardverspreidingsweerstand ook meten zonder de sonde. Dit betekent wel dat een gemeten weerstand inclusief de bedrijfsaarde RB en de fase L (vgl. Hoofdstuk 10.2 „Meten zonder sonde“ op pagina 28). Meetmethode Het instrument meet de aardverspreidingsweerstand RE volgens het stroom/spanningsprincipe. De meetstroom die hierbij door de aardingsweerstand vloeit, wordt door het instrument geregeld en bedraagt in de meetbereiken: 0 tot 10 kΩ - 4 mA, 0 tot 1 kΩ - 40 mA, 0 tot 100 Ω - 0,4 A en 0 tot 10 Ω > 0,8 A tot ca. 4 A (afhankelijk van de spanning). Hierdoor ontstaat een spanningsval welke evenredig is met de aardingsweerstand. De keuze van het meetbereik en de daarbij behorende meetstroom vindt automatisch plaats. GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Tip De weerstanden van de meetleiding en van de meetadapter (12) worden bij de meting automatisch gecompenseerd en komen daarom niet voor in het meetresultaat. Stoorspanningen op de beschermingsleiding PE, de aarde of op een correct aangesloten sonde beïnvloeden de meting niet. Deze spanningen kunnen gemeten worden met de spanningsmeting (d.m.v. de meetadapter (3polig) (12)). Indien er tijdens de meting een gevaarlijke aanraakspanning optreedt (> 50 V) volgt er een automatische afschakeling van de meting. De sonde-weerstand heeft geen invloed op het meetresultaat maar mag niet groter zijn dan 50 kΩ. Indien de weerstand te hoog is wordt er automatisch gemeten zonder sonde (vgl. Hoofdstuk 10.2 „Meten zonder sonde“ op pagina 28)
!
Let op! De sonde maakt deel uit van de meetkring en kan conform VDE 0413 een stroom tot max. 3,5 mA voeren.
27
10.1
Meten met de sonde
Aansluitschema
10.1.1 Automatische keuze van het meetbereik
RE
10.2
Meten zonder sonde
Als het niet mogelijk is een sonde te gebruiken kunt u de aardverspreidingsweerstand indirect d.m.v. “aardcircuitweerstandmeting” zonder sonde bepalen. Het meten wordt procies volgens de methode van Hfst. 10.1 „Meten met de sonde“ vanaf pagina 28 uitgevoerd. Aan de sonde aansluiting (20) is echter geen sonde aangesloten. De bij deze meetmethode gemeten weerstand RESchl omvat ook de weerstandswaarden van de bedrijfsaarde RB en de fase L. Om de aardingsweerstand te berekenen moeten beide waarden van deze gemeten waarde worden afgetrokken.
START
MENU
START
28
Indien de doorsneden van de fasegeleider L en nulgeleider N gelijk zijn, kan gesteld worden dat de weerstand van de fasegeleider identiek is aan de halve netimpedantie (0,5 x Zi). De netimpedantie kunt u volgens Hfst. 9 vanaf pagina 26 meten. De bedrijfsaarde RB mag conform DIN VDE 0100 0 Ω tot 2 Ω bedragen.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
De aardverspreidingsweerstand wordt als volgt berekend:
11
Meten van de isolatieweerstand (RISO)
Aansluitschema 1 R E = R ESchl – --- ⋅ R I – R B 2
Het is zinvol om bij de berekening van de aardverspreidingsweerstand geen rekening te houden met de bedrijfsaarde RB, omdat deze waarde doorgaans niet bekend is. De berekende weerstandswaarde is dan inclusief de weerstand van de bedrijfsaarde. Deze extra weerstand fungeert als veiligheidsmarge in de berekening.
10.3
☞
Beoordeling van de meetwaarden
Indien bepaald is wat de maximale weerstandswaarde mag zijn, kan in Tabel 2 op pagina 50 worden nagegaan wat de maximale waarde op het instrument mag zijn; dit om er zeker van te zijn dat bij een afwijking van de meting de weerstandswaarde van de installatie voldoende laag is. Subwaarden kunnen geïnterpoleerd worden.
☞
Tip Indien u de steker voor wandcontactdozen gebruikt, wordt uitsluitend de isolatieweerstand tussen de “L” aangeduide faseaansluiting en het aardcontact PE gemeten! Tip Testen van meetleidingen Voor de isolatieweerstandmeting kan door het kortsluiten van de meetleidingen met de meetpennen getest worden of het instrument nagenoeg nul Ω aanwijst. Hierdoor kan een onjuiste aansluiting vermeden worden of een onderbreking van de meetleiding worden vastgesteld.
RISO
MENU
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
29
!
START
☞
Tip Isolatieweerstand kan alleen gemeten worden als de installatie spanningsloos is.
Als er op de installatie een spanning ≥ 10 V staat, kan de isolatieweerstand niet worden gemeten. De LED NETZ/MAINS (6) brandt en in het LCD-scherm (1) verschijnt dan b.v. de volgende melding:
START
Let op! Raak nooit de aansluitcontacten van het instrument aan indien de isolatieweerstandmeting is ingeschakeld!
Als de contacten vrij of voor meting aangesloten zijn op een ohmse belasting dan zal bij aanraking een spanning van 500 V en een stroom van ca. 1 mA door uw lichaam vloeien. Hierbij worden geen levensgevaarlijke waarden bereikt. Door de merkbare schok kunnen er door het schrikeffect toch gevaarlijke situsties ontstaan.
!
Let op! Bij metingen aan capacitieve objecten, bijvoorbeeld een lange kabel, kan deze zich tot 500 V opladen! Aanraken is dan LEVENSGEVAARLIJK!
Capacitieve objecten worden na het meten van de isolatieweerstand automatisch ontladen na het loslaten van de Startknop ▼ (3 resp. 17). Het instrument dient wel aangesloten te blijven om het object te kunnen ontladen. De restspanning wordt in het LCDscherm (1) weergegeven. U kunt de meetpannen verwijderen zodra de spanning < 25 V is!
☞
Tip Bij de isolatieweerstandmeting worden de batterijen sterk belast. Druk daarom de Startknop ▼ (3 resp. 17) niet langer dan nodig; d.w.z. tot de aanwijzing stabiel is.
Alle geleiders (L1, L2, L3 en N) moeten ten opzichte van aarde worden gemeten!
30
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
11.1
Meten van de vloergeleidingsweerstand (RE(ISO))
Deze meting dient ervoor om na te gaan hoe de geleidbaarheid van de vloer is voor elektrostatische ladingen; conform EN 1081.
