Ruimtelijke onderbouwing Ten behoeve van het besluit tot afwijken van het bestemmingsplan krachtens artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen van een woning met een inpandige garage op het perceel Kralingen 51 te Assendelft ( Kavel 9, Waterschouw)
Dossiernummer: 020130913
Sector Omgevingsvergunningen Afdeling Juridische Procedures Omgevingsrecht Januari 2014
ZN INHOUDSOPGAVE Overzichtskaart plangebied en omgeving
3
Geometrische plaatsbepaling
4
§ 1.
Inleiding
5
§ 2.
Bevoegd gezag en procedure
5
§ 3. Beleidsregels Afwijken van bestemmingsplannen en beheersverordeningen Wabo Zaanstad 2010 6 § 4.
Ruimtelijke aspecten
7
§ 5.
Maatschappelijk draagvlak van het project
8
§ 6.
Stedenbouwkundige aspecten
8
§ 7.
Watertoets
10
§ 8.
Milieuaspecten
11
§ 9.
Monumenten en archeologie
11
§ 10.
Grondexploitatie
11
§ 11.
Overleg met de provincie en andere betrokken bestuursorganen
12
§ 12.
Zienswijzen en betrokkenheid omwonenden
12
§ 13.
Uitvoerbaarheid
13
§ 14.
Conclusie
13
Bijlage 1: Uitreksel bestemmingsplan
14
2
Overzichtskaart plangebied en omgeving
3
schaal 1 : 25,000
Ligging plangebied in omgeving
Geometrische plaatsbepaling
4
(n iet van meten )
Asse n de lft, 29-0 1- 14
§ 1.
Inleiding .
Omschrijving van het project De bouw van een vrijstaande woning met inpandige garage en veranda op kavel 9 (Kralingen 51) van het plan Waterschouw te Assendelft. § 2.
Bevoegd gezag en procedure
Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage is het college van Burgemeester en wethouders van Zaanstad het bevoegd gezag om op de omgevingsvergunning te beslissen. Het onderhavige project is getoetst aan het bestemmingplan. Bestemminqsplan Het project is gelegen in een gebied waarvoor het bestemmingplan 'Centrum Assendelft' geldt en heeft daarin de bestemmingen 'Woondoeleinden (W4/12)', ex artikel 4, 'Archeologisch waardevol terrein', ex artikel 27, 'Beperkingengebied Schiphol', ex artikel 30 en `Tuin', ex artikel 6 van de planregels. Het bebouwingsvlak binnen de bestemming 'Woondoeleinden' wordt voor het overgrote deel overschreden. De woning met inpandige garage en veranda wordt voornamelijk op de bestemming 'Tuinen' gebouwd. Het bouwplan is in strijd met de bestemming Tuinen'. Deze gronden zijn bestemd voor tuinen en er mag, met uitzondering van een erker aan de voorgevel van het hoofdgebouw, niet worden gebouwd. Ten aanzien van de bestemming 'Archeologisch waardevol terrein' dient door middel van een archeologisch onderzoek te worden bepaald of er sprake is van archeologische waarden en hoe deze beschermd dienen te worden. Procedure Het bestemmingsplan bevat geen bepalingen op grond waarvan met toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1° het onderhavige project gerealiseerd kan worden. Het onderhavige project kan voorts niet worden gerealiseerd met toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub a, onder 2°, aangezien het niet past in de in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, aangewezen categorie gevallen. Uit het voorgaande vloeit voort dat voor de onderhavige gewenste ontwikkeling een procedure tot afwijking van het bestemmingplan ex artikel 2.1.2, lid 1 sub a, onder 3° gevoerd dient te worden. Krachtens artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3° van de Wabo kan het bevoegd gezag — in het onderhavige geval het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een besluit nemen tot afwijken van een bestemmingsplan. Het besluit dient een goede ruimtelijke onderbouwing van het project te bevatten. Op de voorbereiding van een besluit tot afwijken van het bestemmingsplan op basis van artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3° van de Wabo is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing (de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure). Eisen artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3° van de Wabo Voor het onderhavige plan wordt voldaan aan de eisen die gesteld worden in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) juncto artikel 3.1.2, 3.1.6 en 3.3.1, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening. In de onderhavige ruimtelijke onderbouwing worden alle relevante aspecten behandeld die in bovengenoemde artikelen zijn opgenomen als voorwaarden van een goede ruimtelijke onderbouwing.
