gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
Televisie en radiozendmast Sint Pieters Leeuw
•
Bijlage IIIa: toelichtingsnota - tekst definitief
gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan televisie en radiozendmast Sint Pieters Leeuw
colofon
samenstelling Vlaamse overheid Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Ruimtelijke Planning
verantwoordelijke uitgever Departement RWO – Ruimtelijke Planning Phoenix-gebouw Koning AlbertII-laan 19 bus 11 1210 Brussell
INHOUDSTAFEL
DEEL 1 - DECRETAAL KADER............................................................................................................. 4 DEEL 2 - RUIMTELIJK KADER: IN UITVOERING VAN HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN ................................................................................................................... 1 A. AANLEIDING ...................................................................................................................................... 1 B. UITVOERING GEVEN AAN HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN ............................................ 1 DEEL 3 – LOCATIEKEUZE .................................................................................................................... 1 A. NOODZAAK VOOR DE INPLANTING VAN EEN (HOGE) ZENDMAST VOOR TELEVISIE EN RADIO .................... 1 B. LOCATIEKEUZE ................................................................................................................................. 3 DEEL 4- AANDACHTSPUNTEN ALS GEVOLG VAN SECTORALE REGELGEVING...................... 15 A. EXTERNE RISICO’S VOOR ZWARE ONGEVALLEN WAARBIJ GEVAARLIJKE STOFFEN ZIJN BETROKKEN ....... 15 A.1. Toepasselijke regelgeving......................................................................................................... A.2. Aanwezigheid van Seveso-bedrijven ........................................................................................ B. PLAN-M.E.R. (MILIEU-EFFECTENRAPPORT)....................................................................................... 15 B.1. Toepasselijke regelgeving......................................................................................................... C. PASSENDE BEOORDELING ................................................................................................................ 15 D. WATERTOETS ................................................................................................................................. 16 D.1. Toepasselijke regelgeving / overstromingsgebieden ................................................................ DEEL 5 - WIJZIGINGEN TEN AANZIEN VAN HET UITVOERINGSPLAN ALS GEVOLG VAN DE DOORLOPEN GOEDKEURINGSPROCEDURE.................................................................................. 17 A. WIJZIGINGEN ALS GEVOLG VAN BEMERKINGEN OP DE PLENAIRE VERGADERING ................................... 17 A.1. Grafisch plan ............................................................................................................................. B. WIJZIGINGEN ALS GEVOLG VAN BEMERKINGEN TIJDENS HET OPENBAAR ONDERZOEK ........................... 17 B.1. Grafisch plan ......................................................................................................................... 17 B.2. Stedenbouwkundige voorschriften ........................................................................................ 17 B.3. Toelichtingsnota .................................................................................................................... 17 DEEL 6 - GRAFISCH PLAN EN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN............................... 18 TOELICHTING VOORSTEL DEELGEBIED........................................................................................... 8 A. BESTAANDE FEITELIJKE EN JURIDISCHE TOESTAND .............................................................................. 8 A1. Bestaande feitelijke toestand ................................................................................................... 8 A2. Bestaande juridische toestand ................................................................................................. 9 B. VERTALING VAN INHOUDELIJKE ELEMENTEN NAAR VERORDENENDE VOORSCHRIFTEN .......................... 10 B1. Ruimtelijke visie...................................................................................................................... 10 B2. Verordenende voorschriften ................................................................................................... 10 C. OP TE HEFFEN BEPALINGEN ............................................................................................................. 11 D. RUIMTEBALANS ............................................................................................................................... 11
DEEL 1 - Decretaal kader Voorliggend voorstel voor de inplanting van een televisie- en radiozendmast te Sint Pieters Leeuw wordt opgemaakt als een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan volgens art. 37 t.e.m. 43 van het decreet op de ruimtelijke ordening1. Deze nota is de toelichting bij het grafisch plan en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften. Het bevat de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, een weergave van de feitelijke en juridische toestand en waar nodig de op te heffen voorschriften. Deze elementen behoren volgens art. 38 § 1 tot de inhoud van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Enkel het grafisch plan en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht. De bijhorende toelichtingsnota heeft als dusdanig geen verordenende kracht, maar is inhoudelijk onderdeel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het grafisch plan en de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften kunnen steeds in hun context van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bekeken worden.
1 In deze tekst wordt met het decreet op de ruimtelijke ordening bedoeld: decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (B.S. 8.6.1999), met zijn wijzigingen. De volledige teksten van de decreten zijn raadpleegbaar via www.ruimtelijkeordening.be .
DEEL 2 - Ruimtelijk kader: In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen2 A. Aanleiding De Raad van State heeft op 06.06.02 de gewestplanwijziging van 20.01.93 voor een VRT-zendmast te Sint Pieters Leeuw nietig verklaard (arrest nr. 107.437), met name vanwege de te gebrekkige ruimtelijke argumentatie. Op 11 juli 2005 vernietigde de Raad van State ook de bouwvergunning van 21.10.97 (de tweede) voor het oprichten van de zendmast in Sint Pieters Leeuw (arrest 147.558). Dit noopt de overheid tot een specifiek planningsinitiatief waaruit de locatiekeuze duidelijk beargumenteerd wordt. Gelet op de omvang en reikwijdte van deze specifieke voorziening is een afweging op Vlaams niveau noodzakelijk. Het betreft immers een zendmast die een groot deel van het land bestrijkt.
B. Uitvoering geven aan het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen doet geen specifieke uitspraken in verband met televisieen radiozendmasten in Vlaanderen. Het richtinggevend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen3 bepaalt echter voor de niet aan wonen gekoppelde gemeenschaps- en nutsvoorzieningen dat deze moeten voldoen aan de volgende ruimtelijke randvoorwaarden: •
De schaal van de voorziening sluit aan bij de schaal van het landschap
•
De omvang van de voorziening tast de structuur en de functie van de structuurbepalende functies van het buitengebied niet aan.
Een specifieke ruimtelijke afweging is derhalve noodzakelijk. In het geval van een televisie en radiozendmast wordt deze afweging echter gedomineerd door technische randvoorwaarden en specifieke zendtechnische vereisten. Anderzijds kunnen landschappelijke kenmerken en de kwetsbaarheid van een gebied een rol spelen in de locatiekeuze. Hierop wordt in volgend hoofdstuk verder ingegaan.
