Teksten congres
Jong Lokaal 40 voorstellen voor gemeenten op maat van jongeren
1
Inhoudstafel A. Ruimte voor jongeren 1. Een feestloket maakt het organiseren van fuiven en concerten gemakkelijker 2. Elke fuif heeft een vervoersplan waardoor jongeren zelfstandig en veilig thuis geraken 3. Met een gratis lening moedigen we cafébazen aan hun achterzaaltjes opnieuw te doen bruisen 4. Muzieksubsidie creëert podiumkansen 5. Een speelweefsel in elke gemeente verbindt alle plaatsen waar kinderen en jongeren spelen, hangen of feesten 6. Overleg en bemiddeling i.p.v. geldboetes voor overlast 7. Jongeren leggen zelf de basis voor een beter jeugdhuis 8. Naar een jeugdwerk dat alle jongeren bereikt
B. Bestuur, inspraak en participatie 1.
Elke schepen moet een schepen van jeugd zijn
2.
De Jeugdraad 2.0
3.
De gemeente gaat in dialoog met jongeren
4.
Een nieuwe adem voor de gemeenteraad
5.
Wijkbudgetten geven kansen aan lokale creativiteit
6.
Jeugdbeleid over de gemeentegrenzen heen
7.
De administratie komt naar de mensen
8.
Een veiligheidsbeleid is meer dan politieagenten die achter een bureau zitten
2
C. (Over)leven in jouw gemeente 1. Openbaar vervoer op maat van jongeren 2. Een gemeente op maat van de fietser 3. Halt aan winkelcentra in de rand 4. Buurtbewoners zelf verantwoordelijk voor propere wijk 5. Met Community Land Trust kan de gemeenschap woningen voor nieuwe kopers betaalbaar houden 6. Parkeren op randparkings zorgt voor meer open ruimte in de wijken 7. Cohousing stimuleren 8. Leegstand en verkrotting tegengaan
D. Lokale economie 1. Lokale besturen coördineren sociale economieprojecten 2. Samen ondernemen 3. Afval als basis voor een groene economie 4. De gemeente geeft het goede voorbeeld 5. Pestbelastingen omvormen naar één belasting die bedrijven aanzet te vergroenen 6. Lokale bioproducten steunen op de markt 7. Iedereen wordt elektriciteitsproducent 8. Lokale handelaars ondersteunen
E. Een warme samenleving 1. Lokaal actieplan tegen kinderarmoede 2. Kleur in het cultuurbeleid 3. Geef jongeren een podium voor hun talenten 4. Een gemeente koestert haar vrijwilligers 5. Een lage energiefactuur geeft meer zuurstof aan maatschappelijk kwetsbaren 6. Een sociale mix zorgt voor verdraagzame wijken. 7. Een sterk diversiteitsbeleid voor elke gemeente 8. Stadslabo’s geven antwoorden op lokale noden 3
Teksten congres Jong Lokaal: 40 voorstellen voor gemeenten op maat van jongeren A. Ruimte voor jongeren 1. Een feestloket maakt het organiseren van fuiven en concerten gemakkelijker Een feest organiseren is een hele opgave en vaak ontbreekt ondersteuning vanuit de gemeente. Of je nu een fuif, filmavond, optreden of een comedy night wil organiseren, er komt vaak zodanig veel papierwerk en geregel bij kijken dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Jong Groen wil dat elke gemeente een feestloket inricht: een centrale plek waar je met al je vragen terecht kan en dat je ook door de papiermolen leidt. Je kan er ook terecht voor nuttige informatie zoals het gebruik van herbruikbare bekers, huren van tafels en podia, de gegevens van jonge dj’s uit de buurt, voorzieningen i.v.m. geluidsoverlast,… De medewerkers van het feestloket doen meer dan enkel de aanvraag verwerken en de nodige vergunningen en goedkeuringen afleveren. Ze begeleiden je ook in de zoektocht naar een zaal of terrein. De gemeente schaft geluids- en ander materiaal aan en verhuurt het via het feestloket. Bovendien kan je er terecht voor opleidingen om op een juiste wijze met dit materiaal om te gaan. Zo kan je er leren hoe je meetapparatuur moet gebruiken zodat je je aan de geluidsnormen kan houden. Bij het feestloket vind je informatie over auteursrechten en de medewerkers zetten je op weg het nodige hiervoor in orde te brengen. Je kan er ook terecht voor suggesties van lokale dj's of bands. Ten slotte helpen ze je bij het voeren van promotie en het opstellen van een vervoerplan dat nadenkt over de bereikbaarheid van je feest met fiets, openbaar vervoer en auto.
2. Elke fuif heeft een vervoersplan waardoor jongeren zelfstandig en veilig thuis geraken
4
Fuiven en concerten moeten vlot en veilig bereikbaar zijn zonder de auto. Zowel de ligging van de zaal of het terrein als de wegen er naartoe zijn dus uitermate belangrijk. Jeugdhuizen en zalen zijn strategisch ingepland en maken deel uit van het "speelweefsel" van de gemeente. Het best hebben deze een centrale en bereikbare ligging hebben in de gemeente. Het speelweefsel is een samenhangend geheel van alle plekken die betekenis hebben voor jongeren, zowel als verblijfs- of passageplek. Ook in het centrum van de stad of de gemeente moet er gefeest kunnen worden. Zo blijft het centrum van de gemeente ook ’s avonds levendig. Ook fuiven organiseren in een cultuurcentrum moet kunnen. Gemeenten ondersteunen financieel de geluidsisolatie van centraal gelegen zalen zodat feesten mogelijk is zonder dat omwonenden daar structureel hinder van ondervinden. Feestgangers en omwonenden gaan op voorhand in dialoog om overlast te vermijden. Wederzijds respect is hierbij het sleutelwoord. Overdreven aanwezigheid van veiligheidsdiensten is uit den boze. De gemeente stimuleert de organisatoren om een vervoersplan op te stellen. Hiervoor kunnen jongeren terecht bij het feestloket van de gemeente. Samen met het feestloket gaan de organisatoren na of hun evenement veilig en vlot bereikbaar is. Daaruit moet ook blijken of de locatie bereikbaar is met het openbaar vervoer. In het geval dat niet zo is, kunnen de organisatoren een aanvraag richten aan de gemeente om bijvoorbeeld een tijdelijk nachtbus in te leggen of collectieve taxi’s te voorzien. Organisatoren zetten hun gasten aan tot carpooling en bikepooling.
3. Met een gratis lening moedigen we cafébazen aan hun achterzaaltjes opnieuw te doen bruisen. Plaatsen waar jongeren kunnen uitgaan, worden steeds schaarser. Nochtans hebben heel wat café’s een achterzaaltje waar zelden nog iets gebeurt. Deze zaaltjes met veel geschiedenis kunnen met de gepaste investering opnieuw beginnen bruisen. Caféhouders die hun achterzaaltje willen renoveren en nadien openstellen voor feesten en optredens, of er repetitieruimte van willen maken voor beginnende groepjes, moeten hierin ondersteund worden. Om in orde te zijn met de normen voor brandveiligheid en geluidsoverlast, moeten de eigenaars zware investeringen doen. Daarom schrijft de gemeente een gratis lening uit voor deze caféhouders. Zulke grote investeringen zijn voor cafébazen dus sneller rendabel én
5
bovendien dienen ze een publieke functie, zonder dat de gemeente hier zelf zware inspanningen voor moet doen. De gemeente bepaalt evenwel de voorwaarden voor deze lening. Zolang de eigenaar de lening afbetaalt, moet deze ruimte dienen als fuif, repetitie- en/of concertzaal.
