Thema 4.1: Afwijkingen van houdings- en bewegingssysteem
Tentamen 14 oktober 2004
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
Themacoördinator Dr. G.J. Kleinrensink
Naam Examennummer
Overzicht Het tentamen bestaat uit 63 vragen, waarvan 59 gesloten en 4 open vragen. In totaal kun je 128 punten behalen.
Instructies 1 2 3 4 5 6
7
8
Controleer of je een opgavenformulier, een antwoordblad en een computerformulier hebt gekregen. Controleer of van het opgavenformulier en het antwoordblad alle pagina’s bedrukt zijn. Schrijf je naam en examennummer op dit voorblad, op alle bladen van het antwoordblad en op het computerformulier. Schrijf je antwoorden op de open vragen op het antwoordblad. Vul de antwoorden op de meerkeuzevragen in op het computerformulier. Let bij het beantwoorden van de open vragen op het volgende: - Als er twee argumenten worden gevraagd en je noemt er drie, dan tellen alleen de eerste twee genoemde argumenten mee. - Als je je antwoord in meer dan 25 woorden uitlegt, terwijl gevraagd is dit in 25 woorden doen, dan tellen alleen de eerste 25 woorden van je antwoord mee. Let bij het beantwoorden van de meerkeuze vragen op het volgende: - Per vraag is slechts één antwoord juist; bij het invullen van meerdere alternatieven wordt het antwoord altijd fout gerekend. - Vul het antwoord van de vraag in bij het juiste nummer op het computerformulier. Het gebruik van een rekenmachine is bij dit tentamen niet toegestaan. Controleer voor het inleveren zorgvuldig of je alle vragen hebt beantwoord en of je overal je naam en examennummer hebt ingevuld.
Succes!
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
2 / 14
Vragen 1
meerkeuzevraag (2p)
Tot welke klasse van botverbindingen behoort de syndesmose? a b c d
2
meerkeuzevraag (2p)
Waardoor wordt de omvang van de bewegingsuitslag in een gewricht o.a. bepaald? a b c d
3
meerkeuzevraag (2p)
meerkeuzevraag (2p)
door de snelheid van de beweging door de kracht van de omliggende spieren door de lengte van de gewrichtsligamenten door de dikte van de kraakbeenlaag op de samenstellende gewrichtsdelen
Wat is een jumper’s knee? a b c d
4
tot de Junctura (J.) cartilaginea tot de J. ellipsoidea tot de J. fibrosa tot de J. synovialis
een patellapeesontsteking een kraakbeenbeschadiging van de knie een ontsteking van de zogenoemde hamstrings een insertietendinitis van de patellapees aan de onderpool van de patella
Een patiënt geeft pijn aan, ongeveer een vingerbreedte lateraal van de proc. Coracoideus. Wat bevindt zich hier? a b c d
5
meerkeuzevraag (2p)
de insertie van de m. infraspinatus de insertie van de m. supraspinatus het tuberculum majus het tuberculum minus
Bij bestudering van de (drie dimensionale ordening) van de plexus brachialis valt op dat een arm zenuw uit twee fasciculi komt. Hoe heet deze zenuw? a b c d
6
meerkeuzevraag (2p)
n. medianus n. musculocutaneus n. radialis n. ulnaris
Welke van onderstaande anatomische structuren is betrokken bij de operatie volgens Putti-Platt? a b c d
m. infraspinatus m. subscapularis m. supraspinatus m. teres minor
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
7
meerkeuzevraag (2p)
3 / 14
Om letsels van het acromio-claviculaire gewricht in beeld te brengen kan men MRI’s laten maken. In welk vlak kan men deze MRI’s het best laten maken? a b c d
A
open vraag (2p)
in het frontale vlak in het paramediane vlak in het sagittale vlak in het transversale vlak
Welke vene verloopt ventraal van de malleolus medialis? Schrijf je antwoord op het bijgevoegde antwoordblad.
