Terneuzen Appartementen Dokweg-Amberboomstraat
ruimtelijke onderbouwing
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
Terneuzen Appartementen Dokweg-Amberboomstraat
ruimtelijke onderbouwing
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0715.OMGTZW03-VG99
29-08-2012
vastgesteld
projectnummer:
opdrachtgever:
031203.008860.00
Clavis
projectleider:
ing. J.C.C.M. van Jole
toelichting
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. Aanleiding 1.2. Leeswijzer 1.3. Projectbeschrijving 1.4. Conclusies ruimtelijke onderbouwing
3 3 5 6 10
2. Ruimtelijke onderbouwing 2.1. Inleiding 2.2. Toetsing aan beleid 2.2.1. Rijksbeleid 2.2.2. Provinciaal beleid 2.2.3. Gemeentelijk beleid 2.3. Stedenbouwkundig kader 2.4. Omgevingsaspecten 2.4.1. Verkeer en infrastructuur 2.4.2. Bodem 2.4.3. Water 2.4.4. Archeologie en cultuurhistorie 2.4.5. Ecologie 2.4.6. Bedrijven en milieuzonering 2.4.7. Geluidhinder 2.4.8. Luchtkwaliteit 2.4.9. Externe veiligheid 2.4.10. Kabels en leidingen 2.4.11. Geurhinder 2.5. Economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal
Bijlagen: 1. Wateradvies 2. Stroomschema onderzoeksplicht archeologie 3. Akoestisch onderzoek wegverkeers-lawaai 4. Indicatieve berekening kosten her-asfalteren 5. Rekenbladen akoestisch onderzoek 6. Cumulatieve geluidbelasting industrieterrein Haarmanweg – Driewegen en Dokweg
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Oostelijke
11 11 11 11 11 12 14 15 15 16 16 19 21 23 23 27 29 32 33 34
Kanaal-
oever /
mr.
F.J.
031203.008860.00
2
Inhoud van de toelichting
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1. Inleiding
3
1.1. Aanleiding Woningcorporatie Clavis heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen ingediend om aan de Dokweg-Amberboomstraat in Terneuzen een woonzorgcentrum te kunnen realiseren. De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan 'Zuidwest'. Om de voorgenomen ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is tevens een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning (OVG) voor het afwijken van het bestemmingsplan. Voor een omgevingsvergunning tot afwijken gelden op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) twee belangrijke eisen: Er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening en hij moet zijn voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing (RO). Het bevoegd gezag moet beoordelen of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en de aanvrager van de omgevingsvergunning moet dat aantonen in de ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document bevat de ruimtelijke onderbouwing voor het onderdeel afwijken van het bestemmingsplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00
4
Inleiding
Figuur 1.1. Ligging projectlocatie
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inleiding
5
Figuur 1.2. Luchtfoto projectlocatie (bron: Provincie Zeeland)
1.2. Leeswijzer Een ruimtelijke onderbouwing moet bestaan uit: Wettelijke vereisten
Waar in dit document
Een beschrijving van het initiatief/project
Paragraaf 1.3.
Een conclusie, waarin aan de hand van de belangenafweging en de afstemming van het project op zijn omgeving wordt aangegeven dat het project voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening, met vermelding van de maatregelen (voorschriften of beperkingen).
Paragraaf 1.4.
De conclusies van het onderzoek naar het beleid en de omgevingsaspecten
Paragraaf 2.2. Tot en met 2.4
De economische uitvoerbaarheid, inclusief het kostenverhaal
Paragraaf 2.5.
De beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het project zijn betrokken.
Niet (na terinzagelegging in afzonderlijk document).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
6
Inleiding
1.3. Projectbeschrijving Bouwplan De beoogde locatie van het woonzorgcentrum grenst aan de Dokweg, de Amberboomstraat en het Wilgenplantsoen. De locatie was hoofdzakelijk in gebruik voor het buurthuis 'Het Schelpenhoekje' van de wijkvereniging Triniteit. Daarnaast worden een doodlopend stukje weg (Wilgenplantsoen) tussen de Dokweg en de Amberboomstraat en een deel van de groenvoorziening ten westen van het buurhuis toegevoegd aan de projectlocatie. De afmetingen van het perceel bedragen circa 85 bij 35 meter.
Figuur 1.3. Luchtfoto projectlocatie met buurthuis 'Het Schelpenhoekje' (bron: provincie Zeeland, situatie 2009)
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inleiding
7
Figuur 1.4. Zicht op het buurthuis 'Het Schelpenhoekje' en het doodlopende stukje Wilgenplantsoen (bron: maps.google.nl) Het Schelpenhoekje dat momenteel is gevestigd in het plangebied wordt gesloopt en is onderdeel van de brede school (beschreven in de ruimtelijke onderbouwing brede school en patiowoningen, editie 26 februari 2007, RBOI nummer 130174.007434.19). Tussen gemeente en Clavis zijn in 2007 in het kader van de herstructurering van de Lievenspolder contractuele afspraken gemaakt over overdracht van de grond en opstal. Dit wordt in maart 2012 geëffectueerd. De nieuwe bebouwing past stedenbouwkundig goed in de omgeving. Het gebouw wordt georiënteerd op de Amberboomstraat. Het gebouw bestaat uit twee plat afgedekte bouwmassa's met een centrale entree. De oostelijke helft van het gebouw krijgt een bouwhoogte van 10 meter (3 bouwlagen) en de westelijke helft een bouwhoogte van 6,3 meter (2 bouwlagen). De bebouwing blijft daarmee 1 tot 2 bouwlagen onder de tegenoverliggende woonbebouwing aan de zuidzijde van de Amberboomstraat. Het hoogste deel krijgt een architectonische verbijzondering in de vorm van schuin oplopende gevelvlakken. De afstand van het gebouw tot aan de woonbebouwing aan de zuidzijde van de Amberboomstraat bedraagt circa 24 tot 26 meter. De totale lengte van het gebouw langs de Amberboomstraat is circa 57 meter en de maximum breedte varieert van circa 16 tot circa 27 meter. Aan de achterzijde van de entree wordt een binnentuin gerealiseerd. De appartementen op de begane grond krijgen een terras en de appartementen op de verdiepingen balkons. Aan de westzijde van het gebouw worden 17 parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein. Deze parkeerplaatsen zijn bereikbaar vanaf de Amberboomstraat. Het doodlopend stukje weg dat momenteel wordt gebruikt als fietsverbinding, wordt gesaneerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
8
Inleiding
Figuur 1.5. Gevelaanzichten (bron: VG Architekten Ingenieurs)
Figuur 1.6. Tekening nieuwe situatie (bron: VG Architekten Ingenieurs) (Gebied binnen rode lijn is projectgebied.)
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inleiding
9
Programma Het woonzorgcentrum voorziet in de realisatie van 26 zorgappartementen, 2 algemene woonkamers en 2 ondersteunende ruimten. In de zorgappartementen worden cliënten van stichting Tragel ondergebracht.
Figuur 1.7. Fragment plankaart van het vigerende bestemmingsplan 'Zuidwest' (links het analoge bestemmingsplan en rechts het digitale bestemmingsplan) Op de volgende punten past het project niet in het vigerende bestemmingsplan 'Zuidwest' (2008). Huidig bestemming
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
'Maatschappelijk',: gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen met de daarbij behorende: - wegen en paden; - parkeervoorzieningen; - water en groenvoorzieningen; - voorzieningen van openbaar nut; - erven, tuinen en terreinen; - bouwwerken, geen gebouwen zijnde 'Groen' - groenvoorzieningen; - bermen en beplanting; - paden; - speelvoorzieningen; - waterlopen en waterpartijen; - geluidwallen; met daaraan ondergeschikt: - verhardingen; - voorzieningen van openbaar nut, waaronder ondergrondse bergbezinkbassins en afvalophaalvoorzieningen Verkeer' - wegen, straten en paden; - voet- en rijwielpaden; - groenvoorzieningen; - waterlopen en waterpartijen; - geluidwal
Gewenst Functie wonen met zorgvoorzieningen, algemene woonkamers en ondersteunende ruimten en bijbehorend verblijfsgebied en parkeervoorzieningen
031203.008860.00r
10
Inleiding
4 meter en 8 meter maximale gooten bouwhoogte
bouwhoogte 10 meter
bouwvlak
Langer bouwvlak evenwijdig aan de Dokweg/Amberboomstraat en dichter op de Amberboomstraat.
Zie figuur 1.7
1.4. Conclusies ruimtelijke onderbouwing Het doel van de voorliggende ruimtelijke onderbouwing is het planologisch mogelijk maken van een woonzorgcentrum aan de Dokweg-Amberboomstraat in Terneuzen. De bouw ervan is planologisch gewenst. De ontwikkeling past binnen het ruimtelijk beleidskader van de hogere overheden en de gemeente Terneuzen. De nieuwe bebouwing past ook stedenbouwkundig goed in de omgeving en is daarmee ruimtelijk-stedenbouwkundig aanvaardbaar. Uit de toetsing aan de omgevingsaspecten blijkt dat er geen onoverkomelijke belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling zijn. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening of weten regelgeving zal de gemeente aan de omgevingsvergunning (onderdeel bouwen) de voorwaarde verbinden dat een akoestisch onderzoek wordt overgelegd waaruit blijkt dat de geluidbelasting in de verblijfsgebieden van de appartementen niet meer bedraagt dan 33 dB vanwege het verkeerslawaai. De economische uitvoerbaarheid, waaronder begrepen het kostenverhaal is met het afsluiten van een anterieure overeenkomst afdoende gewaarborgd. Op basis van het voorgaande voldoet het project aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en van een goede ruimtelijke onderbouwing.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2. Ruimtelijke onderbouwing
11
2.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling beoordeeld op basis van het geldende beleidskader en de sectorale aspecten. Verschillende onderdelen staan uitgebreider beschreven in de bijlagen.
2.2. Toetsing aan beleid 2.2.1.
Rijksbeleid
Nota ruimte Met betrekking tot het nationaal beleid is de Nota Ruimte van belang. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. In de Nota Ruimte wordt de provincie verantwoordelijk gesteld voor de verdeling van de ruimte voor wonen en werken over de gemeenten. Daarnaast vormt ook verhoging van de kwaliteit een hoofdpunt van beleid: voldaan moet worden aan de veranderende vraag naar woningen en woonomgevingen. De revitaliserings-, herstructurerings- en transformatie opgaven in bestaand bebouwd gebied moeten in beleid en uitvoering krachtig ter hand worden genomen, gelijktijdig of in samenhang met de mogelijke ontwikkeling van nieuwe uitleglocaties. Geconcludeerd wordt dat het project in overeenstemming is met het rijksbeleid. Er wordt namelijk een verouderd buurthuis gesloopt waarvoor zorgappartementen in de plaats komen.
2.2.2.