4. Muzieksubsidie creëert podiumkansen Gemeenten barsten van het jong talent maar vaak zijn er te weinig mogelijkheden om die talenten te ontplooien. Jong Groen wil dat de gemeenten muzikale jongeren een duwtje in de rug geven door hen extra podiumkansen te geven. Hiervoor vaardigt de gemeente een bescheiden subsidie uit (ongeveer 100 EUR) aan cafés en jeugdhuizen die een lokale band op de affiche zetten. Ook kan geluidsmateriaal aan een reductietarief uitgeleend worden. Dit materiaal is beschikbaar aan het feestloket. Aan de subsidie zijn wel voorwaarden verbonden: zo moet de organisator promotie voeren voor het optreden en moet de toegang gratis blijven. Zo krijgen de lokale bands maximaal de kans om op te treden voor een breed publiek.
5. Een speelweefsel in elke gemeente verbindt alle plaatsen waar kinderen en jongeren spelen, hangen of feesten. Kinderen en jongeren zijn vaak de meest actieve gebruikers van het publieke domein, en dat blijft niet beperkt tot de voorziene speeltuinen. Publieke. Vaak echter worden jongeren die buitenspelen als overlast gezien. Vaak komt dit omdat er in de gemeente maar onvoldoende open ruimte is om te zitten, recreatief te sporten en dergelijke meer. Met het inrichten van een speelweefsel verbind je alle plaatsen waar kinderen en jongeren elkaar ontmoeten. Op deze manier geef je deze plaatsen ook een echte waardering binnen je gemeente. Speelweefsel ontwikkelt zich niet alleen rond speelpleintjes en -hoekjes, skaterampen, jeugdhuizen, sportterreinen, fuifzalen en jeugdwerkinfrastructuur... maar omvat ook het voetpad, de straat, onbebouwde kavels, parkings, bossen, veldwegjes, beken en vijvers, duinen, ... Speelweefsel gaat over een integrale aanpak en moet vertrekken vanuit de belevingswereld van een kind en de leefwereld van jongeren. Daarom omvat speelweefsel niet enkel speelterreinen, speelhoekjes, skaterampen, jeugdhuizen, sporttereinen, fuifzalen en jeugdwerkinfrastructuur, maar ook de straat, onbebouwde kavels, parkings, bossen, veldwegjes, beken en vijvers, duinen, ... Speelweefsel is een samenhangend geheel van alle plaatsen die betekenis hebben voor kinderen en jongeren, zowel voor recreatie, verplaatsingen als ontmoeting. Kortom, plaatsen 6
die ze gebruiken om te spelen, te bewegen, te sporten, te feesten, elkaar te ontmoeten, te babbelen, te stappen, te fietsen, rond te hangen en ervaringen op te doen... De verbindingen tussen deze plekken moeten bovenal veilig en op maat van kinderen en jongeren zijn. Waarom is een speelweefsel voor gemeenten zo belangrijk? Ruimtelijke ordening moet immers bekeken worden vanuit de belevingswereld van het kind, de jongeren en de mensen die hun omkaderen. Een gemeente op kindermaat is een gemeente op mensenmaat.
6. Overleg en bemiddeling i.p.v. geldboetes voor overlast Sinds enkele jaren bestaat het systeem van GAS: gemeentelijke administratieve sancties. Dit systeem is in het leven geroepen om vormen van overlast snel te kunnen aanpakken en te beboeten. Overtredingen als wildplassen, sluikstorten, betreden van privédomeinen, ... werden daarmee uit het reguliere strafrecht gehaald. Ook is het niet enkel de politie die kan beboeten, maar ook zogenaamde GAS-ambtenaren. Dit lijkt een handig instrument om overlast aan te pakken. Maar de GAS worden ook misbruikt om overlast van jongeren aan te pakken. Bovendien is overlast een rekbaar begrip waardoor jongeren vaak geviseerd worden en slachtoffer kunnen zijn van willekeur. Jong Groen wil dat het politiereglement duidelijk omschrijft wat overlast is en wat niet. Het geluid van spelende kinderen en jongeren hoort sowieso niet thuis in de categorie “overlast”. Daarnaast willen we goede samenwerking tussen buurt- en jongerenwerkers en de politie. De (wijk)politie krijgt vorming over rechten van kinderen en jongeren in de politiepraktijk. Jongeren zijn zich niet altijd bewust van de mogelijke overlast die ze veroorzaken. Daarom moeten overleg, duiding en bemiddeling altijd op de eerste plaats komen. Wanneer het nodig is het gedrag te bestraffen, gaat men op zoek naar een pedagogische sanctie die verband houdt met dat specifieke gedrag. Ook moet er oog zijn voor de sociale context en de leefwereld van de jongeren. De lokale overheid werkt dit beleid samen met de jeugdraad of een focusgroep van jongeren uit. Ook de rol en houding van de politie ten aanzien van jongeren moet hierin aandacht krijgen.
7. Jongeren leggen zelf de basis voor een beter jeugdhuis
7
Jeugdhuizen moeten in eerste instantie een plaats zijn waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten, waar ze feesten en ontspannen en waar ze zelf de handen uit de mouwen kunnen steken. Een jeugdhuis moeten actief deel uitmaken van de wijk waarin ze gelegen zijn. Het bereikt de jongeren uit die wijk en liefst ook nog vele anderen.. De grens tussen producent (organisator, tapper, ...) en consument (iedereen die over de vloer komt,…) is er klein. Iedereen wordt er aangespoord om zelf het jeugdhuis vorm te geven. Met een enthousiaste ondersteuning vanuit de gemeente kan een jeugdhuis een sterke werking uitbouwen. De jeugddienst ondersteunt indien nodig de jeugdhuizen administratief en zorgt mee voor de promo. Eén persoon op de jeugddienst is verantwoordelijk voor de ondersteuning van de jeugdhuizen. Met een subsidie worden jeugdhuizen aangezet om talent van eigen bodem een kans te geven op een podium. Een gemeente die haar jeugdhuis in haar hart draagt, zorgt ook voor een degelijke infrastructuur. Met steeds strengere normen voor geluid en brandveiligheid komen de jeugdhuizen vaak voor zware kosten te staan. Jeugdhuizen moeten hiervoor kunnen rekenen op gratis leningen vanuit de gemeente. Jeugdhuizen worden ook aangespoord om hun daken te verhuren voor producenten van zonne-energie of kunnen een renteloze lening krijgen om zelf zonnepanelen te plaatsen.
8. Naar een jeugdwerk dat alle jongeren bereikt. Het sterk uitgebouwde verenigingsleven en jeugdwerk speelt een belangrijke rol in de maatschappij en in het leven van hun leden en deelnemers. Jong Groen gelooft in de kracht van vereniging en engagement.
Traditionele jeugdbewegingen bereiken vaak niet alle kinderen en jongeren. Jong Groen vindt niet dat elke allochtone of maatschappelijk kwetsbare jongere naar de jeugdbeweging moét. Wel moet elke jongere in Vlaanderen de kans hebben om lid te zijn van een jeugdvereniging.
Een gemeente werkt daarom een diversiteitsplan uit voor de jeugdsector, gebaseerd op twee peilers: Het bestaande jeugdwerk geniet inhoudelijke en financiële ondersteuning voor de initiatieven die ze nemen om nieuwe kinderen en jongeren te betrekken. Subsidies houden geen rekening met het resultaat, maar wel met de inspanningen die de organisatie levert. Mogelijke inspanningen zijn het voeren van gerichte promotie in wijken, financiële steun 8
voorzien om het lidmaatschap goedkoper te maken of het samenwerken met een school, met het buurtwerk of met andere jeugdwerkorganisaties. Specifieke jeugdwerkinitiatieven binnen de brede jeugdsector, zoals werkingen voor maatschappelijk kwetsbaren of zelforganisaties van allochtone jongeren, verdienen eenzelfde steun als het bestaande jeugdwerk. Het jeugdbeleid voorziet structurele middelen en dus niet enkel projectmatige ondersteuning. Waar nodig zijn er ook structurele middelen voor functies of activiteiten die het jeugdwerk overstijgen, zoals huiswerkbegeleiding. De grotere en traditionele jeugdverenigingen, zoals jeugdbeweging, jeugdhuis of speelplein gaan vaak met de meeste middelen lopen. Van de totale pot blijft niet altijd iets over voor de tweede pijler. Om dit te vermijden is het lokaal subsidiereglement transparant en voorziet het in voldoende middelen voor beide pijlers.
