T elemonitoring & T elecoaching µ2SDIVWDQG, PDDUWRFKQDELM¶
Opdrachtgever: Saxion Hogeschool Enschede Academie Gezondheidszorg Projectgroep: Astrid Veldhuis
[email protected]
Anouk de Haan
[email protected]
Rene Brunsveld
[email protected]
Iris de la Rive Box
[email protected]
Saxion Hogeschool Enschede Academie Gezondheidszorg Fysiotherapie Enschede, 30-11-2009 Projectbegeleiding/ beoordeling: Hans Dekens, Caroline Oude Essink
2
Telecoaching en Telemonitoring
Samenvatting A chtergrond: Uit onderzoek blijkt dat de zorgvraag naar fysiotherapie in Nederland tot 2015 met 14 % toeneemt. Dit kan mede worden verklaard door veranderingen in de demografische samenstelling (vergrijzing). Het is hierdoor van belang dat zorgverlening op een efficiëntere manier wordt aangeboden, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de zorg. Telecoaching kan hiervoor een oplossing bieden. Hierbij is het echter wel van belang dat WHOHFRDFKLQJDOVµZDUPH]RUJ¶PRHWZRUGHQDDQJHERGHQRPGH]RUJQLHWNLOHQDIVWDQGHOLMNWH maken. Doel: Het doel van het project ³Telecoaching en Telemonitoring´ is bepalen hoe de rol van de fysiotherapeut als telecoach eruit ziet. Tevens wordt daarbij gekeken naar de mogelijkheden RPGH]H]RUJRSDIVWDQGDOVGH]RJHQRHPGHµZDUPH]RUJ¶DDQWHELHGHQ Methode: Bij deze studie is explorerend kwalitatief onderzoek gedaan door middel van een literatuuronderzoek, waarbij gebruik is gemaakt van verschillende online databases voor artikelen en een aantal boeken. Omdat dit een vrij nieuw onderzoeksgebied is, is er naast de literatuurstudie kennis meegenomen uit congressen en bijeenkomsten, zoals het congres ³Zorg 2.0´(REshape 2009, Nijmegen) over de rol van internet binnen de gezondheidszorg. Ook is de oratie µ=RUJ RS DIVWDQG 'LFKWHUELM¶ van prof. dr. M.M.M. Vollenbroek-Hutten bezocht. Tevens is een mini-symposium over telemedicine georganiseerd, waarbij, onder andere de Russische prof. Oleg Medvedev, expert op het gebied van telemedecine, zijn visie over de toekomst van telemedicine in de gezongheidszorg heeft gegeven. Resultaten: Uit het onderzoek blijkt dat het vakgebied fysiotherapie, als een van de weinige vakgebieden binnen de gezondheidszorg, op dit moment nog weinig gebruik maakt van telecoaching en telemonitoring. Tot nu toe wordt telemonitoring met telecoaching bij andere disciplines vooral gebruikt om de zelfmanagement (de stappen µdoen¶ en µblijven doen¶) te beïnvloeden in de thuissituatie. Gesteld kan worden dat het beïnvloeden van zelfmanagement door middel van telecoaching ook door de fysiotherapeut kan worden bereikt. Conclusie en aanbevelingen: Het is wenselijk dat er nog vervolgonderzoek wordt gedaan naar telecoaching en telemonitoring. Ten eerste kan worden onderzocht wat de reden is dat deze vorm van telemedicine nog maar weinig binnen het vakgebied van de fysiotherapie wordt toegepast. Ten tweede kan op het gebied van zelfmanagement en gedragsverandering gekeken worden tijdens welke stappen van gedragsverandering, in welke vorm en door middel van welke communicatiemiddelen telecoaching toepasbaar is. Daarnaast is het van belang dat in een vervolgonderzoek verder wordt ingaan op het meten van µZDUPH]RUJ¶.
Telecoaching en Telemonitoring
3
Voorwoord In juli 2009 zijn wij, Anouk de Haan, Iris de la Rive Box, René Brunsveld en Astrid Veldhuis, door docent Hans Dekens en innovatieadviseur Nitie Mardjan, van Saxion Hogeschool Enschede, JHYUDDJGRPKHWSURMHFW³7HOHFRDFKLQJ 7HOHPRQLWRULQJ´XLWWHJDDQYRHUHQ Dit project is van belang omdat telecoaching en telemonitoring nog weinig is onderzocht binnen de fysiotherapie. Bij dit project wordt door middel van een explorerend kwalitatief onderzoek gekeken naar de toepasbaarheid van telecoaching en telemonitoring binnen het vakgebied fysiotherapie. Hierbij LV KHW YDQ JURRW EHODQJ GDW GH QDGUXN EOLMIW OLJJHQ RS µZDUPH ]RUJ¶ µ:DUPH ]RUJ¶ PRHW YRRUNRPHQ GDW GH ]RUJ NLO HQ afstandelijk wordt indien er gebruik gemaakt wordt van telecoaching en telemonitoring. Dit risico ontstaat doordat het karakter YDQGHI\VLRWKHUDSLHYDQµKDQGVRQ¶QDDUµKDQGVRII¶YHUVFKXLIW Met dit project wordt een aansluiting gemaakt met de CHEST-studie van het Medisch Spectrum Twente (MST), waarbij wordt onderzocht wat de effecten zijn van een bewegingsprogramma op de inspanningscapaciteit en de kwaliteit van leven van patiënten met zowel COPD als hartfalen (Van der Palen et al. 2009). Vier tweededejaars studenten fysiotherapie onderzoeken tevens wat de meerwaarde is van het meten met een 3dimensionale accelerometer ten opzichte van de pedometer die wordt gebruikt bij de CHESTstudie. De UHVXOWDWHQ YDQ GH VWXGLH RYHU ³7HOHFRDFKLQJ HQ 7HOHPRQLWRULQJ´ ]LMQ bruikbaar voor verschillende partijen. Deze partijen zijn onder andere het MST, particuliere fysiotherapiepraktijken, studenten en opleidingen voor fysiotherapie. Hierbij willen wij Caroline Oude Essink en Hans Dekens bedanken voor de begeleiding, met name voor alle tijd die jullie voor ons vrij hebben gemaakt op de meest onmogelijke momenten. Tevens willen wij Nitie Mardjan bedanken voor het uitleggen van de noodzaak van dit project. Daarnaast willen wij Johan G. Beun bedanken voor alle informatie en contactpersonen waar hij ons mee heeft laten kennismaken. Ook zijn wij zeer dankbaar voor de presentatie over telemedicine die professor Oleg Medvedev, van de Moscow State University, op ons mini-symposium heeft willen geven. En ten slotte willen wij Erik Fransen, Marit van de Dijk, Victor Boldewijn, Gert-Jan van Boven, Gerard Davelaar, Jan Vesseur, Jacqueline Fackeldey, Marloes Postel, Doortje Boshuizen en Jacomijn Harmsen bedanken wij voor de informatie en kennis die zij met ons hebben willen delen.
4
Telecoaching en Telemonitoring
Inhoudsopgave
Begrippenlijst ............................................................................................................................. 5 1. Inleiding .............................................................................................................................. 6 2. Methode .............................................................................................................................. 7 2.1. Inclusiecriteria ............................................................................................................. 8 2.2. Uitgevoerde activiteiten ............................................................................................... 8 3. Telecoaching versus face-to-face communicatie .............................................................. 10 3.1. Middelen voor telecommunicatie .............................................................................. 10 3.2. Conclusie ................................................................................................................... 15 4. Zelfmanagement en coachingsmodellen ........................................................................... 16 4.1. Educatie en gedragsverandering ................................................................................ 16 4.2. Coachingsmodellen ................................................................................................... 18 4.3. Conclusie ................................................................................................................... 20 5. Telecoaching in de fysiotherapiepraktijk .......................................................................... 21 5.1. Competentie 1: Screenen/ diagnosticeren/ plannen ................................................... 21 5.2. Competentie 2 en 3: Therapeutisch en preventief handelen ...................................... 21 5.3. Conclusie ................................................................................................................... 23 6. 7HOHFRDFKLQJDOVµZDUPH]RUJ¶ELQQHQGHI\VLRWKHUDSLH .................................................. 24 7. 0HWHQYDQµZDUPH]RUJ¶ ................................................................................................... 27 7.1. Conclusie ................................................................................................................... 28 8. Conclusie........................................................................................................................... 29 9. Aanbeveling ...................................................................................................................... 31 10.
Literatuur ....................................................................................................................... 32
Bijlage 1: Health-Care Climate Questionnaire ......................................................................... 35 %LMODJH0HWHQYDQµZDUPH]RUJ¶ .......................................................................................... 36
Telecoaching en Telemonitoring
5
Begrippenlijst In deze literatuurstudie worden begrippen gebruikt die geen duidelijke of eenduidige definitie hebben. Hieronder wordt weergegeven wat in dit verslag onder een bepaald begrip wordt verstaan. µ+DQGVRII¶
Behandeling waarbij geen fysiek contact plaats vindt tussen patiënt en fysiotherapeut
µ+DQGVRQ¶
Behandeling waarbij fysiek contact plaats vindt tussen patiënt en fysiotherapeut
µ:DUPH]RUJ¶
Zorg die als veilig en vertrouwd wordt ervaren door de patiënt
Coaching
Het bevorderen van het leren; het mensen in staat stellen om ruimte te creëren om na te denken over en te reflecteren op hun leerproces (Law et al. 2007)
Face-to-face communicatie De communicatie van de patiënt en de coach in dezelfde ruimte Telecoaching
Coachen op afstand waarbij gebruik gemaakt wordt van een communicatiemiddel
Telemedicine
Een zorgproces of het geheel van zorgprocessen waarbij afstand wordt overbrugd door gebruikmaking van informatietechnologie en telecommunicatie
Telemonitoring
Het bewaken en meten van de gezondheids- situatie van de patiënt. Het monitoren van lichaamsfuncties vindt plaats in het kader van screenen/ diagnostiseren/ plannen, therapeutisch handelen en preventief handelen door middel van registratie, transport, opslag en analyse van de gegevens
buiten de
aanwezigheid van (de) zorgverlener(s) om, door op geavanceerde wijze gebruik te maken van medische technologie en ICT Zelfmanagement
Het in eigen handen houden van de regie over het leven door de patiënt zelf (NPCF ± CBO 2009).