Provinciaal beleid
Omgevingsplan Zeeland 2006 – 2012 Het omgevingsplan geeft de provinciale visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Zeeland. Dit plan vormt op het gebied van de fysieke leefomgeving het provinciale beoordelingskader voor medeoverheden, organisaties en burgers binnen de spelregels die wettelijk zijn vastgesteld. Voor het project is daarbij het volgende van belang. Zorgvuldig ruimtegebruik Duurzame ontwikkeling is het centrale uitgangspunt voor zorgvuldig ruimtegebruik. In het algemeen wordt ingezet op het bieden van ruimte voor dynamiek en ontwikkeling, met behoud en versterking van omgevingskwaliteiten. Voor wonen, werken en alle overige sectoren wordt aandacht gegeven en belang gehecht aan herstructurering, renovatie en transformatie van het bestaande (zoals benutting of herontwikkeling van vrijkomende locaties). Wonen Het bieden van voldoende ruimte voor wonen vormt het uitgangspunt van het provinciale woonbeleid. Bundeling, zorgvuldig ruimtegebruik en het realiseren van kwaliteit en diversiteit
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00
12
Ruimtelijke onderbouwing
staan daarbij centraal. In de Provinciale Ruimtelijke verordening worden deze aspecten nader uitgewerkt (zie hierna). Om zorgvuldig ruimtegebruik te concretiseren hebben gemeenten de taakstelling 50% van de woningbouwproductie binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied te realiseren (inbreiding). Aanvullend daarop heeft de provincie een aantal woondoelen, waar de provincie een actieve rol in wil vervullen. Het gaat daarbij om: ‐ stimuleren omvang en diversiteit van de nieuwbouw; ‐ aandacht voor bijzondere woonwensen (unieke projecten); ‐ zorgdragen voor kwetsbare groepen, zoals de aandachtsgroep, ouderen (zorgwoningen), starters en studenten, voor wie het van belang is dat er voldoende keuzevrijheid op de woningmarkt blijft bestaan en dat deze, waar mogelijk wordt versterkt. Provinciale Ruimtelijke verordening (PRV, vastgesteld 9 april 2010) In de PRV is aangegeven dat in de toelichting bij een bestemmingsplan waarin woningen worden toegelaten een beschrijving wordt opgenomen waarin aannemelijk wordt gemaakt dat het plan of project bijdraagt aan doelstellingen van zorgvuldig ruimtegebruik, bundeling en de zorg voor kwetsbare groepen. Voor de uitbreiding van de woningvoorraad gelden de volgende bundelingsdoelstellingen: ‐ 50% van de woningbouwproductie moet binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied worden gerealiseerd (inbreiding). ‐ minimaal 70% van de woningbouwproductie moet in de stedelijke ontwikkelingszone Terneuzen en de dragende kernen Hulst en Oostburg worden gerealiseerd. Er moet tevens inzicht worden gegeven in welke mate het plan of project bijdraagt aan de zorg voor kwetsbare groepen zoals ouderen (zorgwoningen), starters en studenten. Het project wordt gerealiseerd binnen het bestaand bebouwd gebied van de stad Terneuzen. Daarmee wordt bijgedragen aan de bundelingsdoelstellingen. Het project voorziet in zorgappartementen met bijbehorende ruimten. Ook op dit punt is het project in overeenstemming met het provinciaal beleid.
2.2.3.
Gemeentelijk beleid
Woonvisie (2005-2009) Algemeen In de gemeentelijke woonvisie wordt in zijn algemeenheid gesteld dat het voor de gemeente Terneuzen, zaak is om duidelijke en daadkrachtige keuzes te maken. Uit oogpunt van het behoud en optimalisatie van het woonklimaat valt daarom niet te ontkomen aan forse ingrepen in de woningvoorraad en woonomgeving. Aangezien deze "woonopgaven" met name binnen bestaand bebouwd gebied liggen impliceert de uitvoering daarvan veelal een gevoelige, tijdrovende en dure exercitie. Om verpaupering en uitholling van het stedelijke centrum alsmede indirect de overige kernen van de gemeente tegen te gaan is het echter wel noodzakelijk om krachtig uitvoering te geven aan deze binnenstedelijke taakstelling. Wonen en Zorg Wonen en zorg is een thema dat in Terneuzen en Zeeuws-Vlaanderen van groot belang is omdat de regio reeds een groot aantal jaren tot de sterk vergrijsde regio's van Nederland behoort. Overigens beperkt wonen en zorg zich niet alleen tot de doelgroep ouderen. In de gemeente worden ook mogelijkheden gegeven voor de vestiging van zorgwoningen voor andere doelgroepen. Uitgangspunt is het bevorderen van wonen en zorg op maat door geschikte en aantrekkelijke woonruimte te bieden.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
13
Hoewel de planperiode van de woonvisie inmiddels is verstreken, is het daarin verwoorde beleid nog steeds actueel. Structuurvisie (16 december 2010) Algemeen De structuurvisie fungeert voor het gemeentebestuur als (ruimtelijk) afwegingskader bij de beoordeling van nieuwe initiatieven. De structuurvisie is daarmee te beschouwen als een kader voor de bestemmingsplannen die in de komende periode nog moeten worden geactualiseerd. In de structuurvisie Terneuzen wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Terneuzen op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied wil staan in 2025. Wonen Nieuwbouw zal zich, nog meer dan voorheen, toe moeten spitsen op specifiek de vragen uit de markt (levensloopbestendigheid). De gemeente vindt het van belang om doelgroepen die specifieke aandacht nodig hebben te faciliteren in hun woonwens. Zorg De gemeente Terneuzen zet in op een samenleving waar plaats is voor iedereen, waarin een bepaalde kwaliteit van leven aanwezig is en kansen worden geboden om mee te draaien in het sociaal-maatschappelijke leven, onafhankelijk van leeftijd, opleidingsniveau, afkomst, gezondheids- of inkomenssituatie. Voor kwetsbare groepen, zoals bijvoorbeeld mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking, zijn daarvoor soms extra inspanningen nodig. Dat vraagt om een eigen verantwoordelijkheid van inwoners én om alertheid van de gemeentelijke overheid en van maatschappelijke instanties. De komende decennia zal de combinatie van wonen en zorg steeds belangrijker worden. Reden hiervoor is de toenemende vergrijzing in de samenleving van Terneuzen. Uitgangspunt is om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen of in de eigen omgeving te laten wonen. Hiervoor hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten: ‐ Door het bouwen van levensloopbestendige woningen kunnen mensen die minder mobiel zijn met kleine aanpassingen op de begane grond wonen, zonder dat hier veel geld mee is gemoeid. De gemeente hoeft op deze wijze in mindere mate bij te dragen aan specifieke voorzieningen in de woningen, zoals een traplift. ‐ Indien mensen veel zorg nodig hebben, wordt deze zorg bij voorkeur aan huis geleverd vanuit een woonzorgzone in de directe omgeving van de woning. Op deze wijze kan de zorgbehoevende zelf bepalen welk deel van het zorgpakket ingekocht wordt. De keuzevrijheid voor zorgbehoevenden is hierbij van belang. Mantelzorgers kunnen eventueel aanvullende zorg of huishoudelijke ondersteuning bieden. In de kernen zijn dergelijke woonzorgzones al aanwezig. ‐ Voor zover mensen niet meer zelfstandig in een reguliere woning kunnen wonen, wordt ernaar gestreefd inwoners in de directe woonomgeving op te vangen. De opvang in de directe woonomgeving heeft de voorkeur, omdat men zich hier thuis voelt. Bij voorkeur wordt ingezet op de realisatie van kleinschalige woonzorgvoorzieningen, zoals groepswoningen voor gehandicapten in de kernen. ‐ Zodra de zorgvraag te intensief wordt, worden inwoners van de gemeente opgevangen in de grotere kernen. De locatie van deze voorzieningen ligt bij voorkeur in de directe omgeving van voorzieningen, zoals winkels, banken en kerken, zodat deze bereikbaar blijven. Op deze wijze wordt het risico dat mensen in een isolement raken, zoveel mogelijk beperkt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
14
Ruimtelijke onderbouwing
Ruimtelijke visie Het woongebied waarin de projectlocatie ligt, is aangewezen als gebied waarvan de bebouwde en onbebouwde omgeving zal worden geherstructureerd. Daarnaast is in verschillende gradaties herstructurering van de woningvoorraad noodzakelijk. Onder andere in dit gebied zal een groot deel van de woningvoorraad worden vervangen (met kwaliteitsverbeteringen in termen van levensloopbestendigheid en energiezuinigheid) en worden de stedenbouwkundige en sociaal-maatschappelijke structuren versterkt. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het project past binnen het gemeentelijk beleid ten aanzien van wonen en zorg en binnen de ruimtelijke visie voor het gebied waarbinnen de locatie ligt.
2.3. Stedenbouwkundig kader Omgeving bouwlocatie De projectlocatie maakt deel uit van het naoorlogse woongebied aan de zuidzijde van het stadscentrum van Terneuzen. De locatie wordt globaal begrensd door de Dokweg, de Amberboomstraat en het Wilgenplantsoen en aan de westzijde door de huidige parkachtige ruimte. Aan de oostzijde van de projectlocatie ligt het in ontwikkeling zijnde parkgebied Lievenspolder, waarbinnen een brede school en woningen worden gerealiseerd. De omgeving van de projectlocatie kan worden getypeerd als naoorlogs stedelijk woongebied. Aan de noord-, oost- en westzijde van de projectlocatie bevinden zich planmatig opgezette woonbuurten, met voornamelijk aaneengesloten woonbebouwing. Plaatselijk is de bebouwing gestapeld, zoals aan de Amberboomstraat. Verspreid liggen in het stedelijk woongebied maatschappelijke voorzieningen en kantoren. Op enige afstand ten westen van het stedelijk woongebied ligt het Kanaal van Gent naar Terneuzen. Het gebied tussen de Mr. F.J. Haarmanweg en het kanaal is in gebruik als bedrijventerrein. De gronden aan het kanaal zijn daarbij in gebruik als haven-, en industrieterrein (Noorderdokken en Bastion). Huidige situatie bouwlocatie De projectlocatie ligt in een parkachtig gebied ingericht met een grasveld met bomen en een brede groensingel. Centraal is het Schelpenhoekje gesitueerd. In dit gebouw is het buurthuis voor de wijk Triniteit gevestigd. Enkele voorzieningen uit het Schelpenhoekje worden op korte termijn in de brede school aan de overzijde van de Dokweg ondergebracht. De bestaande bebouwing van het Schelpenhoekje wordt gesloopt. Ten oosten van het gebouw is een speelterrein (basketbalveld) gelegen.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
15
Figuur 2.1. Buurthuis "het Schelpenhoekje" en het Basketbalveld aan de overzijde van het Wilgenplantsoen
2.4. Omgevingsaspecten 2.4.1.
Verkeer en infrastructuur
Verkeer Op basis van het in paragraaf 1.3 vermelde programma zorgt het woonzorgcentrum voor een totale verkeersproductie en –attractie van 80 tot 100 voertuigbewegingen per etmaal. Hierbij is gerekend met circa 3 voertuigbewegingen per etmaal voor de zorgappartementen. Daarnaast zullen de andere ruimten zorgen voor enige voertuigbewegingen. Autoverkeer De locatie wordt ontsloten via de Amberboomstraat. De aansluiting op de dichtstbijzijnde hoofdweg, de Dokweg, vindt plaats via het Wilgenplantsoen, de Iepenlaan en de Goudenregenstraat. De ontsluiting via het openbare wegennet is dan ook goed te noemen. Gelet op het relatief beperkt aantal verkeersbewegingen levert het project geen knelpunten op voor de omliggende wegenstructuur. De omgeving van het projectgebied is, met uitzondering van de Dokweg, ingericht als 30 km/uur-gebied. Dit is in overeenstemming met de principes van Duurzaam Veilig voor verblijfsgebieden. Langzaam verkeer Langzaam verkeer wordt gemengd afgewikkeld met het autoverkeer. Op de Dokweg zijn fietsstroken aangebracht. Ter plaatse van de Dokweg is ter hoogte van de brede school een duidelijk vormgegeven voetgangersoversteekplaats gerealiseerd. In paragraaf 1.3 is al aangegeven dat het doodlopend stukje weg Wilgenplantsoen dat momenteel wordt gebruikt als fietsverbinding, wordt gesaneerd. Aan deze zijde wordt een voetpad gehandhaafd. Openbaar vervoer Terneuzen wordt goed ontsloten door middel van openbaar busvervoer. De projectlocatie ligt nabij haltes van het openbaar busvervoer. Parkeren De parkeerbehoefte is door de gemeente nader onderzocht. Omdat de zorgwoningen géén zelfstandige wooneenheden zijn, is de gemeente bij het bepalen van de parkeerbehoefte op basis van "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" (ASVV 2004) uitgegaan van 'verpleeg/verzorgingshuis' met een parkeernorm van 0,5 – 0,7 per
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
16
Ruimtelijke onderbouwing
wooneenheid. De gemeente Terneuzen gaat uit van de gemiddelde normering: 0,6 parkeerplaats per wooneenheid. De resultaten zijn verwoord in tabel 2.1. Tabel 2.1. Parkeren onderdeel
aantal eenheden
parkeernorm (p.p. /eenheid)
benodigd aantal p.p.
