LEO LENTZ, ARIEN BOSCH, ELLEN DE GRAAF & LISETTE THOMASSEN
Aldus opende een artikel in de voorloper van Tekst[blad], geschreven door Lentz en De Vet (1992), met een verslag van een onderzoek naar de achtergrond van deze beroepsgroep, de aard van het werk, de deskundigheid waarmee men dat werk verrichtte en de organisatie van het werk. In het voorjaar van 2000 is dit onderzoek in enigszins gewijzigde vorm herhaald, met als doel een nieuwe peiling in de wereld van tekstschrijvers. Voor een deel als zelfstandig onderzoek teneinde de huidige situatie te verkennen, maar toch ook om eens na te gaan wat er mogelijkerwijs in die tien jaar veranderd is. In dit artikel rapporteren we over de resultaten van onze recente peiling. Tekstschrijvers, wat zijn dat voor mensen? Hoe werken ze, waar werken ze, hoeveel werk hebben ze gemiddeld per week en hoe worden ze beloond voor hun inspanningen? Bestaan de werkzaamheden van tekstschrijvers voornamelijk uit het schrijven van teksten, of houden ze zich ook bezig met andere zaken, al dan niet op het gebied van communicatie? Naar deze vragen is onlangs door de Universiteit Utrecht onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd
in opdracht van TekstNet, dat als beroepsvereniging voor tekstschrijvers graag meer inzicht wilde in haar beroepsgroep. De resultaten van het onderzoek zijn verkregen uit een schriftelijke enquête die is verspreid onder zeshonderd tekstschrijvers. In totaal kwam hier een respons op van 37%, wat overeenkwam met de respons op het eerder uitgevoerde onderzoek. Uit een later uitgevoerd non-respons onderzoek onder 60 tekstschrijvers die niet gereageerd hadden op de vragenlijst bleek dat de antwoorden van deze groep niet significant verschilden (op met name de achtergrondvariabelen) van die van de eerste groep. De adressen van de aangeschreven tekstschrijvers waren verkregen uit een bestand van de Gouden Gids. Naast de vragenlijst zijn negen kleine case studies uitgevoerd, waarin de uitvoerders één dagdeel de werkzaamheden van een tekstschrijver bijwoonden en een interview afnamen.
33 nummer 3 september 2000
Wie na een studie in de een of andere communicatierichting, een opleiding ‘winstgevend schrijven’ of een cursus handelscorrespondentie niet onmiddellijk een baan aangeboden krijgt, wie nog nooit een opleiding gevolgd heeft, aardige teksten denkt te kunnen schrijven en nu wel eens een echt vak wil uitoefenen, kan het heft in eigen handen nemen en zich vestigen als zelfstandig tekstschrijver. Een vermelding in de Gouden Gids of de Blauwe Communicatiegids en de aanschaf van een naambord en een PC vergen een kleine investering, maar daarna staat niets een succesvolle carrière meer in de weg.
tekst[blad]
Tekstschrijver als beroep Een nieuwe peiling onder tekstschrijvers in Nederland
In het kader is zichtbaar dat het onderzoek gericht was op vier aandachtspunten, die ook tien jaar geleden de kern van het onderzoek vormden: de persoonlijke achtergronden van tekstschrijvers, hun werksituatie, hun opdrachtgevers en de professionalisering van het vakgebied. Achtergronden Wat tien jaar geleden uit onderzoek bleek, wordt opnieuw bevestigd: het vak van de tekstschrijver wordt niet gekozen door jong talent dat de arbeidsmarkt bestormt. De meeste tekstschrijvers komen vanuit een ander beroep het vak binnen en beginnen dus op wat latere leeftijd. Dat verklaart de relatief hoge gemiddelde leeftijd van 45,6 jaar. Toch is dat
Ω
wel vijf jaar ouder dan in het vorige onderzoek, en dat betekent een zekere mate van vergrijzing. Datzelfde blijkt ook uit een ander punt. Ruim een kwart van de respondenten uit het vorige onderzoek was minder dan vijf jaar werkzaam als tekstschrijver. Dat was dus een vrij grote groep beginners. In de recente peiling is die groep geslonken tot 4.1% van alle respondenten.1 Voor de levensvatbaarheid van het beroep is dat misschien riskant, want als er over enkele jaren een forse groep tekstschrijvers mee gaat stoppen, dan is er toch voldoende aanwas van nieuwe starters nodig om de gelederen weer aan te vullen.
