Van Pol Beheer BV
Ruimtelijke onderbouwing Projectbesluit Outdoor Center Roermond
Van Pol Beheer BV december 2008
Ruimtelijke onderbouwing Projectbesluit Outdoor Center Roermond
dossier : C0920-01-001 registratienummer : LI20084442 versie : 3
Van Pol Beheer BV
© DHV B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van DHV B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.
DHV B.V.
INHOUD
BLAD
1
OMSCHRIJVING VAN HET PROJECTGEBIED
2
2
OMSCHRIJVING VAN HET PROJECT
4
3
GELDENDE PLANOLOGISCHE SITUATIE
2
4
BEOOGDE PLANOLOGISCHE SITUATIE
2
5
TOETSING AAN RIJKS-, PROVINCIAAL EN GEMEENTELIJK BELEID
2
6
TOETSING AAN MOGELIJKE BELEMMERINGEN
21
7
PROJECTBESLUIT
25
8
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
25
9
BELANGENAFWEGING
25
10
CONCLUSIE
26
COLOFON
27
SEPARATE BIJLAGEN: 1. Economische effectanalyse 2. Verkennend bodemonderzoek 3. Akoestisch onderzoek 4. Verkennend flora- en faunaonderzoek 5. Archeologisch onderzoek 6. Watertoets 7. Onderzoek luchtkwaliteit 8. Onderzoek externe veiligheid 9. Onderzoek verkeer
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 -2-
DHV B.V.
1
OMSCHRIJVING VAN HET PROJECTGEBIED
Het plangebied is gelegen ten noordoosten van het bedrijventerrein ‘Broekhin’ aan de Schaarbroekerweg te Roermond. De locatie grenst aan het in maart 2008 geopende Retailpark, tussen de A73-Zuid en de St. Wirosingel/N271. Kadastraal staat het plangebied bekend als gemeente Roermond, sectie O, nummers 2, 3 (ged.), 4, 5, 301 (ged.), 302, 304, 398 (ged.), 403, 404 en H 2358 (ged.). De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 1,85 ha. Het plangebied maakte voor de aanleg van de A73-Zuid deel uit van het agrarische buitengebied ten oosten van Roermond. Momenteel is op de planlocatie nog de Viascoop gelegen. Figuur 1: projectgebied
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 -3-
DHV B.V.
2
OMSCHRIJVING VAN HET PROJECT 2
Van Pol Beheer BV te Roermond heeft een plan ontwikkeld voor het realiseren van circa 11.000 m 2 perifere detailhandel (hoofdgebouw) en circa 450 m horeca (bijgebouw), inclusief parkeerterrein c.q. parkeergarage. De detailhandel is met name gericht op outdoor-activiteiten (drie outdoorwinkels). Het hoofdgebouw bestaat uit twee verdiepingen. Parkeren vindt deels half verdiept onder het hoofdgebouw plaats, deels op maaiveld en deels door middel van overloopparkeren langs de A73-Zuid. Verder komen er twee reclametorens bovenop de gebouwen en eveneens zijn reclame-uitingen voorzien op de diverse gevels. Het stedenbouwkundig ontwerp en uitstraling is vergelijkbaar met het naastgelegen Retail Park. Figuur 2: stedenbouwkundig ontwerp
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 -4-
DHV B.V.
In figuur 3 is een impressie weergegeven van de gevels.
Figuur 3: gevelimpressie
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 -5-
DHV B.V.
3
GELDENDE PLANOLOGISCHE SITUATIE
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Rijksweg 73 Zuid Noordelijk Deel (wegvak F). De planlocatie ligt deels in het deelgebied 3 “Broekhin” met de bestemming Agrarische doeleinden I -AI-, Verkeersdoeleinden 3 -V3- en Openbaar groen II. Tevens ligt het plangebied voor een deel in deelgebied 1 “Buitengebied Swalmen” met de bestemming Agrarisch gebied met hoge landschappelijke waarden -AHOnderhavig plan is in strijd met deze bestemmingen. Op 15 mei 2008 heeft de gemeenteraad van Roermond verklaard dat er een bestemmingsplan wordt voorbereid voor het plangebied van de Noordelijke en de Oostelijke stadsrandzone. Dit voorbereidingbesluit is op 8 oktober 2008 in werking getreden.
4
BEOOGDE PLANOLOGISCHE SITUATIE
De beoogde planologische situatie betreft grootschalige detailhandel met horeca, waarbinnen het onderhavige voornemen van Van Pol Beheer BV mogelijk is. Meer concreet gaat het om drie 2 2 outdoorwinkels (5.650 m ) en één horecagelegenheid (450 m ). Om de beoogde planologische situatie mogelijk te maken, wordt het project gerealiseerd via een projectbesluit ex artikel 3.10 Wro.
5
TOETSING AAN RIJKS-, PROVINCIAAL EN GEMEENTELIJK BELEID
Rijksbeleid In de Nota Ruimte zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd. Het gaat om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven. In de nota staat ‘ruimte voor ontwikkeling’ centraal en gaat het kabinet uit van het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Deze nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren. Het accent verschuift van ‘toelatingsplanologie’ naar ‘ontwikkelingsplanologie’. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Het locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen en het locatiebeleid voor perifere en grootschalige detailhandelsvestiging worden vervangen door een integraal locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen. Dit locatiebeleid is gedecentraliseerd naar de lagere overheden. Hierdoor kan regionaal maatwerk worden geleverd. Het doel van het nieuwe locatiebeleid is om een goede plaats voor ieder bedrijf te bieden, zodat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de kracht van steden en dorpen. Meer concreet dient het nieuwe locatiebeleid de volgende doelstellingen: ● economische ontwikkelingsmogelijkheden: het bieden van voldoende geschikte vestigingsplaatsen voor bedrijven en voorzieningen; ● bereikbaarheid: het optimaal gebruik van alle vervoersmogelijkheden voor personen en goederen over de weg, het spoor en het water;
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 -6-
DHV B.V.
●
leefbaarheid: kwaliteit, variatie, architectonische vormgeving en landschappelijke inpassing van vestigingsplaatsen voor alle stedelijke activiteiten, zorgvuldig ruimtegebruik, fijnmazige detailhandelsstructuur, functiemenging en kwaliteit van de leefomgeving (veiligheid, emissies en geluid).
Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een voldoende en gevarieerd en op de vraag afgestemd aanbod van locaties voor bedrijven en voorzieningen. Uitgangspunt is dat nieuwe vestigingslocaties voor detailhandel niet ten koste mogen gaan van de bestaande detailhandelsstructuur in wijkwinkelcentra en binnensteden. Rooilijnen langs rijkswegen In verband met de verkeersbelangen hanteert Rijkswaterstaat een zogenoemd rooilijnenbeleid. Hiertoe dient een strook aan weerszijden van een autosnelweg vrij gehouden te worden van bebouwing, vanwege: • mogelijke toekomstige reconstructies; • de mogelijke aanleg van elektronische begeleiding van het wegverkeer; • de aanwezigheid of de reservering van ruimte ten behoeve van een leidingstrook; • het voorkomen van voor de weggebruiker afleidende effecten; • het beperken van milieuhinder voor omwonenden. Deze overwegingen hebben geleid tot het vaststellen van een rooilijnenbeleid door Rijkswaterstaat, vastgelegd in de nota “Rooilijnen langs rijkswegen”. Een praktische invulling van dit beleid houdt in dat in een zone van 50 meter uit de as van de dichtstbijgelegen rijbaan van een autosnelweg een bouwverbod geldt (de ‘bebouwingsvrije zone’). Tot de rijbanen worden ook gerekend toe- en afritten naar/van andere wegen. Voor een zone van 50 meter tot 100 meter uit de as van de dichtstbijgelegen rijbaan van een rijksweg geldt een bouwverbod met een ontheffingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethouders, na overleg met de wegbeheerder Rijkswaterstaat (de ‘overlegzone’). De parkeerplaatsen van onderhavig project worden aangelegd in de overlegzone (50 tot 100 meter rooilijn). Aangezien het enkel parkeerplaatsen betreft, heeft dit geen negatieve uitwerking op de Rijksweg A73-Zuid. De reclame op de gevel en de toren worden geïntegreerd in het ontwerp en de verlichting wordt zodanig geplaatst dat dit geen verkeersafleidende effecten heeft voor het verkeer op de Rijksweg A73Zuid. Onderhavig project past binnen het nationale beleid.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 -7-
DHV B.V.
Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 De Provincie Limburg heeft een omgevingsplan Limburg (POL) opgesteld. Dit plan is op 22 september 2006 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Het POL is een integraal plan voor het omgevingsbeleid voor het grondgebied van de Provincie Limburg. In het omgevingsplan valt onderhavig plangebied binnen perspectief ‘Stedelijke ontwikkelingszone (P8)’. Het POL zegt hierover dat het landbouwzones betreft tussen bestaand stedelijk gebied en de grens stedelijke dynamiek rondom stadsregio’s. Deze zones bieden plaats aan mensgerichte natuur, zoals stadsparken, multifunctioneel bos, openluchtrecreatie en sportcomplexen. Dit om een deel van de stedelijke recreatiedruk op te vangen. Deze gebieden kunnen ook ruimte bieden aan stadsuitbreiding in de vorm van nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en winkelgebieden. In het POL hanteert de provincie voorkeursmilieus voor de vestiging van bepaalde soorten bedrijven en voorzieningen. Maatwerk, geïnspireerd op specifieke regionale situaties blijft mogelijk. Er dient een goede balans te zijn tussen de winkelvoorzieningen in de binnenstad, de verzorgingstructuur van wijken en buurten en grootschalige detailhandel op perifeer gelegen stedelijke dienstenterreinen. Het stadscentrum heeft vooral een functie voor recreatief, vergelijkend winkelen. Onderhavig project wordt gerealiseerd op een zogenaamd stedelijk dienstenterrein. De stedelijke dienstenterreinen bieden uitsluitend ruimte aan detailhandelsfuncties voor minder frequent benodigde, doelgerichte aankopen, die moeilijk inpasbaar zijn in bestaande winkelgebieden vanwege volumieuze aard 2 en dagelijkse bevoorrading, bijvoorbeeld grotere winkels (1.000 m of meer) voor aankopen op het gebied van wonen, vervoer en outdoor. In de provinciale Handreiking ruimtelijke ontwikkeling is illustratief (niet limitatief) aangegeven welke branches tot deze categorieën worden gerekend. Zie onderstaande tabel. wonen meubelen woningstoffering keukens sanitair bouwmaterialen gereedschap bruin- en witgoed
vervoer auto’s/motoren boten caravans landbouwwerktuigen
outdoor tuinartikelen tuininrichting kampeerartikelen sport
Op stadsregioniveau kan voor een nadere thematisering van de detailhandel op stedelijke dienstenterreinen worden gekozen, mede met het oog op versterking van het profiel. Gezien de functie komen alleen grotere winkels voor vestiging op stedelijke dienstenterreinen in aanmerking, met als 2 ondergrens 1.000 m verkoopoppervlak (vvo). Onderhavig project past binnen het provinciale (detailhandels)beleid. Het project wordt immers gerealiseerd op een stedelijk dienstenterrein en valt daarbij binnen de categorie ‘outdoor’, conform het POL en conform de provinciale Handreiking ruimtelijke ontwikkeling.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 -8-
DHV B.V.
Gemeentelijk beleid Structuurvisie Roermond Het overkoepelende ruimtelijk beleidskader van de gemeente Roermond is de Structuurvisie Roermond uit 2001. In deze toekomstvisie wordt gesteld dat door de aanleg van de Rijksweg 73 Zuid en de N280-Oost een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijvigheid ontstaat aan de oostkant van Roermond en dat hierop moet worden geanticipeerd. Het gebied Broekhin wordt benoemd als concentratiegebied voor perifere detailhandel. De nota’s “Visie op de detailhandelsstructuur” uit 1997 en met name de Nota Perifere Detailhandel uit 2001 hebben als input gediend voor de Structuurvisie. Ontwikkelingsvisie Noordelijke en Oostelijke stadsrand In mei 2006 heeft de gemeente Roermond het nieuwe c.q. vernieuwde detailhandelsbeleid uitgebreid uiteengezet in de Ontwikkelingsvisie Noordelijke en Oostelijke stadsrand. De gronden van de noordelijke en oostelijke stadsrandzone zijn aangewezen voor perifere detailhandel. De ontwikkelingsvisie heeft tot doel de stadsrandzone te verkennen op beperkingen en mogelijkheden voor de nagestreefde bedrijfsontwikkeling. In de ontwikkelingsvisie staat dat de gemeente Roermond de ambitie heeft om zich als koopstad te ontwikkelen en te versterken. De gemeente streeft naar een zo hoog mogelijke koopkrachtbinding van de eigen inwoners en een vergroting van de toevloeiing van bezoekers van binnen en buiten de regio. De gemeente wil een complementair pakket aan winkelvoorzieningen voor de consument bieden. Dit betekent dat er, naast de binnenstad van Roermond en het Designer Outlet Roermond voor het recreatief winkelen, de buurt- en wijkwinkelcentra voor de dagelijkse boodschappen, er ook ruimte moet zijn voor doelgerichte aankopen. De gemeente staat open voor initiatieven die de ambities van de gemeente ondersteunen, mits deze de detailhandelsstructuur niet duurzaam ontwrichten. Zie ook hoofdstuk 5 ‘Toetsing aan mogelijke belemmeringen’ onder het kopje ‘Economische effecten’. Vestiging van grootschalige winkels in historische binnensteden is zeer moeilijk. Dit impliceert dat de (her)vestiging van grootschalige winkels op locaties in de periferie zullen plaatsvinden. In het gebiedsdeel ‘Broekhin II’, waarbinnen onderhavig voornemen valt, zal conform de visie ruimte worden geboden voor grootschalige detailhandelsvestigingen voor doelgerichte aankopen.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 -9-
DHV B.V.
Figuur 4: ontwikkelingsvisie noordelijke en oostelijke stadsrand
Onderhavige project past daarmee binnen het gemeentelijk beleid.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 10 -
DHV B.V.
