Toelichting voorbereidende les Ter voorbereiding op de museumles is een PowerPoint presentatie ontwikkeld die u op het digibord kunt afspelen. Hieronder vindt u per slide een toelichting. Dit is een leidraad. U bepaalt zelf hoe u de les geeft, wat u wel of niet wilt vertellen en welke informatie u geschikt vindt voor het niveau van uw leerlingen. Slide 1 Buitenspel Openingspagina Slide 2 Museum Catharijneconvent We gaan met elkaar naar Museum het Catharijneconvent. Het gebouw waarin het museum is gehuisvest, was vroeger een klooster. Nu is het een museum over de geschiedenis van het christendom in Nederland. In het museum is nu een tentoonstelling te zien over heksen: “De heksen van Bruegel”. Wij gaan daar een museumles doen. Vandaag nemen we alvast een voorproefje op het bezoek. Slide 3 Waar denk jij aan? Stel een aantal vragen aan de leerlingen: HEKS… Wat komt er in je op, als je dat woord hoort? Hoe ziet een heks eruit? Wat zijn kenmerken van een heks? Is het een man of een vrouw? Welke elementen komen steeds weer terug? Slide 4 Heksbeeld nu Stel een aantal vragen aan de leerlingen: Hoe komen wij aan ons heksbeeld? Al van jongs af aan kennen we beelden uit kinderboeken en films. Vraag de leerlingen of ze titels kunnen noemen van films of boeken. Wel rol spelen de heksen in de verhalen? Hoe zien de heksen eruit in deze verhalen? Zijn er overeenkomsten tussen de heksen? Voor ons zijn dit allemaal fantasieverhalen en sprookjes. Toch is er een tijd geweest waarin mensen geloofden dat heksen echt bestonden.
Slide 5 Heksbeeld in de 15 eeuw Mensen hebben altijd geloofd in toverij. Er waren mannen en vrouwen met bovennatuurlijke krachten. Hun gaven werden meestal ingezet voor goede doelen. Bijvoorbeeld het genezen van zieken. de
Halverwege de 15de eeuw veranderde dit beeld over toverij. Theologen schrijven over tovenaars en tovenaressen – de zogenaamde heksen - als een nieuwe ketterse sekte. Ze zouden de duivel aanbidden, met als doel de vernietiging van de christelijke samenleving. Langzaam ontstaat er een nieuw beeld van heksen. Geleerden creëren het “demonologische heksbeeld”: heksen die een pact sluiten met de duivel. Slide 6 Heksentraktaten Met de ‘uitvinding’ van de demonologische hekserij verschenen rond 1430 de eerste heksentraktaten. In deze geschriften beschreven theologen en inquisiteurs hoe heksen schade konden toebrengen aan mensen, dieren en andere bezittingen. Heksen zouden op stokken naar hun heksensabbat vliegen. Daar vereerden ze de duivel. Hier zien jullie twee voorbeelden van heksentraktaten: De “Malleus maleficarum” of “Heksenhamer” (1485 – 1586) is misschien wel het beroemdste handboek over heksen. Het is rond 1490 geschreven door de inquisiteur Heinrich Kramer. Kramer bestempelt hekserij al ketterij. Met zijn handboek levert hij voor inquisiteurs het bewijs dat heksen echt bestaan. Zo kan je in de “Heksenhamer” lezen over verschillende vormen van hekserij, hoe heksen eruit zien en hoe je ze kan berechten. Het andere beeld is een nieuwsbericht. Op het titelblad staat met grote letters dat het ‘verschrikkelijke beschrijvingen’ bevat van tovenaars, tovenaressen, heksen en al hun bezigheden. De lezer wordt dus gewaarschuwd voor de gevaren van hekserij. In dit soort brieven wordt het demonologisch heksbeeld uitgelegd. Bijzonder aan deze brief is dat het in gewone volkstaal is geschreven. Zo’n brief had daardoor een veel groter bereik dan een ingewikkelde tekst in het Latijn. Toch kon ook niet iedereen deze brief lezen want veel mensen waren niet naar school geweest en analfabeet. Daarom werden dit soort brieven op publieke plaatsen en in herbergen voorgelezen. Zo werden berichten over hekserij en heksenvervolgingen toch verspreid.
Slide 7 Zondebok Is er een verklaring voor het feit dat juist in de 15 en 16 eeuw zoveel heksen werden vervolgd? de
de
Het alledaagse leven in deze tijd was zwaar. Mensen waren angstig. Ze leefden in armoede, er waren oorlogen en epidemieën. Ook vond in deze periode de “Kleine IJstijd” (1560 – 1630) plaats. Jarenlang waren de winters extreem koud en de zomers nat. Veel oogsten mislukten hierdoor. Mensen geloofden niet dat dit soort tegenslagen ‘zomaar’ konden gebeuren. Daarom zocht men naar een collectieve zondebok, iemand die de schuld kon krijgen voor al het leed dat mensen werd aangedaan. De oorzaak werd gevonden in de toverkrachten van heksen. Heksen werden daarom aangewezen als zondebok. Slide 8 Heksenproces Een verdachte heks stond in haar eentje voor de rechter. Ze had geen advocaat om haar bij te staan. Als ze na ondervraging nog niet had bekend, volgde een marteling. Ook werd bewijs verkregen via proeven. Een aantal voorbeelden hiervan zijn: •
Waterproef: de verdachte werd ontkleed, aan handen en voeten gebonden en aan een touw en te water gelaten. Deze proef vond zijn oorsprong in het idee dat water een heilig element was, vanwege de doop van Christus: het water zou zondigen afstoten en goede christenen in zich opnemen. Zonk dus de vermeende heks, dan was zij niet schuldig aan hekserij. De beul kon echter het touw eenvoudig strak houden. Dan was er ‘bewijs’ dat iemand heks was.