Aandachtspunten
tekst[blad]
34
Achtergrond – Wie zijn de tekstschrijvers van nu? (leeftijd, geslacht, hoe lang werkzaam?) – Welke (voor)opleidingen hebben de tekstschrijvers genoten? – Welke belangrijke kennis en vaardigheden hebben tekstschrijvers opgedaan tijdens hun opleiding(en)? – Welke bijscholing volgen tekstschrijvers zoal?
nummer 3 september 2000
Werksituatie – Waar werken tekstschrijvers? – Hoeveel uren zijn tekstschrijvers werkzaam? – Hebben ze naast het schrijven van teksten nog andere werkzaamheden? – Welke technische hulpmiddelen gebruiken ze? – Welke rol spelen de nieuwe media in het beroep? – Hebben tekstschrijvers aan het beroep gerelateerde lichamelijke klachten? – Wat is het inkomen van de tekstschrijvers en waar baseren zij dit op? – Hoe komen tekstschrijvers aan hun opdrachten?
Op grond van de resultaten van tien jaar geleden zouden we vermoeden dat vooral vrouwen als nieuwkomer het vak ingaan. Tien jaar geleden was de helft van de vrouwen minder dan vijf jaar werkzaam als tekstschrijver. Maar wanneer we nu een selectie maken van alle respondenten die minder dan tien jaar als tekstschrijver werken, dan zijn dat precies evenveel mannen als vrouwen (in beide groepen 34 respondenten). Er zijn in de afgelopen periode dus beslist niet meer vrouwen dan mannen bijgekomen. Mannen zijn nog steeds oververtegenwoordigd in de beroepsgroep van tekstschrijvers: 64,1% tegen 35,9%. En die mannen zijn significant ouder dan hun vrouwelijke collega’s: 47,2 tegen 42,9 jaar. Wanneer we die gegevens met elkaar combineren dan mogen we wel veronderstellen dat het beeld van de doorsnee tekstschrijver aardig in de buurt komt van een wat grijzende man die al bijna tegen de vijftig loopt en dus misschien al wel eens aan zijn pensioenopbouw zit te denken. Maar over pensioenregelingen hebben we geen vragen gesteld.
Opdrachtgevers – In welke branche bevinden zich de voornaamste opdrachtgevers? – Hoe groot is de geografische afstand tot de opdrachtgevers? – Welke afspraken leggen tekstschrijvers vast met hun opdrachtgevers? – Wat zijn de voornaamste problemen met opdrachtgevers? Professionalisering – Op welke manieren houden tekstschrijvers zich op de hoogte van hun vakgebied? – Welke onderzoeksmethodes gebruiken ze bij het ontwerpen van een tekst? – Met wie werken de tekstschrijvers samen aan opdrachten? – Wat is de mening van tekstschrijvers over een beroepsvereniging? – Zijn veel tekstschrijvers lid van een beroepsvereniging? – Zijn tekstschrijvers tevreden met hun beroep? – Hoe zien zij de toekomst van hun vak?
Hoog opgeleid zijn ze zeker, en gemiddeld hoger dan tien jaar geleden. Toen had 63% een opleiding afgerond aan een hbo-instelling of een universiteit, nu is dat 78,5%. De hbo1
Het is denkbaar dat dit verschil veroorzaakt wordt door een andere steekproeftrekking. Destijds is gewerkt met een adressenbestand van de Kamers van Koophandel. Aangezien die geen bestand meer konden leveren op de rubriek ‘Tekstschrijvers’ is dit jaar gekozen voor een bestand onder dezelfde naam van de Gouden Gids. Ook andere verschillen in resultaten kunnen uiteraard op een andere steekproeftrekking herleid worden.
