nº
40ste jaargang / 26 januari 2007
2/
2007
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
thema riolering PROVINCIEBREED WATERKETENBEDRIJF NOORD-HOLLAND? WATERWERELD VERLEGT GRENZEN IN VAKANTIECURSUS KLIMAATONTWIKELING: ANTICIPEREN OP EXTREME BUIEN
Wavin Nederland B.V.
Wavin Tegra Putten Dé flexibele oplossing voor riolering Wavin Tegra Inspectieputten Voor de Tegra Inspectieputten is flexibiliteit het kenmerk. Dit geldt niet alleen voor de draaibare aansluitingen, maar zeker ook voor de telescopische dekseloplossingen. Het assortiment Tegra inspectieputten bestaat uit de Tegra 600, Tegra 800 en de Tegra 1000. Tegra Snel De putten kunnen ook in onderdelen bij onze filialen worden afgehaald. Op locatie zijn de inspectieputten te voorzien van extra aansluitingen middels een putwandinlaat. Wavin Tegra Pompputten De Tegra Pompputten zijn licht in gewicht, hebben een lange levensduur, een gladde binnenwand en een opdrijfrand. Bovendien zijn de putten makkelijk te transporteren.
A PUTTEN! R G E T IN V A W P EUR O NU OOK KOMO-K
Op locatie zijn de pompputten te voorzien van extra aansluitingen middels een putwandinlaat. Het assortiment bestaat uit de Tegra 800 en Tegra 1000. De pompputten zijn geschikt voor alle gangbare pompen voor drukriolering. Vele projecten zijn reeds uitgeleverd: kortom in de praktijk bewezen.
Wavin Nederland B.V.
www.wavin.nl
Postbus 5, 7770 AA HARDENBERG
Dé innovatieve oplossing voor
Telefoon 0523-288165 Telefax 0523-288678
Internet www.wavin.nl E-mail
[email protected]
Buitenriolering
Mentaliteit
R
ond kerst en de jaarwisseling ben ik op de Dominicaanse Republiek geweest. ‘Nou en’ hoor ik u denken, ‘ga wat nuttigs doen van mijn abonnementsgeld’. Maar het was geen vakantie, het was een verkapte studiereis. Ze hebben daar een tropisch klimaat, met de bijbehorende buien. En die schijnen wij ook te krijgen. En neemt u van mij aan: dat zijn échte buien. Met heel veel regen in hele korte tijd. En ik durf hier te beweren dat, als die bij ons vallen, er water op straat blijft staan. En daar klagen wij over, want dat hoort niet. Het is lastig en vies en nat en daar betalen we natuurlijk geen belastingen voor. Het water in de Dominicaanse Republiek blijft ook op straat staan. Tot een centimeter of 50 hoog (of diep). En niet een uurtje, maar dagen. Of weken. Daar klaagt niemand over, ook niet als het recht voor hun
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail
[email protected] Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 95,- per jaar excl. 6% BTW € 126,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2007 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.
voordeur blijft staan. Gelaten halen ze hun schouders op en sjokken er doorheen. Of er doorheen rijden, op hun ‘moto concha’. Dat zijn tweewielers met hulpmotor in alle vormen en maten die hier de weg niet op zouden mogen. Mooi land. Aardige mensen. Wil ik daar wonen? Nee. Kunnen we iets leren van die mentaliteit? Lijkt me wel. Helemaal als water op straat hier vaker voor gaat komen. Misschien moeten we iets meer leren accepteren. Dat zou het probleem van wateroverlast hier aanzienlijk verminderen. Michiel van Zaane
inhoud nº 2 / 2007 4
/Gedeputeerde Staten onderzoekt vorming waterketenbedrijf met PWN
5
/Rivieren monitoren met algen: onderzoek in volle gang
6
/Waterwereld verlegt grenzen tijdens Vakantiecursus L. Rietveld en S. Geilvoet
12 /Interview met François Clemens
22
Maarten Gast
14 /Klimaatontwikkeling: anticiperen op extreme buien in de bebouwde omgeving Harry van Luijtelaar en François Clemens
18 /Het regenwater de stad uit Edwin Verhees
30 /Collegiale toets MEP/GEP: veel geleerd!
23
David de Smit, Diederik van der Molen en Derk Jan Marsman
32 /Recensie: Municipal Wastewater Management in Developing Countries Adriaan Mels
41 /Metingen riolering Wijhe leiden tot versnelde herziening BRP en lagere kosten verbeteringen
29
Léon van der Werf, Ad Verstraaten en Jaring Walta
44 /Gefluïdiseerde ionenwisseling (FIX) voor de behandeling van oppervlaktewater Peter Wessels, Emile Cornelissen, Anneke Abrahamse en Bas Heijman
48 /Naar een verstoppingsvrij puttenveld Tull en ‘t Waal (1): Pompputten van de toekomst? Rob Breedveld, Kees van Beek en Gertjan Doedens
51 /Naar een verstoppingsvrij puttenveld Tull en ‘t Waal (2): Carrousel putschakelschema Nico van der Wurf, Kees van Beek, Rob Breedveld en Gertjan Doedens
www.vakbladh2o.nl
Bij de omslagfoto: Als het rioolstelsel goed werkt is niet te zien welke enorme infrastructuur er onder de grond ligt. Pas bij herstel of renovatie wordt dit duidelijk (Foto: Michiel van Zaane).
PWN WIL ÉÉRST FUSEREN MET COLLEGA’S, DAARNA RICHTING WATERKETEN
Gedeputeerde Staten onderzoekt vorming waterketenbedrijf met PWN Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland onderzoekt de mogelijkheid om het drinkwaterbedrijf om te vormen tot een waterketenbedrijf, te beginnen met een samenwerking of samensmelting met Waternet. Gedeputeerde Patrick Poelmann denkt dat die optie goede kansen voor de burger én het milieu in de provincie Noord-Holland biedt. Er ontstaat dan één groot waterketenbedrijf. De directie en de Raad van Commissarissen van PWN werken in een andere richting: een ‘horizontale’ fusie met collega-drinkwaterbedrijven DZH en Oasen.
U
it onderzoek van The Boston Consulting Group vorig jaar in opdracht van het drinkwaterbedrijf zou een fusie met collega-drinkwaterbedrijven de meest efficiënte optie zijn. In december vorig jaar hebben de directies van de drinkwaterbedrijven met elkaar gesproken. Alle drie de directies zien veel voordelen in een fusie. Het is de bedoeling dat eind februari aanstaande een intentieverklaring om tot een fusie met DZH en Oasen te komen ter goedkeuring aan de provincie Noord-Holland wordt voorgelegd. De voordelen van de schaalvergroting bestaan vooral uit kostenbesparingen op het gebied van onderzoek, stafdiensten, gezamenlijk facturering en gezamenlijk onderhoud. Ook komt synergie voort uit gezamenlijk natuurbeheer: zowel DZH als PWN beheren grote natuurgebieden in de duinen. Een ander voordeel volgens PWN-directeur Martien den Blanken is een hogere leveringszekerheid. Verschillende drinkwaterbronnen, zoals Rijn- en Maaswater, grondwater en duinwater, worden aan elkaar gekoppeld.
Opschaling De onderliggende gedachte van de fusieplannen is de huidige opschaling van collega-waterbedrijven. De eerstkomende tien jaar zou PWN als ‘stand-alone’ drinkwaterbedrijf kunnen blijven bestaan, maar op een gegeven moment houden de mogelijkheden tot efficiëncyverbetering bij een relatief klein bedrijf als PWN op, volgens Den Blanken. Als een toezichthouder dan hogere eisen stelt zijn die niet meer haalbaar. Dat zou kunnen leiden tot een verplichte samenvoeging. Nu heeft PWN nog de keuze samen te gaan met gelijkdenkende waterbedrijven, stelt Den Blanken.