Zelfregulatie
Synoniem voor zelfmanagement (Maes 2005)
6
Telecoaching en Telemonitoring
1. Inleiding Uit onderzoek blijkt dat de zorgvraag naar fysiotherapie in Nederland tot 2015 met 14 % toeneemt. Dit kan mede worden verklaard door veranderingen in de demografische samenstelling (vergrijzing). Het is hierdoor van belang dat zorgverlening op een efficiëntere manier wordt aangeboden, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de zorg. Volgens professor dr. M.M.M. Vollenbroek-Hutten kan telecoaching hiervoor een oplossing bieden. De onderzoeksvragen van dit onderzoek zijn: ³+RH]LHWGH UROYDQGH I\VLRWKHUDSHXW HUXLWELMWHOHFRDFKLQJ"´ HQ³KRHNDQWHOHFRDFKLQJDOVZDUPH]RUJZRUGHQDDQJHERGHQ"´ De hierbij opgestelde deelvragen zijn: 1. Wat zijn de voor- en nadelen van communicatie bij telecoaching ten opzichte van face-to-face communicatie? 2. Wat doet een fysiotherapeut in een normale situatie om zelfmanagement bij een patiënt te bevorderen? 3. Welke gedragsmodellen gebruikt een fysiotherapeut om zelfmanagement bij een patiënt te bevorderen? 4. Welke communicatiemodellen gebruikt een fysiotherapeut voor het beïnvloeden van de zelfmanagement? 5. 2SZHONHPDQLHUNDQWHOHFRDFKLQJDOVµZDUPH]RUJ¶DDQJHERGHQZRUGHQ" 6. Hoe kan warme zorg worden gemeten? In het volgende hoofdstuk wordt de gebruikte methode weergegeven. In hoofdstuk 3 worden de voor- en nadelen van communicatiemiddelen bij telecoaching ten opzichte van face-to-face communicatie met elkaar vergeleken. Vervolgens wordt ingegaan op wat een fysiotherapeut kan doen om zelfmanagement bij patiënten te beïnvloeden en of zelfmanagement ook te beïnvloeden is, indien er gebruik wordt gemaakt van telecoaching. Tevens wordt hierbij ingegaan op de coachingsmodellen die hierbij gerbuikt kunnen worden. In hoofdstik 5 wordt EHVFKUHYHQ ZDW µZDUPH ]RUJ¶ LV HQ RS ZHONH PDQLHU WHOHFRDFKLQJ DOV µZDUPH]RUJ¶NDQZRUGHQDDQJHERGHQHierna wordt in hoofdstuk 7 ingegaan het meten van µZDUPH ]RUJ¶ +RRIGVWuk 8 bevat de conclusie, waarin een antwoord wordt gegeven op de vragen hoe de rol van de fysiotherapeut eruit ziet bij telecoaching en hoe telecoaching kan ZRUGHQDDQJHERGHQDOVµZDUPH]RUJ¶+RRIGVWXNEHYDWDDQEHYHOLQJHQYRRUKHWJHEUXLNYDQ telecoaching door de fysiotherapeut en aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
Telecoaching en Telemonitoring
7
2. Methode Om de doelstellingen, zoals geformuleerd in de inleiding, te realiseren is gebruik gemaakt van de methode explorerend kwalitatief onderzoek. Dit explorerend kwalitatieve onderzoek bestaat voornamelijk uit literatuuronderzoek en het afnemen van interviews. Voor het literatuuronderzoek is gebruik gemaakt van verschillende online databases voor artikelen en is een aantal boeken gebruikt. De databases, die zijn gebruikt, zijn: x
Springerlink
x
Pedro
x
PubMed
x
IngentaConnect
x
Google scholar
x
Sciencedirect
x
Picarta
x
Cochrane
Onderstaande zoektermen (Tabel 1: Zoektermen) zijn in de reeds genoemde databases en in verschillende zoekmachines gebruikt. De zoektermen zijn in combinatie toegepast, waarbij ook gebruik gemaakt is van de sneeuwbalmethode, om relevante artikelen te vinden in de literatuurdatabases. Tabel 1: Zoektermen
Telemedicine
Gezondheidsgedrag / Health behav*
E-health
Coach*
Telecoaching
Communicatie / communication
E-learning
Coachingsmodellen
Telemonitoring
Communicatiemodel
E-coaching
Chronische ziekte / Chronic disease
Zorg op afstand
Warme zorg / warm care
Fysiotherapie / physiotherapy
Social media
Chronic Obstructive Pulmonairy Disease Tevredenheidsonderzoek
Hartfalen / Heart failure
Vragenlijst / questionnaire counseling
Meetinstrumenten
Evaluatie
Ziekte management / Disease management
8
Telecoaching en Telemonitoring
Overige relevante literatuur is gezocht bij verschillende instanties: x
NIVEL - Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL)
x
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
x x
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
x
ZorgOnderzoek Nederland en Medische Wetenschap (ZonMW)
x
Nederlandse Onderzoek Databank (NOD)
x
Royal Society of Medicine Press journals (RSMP) 2.1.
Inclusiecriteria
Binnen het vakgebied van de fysiotherapie is nog maar weinig bekend over telemonitoring en telecoaching. Daarom is er ook gebruik gemaakt van niet wetenschappelijke bronnen. Voor alle gebruikte bronnen gelden de volgende criteria: x
Nederlands- of Engelstalig onderzoek
x
Gerenommeerde tijdschriften, instanties en wetenschappelijk onderzoek
x
Deskundige personen
x
Recent gepubliceerde literatuur 2.2.
Uitgevoerde activiteiten
Naast het literatuuronderzoek zijn verschillende activiteiten uitgevoerd, waaronder: x
%H]RHNHQYDQFRQJUHV ³5(VKDSH´WH1LMPHJHQRSRNWREHUZDDUELM LV ingegaan op een nieuwe, moderne manier van ]RUJYHUOHQHQ]RJHQDDPG³=RUJ´
x
Organiseren van mini-symposium over telemedicine met als gastsprekers J.G. Beun, informatiemanager van vier particuliere fysiotherapiepraktijken en prof. O. Medvedev, expert op het gebied van telemedicine, van de Moscow State University, te Enschede op 17 november 2009
x
Bijwonen van een oratie over zorg op afstand van prof. dr. M.M.M. VollenbroekHutten, te Enschede op 12 november 2009
x
Het houden van een peiling over warme zorg bij patiënten met COPD en/of hartfalen op 22 en 23 oktober 2009
x
Contact opnemen met verschillende personen en instanties, tussen augustus 2009 en november 2009
Telecoaching en Telemonitoring
9
Van de volgende instanties zijn contactpersonen benaderd: x
Nationaal ICT Instituut in de Zorg (Nictiz)
x
European Federation for Medical Informatics (EFMI)
x
Fackeldeyfinds, helpt bedrijven en organisaties resultaat te behalen door ze anders te leren kijken, denken en doen.
x
Tactus, beperken van middelengebruik en verslavingsgedrag
x
Saxion Hogeschool Enschede, Academie Mens & Maatschappij (AMM)
x
Saxion Hogeschool Enschede, Academie Gezondheidszorg (AGZ)
x
Fitclinic, particuliere fysiotherapiepraktijk
x
Vitaphone Telemedicine, houdt zich bezig met innovaties binnen het biomedisch spectrum van telemedicine
10
Telecoaching en Telemonitoring
3. T elecoaching versus face-to-face communicatie Telecoaching is het coachen op afstand waarbij gebruik gemaakt wordt van een communicatiemiddel. De communicatiemiddelen die kunnen worden gebruikt, hebben verschillende voor- en nadelen. Deze communicatiemiddelen worden besproken aan de hand van het algemene communicatiemodel (Van der Burgt & Verhulst 1998) (zie figuur 1: Communicatieschema). Dit communicatiemodel laat zien hoe een boodschap tussen zender en ontvanger wordt overgebracht. Ruis van buiten Coderen
Decoderen
Zender
Boodschap
Ontvanger
Ontvanger
Boodschap
Zender
Decoderen
Coderen Ruis van buiten
Figuur 1: Communicatieschema
3.1. Bij
M iddelen voor telecommunicatie
telecoaching
kunnen
verschillende
communicatiemiddelen
worden
toegepast.
Telecoaching kan bijvoorbeeld plaatsvinden via de volgende communicatiemiddelen: x
Telefoon
x
Internet o E-mail o Chat o Sociale media
x
Televideo
Van deze communicatiemiddelen worden eerst algemene voor- en nadelen in vergelijking met face-to-face communicatie genoemd. Vervolgens wordt ingegaan op de synchrone en asynchrone communicatie. Tenslotte wordt elk bovengenoemd communicatiemiddel besproken.
Telecoaching en Telemonitoring 3.1.1.
11
A lgemene voor- en nadelen telecommunicatie versus face-to-face
communicatie Een algemeen voordeel van telecoaching is dat het niet meer noodzakelijk is om naar een bepaalde locatie te reizen, waardoor tijd en reiskosten kunnen worden bespaard (Kwankam, 2004, in Turkensteen 2008). Daarnaast is het voor patiënten vaak moeilijk om hetgeen zij hebben geleerd bij de therapeut, toe te passen in hun thuissituatie. Hierdoor houden patiënten sneller op met het uitvoeren van de opgegeven oefeningen, wat van invloed kan zijn op hun gezondheidstoestand (Hartigan et al, 2000 in Vollenbroek-Hutten 2009). Een algemeen nadeel van telecoaching, indien de communicatie verloopt door middel van geschreven tekst, is dat er een groot beroep op de schrijfvaardigheid van zowel de patiënten als coach moet worden gedaan. Beiden moeten in staat zijn om hun gedachten op een juiste manier te formuleren. Echter, niet alle patiënten of coaches bezitten deze vaardigheid, waardoor bepaalde communicatiemiddelen minder geschikt zijn om te gebruiken (Rochlen et al. 2004). 3.1.2.