8
meerkeuzevraag (2p)
De a. radialis heeft een kenmerkend verloop rond de pols. Welk van de volgende uitspraken is juist? a b c d
9
meerkeuzevraag (2p)
de arterie verloopt tussen radius en ulna in de pulsaties zijn niet eenvoudig te palperen de arterie verloopt in de zogenoemde ‘ tabatiere anatomique’ het verloop is mediaal van de pees van de m. flexor carpi radialis
Bij een ongeluk is de rechter nervus thoracodorsalis doorgesneden. Wat is het gevolg hiervan bij deze persoon? a exorotatie van de arm is rechts zwakker dan links b extensie van de romp is minder goed mogelijk dan voor het ongeluk. c elevatie van de schouder aan de rechter zijde is minder goed mogelijk dan aan de linker zijde d retroflexie (extensie) in het rechter glenohumeraal gewricht is minder sterk dan aan de linker kant
10 meerkeuzevraag (2p)
Bij patient D. vermoedt men dat de gehele n. peroneus superficialis aan de rechter zijde is doorgesneden. Wat zal de patiënt in dat geval aan de rechterzijde niet meer kunnen doen? a b c d
goed op zijn tenen te staan goed op de hiel te staan krachtig een eversiebeweging uit te voeren krachtig een inversiebeweging uit te voeren
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
11 meerkeuzevraag (2p)
4 / 14
Wanneer een werknemer bij het zittend lezen aan een werkvlak dit werkvlak iets schuin plaatst, kan hij/zij het hoofd tijdens het werk meer rechtop houden. Dit is gunstig voor de werknemer. Vier redenen die hiervoor gegeven worden zijn: I Dit is gunstig omdat in deze rechtop zittende houding de kracht die nodig is om het hoofd rechtop te houden beter wordt verdeeld over de spieren aan de voorkant en achterkant van de nekwervelkolom. II Dit is gunstig omdat in deze rechtop zittende houding de kracht in de spieren aan de achterkant van de nekwervelkolom kleiner is. III Dit is gunstig omdat in deze rechtop zittende houding de werkarm van de nekspieren groter is. IV Dit is gunstig omdat in deze rechtop zittende houding de werkarm van de nekspieren kleiner is. Welke reden is de juiste? a b c d
12 meerkeuzevraag (2p)
Hoe heten de structuren in de spiervezel die dienen voor de overdracht van contractiekracht? a b c d
13 meerkeuzevraag (2p)
reden I reden II reden III reden IV
costameren heterodimeren sarcolemma sarcomeren
Vier complicaties zijn: 1 compartimentssyndroom 2 deglovement 3 nervus femoralis letsel 4 pseudarthrose Welke van bovenstaande complicaties kunnen voorkomen bij geïsoleerde gecompliceerde onderbeenletsels? a b c d
14 meerkeuzevraag (2p)
de complicaties 1, 2 en 3 de complicaties 1, 2 en 4 de complicaties 1, 3 en 4 de complicaties 2, 3 en 4
Welke röntgenfoto is of welke röntgenfoto’s zijn noodzakelijk voor het stellen van de diagnose ‘polsfractuur’? a b c d
AP en 3/4 opnames AP opname 3/4 opname AP en laterale opnames
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
B
open vraag (2p)
5 / 14
Welke arterie voorziet de spieren in de voorste/ventrale loge van het onderbeen van bloed? Schrijf je antwoord op het bijgevoegde antwoordblad.
15 meerkeuzevraag (2p)
Na een enkeltrauma bij mevrouw C controleert de huisarts de kracht waarmee zij dorsaalflexie van de voet kan geven. Van welke spier of spieren onderzoekt de arts met name de kracht? a b c d
C
open vraag (3p)
m. extensor digitorum brevis m. tibialis anterior m. tibialis posterior mm. peronei/fibulares.
Geef 3 oorzaken van een compartimentsyndroom. Schrijf je antwoord op het bijgevoegde antwoordblad.