DEEL 3 – Locatiekeuze A. Noodzaak voor de inplanting van een (hoge) zendmast voor televisie en radio In 1983 stortte in Waver een getuide antennemast neer. Het was de belangrijkste zendmast in het midden van het land. Hij deed ook dienst als tussenschakel in het straalverbindingsnet dat de radioen tv-signalen bracht naar de zenders in heel het land. Door dit ongeval konden de luisteraars en kijkers in het midden van België een aantal radio- en tv-programma’s niet meer rechtstreeks ontvangen. Noodinstallaties brachten enig soelaas maar konden geen deugdelijke vervangende oplossing bieden. Een nieuwe zendmast met een voldoende zendbereik was nodig. Hoge zendmasten voor radio en televisie raken niet achterhaald door de huidige en toekomstige technische ontwikkelingen, wel integendeel: ze worden daarbij nog belangrijker en beantwoorden daarom nog altijd aan een maatschappelijke behoefte. 4 Voor de radio • Vandaag en in de nabije toekomst blijft FM via draadloze ontvangst de dominerende technologie. Draadloze ontvangst vereist zenders en dus onvermijdelijk ook zendmasten. • Voor draagbare en mobiele (autoradio) ontvangst is er buiten draadloze ontvangst geen alternatief beschikbaar.
2
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen kan u raadplegen op www.ruimtelijkeordening.be .
3 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, Gewenste Ruimtelijke Structuur, Gemeenschaps- en nutsvoorzieningen, p. 421. 4
Uit onderzoek VRT naar noodzaak en technologie van hoge zendmasten, 1997-2004
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 1
• •
•
Voor vaste ontvangst zijn er alternatieven, maar het gebruik ervan blijft zeer beperkt: kabelradio haalt geen marktaandeel, radiosatellietontvangst is marginaal en radio via het internet richt zich hoofdzakelijk tot PC-gebruikers. Dat de FM-technologie verre van achterhaald is, bewees de enorme belangstelling in 2003 voor de toekenning door de Vlaamse overheid van licenties voor FM-frequenties voor particuliere radio. Die radiostations maken eveneens gebruik van aardse zenders en antennes. Q-Music, 4FM en de regionale omroepen maken gebruik van alle hoge VRT-zendmasten, ook die van Sint-PietersLeeuw. Ook in de ons omliggende landen blijft FM-radio het belangrijkste medium, zo ook de noodzaak aan hoge zendmasten. In de verdere toekomst zal de analoge FM vervangen worden door digitale alternatieven: o
o
T-DAB (Terrestrial Digital Audio Broadcasting). DAB is een Europees digitaal systeem dat specifiek ontwikkeld werd voor mobiele radio-ontvangst met CD-kwaliteit. Vandaag wordt DAB uitgezonden in de meeste Europese landen en zijn de DAB-ontvangers op de markt. Ook de VRT is reeds in 1997 gestart met DAB-uitzendingen zoals opgelegd in de beheersovereenkomst, en vandaag wordt nagenoeg heel Vlaanderen met dit systeem bediend. DRM (Digital Radio Mondial) en DMB (Digital Multimedia Broadcast). DRM en DMB zitten Europees in een vergevorderde proeffase en worden de komende jaren gelanceerd. DRM wordt al door meerdere omroepen waaronder RTL, operationeel gebruikt.
Ook voor deze nieuwe digitale omroeptechnieken blijven hoog opgestelde zendantennes nodig. In casu worden door de VRT alle hoge zendmasten, waaronder die in Sint-Pieters-Leeuw, gebruikt voor de uitzendingen van DAB. In Nederland worden momenteel enkele nieuwe zendmasten gepland voor de digitale transmissie. Voor televisie Vandaag is nog steeds een analoog zendsysteem in gebruik. Ook al is de overgrote meerderheid van de kijkers aangesloten op de kabel, toch blijft er een belangrijke minderheid die de programma’s van de VRT met eigen antenne ontvangt. In het bijzonder de 2e of 3e televisies zijn vaak niet op de kabel aangesloten. Satellietontvangst in Vlaanderen is niet doorgebroken en blijft marginaal. Trends. In Groot-Brittannië werd een grootschalig DVB-T zendernet uitgebouwd op de bestaande zendmasten voor analoge tv-uitzendingen. Ruim 5 miljoen Britse gezinnen ontvangen begin 2005 reeds deze digitale uitzendingen. In al onze buurlanden wordt DVB-T opgestart. In België besliste de RTBF om zijn proefproject in Brussel uit te breiden tot volledig Wallonië. In Vlaanderen hebben VRT en Belgacom in 2002-2003 het proefproject “digitaal thuisplatform” of “IO” uitgevoerd. Het steunde op een unieke combinatie van digitale uitzendingen via de ether (DVB-T) en van een retourkanaal via ADSL, later GPRS of UMTS. Het bestaande TV- en radioaanbod wordt daarbij verrijkt en aangevuld met nieuwe toepassingen: interactieve TV, Internettoegang, mail, Chat SMS, … Na afloop van het proefproject werd het DVB-T-zendernet uitgebreid met zenders in onder andere Sint-Pieters-Leeuw, waardoor overal in Vlaanderen de VRT-programma’s één en Ketnet/Canvas in digitale kwaliteit kan ontvangen worden. Analoge televisie is niet toekomstgericht, de afschakeling wordt verwacht tegen uiterlijk 2012. Digitale televisie volgens de Europese normen DVB-T en DVB-H (Digital Video Broadcasting – Terrestrial en Handheld) is dat wel. Met DVB-T en DVB-H wordt ontvangst met draagbare, mobiele en handheld toestellen mogelijk. Voor draagbare en mobiele ontvangst is er (net zoals voor radio, GSM, UMTS, …) geen ander alternatief dan te werken met zenders en zendmasten. Ook voor DVB-T en DVB-H is een combinatie van hoge zendmasten en steunzenders nodig. Een recente studie van de RAI gepresenteerd op IBC2005 in Amsterdam toont aan dat uitzenden met hoge zendmasten meer dan 10 keer efficiënter is dan met een cellulair netwerk met enkel lage zendmasten. Voor transmissie Zendmasten dienen niet enkel voor uitzending van radio- en tv-programma’s, zij worden ook gebruikt voor transmissie van audio- en videosignalen van en naar het Omroepcentrum aan de Reyerslaan in Brussel. Bijvoorbeeld voor de verdeling van de omroepsignalen naar de zenders, als ontvangst- en tussenpunt voor nieuws- en sportberichtgeving, voor het signaaltransport bij rechtstreekse TVuitzendingen, voor de ontvangst van helikopterverbindingen bij wielerwedstrijden, ... . Voor al deze toepassingen bestaan alternatieven via kabel of satelliet. In een aantal gevallen worden ze ook gebruikt (denk aan SNG-wagens voor nieuwsgaring). In veel andere gevallen zijn de alternatieven veel duurder dan straalverbindingen via zendmasten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 2
B. Locatiekeuze De afweging van een locatie voor een televisie- en radiozendmast wordt bepaald door : •
De plaats in het breder zendernetwerk
•
De assignatie van de frequenties (bepaald door akkoord van Genéve van 1984)
•
Zendtechnische vereisten o
De hoogte van de constructie:
o
Relatie met het reliëf (positie ten opzichte van valleien en heuvels)
o
De hoogte van het gebied
•
Technische beperkingen bepaald door andere factoren
•
Andere ruimtelijke criteria
B 1. De zender maakt deel uit van een zendernetwerk Een zendmast is geen alleenstaande constructie, hij maakt deel uit van een zendernetwerk. Dat netwerk moet een goede ontvangstkwaliteit waarborgen in het volledig te bedienen gebied: in casu in heel Vlaanderen en Brussel. Een landelijke spreiding van meerdere zendinstallaties (zenders, masten en antennes) is derhalve vereist. Hun aantal hangt af van het vermogen van de zendapparatuur en van de hoogte waarop de zendantennes kunnen geplaatst worden. Voor radio en televisie volstaan 4 hoge masten met grootvermogenzenders, eventueel aangevuld met enkele kleinere steunzenders, om Vlaanderen en Brussel te dekken. Voor digitale radio en televisie geldt hetzelfde principe, weliswaar met meer tussenliggende kleinere zenders. Zonder Sint Pieters Leeuw zijn er drie bestaande hoge zendmasten: Egem, Schoten en Genk. Er is duidelijk een niet verzorgd gebied rond Brussel, met als middelpunt een punt ten zuiden van Brussel. Figuur 01 toont aan dat het met drie zenders niet mogelijk is om het volledig gebied te bedekken. Er moet dus een vierde zender ingeplant worden.