Zorgwoningen
26
0,6
16
overige ruimten
2
0,6
1,2
geprojecteerd aantal p.p.
Totaal 17
Conclusie Geconcludeerd wordt dat: het projectgebied goed is ontsloten voor alle vormen van verkeer; er wordt voldaan aan de inrichtingseisen Duurzaam veilig; er wordt voorzien in een goede oversteekmogelijkheid van de Dokweg; het projectgebied goed is ontsloten door het openbaar vervoer; er ten behoeve van het project voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
2.4.2.
Bodem
Wettelijk kader Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. Onderzoek De bodem van deze locatie is in mei 2001 onderzocht als onderdeel van het Wijkontwikkelingsplan Triniteit. Uit dit onderzoek blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met PAK. De ondergrond is schoon. Het grondwater is licht verontreinigd met zink en xylenen en matig verontreinigd met arseen. Formeel is het verhoogde arseengehalte aanleiding voor nader onderzoek. Van arseen is bekend dat dit van nature in hoge concentraties voorkomt in grondwater van gebieden met zeekleiafzetting, zoals in Terneuzen. Om die reden is voor deze locatie geen dringende reden geweest voor eventuele herbemonstering of noodzaak voor nader onderzoek. De bodem is derhalve geschikt voor woningbouw. N.B. Een bodemonderzoek heeft een beperkte geldigheidsduur. Na het bodemonderzoek hebben geen activiteiten plaatsgevonden die aanleiding zouden kunnen geven voornieuwe bodemverontreinigingen Conclusie Aan de hand van het in 2001 uitgevoerde bodemonderzoek en de activiteiten die sindsdien op de locatie zijn uitgeoefend kan worden geconcludeerd dat de aanwezige bodemkwaliteit geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling.
2.4.3.
Water
Wettelijk kader Voor ruimtelijke plannen is de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
17
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. Deze instantie is daarmee formeel de waterbeheerder. Deze paragraaf 'water' is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap heeft op 3 november 2011 aan de gemeente per e-mail laten weten dat zij instemt met de inhoud van de waterparagraaf. Het definitieve wateradvies wordt uitgebracht in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. De brief met het waterschapsadvies wordt na het overleg opgenomen in bijlage 1. Afstemming ruimtelijke ordening met het waterbeheer Voor een goede afstemming met de ruimtelijke ordening zijn in het Omgevingsplan van de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Deze kaarten zijn beschikbaar via de provinciale website. Op deze kaart zijn voor het projectgebied de volgende gegevens opgenomen. ‐ het perceel staat niet of in zeer geringe mate onder invloed van zoute kwel, er is sprake van matige belvorming ten behoeve van de zoetwatervoorraad; ‐ het perceel (en de omgeving) is weinig zettingsgevoelig; ‐ er zijn op het perceel ruime mogelijkheden voor infiltratie; ‐ het gebied is aangeduid als zeer geschikt voor stedelijke ontwikkeling. Dat houdt in dat dit gebied niet kwetsbaar is in gevallen van extreme neerslag. Voor stedelijke ontwikkeling zijn geen bijzondere aanvullende maatregelen noodzakelijk om nadelige effecten op het watersysteem te voorkomen; ‐ het perceel ligt niet in een aandachtsgebied vanuit water. Huidige watersysteem De bovengrond van de bouwlocatie bestaat uit lichte zavel, een mengsel van zand en klei. Aan de hand van de Bodemkaart van Nederland kan worden afgeleid dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 m en 0,8 m beneden het maaiveld (grondwatertrap VI). De gemiddeld laagste grondwaterstand ligt meer dan 1,2 m beneden het maaiveld. Het maaiveld ligt op een hoogte van circa NAP +1,80 m. In de directe omgeving van het projectgebied bevindt zich geen oppervlaktewater. Het stedelijk gebied van Terneuzen is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Schoon hemelwater wordt samen met het vuil water afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In de huidige situatie is het perceel voor een groot deel verhard in de vorm van bebouwing en bestrating. Het projectgebied bevindt zich niet binnen de keurzone van een waterkering. Toekomstig watersysteem Bij het ontwerp van het bouwplan is rekening gehouden met de voor het plan relevante waterhuishoudkundige criteria die door de waterbeheerder in de Handreiking watertoets (april 2005) zijn aangegeven. Onderstaand is per criterium aangegeven op welke wijze daar bij de beoogde ontwikkeling mee wordt omgegaan. Tabel 2.2. Waterhuishoudkundige criteria Handreiking watertoets thema
beoogde functiewijziging
veiligheid (waterkering)
Niet aan de orde.
wateroverlast
Om de waterafvoer bij extreme neerslagsituaties te kunnen reguleren is de trits "eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren" richtinggevend voor het waterbeheer bij nieuwe ontwikkelingen. Met de realisering van het bouwplan zal het verhard oppervlak toenemen. Dat betekent dat waterberging nodig is.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
18
Ruimtelijke onderbouwing
In de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig, waarin water geborgen kan worden om piekafvoeren te beperken. Rekening houdend met toekomstige klimaatontwikkelingen dient bij nieuw te ontwikkelen stedelijk gebied per m2 verhard oppervlak 75 mm te worden geborgen. Het verhard oppervlak voor de nieuwbouw bedraagt 1.017 m2 en voor de verhardingen 184 m2. In het parkeerterrein komt 444 m2 waterdoorlatende verharding. Deze hoeft niet te worden meeberekend. Totaal is er dus 1.201 m2 verharding tegen 1.262 m2 in de oude situatie en een afname van verhard oppervlak en dient dus geen berging te worden gerealiseerd. Volgens de provinciale waterkansenkaart is het plangebied geschikt voor infiltratie. Optioneel kan worden bekeken om toch berging aan te brengen voor de verharde oppervlakken. Dit kan mogelijk door in de groenstrook tussen de Dokweg en de Amberboomstraat een wadi te maken. Vanuit deze wadi infiltreert het regenwater door middel van een IT-riool of grindkoffers in de bodem. De wadi dient in dit geval circa (1201 m2 x 0,075 mm=) 90 m3 te kunnen bergen. riolering
De DWA-riolering wordt op de bestaande gemengde riolering in de Amberboomstraat aangesloten. In de toekomst wordt er een nieuw HWA-riool in de Dokweg gelegd waarin het HWA-systeem van het zuidelijk gedeelte van plan Lievenspolder via te realiseren vijvers en riolen langs de mr. F.J. Haarmanweg afvoert naar de vijverpartijen in de wijk Oude Vaart. De overstort van de bergingsvoorziening kan dan op dit systeem worden aangesloten.
watervoorziening
De waterbeheerder vraagt aandacht voor hergebruik van water in het bouwontwerp. Neerslagwater is van goede kwaliteit. Door het gebruik van regenwater (via een grijswatersysteem en het opvangen van regenwater in een regenwatertank) kan op het drinkwatergebruik worden bespaard. Regenwater kan nuttig gebruikt worden, bijvoorbeeld voor het doorspoelen van het toilet. Bij de technische uitwerking van voorliggend plan zal worden bezien of maatregelen ten behoeve van hergebruik van water financieel en technisch verantwoord zijn.
volksgezondheid
Niet relevant.
bodemdaling
Niet aan de orde.
grondwateroverlast
Op grond van de Verordening Waterhuishouding Zeeland dient voor nieuwe plannen de ontwateringsdiepte minimaal 70 centimeter beneden het maaiveld te worden aangehouden. Hiermee zal bij de uitwerking van het plan rekening worden gehouden.
oppervlaktewaterkwaliteit
Om diffuse verontreiniging van bodem en grondwater te voorkomen, wordt het bouwplan gerealiseerd met duurzame (niet-uitloogbare) bouwmaterialen.
grondwaterkwaliteit
Er wordt niet gebouwd in een infiltratiegebied, natuurgebied of gebied voor drinkwatervoorziening.
verdroging/natte natuur
Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater of het specifiek infiltreren van grondwater met als doel het later
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
19
weer op te pompen in het plangebied, dus verdroging is hier niet aan de orde. onderhoud
Als gevolg van de beoogde ontwikkeling zal de onderhoudssituatie niet veranderen.
waterschapswegen
Niet van toepassing.
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde functiewijziging niet strijdig is met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
2.4.4.