4
H2O / 2 - 2007
Maar gedeputeerde Poelmann, die voor de provincie Noord-Holland (drink)water in zijn portefeuille heeft, denkt dat de vorming van een ‘verticaal’ bedrijf, meer richting de waterketen dus, uiteindelijk betere kansen voor zowel de inwoners van Noord-Holland als het milieu biedt. Om dat te onderbouwen heeft Gedeputeerde Staten opdracht gegeven voor een (nieuw) onderzoek naar de toekomst van PWN. Dit onderzoek, dat wordt uitgevoerd door de TU Delft en Berenschot, moet op zeer korte termijn zijn afgerond. Aan de hand van de resultaten wordt een voorstel neergelegd voor Provinciale Staten, die uiteindelijk beslissen. Omdat de provincie de enige aandeelhouder is van het drinkwaterbedrijf heeft zij het laatste woord over eventuele fusieplannen.
Partners Maar om een waterketenbedrijf te vormen moeten ook de andere potentiële partners bereid zijn mee te werken. Volgens Poelmann komen er uit de richting van de gemeente Amsterdam en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht positieve geluiden. Deze twee hebben al het waterketenbedrijf Waternet opgezet. Uitbreiding daarvan wordt zeker niet uitgesloten. Waternet-directeur Roelof Kruize heeft aangegeven een fusie met PWN toe te juichen. Daar zouden veel voordelen in zitten. Waternet bespaart nu al veel meer geld dan oorspronkelijk was gedacht, en ontdekt elke dag weer nieuwe manieren om kosten te besparen. Om tot een provinciaal waterketenbedrijf te komen zou ook het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier moeten meewerken. Op de korte termijn ziet Poelmann dat nog niet gebeuren, maar op de middellange termijn heeft hij goede hoop. Ook voor gemeenten is plaats bij een waterketenbedrijf, met name op rioleringsgebied. Tijdens de provinciale waterketenconferentie
die in november vorig jaar in Noord-Holland werd gehouden kwam al aan de orde dat veel gemeenten niet goed zijn toegerust om eventuele grootschalige vervanging van het rioolstelsel professioneel aan te pakken. Tijdens diezelfde bijeenkomst gaf de Vereniging van Noord-Hollandse Gemeenten aan nut en noodzaak te zien in verdere samenwerking in de waterketen. Uit het verleden zijn goede lessen te leren, volgens Poelmann. Zo valt er een hoop te leren van het mislukken van een waterketenbedrijf in Limburg. Als een goed voorbeeld ziet hij de samenwerking binnen de waterketen in Gelderland. Hier is nog geen sprake van een waterketenbedrijf, maar wordt wel al intensief samengewerkt. Zeven gemeenten, alle betreffende waterschappen, het waterleidingbedrijf en de provincie zijn sinds 2001 verenigd in het initiatief ‘Toekomst Waterketen Gelderland’. Hierin worden drie ideeën verder uitgewerkt: invoering van één waterketennota met één loket voor de burger, betere afstemming van investeringen in de afvalwaterketen en het opstellen van een gedeelde Gelderse visie op beheer en onderhoud van de waterketen. De directies van PWN, Oasen en DZH werken intussen verder aan de intentieverklaring. Als de Raden van Commissarissen daar mee instemmen wordt deze eind februari ter goedkeuring voorgelegd aan de respectievelijke aandeelhouders, inclusief de provincie Noord-Holland. Martien den Blanken heeft daar alle vertrouwen in. Het nieuwe bedrijf dat dan ontstaat, zou de voordelen voor de klanten binnen korte termijn kunnen verzilveren. Bovendien hebben de partijen al uitgesproken zich in de nabije toekomst actief te willen inzetten voor verdergaande samenwerking in de waterketen.
actualiteit / verslag ZESDE INTERNATIONALE CONGRES IN HONGARIJE MET NEDERLANDSE INBRENG
Rivieren monitoren met algen: onderzoek in volle gang In Europa wordt momenteel hard gewerkt aan de implementatie van de Kaderrichtlijn Water, ook voor wat betreft algen. Eind vorig jaar werd het zesde internationale symposium ‘Use of Algae for Monitoring Rivers’ gehouden, met als gastheren de Hongaarse Algological Society in Göd, het Instituut voor Ecologie en Botanie van het Hongaarse Donau Research Station in dezelfde plaats en de Limnologie-afdeling van de Pannon universiteit in Veszprém. Circa 85 deelnemers uit 25 landen discussieerden er over nut en noodzaak van algenmonitoring en over harmonisatie van meetmethoden. De Nederlandse inbreng kwam van Herman van Dam (Waternatuur) en Corina de Hoogh (Kiwa Water Research) in de vorm van een plenaire lezing, een presentatie en een poster.
A
lgen zijn belangrijke primaire producenten in de meeste rivieren in gematigde streken. Daarom worden ze vaak en veel gebruikt voor monitoringsdoeleinden om langetermijnveranderingen in ecosystemen te kunnen volgen. Zowel fytoplankton (vrij zwevende algen) als fytobenthos (aan de ondergrond gehechte algen) zijn als kwaliteitselement opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EC) en moeten worden gemonitord om de invloed van menselijk handelen op deze elementen vast te stellen.
Koppeling Er bestaan diverse methoden om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van fytobenthos in de rivier. In zijn plenaire lezing liet Herman van Dam zien hoe aan de hand van multivariate statistische methoden een correlatie kan worden gelegd tussen het voorkomen van bepaalde diatomeeën en de chemische en fysische karakteristieken van het water, zoals nutriënten, stroomsnelheid, pH en zuurstofgehalte. Van Dam illustreerde dit aan de hand van enkele voorbeelden van onderzochte rivieren in Nederland, Hongarije en de rest van Europa en benadrukte het belang van interkalibratie. Vergeleken met andere organismegroepen geeft het fytobenthos het meest positieve beeld over de rivier, omdat deze groep voornamelijk direct reageert op de chemische kwaliteit van het water. Macrozoöbenthos laat een wat pessimistischer beeld zien, omdat deze groep ook sterk beïnvloed wordt door hydromorfologische ingrepen aan de rivier, die door geheel Europa veelvuldig voorkomen. Voor vissen is dat negatieve beeld zelfs nog sterker, omdat zij ook afhankelijk zijn van de hydromorfologische veranderingen in het gehele stroomgebied.
op groepsniveau (groenalgen, diatomeeën, cyanobacteriën, cryptofyten, enz.). Van al deze groepen wordt de relatieve bijdrage aan het totale chlorofylgehalte bepaald, zodat een beeld wordt verkregen van de totale biomassa aan algen én de biomassa per algengroep. De metingen in het veld gaan gemakkelijk, zodat eenvoudig en snel een quickscan van een deel van de rivier kan worden uitgevoerd. Dit geeft inzicht in de onregelmatige verdeling van de algen. Zo kunnen ook geschikte locaties worden aangewezen voor het nemen van monsters voor nader biodiversiteitsonderzoek. Microscopisch biodiversiteitsonderzoek is tijdrovend en vergt een jarenlange expertise, waardoor deze analyses duur zijn. Door de combinatie met snelle en goedkope fluorescentiemetingen in het veld kan het aantal benodigde biodiversiteitsmonsters worden gereduceerd, zonder waardevolle informatie te verliezen. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor een succesvolle implementatie van de Kaderrichtlijn Water. De fluorescentiemethode voor fytobenthosanalyses is op dit moment nog in een experimenteel stadium, maar De Hoogh zal in haar promotieonderzoek deze methode verder onderzoeken en ontwikkelen tot een
routinematige toepassing in combinatie met biodiversiteitsonderzoek. Het werd duidelijk dat in de meeste Europese landen hard gewerkt wordt aan een praktische implementatie van de Kaderrichtlijn Water. In het Italiaanse deel van de Alpen in de provincie Trentino loopt momenteel het CRENODAT-project, waarin de langetermijnontwikkelingen in biodiversiteit en ecologische integriteit van kleine bronnen worden geëvalueerd. Diatomeeën vormen een belangrijke organismegroep in deze bergbronnen en worden daarom uitvoerig onderzocht. In het Duitse PHYLIB-project lieten onderzoekers zien hoe de biodiversiteit van fytobenthos en macrofyten in rivieren en meren aan de hand van referentiewaarden kan worden beoordeeld. Het Comité Européen de Normalisation (CEN) gaf tijdens het congres aan dat dit jaar wordt gestart met het opstellen van een standaard protocol voor phytobenthos bemonstering, waarbij niet alleen diatomeeën, maar ook andere algengroepen worden meegenomen. Namens de Verenigde Staten gaf dr. Jan Stevenson (Michigan State University) een lezing, waarin de overeenkomsten tussen de Europese Kaderrichtlijn Water en de Amerikaanse Clean Water Act duidelijk werden. Stevenson benadrukte het belang van bescherming van de biologische integriteit van watersystemen en pleitte voor het vaststellen van nutriënt-criteria voor oppervlaktewateren, zodat de ontwikkeling van (zeer) hoge algendichtheden kan worden voorkomen. Voor meer informatie: Herman van Dam,
[email protected] Corina de Hoogh,
[email protected]
‘Meridion circulare’ behoort tot het fytobenthos van de stromende wateren. De streepjes komen overeen met een lengte van 10 μm (Tekenening: H. Huls).