5
§ 2. Beleidsregels Afwijken van bestemmingsplannen en beheersverordeningen Wabo Zaanstad 2010 Raadsbeleid / Verklarinq van qeen bedenkingen
Artikel 6.5 van het Bor bepaalt:
1. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft. 2. De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. 3. De gemeenteraad kan categorieën van gevallen aanwijzen waarvoor deze verklaring niet is vereist. Bij besluit van 23 januari 2014, geregistreerd onder nummer 2014/9982, heeft de raad zijn beleid gewijzigd inzake het afwijken van bestemmingsplannen en beheersverordening. In het kader van artikel 6.5 lid 3 van het Bor heeft de raad als volgt besloten: Hoofdstuk 3 van de Beleidsregels wordt als volgt gewijzigd: 1. De volgende categorieën van gevallen aan te wijzen waarvoor op grond van artikel 6.5. derde lid, Besluit omgevingsrecht een 'verklaring van geen bedenkingen' niet is vereist: a) Aanvragen die passen binnen ter visie liggende ontwerpbestemmingsplannen; b) Aanvragen die passen binnen door de raad vastgesteld beleid, een stedenbouwkundige visie, een masterplan of een gebiedsvisie; c) Aanvragen waarvoor met een omschreven doel grond van de gemeente is afgenomen maar de planologische regeling nog niet aan dat doel is aangepast en het (bouw)plan past binnen dat omschreven doel. 2. De volgende categorieën van gevallen aan te wijzen waarvoor op grond van artikel 6.5. eerste lid, Besluit omgevingsrecht een 'verklaring van geen bedenkingen' wel is vereist: a) Het realiseren van meer dan 50 woningen, m.u.v. de gevallen die betrekking hebben op onder 1 genoemde aanvragen; b) Het realiseren van meer dan 5,000 rr12 bvo aan kantoorruimte, dienstverlening, bedrijfsruimte, horeca, commerciële ruimte, maatschappelijke en recreatieve voorzieningen of een combinatie daarvan, m.u.v. de gevallen die betrekking hebben op de in onder 1 genoemde aanvragen. c) Het bouwen, verbouwen of slopen van objecten gelegen in een beschermd stadsof dorpsgezicht, voor zover hiervoor een afwijking van het bestemmingsplan nodig is. 3. Alle overige categorieën van gevallen wijst de gemeenteraad aan als categorieën waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist, tenzij de raad zelf aangeeft, op basis van de ter kennis gebrachte aanvragen, dat een aanvraag anderszins politiek gevoelig is. Het onderhavige project valt onder de categorie 3 en derhalve en daardoor is een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Beleid colleqe van B&W
Bij besluit van 27 oktober 2010 onder nummer Z/2010/348720 heeft het college het beleid vastgesteld inzake het afwijken van bestemmingsplannen en beheerverordeningen. Uitgangspunt van de Wro is dat voorziene ruimtelijke ontwikkeling voor de komende tien jaar in een bestemmingsplan wordt vastgelegd. Zaanstad hanteert een stringent beleid ten aanzien van het toepassen van de bevoegdheid om besluiten tot afwijking van bestemmingsplannen en beheersverordeningen te nemen. Alleen in uitzonderingssituaties wanneer een project ruimtelijk wenselijk en toelaatbaar is, kan worden afgeweken van het geldende beleid. De uitgangspunten die verwoord zijn in de Actualisatienotitie 2006 blijven ook onder de Wabo van belang. 6
moet worden aan wet- en regelgeving. De beleidsregels voor besluitvorming over het afwijken van bestemmingsplannen en beheersverordeningen, artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3 0 Wabo, luiden als volgt: 1.
Een omgevingsvergunning is mogelijk voor (bouw)plannen ten behoeve van woningbouw, bedrijfsdoeleinden als bedoeld in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering zoals die luidt op het moment van indiening van de desbetreffende aanvraag, verenigings-, sport- en recreatiedoeleinden en het algemeen belang, mits andere belangen zich niet tegen deze plannen verzetten.
2.
De gemeente werkt mee met (bouw)plannen waarvoor de aanvrager in het verleden met een omschreven doel grond van de gemeente heeft afgenomen, de planologische regeling nog niet aan dit doel is aangepast en het (bouw)plan past binnen die doelstelling.
3.