RISO
Aansluitschema en meetopstelling MENU
START
➭ Maak de voer met een droge doek goed schoon. ➭ Plaats de vloersonde 1081 (driehoeksonde) en belast deze met een gewicht van minimaal 300 N (30 kg). ➭ Verbind de sonde met de testpennen (16) en de meetadapter (3-polig) (12) met een aardpunt, b.v. een aardcontact van een wandcontactdoos of de c.v. installatie.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
De grenswaarde van de vloergeleidingsweerstand wordt bepaald op basis van de hiervoor relevante voorschriften.
31
Meten van laagohmige weerstanden tot 100 Ω (aard- en vereffeningsleidingen)
12 12.1
Let op! Aluit altijd eerst de meetpennen aan voor u op de Start-knop ▼ (3 resp. 17) drukt. Als er spanning op het object staat wordt de meting geblokkeerd. Indien u vóór het aansluiten van de meetpennen op de start-knop ▼ drukt, spreekt de zekering aan.
Meten van laagohmige weerstanden (functie RLO)
Bij het meten van de laagohmige weerstand van aardleidingen, beschermingsleidingen of vereffeningsleidingen, moet conform de voorschriften met (automatische) polariteitsomschakeling van de meetspanning, of met een stroomrichting (+ pool aan PE of - pool aan PE) gemeten worden.
!
!
Let op! Laagohmige weerstanden kunnen uitsluitend gemeten worden aan een spanningloos object.
Het instrument meet standaard met automatische ompoling. De hoogste van de 2 gemeten waarden verschijnt in het display. START
Aansluitschema
Indien het verschil tussen de 2 gemeten waarden te groot is, verschijnen beide waarden in het display. Dit verschil kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door thermo- of elementspanningen: RLO
MENU
32
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Bij weerstandsmeting worden de batterijen sterk belast. Druk daarom bij het meten van de laagohmige weerstand in een polariteit de START-knop W (3 resp. 17) niet langer in dan nodig.
☞ Met name in een TN-C stelsel waar de nul en de beschermingsleiding zijn gecombineerd, kan het meetresultaat beïnvloed worden door parallel geschakelde impedanties van stroomketens of door vereffeningsstromen. Ook impedanties welke tijdens de meting variëren (bv inductie) of slechte contacten kunnen de oorzaak zijn van meetfouten (met als gevolg een dubbele aanwijzing). Om een juist meetresultaat te verkrijgen is het noodzakelijk fouten te herkennen en te elimineren. Waarschuwing bij vreemde spannin b.v.:
Tip Meten van laagohmige weerstanden De weerstand van de meetadapter (3-polig) (12) wordt niet automatisch gecompenseerd. Bij gebruik van de meetadapter of een verlengkabel kan de extra weerstand volgens Hoofstuk 12.2 worden gecompenseerd. Indien er een impedantie wordt gemeten welke pas na enige tijd een stabiele waarde geeft kunnen in de stand Rlo fouten voorkomen. Voorbeelden van deze weerstanden zijn: - weerstanden van gloeilampen, waarbij de waarde door verwarming verandert – weerstanden met een hoog inductief aandeel – overgangsweerstanden van contacten
Meet om de oorzaak van de meetfout te vinden de weerstand in 2 richtingen.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
33
12.2
Gebruik maken van verlengleidingen tot 10 Ω (functie ΔRLO)
Bij gebruik van verlengkabels kan de ohmse weerstand van deze verlengkabel automatisch van het meetresultaat ‘worden afgetrokken. HAndel hierbij als volgt: ➭ Sluit het einde van de verlengde testkabel met de 2de meetpunt van het testinstrument kort. ➭ Kies in het menu de functie ΔRLO. ➭ Begin de meting met de START knop. ➭ Druk na deze meting de knop IΔN / i. In het display verschijnt de melding ΔRLO Offset xxx Ω, waarbij de xxx een waarde tussen 0,00 en 9,99 Ω aangeeft. Vervolgens wordt deze waarde bij alle komende ΔRLO-metingen van het eigenlijke meetresultaat afgetrokken. Een opgeslagen offset blijft ook na het uitschakelen van het instrument in het geheugen.
☞
34
Tip Maak van deze functie alleen gebruik als u met een verlengkabel werkt. Gebruikt u andere verlengkabels, dan dient de procedure te worden herhaald.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
13
Vaststellen van de draaiveldrichting
Aansluitschema
START
Rechts draaiveld
Voor het meten van de richting van het draaiveld heeft u de meetadapter (3-polig) (12) nodig.
Links draaiveld
UL-PE
PE of N aan fase MENU
☞
Tip In het LCD-scherm (1) verschijnt: – de hoogst opgetreden spanning. – de 3 fasen en de fasevolgorde aangeduid met de cijfers 1:2:3 – een circel met pijlaanduiding om de draairichting aan te geven
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Fase ontbreekt
35
14
Bedienings- en displayfuncties
(1) LCD-display In het LCD-display wordt weergegeven: • Een of twee meetwaarde(n), 3 cijferig, inclusief eenheid en aanduiding van de te meten grootheid • Nominale waarde van de spanning en frequentie • Aansluitschema’s • Helpteksten • Meldingen en tips (2) Toets IΔN / i Door het indrukken van deze toets wordt: • bij het testen van de aardlekschakelaar (IΔN), na meting van de aanraakspanning, de uitschakeltest gestart. • na keuze van een functie in het menu het bijbehorende aansluitschema en de helptekst opgeroepen. • een speciale aardlekschakelaartest gekozen • informatie behorende bij de meting van ZSCHL, ZI en RLO getoond Deze toets heeft dezelfde functie als toets I (18). (3) Toets Start ▼ Met deze toets wordt de in het menu gekozen functie gestart. Indien het apparaat is uitgeschakeld, wordt door het indrukken van deze toets de meting gestart in de standaardinstelling, of in de gewijzigde standaardinstelling. Bij de volgende metingen meet het instrument net zo lang als de toets is ingedrukt: RISO (Isolatieweerstand) en ZST (vloerisolatieimpedantie). De toets heeft dezelfde functie als toets ▼ (17).
36
(4) Taste Menu Met de groene menutoets worden de basisfuncties opgeroepen, die met de meetbereikschakelaar (9) ingesteld zijn. Tevens wordt het instrument ingeschakeld. Nadat de menutoets nogmaals wordt ingedrukt, wordt de pijl in het display naar de volgende functie verplaatst. (5) LED PE Deze licht rood op, als er tussen het aangeraakte contactvlak (19) en de aardaansluiting PE of de nulaansluiting N, afhankelijk van de stand van de meetbereikschakelaar (9), een potentiaal verschil van > 100 V staat (vgl. Hoofdstuk 15.1 „TLED functies“ op pagina 45).