Asynchrone communicatie
Met asynchrone communicatie wordt bedoeld dat er een altijd sprake is van een verschillende tijd en plaats (Stokking et al. 2004). E-mail en sociale media zijn voorbeelden van asynchrone communicatiemiddelen. Voordelen van asynchrone communicatie zijn dat behandelingen niet meer aan tijd en fysieke afspraken gebonden zijn. Doordat betrokkenen elkaar niet direct hoeven te zien en/of te horen, zijn patiënten sneller en meer open over zichzelf en vertellen makkelijker over hun problemen of gevoelens (Peter et al. 2006). Ook kan de frequentie van de contacten worden verhoogd, omdat de therapeut minder tijd nodig heeft per patiëntcontact (Wright et al. 2005). Tevens biedt asynchrone communicatie zowel patiënten als therapeuten grotere flexibiliteit voor het moment van reflectie over de ontvangen informatie en/of het eigen behandelen (Castelnuovo et al. 2003). Een nadeel van asynchrone communicatie kan zijn dat patiënten geen mogelijkheid om een wederzijdse interactie aan te gaan, waardoor spontane interacties zijn uitgesloten (Castelnuovo et al. 2003). Hierdoor kan het gevoel bij patiënten ontstaan dat zij weinig contact hebben met de therapeut (Turkensteen 2008).
12
Telecoaching en Telemonitoring 3.1.3.
Synchrone communicatie
Met synchrone communicatie wordt bedoeld dat er gelijktijdig en plaatsonafhankelijk wordt gecommuniceerd (Stokking et al. 2004). Voorbeelden van synchrone communicatie zijn telefoon, chat, webcame/televideo en sociale media. Voordelen van synchrone communicatie kunnen zijn dat afspraken op een vast tijdstip worden ingepland met mogelijk een tijdslimiet. Hierdoor weten de patiënten en therapeuten beter waar zij aan toe zijn. Tevens is het mogelijk om spontane reacties te geven waardoor de cliënt meer van zichzelf zal kunnen laten zien (Turkensteen 2008). Deze spontane interacties hebben een therapeutische meerwaarde en kunnen de diepgang en het verloop van de therapie beïnvloeden (King & Moreggi 1998). Ook kunnen patiënten de directe aanwezigheid, toewijding en aandacht van de therapeut intenser ervaren (Castelnuovo et al. 2003). Als laatste is het makkelijker om belangrijke aanwijzingen te ontdekken, bijvoorbeeld stiltes of het niet nakomen van afspraken (Yager 2001). Een nadelen van synchrone communicatie zijn dat het moeilijker is om contact met de therapeut te krijgen, omdat er eerst een afspraak moet worden gemaakt (Turkensteen 2008). Ook kan het zijn dat patiënten meer met de gemaakte afspraak bezig zijn dan met zijn of haar behandeling (Castelnuovo et al. 2003). 3.1.4.
T elefoon
Bij het communiceren via de telefoon kan de boodschap van de zender alleen verbaal worden overgebracht. Hierbij ontbreken dus voor de ontvanger de non-verbale signalen en kan de boodschap verkeerd worden geïnterpreteerd (Rochlen et al. 2004). Wanneer de verbale en non-verbale signalen niet met elkaar overeenkomen, geven mensen meer gewicht aan de nonverbale communicatie (Van der Burgt & Verhulst 1998). Bij afwezigheid van non-verbale FRPPXQLFDWLHµRQWEUHHNW¶GXVDOVKHWZDUHHHQVWXNLQIRUPDWLHYRRUPHQVHQ'LW]RXDOVHHQ nadeel van de telefoon voor telecoaching kunnen worden gezien. Daarnaast biedt de telefoon ook geen mogelijkheden om mensen visuele voorbeelden te geven van bijvoorbeeld oefeningen. Ook dit zou voor de fysiotherapie, waarin toch veel oefeningen worden gegeven die patiënten thuis moeten oefenen, een groot nadeel kunnen zijn. Andere nadelen aan de telefoon als communicatiemiddel voor telecoaching zouden kunnen voortkomen uit het apparaat en het gebruik ervan op zich. Zo heeft Vyt (2006) de QDGHOHQYDQGHWHOHIRRQDOVFRPPXQLFDWLHPLGGHOEHQRHPGPHWGDDUELMGHYROJHQGHµULVLFRIDFWRUHQ¶ YRRU het veroorzaken van ruis, die een goede communicatie tussen mensen kan verstoren:
Telecoaching en Telemonitoring
13
x
Slechte telefoonverbinding
x
Omgevingsgeluiden
x
Onwetendheid van de ontvanger over volledigheid van informatie
x
Taalbarrière; de ontvanger hanteert een ander woordgebruik of dialect Deze factoren zijn niet allemaal eigen aan telefoongebruik (omgevingsgeluiden
kunnen ook in face-to-face gesprekken communicatie verstoren), maar Vyt (2006) constateert wel
dat
juist
deze
factoren
bij
telefoongesprekken
een
hoger
risico
tot
communicatiestoornissen opleveren. 3.1.5.
Internet
Bij telecoaching via internet kunnen verschillende communicatiemiddelen worden gebruikt. Dit zijn onder andere e-mail, chat en sociale media. Hieronder wordt elk genoemd middel besproken. 3.1.5.1.
E-mail
Bij communicatie via e-mail ontbreekt zowel de non-verbale communicatie, als de vocale communicatie (Rochlen et al. 2004). Hierdoor ontbreekt bij de ontvanger de intonatie. Dit kan JHGHHOWHOLMN ZRUGHQ RSJHORVW GRRU PLGGHO YDQ µHPRWLFRQV¶ ZDDUPHH JH]LFKWVXLWGUXNNLQJHQ kunnen worden weergegeven (Derks et al. 2008), hoewel deze niet zo veelzijdig kunnen en zullen zijn als echte emoties in face-to-face communicatie. Derhalve zal via e-mail dus toch een deel van de communicatie kunnen ontbreken. Een ander nadeel van e-mail is dat zelfs al kunnen emoticons worden gebruikt voor het uitdrukken van gevoelens, het niet voor iedereen makkelijk is om gevoelens te omschrijven via e-mail (Rochlen et al. 2004). Sommige mensen hebben nu eenmaal meer moeite om hun gevoelens op schrift onder woorden te brengen dan om erover te praten. Het gevolg hiervan kan zijn dat de ontvanger van een bericht een verkeerde indruk krijgt, en dat er daardoor dus toch communicatiestoornissen optreden. Een voordeel van e-mail is dat het bericht, dat de patiënten of een hulpverlener hebben geschreven, opgeslagen kan worden. Hierdoor is het mogelijk om eerdere berichten terug te lezen. Een ander voordeel van e-mail is dat een ontvanger niet direct hoeft te reageren en dus rustig na kan denken voordat hij reageert. Dit kan voor zowel de hulpverlener als de patiënten voordelig zijn, omdat er door de denkperiode wellicht tot betere inzichten of duidelijker omschreven boodschappen kan worden gekomen. De denkpauze die een ontvanger heeft voor
14
Telecoaching en Telemonitoring
hij reageert kan echter ook ± met name voor de patiënten die met een dringende vraag zitten ± nadelig zijn, omdat de patiënten niet weten wanneer hij/zij reactie krijgen van de coach. 3.1.5.2.
C hatten
Bij chatten wordt er gebruik gemaakt van een chatprogramma (bijv. MSN). Chatten is het op hetzelfde moment voeren van een gesprek door het over en weer typen van tekst tussen twee of meerdere gebruikers van computers. Doordat beide personen op hetzelfde moment gebruik maken van de chat, kan er snel op elkaar gereageerd worden. De voor- en nadelen van chatten zijn verder vergelijkbaar met de voor- en nadelen van e-mail, ware het niet dat het afspreken van een tijdstip om contact te hebben (tussen patiënt en zorgverlener) weer als nadeel kan hebben dat men toch meer gebonden is dan bij het gebruik van e-mail. Een voordeel van chatten is dat de gebruiker de keuze heeft om zijn naam bekend te maken of om anoniem te blijven. 3.1.5.3.
Sociale media
Sociale-media is een verzamelnaam voor alle internettoepassingen waarmee het mogelijk is om informatie met elkaar te delen op een gebruiksvriendelijke wijze (zoals hyves, wikipedia, youtube, MySpace, Twitter en Facebook). Het betreft niet alleen informatie in de vorm van tekst (nieuws, artikelen), maar ook geluid (podcasts, muziek) en beeld (fotografie, video) worden gedeeld via sociale-media websites (Brand 2009). Hierdoor is het dus mogelijk om via verschillende kanalen een bericht te versturen. Deze berichten kunnen opgeslagen blijven op de website, zodat deze later nogmaals gelezen kunnen worden. 3.1.6.
T elevideo
Als de patiënten en de hulpverlener beschikken over een computer met een webcam, microfoon, luidspreker en een internetverbinding, kan zowel de zender als de ontvanger verbaal en non-verbaal communiceren (televideo). Dit zou in vergelijking met de telefoon als communicatiemiddel dus zeker een voordeel zijn, omdat de kans op communicatiestoornissen dan verminderd wordt en omdat voorbeelden eventueel ook voorgedaan kunnen worden. Nadelen van een webcam, die samenhangen met ruis, zouden kunnen zijn: x
Slechte webcam/ geluidskwaliteit
x
Omgevingsgeluiden
x
(te) trage computer
x
(te) beperkte bandbreedte
Telecoaching en Telemonitoring
15
De kwaliteit van de apparatuur zou echter gegarandeerd kunnen worden en ook internetverbindingen kunnen zo nodig worden aangepast (grotere bandbreedte). En zoals ook genoemd in de sectie onder de telefoon, zijn omgevingsgeluiden ook in face-to-face communicatie niet geheel uit te sluiten. Een webcam, met de daarbij horende benodigdheden, lijkt gezien deze argumenten dus wellicht een goed communicatiemiddel voor telecoaching. 3.2.
Conclusie
Bij telecoaching kunnen meerdere communicatiemiddelen worden toegepast, onder andere telefoon, webcam, e-mail, chat en sociale media. Elk van deze middelen heeft zijn voor- en nadelen
met
betrekking
tot
communicatie.