De gemeente kan, ten behoeve van het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing, van de aanvrager verlangen dat hij of zij daar gegevens toe aanlevert of kan hiervoor geheel of gedeeltelijk kosten in rekening brengen bij de aanvrager. De gemeente behoudt zich het recht voor om haar medewerking aan het desbetreffende besluit tot afwijking van bestemmingsplan of beheersverordening alsnog te weigeren, indien een aanvrager verzuimt de gevraagde gegevens aan te leveren.
Het onderhavige bouwplan past in de beleidsregel onder punt 1, aangezien hier sprake is van woningbouw. Het gevraagde is overigens niet in strijd met overige gemeentelijk beleid. § 4.
Ruimtelijke aspecten
De desbetreffende locatie maakt op diverse bestuurlijke niveaus deel uit van verschillende plannen van planologische aard.
•
Rijksbeleid
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Hierin schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd: de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Het project is niet in strijd met de hierboven vermelde rijksuitgangspunten.
•
Provinciale ruimteliike verordeninq
Provinciale Staten stellen ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de provincie een of meer structuurvisies vast. Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Structuurvisie 2040 en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (hierna: PRVS) vastgesteld waarin het provinciale beleid en de provinciale belangen nader geconcretiseerd zijn. De verordening is laatst gewijzigd op 23-12-2013. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening richt de verordening zich op de inhoud van bestemmingsplannen en van omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3 0 , van 7
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, omtrent de daarbij behorende toelichting of onderbouwing, alsmede omtrent de inhoud van beheersverordeningen. In de PRVS wordt het gebied waarin het onderhavige project is gelegen aangewezen als Bestaand bebouwd gebied'. Het onderhavige plan is niet in strijd met het voor dit gebied bepaalde in de PRVS. • Structuurvisie De gemeenteraad stelt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. De gemeenteraad kan ook voor aspecten van het gemeentelijk ruimtelijk beleid een structuurvisie vaststellen. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van die aspecten. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. De gemeenteraad kan in samenwerking met de raden van aangrenzende gemeenten voor een gebied behorende tot het grondgebied van de betrokken gemeenten een structuurvisie vaststellen. Op 7 juni 2012 is door de gemeenteraad de structuurvisie 'Zichtbaar Zaans' vastgesteld die op 10 oktober 2012 in werking is getreden. In de ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans' is het gebied rond de onderhavige locatie aangeduid als Dorp'. Het profiel `dorp' beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten. De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Dit profiel wordt gekenmerkt door het historisch besef van de stad en de wens om de dorpen dorps te houden. De bebouwingsdichtheid varieert tussen de 30 en 50 woningen per hectare. De dorpen en de linten vormen een ruimtelijke eenheid maar zijn ondanks de verwevenheid nog duidelijk afzonderlijk herkenbaar. Bovendien zijn de buurten overzichtelijke kleine eenheden en liggen ze onder de invloedsfeer van de linten. Deze buurten maken deel uit van dit profiel. Het gevraagde is in overeenstemming met deze aanduiding. • § 5.
Bestemminqplan (zie paragraaf 2) Maatschappelijk draagvlak van het project
Er worden maatschappelijk gezien geen negatieve effecten van het project verwacht. Het gaat om nieuwbouw in een ontwikkelingsgebied. § 6.
Stedenbouwkundige aspecten
Op 15 maart 2007 is door de gemeenteraad het Beeldkwaliteitsplan Waterschouw vastgesteld. Het onderhavige plan is in overeenstemming met de uitgangspunten daarvan. De aanvraag betreft het bouwen van een woning op kavel 9 van het plan 'Waterschouw'te Assendelft. Het plan is in strijd met de bestemming 'Woondoeleinden". Het bebouwingsvlak wordt overschreden. Er wordt voor een groot gedeelte op de bestemming "Tuinen" gebouwd. Het bouwplan past niet in de "Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012". De breedte van de aanbouw(garage) is groter dan 5,00 meter
8
ds 3
3 fr-
u it rit
De aanvraag betreft de nieuwbouw van een vrijstaande woning met een bouwlaag met een kap en aanbouw, op een vrije kavel. Gestreefd wordt naar een hoog gemiddelde ruimtelijke kwaliteit, waarbij de individuele bouwwerken samen het straatbeeld vormen. Nieuwe gebouwen moeten net als de grote erven en de doorzichten het landelijk karakter ondersteunen. Als beoordelingskader gelden de uitgangspunt uit het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitplan Waterschouw. Om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te behalen is bovenstaande in het bestemmingsplan vertaald naar specifieke 'bouwvlakken en volumes (goot- en nokhoogten)'. Het overige deel van de percelen heeft de bestemming 'tuinen' gekregen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd. Percelen mogen dus niet worden volgebouwd. Daarnaast wordt in het beeldkwaliteitplan gevraagd om een eenduidige kapvorm en afstemming van de vormgeving op de rijenwoningen.