Werksituatie Bijna 60% van de tekstschrijvers is werkzaam bij een tekstbureau, vaak is dit een eenmansbedrijf aan huis. De eigen woning als werkplek is favoriet bij maar liefst 86% van de tekstschrijvers. Dit vanwege de vrijheid, de gemakkelijke combinatie tussen privé en werk (even tussen de bedrijven door de kinderen van school halen), en de financiële voordelen die thuiswerken biedt. Tekstschrijvers gebruiken uiteraard diverse technische hulpmiddelen, waarbij de nieuwe media als Internet en e-mail een belangrijke plaats innemen. Van de tekstschrijvers vindt bijna 60% e-mail zeer belangrijk. Dit communicatiemiddel wordt het meest gebruikt voor het verzenden en ontvangen van opdrachten en voor het onderhouden van contact met de opdrachtgevers. Uit de case studies bleek dat menige tekstschrijver twee computers in de werkkamer heeft staan. De nieuwste voor het dagelijkse werk, en de voorganger daarvan staat altijd klaar als reserve voor het geval er een ernstige crash plaatsvindt.
35 nummer 3 september 2000
Inlevingsvermogen Die opleidingen zeggen natuurlijk al veel over de capaciteiten die tekstschrijvers in hun beroep inzetten. Maar wanneer we ze expliciet vragen welke kennis en vaardigheden met name van belang zijn voor hun beroep, dan noemt dertig procent inlevingsvermogen de allerbelangrijkste vaardigheid. Een tekstschrijver moet zich kunnen inleven in zijn publiek teneinde de tekst optimaal af te stemmen op de houding en voorkennis van de doelgroep, maar natuurlijk moet hij zich ook kunnen inleven in de wensen en ideeën van zijn opdrachtgevers. Dat laatste is vooral van belang gezien de klacht van veel tekstschrijvers dat opdrachtgevers zo moeilijk duidelijk kunnen maken wat voor tekst zij precies willen hebben. Op de tweede plaats wordt een cluster van vaardigheden genoemd als structuren, academisch denken, analyseren. En op de derde plaats staat de schrijfvaardigheid. Tekstschrijvers moeten verschillende tekstsoorten kun-
nen schrijven, ze moeten helder kunnen formuleren, goed kunnen argumenteren en beschikken over een uitstekende taalbeheersing. Op dat terrein van schrijfvaardigheid hebben veel tekstschrijvers na hun studie aanvullende cursussen gevolgd. De meest genoemde wens voor een nog te volgen cursus is: schrijven voor het web.
tekst[blad]
groep is ongeveer even groot als de groep academici. Toch is er ook nog steeds een groep met alleen maar voortgezet onderwijs als hoogst afgeronde opleiding (7,2%); vermoedelijk zijn dit tekstschrijvers die ooit een studie begonnen zijn, maar deze nooit afgerond hebben. De lijst met studierichtingen van tekstschrijvers is ongelooflijk gevarieerd. Natuurlijk is er een substantieel deel met een studie in de sfeer van taal, cultuur en communicatie. Dat is ruim de helft van alle hoger opgeleide respondenten, en daarbinnen is het meest duidelijk herkenbaar de groep die één van de disciplines van de neerlandistiek noemt. Op de eerste plaats staan de taalbeheersers en communicatie-specialisten, daarna komen de taalkundigen en de letterkundigen. Verder vinden we in deze alfahoek natuurlijk ook tekstschrijvers die een andere taal gestudeerd hebben (we kwamen zelfs een sinoloog tegen) en mensen die op het terrein van geschiedenis, theater of journalistiek gestudeerd hebben. Misschien verbazingwekkend is dat die journalistiek slechts vier keer genoemd wordt. Een iets kleinere groep (ongeveer dertig procent) vermeldt een gamma-opleiding: sociologie, pedagogiek, onderwijskunde, psychologie. En slechts tien procent noemt een min of meer technische opleiding. In de rubriek ‘overig’ komen we enkele juristen en grafische vormgevers tegen, maar ook een musicus en een voedingsdeskundige.