9
B. Bestuur, inspraak en participatie 1. Elke schepen moet een schepen van jeugd zijn. Jongeren zijn geen sector, wel een doelgroep. Het jeugdbeleid is meer dan een jeugdwerkbeleid. Daarin verschilt het jeugdbeleid van beleidsdomeinen als sport, cultuur of mobiliteit. Vandaag ontwerpt de gemeente voor elk domein apart een beleidsplan. Vanaf 2013 is er nog maar één plan: het strategisch meerjarenplan. Het jeugdbeleid moet ook in dat strategische plan een doelgroepbeleid zijn en geen sectorbeleid. Een jongere is ook meer dan gewoon iemand die in de Chiro zit en naar een jeugdhuis gaat. Jongeren wonen, beleven cultuur, werken, sporten, verplaatsen zich, … Een goed jeugdbeleid denkt over beleidsdomeinen heen. Jongeren spelen immers ook een belangrijke rol in het mobiliteitsbeleid, sociaal beleid, cultuurbeleid, tewerkstellingsbeleid, huisvestingsbeleid en ga zo nog maar even door. De schepen van Jeugd moet dit transversale beleid vorm geven. Bovendien moet elke schepen een schepen voor jeugd zijn en moet die een jongerenbril in zijn la hebben liggen om elk moment te kunnen opzetten.
2. Een nieuwe adem voor de gemeenteraad De gemeenteraden zijn aan vernieuwing toe. Weinigen beschouwen de gemeenteraad nog als hét forum van debat. De lokale politiek is geprofessionaliseerd, maar enkel het schepencollege en de functie van burgemeester werd versterkt. De kloof met de gemeenteraad is daarom nu gigantisch. Het is belangrijk de gemeenteraad een eigen dynamiek te geven, los van het dagelijks beleid dat het schepencollege moet voeren. Volgens Jong Groen mag de burgemeester of schepen niet langer een gemeenteraad voorzitten, maar moet er gekozen worden dit door een verkozen raadslid te laten doen. Deze bepaalt de agenda dan samen met de gemeentesecretaris. Voor de agenda van de gemeenteraad geldt ook het principe ‘less is more’. Kleine dossiers die deel uitmaken van de dagelijkse werking, zoals aankoop van materiaal voor de diensten of tijdelijke wijzigingen van het verkeersreglement voor een wielerwedstrijd, horen niet op de agenda van de gemeenteraad. De gemeenteraad kan hierin het kader schetsen, maar het is het schepencollege dat het uitvoerend orgaan moet zijn. Een beperkte agenda zorgt dat de gemeenteraad dieper kan ingaan op thema’s die er echt toe doen. 10
Gemeenteraadsleden hebben te weinig instrumenten om het schepencollege te controleren. Daarvoor is het belangrijk dat schepenen bij hun aantreden ontslag nemen als gemeenteraadslid. Een meerderheid van de gemeenteraadsleden kan een individuele schepen ontslaan. De gemeenteraad moet een verlengde zijn van de samenleving. Discussies die leven in de gemeente moeten gemakkelijk op de agenda van de gemeenteraad geraken. Burgers moeten in een vragenuurtje ook de schepenen en burgemeester aan de tand kunnen voelen. In gemeenteraadscommissies kan de expertise van de gemeenteraadsleden beter naar voor komen en is er plaats voor diepgaand debat. Deze commissies moeten openbaar zijn en maximaal op zoek gaan naar uitwisseling met ambtenaren, experts uit het werkveld en burgers. Het is beter het aantal gemeenteraadsleden licht te verminderen, maar er wel voor te kiezen deze beter te vergoeden. Wanneer gemeenteraadsleden beter vergoed worden, kan er ook een groter engagement en professionaliteit van hen worden verwacht.
3. Wijkbudgetten geven kansen aan lokale creativiteit Niemand weet beter wat de noden van een wijk zijn dan de eigen bewoners. Geef hen de kans en een budget en ze laten hun buurt bruisen. Komt er een gemeenschappelijk initiatief voor energieopwekking, kinderopvang of een beveiligde fietsenstalling? Elke wijk kan binnen een kader zelf aan de slag met een vastgelegd budget. De inwoners van de wijk komen geregeld samen in een wijkraad met een door de raad zelf gekozen voorzitter. Iedereen uit de wijk is welkom en heeft stemrecht. Zij kunnen schepenen, ambtenaren en gemeenteraadsleden uitnodigen om een dossier uit te leggen of om een dossier op de agenda van de gemeenteraad te plaatsen. De participatieambtenaar ondersteunt de projecten. Ook kleinere, meer alledaagse zaken kunnen besproken worden. Goede afspraken voorkomen bijvoorbeeld ook burenruzies. Het wijkbudget kan zowel dienen voor projecten, zoals de aanleg van parken, speeltuinen of straatmeubilair, als voor bewoners die samen de handen in elkaar slaan om gemeenschappelijke diensten, zoals een klusjesdienst of kinderopvang, op te zetten. Het is de gemeenteraad die elk jaar het budget vastlegt voor deze wijkraden. Dit bedrag is afhankelijk van het aantal inwoners van die wijk. Kansarme wijken krijgen een hoger budget om aan de grotere vraag tegemoet te komen en worden extra ondersteund in dit proces.
11
4. Jeugdbeleid over de gemeentegrenzen heen Jongeren kijken niet naar de gemeentegrenzen bij het uitgaan. Politici blijkbaar nog wel. Buurgemeenten consulteren elkaar niet bij het inrichten van evenementenhallen en fuifzalen of werken elkaar zelfs tegen om subsidies binnen te halen voor een jeugdhuis. Jongeren zijn enkel het slachtoffer van zo’n kortzichtig beleid. Wanneer gemeenten samenwerken binnen een structuur van stad- en streekgewesten kan een gemeenschappelijk beleid wel een antwoord bieden op de vraag van jongeren. Gemeenten investeren gemeenschappelijk in jeugdinfrastructuur en zorgen ervoor dat deze infrastructuur gemakkelijk bereikbaar is vanuit alle gemeenten.
5. De administratie komt naar de mensen Heel wat mensen hebben toegang tot middelen om, zonder verplaatsing, de stadsdiensten te bereiken. Jong Groen moedigt deze evolutie aan. Het is efficiënt voor de burger en de stad en is bovendien goed voor het milieu. Sommige mensen zijn echter niet mobiel wanneer dat toch noodzakelijk is of kunnen de administratieve of technische trein niet volgen. Voor hen is het erg belangrijk dat alle diensten toegankelijk zijn. Daarom kunnen stadsdiensten naar de burger komen, bijvoorbeeld in de vorm van een mobiel loket.