Figuur 01. Netwerk met 3 zenders
Conclusie: er is een vierde zendmast noodzakelijk.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 3
B 2. Afweging mogelijkheden bij bestaande installaties (enkel te Veltem en Waver) • Veltem. De bestaande zendmast in Veltem gebruiken is geen alternatief. Deze mast is namelijk slechts 100 m hoog en ligt in de aanvliegroutes van de luchthaven van Zaventem. Deze mast kan dus nooit verhoogd worden. Bovendien zal wanneer Veltem gebruikt wordt als locatie voor de 4e zender er een duidelijk probleem zijn met de dekking ten zuiden en westen van Brussel – zie figuur 02. • Waver. Reeds op 26.04.90 vroeg de Vlaamse Executieve extra onderzoek naar de meest recente technologie en ook naar de mogelijkheid om een koppeling te leggen met een antennemast te Waver. Dit onderzoek toonde aan (vaststelling Vlaamse Executieve 27.06.90) dat een hoge mast noodzakelijk is (met name voor ontvangst draagbare toestellen en autoradio’s), de mast te Waver is technisch niet sterk genoeg om het hele gebied te voorzien. Het zendcentrum in Waver komt niet langer in aanmerking voor de nieuwe mast. Waver ligt verder buiten het grondgebied van de Vlaamse Gemeenschap, op het terrein zijn reeds diverse masten aanwezig en bovendien ligt Waver dwars op de Zennevallei waardoor die (dicht bevolkte) vallei slecht bedekt werd. Deze situatie zou momenteel hetzelfde zijn.
Figuur 02. Netwerk van 3 zenders aangevuld met bestaande site Veltem Conclusie: de bestaande installaties komen niet in aanmerking.
B 3. De frequentieassignatie bepaalt de regio waar de zendmast geplaatst moet worden Waar precies een zendmast vereist is, wordt dus bepaald door het zendernetwerk waarvan hij deel uitmaakt. Er is een netwerk nodig van meerdere zenders waarvan de som van de individuele dekkingen heel Vlaanderen en Brussel overspant. Zowel voor radio als voor televisie bestaan er internationale frequentieassignatieplannen. Voor FM-radio is dat bijvoorbeeld het frequentieplan als bijlage aan het Akkoord van Genève van 1984 (‘Regionaal akkoord met betrekking tot het gebruik van de band 87,5 – 108 MHz voor klankradio-omroep in frequentiemodulatie in Regio 1 en een gedeelte van Regio 3’). Dit Akkoord met bijbehorend plan werd door België ondertekend. Een frequentieassignatie is het recht om op een theoretisch vastgelegde plaats een welbepaalde frequentie te gebruiken, met een welbepaalde antennehoogte en een welbepaald vermogen. Die assignaties zijn zo bepaald dat ze elkaar niet storen en dat ze samen een volledige dekking kunnen geven. De akkoorden voorzien dat de werkelijke zender geplaatst kan worden binnen de 15 km rond de theoretische locatie. Als men daarvan afwijkt, bestaat het risico andere assignaties te storen en kan geen volledige dekking meer gerealiseerd worden. Het startpunt ligt hierdoor geografisch reeds vrij nauwkeurig vast. Het frequentieplan in bijlage bij het “Akkoord van Genève, 1984” bevat voor de Vlaamse hoogvermogenzenders twee verschillende theoretische locaties voor de FM-zenders in de omgeving van Brussel (zie ook figuur 03): • De locatie met als coördinaten 50°N46’ en 4°E25’ voor de frequenties 89,5 MHz; 91,7 MHz en 93,7 MHz en genaamd “Waver-Overijse”. • De locatie met als coördinaten 50°N51’ en 4°E15’ voor de frequentie 100,6 MHz en genaamd “Brussegem”.5
5
In het plan van Genève 1984 determineren de coördinaten de ligging van de theoretische locatie. De naam ervan is slechts indicatief en hoeft dus niet de naam te zijn van de gemeente waarin de coördinaten liggen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 4
Figuur 03 – twee theoretische punten met gebied van 15 km daar rond
B 4. Afweging van een nieuwe locatie bepaald door zendtechnische vereisten Vanuit de assignatie van de frequentie komen dus twee gebieden naar voren: één ten noorden en één ten zuiden van Brussel (zie figuur 03). Om te vermijden dat 2 zendmasten gebouwd moeten worden, dient één locatie gezocht te worden op minder dan 15 km van de theoretische locaties. Het Akkoord van Genève laat immers geen grotere verplaatsing dan 15 km toe. I - Hoogte van de zendmast De hoogte van de zendmast is bepalend voor een optimale dekking. Om zowel het laaggelegen centrum van Brussel als het hoger gelegen gedeelte van Vlaams-Brabant in gunstige voorwaarden te bereiken met FM- en TV-uitzendingen, moet een zendmast van circa 300 meter hoog ingeplant worden. De hoogte van 300 m volgt uit de assignaties in het frequentieplan: die is 250 m voor FM en 300 m voor TV. Figuur 04 toont de dekking voor een zender ten zuiden van Brussel en met een hoogte van slechts 100 m. Er is een duidelijk probleem zichtbaar ten oosten van Brussel. Dit probleem is niet meer aanwezig als op dezelfde opstelplaats, een hoogte van 250-300 m wordt aangehouden. Het probleem is hier nagenoeg verdwenen
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 5
Figuur 04A
Figuur 04B
Netwerk van 3 zenders aangevuld met nieuwe lage antennemast (100m) ten zuiden van Brussel
Netwerk van 3 zenders aangevuld met nieuwe hoge antennemast (250-300m) ten zuiden van Brussel
Conclusie: de hoogte van de mast dient 300 meter te zijn
II - Positie (ten opzichte van het reliëf)
Als er signalen worden uitgezonden dienen die ook ontvangen te worden. Dit kan alleen als de ontvangers bereikt kunnen worden. Het centrum van Brussel ligt op een hoogte van 20m boven de zeespiegel, de gebieden rond Brussel liggen hoger. Als daar een zendmast van 300m op wordt geplaatst kan het gebeuren dat Brussel niet bereikt wordt, ze ligt in dit geval in de zogenaamde ‘schaduwzone’. Het zelfde geldt voor de afstand tot Brussel (hoe verder gelegen hoe kleiner de hoek).