☞
Tip De LED PE kan ook oplichten doordat een capacitieve spanningsdeler wordt gevormd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de meetadapter (3-polig) (12) gebruikt wordt; testpennen (16) in de hand worden gehouden en de metalen punt van de testpen wordt aangesloten op de fase L. Indien u op een isolerende vloer staat, wordt er op deze manier een capacitieve spanningsdeler gevormd, en kan de PE LED oplichten.
(6) LED NETZ/MAINS Deze werkt alleen als het instrument is ingeschakeld. In de spanningsbereiken UL-N en UL-PE heeft deze LED geen functie. Deze LED brandt groen, rood of oranje, of knippert groen of rood, afhankelijk van de aansluiting van het instrument en de gekozen functie (vgl. Hoofdstuk 15.1 „TLED functies“ op pagina 45). De LED brandt ook, als bij de meting RISO of RLO netspanning optreedt.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
(7) LED UL/RL Deze brandt rood als tijdens de aardlekschakelaartest de foutspanning > 25 V resp. > 50 V wordt en na afschakeling uit veiligheidsredenen. (8) LED FI/RCD Deze brandt rood als bij een uitschakeltest met nominale foutstroom de aardlekschakelaar niet binnen 400 ms afschakelt. Wanneer bij een meting met stijgende foutstroom de aardlekschakelaar niet voor het bereiken van de nominale foutstroomafschakelt, brandt de LED eveneens. (9) Meetbereikschakelaar Met deze draaischakelaar kiet u de basisfuncties: UL-N / UL-PE / IΔN (10 mA/30 mA/100 mA/300 mA/500 mA) ZSchl / ZI / RE / RISO / RLO Als het instrument ingeschakeld is en de meetbereikschakelaar wordt gedraaid, dan wordt de basisfunctie gekozen.
(12) Meetadapter
!
Let op! De meetadapter (3-polig) (12) mag alleen met de teststeker (14) van de PROFITEST⏐ONE worden gebruikt. Andere toepassingen zijn niet toegestaan!
De opsteekbare meetadapter (3-polig) (12) word voor het meten in installaties zonder randaarde wandcontactdozen toegepast, bijvoorbeeld vaste aansluitingen, verdeelinrichtingen, 3 fasewandcontactdozen maar ook voor isolatieweerstand- en laagohmige weerstandmetingen. (13) —
(11) Houder voor teststeker In deze houder kan de teststeker (14) bevestigd worden.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
37
(14) Teststeker Op de teststeker wordt de meetadapter (3-polig) (12) aangebracht en met klikvergrendeling vastgezet. (15) Krokodillenbek (opsteekbaar) (16) Testpennen (17) Schuifknop ▼ Deze stand van de schuifknop heeft dezelfde functie als de drukknop Start ▼ (3). (18) Schuifknop I Deze stand van de schuifknop heeft dezelfde functie als de drukknop IΔN / i (2). (19) Contactvlak Het contactvlak is aan één zijde van de teststeker (14) aangebracht. Bij het vastpakken van de teststeker raakt u dit vlak automatisch aan. Het contactvlak is is galvanisch gescheiden van de aansluitingen en van de meetschakeling. Het instrument kan als fasezoeker conform beschermingsklasse II (dubbel geïsoleerd) gebruikt worden! Bij een potentiaalverschil > 100 V tussen de beschermingsleidingaansluiting en het contactvlak gaat de LED PE (5) branden (vgl. Hoofdstuk 15.1 „TLED functies“ op pagina 45).
38
(20) Sondeaansluiting De aansluitbus voor de sonde wordt gebruikt bij de meting van de sondespanning US-PE, de foutspanning UE, de aardverspreidingsweerstand RE en de vloerisolatieweerstand. Hij kan ook gebruikt worden voor het meten van de aanraakspanning bij de aardlekschakelaartest. De aansluiting van de sonde gebeurt via een aanraakveilige banaansteker met een doorsnede van 4 mm. Het instrument controleert of een sonde is aangesloten en geeft deze toestand weer in het LCD-scherm (1). (21) Bevestigingsogen Aan zowel de linker als de rechter zijde van het instrument is een bevestigingsoog aangebracht. Aan deze ogen kan een draagriem bevestigd worden. (22) Scharnier Het in stappen verstelbare scharnier maakt het mogelijk het aflees/bedieningsgedeelte naar voren en naar achteren te zwenken. De afleeshoek is hierdoor optimaal instelbaar.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
(23) Reservezekeringen Twee reservezekeringen bevinden zich onder het batteriijvakdeksel (28). (24) Zekeringen De beide zekeringen van het type M 3,15/500G (noodzekering FF 3,15/500G) beveiligen het instrument tegen overbelasting. Fase L en nul N zijn elk beveiligd. Als één van de zekeringen defect is en er wordt gebruik gemaakt van de met deze zekering beveiligde meetkring, dan verschijnt er een foutmelding in het LCD-scherm (1).
!
☞
Let op! Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het instrument aanzienlijk beschadigd worden. Alleen de originele zekeringen garanderen de noodzakelijke veiligheid.
Tip De spanningsmeetbereiken UL-N en UL-PE zijn ook bij defecte zekeringen nog bruikbaar.
(25) Stelbeugel Met de stelbeugel kan het aflees- en bediengedeelte ondersteund worden. Vooral als het instrument in liggende positie met de optionele geheugen-eenheid „PROFITEST⏐SI-BC“ is uitgerust, kan door het uitklappen van de beugel een stabiele positie verkregen worden. (26) Typeplaatje Hierop staan gegevens over zowel de bediening als over de eigenschappen van het instrument. (27) Batterijhouder De batterijhouder is geschikt voor het aanbrengen van 6 x 1,5 pen-lite cellen volgens IEC LR 6 t.b.v. de stroomvoorziening van het instrument. Let bij het inzetten van nieuwe batterijen op de juiste polariteit, overeenkomstig de aangegeven symbolen. De batterijhouder past slechts op één manier in het batterijvak. (28) Batterijvakdeksel
!
Let op! Voor verwijdering en bij een verwijderd batterijvakdeksel moet het instrument volledig van de meetkring gescheiden worden!
Het batterijvakdeksel bedekt de batterijhouder (27) met de batterijen, de zekeringen (24) en de reserve zekeringen (23).
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
39
(29) Korte aanduiding meetwaarde 1 (30) Korte aanduiding voor de gekozen subfunctie (31) Drie-cijferige meetwaarde 1 met aanduiding meetgrootheid (32) Driecijferige meetwaarde 2 met aanduiding meetgrootheid (33) Korte aanduiding van de gekozen subfunctie; meldingen en tips (34) Korte aanduiding meetwaarde 2 (35) Oplaadbus / Aansluiting stroomtang Aan deze bus mag uitsluitend de laadadapter voor het opladen van accu’s of de stroomtang Z501G aangesloten worden. (36) Infrarood interface (SIR, IrDa) Via deze interface worden de gegevens naad de SI module (optie) gezonden. Voor een update m.b.v. de PC kan een IrDa adapter (optie) aangesloten worden.