9
Vanuit stedenbouwkundig optiek is er geen bezwaar tegen dit plan. De aanvraag sluit ruimtelijk aan bij de uitgangspunten van het bestemmingsplan wat betreft de kavelindeling.. Het volume is ruimtelijk helder vormgegeven en goed gepositioneerd op de kavel en georiënteerd op de omgeving. De voorgevel ligt aan de weg, de garage inverdan en het volume is onderdeel gemaakt van de reeks woningen aan deze zijde van de weg en De Delft. Daarbij is rekening gehouden met de toekomstige doorgang naast de kavel.
Verkeersontsluitinq De verkeersontsluiting blijft na realisering van het project ongewijzigd.
Parkeren De aanvraag bevat 2 parkeerplaatsen op eigen terrein en voldoent hiermee aan de overkoepelende afspraken die zijn gemaakt voor de Waterschouw.
§ 7. Watertoets Artikel 3.16, lid 1 sub b Bro stelt verplicht dat in de ruimtelijke onderbouwing een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Bij beschouwing van de consequenties van het plan voor de waterhuishouding zijn de volgende items van belang: - beïnvioedt het plan een kering of dijk, - worden er sloten gedempt of sloten verlegd, - is de toename van verhard oppervlakte (daken en openbare weg) meer dan 800 m 2 en, - beïnvioedt het plan het onderhoud van watergangen. De waterhuishoudkundige aspecten zijn eerder beschouwd voor het gehele project Waterschouw en binnen het project Waterschouw wordt voor een goede waterhuishouding zorg gedragen. Het onderhavige project maakt daar deel van uit.
10
§ 8.
Milieuaspecten
De volgende onderwerpen zijn beoordeeld en vormen om de hieronder weergegeven redenen geen belemmering voor dit project: - Milieugerelateerde ruimtelijke ordening: de afwijking van het bestemmingplan heeft slechts betrekking op het overschrijden van het bouwvlak. Dit brengt geen nadelige milieuhygiënische consequenties met zich mee; - Geluid: woningen zijn geluidsgevoelige objecten. In het bestemmingsplan is hier al rekening mee gehouden. De woning ondervindt geen overmatige geluidoverlast omdat drukke wegen, bedrijven of industrie te veraf zijn gelegen; - Geur: er bevinden zich geen geuremitterende objecten in de omgeving, die invloed kunnen hebben op deze locatie; - Luchtkwaliteit: deze locatie ondervindt geen negatieve gevolgen van emissies van drukke wegen, bedrijven of industrie aangezien die te veraf liggen en het aantal te realiseren woningen de luchtkwaliteit niet negatief kan beïnvloeden; - Natuur: er zijn geen natuurgebieden in de omgeving die negatief kunnen worden beïnvloed door de bouw van deze woning; - Flora- en fauna: de bouw van deze woning heeft geen negatieve invloed op de flora en fauna. Deze locatie is al bouwrijp gemaakt; - Externe veiligheid: deze locatie ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicobron; - Elektromagnetische straling: er zijn geen hoogspanningsleidingen en of telecom-antennes (UMTS- en GSM-antennes) in de buurt van de locatie aanwezig; - Lichthinder: er is geen lichthinder of bron van lichthinder op deze locatie; - Beperkingengebied Luchthaven Schiphol: de locatie ligt niet in het beperkingengebied van de luchthaven Schiphol; - MER-plicht: is niet van toepassing op kleinschalige projecten die onder de drempelwaarde D van artikel 2 lid 5 van het besluit MER (Milieu Effect Rapportage) vallen; - Afvalinzameling: er kan worden aangesloten op de voor de wijk reguliere inzamelmethode. § 9.