6
TOETSING AAN MOGELIJKE BELEMMERINGEN
Economische effecten Bij vestiging van nieuwe grootschalige functies op het gebied van detailhandel dient een economische effectenrapportage te worden opgesteld, zoals blijkt uit het POL en de provinciale Handreiking ruimtelijke ontwikkeling. Voor onderhavig voornemen is om die reden door WPM Groep een economische 1 effectanalyse uitgevoerd. In deze analyse is onder meer ingegaan op: de (markt)effecten en de toegevoegde waarde voor de bestaande retailstructuur; de functie voor consumenten; de bijdrage aan economische groei en werkgelegenheid; de mate waarin het outdoor center past binnen het beleid en de bestuurlijke ambities. Het Outdoor Center Roermond is een onderscheidend concept voor de regio. Thans is vergelijkbaar aanbod, qua schaal en assortiment, alleen buiten de regio voorhanden. In de toekomstige situatie is voldoende omzetpotentieel aanwezig voor de ontwikkeling van het Outdoor Center Roermond. Dit heeft deels ook te maken met de positieve invloed van het Outdoor Center Roermond op het vasthouden van koopkracht in de regio en het aantrekken van extra bestedingen van buiten de regio. Na ontwikkeling van het Outdoor Center Roermond blijven voldoende omzetmogelijkheden bestaan voor het huidige aanbod in de regio. De ontwikkellocatie is goed bereikbaar en herkenbaar voor een bovenregionaal concept. Daarnaast wordt een voldoende parkeerfaciliteit aangelegd. De ambitie van de gemeente is om een complementair pakket aan winkelvoorzieningen te bieden voor zowel de lokale bevolking als de (boven)regionale bezoekers. Deze ambitie krijgt steeds meer gestalte. Binnen deze ambitie past het om ook een bovenregionaal concept als het Outdoor Center Roermond aan de structuur toe te voegen. Het Outdoor Center Roermond geeft een impuls aan de regionale werkgelegenheid (circa 45 FTE) en leidt tot behoud van meer koopkracht binnen de regio. Ook past het Outdoor Center binnen de branchering en binnen de winkels in de omgeving. Zie tabel. Winkels in omgeving Designer Outlet Center Retail Park Huis & Tuin Boulevard Binnenstad Onderhavig voornemen past dan ook binnen de gemeentelijke ambitie om een complementair pakket aan winkelvoorzieningen te bieden voor zowel de lokale bevolking als de (boven)regionale bezoekers. Tevens past onderhavig voornemen binnen de branchering ‘wonen, vervoer en outdoor’, zoals verwoord in hoofdstuk 4. Onderhavig voornemen bestaat immers uit drie outdoorwinkels en één horecagelegenheid. Hiermee is aangetoond dat onderhavig voornemen de branchering niet ontwricht .
1
Economische effectanalyse Outdoor Center Roermond, WPM Groep, September 2008
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 11 -
DHV B.V.
Bodem 2 Door DHV BV is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor onderhavige projectlocatie. Het onderzoek is uitgevoerd conform NEN 5740. Het vooronderzoek is uitgevoerd conform NVN 5725. Doel van het onderzoek is het vastleggen van de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Tevens is getoetst of de bodemkwaliteit in overeenstemming is met het beoogde gebruik. Op 26 september 2008 en 8 oktober 2008 zijn veldonderzoeken uitgevoerd. Uit het verkennend bodemonderzoek is gebleken dat in de bovengrond de concentraties van alle onderzochte parameters onder de achtergrondwaarden liggen. In de lemige ondergrond zijn licht verhoogde nikkel- en kobaltgehaltes ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetroffen, de gehaltes zijn kleiner dan de Maximale Waarde voor Wonen (MW-W). In de zandige ondergrond ligt het nikkelgehalte boven de Maximale Waarde voor Wonen, de Maximale Waarde voor Industrie wordt niet overschreden. Een klein deel van onderhavige projectlocatie dient nog onderzocht te worden. In dit kader is er vooralsnog geen aanleiding te veronderstellen dat de kwaliteit op deze deellocatie afwijkt van de reeds bepaalde grondwaterkwaliteit. Tevens zullen nog aanvullend drie boringen worden geplaatst in de voormalige Graeterbaan. Indien uit de resultaten van deze nog te onderzoeken deellocatie blijkt dat de bodemkwaliteit niet in overeenstemming is met het beoogde gebruik, dan zal de verontreiniging worden gesaneerd. Een deel van de locatie (perceel O-3) maakte onderdeel uit van een groter gebied dat in 1997 door Econsultancy onderzocht. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn gerapporteerd onder nummer 97031705 d.d. 9 mei 1997. Uit de resultaten blijkt dat in de bovengrond alle parameters een concentratie kleiner dan de streefwaarde hebben. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehaltes aan zink en nikkel gemeten. Het grondwater wordt op een diepte groter dan 5,0 m-maaiveld aangetroffen. Op twee percelen direct ten noorden van de onderzoekslocatie zijn in het kader van de bestemmingsplanwijziging verkennend bodemonderzoeken uitgevoperd. Perceel O-404 is in april 2008 door Econsultancy onderzocht. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn in gerapporteerd onder nummer 08041227, d.d. 13 mei 2008. Uit de resultaten blijkt dat in de bovengrond de concentraties van alle parameters onder de streefwaarde liggen. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan nikkel gemeten. Het grondwater wordt op een diepte van 3,5 m- maaiveld aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehaltes aan chroom, nikkel en zink aangetroffen. Perceel O-302 is in december 2007 door Econsultancy onderzocht. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn gerapporteerd onder nummer 07111839 d.d. 6 december 2007. Uit de resultaten blijkt dat in de bovengrond de concentraties van alle parameters onder de streefwaarde liggen. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan nikkel gemeten. Het grondwater wordt op een diepte van 3,98 m- maaiveld aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehaltes aan cadmium, chroom, nikkel, zink en benzeen aangetroffen
Geconcludeerd kan worden dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Het aspect bodem is dan ook geen belemmering voor uitvoering van onderhavig voornemen. 2
Verkennend bodemonderzoek Outdoor Center Roermond/Viascoop, DHV, november 2008
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 12 -
DHV B.V.