40
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
15
Technische specificaties
FuncMeetgrootheid tie
UL-PE
f UL–PE
U3~ Δ USONDE IL IAMP. T 1) Frel 1) UL-N
UL–N f
0 ... 99,9 V 100 ... 500 V 0 ... 99,9 V 100 ... 500 V 15,0 ... 99,9 Hz 100 ... 1000 Hz 0 ... 99,9 V 100 ... 500 V 0 ... 99,9 V 100 ... 253 V 0 ... 1 A 0 ... 99,9 A 100 ... 199 A –10,0 … +50,0 °C 10,0 … 90,0% 0 ... 99,9 V 100 ... 300 V 15,0 ... 99,9 Hz 100 ... 1000 Hz
Resolotie
0,1 V 1V 0,1 Hz 1 Hz
330 kΩ
0,3 · IΔN
UIΔN
0 ... 70,0 V
0,1 V
10 Ω ... 6,51 kΩ 3 Ω ... 999 Ω 1 kΩ ... 2,17 kΩ 1Ω ... 651 Ω 0,3 Ω ... 99,9 Ω 100 Ω ... 217 Ω 0,2 Ω ... 9,99 Ω 100 Ω ... 130 Ω 3,0 ... 13,0 mA 9,0 ... 39,0 mA 30 ... 130 mA 90 ... 390 mA 150 ... 650 mA 0 ... 25,0 V 0 ... 50,0 V 0 ... 1000 ms 0 ... 40 ms
10 Ω 3Ω 10 Ω 1Ω 0,3 Ω 1Ω 0,2 Ω 1Ω
RE / IΔN = 30 mA
RE / IΔN = 300 mA RE / IΔN = 500 mA IΔ / IΔN = 10 mA IΔ / IΔN = 30 mA IΔ / IΔN = 100 mA IΔ / IΔN = 300 mA IΔ / IΔN = 500 mA UIΔ / UL = 25 V UIΔ / UL = 50 V tA / IΔN tA / 5 · IΔN
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Ingangsimpedantie/ Teststroom
0,1 V 1V aansluiting L-N0,1 V PE 1V 500 kΩ 0,1 Hz 1 Hz aansluiting L-PE 500 kΩ 0,1 V 1V 0,1 V Sonde-PE 1V 1MΩ 0,1 mA 0,1 A 1A
RE / IΔN = 10 mA
RE / IΔN = 100 mA
IΔN
Meetbereik
Nominale waarden
Gebruikersfout
Basisfout
±(2% v.M.+1D)
±(1% v.M.+5D) ±(1% v.M.+1D) ±(1% v.M.+5D) ±(1% v.M.+1D)
108 ... 253 V 108 ... 253 V 2)
±(0,2% v.M.+1D) ±(0,1% v.M.+1D)
15 ... 70 Hz 108 ... 440 V 2)
±(3% v.M.+1D)
±(2% v.M.+1D)
Aansluitingen Meetste- 3-poligeSonde ker adapter
●
Tang
●
●
0 ... 253 V
±(3% v.M.+5D)
±(2% v.M.+4D)
5 mA ... 1,0 A
±(5% v.M.+5D)
±(3% v.M.+3D)
●
10 A ... 150 A
±(10% v.M.+5D) ±(5% v.M.+3D)
●
0 … +40 °C 20 … 80%
±2 °C ±5% ±(1% v.M.+5D) ±(2% v.M.+1D) ±(1% v.M.+1D) ±(0,1% ±(0,2% v.M.+1D) v.M.+1D) +1% v.M.–1D ... +10% v.M.+1D +9% v.M.+1D
108 ... 253 V 15 ... 70 Hz 5 ... 70 V
berekende waarde
●
UN = 120/230 V fN = 50/60 Hz UL = 25/50 V
1 mA 1 mA 1 mA
3,0 ... 13,0 mA 9,0 ... 39,0 mA 30 ... 130 mA 90 ... 390 mA 150 ... 650 mA
0,1 V
wie IΔ
1 ms 1 ms
1,05 · IΔN 5 · IΔN
0,1 mA
Nom. gebruiksgebied
3,0 ... 13,0 mA 9,0 ... 39,0 mA 30 ... 130 mA 90 ... 390 mA 150 ... 650 mA 0 ... 25,0 V 0 ... 50,0 V 0 ... 1000 ms 0 ... 40 ms
IΔN = 10/30/ 100/300/500 mA
IΔN = 10/30 mA
● ±(5% v.M.+1D)
±(3,5% v.M.+2D)
+10% v.M.+1D
+1% v.M.–1D ... +9% v.M.+1 D
±4 ms
±3 ms
●
● naar keuze
41
FuncMeetgrootheid tie ZSchl (hele periode) ZI ZSchl ZSchl (+/– halve periode ZI
Meetbereik
Resolotie
UE
0 A ... 999 A 1,00 kA ... 9,99 kA 10,0 kA ... 50,0 kA3) 0 ... 10 Ω 0 ... 10 Ω 0 ... 10 Ω 0 ... 100 Ω 0 ... 1 kΩ 1 kΩ ... 10 kΩ 0 ... 253 V
1A 10 A 100 A 10 mΩ 10 mΩ 10 mΩ 10 mΩ 1Ω 1Ω 1V
ZST
0 ... 1 MΩ
1 kΩ
0,01 ... 9,99 MΩ 10,0 ... 99,9 MΩ 0,01 ... 9,99 MΩ 10,0 ... 99,9 MΩ 100 ... 200 MΩ 0,01 ... 9,99 MΩ 10,0 ... 99,9 MΩ 100 ... 300 MΩ
10 kΩ 100 kΩ 10 kΩ 100 kΩ 1 MΩ 10 kΩ 100 kΩ 1 MΩ
IK = 1,5 mA
U
25 ... 600 V–
1V
500 kΩ
25 ... 600 V
RLO
0,01 Ω ... 9,99 Ω 10,0 Ω ... 99,9 Ω
10 mΩ 100 mΩ
Im ≥ 200 mA
0,35 Ω ... 6 Ω
RE
RST
RISO, RE ISO RISO
met externe sonde als optie L-PE: 250 V, L-L: 440 V
42
0,35 ... 0,49 Ω 0,50 ... 0,99 Ω 1,00 ... 9,99 Ω 0,83 ... 4,0 A 0,35 ... 0,99 Ω 1,00 ... 9,99 Ω 120 (108 ... 132) V — 230 (196 ... 253) V 400 (340 ... 440) V 0,83 ... 3,4 A 0,35 Ω ... 0,49 Ω 0,83 ... 3,4 A 0,50 Ω ... 0,99 Ω 0,83 ... 3,4 A 1,0 Ω ...9,99 Ω 10 Ω ...99,9 Ω 400 mA 100 Ω ...999 Ω 40 mA 1 kΩ ...9,99 kΩ 4 mA — berekende waarde 10 kΩ ... 199 kΩ 2,3 mA bei 230 V 200 kΩ ... 999 kΩ 10 kΩ ... 199 kΩ
10 mΩ
RE (RESchl zonder sonde)
1) 2)
Nom. gebruiksgebied
0,01 ... 9,99 Ω
IK
RLO
Ingangsimpedantie/ Teststroom
Nominale waarden
Gebruikersfout
±(15% v.M.+5D) ±(15% v.M.+5D) ±(10% v.M.+5D) UN = 120/230 V ±(15% v.M.+5D) fN = 50/60 Hz ±(10% v.M.+5D) — ±(15% v.M.+5D) ±(15% v.M.+5D) ±(10% v.M.+3D) UN = 120/230 V ±(10% v.M.+3D) fN = 50/60 Hz ±(10% v.M.+3D) ±(10% v.M.+3D)
U0 = UL-N
Basisfout ±3 D ±(4% v.M.+3D) ±(3% v.M.+3D) ±(6% v.M.+5D) ±(4% v.M.+3D)
Aansluitingen Meetste- 3-poligeSonde ker adapter
●
●
●
●
●
●
Tang
— ±3 D ±(4% v.M.+3D) ±(3% v.M.+3D) ±(3% v.M.+3D) ±(3% v.M.+3D) ±(3% v.M.+3D)
●
±(10% v.M.+2D) ±(5% v.M.+3D) ±(20% v.M.+2D) ±(10% v.M.+3D) ±(20% v.M.+2D) ±(20% v.M.+3D)
UN = 100 V IN = 1 mA 50 kΩ ... 100 MΩ
UN = 250 V IN = 1 mA
±(5% v.M.+1D)
±(3% v.M.+1D)
±(3% v.M.+1D)
±(1,5% v.M.+1D)
±(5% v.M.+3D)
±(2% v.M.+2D)
UN = 500 V IN = 1 mA
U0 = 4,5 V 3)
●
100 UN · 1/Ω