Daarnaast
hebben
de
verschillende
communicatiemiddelen ook voor- en nadelen ten opzichte van face-to-face communicatie. Voorbeelden van voordelen zijn anonimiteit en de mogelijkheid tot communiceren in een vertrouwde omgeving. Een nadeel kan zijn dat er beroep op de schrijfvaardigheid en digitale vaardigheden van de patiënten wordt gedaan bij middelen zoals e-mail, chat en sociale media. De keuze voor een bepaald communicatiemiddel is afhankelijk van de verschillende voor- en nadelen. Hierbij zal de voorkeur van patiënten en de fysiotherapeut van grote invloed zijn. Op
welke
manier
de
zelfmanagement
kan
worden
bevorderd
en
welke
coachingsmodellen hiervoor kunnen worden gebruikt, wordt in het volgende hoofdstuk besproken.
16
Telecoaching en Telemonitoring
4. Zelfmanagement en coachingsmodellen Om mensen te kunnen stimuleren tot gezond(er) gedrag en om hen te motiveren het gedrag te veranderen, proberen niet alleen fysiotherapeuten patiënten te motiveren, maar proberen allerlei hulpverleners patiënten educatie te geven over de factoren die gedrag kunnen beïnvloeden. Deze educatie heeft als doel zelfmanagement van de patiënten te bevorderen. Het geven van educatie alleen is echter niet voldoende om zelfmanagement te bevorderen. Om verdere gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen, zou vooral aandacht moeten ZRUGHQEHVWHHGDDQGHVWDSSHQµGRHQ¶HQµEOLMYHQGRHQ¶ Dit wordt verderop in dit hoofdstuk besproken. 4.1.
E ducatie en gedragsverandering
Educatie is een belangrijk aspect van zelfmanagement. Bij de educatie wordt, in tegenstelling tot de reguliere manier van voorlichting en educatie, een aanvulling gemaakt met aspecten die zich specifiek richten op de bevordering van zelfmanagement. Door een combinatie van educatie en gedragsverandering, kunnen vaardigheden worden behaald die leiden tot het verbeteren van zelfmanagement (Moffet 2002). Om een gedragsverandering te laten plaatsvinden, kan een hulpverlener gebruik maken van het stappenplan voor gedragsverandering dat is afgeleid van het stages of change model (Oude Essink 2009). Het stappenplan is gericht op de manier waarop patiënten gedragsverandering ondergaan, waarvoor zes stappen moeten worden doorlopen. De hulpverlener moet, om patiënten zo efficiënt mogelijk te begeleiden, hierbij rekening houden met de persoonsgebonden factoren (Van der Burgt & Verhulst 1998). Van Burken (2002) YHUNODDUW GDW GH VWDSSHQ µGRHQ¶ HQ µEOLMYHQ GRHQ¶ YDQ 9DQ GHU %XUJW 9HUKXOVW specifieker kunnen worden uitgelegd. Bij een chronische aandoening is het van belang dat patiënten zich kunnen blijven aanpassen aan een wisselende situatie. Er wordt continu DDQVSUDDNJHPDDNWRSKHWDVSHFWµEOLMYHQGRHQ¶2RN]RXELMKHWDVSHFW³GRHQ´GHQDGUXNRS ³]HOI GRHQ´ PRHWHQ OLJJHQ 9ROJHQV Van Burken (2004) kan het stappenplan voor gedragsverandering worden opgedeeld in twee fasen: de intentiefase en de actiefase. Deze stappen en fasen zijn hieronder weergegeven:
Telecoaching en Telemonitoring
17
1. Openstaan 2. Begrijpen intentieformatiefase 3. Willen 4. Kunnen 5. Doen actiefase 6. Blijven doen Met dit stappenplan kan dus worden weergegeven in welk stadium van gedragsverandering patiënten zich bevinden. Hieronder worden de twee fasen die Van Burken (2004) noemt, toegelicht. Intentieformatiefase Bij de intentieformatiefase ligt de nadruk op het achterhalen van de factoren (determinanten) die ten grondslag liggen aan gedrag. Voorbeelden van deze determinanten worden genoemd in een zogenaamd ASE-model, dat de intentie van gedrag analyseren. (Van der Burgt & Van Mechelen-Gevers 2008): x
Attitude
x
Sociale invloed
x
Eigen effectiviteit
Gedragsverandering kan dus worden bereikt doordat hulpverleners patiënten stimuleren te veranderen, mede door hen bewust te maken van bepaald gedrag en determinanten die dit gedrag beïnvloeden.
Naast het ASE-model kan in de intentiefase gebruik worden gemaakt van de
zelfdeterminatie theorie (SDT). Deze SDT is een motivatietheorie, die is verdeeld in intrinsieke en extrinsieke motivatie (Tempelaar et al. 2006). Intrinsieke motivatie is de persoonlijke behoefte, waarde en interesse van iemand. De handeling op zich is de motivatie. Extrinsieke motivatie is de druk van buiten af. Hierbij is de beloning of straf, die kan worden ontvangen met de handeling, de motivatie. Aan de intrinsieke motivatie liggen de basisbehoeften competentie, autonomie en verbondenheid ten grondslag (Van Burken 2004). Het is bij het aansturen op een gedragsverandering voor de fysiotherapeut van belang dat de nadruk ligt op de intrinsieke motivatie. De intrinsieke motivatie vormt immers een basis voor GHVWDSSHQµGRHQ¶HQµEOLMYHQGRHQ¶. Wel kan het zo zijn dat, wanneer de intrinsieke motivatie aanwezig is en er een extrinsieke motivatie aan toegevoegd wordt, de motivatie om het gedrag
18
Telecoaching en Telemonitoring
uit te voeren wordt vergroot. Het lijkt dus zinvol om beide, intrinsieke en extrinsieke motivatie, te beïnvloeden om gedragsverandering te bewerkstelligen. A ctiefase %LM GH DFWLHIDVH OLJW GH QDGUXN RS GH VWDSSHQ µNXQQHQ¶ µGRHQ¶ HQ µEOLMYHQ GRHQ¶ YDQ KHW stappenmodel van gedragverandering. Om deze gedragsverandering te bevorderen kan gebruik worden gemaakt van de zelfregulatie theorie en het cybernetisch procesmodel van zelfregulatie. De zelfregulatie theorie stelt dat de therapietrouw op lange termijn afhankelijk is van drie factoren (Van Burken 2004): x
Ziekteperceptie
x
Gedragsmogelijkheden
x
Eigen effectiviteit (self efficacy)
Deze drie factoren benadrukken de invloed die een persoon kan uitoefenen op zijn eigen gedrag. Volgens de zelfregulatie theorie moeten patiënten in staat zijn zich zelf bewust te worden van hun problemen en van de overtuiging dat hun gedrag moet veranderen. Om als fysiotherapeut inzicht te krijgen hoever patiënten zijn in hun zelfregulatie, bestaat een model: Het cybernetische model van zelfregulatie (Van Burken 2004). Met het cybernetisch model van zelfregulatie kan de fysiotherapeut inzicht geven in het algemene proces van zelfregulatie. Deze inzichten kunnen worden vertaald naar leerdoelen op niveau van attitude, kennis en vaardigheden. Deze leerdoelen zijn noodzakelijk voor adequate zelfregulatie. 4.2.
Coachingsmodellen
De fysiotherapeut kan de patiënt op verschillende manieren coachen. Om te bepalen welk coachingsmodel het meest geschikt is om zelfmanagement te beïnvloeden, moet er worden JHNHNHQ QDDU GH FRPELQDWLH YDQ µULFKWLQJ¶ HQ µDDUG¶ GLH HHQ JHVSUHN NDQ DDQQHPHQ 'H µULFKWLQJ¶kan ruimtegevend of ruimtenemend zijn: wil de coach meer sturen of meer volgen. %LM KHW VWXUHQ ]DO GH FRDFK LHWV µVXJJHUHUHQ¶ RI YRRUVWHOOHQ ELM KHW YROJHQ ]DO GH FRDFK KHW JHVSUHN VWXUHQ LQ GH ULFKWLQJ YDQ JH]DPHQOLMNH µH[SORUDWLH¶ RI RQWGHNNLQJ 'H µDDUG¶ NDQ opbouwend of openmakend zijn. De coach heeft invloed op de constructie van het gesprek, GRRUGDW KLM NDQ NLH]HQ RP PHHU WH µRQGHUVWHXQHQ¶ RI RP MXLVW PHHU WH µFRQIURQWHUHQ¶ (De Haan & Burger 2004). Deze vier keuzemogelijkheden worden in onderstaand figuur schematisch weergegeven (Figuur 2: Keuzemogelijkheden voor de coach) (De Haan & Burger 2004).
Telecoaching en Telemonitoring
19
Figuur 2: Keuzemogelijkheden voor de coach
Uit deze vier keuzemogelijkheden volgen vier coachingsmodellen, waarbij verschillende coachingsmethoden kunnen worden toegepast (De Haan 2007): 1. Persoonsgerichte coaching is gebaseerd op de counselingmethode die grotendeels is ontwikkeld door Carl Rogers (1961). Bij dit model probeert de coach de aandacht van patiënten naar binnen te verplaatsten 2. Inzichtgerichte coaching is gebaseerd op het psychodynamisch coachen. De coach probeert samen met de patiënten de vraagstelling van binnenuit te begrijpen. Een aantal andere inzichtgerichte methoden zijn: x
analytische methode
x
organisatorische methode
x
laddermethode
3. Probleemgerichte coaching, ook wel traditionele benadering genoemd, is vooral directief van aard. De coach probeert de probleemstelling van buitenaf te verbeteren. Coachingsmethodieken kunnen zijn: x
De GROW-methode
x
Rationeel-emotieve therapie (RET)
x
Neuro-Linguïstisch Programmeren (NLP)
x
De ironische methode
x
De paradoxale methode
x
De provocatieve methode
4. Oplossingsgerichte coaching; er wordt voornamelijk gekeken naar de toekomst en naar momenten waarop het probleem zich juist niet voordoet. De coach probeert problemen te veranderen in positieve voornemens en uitdagingen.
20
Telecoaching en Telemonitoring
Welk coachingsmodel een fysiotherapeut gebruikt is dus afhankelijk van de richting die een fysiotherapeut aan het gesprek wil geven. In principe kan de fysiotherapeut elk coachingsmodel toepassen bij een coachingsvraag (De Haan 2004). 4.3.