Geluid 3 Door DHV BV is akoestisch onderzoek verricht voor onderhavig voornemen. In dit onderzoek is de geluidbelasting ter plaatse van de dichtst bij gelegen woningen bepaald als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan. De dichtst bij de inrichting gelegen woningen liggen aan de Broekhin Noord. Deze woningen ondervinden een geluidbelasting van voornamelijk de N271 als gevolg van het verkeer van en naar Swalmen. Er is een rekenmodel opgesteld overeenkomstig ‘Standaard rekenmethode II’ uit het Meet- en rekenvoorschrift geluidhinder 2006. Met dit rekenmodel is de geluidbelasting bepaald. De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Sint Wirosingel op de woningen aan de Broekhin Noord bedraagt 62 dB door enkel de autonome ontwikkeling in 2020. De berekende geluidbelasting van de Sint Wirosingel inclusief de planontwikkeling bedraagt eveneens 62 dB op de woningen aan de Broekhin Noord. In de 4 zomerperiode neemt de geluidbelasting op incidentele dagen toe met 1 dB tot ten hoogste 63 dB. Geconcludeerd kan worden dat onderhavig plan geen relevante invloed heeft op de geluidbelasting ter plaatse van de dichtst bij gelegen woningen. De geluidbelasting ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking vormt geen belemmering voor realisatie van onderhavig plan. Flora en fauna 5 Door Taken Landschapsarchitectuur & Ecologie is een verkennend flora- en faunaonderzoek uitgevoerd voor onderhavig voornemen. Er is zowel archief- als veldonderzoek verricht. Het archiefonderzoek betreft het analyseren van in het verleden verzamelde gegevens over flora en fauna in het plangebied en de directe omgeving ervan. In de directe omgeving van het plangebied zijn recent diverse ruimtelijke ontwikkelingen uitgevoerd, met name de aanleg van de A73-Zuid en het Retailpark. Hiervoor zijn ook meerdere ecologische inventarisaties uitgevoerd. De hierbij verzamelde gegevens zijn voor de onderhavige studie gebruikt. Het veldonderzoek is uitgevoerd op 16 en 19 oktober 2008. Hiervoor kon, gezien het tijdstip van de opdracht, alleen een inventarisatieronde in het najaar plaatsvinden. Dit betekent dat belangrijke soortgroepen als broedvogels en amfibieën, niet in een gunstig seizoen konden worden onderzocht. Gelet op de aanwezige biotopen, de omvang van het gebied, de recente ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving en in aanmerking genomen de gegevens die uit eerdere onderzoeken in de directe omgeving hebben plaatsgevonden, mag worden gesteld dat door een beperkte veldinventarisatie een representatief beeld van de aanwezige natuurwaarden kan worden verkregen. Bij het veldonderzoek, in oktober 2008, heeft de nadruk gelegen op het inventariseren van sporen van de das binnen het plangebied en ook de directe omgeving ervan. Maar daarnaast zijn ook waarnemingen van andere beschermde diersoorten vastgelegd. Voorzover het seizoen daarvoor nog geschikt was, is ook gelet op het voorkomen van beschermde planten. Er is recentelijk onderzoek gedaan door Dienst Landelijk Gebied en Rijkswaterstaat Directie Limburg naar het functioneren van de dassenvoorzieningen in Roermond-Oost (werkoverleg van deskundigenpanel). De daarin naar voren gekomen informatie over de betekenis van het plangebied voor dassen en reeën is tevens in voorliggend rapport verwerkt.
3 4
Akoestisch onderzoek, DHV BV, memo akoestisch onderzoek verkeersaantrekkende werking d.d. 28 oktober 2008. Het gaat om de volgende dagen: feestdagen en weekenden in de zomermaanden. Gedurende de maand juli is de verwachting dat het bezoekersaantal hoger uitvalt.
5
Verkennend flora- en faunaonderzoek, Taken Landschapsarchitectuur & ecologie, nummer 00258-A, 28 november 2008.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 13 -
DHV B.V.
Beschermde gebieden Op circa 150 m naar het noordwesten en hiervan gescheiden door de N271, is de Ecologische Hoofdstructuur gelegen (beheersgebied); het bestaande natuurgebied Vuilbemden met aangrenzende percelen, ligt op circa 250 m afstand. Er liggen in de nabije omgeving verder geen gebieden, die deel uitmaken van het Natura2000-netwerk (Vogel- of Habitatrichtlijngebieden). Gezien de doorsnijding van het tussen de EHS en het plangebied gelegen gebied door de N271, zijn er geen negatieve effecten van het voornemen op de EHS te verwachten. Op de website van de Provincie Limburg (www.limburg.nl) zijn puntlocaties van bijzondere plantensoorten (‘aandachtssoorten’, waaronder beschermde planten) beschikbaar en zijn tevens (half-)natuurlijke vegetaties op kaart aangegeven (opnames 1997). Binnen het plangebied zijn geen bijzondere vegetaties of aandachtssoorten aangetroffen. Ook voert de Provincie Limburg ongeveer eens in de 10 jaar een vlakdekkende broedvogelkartering uit. Het gebied is voor het laatst gekarteerd in 1998. Er zijn in de directe omgeving territoria aangetroffen van grasmus, geelgors, gele kwikstaart en roodborsttapuit. Door de aanleg van de A73-Zuid en het Retailpark zijn de biotopen ter plaatse echter al verdwenen. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waarnemingen van streng beschermde zoogdieren. Pas op een paar honderd meter naar het noordwesten is er een waarneming van de das (van vóór 2004). Binnen het plangebied is er een waarneming van de haas. Direct daarbuiten van de roodborsttapuit, een territoriale waarneming. In het betreffende gebied ligt nu de A73-Zuid. Tenslotte behoort het plangebied tot het leefgebied van enkele algemeen voorkomende soorten; het gaat met name om muizen, konijn, mol, marterachtigen als bunzing en hermelijn en grotere zoogdieren als ree. Voor het ree vormt het gebied een belangrijke schuilplek en er zijn verblijfplaatsen van deze soort vastgesteld. Het plangebied behoort verder tot het leefgebied (foerageergebied) van enkele vleermuissoorten (dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis) en de das; dit zijn soorten van het hoogste beschermingsregime. Het plangebied herbergt op dit moment geen verblijfplaatsen van deze streng beschermde soorten (lijst 3-soorten). Ook in de directe omgeving zijn geen verblijfplaatsen van dergelijke soorten aanwezig. Door het planvoornemen zal leefgebied van genoemde zoogdieren en ook broedvogels verloren gaan. In geen van de gevallen is dit verlies zodanig, dat sprake is van inbreuk op de gunstige staat van instandhouding. Voor de das betekent het voornemen wel dat een belangrijke migratieroute via de faunatunnel onder de A73-Zuid naar het buitengebied, onder druk komt te staan. In de nabijheid van het Plangebied is een monitoring uitgevoerd van de das in verband met de reconstructie van de Schaarbroekerweg. Daarbij is vastgesteld dat de burcht, die zich in de groenstrook tussen de Schaarbroekerweg en de Wirosingel bevindt, op ruim 200 meter ten zuidwesten van het plangebied, een bijburcht is. In 2007 was de burcht belopen/bewoond. Bij een gedeeltelijke opgraving van de burcht, die noodzakelijk was in verband met de reconstructie van de Schaarbroekerweg, trof men een groot ondergronds stelsel van kamers en gangen aan. De omvang ervan paste meer bij een hoofdburcht dan bij een bijburcht. Na nog een klein half jaar bewoond te zijn, raakte de burcht in de loop van 2008 echter onbewoond. Wel wordt het aangrenzende ‘compensatiegebied’, dat voor een belangrijk deel gevormd wordt door de vroegere rijbanen van de Wirosingel, intensief door dassen benut om er te foerageren. Van andere diersoorten dan de das of van planten zijn geen recente inventarisaties beschikbaar. Tijdelijke effecten Bij de tijdelijke effecten betreft het alleen verstoring, die door aanlegwerkzaamheden wordt veroorzaakt. Het gaat hierbij vooral om geluidsoverlast voor lokaal broedende vogels (met name in de aangrenzende groenzones langs de N271). Ook vleermuizen, die van deze groenzone gebruik maken als jachtgebied, kunnen door dergelijke werkzaamheden verstoord worden (licht, geluid), maar dit effect is in de praktijk Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 14 -
DHV B.V.