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Referentiebereiken Netspanning Netfrequentie Frequentie meetgrootheid Golfvorm Netimpedantiehoek Sondeweerstand Voedingsspanning
230 V ±0,1% 50 Hz ±0,1% 45 Hz ... 65 Hz Sinus (Abweichung zwischen Effektiv- und Gleichrichtwert ≤ 0,1%) cos ϕ = 1 ≤ 10 Ω Batterij: 8 V ±0,5 V
Omgevingstemperatuur Relatieve luchtvochtigheid Aanraakcontact Vloer-en wandisolatie
+23 °C ±2 K 40% ... 60% bij test PE potentiaal ohms
Nominale bereiken Spanning UN Frequentie fN
Totaal spanningsbereik UY Totaal frequentiebereik Signaalvorm Temperatuurbereik Batterijspanning Netimpedantiehoek Sondeweerstand
120 V (108 ... 132 V) 230 V (196 ... 253 V) 16 2/3 Hz (15,4 ... 18 Hz) 50 Hz (49,5 ... 50,5 Hz) 60 Hz (59,4 ... 60,6 Hz) 60 … 253 V 15 … 70 Hz Sinus 0 °C ... + 40 °C 6 ... 10 V entsprechend cos ϕ = 1 ... 0,95 < 50 kΩ
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Omgevingsfactoren Opslagtemperatuur Werktemperatuur Relatieve luchtvochtigheid Hoogte boven NAP Voedingsspanning Batterijen
Accu’s Netadapter (laden) (optie) Laadtijd
–20 °C ... +60 °C (zonder batterijen –10 °C ... +50 °C max. 75%, zonder dauwvorming max. 2000 m
6 stuks 1,5 V-Mignoncellen (Alkaline-Mangaan vlgs. IEC-LR6 resp. ANSI-AA of JIS-AM3) NiCd of NiMH NA 0100S (9 V DC) jackplug ∅ 3,5 mm ca. 8 uur
Aantal metingen (met één set batterijen), zonder belichting RISO 1 meting – 25 s pauze: 1500 metingen RLO automatische ompoling (1 meetcyclus) – 25 s pauze: 1500 metingen Bij accu’s word op grond van de geringe oplaadcapaciteit t.o.v. batterijen een geringer aantal metingen bereikt. Met de Accu set 0100S (bestelnummer Z501B) wordt minimaal een aantal van 2/3 van het bovengenoemde aantal gehaald.
43
Elektrische veiligheid Beschermingsklasse Nominale spanning Testspanning Meetcategorie Vervuiligsgraad Zekering aansluiting L en N
II vlgns IEC 61010-1/EN 61010-1/ VDE 0411-1 230/400 V 3,7 kV 50 Hz 300 V CATIII 2 elk1 G-smeltveiligheid M 3,15/500G 6,3 mm x 32 mm (noodzekering FF 3,15/500G)
Elektro Magnetische Compatibiliteit (EMC) Productnorm EN 61326-1:1997 EN 61326:1997/A1:1998 Veroorzaking storing
Klasse
EN 55022
A
Gevoeligheid storing
Testwaarde
EN 61000-4-2
Contact/Lucht - 4 kV/8 kV
EN 61000-4-3
10 V/m
EN 61000-4-4
Netaansluiting - 2 kV
Toegestane overbelasting Spanningsmeetingangen ZSchl, Zi
RLO
44
Bescherming door zekeringen
Interface Type
3,15 A 10 s, > 5 A − aanspreken van de zekeringen
Infrarood interface (SIR/IrDa) bidirectioneel, halfduplex 9600 Baud, 1 startbit, 1 stopbit, 8 startbits, geen pariteit, geen handshake max. 30 cm geadviseerde afstand: < 10 cm
Format
Afstand
Mechanische opbouw Afmetingen Gewicht Beschermingsklasse
240 mm x 340 mm x 62 mm (zonder meetsnoeren) ca. 2,5 kg met batterijen Behuizing IP 40, testpennen IP 40 volgens DIN VDE 0470 deel 1/ EN 60529
Tabel met IP codes 300 VY continu 440 V (met ale limiet het aantal metingen en de pauzetijd, bij overschrijden van de belasting schakelt een thermische beveiliging het instrument uit) Elektronische beveiliging blokkeert het inschakelen bij vreemde spanning
IP XY (1. cijfer X) 0 1 2 3 4
Bescherming tegen indringen van vaste voorwerpen niet beschermd ≥ 50,0 mm ∅ ≥ 12,5 mm ∅ ≥ 2,5 mm ∅ ≥ 1,0 mm ∅
IP XY (2. cijfer Y) 0 1 2 3 4
Bescherming tegen het indringen van water niet beschermd druppelend water druppelend (15° hoek) regenwaterdicht spatwaterdicht
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
15.1
TLED functies
LED
1)
Zustand
Teststeker
Meetadapter
Stand meetbereikschakelaar (9)
PE
brandt rood
X
X
alle
X
X
IΔN / RE / RLO / ZSchl / RISO
PE
brandt rood
NETZ/ MAINS 1) NETZ/ MAINS 1) NETZ/ MAINS NETZ/ MAINS 1) NETZ/ MAINS 1) NETZ/ MAINS NETZ/ MAINS
brandt groen knippert groen knippert groen brandt oranje knippert rood knippert rood brandt rood
UL/RL
brandt rood
X
X
FI/RCD
brandt rood
X
X
X
IΔN / RE / RI / ZSchl X
IΔN / RE / RI / ZSchl
X
ZSchl
X
IΔN / RE / ZI / ZSchl
X
IΔN / RE / ZI / ZSchl X
ZSchl
X
RISO / RLO IΔN RISO / RLO IΔN