Schaduwzone
Om Brussel te kunnen bedienen is het enige gebied dat wel in aanmerking komt de Zennevallei, meer bepaald in de langsrichting ervan. Een locatie dwars op de Zennevallei zou namelijk voor gevolg hebben dat de signalen over Brussel zouden gestraald worden. In concreto komt dit neer dat een locatie moet worden gezocht in de langsrichting van de Zennevallei, op een tiental kilometer ten zuiden van het Brussels stadscentrum.Op de figuren 05 en 06 wordt dit grafisch weergegeven. Conclusie: gebieden ten oosten van de hoge gebieden te Beersel of ten noordwesten van de hoge gebieden van Sint Pieters Leeuw komen niet meer in aanmerking. Een locatie aan de noordzijde van Brussel wordt hiermee uitgesloten omdat dan niet heel het gebied bedekt kan worden.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 6
Zuunbeek
Zenne Tien km ten zuiden van stadsrand Brussel.
Drie assen in langsrichting vallei
Figuur 05
Figuur 06
Gebied van vijf en tien kilometer ten zuiden van de Brusselse stadsrand
Drie (hogere) assen die voor situering in aanmerking komen in de langsrichting van de Zennevallei
III - Hoogte van het gebied Een zendmast gesitueerd op hoger gelegen grond zal de hoogte (en de kosten) kunnen beperken en een groter zendbereik hebben. Industriegebieden of andere bebouwde gebieden langs het kanaal liggen in dit verband te laag (tot maximaal 35m) en zijn geen alternatief. Op de kaart worden illustratief de hoger gelegen gebieden aangeduid (zie figuur 07). Er zijn drie hoger gelegen gebieden: •
•
Een tweetal gebieden ten westen van de Zenne (gebieden 60 meter en hoger zijn ter oriëntatie aangeduid). o
Ten noorden van de Zuunbeek – dit gebied ligt vanwege de bocht van de Zenne al min of meer dwars op de vallei, een ander deel ligt ook buiten het 15km gebied dat door de assignatie Genève is aangeduid. Daarom blijft enkel het meest zuidelijk gedeelte nog over.
o
Ten zuiden van de Zuunbeek in de gemeente Sint Pieters Leeuw.
Een gebied ten oosten van de Zenne (te Beersel); Hier is het gebied bijna in zijn geheel hoger zelfs tot over de 100m. Dit gebied heeft sterkere hoogteverschillen onder meer omwille van de bocht in de rivier (op de kaart wordt enkel de 60m grens aangeduid). Dit gebied is meer bebost en er is relatief meer bebouwing (inclusief een deel in het Brussels gewest). Dit heeft echter, vanwege de totale hoogte van de mast zendtechnisch een minder doorslaggevende rol.
Voorlopige conclusies Op basis van dit criterium en de voorgaande zijn er vier concrete alternatieve locaties aan te duiden. Elk van deze locaties met een ruimere zoekzone er omheen is indertijd overigens ook in overweging genomen. De locatie te Beersel is het hoogst gelegen en daarom de eerste keuze. De Brusselbaan was de tweede keuze van de toenmalige BRT en de twee andere locaties zijn indertijd ook door de gemeente Sint Pieters Leeuw voorgesteld. 1. Brusselbaan (nabij de watertoren te Sint Pieters Leeuw) – op 55 m. 2. Bruine Put (te Beersel) – op 110 m. 3. Hoge Bossen (te Sint Pieters Leeuw) – op 60 m. 4. Malou (Victor Maloustraat te Sint Pieters Leeuw) – op 57 m
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 8
Figuur 07 – hoogte van gebieden die voor situering in aanmerking komen
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 9
B 5. Technische beperkingen bepaald door andere factoren (met name de luchtvaart) Een zendmast van 300 meter kan hinder of onveilige situaties veroorzaken voor de luchtvaart, zowel de burgerlijke als de militaire. Op basis van een advies van het Bestuur der Luchtvaart wordt een locatie verboden of worden er restricties opgelegd. Zo kan dit Bestuur een maximale constructiehoogte, bepaalde afstanden of andere randvoorwaarden opleggen. Op 02.12.83 vroeg de BRT aan het Bestuur der Luchtvaart een advies voor de locatie te Beersel (Bruine Put). Dit Bestuur oordeelde dat “door de nabijheid van de luchthaven van Zaventem de inplanting van een 300 meter hoge antennemast in een aantal gebieden ten zuiden van Brussel uitgesloten is. Déze locatie zou een reëel gevaar kunnen betekenen voor opstijgende vliegtuigen die gebruik maken van vertrekroute CID 2D die tijdens het weekeinde wordt gebruikt.” (03.02.84). Voor de locatie aan de Brusselbaan wordt op 11.04.84 wel toelating gegeven mits wordt voldaan aan een aantal technische randvoorwaarden. Voor de locatie Hoge Bossen gaf het Bestuur der Luchtvaart op 17.05.85 te kennen dat ze “zo dicht bij één van beide opgelegde opstijgings- en dalingsassen van de aanvliegroute van de bestaande helihaven te Sint Pieters Leeuw dat een antennemast op die plaats een onaanvaardbare hindernis zou zijn voor de veilige uitbating van deze helihaven (zie voor meer info: http://www.hsb.be/byair.htm De locatie Malou kreeg toen wél een positief advies, indien het gesitueerd zou worden ten oosten van de hoogspanningslijn. Daarenboven toonden theoretische berekeningen, uitgevoerd door de Sabena aangaande hinder aan dat voor het meest kritische vliegtuig (en in geval dat één motor buiten gebruik raakt) en in functie van variabele cross-winden dat de voorkeur uitgaat naar de locatie Malou. In de huidige omstandigheden worden deze eerdere adviezen door het bestuur der luchtvaart bevestigd. Dit bestuur gaf dan ook geen negatief advies in functie van de plenaire vergadering.