•
“Stigma diaboli”: dit was een teken dat de duivel volgens de overlevering had aangebracht op het lichaam van de heks als bewijs van hun onderlinge pact. Dit plekje, bijvoorbeeld een wrat, was onkwetsbaar: er vloeide geen bloed uit als er met een naald in werd geprikt. Beulen gebruikten vaak een naald die bij het prikken in de huls terugschoof, zodat de verdachte alsnog kon worden veroordeeld.
•
Weegproef: deze proef is gebaseerd op het geloof dat heksen konden vliegen door de lucht. Om dit te kunnen moesten ze lichter zijn dan lucht. Verdachten van hekserij werden dus gewogen en wie te licht was bleek een heks te zijn. Weegproeven vonden plaats op de stadswaag en waren openbaar: een vreselijke vernedering voor de verdachte, in het besef dat de rechter zijn oordeel al klaar had.
In de noordelijke Nederlanden werden tussen 1450 en 1608 naar schatting 160 tot 200 heksen ter dood veroordeeld. Vaak kreeg de beschuldigde heksen de verbrandingsdood. Men dacht namelijk dat
door verbranding de geest niet kon terugkomen om levende mensen te belagen. Slide 9 Pieter Bruegel de Oude Hier zien jullie Pieter Bruegel de Oude. Bruegel leefde van 1525 tot 1569. Een groot deel van zijn leven woonde hij in Antwerpen. Daar werkte hij veel in opdracht van Hieronymus Cock. Cock was een uitgever en verkoper van prenten. Omdat de heksenvervolgingen toenamen, besloot Cock dat de tijd rijp was om een prent over heksen op de markt te brengen. Hij gaf Pieter Bruegel de opdracht om hiervoor de tekeningen te maken. Cock wilde niet alleen dat de tekening mooi was. Hij vond het ook belangrijk dat de voorstelling begrijpelijk was voor een breed publiek. De voorstelling moest iets vertellen over de heksenwaan én het publiek vermaken. Slide 10 Prenten Bruegel maakt uiteindelijk twee tekeningen: de “Legende van Jacobus en Hermogenes”. Van de tekeningen zijn prenten gemaakt. Je kunt ze als een soort stripverhaal lezen. Op de eerste prent zie je hoe Jacobus, weergegeven als pelgrim, de tovenaar Hermogenes benadert. De prent zit vol duivelse figuren, tovenaars en heksen. Zij belichamen het kwaad. In de tweede prent zie je hoe Jacobus de tovenaar Hermogenes overwint. In de legende wordt Hermogenes bekeerd. Maar Bruegel neemt een harder standpunt in. Zien jullie wat er met de tovenaar gebeurt? Slide 11 Haard Wat de prenten van Bruegel zo bijzonder maakt, is dat hij de heksen op een begrijpelijke manier heeft voorgesteld. Hij slaagde er in om precies de details uit de heksenleer te halen, die bekend waren voor zijn tijdgenoten. Mensen die deze prenten zagen hadden dus geen tekst en uitleg nodig om te begrijpen waarover het ging. Kijk bijvoorbeeld naar de haard. Mensen ‘wisten’ dat duivels en boze geesten huizen konden binnendringen via de schouw. En, al in de eerste handboeken voor inquisiteurs stond beschreven dat heksen via de schoorsteen gesloten huizen konden verlaten om naar de sabbat te vliegen. Bruegel maakte als eerste gebruik van de haard als een symbool om duidelijk te maken dat heksen zo op hun bezem wegvlogen. Ook zette hij een heksenketel in het haardvuur, een logische plaats om toverdrank te brouwen. Het haardmotief werd zo een visuele sleutel om te begrijpen dat we met heksen te maken hebben. De belangrijkste beeldelementen die karakteristiek zijn voor Breugels heksbeeld zijn: de ketel en de schouw, de bezem, de zwarte kat en de
“main de gloire” (Dievenkaars). Op de laatste na, zijn deze elementen gangbaar gebleven tot in onze tijd. Slide 12 Navolgers Omdat de tekeningen van Bruegel in prentvorm werden uitgegeven, raakte het heksbeeld van Bruegel wijdverspreid, ook onder kunstenaars. De elementen die Bruegel voor het eerst bij elkaar zette, zijn te herkennen in de schilderijen van zijn navolgers. Zelfs in onze tijd en in onze (kinder)boeken en films wordt het heksbeeld van Breugel nog steeds toegepast. Slide 13 Museumles Tijdens de museumles gaan jullie je verder verdiepen in “De heksen van Bruegel”. Jullie worden expert over een onderwerp in de tentoonstelling. Je doet onderzoek en in kleine groepjes geven jullie presentaties aan elkaar. Hoe dat allemaal precies in z’n werk gaat horen jullie aan het begin van de museumles. Slide 14 Vragen Ruimte voor vragen