16 meerkeuzevraag (2p)
Welke van onderstaande complicaties behoort niet tot de late post-operatieve complicaties van een fractuurbehandeling? a b c d
17 meerkeuzevraag (2p)
pseudoarthrose wondinfectie botnecrose non-union
Patient x heeft, na een val op de handwortel van de uitgestrekte rechter arm, pijn en zwelling in de ‘Tabatiere anatomique’. Waar duidt dit in de regel op? a b c d
18 meerkeuzevraag (2p)
op een fractuur van het os pisiforme op een fractuur van het os scaphoideum op een peesschedeletsel van de m. extensor digitorum op een peessschedeletsel van de m. flexor carpi ulnaris
Welke botpunt is palpabel juist proximaal van het os scaphoideum? a b c d
het os lunatum het os scaphoideum het os triquetrum de processus styloideus radii
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
D
open vraag (3p)
6 / 14
Osteochondrosen van het skelet zijn vaak bekend onder een eigennaam. Op welke plaats in het skelet vindt men onderstaande osteochondrosen? 1 2 3
M.(Morbus= ziekte van) Osgood- Schlatter M. Scheuermann M. Kienböck
Schrijf je antwoord op het bijgevoegde antwoordblad. 19 meerkeuzevraag (2p)
Wat is de meest voorkomende lokalisatie van een osteochondritis dissecans in de knie? a b c d
20 meerkeuzevraag (2p)
mediale femurcondyl mediale meniscus patella tibiaplateau
Het klachtenpatroon bij coxartrose is vrij specifiek. Onderstaand volgen een aantal symptomen en klachten. 1 manklopen 2 pijn in de lies 3 ochtendstijfheid 4 pijn achterzijde bovenbeen Welke combinatie past het beste bij het klachtenpatroon van coxartrose: a b c d
21 meerkeuzevraag (2p)
In welk gewricht komt artrose het minst vaak voor: a b c d
22 meerkeuzevraag (2p)
combinatie 1, 2 en 3 combinatie 1, 2, 3 en 4 combinatie 1, 3 en 4 combinatie 2 en 3
CMC-1 gewricht DIP gewricht Ellebooggewricht Kniegewricht
Als patiënt B. op zijn linker been staat en zijn rechter been optilt, ‘zakt’ het bekken aan de rechterkant omlaag. Normaliter wordt dit ‘wegzakken’ van het bekken tegengegaan door contractie van een of meerdere spieren. Welke spier gaat het wegzakken aan de rechterkant tegen? a b c d
de linker m. gluteus maximus de linker m. gluteus medius de rechter m. gluteus maximus de rechter m. gluteus medius
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
23 meerkeuzevraag (2p)
7 / 14
Twee beweringen over glucosamine zijn: I Bij diabetes mellitus patiënten is glucosamine een bewezen veilig middel. II De meest voorkomende bijwerkingen van glucosamine zijn gastroïntestinaal van aard. Welke bewering(en) is (zijn) juist?
a b c d
24 meerkeuzevraag (2p)
bewering I juist juist onjuist onjuist
bewering II juist onjuist juist onjuist
Chondropathie komt voor in verschillende gradaties. Bij welke graad van chondropathie vind je fibrillaties aan de oppervlakte van het kraakbeen? a b c d
25 meerkeuzevraag (2p)
bij graad 1 bij graad 2 bij graad 3 bij graad 4
In de trigonum femorale mediale treffen we een aantal structuren aan. Welke structuren treffen we aan van lateraal naar mediaal? a b c d
26 meerkeuzevraag (2p)
Lymfeklieren, V. Femoralis, A. Femoralis en de N. Femoralis V. Femoralis, A. Femoralis, N. Femoralis en lymfeklieren Lymfeklieren, N. Femoralis, A. Femoralis en de V. Femoralis N. Femoralis, A. Femoralis, V. Femoralis en lymfeklieren
Bij bepaalde injecties dient men rekening houden met de lokalisatie van de n. ischiadicus. In het traject tussen sacrum en dij passeert deze zenuw (onder meer) a b c d
27 meerkeuzevraag (2p)
tussen tuber ischiadicum en trochanter major tussen lig. sacrospinale en sacrotuberale mediaal van het tuber ischadicum tussen de mm. gluteus medius en minimus
Op welke plaats komt decubitus vooral voor bij iemand met een lage dwarslaesie? a b c d
op het sacrum op het achterhoofd op het trochanter major op het tuber ischiadicum
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
28 meerkeuzevraag (2p)
8 / 14
Welke van onderstaande maatregelen werkt niet preventief voor decubitus? a b c d
29 meerkeuzevraag (2p)
Wat zijn klinische kenmerken van een collumfractuur? a b c d
30 meerkeuzevraag (2p)
van een mediale collumfractuur van een per-trochantere fractuur van een sub-trochantere fractuur
Wat is een erosie bij Reumatoide Artritis (RA)? a b c d
32 meerkeuzevraag (2p)