Het gemiddelde uurtarief van tekstschrijvers bedraagt ƒ 129,-. Bijna driekwart van de tekstschrijvers is tevreden over hun inkomen in verhouding tot de hoeveelheid werk die zij verrichten. Opvallend is dat mannen en vrouwen significant verschillen op dit punt: en inderdaad, de vrouwen vragen gemiddeld een lager uurtarief (ƒ 117,- versus ƒ 136,-). Disciplineverruiming Tekstschrijvers schrijven veel verschillende soorten teksten. Journalistieke en redactionele teksten en folders en brochures worden door ruim 90% van de tekstschrijvers genoemd. Daarnaast besteden zij uiteraard tijd aan het doen van research, het onderhouden van contacten en de administratie, alhoewel dat een taak is die men liever uitbesteedt. Bijna twintig uur per week besteedt men aan andere taken dan het
Ω
tekst[blad]
36 nummer 3 september 2000
schrijven. Enigszins verrassend was voor ons de frequentie waarmee twee taken genoemd worden die naar ons idee tot aanpalende disciplines behoren: het geven van communicatieadvies en het verzorgen van cursussen. Een kwart van de respondenten noemt communicatie-advies als reguliere activiteit en 17% geeft regelmatig een cursus. Naar ons idee is dit een nieuwe ontwikkeling, maar aangezien hier tien jaar geleden niet naar gevraagd is, kunnen we dat vermoeden niet hard maken. Het is in elk geval een bevestiging van de gedachte, die ook beschreven wordt door De Jong & Steehouder (2000) dat processen van tekstontwerp veelal diep ingrijpen in de daaraan ten grondslag liggende beleidsvorming. Vaak blijkt in de eerste fase van het tekstontwerp dat bepaalde beleidsbeslissingen toch niet helder waren, of dat er nog geen consensus is over keuzes die eerder wel helder leken. Op dat moment komt de tekstschrijver gemakkelijk in de rol van adviseur terecht die helpt om de kwestie op te helderen. En blijkbaar ontwikkelt menige tekstschrijver een dergelijke taak tot een apart specialisme. Druk druk druk, en de prijs daarvan Aan werk hebben de tekstschrijvers geen gebrek, zo laat tabel 1 zien. te veel werk
13,6%
veel werk
26,6%
voldoende werk
46,3%
weinig werk
5,6%
te weinig werk
7,5%
Tabel 1 Oordeel van tekstschrijvers over de hoeveelheid werk
Er is geen verschil in dit oordeel tussen de oudere en jongere tekstschrijvers of tussen degenen die langer of korter werkzaam zijn. Misschien hangt de hoeveelheid werk wel samen met een andere bevinding: van alle tekstschrijvers blijkt bijna 37% geplaagd te worden door lichamelijke klachten die een gevolg lijken te zijn van de aard van het werk en die wijzen in de richting van rsi (pijn in de schouders, in de nek, in de rug, armen en polsen; uiteraard wordt rsi ook vaak genoemd). De meeste tekstschrijvers nemen wel voorzorgsmaatregelen, variërend van een ergonomische werkplek, fysiotherapie tot een goede arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Opdrachtgevers Tekstschrijvers komen in de meeste gevallen aan hun opdrachten via mond-tot-mond reclame en via eerdere opdrachtgevers. Velen werken zowel voor profit-organisaties (79,7%) als voor non-profitorganisaties (47%). Vooral de overheid is een populaire opdrachtgever (38,2%). De opdrachtgevers van tekstschrijvers bevinden zich in de helft van de gevallen in de regio waar de tekstschrijver werkt. Tekstschrijvers maken veel afspraken met opdrachtgevers maar toch stuiten zij nogal eens op problemen in de samenwerking. Het voornaamste probleem daarbij is dat de opdrachtgever niet goed weet wat hij wil en de tekstschrijver te laat in het ontwerpproces betrekt.