Figuur 08 Drie mogelijke locaties op topografische kaart gesitueerd. De paarse pijlen duiden op beperkingen vanuit de luchtvaart. De driehoeken geven de richting van het reliëf aan (zichtbaarheid in landschap) Verder zijn de helihaven, de watertoren en de hoogspanningsleiding aangeduid
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 10
Figuur 09 Helihaven Sint Pieters Leeuw Bron: http://www.hsb.be/byair.htm
B 6.
Andere ruimtelijke criteria
De drie locaties in de gemeente Sint Pieters Leeuw zijn gelegen in het Centraal Pajottenland (cfr. Landschapsatlas van Vlaanderen). Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan situeert deze drie locaties op de rand van twee deelruimten: de Zennevallei en het de ‘landelijke kamer west’. Het belangrijkste ruimtelijk element dat hier wordt vernoemd is de Zuunbeek. Ook het glooiend landschap, de kasteelsites en de agrarische functie zijn kenmerkend voor dit gebied. Naast de genoemde technische vereisten zijn er andere (ruimtelijke) criteria waarmee rekening moet worden gehouden. In de eerste plaats (cfr RSV) de positie in het landschap, de kwetsbaarheid van het gebied en de mogelijkheid om te bundelen met een andere infrastructuur. Hierop wordt verder ingegaan: • Locaties nabij bebouwing of bedrijventerreinen verdienen de voorkeur vanwege de mogelijkheid om te bundelen. In dit geval komt (vanwege de hoogte-eis) geen van dit soort gebieden in beeld. • Inpassen in het landschap / kwetsbaarheid gebied – De verschillende locaties worden afgewogen ten opzichte van het omringende gebied, rekening houdend met de aanwezigheid van belangrijke natuurlijke en ecologische waarden, de waarde voor de landbouw (bijvoorbeeld of de zone in een ruilverkaveling is gelegen), de aanwezigheid van beschermde landschappen) – zie figuur 10. Uit de figuur blijkt duidelijk dat de locaties Hoge Bossen en Bruine Put in kwetsbaardere gebieden (valleien, bossen, habitatrichtlijngebieden, etc) zijn gelegen dan de beide andere locaties. Alle vier de locaties zijn gelegen in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied en het is evident dat de impact van zo’n hoog bouwwerk op het landschap in alle gevallen groot zal zijn. Dit betekent dat in alle gevallen extra aandacht moet uitgaan naar de vormgeving ervan. Uitgaande van dit criterium blijven twee locaties over: Brusselbaan en Malou. Bijkomend onderzoek van het huidig landschap geeft volgende resultaten (zie figuren 11 en 12): • Relatie met bebouwing. Het gebied Brusselbaan is bijna onbebouwd. Er zijn enkele boerderijen. Rond de locatie Malou zijn wat meer boerderijen, een woonlint langs de weg naar Pepingen en een heliport zijn relatief dichtbij gelegen. • Relatie met andere (waardevolle) elementen in het landschap. Bij de locatie Brusselbaan is een pas gerenoveerde monumentale watertoren. Deze is kenmerkend voor dit gebied en is zichtbaar vanuit een ruime omgeving. Een zendmast van 300 m zou dit zicht verstoren. Iets verder is het Hof te Gaspeldoren. Nabij Malou is een kleine (lagergelegen) beekvallei en een bebost kasteelpark waarin een villa staat (Hof ter Heide). • Openheid van het landschap. Rond de locatie Brusselbaan is het landschap helemaal open. Er zijn nauwelijks bomen of beplanting. Rond Malou zijn er verschillende bomenrijen, een bosje en is het landschap meer gecompartimenteerd. • Landbouw is de hoofdfunctie in beide gevallen. • Zichtbaarheid en reliëf. Het gebied rond de Brusselbaan ligt in een glooiend landschap, dat goed zichtbaar is komende vanuit Gaasbeek. Ook komende van het centrum van Sint Pieters Leeuw is deze plaats goed zichtbaar. Bij Malou is het reliëf dwars op de wegen wat maakt dat het gebied pas beter zichtbaar is als je er naartoe draait. • Bundeling met andere zichtbare leidingen of nutsvoorzieningen in de buurt heeft de voorkeur boven andere –enkel bij de locatie aan de Victor Maloustraat is een hoogspanningsleiding van 300 Kv aanwezig, inclusief pylonen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 11
•
Ontsluiting. Omdat het personen of goederentransport naar een zendmast relatief beperkt is, zijn er ook geen specifieke vereisten naar ontsluiting. Momenteel hebben vier personen van de VRT (onderhoudspersoneel) hier hun standplaats.
Conclusie: – vanwege de openheid van het landschap zou een zendmast meer zichtbaar zijn op de locatie Brusselbaan. Deze mast zou een storend element vormen in dit nagenoeg ongeschonden landschap en ook de kenmerkende watertoren in de schaduw zetten. Verder is de locatie Malou een beetje hoger gelegen dan de omgeving van de watertoren en is dit gebied meer gecompartimenteerd en landschappelijk al meer geschonden door de hoogspanningsleiding en de heliport. Ongeveer dit zelfde standpunt heeft de gemeente Sint Pieters Leeuw reeds ingenomen in 1984 toen de BRT een principeaanvraag deed bij de dienst Stedenbouw voor de locatie aan de Brusselbaan. In haar standpunt stelde de gemeente twee alternatieve locaties voor (dd 13.06.84): de zone Hoge Bossen en de Victor Maloustraat. Deze zone maar ook Hoge Bossen zouden volgens de gemeente beter zijn voor dergelijke inplanting, omwille van de hierboven aangehaalde redenen. Uiteindelijk blijkt de locatie aan de Victor Maloustraat de enige die voldoet aan alle criteria. Figuur 10 – situering locaties ten opzichte van landschap en kwetsbaarheid omgeving
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 12
watertoren
Richting reliëf
BRUSSELBAAN
Figuur 11 – Landschap rond locatie Brusselbaan
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 13
Richting reliëf
MALOU Hoogspanningsleiding
heliport
Figuur 12 – Landschap rond locatie Malou, tevens bestaande feitelijke toestand
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 14
DEEL 4- Aandachtspunten als gevolg van sectorale regelgeving Bij de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen diverse sectorale regelgevingen van toepassing zijn met een impact bij het opstellen van dat plan. In dit deel worden de belangrijkste daarvan overlopen.