Monumenten en archeologie
Het plan valt in een gebied van archeologische waarde binnen het bestemmingsplan. Voor dit gebied geldt dat bij bouwplannen groter dan 100 vierkante meter en die dieper gaan dan 50 cm de aanvrager van de vergunning voorafgaand aan de bouw een archeologisch vooronderzoek moet laten uitvoeren. Het gehele plan Waterschouw is archeologisch al onderzocht. Er is niets van waarde gevonden. (zie: Vaars, J.P.L., 2006, 'Briefrapport Inventariserend veldonderzoek Waterschouw, Assendelft, gemeente Zaanstad, in: Hollandia reeks 94, Zaandijk). § 10.
Grondexploitatie
Een doel van de nieuwe Wro (inclusief de Grondexploitatiewet (Grex)) is dat gemeenten meer regie en sturing krijgen op de ruimtelijke ontwikkelingen in de stad (ook voor gebieden zónder gemeentelijk grondbezit). De nieuwe wetgeving verplicht om de kosten die de gemeente maakt ten behoeve van die ontwikkeling te koppelen aan de ruimtelijke doelstellingen en te verhalen op diegene die de ontwikkeling tot stand brengt. Het gaat hierbij om zowel fysieke kosten (uitvoeringskosten) als ontwikkelingskosten (planvoorbereidings- en planbegeleidingskosten). Bovenplanse kosten en kosten voor ruimtelijke ontwikkelingen worden verankerd in een structuurvisie. Bij een bestemmingsplan dan wel een besluit tot afwijking van het bestemmingsplan/de beheersverordening (als onderdeel omgevingsvergunning) hoort een exploitatieplan of overeenkomst. Het kostenverhaal wordt geëffectueerd met een overeenkomst (anterieur of posterieur). De gemeente Zaanstad hanteert de lijn dat alleen een besluit tot afwijking van het bestemmingsplan/de beheersverordening op grond van artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3 0 Wabo wordt genomen, indien de aanvrager vooraf met het college (voorbereid door afdeling Grondzaken) een anterieure overeenkomst heeft gesloten. Ook kan een besluit op grond van artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 3° Wabo worden genomen, indien kostenverhaal in het kader van de Grondexploitatiewet niet aan de orde is. 11
Ten behoeve van het onderhavige besluit tot afwijken van het bestemmingsplan is met de grondeigenaar, Duss Projecten, een exploitatieovereenkomst gesloten. De voorzieningen in de openbare ruimte worden door Duss Projecten gerealiseerd en na voltooiing aan de gemeente overgedragen.
Planschade Het ligt niet in de lijn der verwachting dat planschade door dit plan aan de orde zal zijn. De beoogde ontwikkeling (wonen) is reeds bestemd in het bestemmingsplan. De afwijking van de bouwregels is van zeer geringe omvang. § 11.
Overleg met de provincie en andere betrokken bestuursorganen
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wabo wordt het toenmalige projectbesluit (oud artikel 3.10 Wro) in gewijzigde vorm in de Wabo opgenomen, onder artikel 2.12, lid 1 sub a 3 0 . In de procedurebepalingen artikel 6.18 Bor, is bepaald dat ontwerp-omgevingsvergunningen die zien op het afwijken van een bestemmingsplan dienen te worden toegezonden aan provinciale en andere diensten, ten behoeve van overleg, zoals in artikel 3.11 de Bro is voorgeschreven. Provincie
De provincie heeft bij besluit van 19 oktober 2010, onder nummer 2010-48396, beleidsregels opgesteld inzake de gevallen waarin niet langer noodzakelijk is om vooroverleg te plegen met de provincie over de in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen en (oud) projectbesluiten (door de provincie gezamenlijk aangeduid als 'bestemmingsplannen'). Het college heeft conform dit beleid getoetst of het onderhavige besluit in aanmerking komt voor vooroverleg met de provincie. Dit is niet het geval omdat het project niet één van de gevallen betreft waarvoor is voorgeschreven dat vooroverleg is vereist. Rijk
Het Rijk is per 1 januari 2012 gestopt met het vooraf toetsen van nieuwe gemeentelijke bestemmingsplannen en ruimtelijke plannen van de provincies op strijdigheid met nationale belangen zoals milieuregels. Het ministerie van Defensie, het ministerie van EL&I (Energie) en Rijkswaterstaat blijven de plannen wel beoordelen op hun eigen directe belangen. Het onderhavige project raakt de hierboven genoemde belangen niet zodat er geen sprake is van noodzaak tot (voor)overleg. Hooqheemraadschap
Sinds april 2012 heeft het hoogheemraadschap de digitale toets in werking. Op de site 'www.de watertoets.n1' wordt zichtbaar of een ruimtelijk plan raakt aan belangen van HHNK (watersysteem, waterkering, persleiding enz. Indien daartoe aanleiding wordt contact opgenomen met het hoogheemraadschap. In het onderhavige geval is geen noodzaak tot verder contact. § 12.