1. Opdrachtgever weet niet wat hij wil
48,9%
2. Opdrachtgever betrekt mij te laat bij ontwerpproces
42,9%
3. Opdrachtgever verstrekt te weinig informatie
35,5%
4. Opdrachtgever verstrekt te laat informatie
31,8%
5. Opdrachtgever geeft te laat feedback
21,2%
6. Opdrachtgever verstrekt te weinig feedback
18,4%
7. Opdrachtgever bemoeit zich met de stijl van de tekst
16,6%
8. Opdrachtgever is niet of moeilijk bereikbaar
14,7%
9. Opdrachtgever luistert niet goed
11,1%
Tabel 2 Problemen met opdrachtgevers
De eerste twee problemen illustreren het eerder genoemde punt dat schrijfprocessen van tekstschrijvers veelal diep zijn ingebed in meer omvattende ontwikkelprocessen. Tekstschrijvers moeten veel energie steken in het verhelderen van schrijfopdrachten, en vaak worden zij daar te laat bij betrokken. Het zevende probleem – de opdrachtgever bemoeit zich met de stijl van de tekst – is van een geheel andere orde. Hier gaat het om een competentiekwestie: de tekstschrijver acht zich deskundig op stilistisch gebied en wenst geen betutteling op dat aspect van de opdrachtgever. Alle andere problemen betreffen een soms moeizaam verlopend interactieproces tussen tekstschrijver en opdrachtgever. Uiteraard proberen tekstschrijvers problemen te voorkomen door op allerlei aspecten afspraken te maken. Vanzelfspre-
kend betreft dat het tarief en de termijn waarop een product geleverd wordt. Maar ook over andere zaken maken tekstschrijvers afspraken (zie tabel 3). 93,7% 82,5%
3. tarief
77,4%
4. de manier van aanleveren
74,7%
5. de geschatte werktijd
66,8%
6. de stijl van de tekst
53,9%
7. correctierondes
47,0%
8. betalingsvoorwaarden
40,0%
9. het onderhouden van contact
35,9% 25,0%
Tabel 3 Afspraken met opdrachtgevers
Wanneer we het lijstje met afspraken vergelijken met het lijstje problemen dan valt op dat het blijkbaar moeilijk is om over de drie meest voorkomende problemen concrete afspraken te maken. We zien immers geen afspraken over het moment waarop de tekstschrijver bij het proces betrokken wordt, over de minimale eisen die aan een briefing gesteld moeten worden, en wanneer welke informatie uiterlijk beschikbaar moet zijn. Professionalisering Tien jaar geleden meenden we dat het beroep van tekstschrijver tamelijk nieuw was en gingen we op zoek naar tendensen van professionalisering. Een proces van professionalisering wordt zichtbaar door enerzijds het gedrag van de uitvoerders van de beroepsgroep en anderzijds door iets wat we misschien het best institutionalisering zouden kunnen noemen: het vastleggen van codes en regels en het vormen van organisatieverbanden die de sturing van het vakgebied zelf ter hand nemen. Wat betreft het eerste punt zijn we nagegaan in hoeverre tekstschrijvers gebruik maken van vakliteratuur, zichzelf bijscholen, en conferenties bezoeken. De resultaten maken duidelijk dat zij het meest gebaat zijn bij de vaktijdschriften (82.8%), dat zij soms een cursus volgen (13.5%) en niet al te veel naar congressen gaan (11.2%). Op de vraag of men het aanbod aan vakliteratuur toereikend vindt antwoordt bijna
De toekomst Tien jaar geleden waren de onderzoekers verbaasd over de enorme tevredenheid van tekstschrijvers met hun beroep. Maar liefst 93% gaf aan tevreden te zijn met het vak. Dat is in de loop van de jaren absoluut niet minder geworden. Sterker, de tevredenheid is nog iets gestegen: 96.8% van alle tekstschrijvers zegt over het algemeen tevreden te zijn met het beroep van tekstschrijver. In de motivaties voor dat antwoord kan stof gevonden worden voor een laaiend enthousiaste reclamefolder voor het beroep. De drie meest genoemde sleutelwoorden zijn: afwisseling, creativiteit, vrijheid. Afwisselend is het beroep door enerzijds de vele verschillende contacten en anderzijds door de variaties aan thema’s waarover geschreven wordt. De creativiteit zit uiteraard in het zelf produceren van teksten, er spreekt uit de reacties een groot schrijfplezier. En de vrijheid heeft betrekking op de zelfstandigheid van de vrij gevestigde tekstschrijver, die zelf kan kiezen welke opdrachten hij of zij wel en niet aanneemt. De meesten zullen dan ook nog wel een paar jaar in het vak actief blijven, ook al zegt een enkeling dat na vijftien jaar de grote uitdaging er nu wel af is. Op de vraag welke veranderingen men in de toekomst ver-