verwaarloosbaar, aangezien er vrijwel nooit ’s avonds c.q. in de vroege nacht gewerkt wordt. Permanente effecten Permanente effecten ontstaan wanneer bestaande biotopen komen te vervallen, met name door omzetting van ‘groen’ (akkerruigte en bosplantsoen) in verharding. Het plangebied zal voor een belangrijk deel als biotoop/leefgebied voor de er thans voorkomende soorten vervallen. Voor de algemeen voorkomende soorten (ree, konijn, mol, muizen en dergelijke) zijn de gevolgen verwaarloosbaar. Voor deze dieren zijn er voldoende geschikte leefgebieden in de directe omgeving. Voor vleermuizen betekent het voornemen dat er, zij het in zeer geringe mate, jachtgebied verloren gaat, met name een strook bosplantsoen langs de Schaarbroekerweg. Het verlies is zodanig gering dat dit de gunstige staat van instandhouding van de betrokken soorten zeker niet zal beïnvloeden. Doordat er ter plaatse groen blijft gehandhaafd, zal een eventuele vliegroute in tact blijven. Er zijn echter naar het noorden toe geen belangrijke jachtgebieden aanwezig op korte afstand, zodat er geen essentiële vliegroute wordt aangetast. Sterke verlichting van het plangebied, indien toegepast, zal de kwaliteit van een vliegroute in de periferie en jachtgebied kunnen aantasten. In het verleden kwamen typische akkervogels in het gebied voor, waaronder minder algemene en Rodelijstsoorten als patrijs en roodborsttapuit. Het leefgebied voor deze soorten is door eerdere ingrepen feitelijk al verloren gegaan. Thans is er nog wel in geringe mate sprake van foerageergebied voor broedvogels. Vooral roofvogelsoorten als buizerd, sperwer en torenvalk zullen momenteelprofiteren van het ruige karakter van de vegetatie, waardoor er veel muizen voorkomen. Dit foerageergebied zal door de ingreep komen te vervallen. Het betreft een relatief geringe oppervlakte en in de wijdere omgeving zijn er voldoende alternatieve foerageermogelijkheden voor deze soorten. De gunstige staat van instandhouding van de betrokken soorten zal door het voornemen niet worden aangetast. Voor de das betekent het planvoornemen dat: a) een deel van zijn leefgebied verloren gaat (areaalverlies), b) de migratieroute naar het noorden toe (richting faunatunnel N271 naar Vuilbemden) wordt onderbroken, c) de migratieroute naar het oosten (richting fauntunnel A73) onder druk komt te staan. Er worden door het planvoornemen twee migratieroutes van de das aangetast, één langs de westgrens (langs Schaarbroekerweg) en één langs de zuidgrens (langs Retailpark). Echter, door het treffen van adequate maatregelen (tijdige aanleg van dassentunnel en – rasters) kunnen ten aanzien van de westelijke route de negatieve effecten voldoende worden gemitigeerd. Ten aanzien van de zuidelijke route is dit alleen mogelijk door de ecozone tussen plangebied en Retailpark een robuuster karakter te geven. Omdat er vooralsnog geen ontwikkelingen plaatsvinden ten noorden van het plangebied, in de restruimte tussen Schaarbroekerweg, N271 en A73-Zuid, is er nog geen gevaar op het verlies aan migreermogelijkheden naar foerageergebied ten oosten van de snelweg. Omdat de gunstige staat van instandhouding van de das door het voornemen niet in het geding is, behoeft geen ontheffing te worden aangevraagd, mits genoemde dassentunnel en –rasters worden aangelegd. De migratieroute tussen het Outdoor Center en het Retail Park blijft gewaarborgd en wordt in het kader van de realisering van onderhavig project verbreed. Tevens worden de parkeerplaatsen achter het Outdoor Center ingevuld middels groenparkeren. Hiermee blijft de migratieroute gewaarborgd. Zie figuur 6.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 15 -
DHV B.V.
Mogelijke mitigerende maatregelen zijn: • Tijdens het broedseizoen worden werkzaamheden, die veel geluidsverstoring veroorzaken, nagelaten of tot een minimum beperkt. • Verbreding migratieroute. Wat betreft het mitigeren van de aantasting van migratieroutes van de das is het gewenst langs de al bestaande, zij het smalle, ecozone langs het Retailpark het liefst een houtwal met greppel en in elk geval een ruigtestrook of heg aan te leggen van circa 10 meter breedte, waardoor deze migratieroute een robuuster karakter krijgt en verstoring als gevolg van verkeer en menselijke aanwezigheid in het plangebied en Retailpark kan worden gebufferd. De migratieroute wordt gewaarborgd door het verbreden van de route tussen het Outdoor Center en het Retail Park. • Aanleg faunatunnels. Onder de bevoorradingsweg en aan- en afvoerweg dient een faunatunnel te worden gelegd, in combinatie met geleidend raster, om de migratieroute naar het noorden (richting faunatunnel onder N271) te kunnen waarborgen. Verder is het van belang onder de ontsluitingsweg, welke van de Schaarbroekerweg aftakt, een faunatunnel te leggen, zodat de mogelijkheid tot migratie via de noordelijke route mogelijk blijft en zo een veilige ontsnappingsroute voor de das gewaarborgd is en ‘shortcut’ naar het gebied Vuilbemden (via faunatunnel N271). • Langs de Schaarbroekerweg dient de bestaande opgaande beplanting te worden behouden, zodat het leefgebied voor vleermuizen enigszins in stand gehouden kan worden. • Negatieve effecten van verlichting kunnen worden beperkt door lampen zoveel mogelijk af te schermen en het licht van straatverlichting naar beneden te richten, om zodoende ongewenste airglow te vermijden. • Voor de das zijn de gevolgen van het wegnemen van foerageergebied niet te mitigeren. Alleen door compensatie kunnen de negatieve gevolgen worden geminimaliseerd. • De (tijdelijk) negatieve gevolgen voor reeën (opjagen, kans op dood door aanrijding) kunnen worden gemitigeerd door het terrein vrij te maken van begroeiing wanneer de tunnels A73 dicht zijn en er geen verkeer op de snelweg is. Er hoeft voor het planvoornemen geen ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Tenminste één van de twee bestaande migratieroutes van de das wordt in tact gelaten (zie figuur 5). Meer concreet is gekozen voor het waarborgen van de migratieroute door het verbreden van de migratieroute tussen het Outdoor Center en het Retail Park. Het aspect flora en fauna is hiermee niet belemmerend voor uitvoering van onderhavig bouwplan.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 16 -
DHV B.V.
Figuur 5: migratieroute das
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 17 -
DHV B.V.