Zienswijzen en betrokkenheid omwonenden
In deze paragraaf worden de uitkomsten aangegeven van het met toepassing van artikel 3:2 Awb verrichte onderzoek en een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming van het besluit zijn betrokken. Een besluit tot afwijken van het bestemmingsplan of beheersverordening wordt voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb (Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure). Van het ontwerp-besluit wordt kennisgegeven in het Zaans Stadsblad en in de Staatscourant. Ten aanzien van het ontwerp-besluit kan een ieder gedurende de inzagetermijn mondeling of schriftelijk een zienswijze indienen bij het college. De vastgestelde ruimtelijke onderbouwing wordt samen met het ontwerp-besluit ter inzage gelegd. Mochten hierop zienswijzen worden ingebracht, dan volgt een 12
belangenafweging, waarna het college een besluit neemt. § 13.
Uitvoerbaarheid
Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de (economische) uitvoerbaarheid van het project op problemen zou stuiten dan wel onmogelijk zou zijn. § 14.
Conclusie
De bouw van een vrijstaande woning met inpandige garage en veranda op kavel 9 (Kralingen 51) van het plan Waterschouw te Assendelft, is een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling. Voor het gevraagde kan een besluit tot afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 eerste lid sub a, onder 3° van de Wabo genomen worden.
13
Bijlage 1: Uitreksel bestemmingsplan
14
-
[
=
=••••,~ -
C Mirr•••• ■ •••
1- 7
"=. Vjf
CS-Lart..10413.11VX ■
Hoofdstuk II Bestemmingen en gebruik
Artikel 4 Woondoeleinden (W) Doeleindenomschrijving De gronden op de plankaart aangewezen voor Woondoefeinden (W) zijn bestemd voor wonen.
Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming bouwwerken worden gebouwd. 3. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" zoals op de plankaart staat aangegeven, mag een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de minimale hoogte tenminste bedraagt de hoogte van de eerste bouwlaag van de aangrenzende woningen en de maximale hoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen; 4. Voor het bouwen als bedoeld in lid 2, geldt dat de hoogte c.q. goot- of boeibordhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan aangegeven op de plankaart dan wel in art. 28 "Hoogteaanduidingen". a. op niet minder dan 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw mogen aan de zijgevel aan- en/of uitbouwen worden gebouwd: 1) waarvan de breedte tenminste de helft van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw met dien verstande dat de breedte niet meer dan 3 m mag bedragen; 2) waarvan de achterzijde niet meer dan 3 m achter de bestaande achtergevel van het bijbehorende hoofdgebouw mag liggen. b.
Bijzondere gebruiksvoorschriften 5. Onder strijdig gebrurk wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor en-of praktijkruimte ten behoeve van aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten behorende tot ten hoogste categorie 1 van de Lijst van bedrijfstypen, indien en voor zover: a. de woonfunctie afs primaire functie gehandhaafd blijft; b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor-en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en erfbebouwing met een maximum van 45 m 2; c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruirnte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; e. geen horeca en geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uigeoefend.
Vrijstellingen 6. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalcie in lid 5 b tot een maximaal bruto vloeroppervlakte van 65 m 2 , mits in de omgeving van de desbetreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat het parkeren ten behoeve van
Voorsthriften
Gemeente Zaanstact aesternmingspfan Cenutirn Assenclefft
14
de beroepsactiviteit zoveel mogelijk op eigen terrein dient pfaats te vinden. 7.
Procedure bij vrijstelling/wijziging Bij het verlenen van vrijstelling of wijziging van het bestemmingsplan ais bedoeld lid 6 en wordt de procedure gevolgd die is opgenomen in artikel 32 "Algemene procedurevoorschriften".
Gemeente Zaanstad Sestemmingsplan Centrum Assendeift Voorschnften
15
Artikel 6 Tuinen (T) Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Tu nen (T) zijn bestemd voor tuinen. 2.
3.