Functie Instrument uitgeschakeld en een potentiaalverschil ≥ 100 V tussen aanraakvlak en één van de aansluitingen L, N, PE resp L1, L2, L3 bij 1 polige aansluiting of PE (aardcontact) bij meerpolige aansluitingen Frequentie f > 45 Hz Instrument ingeschakeld en potentiaal verschil ≥ 100 V tussen aanraakvlak en PE (aardcontact) Frequentie f > 45 Hz Netspanning 65 V tot 253 V, meting is vrijgegeven Netspanning 65 V tot 440 V, N niet aangesloten, meting is vrijgegeven (IΔN 500 mA, 330 V) Netspanning 65 V tot 440 V,meting vrijgegeven Netspanning 65 V tot 253 V t.o.v. PE, Er zijn twee verschillende fase aangesloten (net zonder nul) meting is vrijgegeven Netspanning < 65 V of > 253 V, meting geblokkeerd Netspanning < 65 V of > 440 V, meting geblokkeerd Vreemde spanning, spanning nog aanwezig, meting geblokkeerd – Aanraakspanning UIΔN resp. UIΔ > 25 V bzw. > 50 V – indien veiligheidsafschakeling heeft plaatsgevonden – Grenswaardeoverschreiding bij RISO / RLO Aardlekschakelaar schakelt bij de uitschakeltest niet of niet tijdig uit.
De LED NETZ/MAINS (6) heeft geen functie bij de test van de aardlekschakelaar in IT-netten.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
45
16
Onderhoud
16.1
Zelftestprocedure
☞
UL-N
Tip In dit testbeeld wordt de volgende informatie verstrekt: − softwareversie met datum − Typenummer instrument − Datum laatste kalibratie − Statusaanduiding interne testprocedure (op de aanduiding ROM- und CAL-CHECKSUM: moet „OK !“ volgen. Als de aanduiding niet OK is mag het instrument niet meer voor metingen worden gebruikt. Raadpleeg de Service afdeling van GMC-Instruments Nederland B.V. (0348-42 11 55).
MENU
START
Druk ter controle van elk testbeeld na ieder testbeeld de knop Start ▼ (3 of 17) in. Door het drukken van de knop Menu (4) kan de testprocedure voortijdig worden beëindigd. Er verschijnen allereerst zes verschillende testbeelden met horizontale en verticale strepen, b.v.: START
START
46
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Hierna verschijnen de volgende testbeelden: START START
☞
START
Tip Elk aangegeven relais schakelt twee keer.
START
☞
Tip Elk van de vier in het display genoemde LED’s knippert vier keer. De LED PE kan niet automatisch worden getest.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Door het indrukken van een willekeurige knop wordthet instrument opnieuw in bedrijf genomen.
47
16.2
Batterijen, accu’s en opladen
Controleer regelmatig en ook wanneer het instrument langere tijd niet is gebruikt, of de batterijen c.q. accu’s niet uitgelopen zijn. Is dit het geval, dan dient u, voordat het instrument weer gebruikt wordt, met een vochtige doek de elektrolyt zorgvuldig en volledig te verwijderen en nieuwe accu’s c.q. batterijen aan te plaatsen. Als bij de batterijtest (vgl. Hoofdstuk 3.3 „Batterij- c.q. accutest“ op pagina 9) wordt vastgesteld, dat de batterijspanning onder het toelaatbare niveau ligt, dan moeten de batterijen worden vervangen door nieuwe of de accuset moet worden opgeladen (vgl. Hoofdstuk 3.1 „Batterijen plaatsen c.q. omwisselen“ op pagina 8).
16.2.1 Laden lege NiMH- of NiCd-accu’s in het instrument Probleem Accupack wordt niet opgeladen: • bij het voor de eerste keer laden van een accupack • bij het laden van een accupack met sterk verschillend geladen cellen U herkent deze situatie hieraan: na een 30 minuten durende laadprocedure met een uitgeschakeld instrument schakelt het instrument direct weer uit nadat u het inschakelt. Oplossing ➭ Verwijder de netadapter van het net en van het instrument.
UL-N
➭ Draai de spanningskeuzeschakelaar van de netadapter van positie „9 V“ naar positie „12 V“. ➭ Sluit de netadapter aan op het instrument en sluit de adapter vervolgens aan op het 230 V-net. ➭ Laadt het accupack met uitgeschakeld instrument vervolgens ca. 10 … 15 min.
MENU
➭ Neem de netadapter uit de wandcontactdoos en draai de spanningskeuzeschakelaar van „12 V“ terug op „9 V“. ➭ Sluit de netadapter weer op het 230 V-net aan.
START
➭ Laad het accupack verder op via het menu.
!
48
Let op! Gebruik voor het opladen uitsluitend de netadapter NA 0100S met een veilige elektrische scheiding en een secundaire spanning van 9 V DC. Voordat u de netadapter aan de laadbus aansluit, dient u zich ervan te verzekeren dat: – accu’s en geen batterijen zijn geplaatst, – het instrument volledig van de meetkring verwijderd is, – de netadapter op 9 V is ingesteld. GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
16.3
Smeltveiligheden
Als één van de smeltveiligheden door een overbelasting is aangesproken, dan verschijnt in het LCD-scherm (1) een foutmelding. De spanningsmeetbereiken van het apparaat zijn echter nog steeds functioneel.
☞
!
Tip Bij enkele functies kan een defecte zekering niet herkend worden. Er verschijnt dan de volgende melding in het display: “meetopstelling controleren”. De oorzaken kunnen meerdere zijn, waaronder een defecte zekering.