Conclusie
Zelfmanagement kan worden bereikt door educatie met gedragsverandering te combineren. Voor de gedragsverandering kan, door de patiënten in samenwerking met de fysiotherapeut, het stappenplan van Van der Burgt & Verhulst worden gebruikt. Dit stappenplan is te verdelen in de intentieformatiefase en de actiefase. De intentieformatiefase is gericht op de LQWHQWLHGLHWHQJURQGVODJOLJWDDQJHGUDJGHDFWLHIDVHRPYDWGHVWDSSHQµNXQQHQ¶µGRHQ¶HQ µEOLMYHQGRHQ¶'HLQWHQWLHIRUPDWLHIDVHRPYDWKHW$6(-model en het SDT-theorie. Om te bepalen welk coachingsmodel het meest geschikt is om te gebruiken waardoor de zelfmanagement van de patiënten wordt vergroot, is het belangrijk dat er gekeken wordt QDDUGHFRPELQDWLHYDQµDDUG¶HQµULFKWLQJ¶GLHHHQJHVSUHNNDQDDQQHPHQ+LHUXLWvolgen vier verschillende modellen van coachen die door de fysiotherapeut kunnen worden toegepast: persoonsgerichte coaching, inzichtgerichte coaching, probleemgerichte coaching en oplossingsgerichte coaching. Onder deze modellen vallen verschillende methoden. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen eenduidig antwoord kan worden gegeven op de vraag welke coachingsmodellen het beste kunnen worden toegepast om zelfmanagement te vergroten. Wel kan worden gezegd dat elk coachingsmodel in principe kan worden toegepast op elke vraag. Hoe telecoaching en telemonitoring in de eerstelijns fysiotherapiepraktijk kan worden toegepast, wordt in het volgende hoofdstuk beschreven.
Telecoaching en Telemonitoring
21
5. T elecoaching in de fysiotherapiepraktij k De fysiotherapeut kan telecoaching bij verschillende onderdelen van therapie gebruiken. Op welke manier telecoaching kan worden toegepast in de eerstelijns praktijk, wordt per competentie van de beroepsprofiel van de fysiotherapeut beschreven (KNGF 2006). $DQJH]LHQ GH VFKHLGLQJ WXVVHQ GH FRPSHWHQWLHV ³WKHUDSHXWLVFK KDQGHOHQ´ HQ ³SUHYHQWLHI KDQGHOHQ´QLHWGXLGHOLMNJHVWHOGNDQZRUGHQ]LMQGH]HFRPSHWHQWLHVVDPHQJHYRHJG Tevens wordt een koppeling gemaakt met de stappen van de intentieformatiefase µRSHQVWDDQ¶µEHJULMSHQ¶HQµZLOOHQ¶ HQGHDFWLHIDVHµNXQQHQ¶µGRHQ¶HQµEOLMYHQGRHQ¶ die zijn beschreven in hoofdstuk 4. 5.1.
Competentie 1: Screenen/ diagnosticeren/ plannen
De fysiotherapeut kan een anamnese afnemen met behulp van communicatiemiddelen, zoals telefoon, e-mail en televideo. Ook kan er gebruik worden gemaakt van sensoren, voor het vaststellen van een diagnose, om informatie in te winnen. Deze sensoren, bijvoorbeeld sensoren voor het registreren van bewegingsactiviteit, kunnen voorafgaand aan een intakegesprek aan de patiënt worden meegegeven. Tevens kan extra informatie worden YHUNUHJHQGRRUGDWSDWLsQWHQELMYRRUEHHOGIRWR¶VHQYLGHR¶s van zwelling of looppatroon naar de fysiotherapeut kunnen sturen. Telemonitoring levert, op dit moment, waarschijnlijk alleen een grove hypothese als dit zou worden gebruikt bij het stellen van een fysieke diagnose. Een YRRUEHHOGZDDUELMHHQGLDJQRVHRSDIVWDQGZRUGWJHVWHOGLVKHW³7ZHHWVSUHHNXXU´'LWLVHHQ huisartsenspreekuur op Twitter waarbij twitteraars (openbare) vragen kunnen stellen over gezondheid (Brandenburg, persoonlijke mededeling, 12 oktober 2009). Naast de fysieke diagnose kan een fysiotherapeut met behulp van telecoaching een gedragsdiagnose stellen. Deze diagnose is van belang om de zelfmanagement van de patiënt te kunnen beïnvloeden. 5.2.
Competentie 2 en 3: T herapeutisch en preventief handelen
Gedurende een fysiotherapeutische behandeling wordt de stappenreeks van Van der Burgt & Verhulst door patiënten continu doorlopen. Beïnvloeding door middel van coaching bij een reguliere behandeling kan worden overgenomen door telecoaching. De in hoofdstuk 3 genoemde voordelen gelden dan ook bij deze vorm van behandeling. Tevens kunnen patiënten worden beïnvloed bij het doorlopen van de stappenreeks als er gebruik wordt gemaakt van telemonitoring. Net als bij een reguliere behandeling, is het van belang dat de fysiotherapeut zoveel mogelijk objectief verkregen gegevens verzameld, aangezien er vaak een groot
22
Telecoaching en Telemonitoring
verschil is tussen het gevoel van de patiënt en de objectieve data (E. Fransen 2009). Aan de hand van deze kan de behandeling worden geoptimaliseerd en kan de patiënt worden geconfronteerd met de in de thuissituatie verkregen data. Deze confrontatie kan, volgens professor O. Medvedev (2009), helpen bij het maken van een levensstijlverandering. Het confronteren van patiënten met objectieve data valt onder de stappen van de intentieformatiefase. Ook voor het beïnvloeden van patiënten tijdens het doorlopen van de stappen van de actiefase kunnen telecoaching en telemonitoring worden gebruikt. De gegevens die worden verzameld met een apparaat voor telemonitoring, kunnen patiënten bijvoorbeeld worden overtuigd dat zij daadwerkelijk een bepaalde beweging kunnen maken. Ook zou een apparaat kunnen weergeven wanneer een bepaalde beweging moet worden uitgevoerd. Hiermee kan de extrinsieke motivatie worden vergroot. Op dit moment worden er al wat betreft telecoaching behandelingen op afstand gegeven. Een voorbeeld hiervan is µ$OFRKROGHEDDVQO¶. Dit is een initiatief van Tactus waarmee sinds 2005 een laagdrempelige toegang wordt geboden naar professionele zorg voor mensen met alcoholproblemen. De behandeling bestaat uit een één op één contact tussen therapeut en patiënt, waarbij het contact asynchroon verloopt. De resultaten na drie jaar µ$OFRKROGHEDDVQO¶ ODWHQ HHQ VLJQLILFDQWH DIQDPH YDQ GH DOFRKROJHUHODWHHUGH NODFKWHQ ]LHQ Deze afname blijft zelfs een half jaar na afronding van de internetbehandeling gehandhaafd (Postel et al. 2009). *H]LHQGHUHVXOWDWHQGLHELMµ$OFRKROGHEDDVQO¶]LMQJHERHNWOLMNWKHWRRNPRJHOLMNRP binnen de fysiotherapie gebruik te maken van zorg op afstand. Vollenbroek-Hutten (2009) zegt hierover: ³0RJHOLMNKHGHQ YRRU WHOHPHGLFLQH OLJJHQ YRRUDO LQ KHW UHDOLVHUHQ YDQ
toepassingen die behandeling in de dagelijkse omgeving van de patiënt mogelijk maakt en de patiënt in staat stelt zelfstandiger te werken aan herstel. ´ Ditzelfde lijkt mogelijk voor telecoaching en telemonitoring binnen de fysiotherapie. Het is echter wel noodzakelijk dat bij het toepassen van telecoaching en telemonitoring de systemen zo ontworpen worden, dat het gebruik hiervan door zowel de patiënt als de therapeut wordt geaccepteerd. Alleen wanneer deze acceptatie is bereikt, kunnen telecoaching en telemonitoring daadwerkelijk worden gebruikt (Vollenbroek-Hutten 2009). Naast de hierboven genoemde toepassing van telecoaching en telemonitoring bij de behandeling, lijkt het ook mogelijk om telecoaching en telemonitoring toe te passen bij het preventief handelen binnen de fysiotherapie. Tijdens de oratie van Vollenbroek-Hutten (2009) werd een beeld geschetst van de mogelijkheden van technologie om de gezondheidstoestand
Telecoaching en Telemonitoring
23
van patiënten te bewaken. Als voorbeeld wordt het vroegtijdig kunnen detecteren van een epileptische aanval genoemd. Binnen de fysiotherapie zou de gezondheidstoestand kunnen worden bewaakt door bijvoorbeeld patiënten met COPD een bewegingssensor mee te geven die de hoeveelheid activiteit gedurende een bepaalde periode meet. Hierbij is het noodzakelijk dat in deze sensor een maximum hoeveelheid activiteit van de patiënt kan worden aangegeven. De sensor geeft vervolgens een waarschuwing als een patiënt bijna aan zijn limiet zit. De fysiotherapeut kan door middel van (tele-)coaching helpen met het aanleren van het verspreiden van activiteiten gedurende een bepaalde periode. 5.3.
Conclusie
Telecoaching en telemonitoring kan binnen de fysiotherapie bij de rol van hulpverlener worden toegepast. Anamneses kunnen immers via telecommunicatiemiddelen worden afgenomen en met behulp van internet kan extra informatie voor de fysiotherapeutische diagnose worden verzameld. Dit kan zowel een fysieke diagnose als een gedragsdiagnose zijn. Daarnaast kan telecoaching en telemonitoring worden toegepast binnen de fysiotherapeutische behandeling. Telemonitoring kan helpen bij het verkrijgen van objectieve data van de patiënt in de thuissituatie. Tevens kunnen patiënten door gebruik te maken van telecoaching en telemonitoring zelfstandiger aan hun herstel werken. Op het gebied van fysiotherapeutisch preventief handelen kan telecoaching en telemonitoring worden toegepast doordat apparatuur een waarschuwende functie kan vervullen. Met behulp van de (tele-)coachende therapeut kunnen patiënten worden JHwQIRUPHHUGRYHUGHPRJHOLMNHULVLFR¶VHQHYHQWXHOHRSORVVLQJHQRPGHJH]RQGKHLGVWRHVWDQG beter te kunnen bewaken. Indien er gebruik wordt gemaakt van telecoaching en telemonitoring is het van belang GDWGH]RUJYHUOHQLQJRSHHQµZDUPH¶PDQLHUZRUGWDDQJHERGHQ:DWµZDUPH]RUJ¶LQKRXGW wordt in het volgende hoofdstuk besproken.