Archeologie en cultuurhistorie
Wettelijk kader Informatiebronnen In de ruimtelijke ordening, milieueffectrapportages, bouwactiviteiten en andere ingrepen in een gebied moet rekening worden met het archeologisch erfgoed. Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van een gebied of locatie dient aan bronnen te worden getoetst. 1. De Archeologische Monumentenkaart (AMK). Deze kaart geeft de wettelijk beschermde archeologische monumenten weer en de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) gewaardeerde gebieden en terreinen met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. 2. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Deze kaart geeft de verwachtingswaarde ("trefkansen") weer voor de bovenste (bovenste 1,20 meter), dagzomende, bodemlaag. 3. ARCHIS2. Dit is de landelijke database voor vindplaatsen in Nederland, waarin alle recent uitgevoerde archeologische onderzoeken en vondsten worden opgeslagen. Veel of belangrijke vondsten geven een hogere archeologische verwachtingswaarde. 4. Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA). In dit archief berusten de verslagen van alle in het verleden in Zeeland uitgevoerde bodemonderzoeken, gegevens over losse vondsten en dergelijke. Dit archief geeft een indicatie van de vondsten die in het verleden gedaan zijn. Veel of belangrijke vondsten geven een hogere archeologische verwachtingswaarde. 5. Aan de hand van de bodemkaart kan nagegaan worden welke geologische, voor de archeologie relevante, bodemlagen aanwezig zijn, namelijk: a. pleistoceen: vanaf de Steentijd; b. Hollandveen: vanaf de IJzertijd en Romeinse tijd; c. Duinkerke II: vanaf de Middeleeuwen; d. Duinkerke III; vanaf de Nieuwe tijd, lage of zeer lage trefkans. Door Gedeputeerde Staten van Zeeland zijn in mei 2001 de Zeeuwse AMK en IKAW als archeologisch toetsingskader bij de beoordeling van de ruimtelijke plannen en projecten vastgesteld. Erfgoedverordening Terneuzen 2011 en interim-beleid archeologie De gemeenteraad heeft op 27 januari 2011 de Erfgoedverordening Terneuzen uit 2008 geactualiseerd en in samenhang daarmee de beleidsnota 'De onderste steen boven?' vastgesteld met daarin het interim-beleid voor het beleidsveld archeologie. In deze beleidsnota wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid eigen beleid te voeren voor archeologie, in afwachting van het beleid dat voor alle Zeeuwse gemeenten wordt opgesteld. Het interim-beleid is van kracht totdat het aspect archeologie goed is geregeld in de bestemmingsplannen. In bijlage 2 is een stroomschema interim-beleid opgenomen dat dient te worden afgelopen bij het opstellen van ruimtelijke plannen, de behandeling van aanvragen om omgevingsvergunning in het kader van de Erfgoedverordening.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
20
Ruimtelijke onderbouwing
Uitkomsten archeologische toets Toetsing aan informatiebronnen ‐ Het plangebied Terneuzen-Amberboomstraat maakt geen onderdeel uit van een terrein met een vastgestelde archeologische waarde op de AMK Zeeland; ‐ Op basis van de IKAW kan worden gemeld dat het plangebied ligt in een gebied dat wordt gekenmerkt door een zeer lage archeologische verwachting (zeer lage trefkans).
Figuur 2.2. Fragment IKAW ‐
In Archis 2, de nationale database voor vindplaatsen in Nederland, staan geen vondstmeldingen en/of Archiswaarnemingen in of direct bij het plangebied weergegeven (Zie bijlage 2). Iets ten oosten van het plangebied liggen nog wel de Archiswaarnemingsnummers 22063 en 52292: deze betreffen het in 1854 verdronken dorp Triniteit. Daar de begrenzingen van dit dorpje niet exact bekend zijn zouden resten hiervan dus ook in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Uit de geologische kaart van Van Rummelen blijkt dat het plangebied zich bevindt in een gebied met kreekafzettingen van Duinkerke lllb op oudere afzettingen van Duinkerke (zie figuur 2.3.) Op basis van het stroomschema interim-beleid wordt geconcludeerd dat geen onderzoeksverplichting voor het aspect archeologie geldt.
Figuur 2.3. Uitsnede kaart van Rummelen
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
21
Buiten de contouren van het gebouw wordt de grond niet dieper dan een halve meter onder het maaiveld geroerd, dit geldt ook voor het parkeergedeelte. Conclusie Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen noodzaak tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
2.4.5.
Ecologie
Wettelijk kader Voor de beoogde ontwikkeling zijn de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en Flora- en faunawet (soortbescherming) van belang. Gebiedsbescherming: Natura 2000-gebieden De Natuurbeschermingswet 1998 houdt – in hoofdzaak – het volgende in. De minister gaat over tot aanwijzing van gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn. In een aanwijzingsbesluit wordt de instandhoudingsdoelstelling bepaald. Hiertoe behoren in ieder geval de instandhouding van natuurlijke leefgebieden (Vogelrichtlijngebieden) en de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties (Habitatrichtlijngebieden). De instandhoudingdoelstelling kan echter ook betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurschoon of natuurwetenschappelijke waarden. Het is verboden zonder vergunning van Gedeputeerde Staten projecten te realiseren of "andere handelingen" te verrichten, die – gelet op de instandhoudingsdoelstelling – de kwaliteit van het gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben1). Van verslechtering of verstoring is – volgens de wet – in ieder geval sprake, indien het betrokken project of de betrokken handeling tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied kan leiden. Soortbescherming: Flora- en faunawet De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ruimtelijke onderbouwing van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het project niet in de weg staat. Dit zal zich voordoen, wanneer de uitvoering van het project tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is het project vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar. Beoordeling Gebiedsbescherming Het plangebied ligt midden in de stad en vormt geen onderdeel van een speciale beschermingszone in het kader van de Vogel- of Habitatrichtlijn of de provinciale ecologische hoofdstructuur. Het Natura 2000-gebied Westerschelde ligt te ver van het plangebied om negatief
1)
Volgens de EU-handleiding treedt "verslechtering" op, wanneer de door de habitat ingenomen oppervlakte afneemt of wanneer er een dalende lijn optreedt met betrekking tot de specifieke betekenis van een gebied voor de instandhouding van de habitat of de daarmee "geassocieerde typische soorten" op lange termijn. Van "verstoring" is volgens de EU-handleiding sprake, wanneer uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de soort het gevaar loopt niet langer een levensvatbare component van de natuurlijke habitat te blijven.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
22
Ruimtelijke onderbouwing
beïnvloed te kunnen worden door de werkzaamheden in het plangebied. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde. Soortbescherming De projectlocatie bestaat uit bestaande bebouwing (Schelpenhoekje) omgeven door grasveld en enige beplanting. De verspreide beplanting is geschikt als verblijfplaats voor broedvogels. Kleine zoogdieren (diverse soorten muizen, mol en egel) zijn te verwachten. Het betreft hier algemene soorten die staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet. Het gebouw is niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen (enkelsteens en geen holle ruimten in de dakconstructie). Ook de aanwezige beplanting vervult geen functie als verblijfplaats daar er geen holten aanwezig zijn. Beschermde planten zijn hier, gezien de inrichting, beheer en gebruik niet te verwachten. In de directe omgeving is geen open water aanwezig wel zijn er enige tuinvijvers die een functie kunnen vervullen als voortplantingswater voor amfibieën. Waarschijnlijk vervult het gebied een functie als landbiotoop voor de gewone pad en mogelijk ook voor kleine watersalamander. De mogelijke ontwikkelingen zijn vanuit het oogpunt van de flora en fauna als volgt te typeren: ‐ rooien van de bestaande beplanting, sloop van de bestaande bebouwing en bouwrijp maken en inrichten van de projectlocatie; ‐ het bouwen van het woonzorgcentrum (met tuinen en parkeervoorzieningen); ‐ gebruik van de zorgwoningen en voorzieningen. Conclusies Op basis van het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: ‐ de projectlocatie is niet gelegen in of nabij een beschermd natuurgebied; ‐ in het projectgebied zijn licht beschermde soorten (zoogdieren en amfibieën) aanwezig, waarvoor een vrijstelling geldt voor het aanvragen van ontheffing van de Flora- en faunawet; ‐ in het projectgebied zijn eveneens broedvogels aanwezig, welke niet mogen worden verstoord of aangetast. Dit is te voorkomen door buiten het broedseizoen (15 maart tot en met 15 juli) te starten met de werkzaamheden of minimaal 20 meter rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren; ‐ wat de gebieds- en soortenbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat noch de Natuurbeschermingswet, noch de Flora- en faunawet een beletsel vormt voor uitvoering van deze ruimtelijke ontwikkeling. Zorgvuldig handelen is noodzakelijk. In de Flora- en faunawet staat ook het principe van "zorgvuldig handelen" beschreven. Dit is gericht op het voorkomen van onnodige slachtoffers (ook als voor deze soorten een vrijstelling geldt). Uit het oogpunt van zorgvuldig handelen is het wenselijk om ruim voorafgaande aan de feitelijke ingreep de gras- en oevervegetatie, waar ingrepen zullen plaatsvinden, (frequent) kort te maaien en het maaisel af te voeren. Hierdoor wordt het gebied minder geschikt als leefgebied voor kleine zoogdieren en amfibieën. Deze zullen wegtrekken of zich niet vestigen. De kans op het onbewust doden van deze toch (algemene) dieren is daardoor duidelijk geringer en hiermee kan worden voldaan aan de doelstelling ten aanzien van het zorgvuldig handelen, zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
2.4.6.
23
Bedrijven en milieuzonering
Toetsingskader Bij realisering van nieuwe hindergevoelige functies moet rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Uitgangspunt is dat ter plaatse van de verblijfsrecreatie sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Daarnaast is van belang dat toekomstige (bedrijfs)functies geen belemmering vormen voor het woon- en leefklimaat van in de omgeving aanwezige woningen. Onderzoek Op meer dan 100 m van de locatie bevindt zich het bedrijventerrein Mr. F.J. Haarmanweg. Het vigerende bestemmingsplan voor het bedrijventerrein laat zware milieubelastende bedrijven toe. Dit bedrijventerrein is bovendien een gezoneerd industrieterrein (zie paragraaf 2.4.7. Geluidhinder). De projectlocatie ligt binnen de geluidzone. In de hierna volgende paragraaf is aangegeven dat de beoogde appartementen daarom enige geluidhinder zullen ondervinden van het nabijgelegen industrieterrein. Voor wat betreft de overige milieuaspecten (gevaar, stof, enz.) kan de milieuhinder van de bedrijven, via het spoor van de Wet milieubeheer afdoende worden gereguleerd. Een goed woon- en leefklimaat kan daarmee afdoende worden gewaarborgd. Ook vormen de appartementen geen belemmering voor de bedrijfsactiviteiten in de omgeving . De appartementen zijn verder van de bedrijven zijn gesitueerd dan de al aanwezige woningen, die ingevolge de Wet milieubeheer reeds bepalend zijn voor de milieu-emissie. Voor het overige bevinden zich op korte afstand rondom de appartementen geen functies die mogelijk milieubelemmeringen kunnen veroorzaken. Conclusie Ter plaatse van de zorgappartementen is sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Omliggende functies leiden niet tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van de ontwikkeling.
2.4.7.
Geluidhinder
Wettelijk kader Geldende geluidzone industrielawaai Op het industrieterrein Oostelijke Kanaaloever / mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen zijn inrichtingen toelaatbaar die in belangrijke mate geluidhinder. De bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' of grote lawaaimakers genoemd - zijn nader genoemd in bijlage 1 onderdeel D van het Besluit Omgevingsrecht. Als gevolg van genoemd wetsartikel dienen industrieterreinen waar op grond van het bestemmingsplan betreffende inrichtingen kunnen worden gevestigd, te worden gezoneerd. Rondom dit terrein is een geluidzone vastgesteld. Buiten deze zone mag de geluidbelasting vanwege de op het terrein gevestigde bedrijven niet meer bedragen dan 50 dB(A). De projectlocatie ligt binnen de vastgestelde zone industrielawaai (zie figuur 2.4).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
24
Ruimtelijke onderbouwing
Figuur 2.4. Vastgestelde zone industrielawaai Oostelijke Kanaaloever /mr. F.J. HaarmanwegDriewegen met daarin de projectlocatie (geel gebiedje) Wegverkeerslawaai Op grond van de Wgh bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. Binnen de geluidzone van een weg dient de geluidbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Woningen en appartementen worden door de Wgh als geluidgevoelige bestemmingen aangemerkt. De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen bedraagt 48 dB. Deze waarde mag in principe niet worden overschreden. De uiterste grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai bedraagt 63 dB. Hogere waarden Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron en maatregelen in het overdrachtsgebied. Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend of niet mogelijk, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van hogere waarden worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde).