Cultuurhistorie en archeologie 6 Door ArcheoPro is archeologisch onderzoek uitgevoerd voor onderhavige projectlocatie. Het betreft een Inventariserend Veldonderzoek, bestaande uit een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek. Het bureauonderzoek heeft als doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen. Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten daterend vanaf het laatpaleolithicium tot en met de ijzertijd en een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van resten uit Romeinse tijd en de middeleeuwen. In verband met de aanwezige bebouwing en begroeiing kon binnen het plangebied geen oppervlaktekartering worden uitgevoerd. Binnen het plangebied zijn 25 boringen gezet met behulp van een megaboor. In verband met de aanwezigheid van puin, verharding en/of kabels en leidingen, konden 11 van de aanvankelijk geplande 35 boringen, niet worden verricht. Uit het verrichte onderzoek blijkt dat de bodem binnen het noordoostelijk deel van het plangebied (braakliggende akker) nog grotendeels intact is. Met uitzondering van het braakliggend terreindeel langs de Schaarbroekerweg, is het zuidwestelijk deel rondom de gebouwen van Rijkswaterstaat (Viascoop) sterk verstoord. Op het noordoostelijk deel van het plangebied is archeologisch vervolgonderzoek nodig. Dit in verband met de aanwezigheid van archeologische resten uit de steentijd en de volle middeleeuwen. Op basis van de tijdens het booronderzoek verkregen gegevens kunnen de KNA-onderdelen ‘Waardestelling en Selectieadvies’, nog onvoldoende worden uitgewerkt. De archeologische betekenis en de eventuele behoudenswaardigheid van de vindplaats is op basis hiervan niet te bepalen. Hiertoe is een proefsleuvenonderzoek benodigd, mogelijkerwijs nog gevolgd door een definitieve opgraving. Voor het vervolgonderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld dat door het bevoegd gezag, zijnde de gemeente, moet worden goedgekeurd. Op de overige delen van het plangebied geven de resultaten van het onderzoek vooralsnog geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te doen. Evenmin zijn hier tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening moet worden gehouden. Indien archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, dienen deze gemeld te worden bij de gemeente Roermond, conform Monumentenwet 1988, laatste wijzing van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder. Op het moment dat het vervolgonderzoek heeft plaatsgevonden, kan beoordeeld worden of het aspect cultuurhistorie en archeologie al dan niet belemmerend is voor uitvoering van onderhavig voornemen.
6
Archeologisch rapport, Inventariserend Veldonderzoek (bureauonderzoek en karterend booronderzoek), ArcheoPro, november 2008.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 18 -
DHV B.V.
Waterhuishouding en infiltratie 7 Door DHV BV is een watertoets uitgevoerd voor onderhavig bouwplan. In de watertoets vindt afstemming plaats tussen water en ruimte. De watertoets is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het uitvoeren van een watertoets betrekt de waterbeheerders actief bij ruimtelijke besluitvormingsprocessen en geeft water een duidelijke plek binnen de ruimtelijke ordening. Riolering Onder de Graeterbaan, onderlangs het plangebied, is een gemengd hoofdriool aanwezig. Afvalwater wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) ten noordwesten van Roermond geleid. 2 2 De rioolbelasting van circa 11.000 m perifere detailhandel en 450 m horeca kan volgens de normen van Rioned als volgt worden geschat: - detailhandel: norm ‘droge bedrijven’ = 6 l / h per werknemer - horeca: norm ‘restaurants’ = 50 l / h per werknemer Geschatte personeelsbezetting: detailhandel 50 personen, horeca 12 personen. Op grond hiervan bedraagt de droogweerafvoer (DWA) 900 l / h. Waterkwantiteit Regenwateroverlast wordt in het plangebied tot het minimum beperkt door toepassing van de trits ‘vasthouden-bergen-afvoeren’. In een ideale situatie wordt regenwater vastgehouden op de plek waar het terecht komt. Hier kan het dan infiltreren in de bodem. Overschotten kunnen in de directe omgeving tijdelijk worden geborgen. Van hieruit wordt het vertraagd afgevoerd naar het oppervlaktewater of alsnog geïnfiltreerd naar het grondwater. Het gehele terrein wordt als verhard behandeld. Dit is in totaal 2 18.300 m . T25: 31 mm in 45 minuten 3 Totale hoeveelheid neerslag: 567,3 m T100: 35mm in 30 minuten 3 Totale hoeveelheid neerslag: 640,5 m Waterkwaliteit Om de kwaliteit van het afstromende regenwater te waarborgen, wordt de trits ‘schoonhouden-scheidenschoonmaken’ toegepast. Voor het schoonhouden van het afstromende regenwater worden in het plangebied bronmaatregelen toegepast, zoals: -
gebruik van een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel; geen toepassing van uitlogende (bouw)materialen, zoals zink, lood, koper; geen gebruik van chemische onkruid- en gladheidbestrijding; geen toepassing van verduurzaamd hout; regelmatig verwijderen van straatvuil; goede voorlichting aan gebruikers.
Het plangebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied. In deze gebieden gelden beschermende maatregelen om de kwaliteit van het grondwater en de bodem te waarborgen. De Provinciale Milieu Verordening (PMV) is van toepassing in deze gebieden. De Provinciale Milieu Verordening (PMV) sluit bepaalde categorieën bedrijven uit. Dit betekent dat ontwikkeling van bepaalde categorieën bedrijven in 7
Watertoets Outdoor Center Roermond, DHV, kenmerk LI20084342, december 2008.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 19 -
DHV B.V.
grondwaterbeschermingsgebieden niet worden toegestaan. Onderhavige ontwikkeling valt niet binnen deze categorieën. Geadviseerd wordt om hemelwater te bergen en te infiltreren in het plangebied. Volledige berging kan met speciale bergingssystemen worden gerealiseerd. Het aspect water is niet belemmerend voor onderhavig voornemen. Luchtkwaliteit 8 Door DHV BV is voor onderhavig voornemen een onderzoek uitgevoerd naar luchtkwaliteit . Hierin zijn eveneens de luchtkwaliteitsgrenswaarden in relatie tot parkeergarages meegenomen. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op bedrijventerrein Broekhin II te Roermond en wordt ontsloten via de Schaarbroekerweg, die aansluit op de St. Wirosingel. Uit het verkeersmodel Roermond zijn de geprognosticeerde intensiteiten voor de wegen in het studiegebied afgeleid. De verwachting is dat op een gemiddelde zaterdag circa 1.600 auto’s het Outdoor Center Roermond zullen bezoeken. Op basis van deze gegevens is de luchtkwaliteit in de autonome situatie en in de plansituatie binnen de zichtjaren 2010 en 2015 berekend met het model CAR II, versie 7.0 voor de lokale wegen en het model ISL2, versie 1.10 voor de Rijksweg A73, haar afslagen en de ongelijkvloerse kruisingen. Uit de resultaten blijkt dat er zowel in 2010 als in 2015 geen overschrijdingen van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 uit de Wet luchtkwaliteit (Wlk) optreden. Ook voor PM10 geldt dat er in geen van de zichtjaren overschrijdingen van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit verwacht worden. Het is de verwachting dat onder invloed van dalende achtergrondconcentraties en emissiefactoren van het wegverkeer, de concentraties in de verdere toekomst verder zullen dalen. Hiermee voldoet het plan aan de Wet luchtkwaliteit (Wlk). Het aspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor uitvoering van onderhavig plan. Externe veiligheid 9 Door DHV BV is een onderzoek uitgevoerd naar externe veiligheid . Uit het onderzoek is gebleken dat een aantal risicobronnen relevant zijn voor onderhavig plangebied. Hieronder zijn alle mogelijk relevante risicobronnen weergegeven. Risicovolle Inrichtingen Er bevinden zich binnen en rondom het plangebied geen risicovolle inrichtingen die invloed kunnen hebben op het plangebied. Provinciale weg N280 De geplande ontwikkeling van het Outdoor Center ligt ten noorden van de provinciale weg N280. Het Outdoor Center ligt op circa 450 meter van de provinciale weg N280 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Binnen de circulaire RNVGS gelden beperkingen aan het ruimtegebruik in het gebied dat op minder dan 200 meter van een route of tracé ligt. Omdat de geplande ontwikkeling buiten deze 200 meter van de provinciale weg ligt, wordt deze provinciale weg buiten beschouwing gelaten.