6. De Jeugdraad 2.0 Sommige jeugdraden zijn comateus. Nochtans kunnen zij een erg belangrijke rol spelen om ervoor te zorgen dat jongeren echte inspraak krijgen in het beleid en dat het beleid aandacht heeft voor jongeren als doelgroep. Laat ons eerst komaf maken met jeugdraden zoals ze ooit ontstonden en vaak nu nog steeds bestaan. Adviesraden mogen geen schaamlapje zijn voor participatie. Aanwezig zijn op adviesraden mag ook geen verplichting zijn voor organisaties om hun subsidies te krijgen. Jeugdraden kunnen over meer dan de traditionele thema’s meepraten. Laat jeugdraden de motor worden van wat bruist in de gemeente. Jeugdraden moeten een goede afspiegeling zijn van de doelgroep die zij vertegenwoordigen. Alle jongeren vanaf 12 jaar kunnen en mogen deel uitmaken van de jeugdraad. De jeugdraad
12
moet zelf actief op zoek gaan naar jongeren die mee hun schouders willen steken onder een gemeente op maat van de jongere. Belangrijk is het dat een jeugdraad zo onafhankelijk mogelijk werkt van de politiek. Een schepen van jeugd die zijn jeugdraad domineert is helemaal fout. Integendeel, schepenen zouden enkel aanwezig mogen zijn op verzoek van de jeugdraad zelf. Bovendien kunnen zij ook andere mandatarissen uitnodigen, zoals gemeenteraadsleden, andere schepenen of zelfs de burgemeester. Jeugdraden hebben overigens over meer zaken te spreken dan enkel over jeugdbeleid of jeugdwerkbeleid. Jongeren doen immers meer dan in de Chiro of de Scouts zitten en naar fuiven gaan. Ze willen goed onderwijs, een sterk uitgebouwd openbaar vervoer, veilige fietspaden, goedkope woningen, … Met een bredere visie op jeugdbeleid krijgt de jeugdraad inspraak op alle domeinen. Ook een woonbeleid, sportbeleid, cultuurbeleid en een mobiliteitsbeleid moeten op maat zijn van de jeugd. De jeugdraad kan in dit opzicht ook zijn vertegenwoordigers krijgen in andere adviesraden, in de cultuurraad en in de programmeringsraad van het cultureel centrumcultuurcentrum. Jeugdraden kunnen agendapunten op de gemeenteraad brengen. Eén vertegenwoordiger kan daar dan ook beperkt spreekrecht krijgen.
7. De gemeente gaat in dialoog met jongeren. Jongeren bereiken is niet altijd vanzelfsprekend. Jongeren lezen weinig regionaal nieuws en vinden vaak hun weg niet naar de onoverzichtelijke en stijve websites die de meeste gemeenten hebben. Nochtans heeft de gemeente er groot belang bij dat alle burgers mee zijn met wat er rondom hen gebeurt. Informatie is immers de basis voor participatie. Daarom moeten gemeenten anders gaan communiceren. De sociale media zijn laagdrempelig en veel sneller dan de traditionele media, maar vragen wel een actief communicatiebeleid en een gemeente die luistert en in discussie treedt met de inwoners Een gemeente moet de sociale media dus op strategische wijze inzetten. Hun kracht is immers dat ze gemeenschappen helpen creëren. Dit maakt mogelijk dat jongeren gemakkelijk in discussie kunnen gaan met beleidsmakers. Het zorgt er ook voor dat meer mensen op de hoogte blijven van gemeentelijk nieuws. Activiteiten in de gemeente worden meer kenbaar gemaakt. De gemeentelijke website moet een aantrekkelijk medium worden waar een open dialoog mogelijk is. Burgers kunnen er erg gemakkelijk rechtstreeks aan de schepen of bevoegde 13
diensten vragen stellen. Heel wat administratieve dienstverlening kan online via een e-loket gebeuren. Je kan er ook een afspraak maken met een bevoegde ambtenaar, zodat je niet in de rij hoeft te wachten. De gemeentekrant spreekt maar weinig jongeren aan. Doelgroepgericht drukwerk, dat jongeren op school of in jongerencafés kunnen vinden, spreekt jongeren aan en informeert hen over interessante projecten . Een jeugdraad die zich openstelt, is misschien nog het belangrijkste communicatiemiddel om jongeren te bereiken. Te vaak nog worden met de jeugdraad enkel jongeren uit verenigingen bereikt. Als we die deuren kunnen openbreken en ook niet-verenigde jongeren actief aanspreken, wordt ook daar een brug geslagen.
8. Een veiligheidsbeleid is meer dan politieagenten die achter een bureau zitten. Veiligheidsbeleid is meer dan het inzetten van politieagenten. Met boetes en gevangenisstraffen maak je je gemeente niet veiliger. Een integraal veiligheidsbeleid focust dus ook op preventie: gelijke onderwijskansen, werkgelegenheid, kwalitatieve huisvesting, sociale stadsvernieuwing en een actief jeugdbeleid. Structurele oorzaken voor onveiligheid moeten worden weggenomen. Door functies in de stad te mengen, bijvoorbeeld door het aanmoedigen van wonen in winkelstraten, voorkom je dat straten ’s avonds leeg zijn en het onveiligheidsgevoel hoogtij viert. Buurtwerkers hebben een even belangrijke rol dan politieagenten. Soms werkt het om mensen constructief te helpen hun leven vorm te geven. Soms is echter ook een bestraffende aanpak nodig. Belangrijk is deze twee factoren samen als een geheel te zien binnen een veiligheidsbeleid. Blauw moet meer op straat zijn. Want een politieagent achter een bureau levert maar weinig bij tot de veiligheid op straat. Politieagenten moeten opnieuw aanspreekbaar zijn en tussen de mensen leven. Ze moeten snel weten wat er gebeurd. Het vertrouwen tussen politie en burger moet opnieuw opgebouwd worden. Politieagenten die in wagens patrouilleren missen veel van wat er op straat gebeurt. Een politieagent te voet of met de fiets is veel meer aanspreekbaar. Elke wijk heeft bovendien zijn wijkagent die er de vinger aan de pols houdt en problemen vroegtijdig detecteert, maar steeds met begrip voor de sociale context in de wijk. 14
Straffen is soms nodig. Maar zorg voor straffen die werken. Investeer in voldoende mogelijkheden om alternatieve straffen uit te voeren en besteed aandacht aan herstel en bemiddeling. De bedoeling is niet dat iemand die een crimineel feit begaan heeft nog gefrustreerder geraakt, wel dat voorkomen wordt dat die persoon hierin verder gaat.
15
C. (Over)leven in jouw gemeente 1. Halt aan winkelcentra in de rand Grote winkelcentra aan de rand van steden brengen heel wat ongewenste gevolgen met zich mee. De handelaars in de stadskern en omliggende gemeenten merken het aan hun omzet, met faillissementen, leegstand en stadsverloedering tot gevolg. In de VS heeft de honger naar meer "megamalls" in de voorbije decennia zelfs geleid tot ware spooksteden. Bovendien creëren grote winkelcentra heel wat extra verkeersstromen, en dat in gebieden die moeilijk bereikbaar zijn met de fiets en openbaar vervoer. Jong Groen wil dat gemeenten prioritair inzetten op het versterken van de lokale economie in de kern en niet langer op het aantrekken van en het investeren in winkelcentra aan de rand. Een gemeente die kiest voor de bouw van een groot winkelcentrum, moet dit doen in overleg met de buurgemeenten. Bij studies omtrent de impact van winkelcentra op de lokale economie, de mobiliteit en de leefomgeving, krijgen ook de burgers en handelaars inspraak.