Bouvwoorschriften Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat een erker is toegestaan aan de voorgevel van een bijbehorend hoofdgebouw. Voor het bouwen van een erker als bedoeld in lid 2 geldt: a. dat er sprake is van een vlakke voorgevel; b. een breedte van maximaaf 66% van de voorgevelbreedte bedraagt; c. een diepte van maximaal 50% van de diepte van de voortuin met een maximum van 1,5 meter; d. een hoogte van maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de woning + 0,25 meter; e. dat een afdak boven de voordeur verbonden met de erker is toegestaan tot een maximum van 66% van de diepte van de erker.
Gemeente Zaansted Bestemmingsplan Centnim Assendelft Voorschaten
17
Artikel 27 Archeologisch waardevol gebied
1.
2.
3.
Doeleindenomschrijving De op de plankaart aangewezen gronden zijn, naast de andere op de plankaart voor die grond aangewezen bestemming (basisbestemming) tevens bestemd voor het herstel, het behoud en de ontwikkeling van de archeologische waarden. Voor deze gronden dient de aanvrager bij de aanvraag van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet en bij de aanvraag van een aanlegvergunning als bedoeld in het tweede lid, een archeologisch rapport te overleggen met betrekking tot het terrein dat blijkens de aanvraab zai worden verstoord. Aanlegvergunning Het is verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op of in de gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, afgraven of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur; b. het aanleggen van bos of boomgaard; c. het uitbaggeren van sioten of het graven van watergangen en waterpartijen; d. het aanleggen of -brengen van drainage of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur; Het in lid 2 bedoelde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden: a. met een oppervfakte kleiner dan 100 m 2; b. tot een diepte van maximaal 35 cm onder het maaiveld; c. die reeds in uitvoering of vergund zijn ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; d. die archeologisch onderzoek betreffen; e. die het gewone onderhoud betreffen; f. waarvan door middel van een archeologisch onderzoek is aangetoond, dat deze de archeologische waarde niet kunnen aantasten; g, in of op een perceel dat is aangewezen als archeologisch monument. Nadere eisen
4. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg de vofgende voorschriften verbinden aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet en aan een aanlegvergunning als bedoeld in het tweede lid: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of c. de verplichting de activiteit die tot bodernverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 5. De vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien op grond van archeologisch onderzoek moet worden geGemeente Zaanstad aestommngsplan Centrum Assencleift Voorschriften
6.
7.
oordeeki dat de desbetreffende werken en/of werkzaamheden de archeologische waarde onevenredig (kunnen) aantasten en hieraan niet door het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 4 voidoende tegemoet kan worden gekomen. De vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien op grond van archeologisch onderzoek moet worden geoordeeld dat de desbetreffende werken en/of werkzaamheden de archeologische waarde onevenredig (kunnen) aantasten en hieraan niet door het verbinden van voc , -,chriften als bedoeld in lid 4 voldoende tegemoet kan worden 9: -•omen. Voor zover burgemeester en wethouders krachtens dit bestemmingsplan bevoegd zijn vrijstelling te verlenen wordt die vrijstellino voor de in het eerste lid bedoelde gronden, niet verieend als redelijkerwijs aannemelijk is dat door uitvoering van die werken en/of werkzaamheden de archeologische waarde onevenredig wordt of kan worden aangetast en hieraan niet door het verbinden van voorschriften als bedoeld in lid 4 voldoende tegemoet kan worden gekomen.
Gemeente Zaanstad Bestemmingsplan Centrum Assendelft Voorechriften
45
Artikel 30 Beperkingengebied Schiphol Beperkingen omtrent bestemming en gebruik van de grond Binnen het op de plankaart (blad 6) met blauwe stippels aangeduide gebied zijn geen objecten toegestaan hoger dan 150 meter, 2. Binnen het op de plankaart (blad 5) aangeduide gele gebied, zijn geen woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidsfunctie toegestaan, behoudens bestaand gebruik.
Aanlegvergunningen Binnen het op plankaart (blad 6) met blauwe stippels aangeduide gebied is het verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, voor zover deze werken of werkzaamhedenhoger reiken dan 150 meter.
Vrijstellingsbepaling 4. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verienen van het bepaalde in lid 2 onder de volgende voorwaarden: a. De gebruikskwaliteit en de gebruiksveiligheid van gebouwen dient voldoende gewaarborgd te zijn; b. Vooraf dient een verklaring van geen bezwaar door de Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te zijn afgegeven. 5. Burgemeester en wethouder verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 2 indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Gemeente Zaansted gestemmingsplan Centrum Assendelft Voorschriften
48