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
25
Indien de uiterste grenswaarde wordt overschreden en maatregelen ter reductie van de geluidbelasting aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk of doeltreffend zijn, dienen maatregelen aan de zijde van de geluidontvanger te worden genomen, zoals het toepassen van een dove gevel. Cumulatieve aspecten In de besluitvorming over de hogere waarde moet rekening worden gehouden met het cumulatieve effect van de geluidbronnen. Dat betekent dat de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai en industrielawaai bij elkaar moeten worden opgeteld en afgewogen. De gemeente Terneuzen verleent alleen hogere waarden als de cumulatieve geluidbelasting van alle geluidbronnen niet hoger is dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de maatgevende bronsoort. Binnenwaarde Conform het Bouwbesluit dient in het bouwplan rekening te worden gehouden met een maximaal aanvaarde geluidbelasting binnenshuis van ten hoogste 33 dB en 35 dB(A) vanwege industrielawaai. Toetsing Industrielawaai De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai bedraagt 50 dB(A). Uit berekeningen/akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting op het te realiseren woongebouw 51 dB(A) bedraagt. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde met 1 dB(A) overschreden. Wegverkeerslawaai De projectlocatie valt binnen de geluidzones van de gezoneerde wegen Mr. F.J. Haarmanweg en de Dokweg. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is daarom akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai voor deze wegen. Het onderzoek is opgenomen in bijlagen 3, 4 en 5. Hierna is een samenvatting van de resultaten opgenomen en zijn de conclusies weergegeven. De geluidbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkeling ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de wegen bedraagt als volgt: Tabel 2.3. Geluidbelasting aan de gevels vanwege wegverkeerslawaai Geluidbron
Geluidbelasting op maatgevende waarneemhoogte
Overschrijding voorkeursgrenswaarde Wgh (48dB)
Overschrijding uiterste grenswaarde Wgh (63 dB)
48
nee
nee
59 dB
11 dB
nee
52 dB
3 dB
nee
gezoneerde wegen Mr. F.J. Haarmanweg Dokweg
niet-gezoneerde wegen Amberboomstraat
De geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai afkomstig van de Dokweg en de Amberboomstraat overschrijdt de voorkeursgrenswaarde. De uiterste grenswaarde wordt niet overschreden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
26
Ruimtelijke onderbouwing
Maatregelen en hogere waarden Hierna worden voor de drie geluidbronnen die relevant zijn voor het bouwplan aan de Amberboomstraat-Dokweg maatregelen afgewogen. Tabel 2.4. Afweging geluidreducerende maatregelen Maatregelen
Industrielawaai
Dokweg
Amberboomstraat
aan de bron
Stillere bedrijven/ Niet uitvoerbaar op Nee: bezwaren van Nee: bezwaren van geluidsreducerend korte termijn. Alleen financiële aard (zie bij- verkeers- en vervoersasfalt mogelijk in kader van lage 4) kundige aard (zie bijlage algehele inspanning om 3 onder B3.3) geluidbelasting vanwege bedrijven/inrichtingen terug te brengen (zonebewaking, ALARA-beginsel1)
beperken verkeers- (Niet van toepassing) omvang, snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer
Nee: bezwaren van verkeers-, vervoers-, stedenbouwkundige aard (zie bijlage 3 onder B3.3)
Nee: bezwaren van verkeers-, vervoers-, stedenbouwkundige aard (zie bijlage 3 onder B3.3)
in het overdrachtsgebied
geluidsschermen wallen
of schermen of wallen naast op of korte afstand van het bouwplan moeten gezien de hoogten van het bouwplan erg hoog zijn. Dit is ruimtelijk en stedenbouwkundig niet gewenst (ligging in woonwijk). Voor scherm of wal op rand gezoneerd terrein geen ruimte beschikbaar en daarenboven evenmin effectief (hoge bronnen op redelijk grote afstand van rand gezoneerd terrein).
overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard en bovendien onvoldoende doeltreffend, mede ook gezien de hoogten van het bouwplan
vergroten afstand Niet effectief en stedentussen de geluidbron bouwkundig niet geen de ontvanger wenst (is logische inbreidingslocatie met woningbouw in bestaande wijk)
Stedenbouwkundig, programmatisch en financieel niet gewenst. Dit zou namelijk ook inhouden dat een deel van het beoogde aantal woningen niet kan worden gerealiseerd.
bij de ontvanger
Op grond van de voorgaande afwegingen zullen burgemeester en wethouders: 1)
ALARA: As Low As Reasonably Achievable
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
27
een hogere grenswaarde van 51 dB(A) vaststellen voor het aspect industrielawaai; een hogere waarde wegverkeerslawaai vaststellen voor de gezoneerde Dokweg voor de in tabel 2.5 weergegeven woningen/zorgappartementen. Voor de niet-gezoneerde Amberboomstraat is geen hogere waarde vereist. Omdat de geluidbelastingen de uiterste grenswaarde van 63 dB niet overschrijden kan gesteld worden dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Tabel 2.5. Ontheffingswaarden ontwikkeling Appartementen berboomstraat
aantal Dokweg-Am- 26 zorgappartementen 2 algemene woonkamers
ontheffingswaarde
geluidbron
59 dB
Dokweg
Cumulatieve aspecten Uitgaande van een geluidbelasting van 59 dB vanwege de Dokweg en 51 dB(A) vanwege het industrieterrein Oostelijke Kanaaloever / mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen blijkt een "tamelijk slecht" akoestisch klimaat te gelden. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt namelijk voor wegverkeerslawaai en industrielawaai 64 dB(A). De geluidbelasting wordt echter aanvaardbaar geacht omdat: de geluidbelastingen industrie- en wegverkeerslawaai afzonderlijk de uiterste grenswaarde ook niet overschrijden; de hoogst gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai indien 5 dB aftrek (110g Wgh) zou worden toegepast de uiterste grenswaarde niet zal overschrijden; het aandeel in de hoogst gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van industrielawaai is laag en voor het menselijk gehoor nauwelijks waarneembaar; er geen maatregelen bij de bron en/of in het overdrachtsgebied mogelijk zijn om de geluidbelasting te verlagen. Omdat aan de hiervoor genoemde aspecten wordt voldaan, zal de gemeente meewerken aan het verlenen van de hogere waarden. Wel zal zij aan de omgevingsvergunning (onderdeel bouwen) de voorwaarde verbinden dat een akoestisch onderzoek wordt overgelegd waaruit blijkt dat de geluidbelasting in de verblijfsgebieden van de appartementen niet meer bedraagt dan 33 dB vanwege het verkeerslawaai (industrielawaai is niet maatgevend). Dit betekent dat de geluidwering van de noordgevel ten minste (59 + 5 – 33) = 31 dB moet bedragen. Standaard dubbelglas zal hier niet voldoende zijn. Gedacht moet worden aan een dikke dubbele beglazing of akoestisch glas met dubbelkierdichting rond de te openen ramen of deuren.
2.4.8.
Luchtkwaliteit
Wettelijk kader De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit' (Wlk). Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in amvb's en ministeriële regelingen. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt1). Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10, jaar- en daggemiddelde) 1)
Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
28
Ruimtelijke onderbouwing
van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 2.6 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 2.6. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
grenswaarde
geldig
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
60 μg /m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 μg /m³
vanaf 2015
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg /m³
vanaf 11 juni 2011
fijn stof (PM10)* *
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Regeling "niet in de betekende mate" (NIBM) In deze amvb is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Met behulp van de NIBMberekeningstool van het ministerie van VROM is de mate van betekenis te bepalen. Indien een ontwikkeling "in niet betekende mate" bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch inzicht gegeven in de luchtkwaliteit in de omgeving van de geplande ontwikkeling. Onderzoek Ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen kan op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof onder de betreffende grenswaarden liggen. (informatie PBL augustus 2011).Op basis van de NIBM-tool van het ministerie van VROM is tevens geconcludeerd dat de ontwikkeling van (26+2=) 28 wooneenheden (80 tot 100 voertuigbewegingen per etmaal) niet in betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig. Conclusie De Wlk staat de verlening van de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan en voor het bouwen niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
concentraties zijn niet te verwachten in en om het projectgebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
2.4.9.