Smeltveiligheden wisselen
!
Let op! Voor het openen van het batterijvakdeksel (28) moet het instrument volledig van de meetkring worden losgekoppeld.
➭ Maak aan de achterzijde de schroef van het batterijvakdeksel (28) los en verwijder het deksel. De zekeringen (24) en de reserve zekeringen (23) zijn nu bereikbaar. ➭ Ontgrendel de houder van de zekering (24) m.b.v. een schroevendraaier door de kap in te drukken en naar links te draaien.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Let op! Door onjuiste smeltveiligheden kan het meetinstrument zwaar beschadigd raken. Alleen originele smeltveiligheden van GOSSEN-METRAWATT waarborgen de noodzakelijke bescherming door een geschikte uitschakelkarakteristiek. Zekeringen overbruggen of repareren isn niet toegestaan. Het gebruik van smeltveiligheden met een andere nominaalstroom, afschakelvermogen of uitschakelkarakteristiek kan ernstige beschadiging van het instrument tot gevolg hebben.
➭ Verwijder de defecte smeltveiligheid en en vervang deze door een nieuwe (23). ➭ Plaats de kap met de nieuwe smeltveiligheid in de houder en vergrendel deze door naar rechts te draaien. ➭ Breng het batteriijvakdeksel (28) weer aan en schroef zet deze vast.
16.4
Behuizing
Bijzonder onderhoud is niet noodzakelijk. Let op een schone oppervlakte. Gebruik alleen een licht vochtige doek. Vermijd het gebruik van poets-, schuur- of oplosmiddelen.
49
17
Bijlage
Tabellen voor het bepalen van de maximale resp. minimale aanwijzingen, rekening houdend met de maximale gebruikersfout van het instrument.
17.1
Tabel 1
ZSchl. (sinus) / ZI (Ω) GrensMax. waarde aanwijzing 0,10 0,04 0,15 0,08 0,20 0,13 0,25 0,17 0,30 0,21 0,35 0,26 0,40 0,30 0,45 0,34 0,50 0,39 0,60 0,47 0,70 0,56 0,80 0,65 0,90 0,73 1,00 0,82 1,50 1,31 2,00 1,77 2,50 2,22 3,00 2,68 3,50 3,13 4,00 3,59 4,50 4,04 5,00 4,50 6,00 5,40 7,00 6,31 8,00 7,22 9,00 8,13 9,99 9,03
50
17.2 ZSchl. (+/- halve sinus) (Ω) GrensMax. waarde aanwijzing 0,10 0,05 0,15 0,10 0,20 0,14 0,25 0,18 0,30 0,22 0,35 0,27 0,40 0,31 0,45 0,35 0,50 0,39 0,60 0,48 0,70 0,56 0,80 0,65 0,90 0,73 1,00 0,82 1,50 1,33 2,00 1,79 2,50 2,24 3,00 2,70 3,50 3,15 4,00 3,60 4,50 4,06 5,00 4,51 6,00 5,42 7,00 6,33 8,00 7,24 9,00 8,15 9,99 9,05
Grenswaarde 0,10 0,15 0,20 0,25 0,30 0,35 0,40 0,45 0,50 0,60 0,70 0,80 0,90 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 6,00 7,00 8,00 9,00
Tabel 2 Max. aanwijzing 0,04 0,08 0,13 0,17 0,21 0,26 0,30 0,34 0,39 0,47 0,56 0,65 0,73 0,82 1,33 1,79 2,24 2,70 3,15 3,60 4,06 4,51 5,42 6,33 7,24 8,15
RE / RESchl. (Ω) GrensMax. waarde aanwijzing 10,00 9,06 15,00 13,6 20,00 18,1 25,00 22,7 30,00 27,2 35,00 31,7 40,00 36,3 45,00 40,8 50,00 45,4 60,00 54,5 70,00 63,6 80,00 72,7 90,00 81,7 100,00 90,8 150,00 133 200,00 179 250,00 224 300,00 270 350,00 315 400,00 360 450,00 406 500,00 451 600,00 542 700,00 633 800,00 724 900,00 815
Grenswaarde 1,00 k 1,50 k 2,00 k 2,50 k 3,00 k 3,50 k 4,00 k 4,50 k 5,00 k 6,00 k 7,00 k 8,00 k 9,00 k 9,99 k
Max. aanwijzing 906 1,36 k 1,81 k 2,27 k 2,72 k 3,17 k 3,63 k 4,08 k 4,54 k 5,45 k 6,36 k 7,27 k 8,17 k 9,08 k
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
17.3
Tabel 3
Grenswaarde 0,10 0,15 0,20 0,25 0,30 0,35 0,40 0,45 0,50 0,55 0,60 0,70 0,80 0,90 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 6,00 7,00 8,00 9,00
RISO MΩ Min. Grensaanwijzing waarde 0,12 10,00 0,17 15,00 0,23 20,00 0,28 25,00 0,33 30,00 0,38 35,00 0,44 40,00 0,49 45,00 0,54 50,00 0,59 60,00 0,65 70,00 0,75 80,00 0,86 90,00 0,96 100,00 1,07 150,00 1,59 200,00 2,12 250,00 2,65 300,00 3,17 3,70 4,23 4,75 5,28 6,33 7,38 8,44 9,49
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
17.4
Tabel 4
17.5
Tabel 5
RLO Ω Min. aanwijzing 10,7 15,9 21,2 26,5 31,7 37,0 42,3 47,5 52,8 63,3 73,8 84,4 94,9 106 158 211 264 316
Grenswaarde 0,10 0,15 0,20 0,25 0,30 0,35 0,40 0,45 0,50 0,60 0,70 0,80 0,90 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 6,00 7,00 8,00 9,00
Max. aanwijzing 0,06 0,11 0,16 0,20 0,25 0,30 0,35 0,40 0,44 0,54 0,63 0,73 0,82 0,92 1,40 1,87 2,35 2,82 3,30 3,78 4,25 4,73 5,68 6,63 7,59 8,54
Grenswaarde 10,00 15,00 20,00 25,00 30,00 35,00 40,00 45,00 50,00 60,00 70,00 80,00 90,00 99,90
ZST kΩ Max. aanwijzing 9,49 14,2 19,0 23,7 28,5 33,3 38,0 42,8 47,5 57,1 66,6 76,1 85,6 95,1
Grenswaarde 10,00 15,00 20,00 25,00 30,00 35,00 40,00 45,00 50,00 56,00 60,00 70,00 80,00 90,00 100,00 150,00 200,00 250,00 300,00 350,00 400,00 450,00 500,00 600,00 700,00 800,00
Min. aanwijzing 14 19 25 30 36 42 47 53 58 65 69 80 92 103 114 169 253 315 378 440 503 565 628 753 878 >999
51
17.6
Tabel 6 Tabel voor minimaal weer te geven waarden van de kortsluitstroom voor de verschillende smeltveiligheden en installatie-automaten in distributienetten met een nominale net spanning UN=230/240 V
Nominale stroom IN [A]
Laagspannings-smeltveiligheden volgens DIN VDE 0636 karakteristiek gL, gG, gM afschakelstroom 5 s
2 3 4 6 8 10 13 16 20 25 32 35 40 50 63 80 100 125 160