abductie en exorotatie adductie en endorotatie verkorting en endorotatie verkorting en exorotatie
Van welk type fractuur is necrose van de femurkop een mogelijke complicatie? a b c
31 meerkeuzevraag (2p)
mobiliseren geven van adequate voeding behandelen van incontinentie benen laag als patiënt in bed zit
een laesie van de meniscus bij RA een reumatische aantasting van een pees een aantasting van het bot nabij het gewricht een door een synovectomie aangetast gewricht
Bekijk onderstaande beweringen. I Nociceptieve pijn wordt niet veroorzaakt door weefselbeschadiging. II Bij reumatoide artritis zijn de pijnklachten overwegend van neuropathische aard. Welke bewering(en) is (zijn) juist? bewering I a juist b juist c onjuist d onjuist
33 meerkeuzevraag (2p)
bewering II juist onjuist juist onjuist
Bij sensibiliteitsonderzoek blijkt bij mevrouw G. de huid aan de dorsale en palmaire zijde van de pink en een gedeelte van de ringvinger gevoelloos. Welke zenuw is naar alle waarschijnlijkheid uitgevallen? a b c d
n. medianus n. musculocutaneus n. radialis n. ulnaris
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
34 meerkeuzevraag (2p)
9 / 14
Waarvan is de a.dorsalis pedis een voortzetting? a b c d
35 meerkeuzevraag (2p)
van de a. plantaris lateralis van de a. plantaris medialis van de a. tibialis anterior d. e a. tibialis posterior
Een patient met reumatoïde artritis klaagt over pijn in de voorvoeten bij het lopen. Bij je onderzoek vind je geen artritis, maar wel een doorgezakte voorvoet. Op de röntgenfoto van de voet zie je destructie van de metatarsophalangeale gewrichten. Wat is je eerste stap? a b c d
36 meerkeuzevraag (2p)
je geeft pijnstillers je verandert de DMARD’s van patiënt je vraagt de orthopeed voor een voorvoet reconstructie je stuurt patiënt naar de orthopedisch schoenmaker voor een schoenaanpassing (zolen met afwikkelbalk)
Een patiënt met artrose van de rechter knie heeft baat bij een loophulpmiddel zoals een wandelstok. Aan welke kant dient de stok gebruikt te worden? a b c
37 meerkeuzevraag (2p)
Welke rol spelen TNF-α en IL-1β bij gewrichtsontsteking? a b c d
38 meerkeuzevraag (2p)
links maakt niet uit rechts
verhoging van productie van andere pro-inflammatoire cytokinen en van matrixafbrekende enzymen verhoging van de productie van chemokinen osteoclastactivatie een combinatie van de drie bovenstaanden
Bekijk onderstaande beweringen. I RA kenmerkt zich meestal door een acute mono-artritis. II Jicht kenmerkt zich meestal door een acute mono-artritis. Welke bewering(en) is (zijn) juist? bewering I a juist b juist c onjuist d onjuist
bewering II juist onjuist juist onjuist
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
39 meerkeuzevraag (2p)
10 / 14
Welk ziektebeeld gaat meestal niet gepaard met een mono-artritis? a b c d
40 meerkeuzevraag (2p)
pseudo-jicht ziekte van Lyme psoriasis parvo-B19 virus infectie
Vier beweringen over het Complex Regionaal Pijn Syndroom (CRPS) zijn: I CRPS 2 is een mononeuropathie. II Een afwijkend EMG maakt het onderscheid tussen CRPS 1 en CRPS 2. III Ontkalking en/of cyste vorming op een X foto is bewijzend voor de diagnose CRPS1. IV Voor het stellen van de diagnose CRPS 1 is een positieve 3 fasen technetium scan bevestigend. Welk van de bovenstaande beweringen is juist? a b c d
41 meerkeuzevraag (2p)
bewering I bewering II bewering III bewering IV
Vier beweringen over een panaritium tendineum zijn: I Een panaritium tendineum is een infectie. II Een panaritium tendineum treft de extensoren. III Een panaritium tendineum wordt optimaal behandeld met antibiotica. IV Een panaritium tendineum presenteert zich V-vormig tussen wijsvinger en ringvinger. Welk van de bovenstaande beweringen is juist? a b c d
42 meerkeuzevraag (2p)
Wat past niet bij reumatoïde artritis a b c d
43 meerkeuzevraag (2p)
bewering I bewering II bewering III bewering IV
peesdestructie spierdestructie gewrichtskapseldestructie gewrichtskraakbeendestructie
Welke van onderstaande beweringen is juist a b c d
De nucleus pulposus is opgebouwd uit hyalien kraakbeen. De grootste krachtoverdracht in een wervel gaat via de achterste pijler. Het ligamentum longitudinale posterior ligt ventraal van de dura van het ruggenmerg. Een bewegingssegment van de wervelkolom bestaat uit één wervellichaam en twee tussenwervelschijven (disci).