8 9
Onderzoek luchtkwaliteit Outdoor Center Roermond, DHV, november 2008. Onderzoek externe veiligheid Outdoor Center Roermond, DHV, november 2008.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 20 -
DHV B.V.
Provinciale weg N271 en Rijksweg A73 Plaatsgebonden risico De afstand tussen de contour van het plaatsgebonden risico en de weg is afhankelijk van de -6 transporthoeveelheden en is onafhankelijk van de omgeving. Voor de N271 geldt dat er geen PR10 contour is aangetroffen. De landelijke norm voor het plaatsgebonden risico wordt niet overschreden. -6 Voor de Rijksweg A73 geldt dat er wel een PR10 contour is aangetroffen, maar dat het plangebied buiten deze contour ligt. De landelijke norm voor het plaatsgebonden risico wordt niet overschreden. Groepsrisico Geconcludeerd kan worden dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden als gevolg van het transport over de Provinciale weg N271 en de Rijksweg A73. Het aantal personen van het plangebied ten opzichte van het totale gebied is zo laag dat dit niet terug te zien is in het maximaal aantal slachtoffers. Wel is er een lichte verhoging van het groepsrisico waarneembaar. Vaarweg de Maas De Maas ligt op circa 2 km afstand van het plangebied. Binnen de circulaire RNVGS gelden enkel beperkingen aan het ruimtegebruik in het gebied dat op minder dan 200 meter van een route of tracé ligt. De vaarweg de Maas vormt geen belemmering voor de realisatie van het Outdoor Center. Spoorwegen De geplande ontwikkeling van het Outdoor Center is gelegen op 210 meter van het spoortraject in Roermond. Binnen de circulaire RNVGS gelden geen beperkingen aan het ruimtegebruik in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Hierdoor wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor buiten beschouwing gelaten. Hogedruk buisleidingen Er bevinden zich binnen en rondom het plangebied geen hogedruk gasleidingen die invloed kunnen hebben op het plangebied. Luchtvaart De dichtstbijzijnde burgerluchthaven is Maastricht-Airport. Deze luchthaven ligt op zo’n 35 km van het plangebied. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de luchthaven. Hierdoor wordt het vliegveld Maastricht-Airport buiten beschouwing gelaten. Het militaire vliegveld RAF Brüggen is op 8 kilometer over de grens in Duitsland gelegen. Dit vliegveld is formeel sinds 2001 niet meer in gebruik. Enkele malen per jaar vinden er echter nog vluchten van en naar deze luchthaven plaats. Gezien het beperkte aantal vluchten, kan de luchthaven verder buiten beschouwing worden gelaten. Luchthaven Mönchengladbach (Duitsland) Het plangebied ligt op zo’n 35 km van de luchthaven. Dit is buiten het invloedsgebied van de luchthaven. Het vliegveld Mönchengladbach wordt buiten beschouwing gelaten. Royal Air Force (RAF in Duitsland) RAF Geilenkirchen is gelegen op circa 25 km van het plangebied. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de basis. Hierdoor wordt RAF Geilenkirchen buiten beschouwing gelaten.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 21 -
DHV B.V.
Verantwoording groepsrisico Bij een toename van het groepsrisico (N271 en A73) moeten beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het vervoersbesluit of omgevingsbesluit. Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening. Door de toename van het groepsrisico dient de gemeente Roermond een verantwoording van het groepsrisico op te stellen. Elke toename van het groepsrisico dient verantwoord te worden in het kader van de zelfredzaamheid van personen en de hulpverlening. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor uitvoering van onderhavig plan, mits de gemeente Roermond de toename van het groepsrisico (N271 en A73) verantwoord acht. Verkeer/ontsluiting 10 Door DHV BV is een verkeersonderzoek uitgevoerd . Het Outdoor Center in Roermond ligt in het noorden van bedrijventerrein Broekhin II. Dit terrein ligt ingesloten tussen de A73 en de St. Wirosingel en wordt ontsloten via de Schaarbroekerweg, die op twee locaties aansluit op de St. Wirosingel. Het Outdoor Center komt ten noorden van het Retailpark te liggen en op jaarbasis worden ongeveer 500.000 bezoekers verwacht. Op grond van de parkeerkencijfers uit het “CROW publicatie 182 Parkeerkencijfers” is de parkeerbalans opgesteld en in onderstaande tabel weergegeven. Hieruit blijkt dat er voor onderhavig project 436 parkeerplaatsen benodigd zijn. Locatie
BVO m²
Categorie
Norm
Aantal PP
Perifere Detailhandel Grootschalig
2890
Grootschalige DT / (matig stedelijk)
7,0 PP per 100 m² BVO
202
Showroom (Deel showroom)
4816
Showroom (matig stedelijk rest bebouwde kom)
1,7 PP per 100 m² BVO
82
Perifere Detailhandel (Deel kleinere locatie 1)
1412
Grootschalige DT / (matig stedelijk)
7,0 PP per 100 m² BVO
99
Showroom (Deel kleinere locatie 2)
1506
Showroom (matig stedelijk rest bebouwde kom)
1,7 PP per 100 m² BVO
26
Horeca
450
Cafetaria matig stedelijk (rest bebouwde kom)
6 PP per 100 m² BVO
27
Totaal
436
Ten zuiden van het Outdoor Center is het Retailpark gelegen. De parkeernorm die bij de bouw hiervan 2 gehanteerd is betreft 3,5 parkeerplaats per 100 m BVO. In onderstaande tabel is te zien dat er volgens deze norm 388 parkeerplaatsen nodig zijn. Locatie Geheel Outdoor Center
10
BVO m² 11075
VVO m² 7752,5
Categorie Norm Retailpark
Norm Aantal PP 3,5 PP per 100 m² 388 BVO
Onderzoek verkeer Outdoor Center Roermond, DHV, december 2008.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 22 -
DHV B.V.