2. Openbaar vervoer op maat van jongeren Jong geleerd is oud gedaan. Steden en gemeenten spelen een belangrijke rol bij het aanmoedigen van jongeren om openbaar vervoer te gebruiken. Het doel moet zijn om mensen levenslange klanten te maken van kwaliteitsvol openbaar vervoer. Daarom wil Jong Groen dat er één gemeenschappelijk openbaar vervoersabonnement, zowel voor trein, tram, bus als metro, komt met een tarief op maat van jongeren. Jong Groen pleit voor een gemeentelijk openbaar vervoerplan dat integreert in het speelweefsel. Overal waar jongeren komen moeten bus- en tramhalten te vinden zijn: scholen, jeugdhuizen en fuifzalen, pleinen en speeltuinen,... Om de verkeersveiligheid te bevorderen wordt er over gewaakt dat de routes van openbaar vervoer zo veel mogelijk gescheiden blijven van die van de trage weggebruikers. Om te vermijden dat jongeren 's avonds met auto uitgaan, doet elke gemeente inspanningen om in het weekend nachtvervoer te voorzien. Het studentenleven speelt zich ook 's avonds en 's nachts af, en dus wil Jong Groen in studentensteden ook op weekdagen nachtbussen. Collectieve taxi's die op forfaitaire basis feestgangers thuis afzetten zijn een aanvulling op het aanbod van nachtbussen. 16
3. Buurtbewoners zelf verantwoordelijk voor propere wijk We moeten burgers zelf verantwoordelijk maken voor de netheid van hun eigen straat. Door burgers te responsabiliseren kan sluikstorten vermeden worden. Iedereen die weet hoe lastig het is om een straat proper te krijgen, zal ook minder snel andermans straten vuilmaken. Wijken met een wijkbudget dragen zelf de kosten van de schoonmaak van hun straten. Buurtbewoners zullen zich zo ook sneller bewust worden van het kostenplaatje en zullen zelf minder snel geneigd zijn te vervuilen. Met gemeentelijke administratieve sancties wordt vervuilen en storten streng gecontroleerd en beboet. Deze middelen worden doorgestort naar de wijk waar het voorval gebeurde.
4. Met Community Land Trust kan de gemeenschap woningen voor nieuwe kopers betaalbaar houden Wonen betaalbaar houden, zodat ook jongeren aan een woning kunnen geraken zonder zich de rest van hun leven in schulden te steken is een grote uitdaging. In het buitenland experimenteert men al langer met het principe van de Community Land Trust (CLT). Een CLT is een fonds/trust dat zichzelf als doel stelt grond en eigendommen te verwerven op zo’n manier dat ze altijd beschikbaar én betaalbaar blijven, vooral voor jonge gezinnen en lagere inkomens. Dit kan doordat de grond eigendom blijft van de Community en dat bij verkoop van de woningen een percentage van de meeropbrengst terugvloeit naar de CLT, die het bedrag opnieuw investeert in het betaalbaar houden van woningen voor nieuwe kopers. Jong Groen pleit ervoor om voor sociale koopwoningen te werken volgens het principe van de Community Land Trust: de grond en een deel van de gecreëerde meerwaarde blijven eigendom van de CLT. Zo krijgen jongeren de kans om goedkoop een eigen woning te verwerven zonder dat de overheid telkens opnieuw moet zoeken naar middelen.
5. Een gemeente op maat van de fietser Onze steden en dorpen zijn nog al te vaak ontworpen op maat van koning auto. Als we woon-en werkomgevingen aangenamer willen maken en het individuele gebruik van de wagen willen terugdringen, moeten gemeenten in eerste plaats ontworpen worden in functie van de voetganger en de fietser. 17
Te voet of met de fiets moet de meest evidente en snelste optie worden. Door een aantal eenvoudige ingrepen zoals het afstemmen van verkeerslichten op de snelheid van de fietser, verkeerslichten die ook eerder groen worden voor fietsers dan voor wagens, veilige oversteekplaatsen, van de autoweg gescheiden fietspaden, voldoende fietsstallingen,… maak je het leven van voetgangers en fietsers veiliger en aangenamer. Doorheen vele gemeenten loopt een recreatief fietsknopennetwerk. Willen we dat meer mensen de fiets gebruiken voor woon-werkverkeer, is het nodig ook voor de snelle fietser voorzieningen te treffen. Fietssnelwegen verbinden de binnensteden met randgemeenten. Het recreatieve fietsknopennetwerk is dan voor de trage genietende fietser. Het functionele fietsknopennetwerk is er voor snelle verplaatsingen. In straten waar de snelheid van het autoverkeer hoger ligt dan 30km/u komen veilige en kwalitatieve fietspaden.. Een fietsenstallingenplan zorgt dat fietsers overal in de gemeente hun fiets op een comfortabele en veilige manier kunnen stallen. Dit plan houdt eveneens rekening met alle soorten fietsen, zoals de bakfiets, fietskar, elektrische fiets, … Fietsenstallingen komen er in woonwijken, bij winkelcentra en bij administratieve diensten en zijn op druk bezochte plekken overdekt. Het voorzien van makkelijk bereikbare fietsenstallingen geldt als voorwaarde voor bouwvergunningen van appartementen en andere grote complexen. De stad voorziet huurfietsen op belangrijke plaatsen. Ook bij de fietsinrijpunten in de gemeenten en bij stations van de NMBS worden fietsverhuurdiensten aangemoedigd.
6. Parkeren op randparkings zorgt voor meer open ruimte in de wijken Om steden en grotere gemeenten leefbaar te houden, dienen auto's zo veel mogelijk uit het centrum geweerd te worden. Onder andere door het promoten van de fiets, het openbaar vervoer, carpoolen, … maar ook door een slim parkeerbeleid. Parkings aan de rand van steden en grote dorpscentra moeten gratis zijn. Parkeren in stadsof dorpscentra wordt daarentegen duurder gemaakt. Zo kan het aantal parkeerplaatsen op de openbare weg worden verlaagd. Zo komt er meer openbare ruimte vrij. Betaalbaar en frequent openbaar vervoer en veilige fietsverbindingen vanaf deze randparkings naar de centra moet gegarandeerd worden. Parkeren is het gebruiken van de openbare ruimte. Aangezien deze schaars is, is deze ook waardevol en kan daar dus geld voor worden gevraagd. Een jaarabonnement voor het parkeren van een eerste auto op de openbare weg blijft relatief goedkoop. Een tweede auto parkeren worden ontraden met een gevoelig hoger tarief. Mensen kunnen hun auto’s 18
daarentegen wel gratis parkeren op randparkings, vanaf waar openbaar vervoer naar het centrum is gegarandeerd. Dorpspleinen dienen heroverd te worden van de auto. Deze pleinen mogen niet langer dienst doen als parking, maar worden opnieuw het echte centrum van de gemeente.
7. Cohousing stimuleren In Vlaanderen is bouwgrond duur en slorpen alleenstaande woningen veel ruimte op. Vanuit een pleidooi voor meer open ruimte en betaalbaar wonen is groepswonen of “cohousing” een interessant alternatief. Zeker voor jongeren is dit vaak een eerste stap op de woningmarkt. Het kan voor vele jongeren een oplossing bieden voor de dure woningmarkt als ze samen een huis kunnen kopen of huren. Elke stad of gemeente moet daarom een sturende en (financieel) ondersteunende rol spelen bij initiatieven voor cohousing. De stad biedt informatie aan over alle aspecten van het delen van een woning. Het wettelijk statuut voor cohousing moet flexibeler. Met verschillende personen op hetzelfde adres gedomicilieerd zijn, mag geen gevolgen hebben op het vlak van uitkeringen. Nieuwe projecten mogen niet afgeremd worden door de lage bereidwilligheid van banken om leningen te verstrekken. Een erkenning van cohousing-projecten door de gemeente, bv. door het introduceren van een label zet deze meer in de kijker.
8. Leegstand en verkrotting tegengaan Wanneer bouwgronden schaars en dus duur worden, is het van een groot belang om zuinig om te gaan met ruimte. Woningen, winkelruimtes en kantoorgebouwen laten leegstaand is dan ook pure verspilling. Het is belangrijk dat gemeenten nu investeren in die lege ruimte in de steden en gemeenten, zo niet zadelen we de toekomstige generaties op met historische vervuiling en raakt langzamerhand het hele land volgebouwd. Leegstaande panden, kantoorruimtes, ruimtes boven winkels kunnen het nijpend tekort aan betaalbare woon- of werkruimte in de stad opvangen. Steden en gemeenten moeten structurele leegstand in steden grondig aanpakken. Dit kan gebeuren door een substantiële leegstandtaks te heffen en te innen.