37 nummer 3 september 2000
10. auteursrecht
tekst[blad]
1. aanlevertijd 2. doelgroep en doel
de helft (46.3%) dat dat voldoende is en de andere helft lijkt het eerder te veel dan te weinig te vinden. Wat betreft het tweede punt beschouwen we de beroepsvereniging als het symbool van professionalisering. Een beroepsvereniging houdt in de gaten wat de belangen van de beroepsgroep zijn, behartigt die belangen, besteedt aandacht aan kwaliteitseisen en ontwikkelt gedragscodes. TekstNet is als beroepsvereniging specifiek voor tekstschrijvers opgericht. Deze vereniging bestaat nu een jaar of tien en heeft inmiddels een aardige aanwas van leden: 12,3% van alle respondenten uit de steekproef is lid. Er is geen andere vereniging met een score die daar een beetje bij in de buurt komt. Toch is er nog veel werk aan de winkel, want van alle tekstschrijvers die géén lid zijn van TekstNet, ziet 61.1% wèl het nut van een beroepsvereniging in. Maar omdat 82.3% van deze groep niet eens bekend is met het bestaan van deze vereniging, is het natuurlijk uitgesloten dat zij een lidmaatschap overwegen. Van de mensen die inmiddels zijn aangesloten bij TekstNet vindt 69% dat deze vereniging goed aansluit op de wensen van tekstschrijvers.
Ω
tekst[blad]
38
wacht, komen twee heldere antwoorden. Velen verwachten dat zij in de toekomst meer en meer voor het web gaan schrijven. En dat komt natuurlijk goed overeen met de grote behoefte aan cursussen op dat gebied. Een andere tendens hebben we hierboven ook al aangestipt: velen verwachten verder op te schuiven in de richting van het advieswerk. Genoemd worden communicatie- en organisatieadvies, marketing-advies, pr-advies en uiteraard web-advies.
nummer 3 september 2000
Conclusie Ook al wordt de tekstschrijver van vandaag dus een dagje ouder, hij (en zij) staat bepaald niet stil. De digitale omgeving heeft diep ingegrepen in de organisatie van het dagelijks werk; research vindt plaats op het Internet, interactie met opdrachtgevers verloopt via de mail, en langzamerhand komen ook de producten op het web zelf terecht. Tegelijkertijd zien we dat tekstschrijvers dieper in organisaties doordringen. De tijd dat een tekstschrijver met een klein informatiemapje bij de opdrachtgever vertrok om een paar dagen later een keurig manuscript af te leveren lijkt voorbij. Tekstschrijvers willen al vroeg betrokken worden bij de allereerste plannen voor communicatie over diensten en producten. Die ontwikkeling loopt parallel met andere communicatiebranches: ook de voorlichters van de overheid en de marketingspecialisten van de industrie wensen steeds vroeger betrokken te worden bij ontwikkelprocessen. Het vak blijft dus in beweging. En om het rsi-monster te temmen, lijkt het noodzakelijk dat de tekstschrijver zelf ook meer beweging zoekt dan die met toetsenbord en muis. π Literatuur Lentz, L. en D. de Vet (red.) (1991). Tekstschrijven als professie. Verslag van een onderzoek naar de beroepsgroep van tekstschrijvers. Rijksuniversiteit Utrecht. Lentz, L. en D. de Vet (1992). Tekstschrijven als beroep. Groeiende beroepsgroep van tekstschrijvers voorziet in behoefte van bedrijven en instellingen. In: Communicatief, jaargang 5, nr. 1, blz. 3-11. Jong, M. de en M. Steehouder (2000). Het ontwerpen van teksten. In: P. Schellens, R. Klaassen en S. de Vries (red.), Communicatiekundig ontwerpen. Methoden, perspectieven en toepassingen. Van Gorcum, Assen, blz. 284-302.
De auteurs Leo Lentz is senior docent-onderzoeker bij het Onderwijsinstituut Nederlands van de Universiteit Utrecht. Arien Bosch, Ellen de Graaf en Lisette Thomassen zijn studenten met als specialisatie Communicatiekunde aan dezelfde universiteit. Zij voerden het onderzoek naar tekstschrijvers uit onder begeleiding van Leo Lentz.