29
Externe veiligheid
Wettelijk kader Algemeen Qua normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen. Het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, tengevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6) als grenswaarde voor kwetsbare objecten (afwijken is niet mogelijk) en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten (afwijken is mogelijk maar alleen na motivering). Het GR is de cumulatieve kans, grafisch weergegeven in een curve, dat een groep personen van 10, 100 en 1.000 personen tegelijk komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt een oriënterende waarde als richtlijn. In navolging van het provinciale beleid, geldt in de gemeente Terneuzen dat een verantwoording van het GR plaats moet vinden indien: a. het GR de oriënterende waarde overstijgt, of b. als het GR stijgt boven een factor 10 van de oriënterende waarde, of c. als het GR met meer dan 10% van de oriënterende waarde toeneemt. Een verantwoording van het GR is niet vereist als het enkel een (kwetsbaar) object betreft in een nagenoeg maagdelijke omgeving. Het GR is in de referentiesituatie in die gevallen namelijk erg laag, zodat een toename van het GR in die gevallen dan al snel boven de drempel van 10% uitkomt. Besluit externe veiligheid (Bevi) Voor risicovolle bedrijven (inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer) is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Het besluit stelt normen voor het PR die in acht moeten worden genomen bij de aanvraag om een milieuvergunning en bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn voorts bepaalde categorieën van risicovolle inrichtingen aangewezen die daardoor binnen de werkingssfeer van het Bevi vallen. Spoorwegemplacementen zijn als zodanig als categorie aangewezen. Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) uit 1996. De uitgangspunten van de NRVGS zullen op hoofdlijnen worden overgenomen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Het gaat om het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Als voorbode van dit besluit is op 4 augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) in de Staatscourant gepubliceerd. Het Bevb en Btev zullen de NRVGS en de CRVGS op termijn gaan vervangen. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) zal naar verwachting in 2012 in werking treden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
30
Ruimtelijke onderbouwing
Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen Momenteel wordt het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen ontwikkeld. Voor hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door de wegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer op de wegen en ruimtelijke ontwikkelingen langs deze wegen. Hierbij geldt dat beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, terwijl beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgelegd in een veiligheidszone. Voor de modaliteiten water en weg zijn reeds voorlopige indelingen gemaakt. Hieraan kunnen nog geen rechten worden ontleend. Het streven is het basisnet voor de modaliteiten spoor, weg en water tegelijk vast te stellen. In de eerder genoemde Bevt wordt het Basisnet vervolgens van een juridische basis voorzien. De vaarroute naar Antwerpen over de Westerschelde maakt onderdeel uit van het Basisnet Water. In het eerder genoemde Btev wordt het Basisnet Water van een juridische basis voorzien. In december 2009 is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev, een wijziging gepubliceerd van de CRVGS1). Deze wijziging houdt in dat ten aanzien van de risico's die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water reeds moet worden aangesloten bij de benadering van het Basisnet Water. Dit houdt in dat voor de maatgevende contour voor het PR (10-6) ervan moet worden uitgegaan dat deze is gelegen op de oever van in de bijlage bij het CRVGS aangegeven vaarroutes. Voor het GR geldt een verantwoordingsplicht voor ruimtelijke plannen indien daardoor het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied wordt vergroot. Als invloedsgebied geldt de grootste afstand gemeten aan de hand van 1%-letaliteitsgrens. Toetsing risicocontouren en invloedsgebied Risicovolle inrichtingen Nabij het plangebied zijn de in tabel 2.7 genoemde risicovolle bedrijven aanwezig. Tabel 2.7. Risicovolle bedrijven nabij plangebied PR 10-6
invloedsgebied (meters buiten terreingrens)
afstand tot plangebied (m)
terreingrens terreingrens terreingrens
terreingrens terreingrens 7.659
400 425 5.715
risicovol bedrijf/inrichting
Spooremplacement Terneuzen Philips Lightning Katoennatie Westerschelde Containerterminal
Plaatsgebonden risico In tabel 2.7 is de ligging aangegeven van de maatgevende risicocontouren (PR 10-6) ten opzichte van het plangebied. Uit de tabel blijkt dat deze risicocontouren niet over het plangebied zijn gelegen. Zodoende wordt geconcludeerd dat de aanwezige risicovolle bedrijvigheid zich niet verzet tegen de ontwikkeling van het voorgenomen bouwplan aan de Dokweg. Groepsrisico Uit tabel 2.7 blijkt dat het woonzorgcentrum ligt buiten het invloedsgebied van de risicovolle inrichtingen Philips Lightning en het spoorwegemplacement, maar binnen het invloedsgebied van het bedrijf Katoennatie Westerschelde Containerterminal (verder: Katoennatie). Dit be1)
Besluit van 15 december 2009, Stcr. 2009, 19 907.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
31
drijf is gevestigd aan de Savoyaardsweg op het Logistiek Park Braakmanpolder. Het groepsrisico van deze inrichting ligt in de huidige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde en dit zal ook na de ontwikkeling nog het geval zijn. Het bedrijf levert dan ook geen belemmering op voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling. Wel is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Deze verantwoording is aan het einde van deze paragraaf opgenomen. Transport van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde Plaatsgebonden risico Over de Westerschelde worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. In het Basisnet Water is deze vaarweg aangeduid als een zeevaartcorridor met toetsingsafstand (rode vaarweg). Dit houdt in dat de maatgevende contour van het PR (contour met kans 10-6) op de oeverlijn is gelegen en dat de afstand van 40 meter als plasbrandaandachtsgebied van toepassing is. De locatie voor het bouwplan ligt op grotere afstand van de vaarweg (circa 1.600 meter). Geconcludeerd wordt dat het PR geen knelpunt voor het bedrijventerrein vormt. Groepsrisico Ten aanzien van het GR geven noch het Basisnet Water noch de CRVGS een maat voor het invloedsgebied. Om het invloedsgebied te bepalen is daarom aangesloten bij de uitkomsten van een veiligheidsstudie die in opdracht van de provincie Zeeland in 2007 is uitgevoerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde. In deze studie is berekend dat de risicocontour PR 10-8 is gelegen op circa 1.500 meter van de Westerschelde in het jaar 20201). Aangenomen wordt dat de risicocontour 10-8 in grote lijnen overeenkomt met het invloedsgebied op basis van de 1%-letaliteitsgrens zoals genoemd in de CRVGS. Nu de afstand van de projectlocatie tot de Westerschelde meer dan 1.500 meter bedraagt, is het niet noodzakelijk om het GR te berekenen. Daarbij is het volgende van belang. Er is een bestuurlijk convenant gesloten tussen Rijk en Provincie Zeeland. Tevens is er een Verdrag Gemeenschappelijk Nautisch Beheer gesloten tussen Nederland en Vlaanderen. In beide bestuurlijke overeenkomsten is afgesproken dat partijen de externe veiligheidsituatie langs de Westerschelde monitoren en zich inspannen om te zorgen dat de risicocontouren buiten kwetsbare bestemmingen blijft. De gemeente Terneuzen is hierbij geen partij en kan zodoende niet zelfstandig een risicostudie naar de Westerschelde laten uitvoeren. Op dit moment vindt nieuw onderzoek plaats naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde. De resultaten hiervan worden naar verwachting medio 2011 bekend. Daarbij is het niet de verwachting dat de resultaten van het nieuwe onderzoek leiden tot andere inzichten omtrent de risico's met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde. In zoverre kan ook voor de nieuwe situatie worden aangesloten op de uitkomsten van de risicoanalyse uit 2007. Omdat momenteel geen andere onderzoeksresultaten hieromtrent voorhanden zijn en de gemeente Terneuzen bezwaarlijk zelfstandig onderzoek hiernaar kan doen, is dat ook het advies. Verantwoording groepsrisico Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Katoennatie. Hierdoor is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Deze verantwoording is hier opgenomen. Uit de professionele risicokaart blijkt dat het groepsrisico van de risicovolle inrichting Katoennatie ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. De 26 zorgappartementen worden gerealiseerd in plaats van het buurthuis. Hierdoor zal de personendichtheid in het plangebied beperkt toenemen. Door de grote afstand van het plangebied tot de risicovolle inrichting (5,7
1)
TNO, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde, rapport 2007-A-R0562/B, juni 2007.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
32
Ruimtelijke onderbouwing
km) zal het groepsrisico door de ontwikkeling echter nauwelijks toenemen. Ook na realisatie van het plan zal het groepsrisico dus ruim onder de oriëntatiewaarde liggen. Het plangebied is daarnaast goed bereikbaar voor hulpdiensten vanuit verschillende richtingen, namelijk via de Meester F.J. Haarmanweg over de Dokweg en via de Guido Gezellestraat over de Zuidlandstraat. Daarom zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen. Doordat de ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een woonzorgcentrum zullen met name mensen aanwezig zijn die beperkt zelfredzaam zijn. Om de zelfredzaamheid te vergroten worden bouwkundige maatregelen getroffen die worden vastgelegd in de omgevingsvergunning. Hierbij kan gedacht worden aan de realisatie van een centraal afsluitbare mechanische ventilatie en daarnaast een goede training en instructie van aanwezig personeel bij een calamiteit. De gemeentelijke brandweer wordt bij de beoordeling van de omgevingsvergunning betrokken en zal ook op dit punt – voor zover noodzakelijk – adviseren. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling van het woonzorgcentrum aan de Dokweg.
2.4.10. Kabels en leidingen Wettelijk kader Bij de voorbereiding van nieuwe plannen geldt dat rekening moet worden gehouden met planologisch relevante hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen. Ook niethoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante (buis)leidingen worden aangemerkt: ‐ Hoogspanningsverbindingen met een spanning van 50 kV en hoger. ‐ Buisleidingen voor transport van aardgas vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van 50 mm; ‐ Buisleidingen voor transport van aardolieproducten met een druk vanaf 16 bar en een uitwendige diameter van 70 mm; ‐ Buisleidingen voor transport van andere stoffen dan aardgas en aardolieproducten, die risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken. ‐ Buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter buiten de bebouwde kom. ‐ Buisleidingen voor transport van afvalwater met een diameter van 400 mm en hoger van het Waterschap Scheldestromen (hoofdtransportleidingen van en naar de afvalwaterzuiveringsinrichting). Toetsing Binnen het plangebied bevinden geen planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen. De kabels en leiding onder het verlengde Wilgenplantsoen zijn niet planologisch relevant. Deze ondergrondse infrastructuur blijft liggen en dient bereikbaar te zijn. Dit wordt als voorwaarde in de omgevingsvergunning geregeld. Conclusie Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. In de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan wordt de bestaande ondergrondse infrastructuur veiliggesteld.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke onderbouwing
33
2.4.11. Geurhinder Wettelijk kader Nederlandse emissierichtlijn lucht Het geurbeleid in Nederland is uitgewerkt in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR). Het doel van de NeR is ten eerste het harmoniseren van de vergunningen met betrekking tot emissies naar de lucht en ten tweede het verschaffen van informatie over de stand der techniek op het gebied van emissiebeperking. De NeR heeft geen formele wettelijke status. Het is de bedoeling dat de NeR wordt gebruikt als richtlijn voor de vergunningverlening. Eventueel afwijken van de NeR is daarom mogelijk, het moet dan wel adequaat worden gemotiveerd. In de NeR is een systematiek opgenomen om het acceptabel hinderniveau te bepalen. De essentie van het beleid is dat (nieuwe) geurhinder wordt voorkomen. Alle neuzen dezelfde kant op (provinciale handreiking geurbeleid) In het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 (IOP), is ook het milieubeleid van de provincie Zeeland vastgelegd. Onderdeel daarvan is het geurbeleid (paragraaf 4.4.5. van het IOP). Dit geurbeleid is een uitwerking van het algemeen geurbeleid, zoals dat in de NeR is vastgelegd. Om het beleid uit te voeren is een handreiking opgesteld (Alle neuzen dezelfde kant op, december 2007). Het Zeeuwse geurbeleid gaat uit van een afwegingsproces dat is gericht op het vaststellen van een acceptabel hinderniveau dat per situatie wordt vastgesteld. In het IOP is het volgende toetsingskader vastgelegd: Tabel 2.8. Toetsingskader geurbeleid Gevoelige bestemmingen
Minder gevoelige bestemmingen
Bestaande situatie
Voldoen aan BBT Maximale geurconcentratie overeenkomend met H= -1 (uurgemiddeld, 98percentiel)
Voldoen aan BBT Maximale geurconcentratie overeenkomend met H= -1 (uurgemiddeld, 95percentiel)
Nieuwe situatie
Maximale geurconcentratie overeenko- Maximale geurconcentratie overeenkomend met H= -1 (uurgemiddeld, 99,5- mend met H= -1 (uurgemiddeld, 95percentiel) percentiel) en H=-2 (uurgemiddeld, 98percentiel)
Het toetsingskader moet worden gebruikt bij het verlenen van vergunningen voor inrichtingen waarvoor GS volgens de Wet milieubeheer bevoegd gezag zijn, met uitzondering van intensieve veehouderij. Voor deze sector geldt een speciale wet, de Wet geurhinder en veehouderij, die een eigen toetsingskader kent. Gemeentelijk beleid De gemeente Terneuzen heeft geen eigen geurbeleid, maar conformeert zich aan het toetsingskader zoals is vastgelegd in het IOP. Toetsing Er zijn op het nabijgelegen bedrijventerrein geen inrichtingen aanwezig die zorgen voor geurhinder voor de te realiseren appartementen. Bij nieuwe bedrijven op het bedrijventerrein wordt het uitgangspunt van het geurbeleid, het voorkomen van nieuwe geurhinder, nagestreefd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
34
Ruimtelijke onderbouwing
Conclusie Het aspect geurhinder vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
2.5. Economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal Grondexploitatiewet In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (anterieure overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). Er is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Besluit ruimtelijke ordening (Bro)) als een bouwplan zoals aangegeven in 6.2.1 Bro wordt mogelijk gemaakt. Het voorziene appartementengebouw wordt als een dergelijk bouwplan aangemerkt. Hierdoor moet worden voorzien in het kostenverhaal. Anterieure overeenkomst Tussen de initiatiefnemer (Woningcorporatie Clavis) en de gemeente wordt een privaatrechtelijke overeenkomst c.q. anterieure overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over deze ontwikkeling zijn vastgelegd. Voorliggende ontwikkeling wordt geheel bekostigd door de initiatiefnemer, waaronder ook eventuele planschadeclaims. De door de initiatiefnemer in dit verband aan de gemeente overgelegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. De gemeente is dan ook van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. De financiële uitvoerbaarheid is hiermee voldoende verzekerd en er kan worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen
bijlage 1
Bijlage 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Wateradvies
1
031203.008860.00
2
Bijlage 1
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage 2
Bijlage 2
Stroomschema onderzoeksplicht archeologie
1
Deze toetsen dienen uitgevoerd te worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen, de behandeling van aanvragen om omgevingsvergunning in het kader van de Erfgoedverordening. Aanbevolen wordt deze toetsen uit te voeren in samenhang met de toets op cultuurhistorie. Hierdoor kan tijd bespaard worden. Ook in het milieuonderzoek is meestal al veel informatie over de bodemopbouw en de recente historie van de locatie aanwezig. Daarnaast kan de toets aangevuld worden met informatie uit archieven, literatuur, kaartmateriaal, luchtfoto's, de lijst van verdronken dorpen, een terreininspectie en informatie van plaatselijke heemkundigen, historici of (amateur)archeologen. Bij een uitvoeriger toetsing mag, na overeenstemming met de beleidsmedewerker archeologie of een bevoegd deskundige, gemotiveerd worden afgeweken van het stroomschema.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00
2
Bijlage 2
STAP 1. TOETSBEVOEGD GEZAG 1. Is sprake van een archeologisch monument?