24
Telecoaching en Telemonitoring
6. 7HOHFRDFKLQJDOVµZDUPH]RUJ¶ELQQHQGHI\VLRWKHUDSLH 6.1. :DWLVµZDUPH]RUJ¶" Het doel van warme zorg is het creëren van een omgeving waarin een persoon zich veilig en vertrouwd voelt (Nouws 2003), waardoor angst en onzekerheid verminderd of verdwijnt. Warme zorg beoogt geen genezing of herstel, maar neemt de beleving van de patiënten als uitgangspunt (Declercq 1998). Echter kan wel worden aangenomen dat de herstelperiode van patiënten in de thuis situatie ± een veilige en vertrouwde omgeving ± korter is dan de herstelperiode van patiënten in een onbekende omgeving, bijvoorbeeld een ziekenhuis. Er is een aantal aandachtspunten waarop moet worden gelet bij het aanbieden van warme zorg (Kruyver, I. & A. Kerkstra. 1996): x
Nabijheid
x
Herkenbaarheid
x
Huiselijkheid
x
Vrijheid
x
Familie
x
Attitude van de zorgverlener 2P WRW µZDUPH ]RUJ¶ WH NRPen, zou een zorgverlener dus al deze punten onder de
aandacht moeten brengen om het gevoel van veiligheid en vertrouwdheid bij patiënten te ontwikkelen/vergroten. Ook bij een systeem waarbij telecoaching wordt gebruikt, zouden deze punten moeten worden gehanteerd om hetzelfde gevoel van veiligheid en vertrouwen te verkrijgen. Daarnaast moet aandacht worden geschonken aan het soort technologie dat wordt gebruikt, en de mogelijkheden van deze techniek en de manier waarop deze wordt toegepast. Zo zeggen D. Boshuizen & J. Harmsen van NICTIZ (persoonlijke mededeling, 29 oktober 2009): ³ Het gebruik van een mailapplicatie (door ontbreken van beeld) hoeft niet te betekenen
dat de zorg minder persoonlijk wordt. Doorslaggevend is de organisatie: krijgt de patiënt op tijd een reactie van de zorgverlener, heeft de patiënt het gevoel dat ze serieus genomen wordt etc´ Ook J. Fackeldey, van Fackeldeyfinds, (persoonlijke mededeling, 11 november 2009) bevestigt dit: µµ:DUP HQ SHUVRRQOLMN hebben veel minder te maken met technologie dan wel
wordt gedacht, het gaat veel meer over een houding en een mentaliteit die je als zorgverlener KHEWRIQLHW¶¶ Voor het gebruiken van telecoaching en telemonitoring binnen de fysiotherapie zou volgens Boshuizen & Harmsen en Fackeldey dus niet het soort communicatiemiddel de
Telecoaching en Telemonitoring
25
grootste invloed hebben op het gevoel van veiligheid, maar veeleer de manier waarop dit communicatiemiddel wordt gebruikt door de fysiotherapeut. Alleen als een fysiotherapeut ertoe in staat is om op afstand de apparatuur en een motivatietherapie te combineren, is er een grote kans dat de behandeling(waarbij gebruik gemaakt wordt van telecoaching) succesvol zal zijn. Peiling Om inzicht te krijgen in het beeld dat patiënten hebben over warme zorg en telecoaching binnen de fysiotherapie, is er een kleine peiling door de projectgroep gehouden onder acht COPD-patiënten met wisselende GOULD-stadia. Enkelen zijn ook bekend met hartfalen. Deze patiënten oefenen twee maal per week in een particuliere praktijk samen met andere COPD-patiënten. Dit is gedaan omdat dit aanvankelijk aansloot bij de CHEST-studie. Aan de vraag die de projectgroep de patiënten stelden ging een korte inleiding vooraf, waarin werd uitgelegd waarom de peiling werd gehouden. Daarna werden de (toekomstige) problemen binnen de gezondheidszorg uitgelegd: de vergrijzende samenleving, de komende arbeidstekorten in de zorg en de gevolgen van deze problemen. Om zich een beeld te kunnen vormen van wat een van deze gevolgen zou kunnen zijn, werd de volgende situatie geschetst voor de patiënten: Door de tekorten in de zorg is het mogelijk dat er over 20 jaar niet meer
genoeg fysiotherapiepraktijken zijn waar u op dezelfde manier als nu zou kunnen komen trainen. Het kan dan zo zijn dat u maar één keer per twee weken in een oefenruimte terecht zou kunnen. Dit is echter te weinig om uw conditie op peil te houden. Stel dat het mogelijk is om, in de tussenliggende tijd, toch, contact te hebben met uw fysiotherapeut en onder zijn/haar begeleiding, vanuit uw thuissituatie, uw conditie op peil te houden. Hoe zou u willen dat het contact er uit komt te zien? Na deze algemene vraag kregen de patiënten een formulier met daarop de volgende informatie: O m te voorkomen dat zorg op afstand, bijv. via telefoon, email en/of webcam, kil
en afstandelijk wordt, wordt er onderzoek gedaan naar de wensen van de patiënt. Hoe ziet warme zorg op afstand er voor u uit? Daarbij kregen de mensen het verzoek om deze vraag zo breed mogelijk te beantwoorden. Uit de antwoorden van de peiling (zie tabel 2: Resultaten van peiling) blijkt dat er wisselende antwoorden zijn. Een aantal mensen heeft vertrouwen in zorg op afstand, maar anderen zijn van mening dat het persoonlijk contact ontbreekt bij telecoaching.
26
Telecoaching en Telemonitoring
Tabel 2: Resultaten van peiling
Persoon 1 Persoon 2 Persoon 3
Warme zorg op afstand, is volgens mij niet mogelijk (veel te onpersoonlijk). Zoals bij Paul W. Lekker training bij Paul W. Sportscholen schieten als paddenstoelen de grond uit, dan kan het ook daar, met begeleiding van de huisarts. Gek zijn met de patiënt, de hulpverlener moet laten merken dat hij/zij iets kan betekenen voor de patiënt. Hij/zij moet kunnen aanvoelen dat er hulp nodig is, belangstelling, aandacht, moet kunnen luisteren, patiënt moet doorgestuurd worden wanneer nodig. Gebruiksvriendelijke apparatuur, eerste contact moet via een persoonlijke ontmoeting, aan het begin moet dit contact meer frequent zijn dat aan het eind. Het moet persoonlijk zijn, telefonisch contact is een mogelijkheid en het contact met anderen. Directe begeleiding, elk communicatie middel is mogelijk, 1 maal per week aan het begin, later uitbouwen naar minder contactmomenten. Warme zorg op afstand kan niet, ondersteuning, sociale ondersteuning vanuit de groep is het belangrijkste.
Persoon 4
Persoon 5 Persoon 6 Persoon 7 Persoon 8
6.3.
Conclusie
Uit onderzoek is gebleken dat het scheppen van een veilig en warm leefklimaat tot de belangrijkste aspecten van warme zorg behoort. In het kader van telecoaching kan het zijn dat sommige contactmomenten niet in een face-to-face situatie zullen plaats vinden, maar op afstand via een communicatiemiddel. Welk communicatiemiddel hierbij moet worden gebruikt is afhankelijk van de situatie, maar lijkt niet het belangrijkste onderdeel om µwarme zorg¶ te bewerkstelligen. Het is immers belangrijker om een verandering in het zelfmanagement te veroorzaken. ,QKHW YROJHQGHKRRIGVWXNZRUGW EHVFKUHYHQKRHµZDUPH]RUJ¶NDQ ZRUGHQJHPHWHQ bij patiënten.
Telecoaching en Telemonitoring
27
7. 0HWHQYDQµZDUPH]RUJ¶ Op dit moment bestaan er verschillende vragenlijsten waarbij wordt ingegaan wat de kwaliteit van de fysiotherapeut is en hoe patiënten de fysiotherapeutische behandeling ervaren. Een voorbeeld van een vragenlijst, die gebruikt kan worden om de kwaliteit van de fysiotherapeut vanuit de patiënten gezien, te meten, is de CQ-index Fysiotherapie, versie 3.0 (De Boer et al. 2009). Deze vragenlijst wordt met name gebruikt door zorgverzekeraars om verschillen in kwaliteit tussen verschillende fysiotherapeuten aan te kunnen geven. Deze lijst bestaat uit 76 vragen, waarvan een openvraag en 75 meerkeuzevragen, waarbij wordt ingegaan op onderwerpen als bereikbaarheid, bejegening, samenwerking en de effectiviteit van de behandeling. Een andere vragenlijst, waarbij gekeken wordt naar de ervaringen van de patiënten, is een vragenlijst die deel uitmaakt van de Health-Care Climate Questionnaire (zie bijlage 1: Health-Care Climate Questionnaire) (Deci et al. 2004). Hierbij worden 15 stellingen voorgelegd aan de patiënten die betrekking hebben op het behandelcontact van de fysiotherapeut met de patiënten, op een 7-puntsschaal van 1 (geheel oneens) tot en met 7 (geheel eens). 9RRUEHHOGHQKLHUYDQ]LMQ³Mijn fysiotherapeuten hadden er vertrouwen in dat ik dingen in mijn leven kon veranderen´HQ³Mijn fysiotherapeuten moedigden me aan vragen te stellen´ Beide vragenlijsten gaan echter niet in op zorg/behandeling op afstand. De vragen van de Health-Care Climate Questionnaire kunnen wel worden gebruikt om erachter te komen wat de patiënten vinden van de behandelingscontact die hij/zij met de fysiotherapeut heeft gehad. Om de ervaringen van patiënten, die gebruik maken van telecoaching en telemonitoring, te kunnen meten, zou ook gebruik kunnen worden gemaakt van vragenlijsten. Als deze vragenlijsten bestaan, zijn deze echter nog niet vrijgegeven. Daarom heeft de SURMHFWJURHSHHQYRRUEHHOG YDQHHQPRJHOLMNHYUDJHQOLMVW]LHELMODJH 0HWHQYDQµZDUPH ]RUJ¶ RSJHVWHOG QD HHQ EUDLQVWRUPVHVVLH ,Q GH]H YUDJHQOLMVW wordt ingegaan op wat de patiënten van zorg op afstand vinden en hoe zij de behandeling hiermee ervaren. Voorbeelden YDQ YUDJHQ ]LMQ ³'RRU WHOHFRDFKLQJ NDQ GH I\VLRWKHUDSHXW PLM EHWHU RQGHUVWHXQHQ ELM PLMQ GDJHOLMNVHEH]LJKHGHQ´HQ³,NYLQG KHW SUHWWLJ RP YDQXLWPLMQ HLJHQKXLVFRQWDFW WHNXnnen KHEEHQ PHW GH I\VLRWKHUDSHXW´ De vragenlijst bestaat uit twaalf stellingen die gescoord kunnen worden op een zeven- puntsschaal van een (geheel oneens) tot en met zeven (geheel eens). Hogere scores indiceren een prettigere ervaring met telecoaching. De vragenlijst is echter nog niet getest in een pilot.