19
Niet enkel leegstaande panden vormen een probleem. Grote delen van de voormalige arbeiderswijken verkeren vaak in slechte toestand. Daarom pleit Jong Groen voor een krotspotteam dat actief op zoek gaat naar de verouderde wijken en hiervoor gericht maatregelen ontwikkelt.
20
D. Lokale economie 1. Lokale besturen coördineren sociale economieprojecten Niet iedereen vindt werk op de reguliere arbeidsmarkt. Sociale economie is een verzamelnaam voor bedrijven en initiatieven waar menselijke en maatschappelijke winst primeren op financiële winst. Binnen de sociale economie staat begeleid werken centraal. Dat is belangrijk voor mensen die het door hun omgeving of achtergrond moeilijk hebben om in het "normale" circuit mee te draaien of voor mensen met een fysieke of mentale beperking. Het sociale economielandschap is vandaag de dag versnipperd. Vermits het echter vaak om lokaal verankerde initiatieven gaat, pleit Jong Groen voor een grotere betrokkenheid van de lokale besturen bij de plaatselijke sociale economie. Concreet ziet Jong Groen een regierol weggelegd voor het lokale bestuur. Lokale noden worden in kaart gebracht, waarna samenwerking wordt gestimuleerd en nieuwe initiatieven worden opgestart. Lokale besturen begeleiden deze initiatieven in de zoektocht naar fondsen en subsidies. Zo kan bijvoorbeeld in steden met een autovrij of autoluw centrum de distributie van goederen gebeuren d.m.v. fietskoeriers. Gemeenten met een oude bevolking kunnen extra inzetten op ouderenzorg en klusjesdiensten terwijl, omgekeerd, gemeenten met veel jonge gezinnen meer aandacht kunnen schenken aan initiatieven voor kinderopvang. Ten slotte geven de gemeenten het goede voorbeeld en schakelen ze doelgroepwerknemers in voor lokale evenementen (bv. catering) of voor het opknappen van gemeentelijke infrastructuur.
2. Samen ondernemen De gemeente moet initiatieven vanuit de gemeenschap kansen geven en aanmoedigen. Dat geldt zeker op het vlak van ondernemen. Lokale coöperatieven doen burgers samenwerken en zorgen voor een kleinschalige economie waarin iedereen zijn plaats kan vinden. Een voorbeeld van zo’n coöperatieve kan een aankoopcoöperatieve zijn. Burgers werken samen om goedkoper in een grotere hoeveelheid iets te kunnen aankopen. Samen groene energie aankopen bijvoorbeeld, of nog beter, samen zonnepanelen bestellen. Dit drukt de prijs en stimuleert samenwerking. Bio-boeren kunnen samenwerken via een coöperatieve die haar producten rechtstreeks aan de buurtwinkel levert. Zij kunnen samen een rechtvaardige prijs vragen. Op die manier
21
kunnen we kleinschalige bio-landbouw volop ondersteunen en stimuleren we een korte voedingsketen. Lokaal ondernemen dat ontstaat vanuit kleine ideeën heeft soms een extra duw nodig. Die steun moet de gemeentelijke overheid bieden. Administratieve ondersteuning, goedkope leningen en publicatieruimte zijn enkele middelen die het gemeentebestuur kan inzetten.
3. Afval als basis voor een groene economie Afval hoeft geen probleem te zijn. In een economie waarin grondstoffen eindig zijn, biedt eeuwig recycleren de oplossing. Afvalstoffen kunnen opnieuw grondstoffen worden, op deze manier sluiten we een vicieuze cirkel die steeds meer en meer roofbouw pleegt op de aarde. Een groene economie moedigt bedrijven aan om producten zo te maken dat ze 100% recycleerbaar zijn. Nadien moet de gemeente instaan voor een gescheiden afvalophaling. Deze grondstof komt nadien opnieuw bij bedrijven terecht. De gemeente werkt samen met een Kringwinkel in de buurt en stimuleert hergebruik van meubelen, huisraad en kledij door deze goederen op te halen en af te leveren bij de Kringwinkel. Op producten in de winkel wordt een verpakkingstaks toegevoegd op basis van de hoeveelheid verpakking. Zo worden consumenten en bedrijven bewust gemaakt en verkleint de afvalberg. Door een eerlijk systeem zoals DIFTAR, waar afval individueel wordt gewogen, betaalt iedereen naar gelang de hoeveelheid afval die hij buitenzet. Regelmatige ophaling van alle fracties maakt dat vooral mensen die klein behuisd zijn of op een appartement wonen niet te lang tussen hun afval moeten leven. Voldoende en toegankelijke containerparken stimuleren het sorteren en zorgen ervoor dat mensen gemakkelijk van hun groot afval af geraken.
4. De gemeente geeft het goede voorbeeld De gemeente heeft een voorbeeldfunctie voor haar burgers. Duurzaamheid begint dus bij de gemeentelijke diensten en voorzieningen.
22
De gemeente gaat systematisch na waar de energieëfficiëntie kan worden verhoogd en legt zich zelf een streefdoel voor energiereductie op. Het kan gaan om isolatie van gebouwen of het efficiënter maken van straat- en sierverlichting. Op vlak van mobiliteit moedigt de gemeente haar personeel aan om de fiets of het openbaar vervoer te nemen naar het werk. Initiatieven zoals het fietsontbijt dragen bij tot een appreciatie van duurzame verplaatsingen. Dienstverplaatsingen van gemeentelijk personeel gebeuren steeds met de fiets, de elektrische wagen of deelwagens. Het traditionele wagenpark wordt afgebouwd. De gemeente promoot een duurzame en eerlijke levensstijl. Dit kan gaan van het schenken van fairtrade koffie tijdens vergaderingen tot het behalen van de titel "fairtradegemeente". Gemeenten ondersteunen bovendien particuliere initiatieven die hun leefomgeving duurzamer willen maken. Om in haar eigen noden te voorzien op het vlak van catering, opknappen van gemeentelijke infrastructuur, klusjes etc. doet de gemeente waar mogelijk beroep op doelgroepwerknemers: mensen die in het normale economische circuit hun weg niet vinden.
5. Pestbelastingen hervormen tot één belasting die bedrijven aanzet te vergroenen We moeten bedrijven niet pesten. Belastingen waar meer administratieve kosten aan verbonden zijn dan dat ze geld opbrengen hebben weinig zin. Bedrijven en vennootschappen die eerlijk hun vennootschapsbelasting betalen, leveren een goede inspanning voor de omgeving waarin ze gelegen zijn. Anderzijds kunnen belastingen wel nuttig zijn om bedrijven aan te zetten zichzelf te vergroenen. Bedrijven die groene keuzes maken kunnen zo een heel stuk belastingen uitsparen. De oude belasting op drijfkracht kan het best vervangen worden door een belasting op energie. Bedrijven kunnen die belasting zelf onder controle houden door hun energieverbruik te laten dalen en worden zo gestimuleerd aanpassingen door te voeren. Een belasting op bedrijfsoppervlakten zet bedrijven aan tot een efficiënt ruimtegebruik en een belasting op leegstand voorkomt verpaupering van kantoorgebouwen, winkelstraten en bedrijfsterreinen. Gerichte fiscale stimuli kunnen de lokale economie op het juiste pad brengen. Gevelverfraaiing kan aangemoedigd worden met een premie. Aan wie een handelsactiviteit start in een leegstaand pand kan een starterstoelage toegekend worden. 23
6. Lokale bioproducten steunen op de markt In veel steden en gemeenten worden er wekelijkse markten georganiseerd. Ook in dit gebeuren kan een gemeente accenten leggen om de lokale econome te stimuleren. De prijzen die voor standplaatsen op die markten betaald moeten worden, moeten redelijk zijn. Ambachtslieden en producenten van streek- en bioproducten krijgen een zichtbare plaats op de markt. We pleiten voor het promoten van regelmatige lokale biomarkten en voedselcoöperatieven waarbij boeren uit de omgeving de kans krijgen om hun producten aan de man te brengen. Hierdoor worden lange voedselketens vermeden en wordt de band tussen producent en consument versterkt.