A. Externe risico’s voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken Betreft het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage, zoals gewijzigd bij decreet van 18 december 20026. Navolgende beoordeling is opgesteld op basis van de beschikbare informatie omtrent de aanwezigheid van hoge- en lage-drempel7 bedrijven zoals opgesteld door de cel Veiligheidsrapportering (VR) van A.M.I.N.A.BEL8. In haar advies voor de plenaire vergadering gaf de cel VR te kennen dat volgens de haar bekende gegevens blijkt dat er geen ‘Seveso-inrichtingen’ aanwezig zijn in het plangebied, noch in een straal van 2 km er rond. Bij gevolg vraagt de cel VR geen ruimtelijk veiligheidsrapport in het kader van dit ruimtelijk uitvoeringsplan.
B. Passende beoordeling Het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat - afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s - een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse Regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als Speciale Beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21.05.1992) Betreffend gebied is niet gesitueerd in een vogel- of habitatrichtlijngebied, en ook niet in de onmiddellijke omgeving van dergelijk gebied, zodat kan worden aangenomen dat voor onderhavig RUP geen zgn. “passende beoordeling” vereist is.
C. M.E.R. (milieu-effectenrapport) In de jaren 80 was dit bouwwerk niet MER-plichtig zodat er ook geen MER is gemaakt. Het decreet van 18.12.02 heeft het Decreet Algemeen Milieubeleid (DABM) aangevuld met een Titel IV over milieueffect- en veiligheidsrapportage. Overeenkomstig dit decreet worden voorgenomen plannen en programma’s, alvorens ze kunnen worden goedgekeurd, in een aantal gevallen aan een MER onderworpen. De Vlaamse regering heeft echter nog geen lijsten opgesteld van de plannen en programma’s waarvoor een plan-MER moet worden opgesteld. (artikel 4.2.2 DABM). In artikel 3, lid 2 van de zgn. Plan-MER-Richtlijn (Richtlijn 2001/42/EG) wordt bepaald dat minstens de volgende plannen en programma’s onderworpen moeten worden aan een MER: a) plannen en programma’s die voorbereid worden met betrekking tot landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik en die het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen voor de in bijlagen I en II bij Richtlijn 85/337/EEG genoemde projecten, of
6
BS 13/02/03, blz. 726
7
Voor precieze omschrijving, zie decreet
8
www.mina.be/vr_bedrijven.html
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 15
b) plannen en programma’s waarvoor, gelet op het mogelijk effect op gebieden, een beoordeling vereist is uit hoofde van de artikelen 6 of 7 van Richtlijn 92/43/EEG (de zgn. Habitatrichtlijn). Voor wat betreft voormeld punt a) moet in casu worden nagegaan of een televisiezendmast kan worden ondergebracht onder één van de categorieën van MER-plichtige projecten vermeld in de bijlagen I en II bij Richtlijn 85/337/EEG of in de bijlagen I en II van het Besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapportage. Na onderzoek door de Afdeling Juridische Dienstverlening en de cel MER van AMINAL blijkt dat een radio- en televisiezendmast niet kan worden ondergebracht onder één van de MER-plichtige projecten, zodat voor dit ruimtelijk uitvoeringsplan dat het kader vormt voor de toekenning van de toekomstige vergunning voor dergelijke mast, geen plan-MER moeten worden opgemaakt op basis van voormeld punt a). Punt b) van voormeld artikel 3, lid 2 van de Plan-MER-Richtlijn heeft betrekking op plannen en programma’s waarin projecten zijn opgenomen die op grond van artikel 6 of 7 van de Habitatrichtlijn moeten worden onderworpen aan een voorafgaandelijke passende beoordeling. Dit is zoals in voorgaande paragraaf werd gesteld niet het geval. Besluitend kan worden gesteld dat voorliggend plan overeenkomstig artikel 4.2.2, § 1 DABM en artikel 3, lid 2 van de Plan-MER-Richtlijn, niet MER-plichtig is. Wat betreft het stralingsaspect bestaat er een recent Koninklijk Besluit (10.08.05, gepubliceerd op 22.09.05) dat deze zaken reglementeert. Hierbij speelt het BIPT (de telecomregulator) een cruciale rol. De installaties in Sint-Pieters-Leeuw voldoen hieraan.
D. Watertoets In het kader van het decreet integraal waterbeleid van 18.07.03 is het noodzakelijk een toetsing te doen naar de risico’s tot overstroming (ligging al dan niet in MOGROG-gebieden) en waterproblemen als gevolg van de nabijheid van waterlopen. Geen van de vier mogelijke locaties is gelegen in een valleigebied, noch in risicovol overstromingsgebied of mogelijk overstromingsgebied. Verder blijkt uit het huidig gebruik dat de waterhuishouding van de het gebied en de omgeving in samenwerking met de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) die er een meetpost in gebruik heeft, volledig gereguleerd wordt. Hiertoe zijn er septische tanks, twee regenwaterputten en een verliesput. Tenslotte zal er, gelet op de hoogteligging geen wateropeenhoping te verwachten zijn.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 16
DEEL 5 - Wijzigingen ten aanzien van het uitvoeringsplan als gevolg van de doorlopen goedkeuringsprocedure De procedure voor de goedkeuring van dit plan bevat volgende stappen op hoofdlijnen9:
Opmaak van het voorontwerp
Eventuele aanpassingen van het voorontwerp op basis van bemerkingen gegeven tijdens de plenaire vergadering Opmaak van het ontwerp
B
Openbaar onderzoek
Eventuele aanpassingen van het ontwerp op basis van bemerkingen gegeven tijdens het openbaar onderzoek
Definitieve vaststelling van het plan en inwerkingtreding ervan
Hierna wordt aangegeven in welke zin de doorlopen goedkeuringsprocedure geleid heeft tot aanpassing van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan De aanpassingen zijn desgevallend verwerkt in het grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften.