Fluorescentiemeting Corina de Hoogh liet aan de hand van een poster en een presentatie zien dat insitu fluorescentiemeting een goede methode is voor het bepalen van de fytobenthosbiomassa in rivieren, als ondersteuning van het biodiversiteitsonderzoek. De Kaderrichtlijn Water vraagt namelijk niet alleen om inzicht in de soortensamenstelling, maar ook in de biomassa-ontwikkeling. Bij deze fluorescentiemetingen worden de algen niet tot op de soort onderscheiden, maar
H2O / 2 - 2007
5
VAKANTIECURSUS TRADITIEGETROUW WEER GOED BEZOCHT
Waterwereld verlegt grenzen tijdens de Vakantiecursus Volgens prof. Louis de Quelerij, decaan van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, die traditioneel de Vakantiecursus in Drinkwatervoorziening, Riolering en Afvalwaterbehandeling opent, kunnen grenzen technisch en geografisch verlegd worden, maar nemen soms ook carrière’s (onverwachte) wendingen. Zo vertrok prof. Hans van Dijk als wetenschappelijk directeur bij Kiwa, waardoor de decaan hem niet meer hoefde te ‘delen’. Als voorbeeld voor het technisch verleggen van grenzen noemde hij de ontwikkeling van een aerodynamische paraplu (door TU-studenten) die ook bij windkracht 10 te gebruiken is. Volgens de decaan gebruikt president Bush hem tegenwoordig wel nu er veel storm over hem heen komt. De oprichting van het Technologisch Top Instituut Watertechnologie in 2006 biedt vele mogelijkheden om innovaties op watergebied tot stand te brengen. De sector zal zich daarbij zowel richten op het aanpakken van de waternoden in de Derde Wereld als op meer commerciële projecten in de ontwikkelde landen en met name Europa. Op de TU merkt men de toenemende internationalisering door een sterke stijging van het aantal buitenlandse MSc-studenten. Daarom gaat men nu een Europese topopleiding Gezondheidstechniek oprichten, waarbij de universiteiten van Londen, Berlijn, Trondheim en Delft nauw gaan samenwerken.
Drinkwatervoorziening
D
e sessie Drinkwatervoorziening werd zoals altijd geopend door prof. Hans van Dijk. Hij verwelkomde in het bijzonder de ‘kersverse’ nieuwe directeuren Ria Doedel van WML en Wim van Vierssen van Kiwa Water Research. Hij vond het een verstandige beslissing van hen om als eerste activiteit de Vakantiecursus te bezoeken. Hans van Dijk blikte terug op de Vakantiecursus van vorig jaar en op het jaar 2006. Vorig jaar is er weer afscheid genomen van een aantal prominente directeuren, hetgeen hem de verzuchting ontlokte “we zien elkaar tegenwoordig vooral bij afscheidsrecepties”. Hèt nieuws van 2006 was de kwestie van het uitkeren van winsten door de waterleidingbedrijven. Dit leidde tot verschillende uitspraken als “winst uitkeren is niet Hans van Dijk.
schandalig” en “wij zijn er voor de volksgezondheid”. Dan was er nog de WHO-kwestie van het zachte water (dat slecht zou zijn voor de volksgezondheid), maar door eendrachtig samenwerken is deze bedreiging nu van de baan en kunnen we in Nederland zelfs gaan denken aan het exporteren van onze kennis over ontharding en conditioneren. De ondernemersgeest van Jacob van Lennep is in 2006 ook weer wakker geworden en er wordt door waterleidingbedrijven steeds meer in het buitenland geïnvesteerd. Dit wordt tevens gevoed door innovaties, die gestimuleerd worden via het Technologisch Top Instituut Watertechnologie. Het thema van de vakantiecursus was dus ‘Grenzen verleggen’. Prof. Hans van Dijk benadrukte daarbij dat wij in Nederland al een grensverleggende innovatie hebben in de vorm van lekker en gezond drinkwater, dat uit de kraan komt. Hij vergeleek de Nederlandse situatie met die van Vancouver in Canada, waar hij onlangs op bezoek was bij prof. Peter Huck. Hij vertelde daar het Nederlandse verhaal van ‘het wonder uit de kraan’: lekker en gezond drinkwater zonder chloor dat we ook daadwerkelijk opdrinken, waardoor flessenwater en kraanfilters overbodig zijn. Dit verhaal stond in schril contrast met de Canadese werkelijkheid. Hans van Dijk illustreerde dit aan de hand van enkele filmpjes die hij op Youtube had gevonden. Op een filmpje werd het troebele water getoond, dat uit de kraan van Vancouver kwam. Op andere filmpjes werd reclame gemaakt voor kraanfilters en flessenwater. De Canadese collega’s waren onder de indruk van het Nederlandse wonder, dat op illustratieve manier is uitgelegd in het Engelstalige boek waarvan tijdens de Vakantiecursus het eerste exemplaar werd overhandigd aan Martien den Blanken, directeur van PWN (zie kader op bladzijde 10). Martien den Blanken was tevens de volgende spreker in de drinkwatersessie. De titel van
6
H2O / 2 - 2007
zijn presentatie was: ‘de Nederlandse drinkwatersector in 2025, enkele bespiegelingen’. Om te komen tot een voorspelling, begon hij met twintig jaar terug te kijken. Wat waren toen de thema’s die ons bezig hielden? Met betrekking tot de waterkwaliteit speelde toen de ramp bij Tsjernobyl, het Rijnzout, de ramp bij Sandoz, hoge nitraatgehaltes in het grondwater, vervuilingen met organische microverontreinigingen (methylbromide, dichloorpropaan, bentazon), de hardheid van het water en het voorkomen van Aeromonas en Legionella. Daarnaast was er ook een juridische strijd rondom reclame voor flessenwater. In reactie hierop had Jos van Winkelen het flessenwater “accuwater” genoemd, wat door de leverancier niet gewaardeerd werd. Enkele van de problemen die 20 jaar geleden speelden, zijn nu min of meer opgelost (nitraat en hardheid), maar de meeste zijn nog steeds actueel en het is dan ook te verwachten dat we de komende 20 jaar met soortgelijke problemen te kampen zullen hebben. Veel ingrijpender zijn de ontwikkelingen ten aanzien van de organisatie van de drinkwatervoorziening. Twintig jaar geleden begon de discussie over de provinciale plannen. De ontwikkelingen zijn echter veel verder gegaan dan toen werd voorzien. Nu bestaan er al waterleidingbedrijven die meerdere provincies beslaan (Vitens, Evides). Toch had men wel kunnen voorspellen dat er in 2007 nog maar 10 bedrijven zou bestaan. De directeur van PWN liet daarbij een grafiekje zien dat simpelweg geëxtrapoleerd had kunnen worden. Als dit grafiekje nu tot 2025 doorgetrokken zou worden, komt het uit op één waterleidingbedrijf en dit is dan meteen een concrete voorspelling. Er zijn hiervoor wettelijk geen beperkingen en het is niet vast te stellen waarom die schaalgrootte niet optimaal zou zijn. Als voordelen hiervan noemt Martien den Blanken het wegvallen van regionale tariefverschillen en het vereenvoudigen van de aansturing en uitvoering van collectief
verslag ook veelal toegepast voor ontzouting en terugwinnen van drinkwater uit afvalwater. Opvallend hierin is de rol van Spanje, waar de meeste Europese ontzoutingsinstallaties staan. Gary Amy gaf aan dat in de VS de USEPA een belangrijke rol heeft met betrekking tot regelgeving en dat dit leidt tot technologische innovaties. De belangrijkste uitdagingen voor de toekomst zijn hierbij de persistente pathogenen, de organische microverontreinigingen, zouten en zogenaamde ‘nanodeeltjes’. De technologische focus zal dan liggen op de verdere, duurzame ontwikkeling van membranen, oxidatietechnnieken en adsorptie en de optimalisatie van de distributie.
Er zijn echter nog meer verschillen tussen de verschillende continenten. In de VS wordt vooral actieve kool toegepast ten behoeve van geur en smaak, terwijl in Europa (en Canada) veelal de combinatie van ozon en actieve kool (biologische actieve kool) wordt gezocht. Ozon wordt in de VS overigens wel op grote schaal toegepast ten behoeve van geur en smaak, de beheersing van de trihalomethaanvorming en de oxidatie van pesticiden. Vervolgens ging Gary Amy in op de membraanfiltratie. In de VS staan veel nanofiltratie-installaties voor de verwijdering van NOM en van organische microverontreinigingen. Reverse Osmosis (RO) wordt
Ter voorbereiding op de Vakantiecursus had Jasper Verberk, universitair docent aan de TU Delft, zich ruim een jaar teruggetrokken in Australië. Het was voor hem daar een “wondere waterwereld”. Het viel hem op dat water hoog op de agenda staat en het favoriete thema is voor talkshows op tv. Zelfs tijdens belangrijke sportevenementen maakt men reclame voor waterbesparing onder het motto ‘every drop counts’. Het lijkt erop dat het makkelijker is om olie dan water aan te boren. Tegelijkertijd lijkt er geen aansporing te zijn om te besparen, want het verbruik is enorm en iedereen sproeit zijn tuin en vult zijn zwembad. In de tussentijd valt er steeds minder regen door de klimaatverandering, maar is Australië naast de VS het enige land dat het verdrag van Kyoto niet heeft ondertekend. Als het gaat om de kwaliteit van drinkwater is de filosofie anders dan in Nederland. Waar wij vaak vele zuiveringsstappen achter elkaar hebben geplaatst volstaat men in Australië vaak met een groot beschermd intrekgebied en reservoir, eventueel een conventionele zuivering en desinfectie met chloor. Dit water wordt dan via lange leidingen getransporteerd. In het geval van de stad Perth heeft men om water te besparen in 15 jaar het leidingwerk niet gespuid (met als gevolg een grote ophoping van sediment) en in een ander geval komt er water met een temperatuur van 50 °C uit
Gary Amy.
Jasper Verberk.
Ria Doedel en Martien den Blanken.
onderzoek. Hij voorspelt daarbij wel dat de nadruk van dat waterleidingbedrijf zal blijven liggen bij de maatschappelijke rol, maar dat er ook meer aanverwante activiteiten (industriewater) zullen plaatsvinden, dat internationalisering een belangrijkere plaats zal krijgen, dat het accent zal blijven liggen op centrale watervoorziening (omdat kleinschaligheid duur en kwetsbaar is, geen milieuvoordelen oplevert en er geen water tekort in Nederland is) en dat de totale afzet van drinkwater zal stabiliseren. Martien den Blanken voorspelt verder dat de waterketen vooral aan de afvalwaterkant geoptimaliseerd zal worden. De drinkwaterbedrijven zullen zich gaan richten op innovaties als motor voor de export, waarbij gedacht kan worden aan de ontwikkeling van intelligente watermeters en sensoren. Dit alles om het consumentenvertrouwen te behouden en de kosten te beheersen. Na de bespiegelingen van de directeur van PWN was het de beurt aan prof. Gary Amy, hoogleraar aan UNESCO-IHE/TU Delft en voorheen aan de universiteit van Boulder, VS. Hij had de taak om de drinkwatervoorziening van de VS en Europa naast elkaar te zetten en dat hij hier de aangewezen persoon voor is, getuigt het feit dat hij in zijn leven al meer dan 100 verschillende landen heeft bezocht. Allereerst merkte hij op dat het lastig is om Europa over één kam te scheren, vanwege de verschillen tussen Centraal-Europa en Zuid-Europa/VK. De zuiveringen van ZuidEuropa/VK lijken meer op die van de VS. De Amerikaanse zuivering is voor al gericht op verschillende stappen met chemische desinfectie en het beheersen van de bijproducten. In het distributiesysteem wordt een chloorgehalte gehandhaafd om herbesmetting te voorkomen. In Centraal-Europa worden meestal meerdere fysische barrières toegepast en wordt het water met weinig of geen chloor gedistribueerd. Door deze verschillende invalshoeken wordt er ook op verschillende manieren naar natuurlijk organisch materiaal (NOM) gekeken. In Europa wordt NOM als hinderlijk ervaren vanwege de nagroei in het leidingnet. In de
VS wordt NOM gezien als een vervuiling, want het reageert met chloor tot disinfectie bijproducten. In Centraal-Europa is natuurlijke infiltratie en oeverfiltratie een belangrijke stap in de zuivering. In de VS geeft de USEPA (United States Environmental Protection Agency) echter heel weinig ‘desinfectiecredits’ aan oeverfiltratie.
H2O / 2 - 2007
7
de kraan (vanwege de opwarming tijdens het bovengrondse transport). Alternatieve bronnen voor de drinkwatervoorziening worden maar mondjesmaat gevonden. Er worden studies uitgevoerd naar het transporteren van ijsbergen van de Zuidpool, het vervoeren van water van het noorden naar het zuiden met waterzakken en grote kanalen, maar zonder resultaat. Onlangs werd er een referendum gehouden in het stadje Toowoomba, dat 200 kilometer van de zee ligt, met de vraag of het acceptabel is om (in)direct afvalwater tot drinkwater te zuiveren. 70 procent van de inwoners was tegen en het stadje heeft nog steeds een watertekort. Langzamerhand wordt er nu wel steeds meer onderzoek gedaan naar het ontzouten van zeewater. Jasper Verberk was onder de indruk van de organisatie van het onderzoek en onderwijs in Australië. Het CRC is georganiseerd als een TTI en herbergt 70 promovendi. Hij heeft met hen gewerkt aan distributieonderzoek. Eén van zijn opdrachten was om op ‘Mount Pleasant’ parallelle distributiesystemen te onderzoeken, waarbij verschillende zuiveringen waren toegepast. Verder hadden vijf universiteiten zich verenigd met als doel een topopleiding in Watermanagement te verkrijgen. Deze ervaringen zal Jasper Verberk gebruiken om te komen tot een Europese variant hierop (in het kader van Erasmus Mundus). Jan Vreeburg, werkzaam bij Kiwa Water Research en TU Delft, hield het dichter bij huis en vertelde over het onderwerp van zijn aanstaande promotie: waterkwaliteit in het distributienet. Allereerst ging hij in op de verandering van de leidingmaterialen: van gietijzer en asbestcement naar PVC en PE, de beperkte leeftijd van ons netwerk (42 jaar) het internationaal erkende lage lekverlies in Nederland (3-5 procent) en de chloorvrije distributie. Toch zijn er nog wel eens klachten en die concentreren zich dan vooral rondom het voorkomen van troebel water. Dit komt vooral omdat er sediment in het leidingnet komt, dat bezinkt en vervolgens weer ineens opwoelt. De aanpak van Jan Vreeburg is dan ook drieledig: voorkom accumulatie van sediment, voorkom bezinking van deeltjes en voorkom deeltjes in het leidingnet. Zijn aanpak heeft geleid tot verschillende praktische uitwerkingen. Het eerste is een ‘spuimantra’. Spuien moet systematisch aangepakt worden. Er moet gezorgd worden voor een schoonwaterfront, snelheden van meer dan 1,5 m/s moeten gehanteerd worden en de inhoud van de leidingen moeten twee tot drie keer ververst worden. Het tweede is het herontwerpen van het leidingnet tot een vertakt net met niet te lage snelheden. Hierdoor worden de investeringen ook 20 procent lager. In Hoofddorp is een dergelijk net aangelegd en er is ook internationale interesse in het concept. Het derde is een grote proef in Franeker (Vitens) waarbij deeltjesvrij water (na ultrafiltratie) wordt gedistribueerd. Het testgebied wordt vergeleken met een referentiegebied en de resultaten zijn veelbelovend. Zelfs is het denkbaar dat een goed bedreven
8
H2O / 2 - 2007
Jan Vreeburg.
conventionele zuivering tot een aanzienlijke verlaging van de spuifrequentie kan leiden. Als eindconclusie had de doctor in spe de gedurfde maar verdedigbare stelling: “Het streven naar kwaliteit levert geld op.” Bas Heijman, medewerker van Kiwa Water Research en TU Delft, is ook geïnspireerd door het verbeteren van de waterkwaliteit en doet dit door nieuwe behandelingsconcepten te onderzoeken. Hij wil misschien wel (net als een flessenwater fabrikant) “niets beloven”. Dus water zonder vervuilingen. Hij denkt dit echter te kunnen met minder zuiveringsstappen. “Elke druppel van Bas Heijman gaat door minder dan acht geavanceerde zuiveringsstappen.” Naast de verwijdering van deeltjes, pathogenen en hardheid, is het vooral van belang biologisch stabiel drinkwater zonder organische microverontreinigingen te produceren. Voor de verwijdering van deze laatste stoffen is het noodzakelijk een multi-barrièresysteem te hebben. Niet alle organische microverontreiBas Heijman.
nigingen worden geoxideerd door ozon en daarnaast kunnen er nieuwe verbindingen worden gevormd, alleen apolaire stoffen worden geadsorbeerd door actieve kool en alleen ‘grote’, polaire stoffen worden door membraanfiltratie tegengehouden. Heijman ziet vooral veel in de combinatie van membraanfiltratie en adsorptie aan actieve kool. Er zijn veel synergievoordelen te halen en er kan veel bespaard worden op investerings- en regeneratiekosten van de actieve kool. Zeer kleine, polaire stoffen als NDMA blijven hierbij wel een probleem. Op het ogenblik onderzoekt hij een zuiveringsopzet met calciumverwijdering, ultrafiltratie, nanofiltratie en een combinatie van marmerfiltratie en actieve koolfiltratie. Het is een dubbele barrière tegen organische microverontreinigingen, er is een hoge recovery van de membranen, minder fouling van de membranen en een korte contacttijd van de actieve kool. In de strijd tegen het flessenwater gaat het onderzoek dus door en moet gezocht worden naar de optimale combinatie van zuiveringsstappen.
Riolering en afvalwaterbehandeling De parallelsessie Riolering & Afvalwaterbehandeling werd dit jaar gehouden in een kleinere, maar daardoor zeer goed gevulde collegezaal. Nadat de decaan prof. ir. Louis de Quelerij ook deze sessie officieel geopend had voerde prof. ir. Jaap van der Graaf (TUD/Witteveen+Bos) de zaal in de eerste presentatie langs enkele hoogtepunten van het afgelopen jaar in de afvalwaterwereld, zoals het IWA-congres in Beijing en de Aquatech in Amsterdam. De Europese Kaderrichtlijn Water dwingt ons om voortdurend te blijven nadenken over het verbeteren van zuiveringstechnieken en vormt een impuls voor nieuw onderzoek hiernaar. Gezien de ontwikkelingen die in Nederland in de loop der jaren hebben plaatsgevonden kan gesteld worden dat de grenzen op het gebied van de afvalzuivering zeker nog niet bereikt zijn.
verslag
Jaap van der Graaf.
Ir. Wicher Worst (Grontmij) ging in zijn presentatie in op diverse grenzen. Zo is er de grens tussen hemelwater en afvalwater, maar ook die tussen vuilwaterriool, hemelwaterstelsels en ontwateringsstelsels. Regelgeving en begrippen voor wat betreft inzameling en afvoer van afvalwater kunnen in een handomdraai worden gewijzigd, voor de aanwezige afvalwatersystemen geldt dit echter niet. Om gestelde doelen in de toekomst te blijven bereiken zal onder andere voor een goed begrippenkader zorg worden gedragen en zal het nodig zijn om professionals een plek aan de bestuurlijke tafel te geven.
Wicher Worst.
Op dit moment zijn in Nederland al diverse initiatieven van de grond gekomen. De in de zaal aanwezige talrijke voorstanders van het scheidingstoilet werden letterlijk gescheiden van de schaarse sceptici. Door middel van het uitwisselen van argumenten werd getracht de laatste sceptici van gedachte te doen veranderen.
kennis- en capaciteitsuitwisseling moeten leiden tot een betere concurrentiepositie van Europa en een betere inzetbaarheid van MBR technologie.
In een zeer (inter)actieve presentatie nam drs. Paul Roeleveld (Grontmij) de zaal mee in de wereld van het urinescheidingstoilet. Door urine apart in te zamelen kan deze relatief kleine volumestroom met een hoog stikstofen fosfaatgehalte apart behandeld worden, waardoor een betere zuivering mogelijk is.
Bij het Europese MembraanBioReactor (MBR)-onderzoek vervagen de grenzen, aldus dr. ir. Arjen van Nieuwenhuijzen (TUD/Witteveen+Bos). De ontwikkeling van MBR technologie in Europa wordt sinds 2005 financieel ondersteund door de Europese Commissie. Bij drie onderzoeksprojecten (EUROMBRA, AMEDEUS en MBR-Train) zijn in totaal ongeveer 50 Europese en internationale instituten en bedrijven betrokken, waarbij Nederland vertegenwoordigd is door UNESCO-IHE, Waterschap Hollandse Delta en de TU Delft. Onderzoek naar technologische doorbraken, procesverbetering en
In een enthousiaste presentatie ging prof. dr. ir. Willy Verstraete (Universiteit van Gent) in op het concept Microbial Resource Management (MRM). Een microbiële gemeenschap moet niet gezien worden als een statische, maar als een voortdurende evoluerende gemeenschap. De toepassingsmogelijkheden van MRM zijn breed: voorbeelden zijn de terugwinning van elektriciteit uit afvalwater, de verwijdering van calcium en fosfor uit afvalwater en het zuiveren van mest tot een droge stof en vrijwel zuiver water. Verder blijkt dat microorganismen zich prima met economische theorieën in verband laten brengen, zoals het Pareto principe: 20 procent van de populatie doet 80 procent van het totale werk.
Paul Roeleveld.
Arjen van Nieuwenhuijzen.
Remy Schilperoort.
H2O / 2 - 2007
9
De laatste presentatie werd voor rekening genomen door ir. Remy Schilperoort (TU Delft). Het realtime meten van de kwaliteit van afvalwater in rioolstelsels is op dit moment nog duur, arbeidsintensief en onbetrouwbaar. Schilperoort onderzoekt in hoeverre de eenvoudig en goedkoop te meten parametertemperatuur een indicator kan zijn voor waterkwaliteit in een rioolstelsel. Het idee, de bezwaren, de visie en enkele voorbeelden van het onderzoek kwamen in de presentatie naar voren. Doel van dit onderzoek is uiteindelijk om door middel van temperatuurmetingen in een rioolstelsel het totale systeem zo te kunnen sturen dat uiteindelijk bij de rwzi een optimaal zuiveringsresultaat bereikt kan worden.
De menselijke maat
Salle Kroonenberg.
Leerboek drinkwater nu ook in het Engels Tijdens de vakantiecursus reikte prof. Hans van Dijk het eerste exemplaar van het boek ‘Drinking water - Principles and Practices’ uit aan Martien den Blanken. Hans van Dijk gaf in zijn toelichting aan dat het boek aan Martien werd aangeboden als blijk van waardering voor zijn vele werk in de Nederlandse drinkwaterwereld en in dit geval vooral vanwege zijn voorzitterschap van het College van Opdrachtgevers van Kiwa Water Research. Het boek is de Engelse uitgave van de eerder verschenen Nederlandse versie, aangevuld met een bijlage waarin de bijzondere aspecten van de Nederlandse drinkwatervoorziening zijn samengevat. Het boek zal worden gebruikt als collegedictaat op de TU Delft bij introductiecursussen in Drinkwater. De verwachting is dat dit boek ook door vele Nederlandse bedrijven en instellingen zal worden gekocht om de Nederlandse expertise op dit gebied te presenteren. Het boek is uitgegeven bij World Scientific (ISBN 981 256 836 0) en is ook te bestellen bij de TU Delft (drinkwater.tudelft.nl).
Het slotakkoord van de 59ste Vakantiecursus werd gegeven door Prof Salle Kroonenberg, die een presentatie gaf over zijn boek ‘De menselijke maat’. Buiten was het 13 °C en iedereen was in de ban van de opwarming van de aarde. Salle Kroonenberg gaf tijdens zijn ludieke voordracht als geoloog enkele relativerende overdenkingen. Hij is ervan overtuigd dat wij leven in een warme tijd tussen twee ijstijden. Een cyclus beslaat honderdduizend jaar, waarvan de warme tijd maximaal 10.000 jaar beslaat. In de middeleeuwen is het ook warm geweest. Toen was er wijnbouw in Engeland, waren de Vikingen op Groenland en was het droog op de Veluwe. Daarna is de kleine ijstijd ingetreden en daarna is het weer warmer geworden. Echter tussen 1940 en 1970 daalde de temperatuur zodanig dat Nixon bang was dat Hollywood zou bevriezen en aan de Russen voorstelde om de Beringstraat af te sluiten. Sinds de vorige ijstijd is het water in de Noordzee 120 meter gestegen en de snelheid van zeespiegelrijzing is nu erg laag (een paar centimeter per eeuw). Kroonenberg verwacht niet dat de kooldioxideconcentratie veel invloed heeft op het klimaat. Tussen 1940 en 1970 steeg de kooldioxideconcentratie ook, maar daalde de temperatuur. Deze concentratie varieert gedurende een ijstijdcyclus en is dus altijd in beweging. Uitspraken als “voor de houdbaarheid van de aarde is een stabiele concentratie van broeikasgassen noodzakelijk” zijn dus fout. Grappig vindt Salle Kroonenberg het dat voor het berekenen van een dijk wij risico’s aanvaarden van eens in de 10.000 jaar. Over 10.000 jaar verwacht hij dat wij in een nieuwe ijstijd terecht zijn gekomen en dat het zeeniveau dan drastisch is gedaald. Misschien hebben we dan nog geluk dat wij een beetje extra hebben bijgedragen aan de opwarming van de aarde. Na een ovationeel applaus begaven de 400 aanwezigen zich naar de borrel om elkaar een gelukkig nieuwjaar te wensen en plannen te smeden om de grenzen van de watersector verder te gaan verleggen. Dr. Ir. L. Rietveld (TU Delft) Ir. S. Geilvoet (TU Delft) Foto’s: Michelle Muus en Rick Keus
10
H2O / 2 - 2007
)
*
%$ & " # %$ &"'!% $ #%( $ " ) & # ") %") &
$ # $ #" $ % "#($ " & ' &% # #$ ' "$ & $ "#($
# $ # " $ " $ % & " " $"
"& " & ) ) "&%' & '" %" "$) "$& #& $# " & # $ $ & $ " $ # ) " # $ # " & $ "
*
%"# " " ")#$ $
www.struykverwo.nl
%$
INTERVIEW MET FRANÇOIS CLEMENS, HOOGLERAAR RIOLERING TU DELFT
“We hebben ons altijd verstopt achter berekeningen” In 1907 besloot de gemeenteraad van Amsterdam om in het belang van de volksgezondheid stelselmatig riolering te gaan aanleggen. In nieuwe wijken van het begin af aan, in de bestaande stad grotendeels achteraf. Het kostte zo’n 80 jaar voordat ook het laatste stukje grachtengordel zijn riool had gekregen. We zijn nu precies 100 jaar verder. Dit beleid is overal allang gemeengoed. Strontkar en tonnenwagen zijn herinneringen aan een oud stadsbeeld, hoewel wel over nieuwe vormen van riolering gedacht wordt. In de waterketen is het riool het verbindende element tussen drinkwatervoorziening en afvalwaterzuivering, dan wel het oppervlaktewater of het grondwater. Nu komt de vraag over het functioneren van het stelsel in alle hevigheid aan de orde. Doet het wat we ervan verwachten? Zijn er verbeteringen mogelijk in ontwerp, aanleg, beheer? Aanleiding voor een gesprek met prof. dr. ir. François Clemens, hoogleraar riolering aan de TU Delft.
Prof. dr. ir. François Clemens
Hoe word je hoogleraar riolering? “In mijn geval, en dat zal voor velen gelden denk ik, door een aaneenschakeling van toevalligheden. Ik ben in 1986 afgestudeerd aan de TUD in twee studierichtingen: bij professor Koot in de gezondheidstechniek en bij professor De Vries in de vloeistofmechanica. Toen ik een afstudeeronderwerp zocht op het snijvlak van die twee richtingen kwam ik terecht bij de verbeterde overstortput van Paul Huiswaard, in IJsselmonde gerealiseerd. Vraag was of die put te modelleren was. Het was de tijd waarin voor alles modellen ontwikkeld werden. Probleem bleek echter dat te veel randvoorwaarden onbekend waren. Wat komt er aan sediment uit een riool bijvoorbeeld. Ik heb toen naar aanleiding van mijn afstudeerwerk een artikel voor H2O geschreven over sedimenttransport in riool-
12
H2O / 2 - 2007
leidingen. Het woord ‘riool’ stond daarmee in de titel van mijn afstudeerwerk.” “In die tijd (1986) was het moeilijk om aan een baan te komen. Maar op dat woord ‘riool’ kreeg ik maar liefst drie aanbiedingen, van DHV, Witteveen+Bos en de TU. Ik heb toen voor Witteveen+Bos gekozen en ben daar met vuiluitworpmodellen aan de slag gegaan. In Delft was je opgeleid met de gedachte dat je alles kunt uitrekenen. Dat ging ik dus doen. Er was toen nog weinig aandacht voor vragen als ‘klopt dat nu allemaal wel’ en ‘hoe kom je aan betrouwbare informatie?’ De modellen werden steeds uitgebreider. We rekenden bijna alles door en uit. In 1988 ben ik naar DHV gehaald door Jan Wiggers. Daar heb ik ondermeer een aantal jaren gewerkt aan de leidraad voor hydrodynamisch rekenen, samen met mensen als Jaap Voorhoeve, Dick Vat, Cees Snaterse, Harry van Mameren, Jan Kollen en verschillende collega’s van Grontmij. Dat alles met veel plezier overigens. Als specialist had ik bij DHV in die tijd het carrièreperspectief ‘seniorspecialist’.”
Je wilde meer, denk ik. “Ja, ik was toen 34 en ben teruggegaan naar Witteveen+Bos als hoofd van de rioleringsafdeling, opvolger van Rob van de Velde, een bredere functie. Ik heb daarnaast al die jaren ook les gegeven aan de vakopleidingen riolering, oorspronkelijk opgezet door de NVA, later overgegaan naar de Stichting Wateropleidingen. Dat lesgeven vond ik leuk.” “In 1998 ben ik aan een proefschrift begonnen en in maart 2001 ben ik gepromoveerd. Deels ook uit onvrede over het omgaan met modellen werd het een proefschrift over de toepassing en het ijken van modelberekeningen. Voordat het zover was, was ik in augustus 2000 al aangesteld als hoogleraar riolering, als opvolger van Jan
Wiggers. Een aanstelling voor 1,5 dag/week, wat alleen maar te doen is als je je basis hebt in een bureau als Witteveen+Bos, dat temeer omdat je maar voor drie jaar vast benoemd wordt.”
Is dat niet erg mager? “Sterker nog, ik vind dit echt armoe voor zo’n rijk land als Nederland. Riolering is een breed vakgebied met sterk uiteenlopende aspecten, vloeistofmechanica, materiaalkennis, de technologie van het stelsel, meten en rekenen, maar ook juridische, organisatorische en bestuurlijke kanten. Ik concentreer me op de technische kant, maar er is zat ruimte voor iemand die de bestuurlijke en organisatorische kant voor zijn of haar rekening zou nemen. Goed beheer is een aparte professie en wordt steeds belangrijker. Je ziet hetzelfde ook bij de cursussen riolering die we geven voor gemeenteambtenaren. Die zijn overwegend technisch van inhoud, maar deze mensen krijgen in de praktijk ook te maken met overleg met de wethouder, met de waterkwaliteitsbeheerder, met de financiering, met de afstemming op de ruimtelijke ordening, met de KRW. Zaken die in de cursussen niet altijd aan de orde komen, maar waar zij wel mee uit de voeten moeten.”
Een pleidooi voor regionale rioolbedrijven? “Intergemeentelijke bedrijven zouden inderdaad denkbaar zijn, maar ik zie weinig overtuigende initiatieven in die richting. Zelf zie ik meer in het opzetten van afvalwaterketenbedrijven. Bij drinkwaterbedrijven en waterschappen zie je aandacht voor al die verschillende aspecten, bij gemeenten veel minder, hoewel de variatie daar erg groot is. Steden als bijvoorbeeldUtrecht , Apeldoorn en Breda lopen duidelijk voorop, anderen zijn juist erg passief.”
Hoe beoordeel jij de huidige stand van zaken? “In technische zin ? Ik denk dat we nog meer aandacht moeten geven aan goed beheer, op zich is dat heel simpel, je moet maar drie vragen kunnen beantwoorden: Wat beheer ik? In welke technische staat verkeert het? En tenslotte: Hoe functioneert het? We weten inmiddels redelijk waar de buizen in de grond liggen. Wel moeten de databases daarvan steeds gecontroleerd worden. Met de moderne inspectietechnieken is redelijk te bepalen hoe het stelsel erbij ligt. Maar het functioneren van het systeem is altijd een blinde vlek geweest. We hebben ons lang verstopt achter berekeningen, maar willen nu weten hoe zo’n stelsel echt functioneert. Daartoe moet je de modelberekening kalibreren met betrouwbare gegevens. Met metingen van waterstanden en neerslag en meer en meer, met kwaliteitsgegevens over CZV en stikstof bijvoorbeeld.” “Jeroen Langeveld, die hier in 2004 gepromoveerd is, keek naar de mogelijkheid om gebruik te maken van de enorme variatie in kwaliteit van het aangevoerde afvalwater. Zo’n theoretische studie wordt nu op
*thema
praktische haalbaarheid onderzocht om op termijn de interactie tussen de rwzi en de riolering beter te sturen, de zuivering beter te laten werken, minder vervuild water te laten overstorten.”
Wie betaalt zulk onderzoek? “Dat is een samenspel van stichting RIONED, STOWA, adviesbureaus, waterschappen en grotere rioolbeheerders zoals bijvoorbeeld Waternet. Vanuit de TU is er betrekkelijk weinig directe financiering, toch wordt er wel wat gedaan, zo is Marie-Claire te Veldhuis vanuit de TU nu bezig met een promotieonderzoek naar de invulling van risico-gebaseerd rioleringsbeheer. Zij kent de praktijk vanuit haar werk voor de gemeente Breda gewerkt, ook een gemeente die actief met zijn riolering omgaat. Het gaat binnen haar onderzoek om hoe om te gaan met het risico op schade wanneer water op straat staat, het risico op besmetting wanneer mensen in aanraking komen met afvalwater. Maar ook het risico dat er kruisverbindingen ontstaan in gescheiden systemen en het risico dat daar dan het gevolg van is. Of om de kans dat een pomp in storing valt en wat daar het gevolg van is. Welke pomp mag bijvoorbeeld absoluut niet in storing vallen en hoe voorkom je dat?” “We gaan in onze ontwerpen uit van allerlei normen en uitgangspunten, maar waar zijn die eigenlijk op gebaseerd, op welke schade, op welke gevolgen? We hebben altijd gecontroleerd op ontwerp, niet op functioneren. Daar moeten we vanaf, je zou meer moeten kijken naar het feitelijk presteren van de systemen en de organisatie die daarvoor verantwoordelijk is. Om dat handen en voeten te geven zijn harde meetgegevens nodig, die goed verwerkt worden, zodat je er echt iets mee kunt.”
Heb je voldoende studenten? “Nee, dat is een punt van grote zorg. In zijn algemeenheid zijn technische studies op dit moment niet erg populair. Ik heb vier à vijf afstudeerders per jaar, en dat terwijl er minimaal 20 zouden moeten zijn om aan de vraag te voldoen. Door de splitsing in een bachelors- en masterfase is er gelukkig
CV 1962: geboren in Leiden 1980 - 1986: studie TU-Delft, gezondheidstechniek en vloeistofmechanica 1987 - 1988: ingenieursbureau Witteveen+Bos, Deventer, specialist riolering 1988 - 1994: ingenieursbureau DHV, Amersfoort, specialist riolering 1995 - heden: ingenieursbureau Witteveen+Bos, Deventer, hoofd afdeling riolering 2000 - heden: hoogleraar riolering TU Delft 2001: promotie TU Delft, proefschrift: Hydrodynamic models in urban drainage, application and calibration
nog een instroom van buitenlanders, maar de vraag is of die in Nederland blijven. Die instroom zit overigens al in die vier à vijf per jaar. Techniek heeft helaas het imago van moeilijk en slecht betaald.” “Een ander punt van zorg is dat het basisniveau van de studenten laag is, gezien de huidige mediahype rondom dat onderwerp klinkt dat misschien wat als huilen met de wolven in het bos, maar het valt me echt op dat de huidige generatie studenten moeite heeft met elementaire zaken. Voor wiskunde worden ‘opfriscursussen gegevens voor eerstejaars studenten’ gegeven. Daarbij gaat het om het bijspijkeren van echte basisvragen zoals het werken met breuken. Wat verder opvalt is dat studenten willen snel resultaat willen, ‘instant satisfaction’. Taak van de TU is alert te zijn op de kwaliteit van de mensen die we afleveren. Gelukkig komen er ook steeds meer scholieren en studenten die zelf om niveau vragen. Ook het feit dat de ingenieursopleiding weer naar vijf jaar gegaan is, is een goede zaak.”