7. Iedereen wordt elektriciteitsproducent Elke gemeente moet ook een kleinschalige energieproducent worden door flexibeler en creatiever om te springen met vergunningen voor windenergieprojecten, systemen zoals rent-a-roof (waarbij een investeerder zonnepanelen op een dak van iemand legt en waarbij de bewoner mee de eerste afnemer wordt van deze goedkope groene stroom),… Jong Groen pleit bovendien voor collectieve verwarming, waarbij warmte uit industriële processen of afkomstig van grote koelsystemen, gebruikt wordt voor woningverwarming. Tevens wordt er een belasting ingevoerd op het verlies van energie bij industriële processen en grote koelsystemen. Jong Groen pleit voor de mogelijkheid tot collectieve verwarming door middel van wijk-WKK’s, warmte die onttrokken wordt van wegen,… Maak ook ruimte voor proefprojecten waar biogas, afkomstig van het vergisten van GFT of rioolwater, in het aardgasnet wordt geïnjecteerd. Door bedrijventerreinen slim in te plannen kan de energie die door de ene geproduceerd wordt ook gebruik worden in processen van een ander bedrijf.
8. Lokale handelaars Kmo's en zelfstandigen vormen de ruggengraat van de plaatselijke economie. Zij verdienen dan ook maximale ondersteuning.
24
Infrastructuurwerken zoals de heraanleg van straten en pleinen zijn nodig. Deze brengen vaak de nodige hinder met zich mee. De grootste ergernissen zijn meestal afkomstig van een gebrek aan communicatie. Werken moeten daarom steeds in overleg met de lokale ondernemers gebeuren, zodat deze zich kunnen voorbereiden en de nodige maatregelen kunnen treffen. Zo kan de hinder voor deze bedrijven tot een minimum beperkt blijven. Een strategische inplanning van winkels en bedrijfspanden kan grote mobiliteitsstromen vermijden. Een plan voor een nieuwe wijk voorziet ook ruimte voor handelszaken. Voor een startende onderneming moet het vanaf het begin duidelijk zijn welke belastingen er in een gemeente van toepassing zijn. Ook voor bestaande ondernemingen is dit vaak een probleem. Communicatie is hierbij van groot belang. De gemeente vermijdt 'pestbelastingen', die vaak een grotere administratieve kost hebben dan dat ze effectief opbrengen.
25
E. Een warme samenleving 1. Lokaal actieplan tegen kinderarmoede Een armoedebeleid spitst zich vaak toe op bestrijding van financiële armoede en tewerkstelling van ouders. Belangrijk, want kinderen kan je niet loskoppelen van de context waarin ze opgroeien. Net omwille van die afhankelijke situatie van kinderen, verdienen ze aandacht als aparte doelgroep. Zeker op lokaal niveau kan een actieplan tegen kinderarmoede een hefboom zijn en de rechten van kinderen en jongeren versterken. Kinderen en jongeren beleven armoede en de effecten ervan op een eigen manier. Armoede treft hen op verschillende levensdomeinen en schendt verschillende rechten. Een actieplan kinderarmoede kan niet ontstaan zonder dat kinderen en jongeren zelf, experts over hun leven en leefwereld, dit actieplan mee vormgeven. Ook verenigingen die met maatschappelijke kwetsbare kinderen en jongeren werken hebben een belangrijke functie. Kinderen en jongeren zijn individueel drager van rechten. Jong Groen wil een automatische toekenning van deze rechten. Vaak bestaan kortingen of toelagen, maar zijn ze te weinig bekend bij wie er recht op heeft. Een belangrijke lokale actor is het OCMW die moet zorgen voor automatische of efficiënte toekenning van rechten en voor laagdrempelige en correctie informatie over hun rechten. Jeugdwerk, culturele of sportieve activiteiten moeten toegankelijk zijn voor alle kinderen: fysiek (afstand), mentaal (laagdrempelig) en financieel. De gemeente kan dit 'regulier' aanbod ondersteunen en bevorderen. Ook moet de gemeente het gespecialiseerd jeugdwerk erkennen ondersteunen ondersteund en eventueel uitbouwen. Tot slot moet voor alle kinderen sport- en spelmogelijkheid in de buurt zijn, met extra aandacht voor goede buitenruimte in de meest kwetsbare buurten. Een kinderarmoedebeleid mag ouders niet buitenspel zetten of hen een schuldgevoel bezorgen. Opvoedingsondersteuning in de gemeente moet een netwerk vormen met OCMW, CAW, Kind & Gezin, onderwijs, initiatieven kinderopvang, sociaal-culturele verenigingen. Gezinnen moeten er op vrijwillige en informele basis terecht kunnen bij andere ouders en professionelen met vragen over opvoeding. Ook bij opvoedingsondersteuning zijn kinderen en jongeren actieve partner.
2. Kleur in het cultuurbeleid Jong Groen wil dat projecten die nieuwe doelgroepen betrekken en kansen geven in het cultuurbeleid sterk aangemoedigd en ondersteund worden. 26
Cultuur werkt voor iedereen emanciperend. Maar het moet ook iedereen kunnen aanspreken. Door doelgroepgericht te werken creëer je kansen. Het is aan het gemeentebestuur om de vele verenigingen die er zijn die kansen aan te reiken en ze daarbij volop te ondersteunen. Zo zouden toneelverenigingen begeleid door personeel van het rusthuis toneel met rusthuisbewoners kunnen opzetten. De lokale dansschool kan een optreden in én met een sociale wijk doen. Fanfares en jeugdbewegingen kunnen elkaar gebruiken voor opvallende en creatieve stoeten doorheen dorp en stad. De gemeente moedigt dit aan met een kleine subsidie en ondersteunt het project door sociaal-cultureel werkers ter beschikking te stellen.
3. Geef jongeren een podium voor hun talenten Cultuur is maar zo breed als je het zelf maakt. Beweer je dat jongeren niet met cultuur bezig zijn, heb je het goed mis. Ook de gemeenten moeten die blik durven verruimen en de creativiteit van haar jongeren naar waarde schatten. Projecten als “Alles Kan” in Gent of “Pierced” in Beersel geven jongeren de kans hun talent te verdiepen door professionele begeleiding en geven deze talenten nadien een podium. Zulke projecten verdienen navolging. Maar gemeenten moeten ook meer durven doen. Laat jongeren met passie voor kunst het zoveelste rondpunt in de gemeente zelf inrichten. Laat jongeren met talent voor webdesign de website van de gemeente ontwerpen. Jongeren met dj-talent kunnen de nieuwjaarsreceptie van de gemeente opluisteren. Schrijf fotografieprojecten uit waarmee jongeren hun blik op de gemeente zelf in beeld brengen. Speelpleinen, jeugdbewegingen, en jeugdhuizen kunnen best een muur waarop met graffiti geëxperimenteerd kan worden, gebruiken. Jongeren zijn vaak met geweldige dingen bezig, de gemeente moet dat willen zien en dat een forum geven in het openbare leven.
4. Een lage energiefactuur geeft meer zuurstof aan maatschappelijk kwetsbaren Mensen die in armoede leven, wonen ook vaak in de oudste huizen met de slechtste isolatie. Hun energiefactuur is dus stelselmatig hoger dan van wie zich een passiefhuis kan veroorloven.