A. Wijzigingen als gevolg van bemerkingen op de plenaire vergadering De belangrijkste wijzigingen als gevolg van de plenaire vergadering, gehouden op 16.02.06 zijn: •
De stedenbouwkundige werden aangevuld met een maximale hoogte voor de zendmast.
•
In de toelichtingsnota werd het belang van de landschappelijke inpassing en de architecturale vormgeving extra benadrukt.
•
Het grafisch plan is niet gewijzigd.
•
Verder waren er geen bemerkingen.
B. Wijzigingen als gevolg van bemerkingen tijdens het openbaar onderzoek Aan te vullen op basis van de evaluatie van de bemerkingen die geformuleerd worden naar aanleiding van het openbaar onderzoek. Wordt toegevoegd aan het ontwerp-plan vóór de definitieve vastelling van het uitvoeringsplan.
B.1. Grafisch plan en Stedenbouwkundige voorschriften Er zijn naar aanleiding van het openbaar onderzoek geen wijzigingen aangebracht aan het grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften B.2. Toelichtingsnota De toelichtingsnota werd aangevuld op een tweetal punten: een bijkomende motivatie rond de omvang van het ingenomen terrein én idem rond de gevolgen van het ruimtelijk uitvoeringsplan voor het huidig landbouwgebruik.
9
zie Decreet houdende de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 en wijzigingen, art. 41 t.e.m. 43. Ook te raadplegen op de website www.ruimtelijkeordening.be .
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 17
DEEL 6 – Toelichting bij het grafisch plan / stedenbouwkundige voorschriften Het grafisch plan bestaat uit een situeringskaart, waarop betreffend deelgebied duidelijk wordt weergegeven (schaal 1/5000). De verantwoording bij de locatiekeuze werd in deel 3 van de toelichtingsnota opgenomen. Voor de geselecteerde locatie bevat dit onderdeel de verdere noodzakelijke onderdelen van een ruimtelijk uitvoeringsplan zoals voorzien in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening:
A.
De bestaande feitelijke en juridische toestand. Deze wordt voornamelijk op kaarten of figuren weergegeven. Op kaart en in tekst worden de huidige gewestplanbestemmingen, geldende BPA’s, verkavelingsvergunningen, beschermde monumenten en landschappen, beschermde stads- en dorpsgezichten, habitat- en vogelrichtlijngebieden aangegeven.
B.
De vertaling van inhoudelijke elementen naar verordenende voorschriften voor het gebied. Dit onderdeel van de toelichting heeft geen juridische waarde maar geeft de ruimtelijke visie aan voor de betreffende gebied.
C.
Op basis van de bestaande ruimtelijke structuur en de ruimtelijke visie voor het gebied worden de essentiële elementen geselecteerd voor opname in het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Deze stap wordt in een tabel samengevat weergegeven: 1. De eerste kolom geeft samenvattend weer welke inhoudelijke elementen belangrijk zijn bij de ontwikkeling van de verschillende gebieden. Deze bevat verwijzingen naar het afbakeningsproces, de visie en het ruimtelijk concept én ook aanvullende elementen die te maken hebben met programmatische elementen relevant bij de invulling van de gebieden. 2. In de tweede kolom worden de stedenbouwkundige voorschiften uitgewerkt voor de eerder beschreven inhoudelijke elementen die een verordenende vertaling vereisen.
De tabel geeft de samenhang weer tussen het toekomstbeeld van het gebied, het verordenende gedeelte (plan en stedenbouwkundig voorschrift) en de relatie met vroegere plannen en voorschriften. Op deze wijze is het tijdens het openbaar onderzoek en bij de interpretatie van stedenbouwkundige voorschriften steeds duidelijk wat de ontwerper ermee heeft bedoeld. De selectie van de elementen die opgenomen zijn in de stedenbouwkundige voorschriften is bewust beperkt gehouden om er in de toekomst voldoende flexibel mee te kunnen omgaan. Enkel die elementen die noodzakelijk zijn voor het bereiken van het doel worden verordenend vastgelegd. Tenslotte wordt aangegeven welke stedenbouwkundige voorschriften worden opgeheven door middel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en wordt dit kwantitatief in de ruimtebalans weergegeven.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 18
Toelichting voorstel deelgebied
A. Bestaande feitelijke en juridische toestand A1. Bestaande feitelijke toestand De bestaande feitelijke toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten. Kaart 1. Situering plangebied Opmerking: Het plangebied is louter ter informatie weergegeven op de luchtfoto omwille van de leesbaarheid. Enkel de aanduiding van het plangebied op de bijlage I, verordenend grafisch plan, heeft een verordenende waarde.
P P P P
Figuur 08 –Bestaande feitelijke toestand, inplanting van de zendmast Bron: VRT, 2005
Het gebied bestaat uit twee delen : 1. Een bebouwd gedeelte waar volgende elementen op voorkomen: •
Zendmast (onbemand) met onderzoekskamer (OK)
•
Toegangsweg met poort – asfaltweg
•
Vier parkeerplaatsen
•
Enkele kleine technische voorzieningen zoals een drain, meetpost (betreft 1a 89, en wordt beheerd door de Vlaamse Milieu Maatschappij via consessie), verliesput, twee regenwaterputten,..
2. Een onbebouwd gedeelte (ongeveer 60% van de oppervlakte), bestaande uit een weiland, afgezoomd door twee bomenrijen. Het weiland is verpacht en in gebruik als graasweide.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 8
A2. Bestaande juridische toestand De bestaande juridische toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten. Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan. Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen, BPA-contouren en RUP’s.en andere plannen. Opmerking: Het plangebied is louter ter informatie weergegeven op de kaarten juridische toestand omwille van de leesbaarheid. Enkel de aanduiding op de bijlage II, verordenend grafisch plan heeft een verordenende waarde. De bouwvergunning voor het bouwen van de antenne werd al goedgekeurd op 12.06.91 (het ontwerp van de gewestplanwijziging was goedgekeurd op 17.04.91). Het besluit van de gemachtigde ambtenaar hiervoor werd evenwel op 28.06.96 door de Raad van State op vraag van een particulier vernietigd wegens een procedurefout (arrest 60.603). Voor een zelfde vraag van de gemeente op 22.03.99 (79.366) achtte de Raad van State dat er geen grond meer was. Op 20.01.93 heeft de Vlaamse regering de gewestplanwijziging voor de zendmast in Sint Pieters Leeuw vastgesteld. Op 21.10.97 verzocht de gemeente Sint Pieters Leeuw de Raad van State om de nietigverklaring van de bouwvergunning. De Raad van State heeft op 06.06.02 de gewestplanwijziging effectief nietig verklaard (arrest 107.437). En op 11 juli 2005 vernietigde de Raad van State ook het besluit van de gemachtigde ambtenaar voor de tweede bouwvergunning van 21.10.97 voor het oprichten van de zendmast in Sint Pieters Leeuw (arrest 147.558). De mast werd overigens in september 1994 in gebruik genomen.