28
Telecoaching en Telemonitoring Vragenlijsten kunnen bij telecoaching op verschillende manieren aan patiënten worden
voorgelegd (bespreken via telefoon, in laten vullen op een website, in laten vullen op een computer en terug laten sturen, etc.). Uit onderzoek is gebleken dat bij geautomatiseerde testafnames de betrouwbaarheid en validiteit niet veranderd (Campbell et al. 1999). 7.1.
Conclusie
Om ervaringen van patiënten te kunnen meten, aangaande de kwaliteit van de fysiotherapeut en het behandelingscontact van de patiënten met de therapeut, bestaan er verschillende meetinstrumenten. Het deel van de Health-Care Climate Questionnaire waarbij ingegaan wordt op de ervaring van het behandelingscontact, kan ook worden gebruikt om inzicht te krijgen in de ervaring van de patiënten over het behandelingscontact met de fysiotherapeut als deze gebruik maakt van telecoaching en telemonitoring. Daarnaast is in bijlage 2 (bijlage 2: 0HWHQ YDQ µZDUPH ]RUJ¶ HHQ HHUVWH RS]HW WH YLQGHQ YDQ HHQ YUDJHQOLjst waarbij gekeken wordt hoe de patiënten het gebruik van telecoaching en telemonitoring ervaren.
Telecoaching en Telemonitoring
29
8. Conclusie Uit dit explorerend kwalitatief onderzoek zijn verschillende mogelijkheden voor telecoaching en telemonitoring binnen het vakgebied van de fysiotherapie naar voren gekomen. Zo is gebleken dat verschillende communicatiemiddelen, zoals telefoon, webcam en internet, kunnen worden gebruikt voor het coachen van de patiënt. Welk communicatiemiddel de voorkeur krijgt voor telecoaching, is met name afhankelijk van de wensen van de patiënt en de fysiotherapeut. Tevens is het van belang om te letten op de voor- en nadelen die de communicatiemiddellen hebben. Voorbeelden van voordelen van telecoaching ten opzichte van face-to-face communicatie zijn anonimiteit en de mogelijkheid tot communiceren in een vertrouwde omgeving. Een nadeel kan zijn dat er beroep op de schrijfvaardigheid en digitale vaardigheden van de patiënten wordt gedaan bij middelen zoals e-mail, chat en sociale media. Daarnaast is het van belang dat, bij het gebruik maken van telecoaching, zelfmanagement wordt beïnvloed. Dit is mogelijk door educatie met gedragsverandering te combineren, waarbij de patiënt de stappenreeks van Van der Burgt en Verhulst doorloopt. Vaak is het voor patiënten moeilijk om hetgeen zij hebben geleerd bij de therapeut, toe te passen in hun thuissituatie. Nu de patiënt in zijn eigen omgeving oefeningen kan uitvoeren en daarbij wordt begeleid, heeft dit een positieve invloed op de gezondheidstoestand en zelfmanagement van de patiënt. Om zelfmanagement te beïnvloeden is het belangrijk dat de I\VLRWKHUDSHXW HHQ FRDFKLQJVPRGHO NLHVW GDW SDVW ELM GH µDDUG¶ HQ GH µULFKWLQJ¶ YDQ KHW gesprek. In principe kan elk coachingsmodel worden toegepast bij elke coachingsvraag. Welk coachingsmodel het beste kan worden toegepast om zelfmanagement te vergroten, kan niet met zekerheid worden gezegd. Telecoaching en telemonitoring kan tijdens verschillende momenten van een fysiotherapeutisch
traject
worden
ingezet.
Zo
kunnen
anamneses
middels
telecommunicatiemiddelen worden afgenomen en kan eventuele extra informatie met behulp van internet door de fysiotherapeut worden verzameld voor een fysiotherapeutische diagnose. Dit kan zowel een fysieke diagnose als een gedragsdiagnose zijn. Daarnaast kan telecoaching en telemonitoring worden toegepast binnen de fysiotherapeutische behandeling. Patiënten kunnen hierdoor zelfstandiger werken aan hun herstel, aangezien zij de behandeling thuis kunnen ondergaan. Ook kan telemonitoring helpen bij het verkrijgen van objectieve data van de patiënt, wat van belang is voor een zo optimaal mogelijk afgestemde behandeling.
30
Telecoaching en Telemonitoring Op het gebied van fysiotherapeutisch preventief handelen kan telecoaching en
telemonitoring worden toegepast doordat apparatuur een waarschuwende functie kan vervullen. Met behulp van de (tele-)coachende therapeut kunnen patiënten worden JHwQIRUPHHUGRYHUGHPRJHOLMNHULVLFR¶VHQHYHQWXHOHRSORVVLQJHQRPGHJH]RQGKHLGVWRHVWDQG beter te kunnen bewaken. Het is van belang dat er niet alleen gebruik gemaakt wordt van telemonitoring. Voor het slagen van een fysiotherapeutische behandeling is het voorwaardelijk dat de behandeling RSHHQµZDUPH¶YHLOLJHHQEHWURNNHQPDQLHUZRUGWDDQJHERGHQ+HWFRPPXQLFDWLHPLGGHOGDW wordt gebruikt bij telecoachLQJLVQLHWGHEHODQJULMNVWHIDFWRURP]RUJµZDUP¶DDQWHNXQQHQ bieden. De manier waarop een communicatiemiddel door de therapeut wordt gebruikt, is immers van groter belang. 2SZHONHPDQLHUSDWLsQWHQGHµZDUPH]RUJ¶HUYDUHQNDQGHHOVZRUGHQJHPHWHQPet behulp van een deel van de Health-Care Climate Questionnaire. Hiermee wordt de ervaring PHWGHI\VLRWKHUDSHXWJHPHWHQ'DDUQDDVWLVLQELMODJHELMODJH0HWHQYDQµZDUPH]RUJ¶ een eerste opzet gemaakt om ervaringen van patiënten met telecoaching en telemonitoring te kunnen meten. De rol van de fysiotherapeut als telecoach is op dit moment nog niet vastgelegd. Duidelijk is dat door middel van telecoaching en telemonitoring er vele mogelijkheden zijn voor de fysiotherapie om de kwaliteit van de zorg te verhogen. Telecoaching en telemonitoring kan op dit moment al bij alle fase van een totale fysiotherapie behandeling ondersteuning bieden of als volledige behandeling worden ingezet. Bij het gebruiken maken van telecoaching en telemonitoring is het vooUZDDUGHOLMNGLWµZDUPH¶PDQLHUZRUGWJHGDDQ
Telecoaching en Telemonitoring
31
9. A anbeveling Uit het kwalitatieve onderzoek is gebleken dat er nog veel vervolgonderzoek moet worden gedaan naar telecoaching en telemonitoring binnen het vakgebied van de fysiotherapie. Ten eerste zou moeten worden onderzocht hoe het komt dat deze vorm van telemedicine nog maar weinig binnen het vakgebied van de fysiotherapie wordt toegepast. Tevens zal er moeten worden onderzocht wat de gevolgen zijn voor de rol van de fysiotherapeut als telecoach binnen een eerstelijns praktijk, wanneer telecoachen en telemonitoring is geïmplementeerd in het vakgebied van de fysiotherapie. Naast deze gevolgen, moet er ook vervolgonderzoek worden gedaan naar de organisatorische veranderingen die implementatie van telecoaching en telemonitoring teweeg brengt. Hierbij kan tevens worden gekeken naar de kosten en baten van het toepassen binnen de eerstelijns praktijk. Uiteraard is het ook van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar de doelgroepen die geschikt zijn waarbij telecoaching en telemonitoring zou kunnen worden gebruikt. Hierbij zal ook gekeken moeten worden hoe groot de patiëntenpopulatie voor een fysiotherapeut kan/moet zijn. Ook is het noodzakelijk dat er onderzoek wordt gedaan naar de manier waarop telecoaching en telemonitoring kan worden gefinancierd en aan welke protocollen voor gebruik de fysiotherapeut moet voldoen. Ook kan hierbij gekeken worden of het mogelijk is om subsidie aan te vragen voor deze toepassing. 7HYHQV ]DO QDDVW YHUYROJRQGHU]RHN YRRU KHW PHWHQ YDQ µZDUPH ]RUJ¶ ELM SDWLsQWHQ moeten worden onderzocht wat fysiotherapeuten vinden van deze nieuwe technologie. De door de projectgroep opgestelde vragenlijst, kan hiervoor aangevuld/verbeterd en gevalideerd worden. Daarbij komt de vraag of op dit moment een fysiotherapeut wel competent is om telecoaching en telemonitoring te gebruiken bij patiënten. Dit zou ook in een vervolgonderzoek kunnen worden bekeken. Op
het
gebied
van
zelfmanagement
zal
moeten
worden
onderzocht
of
gedragsverandering kan worden bereikt wanneer de behandeling op afstand wordt gegeven. Op dit moment lijkt dit wel het geval als er wordt gekeken naar andere vakgebieden binnen de gezondheidszorg, maar over het gebruik van telecoaching en telemonitoring binnen het vakgebied van de fysiotherapie is op dit moment nog te weinig bekend.