27
Het kan anders. Gemeenten kunnen sociale huisvestingsmaatschappijen ertoe aan zetten om vanaf nu nieuwe sociale woningen te bouwen volgens het principe van passiefbouw. De bestaande woningen moeten zo snel mogelijk gerenoveerd worden, de oudste eerst. Tegen 2030 moeten alle sociale woningen voldoen aan de strengste energienormen. Een energiescan van de woning moet deel uitmaken van het sociaal onderzoek bij OCMWcliënten. Een sociaal onderzoek moet een volledig beeld geven op de leefomstandigheden van de cliënt. Mensen die in een woning wonen die onvoldoende energiezuinig is, moeten aangepaste begeleiding krijgen. In de meest extreme gevallen wordt een nieuwe en beter aangepaste woning gezocht. In andere gevallen worden de nodige isolatiewerken uitgevoerd. De gemeente neemt 50% van deze kost op zich. De andere helft kan met een afbetalingsplan door de bewoners stelselmatig worden betaald. Dat is mogelijk aangezien de energiefactuur stelselmatig zal dalen en de financiële ademruimte zal toenemen. Kostelijk denk je? Wellicht, maar het laten oplopen van de energiefacturen van mensen die een vervangingsinkomen hebben is dat ook.
5. Een sociale mix zorgt voor verdraagzame wijken. Pagina’s werden al vol geschreven over herwaarderingsprojecten in steden en de negatieve impact ervan op de oorspronkelijke bewoners van wijken. Het investeren in strategische projecten in achtergestelde buurten kan echter ook een goede impact hebben: het inplanten van een gemeenschapsvoorziening, werkgelegenheid of onderwijs gericht op de buurt,… Jong Groen vindt het belangrijk om bij de inplanting van nieuwe wijken of de renovatie van bestaande wijken te streven naar een sociale mix onder de bewoners. Dat kan bereikt worden door bijvoorbeeld verschillende woonsoorten te voorzien binnen één wijk of grootschalig project, die ook een verschillend publiek zullen aantrekken. Bij grootschalige bouwprojecten van privé-investeerders kan dit als een randvoorwaarde opgenomen worden. Wonen en leven in een gevarieerde omgeving, met een diversiteit aan bewoners en bijgevolg ook aan nieuwe impulsen kan een stimulans betekenen voor bepaalde groepen en zorgt in elk geval voor een grotere openheid en verdraagzaamheid binnen een samenleving.
6. Een sterk diversiteitsbeleid voor elke gemeente De multiculturele samenleving is een realiteit.
28
Willen we niet dat we anoniem naast elkaar gaan leven, is een lokaal diversiteitsbeleid nodig. Jong Groen vindt het belangrijk dat de gemeente een regierol opneemt om samen met het onderwijs, het middenveld, de privésector en de bewoners een diversiteitsbeleid uit te werken. Een diversiteitsambtenaar stuurt deze processen aan. Een sterk diversiteitsbeleid begint bij integratie. De gemeente organiseren samen voldoende cursussen Nederlands voor nieuwkomers en anderstaligen. Anderstalige ouders kunnen op de school van hun kinderen terecht om daar Nederlandse les te volgen. Op deze manier wordt ook de drempel tussen ouder en school verlaagd. Jeugdbewegingen en sportclubs kunnen meer leren over omgaan met diversiteit. Een diversiteitsplan voor het jeugdwerk geeft jongeren van welke origine dan ook de kans zich volop te ontplooien. Het OCMW heeft een voldoende hoog budget ter beschikking om de eventuele financiële drempel te verlagen. Diversiteitsbeleid is ook een anti-discriminatiebeleid. Vaak nog wordt discriminatie afgedaan als een natuurlijk proces waar we niet te veel in kunnen ingrijpen en waar we dus mee moeten leren leven. Jong Groen is het daar grondig mee oneens. Discrimineren is onaanvaardbaar en moet dus tegengegaan worden. De gemeente moet zelf het goede voorbeeld geven. Bij het aannemen van eigen personeel, samenwerken met organisaties en uitbesteden van opdrachten mag ze op geen enkele manier mensen of groepen discrimineren. Daarnaast is het de taak van de gemeente om discriminatie actief op te sporen, dat kan door meldpunten te installeren waar discriminatie op een laagdrempelige manier kan gemeld worden.
7. Stadslabo’s geven antwoorden op lokale noden Niet iedereen kan zich ten volle ontplooien in zijn gemeente. Investeringen van de gemeente komen, ondanks goede bedoelingen, vaak niet ten goede van de inwoners zelf maar bv. enkel van vastgoedontwikkelaars. Jong Groen wil dat stadlabo's de noden van inwoners en bezoekers van de gemeente in kaart brengen en een centrale rol vervullen bij de uitvoering van nieuwe projecten. Stadslabo's krijgen hun informatie van basiswerkers (sociaal assistenten, leerkrachten, straathoekwerkers,...): zij komen immers als eerste in contact met de lokale problemen en noden. Een interdisciplinair team brengt alle nodige kennis wat betreft hardware (ruimtelijke ordening, mobiliteit, huisvesting) en software (lokale economie, verenigingen,...) samen en vormt zo een expertisecentrum voor bewoners en ontwikkelaars. 29
De concrete output van een stadslabo zijn experimenten die wars van geprefabriceerde denkkaders een antwoord bieden op de uitdagingen waar de gemeente mee gconfronteerd wordt. Om los te komen van de platgetreden paden, en wetende dat er geen blauwdruk bestaat voor de ideale stad, pleit Jong Groen voor het "recht op experimenteren", zoals dat bestaat in Frankrijk ("droit à l'experimentation"). Op die manier krijgt de gemeente binnen een afgebakende ruimte en tijdspanne carte blanche van de hogere overheid en hoeft ze de bestaande regelgeving niet na te leven. Steden en gemeenten kunnen bv. experimenteren met verschillende functies voor openbare ruimte. Een park kan ook de plek zijn om van een optreden te genieten, te bezinnen, of om een barbecue te doen. Ook wat betreft nieuwe samenwoningsvormen kan er op basis van reële noden geëxperimenteerd worden.
8. Een gemeente koestert haar vrijwilligers Een organisatie zonder vrijwilligers bestaat niet. Willen we dat er meer beweegt in elke gemeente, dan heb je enthousiaste mensen nodig die graag hun handen uit de mouwen steken of hun schouders onder een project zetten. Elke gemeente moet een actief vrijwilligersbeleid voeren. Vrijwilligerswerk vormt immers de basis voor een warm verenigingsleven, is voor velen een kans op sociaal contact en maakt dat de zachtere sectoren in onze samenleving blijven functioneren. Een organisatie die vrijwilligerswerk in de gemeente coördineert, wordt door de gemeente ondersteund. Zij worden verantwoordelijk voor de ondersteuning van vrijwilligers. Vaak willen velen vrijwilligerswerk doen. Maar even vaak is het nodig om de vraag en het aanbod op elkaar af te stemmen. Een website die vraag en aanbod koppelt, kan een oplossing zijn voor vrijwilligerswerk. Vrijwilligers bieden via de website hun diensten aan. Organisaties plaatsen hun zoekertjes op dezelfde website. De gemeente organiseert ook jaarlijks een vrijwilligersbeurs, een ontmoetingsplaats voor vrijwilligers onderling en voor organisaties die vrijwilligers zoeken. Vrijwilligers moeten ook gewaardeerd worden. Jaarlijks organiseert de gemeente dan ook een Feest van de Vrijwilliger, waarmee ze in de bloemetjes worden gezet. Door een fietsvergoeding toe te kennen aan vrijwilligers, geef je hen daarenboven een extra stimulans.
30