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
44 meerkeuzevraag (2p)
11 / 14
Welke van de onderstaande beweringen is juist? a b c d
45 meerkeuzevraag (2p)
de lysis bij spondilolysis bevindt zich in de processus transversus spondylolysis geeft in 90% een spondylolisthesis bij een spondylolisthesis komt ischialgie zelden voor de meest voorkomende lokalisatie van een spondylolisthesis is L4 L5
In je praktijk heb je patiënten die iedere keer weer op je spreekuur staan vanwege lage rugklachten. Het valt op dat het vaak dezelfde personen zijn. Om voor jezelf een beeld te vormen van de morbiditeit in je praktijk vanwege lage rugklachten doe je een analyse van het aantal patiënten met deze diagnose. Je hebt een normpraktijk van 2500 patiënten. Hoeveel patiënten met lage rugklachten mag je ongeveer verwachten op basis van epidemiologische gegevens? Welke van de onderstaande antwoorden is juist? a b c d
46 meerkeuzevraag (2p)
100 200 300 400
Bekijk onderstaande stellingen. I Om de diagnose Bechterew te kunnen stellen moet er sprake zijn van sacroileitis op de bekkenfoto. II De hoeksteen van de behandeling van M. Bechterew bestaat uit oefentherapie. Welke bewering(en) is (zijn) juist? bewering I a juist b juist c onjuist d onjuist
47 meerkeuzevraag (2p)
Welke van onderstaande HLA typeringen is geassocieerd met M.Bechterew? a b c d
48 meerkeuzevraag (2p)
bewering II juist onjuist juist onjuist
HLA-DR4 HLA-B27 HLA-A29 HLA-B51
Bij patiënten met lage rugpijn kan men fysiotherapie voorschrijven. Wat is het meest ideale tijdstip om met fysiotherapie te starten bij patiënten met lage rugpijn? a b c d
tijdens de 1e week tijdens de 2e-6e week na het begin van de klachten na de 6e week na de 12e week
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
49 meerkeuzevraag (2p)
12 / 14
Welke bewering of beweringen over chronische aspecifieke lage rugpijn is juist? a b c d
50 meerkeuzevraag (2p)
De lumbale lordose wordt onmiskenbaar versterkt door aanspanning van linker en rechter musculus: a b c d
51 meerkeuzevraag (2p)
rectus abdominis iliacus psoas major quadratus lumborum
Is het zinvol om een combinatie van een NSAID + Vitamine B voor te schrijven bij patiënten met chronische lage rugpijn? a b c
52 meerkeuzevraag (2p)
de belangrijkste oorzaak is verkramping van spieren de behandeling moet gericht worden op de oorzaak de belangrijkste oorzaak is discusdegeneratie op de onderste twee niveaus de beweringen onder a,b en c zijn onjuist
nee, toevoeging van vit B heeft geen meerwaarde nee, de combinatie NSAID + vit B heeft alleen effect bij acute lage rugpijn ja, toevoeging van vit B heeft meerwaarde
Twee beweringen zijn Bij acute aspecifieke lage rugklachten wordt primair gekozen voor paracetamol vanwege het feit dat: I deze keuze het beste effect heeft II deze keuze de minste bijwerkingen heeft Welke bewering(en) is (zijn) juist?