Ja: het rijk is bevoegd gezag
Ja: bevoegd gezag archeologie valt samen met bevoegd gezag procedure.* Dit kan bijvoorbeeld het rijk of de provincie zijn, maar ook de gemeente.
Nee: is sprake van een wettelijke procedure zoals ontgronding, trajectbesluit, MER, bouw- en/of milieuvergunning en dergelijke?
Nee/ alle overige gevallen: gemeente is bevoegd gezag in het kader van de erfgoedverordening.
STAP 2. VRIJSTELLINGSREGELING In onderstaande situaties is sprake van vrijstelling: Algemene vrijstelling tot 0,5 meter diep en <100 m2**. Vrijstelling indien reeds eerder aantoonbaar verstoring of onderzoek heeft plaatsgevonden. Hierbij kan gedacht worden aan ophogingen, ontgrondingen, wegcunetten, rioleringsleuven, bodemsanering en dergelijke. Een en ander dient ter beoordeling aan het bevoegd gezag te worden voorgelegd. Vrijstelling is eveneens van toepassing als de uitkomst van de toets voor de 4 genoemde criteria (AMK, IKAW, ARCHIS/ZAA, en de bodemkaart) uitkomt op 'geen onderzoeksplicht'. (zie stap 3 TOETS ONDERZOEKSPLICHT) * In het kader van de Wabo kan een andere overheid een verklaring van geen bedenkingen opstellen. ** De genoemde diepte en oppervlakte zijn gerelateerd aan de daadwerkelijk te bebouwen of verstoren diepte en oppervlakte, dus niet aan de perceelgrootte.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
031203.008860.00
4
Bijlage 2
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage 3
Bijlage 3
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
1
Ten behoeve van het mogelijk maken van woningen aan de Dokweg in de gemeente Terneuzen is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Woningen en appartementen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Een nieuwe geluidgevoelige bestemming dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wgh. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van de situatie die optreedt aan het einde van de planperiode (2022). Voorliggende bijlage beschrijft het akoestisch onderzoek. De bijlage is als volgt opgebouwd. In paragraaf B3.1 wordt ingegaan op het wettelijk toetsingskader dat geldt met betrekking tot wegverkeerslawaai voor geluidgevoelige functies. In paragraaf B3.2. komen de invoergegevens van de berekeningen aan bod, in paragraaf B3.3. de resultaten. In paragraaf B3.4. zijn conclusies behandeld. In bijlage 4 is een indicatieve kostenberekening opgenomen voor herasfalteren. De rekenbladen met in- en uitvoergegevens zijn opgenomen in bijlage 5. In bijlage 6 is de berekening opgenomen van de cumulatieve geluidbelasting (industrieterrein Oostelijke Kanaaloever / mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen en de Dokweg).
B3.1. Beleid en normering Geluidzones langs wegen Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. Binnen de geluidzone van een weg dient de geluidbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidzone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: "het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens" (artikel 1 Wgh). De Mr. F.J. Haarmanweg en de Dokweg zijn de gezoneerde wegen waarvan de geluidzone over de beoogde ontwikkeling valt. Normstelling wegverkeerslawaai Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van geluidgevoelige functies binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen bedraagt deze 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidreducerend asfalt) en maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidschermen, vliesgevels of het vergroten van de afstand tussen de geluidbron en de ont-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00
2
Bijlage 3
vanger). Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van hogere waarden worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). Indien de uiterste grenswaarde wordt overschreden en maatregelen ter reductie van de geluidbelasting aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk of doeltreffend zijn, dienen maatregelen aan de zijde van de geluidontvanger te worden genomen, zoals het toepassen van een dove gevel. Daarnaast dient altijd de wettelijke binnenwaarde van 33 dB te worden gegarandeerd. Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidisolerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen echter alleen de maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied aan de orde. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisatie van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag. De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het wegverkeerlawaai bedraagt 48 dB. De uiterste grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai bedraagt 63 dB. 30 km/uur Zoals uit het voorgaande kan worden geconcludeerd, geldt voor wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/uur-gebied geen wettelijke geluidzone en is langs deze wegen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wet geluidhinder hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader gehanteerd. De Amberboomstraat is de relevante 30 km/uur-weg. Rekenmethode Met behulp van de Standaard Rekenmethode I (SRM I) uit het Reken- en Meetvoorschrift 2006 is de specifieke geluidbelasting aan de buitengevels van de geprojecteerde ontwikkeling berekend voor het prognosejaar 2022. Er is voor gekozen de SRM I-methode te gebruiken omdat er geen hoogte verschillen en/of afschermende bebouwing aanwezig zijn in de berekeningen. Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder Op alle geluidbelastingen die voor wegen in deze ruimtelijke onderbouwing zijn vermeld, is conform artikel 110g van de Wet geluidhinder een aftrek van 5 dB toegepast indien de wettelijke snelheid minder dan 70 km / uur bedraagt en 2 dB indien de snelheid 70 km / uur of meer bedraagt. Dosismaat De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidniveau over een etmaal.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3
3
B3.2. Invoergegevens Hierna zijn de ingevoerde gegevens beschreven die voor het uitvoeren van het akoestisch onderzoek zijn gehanteerd. Verkeersintensiteit en voertuigverdelingen Mr. F.J. Haarmanweg en Dokweg De gebruikte verkeersintensiteiten op de Mr. F.J. Haarmanweg en Dokweg zijn ontleend aan telcijfers uit een uitgevoerde telling in 2008. Door rekening te houden met een autonome groei van 1,4% per jaar is de verkeersintensiteit bepaald voor het prognosejaar 2022. De gebruikte verkeersintensiteiten zijn in tabel B3.1. weergegeven. De gebruikte verdelingen per voertuigcategorie en de verdeling per periode-uur zijn echter gebaseerd op een eerder uitgevoerd akoestisch onderzoek1) ten behoeve van de ontwikkelingen aan de overzijde van de Dokweg. Deze verdelingen zijn weergegeven in de tabellen B3.2 en B3.3. Amberboomstraat De verkeersintensiteit en verdelingen op de Amberboomstraat zijn niet bekend. Op basis van aannames (en overleg met de gemeente) is bepaald dat hier in 2008 niet meer dan 500 mvt/etmaal rijden. Door rekening te houden met een autonome groei van 1,4% per jaar (Daling in groei; actualisatie van de verkeerskundige kencijfers; dec 2009; RBOI) is de verkeersintensiteit bepaald voor 2022. De verdelingen per periode-uur en voertuigcategorie is gebaseerd op landelijke gemiddelden die horen bij een buurtverzamelweg. In tabel B3.1 zijn de gebruikte verkeersintensiteiten weergegeven en in tabel B3.4 de verdelingen. Verkeersaantrekkende werking In de paragraaf verkeer is berekend dat de verkeersproductie en –attractie ten gevolge van de bouw van het woonzorgcentrum circa 100 mvt/etmaal zal zijn. Het is niet geheel duidelijk hoe dit verkeer zich zal verdelen over het omliggende wegennet. Er is daarom voor gekozen een maximale toename te hanteren op alle onderzochte wegen. Tabel B3.1. Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal en afgerond op honderdtallen) weg
Mr. F.J. Haarmanweg Dokweg Amberboomstraat
2022 exclusief ontwikkeling
inclusief ontwikkeling
10.800
10.900
4.600
4.700
600
700
Tabel B3.2. Voertuigverdeling Mr. F.J. Haarmanweg dagperiode
avondperiode
nachtperiode
etmaal
7,14 %
2,38 %
0,60 %
n.v.t.
87,70 %
94,90 %
85,50 %
88,17 %
middelzware mvt's
9,40 %
3,80 %
8,40 %
8,13 %
zware mvt's
2,90 %
1,30 %
6,10 %
3,70 %
per periode-uur lichte mvt's
1)
RBOI 130174.00743419; Brede school Lievenspolder; 2006; Middelburg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
4
Bijlage 3
Tabel B3.3. Voertuigverdeling Dokweg dagperiode per periode-uur
avondperiode
nachtperiode
etmaal
6,66 %
3,49 %
0,77 %
n.v.t.
93,60 %
97,80 %
95,30 %
94,87 %
middelzware mvt's
5,70 %
2,00 %
4,20 %
4,58 %
zware mvt's
0,70%
0,20 %
0,50%
0,55%
lichte mvt's
Tabel B3.4. Voertuigverdeling buurtverzamelwegen, Amberboomstraat dagperiode per periode-uur
avondperiode
nachtperiode
etmaal
7,0 %
2,6 %
0,7 %
n.v.t.
