Tentamen Farll 20 December 2006 15.15-17:15 zaal 5201/5203
Belangrijk: Beantwoord vragen 1 t/m 5 op dezelfde antwoordformulier~. Beantwoord vragen 6 t/m 8 op een .9Q9I! antwoordformulier. let op etk antwoordformulier je naam en studentnummer pagina. Succes. Martine Smit
op de eerste
I
Vraag 1 (10 punten) A
Welk van de volgende beweringen over lipide membranen is juist?
a) b)
c) d) e)
Phospholipiden vormen spontaan liposomen in een niet-polair oplosmiddel. In eukaryote cellen worden aile membraan-omslote organellen omgeven door een lipide dubbellaag. Membraan lipiden diffunderen in het vlak van de membraan. Membraan lipiden flip-floppen regelmatig vanuit een monolayer naar de ander. De meest voorkomende vorm van een lipide dubbellaag in water is een vlak met de zijkanten naar het water gekeerd.
B
Een bacterie die net uit de warme ingewanden van zijn gastheer verwijderd is, ervaart een koude buitenwereld. Welk van de volgende aanpassingen zou deze bacterie kunnen doen om de vloeibaarheid van zijn plasma membraan hetzelfde te houden als in een warme omgeving? a) De lengte van de vetzuurstaarten van de phospholipiden in de membraan verhagen. b) De relatieve hoeveelheid onverzadigde vetzuurketens in de phospholipiden van de membraan verhagen. c) De hoeveelheid dubbele bindingen in de vetzuur staarten van de phospholipiden in de membraan verhagen. d) De cholesterol concentratie in de plasmamembraan verlagen. e) Het aantal glycolipiden in de membraan verlagen.
Vraag 2 (15 punten) A Waardoor wordt de richting van het iontransport via kanalen over de plasmamembraan (naar binnen of naar buiten) bepaald? B Leg (kort) uit waarop het grate verschil in maximale transportsnelheid tussen kanalen en transporters berust. C Wetenschappers hebben een nieuwe giststam geisoleerd die groeien kan op acetaat (CH3COO-) als enige koolstof bran. Schets het verband (grafiek) tussen de concentratie acetaat in het medium en de initiele opnamesnelheid van acetaat in het geval de opname verloopt met behulp van een transporter of in het geval dat opname plaatsvindt door diffusie over de membraan.
Vraag 3 (10 punten) A. G eiwit gekoppelde receptoren zijn opgebouwduit: a. een a, ~ eny subunit b. een eiwit met 1 transmembraan domein c. een eiwit met 7 transmembraan domeinen d. 5 subunits van elk 4 transmembraan domeinen B. Na activatie van G eiwitten a. Wordt GDP in GTP omgezet b. Wordt GDP omgewisseld voor GTP c. Wordt ATP afgebroken tot ADP d. Wordt ATP omgewisseld voor ADP
Vraag 4 (15 punten) In onze luchtwegen bevinden zich G eiwit gekoppelde receptoren die zorgen voor contractie als oak re@e van de luchtwegen. Bij een asthma aanval worden met name stofffen vrijgezet die op de klasse van receptoren aangrijpen die aanleiding geven tot contractie van glad spierweefsel.
a) Geef schematisch de signaaltransductie cascade (inclusief G eiwit, effector, second messengers) weer van receptoren die aanleiding geven tot vrijzetting van calcium en zo contractie van
gladspierweefsel.
.
b) Welke geneesmiddel zal men in zo'n geval voorschrijven. Leg uit waarom. Geef kart het werkingsmechanisme weer. Beta-adrenerge antagonisten worden gebruikt voor het behandelen van mensen met hartritme stoornissen. De structuurformule van een dergelijke beta adrenerge antagonist staat hieronder weergegeven.
CH3
,0-0/""1""'"
~
~
C H3
OH
Structuur
van de beta antagonist
propanolol
c) Wat zijn de verschillen (functionele groepen) tussen propanolol en beta agonisten? Verklaar waarom propanolol een antagonistische werking heeft.
d) Geef schematisch weer welke delen van de beta-adrenerge receptor betrokken zijn bij binding van propanolol, als oak welke functionele groepen van propanolol betrokken zijn bij receptor binding. Probeer zo specifiek mogelijk te zijn (geef oak aan wat voor interactie plaatsvindt).
,J
Vraag 5 (15 punten) a) Geef een voorbeeld van een eiwit dat in veel gevallen betrokken blijkt te zijn bij het ontstaan en jof bevorderen van kanker.
b) Geef de normale functie (incl signaaltransductie
route) van dit eiwit. Wat heeft er voor gezorgd dat dit eiwit aanleiding geeft tot het ontstaan van kanker?
c) Met welke methode kun je achterhalen of dit eiwit betrokken is bij het ontstaan van kanker? d) Hoe zou je therapeutisch selectief ingrijpen op dit eiwit om het ontstaan van kanker te remmen?
~
Beantwoord onderstaande vragen op een apart antwoordformulier. Vergeet niet je naam en studentnummer neer te zetten. Vraag 6 (15 punten) Hoewel mitochondrien hun eigen DNAhebbenwordt een groot deel van de 'precursor' eiwitten gemaakt in het cytosol. a) Beschrijf en teken (gebruikmakend van de kennis die je hebt opgedaan bij 'movie 15.5') hoe deze eiwitten gesorteerd worden en selectief naar de matrix van mitochondrien getransporteerd worden. b) Beschrijf ook de functies van de 'chaperone proteins'. c) Spelen vSNARE eiwitten hierbij een rol? Vraag 7 (10 punten) Welk van de onderstaande beweringen is juist? a) 'Actine moters' kunnen met behulp van GTP myosine voortduwen. b) 'Myosine moters' kunnen met behulp van ATP actine voortduwen.
c) Tubuline vormt met intermediare filamenten stevige hetero dimer interacties. d) Taxol is een geneesmiddel dat actine bundels remt in het depolymeriseren waardoor kankercellen geremd worden in de celcyclus.
Vraag 8 (10 punten) a) Teken in een epitheelcel van de muis de biosynthetische route van CFTR, delta-50S CFTRen delta-50S CFTRmet curcumin. Let oak op de topologie. b) Beschrijf wat er gebeurt met delta-SOB CFTRna curcumin behandeling in humane epitheelcellen. Beschrijf wat het effect van curcumin is in het epitheel van de muis met delta-SOB CFTR, noem het targeteiwit waarop curcumin een remmende functie heeft en beschrijf wat het doet met de chaperones in het ER in relatie tot delta-SOB CFTR.