grenswaarde [A] 9,2 14,1 19 27 37 47 56 65 85 110 150 173 190 260 320 440 580 750 930
Min. aanwijzing [A] 10 16 21 30 41 52 62 73 95 124 171 198 218 317 396 560 763 1031 1341
met installatie-automaten
afschakelstroom 0,4 s grenswaarde [A] 16 24 32 47 65 82 98 107 145 180 265 295 310 460 550
Min. aanwijzing [A] 18 27 35 52 73 92 110 121 165 206 323 362 382 588 718
karakteristiek B/E (voorheen L) afschakelstroom 5 x IN (< 0,2 s/0,4 s) grensMin. waarde aanwijzing [A] [A] 10 11 15 17 20 22 30 33 40 44 50 56 65 73 80 90 100 112 125 141 160 182 175 200 200 230 250 304 315 389
karakteristiek C (voorheen G, U) afschakelstroom 10 x IN (< 0,2 s/0,4 s) grensMin. waarde aanwijzing [A] [A] 20 22 30 33 40 44 60 67 80 90 100 112 130 147 160 182 200 230 250 304 320 396 350 436 400 504 500 645 630 839
karakteristiek D afschakelstroom 20 x IN (< 0,2 s/0,4 s) grensMin. waarde aanwijzing [A] [A] 40 44 60 67 80 90 120 136 160 182 200 230 260 317 320 396 400 504 500 645 640 855 700 949 800 1114 1000 1469 1260 1996
karakteristiek K afschakelstroom 12 x IN (< 0,1 s) grensMin. waarde aanwijzing [A] [A] 24 27 36 40 48 53 72 80 96 108 120 136 156 178 192 220 240 291 300 369 384 482 420 532 480 616 600 794 756 1040 960 1395 1200 1867 1440 2411 1922 3797
Voorbeeld Meetwaarde 95 A ➜ eerstkleinere waarde voor een installatieautomaat karakteristiek B uit tabel: 90 A ➜ Nominaalstroom (IN) van de automaat is maximaal 16 A
52
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
17.7
Lijst met afkortingen
Aardlekschakelaar (RCD) Uitschakelstroom IΔ Nominale foutstroom IΔN Stijgende teststroom (foutstroom) IF PRCD Portable (verplaatsbare) RCD Berekende aardverspreiding- cq. aardcircuitweerstand RE Selectieve aardlekschakelaar S SRDC Socket (vast geïnstalleerde) RCD Uitschakeltijd tA Aanraakspanning op moment van uitschakelen UIΔ UIΔN Aanraakspanning op basis van de nominale foutstroom IΔN UL grenswaarde voor de aanraakspanning Overstroombeveiliging Berekende kortsluitstroom (bij nominale spanning) IK Netimpedantie ZI ZSchl Circuitimpedantie Aarding RB Weerstand van de bedrijfsaarde Gemeten aardingsweerstand RE RESchl Aardcircuitweerstand Laagohmige weerstand van beschermings-, aardings- en potentiaalvereffeningsleidingen RLO+ Weerst. potentiaalvereffeningsleidingen (+ pool aan PE) RLO– Weerst. potentiaalvereffeningsleidingen (– pool aan PE) GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Isolation RE(ISO) Vloergeleidingsweerstand (DIN 51953) RISO Isolatieweerstand Isolatieweerstand van vloeren en wanden RST ZST Isolatieimpedantie van vloeren en wanden Stroom IL IM IN IP
Lekstroom (meting d.m.v. stroomtang) Meetstroom Nominale stroom Teststroom
Spanning f Frequentie van de netspanning fN Nominale frequentie van de netspanning UBatt Batterijspanning UE Spanning over aardelektrode UL-L Spanning tussen twee fasen UL-N Spanning tussen L en N UL-PE Spanning tussen L en PE U Spanning Nominale netspanning UN U3~ Hoogst gemeten spanning bij meting van de draaiveldrichting USonde/US-PE Spanning tussen Sonde en PE UY Geleiderspanning t.o.v aarde
53
18
Reparatie- en onderdelenservice Kalibraties
Neem voor kalibratie, reparatie en onderdelen contact op met: GMC-Instruments Nederland B.V. Afd. Service en kalibratie Postbus 323, 3440 AH Woerden Daggeldersweg 18, 3449 JD Woerden Fon: +31 348 42 11 55 Fax: +31 348 42 25 28 E-mail
[email protected] Competente partner GMC-Instruments Nederland B.V. is gecertificeerd volgens NEN EN ISO 9001:2000. Een kostenloos oproepsysteem maakt deel uit van de service. METRACARE METRACARE van GMC-Instruments Nederland B.V. neemt u de zorg voor kalibraties uit handen. Het begrip METRACARE is de verzamelnaam voor de complete kalibratie van uw GMC-I Gossen-Metrawatt meetinstrumenten. Deze kalibratieservice wordt uitgevoerd door GMC-Instruments Nederland B.V., de officiële vertegenwoordiger van GMC-I Gossen-Metrawatt in Nederland. Als officieel partner van GMC-I Gossen-Metrawatt worden alle werkzaamheden uitgevoerd volgens de fabrieksspecificaties.
54
METRACARE kalibratieoproep Om u de zorg voor uw meetapparatuur uit handen te nemen worden alle van METRACARE voorziene meetinstrumenten opgenomen in de METRACARE database. Hierin worden alle essentiële gegevens van uw meetinstrumenten bewaakt. U krijgt als gebruiker 1 maand vóór het verstrijken van de afgesproken termijn een oproep om het instrument te laten kalibreren. Deze oproepservice is gratis!
19
Productsupport
Neem contact op met: GMC-Instruments Nederland B.V. Afd. Service en kalibratie Postbus 323, 3440 AH Woerden Daggeldersweg 18, 3449 JD Woerden Fon: +31 348 42 11 55 Fax: +31 348 42 25 28 E-mail
[email protected]
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
55
Samengesteld in Duitsland • Wijzigingen Voorbehouden • Een PDF versie is beschikbaar op internet
GMC-Instruments Nederland B.V. Daggeldersweg 18 NL - 3449 JD Woerden
Telefoon +31 348 42 11 55 Telefax +31 348 42 25 28 E-Mail
[email protected] www.gmc-instruments.nl