94,0 %
98,0 %
96,0 %
94,53 %
middelzware mvt's
5,7 %
1,9 %
3,8 %
5,20 %
zware mvt's
0,3 %
0,1 %
0,2 %
0,27 %
lichte mvt's
Overige gegevens Voor het berekenen van de geluidbelasting zijn ook de maximumsnelheid, verhardingssoort, verhardingsbreedte, afstand wegas tot gevel, zichthoek, objectfractie en de waarneemhoogtes relevant. In tabel B3.5 zijn deze gegevens weergegeven. Tabel B3.5. Overige gegevens gegeven \ weg
Mr. F.J. Haarmanweg
Dokweg
Amberboomstraat
50 km/u
50 km/u
30 km/u
verhardingssoort
asfalt
asfalt
klinkers in halfsteensverband
afstand tussen gevel en wegas
96 m
8m
7m
verhardingsbreedte
22 m
6m
4m
zichthoek
127º
127º
127º
0
0,63
0,68
maximumsnelheid
objectfractie
In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting aan de gevels berekend op verschillende waarneemhoogtes, voor iedere bouwlaag één. Het beoogde woonzorgcentrum bestaat uit 3 bouwlagen en een kap boven het maaiveld. De vastgestelde waarneemhoogtes bevinden zich op 1,50 m, 4,50 m en 7,50 meter.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3
5
B3.3. Resultaten In tabel B3.6 zijn de geluidbelastingen aan de gevels weergegeven op verschillende waarneemhoogtes ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gezoneerde Mr. F.J. Haarmanweg en Dokweg en de niet gezoneerde Amberboomstraat. Tabel B3.6. Geluidbelastingen aan de gevels waarneemhoogte straat
1,5 m
4,5 m
7,5 m
Mr. F.J. Haarmanweg
46 dB
47 dB
48 dB
Dokweg
59 dB
59 dB
58 dB
Amberboomstraat
52 dB
51 dB
50 dB
De geluidbelasting aan de gevels van de beoogde woonzorgcentrum ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gezoneerde Mr. F.J. Haarmanweg bedraagt maximaal 48 dB en overschrijdt daarmee de voorkeursgrenswaarde niet. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke normen van de Wgh. De geluidbelasting aan de gevels van het beoogde woonzorgcentrum ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gezoneerde Dokweg bedraagt maximaal 59 dB en overschrijdt daarmee de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt hiermee niet overschreden. De geluidbelasting aan de gevels van het beoogde woonzorgcentrum ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de niet gezoneerde Amberboomstraat bedraagt maximaal 52 dB en overschrijdt daarmee de voorkeursgrenswaarde van 48. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt hiermee niet overschreden. Als uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, zijn maatregelen, gericht op het verminderen van de geluidbelasting aan de gevel, noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidschermen) of maatregelen aan de geluidontvanger (bijvoorbeeld geluiddove gevels). Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. Maatregelen Maatregelen aan de bron Er zijn een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid is het beperken van de verkeersomvang, de snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer. Het wijzigen van de verkeersomvang of een wijziging in de samenstelling van het verkeer op de Dokweg en de Amberboomweg is verkeers- en vervoerskundig niet gewenst, omdat volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig een weg qua vorm, functie en gebruik in overeenstemming met elkaar dienen te zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
6
Bijlage 3
De Dokweg is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg (functie) en behoort daarmee tot de hoofdverkeersstructuur van de gemeente Terneuzen. De Dokweg is tevens voorzien van fietsstroken (vorm) en wordt gebruikt door meer dan 3.000 mvt/etmaal. Indien de weg qua verkeerssamenstelling en/of verkeersomvang (gebruik) wordt gewijzigd is de overeenstemming met de vorm en functie niet meer aanwezig. De Amberboomstraat ligt in een verblijfsgebied en is gecategoriseerd als erftoegangsweg. Een erftoegangsweg is een weg van de laagste categorie die niet verder "gedowngrade" kan worden. Het wijzigen van de maximumsnelheid op de Dokweg en de Amberboomstraat is ook verkeers- en vervoerskundig niet gewenst omdat dan ook de functie, vorm en het gebruik niet meer met elkaar in overeenstemming zijn. Bij een gebiedontsluitingsweg hoort een maximumsnelheid van 50 km/uur en bij een erftoegangsweg 30 km/uur. Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een meer geluidreducerende wegdekverharding. Gezien de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen zal het asfalt op de Dokweg over een lengte van 140 meter vervangen moeten worden. Het toepassen van geluidarm asfalt kost circa € 70.000,- (In bijlage 4 is een indicatieve berekening van deze kosten opgenomen). Daarnaast moet rekening worden gehouden met relatief hoge kosten van onderhoud aan de weg (herstel of vervanging wegdek). Op het betreffende weggedeelte komen enkele zijstraten uit, waardoor sprake is van veel wringend verkeer. Stil asfalt niet goed bestand tegen wringend verkeer. Het toepassen van geluidarm asfalt stuit daarom op bezwaren van financiële aard. Het wijzigen van de verhardingssoort op de Amberboomstraat van klinkers naar asfalt stuit op bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard omdat een erftoegangsweg volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig uitgevoerd dient te worden in een open verhardingssoort (vorm). Maatregelen in het overdrachtsgebied Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidafschermende voorzieningen (scherm of wal) stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard. Dergelijke geluidafschermende voorzieningen zijn in binnenstedelijk gebied vrijwel niet stedenbouwkundig inpasbaar. Bovendien zijn de geluidafschermende voorzieningen onvoldoende doeltreffend. Doordat de geluidafschermende voorziening dient te worden onderbroken ter plaatse van de perceelaansluitingen, wordt het effect van de afscherming voor een belangrijk deel teniet gedaan. Een andere maatregel als het vergroten van de afstand tussen wegas en de beoogde ontwikkeling is evenmin wenselijk omdat dan een deel van het beoogde aantal woningen niet kan worden gerealiseerd. Daarnaast is de maatregel stedenbouwkundig niet gewenst. Het zou betekenen dat de L-vorm van het gebouw niet kan worden gerealiseerd. Met deze Lvorm oriënteert het gebouw zich zowel de Amberboomstraat als op de langzaam verkeersverbinding tussen de Dokweg en de Amberboomstraat (Wilgenplantsoen). Geconcludeerd kan worden dat er dus redelijkerwijs geen maatregelen bij de bron en / of in het overdrachtgebied mogelijk zijn om de geluidbelasting op de gevel van de woning(en) ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Dokweg en Amberboomstraat te reduceren. Daarnaast overschrijdt de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet. Conform het Bouwbesluit bedraagt de maximaal aanvaarde geluidbelasting binnenshuis (de binnenwaarde) in een nieuwe woning langs bestaande wegen ten hoogste 33 dB. In de bouwplannen dient hiermee rekening te worden gehouden.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3
7
B3.4. Conclusie Mr. F.J. Haarmanweg De geluidbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkeling ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gezoneerde Mr. F.J. Haarmanweg bedraagt 48 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet en voldoet hiermee aan de normen uit de Wgh. Dokweg De geluidbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkeling ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gezoneerde Dokweg bedraagt op de maatgevende waarneemhoogte 59 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee overschreden, de uiterste grenswaarde van 63 dB echter niet. Er zijn redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk om de geluidbelasting te reduceren omdat deze stuiten op bezwaren van verkeers-, vervoers-, stedenbouwkundige en/of financiële aard. Omdat de uiterste grenswaarde niet wordt overschreden besluit het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Terneuzen om hogere waarde te verlenen voor de in tabel B3.7 weergegeven woningen/zorgappartementen. Tabel B3.7. Ontheffingswaarden ontwikkeling woonzorgcentrum Dokweg
aantal woningen
ontheffingswaarde
geluidbron
28
59 dB
Dokweg
Amberboomstraat De geluidbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkeling ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de niet-gezoneerde Amberboomstraat bedraagt op de maatgevende waarneemhoogte 52 dB. Er zijn geen maatregelen mogelijk aan de bron en/of in het overdrachtsgebied op de geluidbelasting te reduceren omdat deze stuiten op bezwaren van verkeers-, vervoers- en stedenbouwkundige aard. Omdat de geluidbelastingen de uiterste grenswaarde van 63 dB niet overschrijden kan gesteld worden dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00r
8
Bijlage 3
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage 4
Bijlage 4
Indicatieve berekening kosten herasfalteren
1
Hieronder is een indicatie opgenomen van de kosten van herasfaltering met steenmastiek asfalt (SMA). Daarbij is uitgegaan van de eenheidsprijs die hoort bij de herasfaltering van 100 m lengte. Herasfaltering met SMA Lengte 140 m x € 215/strekkende meter = Kosten aan- en afvoer en machines Toeslag kleine werken
€ 30.000,€ 2.000,€ 5.000,-+
subtotaal
€ 37.000,-
Frezen, afvoeren en verwerken van het oude asfalt (€ 20.000,- per 100 meter) omleiding /afzetting
€ 28.000,€
totaal
€ 70.000,-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5.000,- +
031203.008860.00
2
Bijlage 4
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage 5
Bijlage 5
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Rekenbladen akoestisch onderzoek
1
031203.008860.00
2
Bijlage 5
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 5
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
031203.008860.00r
4
Bijlage 5
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 5
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5
031203.008860.00r
6
Bijlage 5
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 5
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
031203.008860.00r
8
Bijlage 5
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage 6
Bijlage 6
Cumulatieve geluidbelasting industrieterrein Oostelijke Kanaal- oever / mr. F.J. Haarmanweg – Driewegen en Dokweg
1
Bij de besluitvorming rond hogere waarden dient volgens de Wet geluidhinder (Wgh) ook cumulatie in acht te worden genomen. De cumulatie dient te geschieden voor geluidbelastingen van gezoneerde wegen, industrieterreinen en spoorwegen die de voorkeursgrenswaarde overschrijden. Deze situatie vindt plaats op de noordelijke gevels van de beoogde ontwikkeling ten gevolge van het industrielawaai van industrieterrein Oostelijke Kanaaloever / mr. F.J. Haarmanweg-Driewegen (hierna: OKO) en het wegverkeerslawaai van de Dokweg. Berekening en resultaten Ten behoeve van deze rekenmethode dient de geluidbelasting bekend te zijn van ieder van de bronnen, berekend volgens het voorschrift dat voor die bronsoort geldt. De verschillende geluidbronnen worden hieronder aangeduid als LIL, LVL waarbij de indices respectievelijk staan voor industrielawaai en (weg)verkeerslawaai. In figuur B6.1 is de noordgevel aangeduid waarvan de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai het hoogst is. Figuur B6.1. Locatie noordgevel
noordgevel
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
031203.008860.00
2
Bijlage 6
De als gevolg van artikel 110g van de Wgh bij wegverkeerslawaai toe te passen aftrek wordt bij deze rekenmethode niet toegepast bij het berekenen van de gecumuleerde waarde (LVL,CUM). Al deze grootheden moeten zijn uitgedrukt in Lden, met uitzondering van industrielawaai waarbij de geluidbelasting volgens de geldende wettelijke definitie wordt bepaald. In tabel B6.1 zijn de geluidbelastingen weergegeven ten gevolge van de verschillende bronnen op de verschillende waarneempunten. Tabel B6.1. Geluidbelastingen aan de noordgevel gevel Omschrijving Hoogte
LVL
LIL
Dokweg
OKO
noordgevel
1,5
64
51
noordgevel
4,5
64
51
noordgevel
7,5
63
51
Bovenstaande geldt mutatis mutandis voor de bronnen industrie (index IL) en wegverkeer (index VL). De rekenregels hiervoor zijn: L*IL = 1,00 LIL + 1,00 L*VL = 1,00 LVL + 0,00 Als alle betrokken bronnen op deze wijze zijn omgerekend in L*-waarden, dan kan de gecumuleerde waarde worden berekend door middel van de zogenoemde energetische sommatie. De rekenregel hiervoor is: LCUM = 10 log [ Σn=1N 10 ↑ (L*n/10) ] Waarbij gesommeerd wordt over alle N betrokken bronnen en de index n kan staan voor IL en VL. In tabel B6.2 zijn de omgerekende geluidbelastingen per bron en per waarneempunt weergegeven evenals de gecumuleerde geluidbelasting van alle relevante bronnen per waarneempunt. Tabel B6.2. Omgerekende en gecumuleerde geluidbelastingen gevel Omschrijving
Hoogte
L*VL
L*IL
LCUM
Dokweg
OKO
alle bronnen
noordgevel
1,5
64
52
64
noordgevel
4,5
64
52
64
noordgevel
7,5
63
52
63
Conclusie Uit de berekeningsresultaten (tabel B6.2) blijkt dat het aandeel industrielawaai een minimale bijdrage levert in de gecumuleerde geluidbelasting. De gecumuleerde geluidbelasting blijkt afgerond hetzelfde als de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai.
031203.008860.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg