LEEN DEN BESTEN
Technologie verlegt grenzen Technologie vormt het landschap van ons leven Om effectiever te werken, hebben mensen altijd hulpmiddelen ontwikkeld. Eeuwenlang hadden ze de keuze deze hulpmiddelen wel of niet te benutten. Wij hebben die keuze niet meer. Zoals een slak niet kan voortbestaan zonder zijn huisje en zoals een astronaut niet kan leven zonder de technische apparaten waarmee hij bekleed is, zo kunnen wij niet meer zonder de producten van wetenschap en techniek: de moderne technologische middelen. Ze omringen ons gedienstig. Ze vormen het landschap van ons leven. Ze spelen een steeds grotere rol in ons handelen en de manier waarop we ons bestaan inrichten. Al blijft er een ruim gebied voor de vegetatieve, animale en vitale aspecten van het leven die in beginsel zonder instrumenten kunnen, zoals geboorte en dood, lust en pijn, ze beheersen deze toch steeds meer. Door de technologie - het resultaat van wetenschap en technisch kunnen - zijn wij op een bepaalde manier aanwezig. Ook de wereld is door de technologie op een bepaalde manier aanwezig. Immers, technologische middelen bepalen voor een groot deel onze waarneming en ervaring. De eeuwen door bekeek de mens de natuurlijke wereld door de bril van zijn zelfgeschapen menselijke omgeving. Technologie was als een spiegel waarin hij zichzelf, de wereld, de natuur en God zag. Ze beïnvloedde de wijze waarop hij zijn geloof beleefde en verwoordde en bepaalde zijn vaak onuitgesproken opvattingen over wat mogelijk en wenselijk is. Met het ingrijpend veranderen van de technologie wijzigde zich zijn identiteit, zelfbeeld, wereldbeeld en godsbeeld. In de Oudheid zag de mens zichzelf veelal als een aarden vat, bezield door de levensadem van de goddelijke pottenbakker. Nadat de door gewichten aangedreven klok was uitgevonden, ging hij God zien als de grote klokkenmaker en vergeleek hij de regelmatige bewegingen van de hemellichamen alsook de fraai gecompliceerde lichaamsbouw van de dieren en de mensen met het functioneren van een machine. Sinds de komst van de stoommachine zei hij in bepaalde situaties: ‘ik voel me onder druk gezet’ of: ‘ik moet even stoom afblazen’. Sinds de radio sprak hij over ‘even afstemmen’ en ‘ruis onderdrukken’. En sinds de invoering van de computer keek hij er niet vreemd meer van op als iemand na een scheiding zei: ‘Het kost me veel moeite mezelf te herprogrammeren op het weer alleen leven’, of als iemand sprak over ‘geprogrammeerd zijn’, ‘je databank updaten’ of over de ‘sofware en hardware van de hersenen’. Het menselijk handelen kende eeuwenlang een min of meer statisch omgrensd bereik. Er was een bepaald evenwicht met de natuurlijke omgeving. Hierin kwam verandering toen wetenschap en techniek een dominante rol gingen spelen. De moderne samenleving ontstond. Deze gaf aan de bewerktuiging van de mens een eigen, immanente dynamiek. Er is nu ‘een onbegrensd en in wezen doelloos voorwaarts, waarbij elke stap weer nieuwe stappen als mogelijkheden openbaart en de reeds tot stand gekomen bewerktuiging door een soort feedback met nieuwe vermogens voorziet. Verandering, vernieuwing is hier de innerlijke wet.’ 1
Technologie verandert de mens en de mens verandert de technologie. In toenemende mate past hij zich in psychisch en sociaal opzicht aan de eisen van de moderne technologische middelen aan en (be)dient hen. ‘Naarmate de ontwikkeling van de moderne wetenschap en de moderne techniek verder voortschrijdt, wordt de werkelijkheid zoals deze ons oorspronkelijk in de onmiddellijke of natuurlijke ervaring is gegeven, steeds meer achter een door ons zelf geconstrueerde wereld weggeschoven. Onze gehele ervaring van de werkelijkheid wordt daardoor anders, ook wat haar inhoud aangaat, maar vooral met betrekking tot de manier waarop ze voor ons mensen bestaat en toegankelijk is.’ Technologie verandert niet alleen ons, maar ook onze samenleving en de natuur. En steeds gebeurt dat op een zodanige manier dat de effecten en uitkomsten ervan niet simpel te voorzien en te voorspellen zijn. Technologie draagt, net als wetenschap, ertoe bij dat de maatschappij, ook de mondiale, zich steeds verder ontwikkelt en dat het systeem zijn dynamiek behoudt. De keuze en het gebruik van de technologie zijn niet vrij. Ze worden bepaald door economische en politieke belangen en randvoorwaarden. Technologische ontwikkelingen en toepassingen veronderstellen het nemen van beslissingen die ten nauwste samenhangen met mensbeelden, maatschappijvisies, politieke ideeën en ethische overwegingen. Ze dagen ons uit tot eigen standpuntbepalingen. Waar we geloven dat technologieën in hun immanente ontwikkelingsgang moeten worden toegepast, geven we ons aan deze technologieën over en maken we onszelf onmondig. Verrijking en bedreiging De technologie is wellicht het zuiverste symbool van de triomf van de menselijke doeleinden over de blinde natuur, van de triomf van het menselijke verstand en de menselijke vrijheid over het loutere toeval. Hoe dan ook, ze heeft de kwaliteit van leven aanzienlijk vergroot. Ze maakte het mensen mogelijk zich vrij te maken van de zorg voor het dagelijks overleven, en verschafte hen licht, een betere gezondheid en vrijwaring van zwaar lichamelijk werk. Ze verrijkte het leven met middelen voor communicatie en geografische mobiliteit, en maakte genieten van muziek, literatuur, film en dergelijke voor ieder mogelijk. Nog altijd vergroot technologie de kwaliteit van leven. Maar ze bedreigt die kwaliteit ook. Ze is het instrument voor duurzame ontwikkeling en tegelijk is ze een belangrijke reden waarom we voortdurend aan duurzame ontwikkeling moeten werken. Ze ‘maakt de natuur toegankelijker, prikkelt én bevredigt onze nieuwsgierigheid naar de natuur en versterkt onze positieve ervaringen met de natuur, maar maakt haar tegelijk tot zinloos ding dat ons nog maar nauwelijks kan verrassen en zelden angst aanjaagt.’ Technologie illustreert ‘de hevige dubbelzinnigheid van alle menselijke vermogens en daarmee van zijn geschiedenis, verenigt mogelijkheden ten goede en ten kwade in zich, en bedekt zelfs haar eigen essentie, het uiting geven aan de menselijke vrijheid, met de onverzoenlijkheid van het bepalende lot. Want de technologie zelf is een noodlot geworden dat de moderne mens achtervolgt, en de spot drijft met zijn beheersing over zichzelf en zelfs over de natuur. In feite heeft zij bijna de blinde natuur vervangen als de voornaamste oorzakelijke factor van al wat ons in ons hedendaags bestaan bedreigt.’
2
Voortdenderende trein Technologieontwikkeling wordt vaak vergeleken met een voortdenderende trein: je kunt zijn richting niet veranderen; je kunt hoogstens wanhopig aan de rem trekken of enthousiast zijn snelheid verhogen. Gelet op de onoverzienbare omvang en de ogenschijnlijke eigenwettelijkheid van de technologieontwikkeling is dit een begrijpelijk beeld. Maar het is te somber. Technologieontwikkeling is mensenwerk, het werk van een netwerk van mensen en dus toegankelijk voor morele beoordeling en beleidsmatige sturing. ‘Dat technologie-ontwikkeling collectief mensenwerk is, betekent niet simpelweg dat het de optelsom is van onderling onafhankelijke keuzen van veel mensen. Die keuzen werken op elkaar in! Ze kunnen elkaar versterken, maar ook verzwakken. De keuze van de een schept de randvoorwaarden voor de keuze van de ander. Ieders keuzevrijheid wordt dus beperkt door voorgaande keuzen.’ De wisselwerking tussen de keuzes kan leiden tot onbedoelde gevolgen. Daardoor lijkt het wel eens dat er autonome processen aan het werk te zijn. Feitelijk zijn de gevolgen resultante van ieders invloed, maar ieders afzonderlijke invloed is er moeilijk in te herkennen. ‘Het aantal instellingen, bedrijven, groeperingen en personen dat op de een of andere manier betrokken is bij de ontwikkeling van technologie is zo groot geworden dat niemand meer overziet wie, waar en in welke hoedanigheid, op welke wijze en met welk doel aan die ontwikkeling bijdraagt. Zelfs in hun vakgebied goed ingewijde deskundigen of politici hebben dat overzicht niet. Ieder overziet vanuit zijn eigen positie slechts een klein deel en heeft op een beperkt terrein deskundigheid. Wat de een met het ene “goede doel” heeft gestart, wordt door een ander met een ander “goed doel” voortgezet. Gezamenlijk leveren ze een onbedoeld resultaat.’ Grenzen vervagen Met onze technologie grijpen we niet alleen in natuurlijke processen in en doorbreken daarmee grenzen die vanzelfsprekend waren, maar verleggen we ook stukje bij beetje de grenzen van het menselijk kunnen en doen dat wat enkele jaren geleden nog onvoorstelbaar was. Te denken valt aan de genetische modificatie van schapen en runderen met het doel ze in hun melk biomedische eiwitten te laten produceren; het fabrieksmatig maken van vlees uit een stamcel (een ongedifferentieerde cel waaruit andere, gespecialiseerde cellen kunnen ontstaan); het vervangen van biologische organen door kunstmatig geproduceerde ledematen, bloedvaten, harten, levers en botten (regeneratieve geneeskunde); het produceren van complete kopieën van menselijke organismen (kloontechnologie); het isoleren en in leven houden van menselijke hersens los van het lichaam (neurofysiologie); het inplanten van technische systemen in menselijke organismen (pacemakers, insulinepompen, ooglenzen, gehoorapparaten, siliconen); het ontwikkelen van neurale netwerken die intelligente capaciteiten hebben; het (tijdelijk) overnemen van orgaanfuncties door technische systemen (bijvoorbeeld bij de nierdialyse); het produceren van mensachtige robots die goed met elkaar kunnen samenwerken; het in kaart brengen van de menselijke genetische blauwdruk om ziektes zoals kanker en Alzheimer te voorspellen. Niet alleen kunnen we fysiek worden uitgerust met kunstmatig geproduceerde organen en hulpmiddelen, we passen ons ook voortdurend aan een steeds kunstmatiger omgeving. We 3
maken met een zekere gretigheid gebruik van allerlei vernuftige ‘apparaten’ (bijvoorbeeld intelligente ovens, programmeerbare lichtschakelaars, cruise control in de auto) die een deel van ons denken en functioneren overnemen en ons verzekeren van een goed geordend bestaan. Hun raffinement is van dien aard dat we niet begrijpen hoe ze functioneren en we niet anders kunnen dan te rekenen op hun precisie, doeltreffendheid, degelijkheid en betrouwbaarheid. Technologie verschuift de grenzen van de menselijke macht, verantwoordelijkheid en kwetsbaarheid. Wat vroeger als noodlot werd ervaren of werd gezien als vallend onder Gods zeggenschap en machtsbereik, wordt nu beschouwd als behorend tot het machtsbereik van de mens en vallend onder diens zeggenschap en verantwoordelijkheid. De dingen waarover hij beschikt, van de bril tot de computer, verlossen hem van de beperkingen van ruimte en tijd, vergroten zijn capaciteiten en zijn greep op de werkelijkheid en brengen allerlei krachten binnen zijn bereik die vroeger alleen aan tovenaars en sjamanen werden toegedicht. Meer dan ooit beschikt hij over de biologische grondslagen van menselijk bestaan. Door de technologie groeit het bereik van zijn handelen welhaast explosief, zowel ten goede als ten kwade. De scheiding tussen de mens en de dingen, tussen natuur en cultuur, tussen maatschappij en techniek wordt door moderne technologische ontwikkelingen steeds vager. Zo wordt bijvoorbeeld de logica van de biologie meer en meer gebruikt in elektronische machines. Ook worden er stappen gezet om biologie en elektronica te integreren, zoals duidelijk wordt bij het elektronisch inwerken op DNA-structuren. Het begrijpen van de levensstructuren en het begrijpen van informatica-apparaten versterken elkaar. Nieuwe vragen dringen zich op: gaan mensen op robots lijken of robots op mensen? Worden het individu en het kapitaal van de soort in gevaar gebracht door de erosie van de grenzen van het menselijke of is daar geen sprake van? Wat verstaan we eigenlijk onder leven? Wat is de maat van het nut waarmee we technologie inzetten voor de sturing van het menselijk handelen? Wat beweegt ons ten diepste? Waar doen we het allemaal voor? Wat beschouwen en respecteren we als ons gegeven? Wat is de maat van onze verantwoordelijkheid voor de moderne technologie? Wie is aansprakelijk voor wat gaat gebeuren? Kunnen we de gevolgen en risico’s van een grootschalige toepassing van sommige technologieën nog wel overzien? Waar en wie is God in onze technologische tijd? Toegenomen verantwoordelijkheid Het menselijk vermogen om in allerlei natuurprocessen in te grijpen is door de wetenschap en de techniek enorm vergroot en daarmee zijn ook verantwoordelijkheden en de behoefte aan algemeen geldige normen en waarden toegenomen. We achten ons echter steeds minder in staat om objectief goede en algemeen aanvaarde doeleinden en morele criteria vast te stellen waarnaar ons handelen gericht kan worden en die het ingrijpen in goede banen zou kunnen leiden. Het antwoord op de vraag wat goed is en wat niet, is tot een subjectieve aangelegenheid geworden, tot een kwestie van smaak. Wat goede ontwikkelingen zijn, laat zich nauwelijks nog vaststellen. Bovendien: vragen in die richting worden nauwelijks gesteld. Dit heeft tot gevolg dat wetenschappelijke en technische 4
ontwikkelingen in veel gevallen uiteindelijk slechts geleid worden door de leus ‘wat kan, moet.’Het heeft ook tot gevolg dat er nogal wat technologieën worden ontwikkeld waarmee problemen opgelost kunnen worden die door geen zinnig mens als grote problemen worden gezien. Het lijkt of de wetenschappelijke en technologische ontwikkeling zichzelf voortzet door een kracht, een autonome aandrijving, onafhankelijk van ons. ‘Zij beantwoordt niet aan de eisen die uit de behoeften van de mens ontstaan zijn. Integendeel, de menselijke entiteiten, individuele of sociale, lijken altijd uit evenwicht gebracht te worden door de resultaten van de ontwikkeling en de gevolgen daarvan. Ik bedoel: niet alleen de materiële resultaten, maar ook de intellectuele en mentale. Men zou moeten zeggen dat de mensheid nu in de situatie verkeert dat zij achter het proces, dat de nieuwe objecten van het doen en het denken accumuleert, aanholt. (…) Onze behoeften aan veiligheid, identiteit en geluk, die uit onze onmiddellijke situatie van levende en sociale wezens voortkomen, lijken vandaag de dag geen enkel doorslaggevend belang meer te hebben naast deze dwang welk object dan ook complexer te maken, middellijk te maken, te digitaliseren en te synthetiseren, en de schaal ervan te veranderen. Wij lijken in de technowetenschappelijke wereld wel Gullivers, dan weer te groot, dan weer te klein, nooit van de goede afmetingen. Vanuit dit perspectief lijkt de eis van eenvoud over het algemeen, heden ten dage, een belofte van barbaarsheid in te houden.’ Nieuwe technologieën grijpen steeds dieper en in steeds meer natuurlijke processen in. Het aantal betrokkenen erbij wordt steeds groter evenals het aantal toepassingsmogelijkheden. De gevolgen hiervan zijn zo verreikend, dat in sommige gevallen niet alleen wie nu leven maar ook toekomstige generaties ermee te maken hebben. Bij een ongestuurd voortgaan van de huidige technologische ontwikkelingen zou het voortbestaan van de mens of althans van een samenleving met een menselijk gezicht, en van de integriteit van onze natuurlijke omgeving wel eens op het spel kunnen komen te staan. Onbelemmerde groei van onze technische vermogens heeft op zichzelf al iets van een waagstuk; we mogen er geen roulettespel met een onbeperkte inzet van maken. De noodzaak van sturing Technologieontwikkeling vraagt om sturing. Ze is echter niet te sturen, hoogstens wat bij te sturen. De culturele, morele en religieuze pluraliteit van onze samenleving belemmert in grote mate de mogelijkheid tot bijsturing: ze bemoeilijkt het vinden van maatschappelijke overeenstemming over de richting waarin gestuurd moet worden en over de criteria waaraan een technologische ontwikkeling of de voorziene en potentiële gevolgen ervan beoordeeld moeten worden. De technologieontwikkeling plaatst allerlei vragen op onze agenda: Waarom doen we wat we doen? Waarom maken we de technologie die we maken? Waarom gebruiken we de technologie voor de doelen waarvoor we die gebruiken? ‘Waartoe investeren wij zo ontzettend veel geld en menskracht in de ontwikkeling van technologie? Is het ons te doen om meer welvaart en consumptie? Bescherming tegen de ons leven bedreigende natuur? Het verlangen naar een lang, gezond en zorgeloos leven? (…) Brengt de technologie ons nog wel vooruitgang? Moeten we ons 5
leven niet op andere doelen gaan richten? (…) Mag en moet alles wat kan? Mogen we grenzen stellen of moeten we vasthouden aan de vrijheid van onderzoek? Als technologie voor een groot deel toch mensenwerk is, wie is dan waarvoor verantwoordelijk? En hoe organiseren we die gezamenlijke verantwoordelijkheid op een concrete wijze, zonder dat deze tot bureaucratie of een afschuiven van die verantwoordelijkheid leidt?.’ Hoe gaan we om met grenzen en risico’s, succes en falen, de waarde en zin van het leven? Risicosamenleving Ten gevolge van menselijke technologische interventies namen in de loop van het moderniseringsproces de bedreigingen en gevaren toe en raakten we aldus de Duitse
socioloog Ulrich Beck (º1944) verzeild in een ‘risicosamenleving’ waarin de logica van de productie van rijkdom langzaam maar zeker vervangen is door de logica van risicomijding en risicomanagement. De belangrijkste vraag is nu hoe we de risico’s en bedreigingen kunnen vermijden of minimaliseren. Veel nieuwe bedreigingen zijn het product van eigen collectief handelen. Ze zijn niet direct zichtbaar: we hebben de zintuiglijke organen van de wetenschap nodig om ze als bedreigingen te kunnen interpreteren. Denk bijvoorbeeld aan kernenergie, genetisch gemanipuleerd voedsel, het kappen van regenwouden, stijgende zeespiegel, en het gat in de ozonlaag. Sociale conflicten gaan in toenemende mate over de verdeling van risico’s: wie bepaalt op welke gronden wat gevaarlijk is en wat niet, en wie mag beslissen wie welke risico’s mag lopen? Bij het vervullen van hun taak om middels kaderstelling en voorschriften burgers zoveel mogelijk te vrijwaren van levensbedreigende risico’s, zijn overheden afhankelijk geworden van de kennis van experts. Zelf hebben ze de benodigde kennis steeds minder in huis en ook zijn ze steeds 6
minder in staat die in eigen huis te organiseren. Voor andere instituties, voor ondernemingen en voor verzekeringsmaatschappijen geldt hetzelfde. Het gevolg is dat ons lot steeds meer komt te liggen in handen van experts: zij vertellen ons over welke problemen we ons druk moeten maken. We kunnen niet anders dan er op vertrouwen dat zij de risico’s die overal om ons heen continu aanwezig zijn en ons leven bedreigen, beheersbaar houden. Veel risico’s zijn supranationaal. De experts verschillen vaak van mening over de aard, de zwaarte en de urgentie ervan. Als het op maatregelen aankomt, staan de gevestigde instellingen daarom met lege handen. Het vertrouwen dat de risico’s bij verdere technische ontwikkeling automatisch zullen verdwijnen is, geleerd door de ervaring, verloren gegaan. We hebben te leven met fundamentele onzekerheid over de gevaren die ons bedreigen en de verantwoordelijkheden die in het geding zijn. © L. den Besten. Zevenaar, 15 september 2009
7