a b c d
bewering I juist juist onjuist onjuist
bewering II juist onjuist juist onjuist
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
13 / 14
53 meerkeuzevraag (2p)
Na een periode van een half jaar komt wederom een 48-jarige manager op uw spreekuur. Destijds had hij last van de rug en eiste dat er een röntgenfoto van de rug werd gemaakt. U gaf hem paracetamol 500 mg 4-6 dd en zag hem daarna niet meer terug. Deze keer heeft hij weer rugklachten nadat hij bij het golven een nogal ruwe swing heeft gemaakt. De klachten zijn volgens zijn zeggen veel erger dan voorheen en stralen nu uit tot net boven de knie. Hij heeft last van ochtendstijfheid en bij draaien worden de klachten erger. Ook nu blijft hij hameren op het maken van een röntgenfoto. Wat is uw advies aan de manager: (geef het juiste antwoord alternatief)? Welke van onderstaande adviezen geeft u aan de manager? a b c d
54 meerkeuzevraag (2p)
U maakt liever geen röntgenfoto maar een MRI-scan. Een röntgenfoto is nu niet zinvol, het is veel beter om te beginnen met medicamenteuze therapie net als de vorige keer. U stemt pas in met röntgenonderzoek als de klacht na twee weken medicamenteuze therapie en 6 weken fysiotherapie nog niet is verdwenen. De ochtendstijfheid wijst op spondylolyse en dan is een röntgenfoto geïndiceerd.
Na een polsfractuur bij een kind van tien jaar ontstaat een vroegtijdige sluiting van de groeischijf van de distale radius. Welke deformiteit van de onderarm zal ontstaan? a b c d
55 meerkeuzevraag (2p)
een verkorting van de onderarm en een radiaal-deviatie van de pols een verlenging van de onderarm en een radiaal-deviatie van de pols een verkorting van de onderarm en een ulnair-deviatie van de pols een verlenging van de onderarm en een ulnair-deviatie van de pols
Een vijfjarig meisje breekt haar been waardoor een vroegtijdige complete sluiting van de distale femurgroeischijf optreedt. Welk beenlengteverschil zal hierdoor ontstaan? a b c d
56 meerkeuzevraag (2p)
een beenlengteverschil van ongeveer 2 cm een beenlengteverschil van ongeveer 4 cm een beenlengteverschil van ongeveer 8 cm een beenlengteverschil van ongeveer 12 cm
Bekijk de volgende fysisch diagnostische kenmerken: 1 asymmetrische luchtfiguur in de taille 2 beenlengteverschil 3 gibus 4 schouder asymmetrie Welke combinatie van bovenstaande kenmerken is klassiek voor een idiopathische scoliose? a b c d
kenmerken 1, 2 en 3 kenmerken 1, 2 en 4 kenmerken 1, 3 en 4 kenmerken 2, 3 en 4
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a
Thema 4.1 / Tentamen A
57 meerkeuzevraag (2p)
14 / 14
Bekijk de volgende vier ziektebeelden: I II III IV
Osteogenesis imperfecta Syndroom van Ehlers-Danlos Syndroom van Marfan Ziekte van Scheuermann
Welk ziektebeeld geeft meer aanleiding tot kyfosering van de wervelkolom dan tot scoliose? a b c d
58 meerkeuzevraag (2p)
ziektebeeld I ziektebeeld II ziektebeeld III ziektebeeld IV
Bekijk onderstaande beweringen. I Klompvoeten komen minder vaker voor bij jongens dan bij meisjes. II Klompvoeten worden veroorzaakt door een dwanghouding in utero. III De meeste klompvoeten behoeven geen chirurgische behandeling. IV Goed gecorrigeerde klompvoeten behoeven geen speciaal kinderschoeisel. Welke van bovenstaande beweringen is juist? a b c d
59 meerkeuzevraag (2p)
bewering 1 bewering 2 bewering 3 bewering 4
Bij een purulente artritis van het heupgewricht van een zuigeling moet de heup binnen 24 uur chirurgisch worden gedraineerd. Waarom moet deze ingreep zo snel plaatsvinden? a b c d
om de gewrichtstamponnade op te heffen omdat het kind anders sterft door de sepsis omdat de antibiotica onvoldoende penetratie in het gewricht hebben omdat de pathogene micro-organismen het kraakbeen van de heup in korte tijd kunnen verwoesten
Einde Dit was de laatste vraag van het tentamen. Controleer of je je naam op alle pagina’s van de antwoordbladen hebt gezet en lever het tentamen, de antwoordbladen en het computerformulier in.
2004 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2004-2005 \ 4.1 Tentamen A - 20041014a