Type plan Gewestplan
Gewestplan nr.25 Halle-Vilvoorde-Asse (K.B. 07.03.1977) Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen.
Algemene of bijzondere plannen van aanleg / Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Geen.
Verkavelingsvergunningen
Geen
Habitatrichtlijngebieden
Geen
Vogelrichtlijngebieden
Geen
Beschermde dorpsgezichten, stadsgezichten, landschappen, monumenten
Geen
Natuurreservaten, bosreservaten
Geen
Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), decreet Natuurbehoud
Geen
Beschermingszones grondwater
Geen
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 9
B. Vertaling van inhoudelijke elementen naar verordenende voorschriften B1. Ruimtelijke visie Voor een televisie en radiozendmast is de ruimte-inname en het programma op de grond beperkt, zodat de agrarische activiteiten grotendeels kunnen blijven voortbestaan. Omdat het personen of goederentransport naar een zendmast beperkt is, zijn er ook geen specifieke vereisten naar ontsluiting. De omvang van het gebied wordt bepaald door de grenzen van de percelen en de eigendomssituatie (het gebied betreft één kadastraal perceel), de bestaande wegen aan de noordelijke en oostelijke zijde, de ruimte die nodig is voor het kunnen behouden en aanbrengen van (milieu) technische en infrastructurele voorzieningen in verband met de zendmast, maar ook in verband met het beheer van de waterhuishouding (momenteel in beheer door de VMM) en de ruimte die nodig is om het agrarisch gebruik te kunnen voortzetten. Tijdens de bouwwerf werd de volledige oppervlakte van het perceel gebruikt. Sinds het einde van de bouw is met de toenmalige eigenaar-gebruiker een concessieovereenkomst afgesloten voor de voortzetting van de agrarische activiteit en een recht van doorgang (via een afzonderlijke toegang) voor zijn achterliggende gronden. Dit plan dient de mogelijkheid voor medegebruik voor de landbouw te behouden. De mogelijkheden om een bouwwerk van 300m hoogte in het landschap in te passen zijn beperkt, en het is evident dat zo’n bouwwerk dat zo hoog mogelijk moet worden gesitueerd tot in de ruime omgeving zichtbaar zal zijn. Extra aandacht aan de architecturale vormgeving is dan ook een vereiste. De VRT heeft dit overigens in die tijd, mede op vraag van de Vlaamse Executieve ook gedaan. Om een zo slank en esthetisch mogelijk resultaat te verkrijgen is er een architectuurwedstrijd georganiseerd, waarbij de ontwerpen door een competente jury zijn beoordeeld. De ruimtelijke elementen voor dit gebied zijn de volgende: •
Het gebied dient voor het uitbaten van telecommunicatie infrastructuur, inclusief een televisie en radiozendmast van een hoogte die nodig is om optimaal te kunnen functioneren in het nationale zendernetwerk. Dit betekent dat andere (openbare) voorzieningen niet zijn toegelaten.
•
Een medegebruik voor kleinschalige milieutechnische voorzieningen, voor energie voorzieningen en voor de landbouw (weiland) is mogelijk
•
Het aantal parkeerplaatsen kan worden beperkt tot het huidig aantal.
•
Verbouwingen aan de bestaande constructies zijn toegelaten
•
Ter afscherming van het zicht op ‘ooghoogte’ dient een groen scherm (bomen) langs ten minste twee zijden van betrokken gebied in stand te worden gehouden.
B2. Verordenende voorschriften
Ruimtelijke opties
Stedenbouwkundig voorschrift
Art. 1. Gebied voor telecommunicatieinfrastructuur
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 10
Ruimtelijke opties
Stedenbouwkundig voorschrift
Het gebied wordt bestemd voor telecommunicatie-infrastructuur, met in begrip van een hoge televisie- en radiozendmast, dat deel uitmaakt van een zendernetwerk en dat wordt uitgebaat door de Vlaamse openbare omroep.
1.1. Het gebied is bestemd voor telecommunicatieinfrastructuur. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van telecommunicatievoorzieningen zijn toegelaten.
Onder de mogelijke werken behoren tevens het aanleggen en onderhouden van een beperkt aantal parkeerplaatsen, een toegangsweg, het beplanten en onderhouden van het gebied bijvoorbeeld met bomenrijen, etc. Aan de landschappelijke inpassing en de architecturale vormgeving van de zendmast dient voldoende aandacht te worden geschonken.
1.2. In het gebied is de oprichting van een hoge zendmast met een maximale hoogte van 350 meter toegelaten
De zendmast wordt een maximale hoogte opgelegd van 350 meter.
Voor zover het de hoofdbestemming niet schaadt, kunnen verder in dit gebied kleinschalige niet in het landschap storende milieutechnische voorzieningen (bijvoorbeeld in functie van de waterhuishouding) of energievoorzieningen worden gesitueerd, en is het mogelijk om het gebied voor de landbouw te gebruiken.
1.3. Naast de in 1.1. vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn in het gebied ook werken, handelingen en wijzigingen voor landbouwbedrijfsvoering en voor milieutechnische nutsvoorzieningen toegelaten, voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de telecommunicatievoorzieningen niet in het gedrang worden gebracht.
C. Op te heffen bepalingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft het voorschrift landschappelijk waardevol agrarisch gebied op van het gewestplan Halle Vilvoorde Asse (KB 07.03.77).
D. Ruimtebalans De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is weergegeven in volgende ruimtebalans. Tabel 1.
Ruimtebalans
Huidige en nieuwe bestemmingscategorie
Gewestplanbestemming in het plangebied
Bestemmingen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
Oppervlaktel
Landbouw >>> Overige bestemmingen
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
Gebied voor telecommunicatieinfrastructuur
0,99 ha
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 212_00123_00001 Televisie en radiozendmast – Sint Pieters Leeuw
Bijlage IIIa Toelichtingsnota 11