32
Telecoaching en Telemonitoring
10. L iteratuur
Boer, D., de, Veenhof, C., & Delnoij, D., (2009). C Q-index Fysiotherapie, versie 2.3,
Psychometrische eigenschappen en discriminerend vermogen, Utrecht: Nivel Brand, M. (2009). Social Media. http://www.social-media.nl/ Burgt, M., van der, & Mechelen-Gevers, E.J., van, (2008). Preventie en
gezondheidsbevordering door paramedici, Houten: Bohn, Stafleu Van Loghum Burgt, M.,van der, & Verhulst, F., (1998). Doen en blijven doen, voorlichting en
compliancebevordering door paramedici. Houten: Bohn, Stafleu Van Loghum Burken, P. van, (2004). Gezondheidspsychologie voor de fysiotherapeut 2: van visie naar
interventie, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum Burken, P.,van, (2002). Zelfregulatie als centraal concept binnen de fysiotherapie. Nederlands
Paramedisch Instituut, 2 Campbell, K.A., Rohlman, D.S., Storzbach, D., Binder, L.M., Anger, W.K., Kovera, C.A., Davis, K.L. & Grossmann, S.J., (1999). Test-retest reliability of psychological and neurobehavioral tests self-administered by computer. Assessment, 6, 1, 21-22, Portland, Oregon Castelnuovo, G., Gaggioli, A. & Mantovani, F. (2003) From psychotherapy to e-therapy: the integration of traditional techniques and new communication tools in clinical settings.
CyberPsychology & Behavior , 6(4), 375-382 Deci, E.L., Ryan, R.M., Williams, G.C. (2004). Self-Determination Theory: An Approach to
Human Motivation & Personality. Questionnaires. Health-Care, S DT-Packet. Verkregen 23 oktober, 2009, van http://www.psych.rochester.edu/SDT/measures/pashealth.php Declercq, A (1998). In het interferentiegebied tussen systeem en leefwereld: de zorg voor dementerenden. Tijdschrift voor Sociologie, 19, 4, 393-420 Derks, D., Bos, A. E. R. & Grumbkow, J., Von (2008). Emoticons and online message interpretation. Social Science Computer Review Haan, E., de, & Burger, Y. (2004) &RDFKHQ PHW FROOHJD¶V SUDNWLMNERHN LQGLYLGXHOH
consultatie, Assen: Van Gorcum BV Haan, E., de, (2007). Relationele coaching: wegen naar meesterschap in helpende
gesprekken, Assen: Van Gorcum BV
Telecoaching en Telemonitoring
33
King, S.A. & Moreggi, D. (1998) Internet therapy and self help groups ± the pros en cons. In J. Gackenbach: Psychology and the Internet: Intrapersonal, Interpersonal and
Transpersonal Implications. San Diego: Academic Press. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (2006). Het beroepsprofiel van de
fysiotherapeut. Amersfoort: Drukkerij De Gans Kruyver, I. & Kerkstra, A. (eds.) (1996). Begeleidingsmethodieken voor psychogeriatrische
verpleeghuisbewoners: een overzicht. Utrecht: NIVEL Law, H., Ireland, S.,
Hussain, Z. (2007) The Psychology of Coaching, Mentoring and
Learning, John Wiley & Sons, Chichester Maes S. (2005) Health Psychology, back to the future. The European Health Psychologist. December, 2 Moffet, J.K., (2002). Back pain: encouraging a self-management approach. Physiotherapy
Theory and Practice, 18, 205-212 Nouws, H. (2003). Wat is kleinschalig wonen voor dementerenden? Op zoek naar een definitie. Denkbeeld Tijdschrift voor Psychogeriatrie ,15 (5), 4-7. NPCF ± CBO. (2009) Werkplan Programma Zelfmanagement, onderdeel van het landelijk actieprogramma zelfmanagement (LAZ) Oijevaar, P. (2007). www.PratenOnline.nl.Online therapie voor jeugdigen. Presentatie opmiddagsymposium. Jongeren en internet: voorkomen, behandelen en benutten van
overmatig internetgebruik. Utrecht: Leids Congres Bureau Palen, J.A.M., van der, Valk, P.D.L.P,M., van der, & Kerstjens, H.A.M., (2009), Effects of a
communitie-based physical exercise programme in patients with a combination of C OPD and chronic heart failure: the C H E ST-study, Enschede Peter, J., Valkenburg, P., & Schouten, A. (2006) Characteristics and motives of adolescents talking with strangers on the Internet, Cyberpsychology & Behavior , 9, 5, 526-530, Amsterdam: University of Amsterdam Postel, M. G., Huurne, E., ter, Haan, H., de, & Jong, C., de. (2009). Alcoholdebaas.nl. Drie
jaar online hulpverlening voor probleemdrinkers. MGv, 64,5, 357-372. Rochlen, A.B., Zack, J.S., Speyer, C. (2004) Online Therapy: Review of Relevant Definitions, Debates, and Current Empirical Support, J Clin Psychol, 60, 3, 269-83, Austin: University of Texas Stokking, K., Erkens,G., Versloot, B. & van Wessum, L., (2004) Van onderwijs naar leren;
Tussen het aanbieden van kennis en het faciliteren van leerprocessen. Apeldoorn. Garant
34
Telecoaching en Telemonitoring
Tempelaar, D., Rienties, B. & Gijselaers, W., (2006). Internationalisering: en de Nederlandse student? Onderzoek van Onderwijs, 3, 40-45. Turkensteen, M., (2008). Sterkte- en zwakte analyse van e-therapieen. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen Vollenbroek-Hutten, M.M.M., (2009). Zorg op afstand dichterbij! Universiteit Twente: oratie Vyt, A., (2006). Communicatief vaardig onderwijzen, Apeldoorn: Garant uitgevers Wright, K.B. (2005). Researching Internet-based populations: Advantages and disadvantages of online survey research, online questionnaire authoring software packages, and web survey services. Journal of Computer-Mediated Communication, 10(3) Yager, J. (2001). E-mail as a therapeutic adjunct in the outpatient treatment of anorexia nervosa: Illustrative case material and discussion of the issues. Int. J. Eat disord, 29, 125-138
Telecoaching en Telemonitoring
35
Bijlage 1: H ealth-C are C limate Q uestionnaire M ijn Behandelingscontact
1.
Deze vragenlijst gaat over uw contacten met uw fysiotherapeuten. Fysiotherapeuten hebben hun eigen manier om met patiënten om te gaan, en wij zouden graag willen weten wat uw mening daarover is. Uw antwoorden zijn vertrouwelijk. Aan uw fysiotherapeuten wordt NIET doorgegeven wat u van hen vindt. Geeft u alstublieft open en eerlijk antwoord. Geheel Oneens Enigszins Noch Enigszins Eens Geheel oneens oneens eens, eens eens noch oneens Mijn fysiotherapeuten lieten mij voldoende keuze bij beslissingen
2. Ik voelde me begrepen door
mijn fysiotherapeuten Ik kon tegen mijn 3. fysiotherapeuten zeggen wat ik dacht Mijn fysiotherapeuten hadden 4. er vertrouwen in dat ik dingen in mijn leven kon veranderen Ik had het gevoel dat mijn 5. fysiotherapeuten me accepteerden Mijn fysiotherapeuten zorgden 6. ervoor dat ik mijn ziekte begreep en dat ik wist wat ik moest doen Mijn fysiotherapeuten 7. moedigden me aan vragen te stellen Ik had veel vertrouwen in mijn 8. fysiotherapeuten Mijn fysiotherapeuten gaven 9. een zorgvuldig en volledig antwoord op mijn vragen Mijn fysiotherapeuten 10. luisterden naar hoe ik de dingen zou willen aanpakken Mijn fysiotherapeuten gingen 11. goed om met mijn emoties Mijn fysiotherapeuten gaven 12. om mij als persoon Ik voelde me niet zo goed bij de 13. wijze waarop mijn fysiotherapeuten met me praatten Mijn fysiotherapeuten trachtten 14. te begrijpen hoe ik de dingen zag vóór ze mij iets aanraadden Ik kon mijn gevoelens delen 15. met mijn fysiotherapeuten
36
Telecoaching en Telemonitoring
%LMODJH0HWHQYDQµZDUPH]RUJ¶ T elecoaching en/of telemonitoring Deze vragenlijst gaat over uw ervaring met telecoaching en/of telemonitoring. Telecoaching en telemonitoring is een nieuw binnen de fysiotherapie en wij zouden graag van u willen weten hoe u telecoaching en telemonitoring ervaart. Uw antwoorden zijn vertrouwelijk. Geeft u alstublieft open en eerlijk antwoord.
Geheel oneens
Door telecoaching kan de
1. fysiotherapeut mij beter
ondersteunen bij mijn dagelijkse bezigheden Ik voel mij gecontroleerd door 2. het gebruik maken van telecoaching/ telemonitoring Ik ervaar deze controle als 3. positief Ik vind het niet erg om continu 4. een meetinstrument te dragen Ik vind het prettig om vanuit 5. mijn eigen huis contact te kunnen hebben met de fysiotherapeut Met telecoaching krijg ik een 6. gelijkwaardige behandeling als in de praktijk Ik ervaar telecoaching als 7. prettig Ik kan mijn dagelijkse 8. bezigheden beter inplannen nu ik gebruik maak van telecoaching/ telemonitoring Ik heb mijn ziekte beter onder 9. controle nu ik gebruik maak van telecoaching/ telemonitoring Ik wil mijn ervaringen met 10. telecoaching/ telemonitoring met anderen kunnen delen Ik zou willen dat mijn 11. fysiotherapeut mij helpt in contact te brengen met anderen die ook gebruik maken van telecoaching/ telemonitoring
Oneens
Enigszins oneens
Noch eens, noch oneens
Enigszins eens
Eens
Geheel eens