Geadviseerd wordt om het aantal parkeerplaatsen zoals berekend volgens de norm van CROW minimaal te realiseren. Het hanteren van een lagere parkeernorm is op deze locatie onacceptabel omdat: • De prognoses van bezoekersaantallen aangeven dat in zomermaanden (mei t/m augustus) de verkeersproductie bijna 3 keer hoger is dan het bovenstaand gemiddelde. • Een groot aandeel bezoekers uit Duitsland komt. Zij hebben geen mogelijkheid om Roermond met het 2 openbaar vervoer te bereiken. In de norm (3,5 parkeerplaats per 100 m BVO) is wel verwerkt dat een deel van de bezoekers met het openbaar vervoer komt. • Bij de naastgelegen locatie (Retailpark) zijn in de weekenden al vaker parkeerproblemen. Het is dan niet wenselijk om hier een locatie te realiseren met een krappe parkeernorm. • In het Outdoor Center is het de bedoeling dat zich bedrijven gaan vestigen die een groter aantrekkingsgebied hebben dan het Retailpark. De huidige winkels die in het Retailpark liggen hebben namelijk binnen een straal van 50 km rondom Roermond een volgende winkel liggen. Bij het Outdoor Center zal deze afstand groter zijn. Dit houdt tevens in dat meer bezoekers met de auto komen, hetgeen meer parkeerplaatsen tot gevolg heeft. De geprognosticeerde bezoekersaantallen fluctueren enorm. In de zomermaanden (mei t/m augustus) worden 3 keer zoveel bezoekers als het gemiddelde verwacht. Het advies is dan ook om buiten de uit de parkeerbalans voortkomende aantal parkeerplaatsen nog een extra buffer terrein te realiseren voor in de zomermaanden. Dit dient bekeken te worden na daadwerkelijke ingebruikname van de bedrijfsgebouwen. Onderhavig plan voorziet in 430 parkeerplaatsen. Hiermee wordt niet voldaan aan de parkeernorm. Dit wordt gecompenseerd door het inzetten van een zogenaamde ‘shop-to-shop’-bus (gratis), die de binnenstad verbindt met de perifere winkellocaties. Op die manier kan verspreid parkeren plaatsvinden. Binnen het bedrijventerrein Broekhin II komt het Outdoor Center ten noorden van het Retailpark te liggen. De bedoeling is dat bezoekers van het Outdoor Center de St. Wirosingel en de rotonde met de Schaarbroekerweg als toegangweg gebruiken. In onderstaande tekening is een overzicht van het gehele gebied weergegeven. Het toerijdend verkeer rijdt ter hoogte van de groene pijl het terrein in en ter hoogte van de rode pijl wordt het terrein verlaten. De drive van de horecagelegenheid krijgt tevens een extra uitrit ter hoogte van de gele pijl. Maatgevend is de ontsluiting van de rotonde, de nieuw ontstane T-splitsing naast de rotonde en de in- en uitgangen van het terrein. Ter hoogte van de ingang naar het Outdoor Center is de verkeerssituatie ook doorgerekend met de methode Harders. Hieruit blijkt dat het verkeer goed doorstroomt en zich geen problemen met betrekking tot de wachttijden op de voorranggevende richtingen zullen voordoen. De interne ontsluiting op het terrein van het Outdoor Center is voldoende verkeerskundig ingericht. Enig nadeel ervan is dat voetgangers en fietsers die het terrein willen bereiken en verlaten geen eigen voorziening hebben. Om hen een goede ontsluiting te bieden is komend vanaf de rotonde richting het Outdoor Center een eigen voorziening tot voor de loopstrook voor het gebouw uitgewerkt. Op dat moment kunnen zij ook veilig het Outdoor Center bereiken. Het aspect verkeer/ontsluiting is geen belemmering voor uitvoering van onderhavig bouwplan.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 23 -
DHV B.V.
Figuur 6: Externe ontsluiting Outdoor Center Roermond
Nieuwe t-splitsing
Outdoor Center
Retailpark
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 24 -
DHV B.V.
7
PROJECTBESLUIT
Het projectbesluit is benodigd om de strijdigheid met het bestemmingsplan weg te nemen. Op de voorbereiding van het projectbesluit is de in afdeling 3:4 Awb geregelde procedure van toepassing. Met dien verstande dat de onderbouwde aanvraag en het ontwerpbesluit gedurende zes weken ter inzage liggen en gedurende deze termijn een ieder zijn zienswijze hieromtrent kenbaar kan maken. Vervolgens neemt B&W (op basis van de zienswijzen) een beslissing omtrent het projectbesluit.
8
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
De risico's verbonden aan de realisering van het project liggen bij de ontwikkelende partij. Hiertoe is tussen gemeente en ontwikkelaar een overeenkomst aangegaan. Ter beperking van eventuele risico’s voor de gemeente is in deze overeenkomst een garantiestelling opgenomen. De economische uitvoerbaarheid is derhalve verzekerd. De ontwikkelaar heeft de gronden binnen het plangebied in eigendom of heeft het recht op levering verkregen. In de met de ontwikkelaar gesloten overeenkomst zijn afspraken opgenomen over het verhaal van kosten en eisen aan de inrichting van de openbare ruimte. Hierdoor is het kostenverhaal verzekerd en is het stellen van locatie-eisen aan de inrichting van de openbare ruimte middels een exploitatieplan niet nodig. Er hoeft derhalve geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
9
BELANGENAFWEGING
De onderhavige ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van het projectbesluit ex artikel 3.10 Wro is opgesteld om het geldend planologisch regime opzij te kunnen zetten. De projectlocatie is geschikt voor onderhavig voornemen. Zowel het rijks-, provinciaal-, en gemeentelijk beleid streven een adequaat vestigingsbeleid na. Met onderhavig voornemen ontstaat een goede balans tussen enerzijds de winkelvoorzieningen in de binnenstad, de verzorgingsstructuur van wijken en buurten en anderzijds de grootschalige detailhandel op perifeer gelegen stedelijke dienstenterreinen. Het stadscentrum behoudt vooral een functie voor recreatief, vergelijkend winkelen en in de perifeer gelegen stedelijke dienstenterreinen wordt ruimte geboden aan detailhandelsfuncties voor grotere winkels op het gebied van wonen, vervoer en outdoor. Het onderhavige plan voldoet daaraan. Verder vormen de uitgevoerde (milieu)onderzoeken geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig voornemen.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 25 -
DHV B.V.
10
CONCLUSIE
Onderhavig voornemen wordt aanvaardbaar geacht, gelet op de volgende redenen: het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid vormen geen belemmering; er zijn geen ecologische belemmeringen; er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen en de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd, tenzij uit het archeologisch vervolgonderzoek blijkt dat het aspect archeologie belemmerend is voor uitvoering van onderhavig voornemen. Echter de risico's verbonden aan de realisering van onderhavig voornemen liggen bij de ontwikkelende partij. Hiertoe is tussen gemeente en ontwikkelaar een overeenkomst aangegaan. Ter beperking van eventuele risico’s voor de gemeente is in deze overeenkomst een garantiestelling opgenomen. De economische uitvoerbaarheid is derhalve verzekerd.
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
december 2008, versie 3 - 26 -
DHV B.V.
COLOFON
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442 Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Bijdrage Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
: : : : : : : : : :
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
Van Pol Beheer BV Ruimtelijke onderbouwing C0920-01-001 26 pagina's drs. C.J.G. Riga drs. M.F.E. Ockers drs. C.J.G. Riga P.A. de Groot december 2008 P.A. de Groot
december 2008, versie 3 - 27 -
DHV B.V. Horsterweg 18/A 6199 AC Maastricht Airport Postbus 302 6199 ZN Maastricht Airport T (043) 329 48 48 F (043) 329 48 99 www.dhv.com
Van Pol Beheer BV/Ruimtelijke onderbouwing LI20084442
Error! Reference source not found., versie 2 - 29 -