Ben jij de enige hoogleraar riolering? “In Nederland wel. In het buitenland heb ik gelukkig vele collega’s. Zo heb ik veel contacten met collega’s in Leuven, Parijs en Lyon, Engeland en Australië. Daar doet men ook meer aan het vakgebied. Nederland is een tijd toonzettend geweest. Dat was in de tijd van de NWRW, de Nationale Werkgroep Riolering en Waterkwaliteit. Toen keek men in internationaal verband naar wat er hier gebeurde. Die benadering is door andere landen opgepakt, eerst Frankrijk, later Engeland. West-Europa loopt overigens wel voorop, de VS volgen en nu ook landen in Azië als Japan en Zuid-Korea.” “Ik heb nu vier promovendi. Marie-Claire te Veldhuis heb ik al genoemd. Remy Schilperoort en Jojanneke Dirksen doen onderzoek naar de interacties tussen riolering en rwzi, Christof Lubbers gaat dit jaar promoveren op de effecten van gasophopingen in afvalwaterpersleidingen en Alexandra Goldina onderzoekt de mogelijkheden om de veroudering van rioolstelsels te beschrijven. Zelf begeleid ik deze onderzoekers, zorg voor de financiering van het onderzoek en geef college aan 3e, 4e en 5e jaarsstudenten. Daarmee is een 0,3 deeltijdfunctie meer dan gevuld.”
interview
een te klein taalgebied om aan nieuwe boeken te beginnen. Wel heb ik in 2006 met een 30-tal buitenlandse collega’s aan een Engelstalig boek gewerkt: “Data en dataneeds in urban drainage”. In de loop van dit jaar wordt dat door UNESCO uitgegeven” “Vanuit de TU publiceren we veel in het Engels, in Journals en op congressen, maar deze literatuur wordt in Nederland niet of nauwelijks gelezen. Gelukkig hebben we wel kanalen om de vakwereld te informeren; het blad Rioleringswetenschap, het vakblad Riolering en ook de publicaties van Stichting RIONED, en ook H2O, maar dat in beperkte mate. De Engelstalige literatuur pakt men hier jammer genoeg niet op.”
Houden jullie je ook bezig met de sanitation in derdewereldlanden? “Wel qua betrokkenheid, niet inhoudelijk. Dat ligt meer op de weg van het IHE en organisaties als SIMAVI. De situatie in Afrika vind ik ronduit beschamend. Vergeleken met de problemen daar zijn wij hier bezig met spijkers poetsen. Maar de problemen oplossen in de derde wereld is geen kwestie van techniek. Dat gaat om het beschikbaar
“Ik vind dit echt armoe voor zo’n rijk land als Nederland”
Gebruik je de boeken van Koot nog altijd? “Ja, maar meer als naslagwerk en om studenten het rekenen op de ‘achterkant van een sigarendoos’ bij te brengen, de boeken van Koot zijn hier nog altijd bruikbaar hoewel ze op veel punten verouderd raken. Mijn collega uit Leuven, prof. Berlamont, heeft een tiental jaar geleden een uitstekend en goed leesbaar Nederlandstalig handboek rioleringen geschreven, dat gebruik ik ook voor de studenten. Nederland is eigenlijk
stellen van gelden, om het opzetten van instituties, om het in stand houden van voorzieningen. Wij kunnen buitenlandse studenten opleiden, die daar dan weer aan de slag kunnen. Soms werken onze studenten mee aan een afstudeerproject in het buitenland.”
Hoe zie jij de toekomst van het vakgebied? “Riolering is een fantastisch mooi vakgebied, met veel ruimte, veel uitdagingen, veel wat nog onbekend is, veel wat nog ontwikkeld moet worden. Kortom een zee aan vragen en problemen. Ik ben erin terechtgekomen alleen maar door dat woordje ‘riool’ in de titel van mijn afstudeerscriptie. Ik had destijds niet gedacht dat dit zo fascinerend zou zijn. Veel meer dan techniek alleen. Het belang van riolering is ook goed uit te leggen. Ik heb nog nooit meegemaakt dat een gemeente nut en noodzaak van investeringen in het rioolstelsel niet inzag. Al die verhalen over sporthallen en zwembaden, die zouden worden gefinancieerd vanuit het rioolrecht, missen elke vorm van realiteit. Sinds minister Nijpels is de wet- en regelgeving sterk verbeterd. De zorg voor de riolering is op een hoger niveau gekomen. Er is aandacht voor opleidingen, maar dat kan nog een stuk beter. Met het afnemen van de risicoacceptatie in onze samenleving moeten de risico’s van het rioolbeheer ook beter in beeld komen. Het wordt een spannende tijd.” Maarten Gast
H2O / 2 - 2007
13
VOORKOMEN WATEROVERLAST OOK BOVENGRONDS OPLOSSEN
Klimaatontwikkeling: anticiperen op extreme buien in de bebouwde omgeving De Decembernota 2006 geeft aan dat gemeenten het inzicht in de stedelijke wateropgave nog niet op orde hebben en dat in de bebouwde (stedelijke) omgeving de grootste problemen met wateroverlast te verwachten zijn. Circa 60 procent van de gemeenten zou te maken hebben met wateroverlast als gevolg van overlopende riolen. Na de publiciteit rond de extreem natte augustusmaand 2006 lijkt het erop alsof we opeens met een groot probleem te maken hebben. Dit artikel gaat in op het doelmatig anticiperen op mogelijke wateroverlast in de bebouwde omgeving in het licht van de ontwikkeling van het klimaat. De maakbaarheid van de aanpak geschetst in de Decembernota 2006 wordt in een meer inhoudelijk perspectief geplaatst.
H
et begrip wateroverlast wordt nogal eens te pas en te onpas gebruikt, ook voor situaties waar water tijdelijk geborgen wordt op straat zonder dat er sprake is van duidelijke hinder of schade. Het is tijd om de aanpak van wateroverlast toe te spitsen op de echte problemen zoals: water in gebouwen, afvalwater op straat (volksgezondheid), blokkades van belangrijke verkeersaders en langdurige hinder voor voetgangers en fietsers.
Toetsing functioneren Het functioneren van rioolstelsels wordt traditioneel niet getoetst op extreme buien met herhalingstijden in orde van T = 10 - 100 jaar. Een rioolstelsel is meestal ontworpen op een ontwerpbui met een herhalingstijd van circa T = 2 jaar. Dat was een bewuste keuze, afgestemd op de mogelijkheden van de rekenmodellen, in verband met de beperkingen in de simulatie van ‘water op straat’. Het is dus ingecalculeerd dat de afvoercapaciteit van een rioolstelsel overbelast kan
raken. Overbelasting van de afvoercapaciteit naar de overstorten betekent dat er water op straat kan blijven staan. Meestal is dit van korte duur, vaak minder dan een half uur. In de meeste gevallen is er dan geen sprake van overlast in de vorm van hinder of schade.
Klimaatontwikkeling De aanpak met een T = 2 jaar ontwerpbui is mede gebaseerd op de ervaring dat dit in de praktijk goed blijkt te werken. Als de praktijk door klimaatontwikkeling zich gaat wijzigen, dan is er geen enkele zekerheid dat een extrapolatie van de huidige toetsingssystematiek goed blijft werken. Het is daarom onvermijdelijk te gaan kijken naar de effecten van extremere buien op de werking van het bovengrondse systeem: het bergen op en afvoeren van water via de straat. Dit biedt tevens de mogelijkheid directer na te gaan hoeveel veilige rek er nog zit in het systeem. Dit is een belangrijke stap om op een doelmatige wijze te kunnen omgaan met het oplossen en voorkomen van knelpunten.
Afb. 1: Berging van water op straat voor de opvang van pieken.
14
H2O / 2 - 2007
KNMI klimaatscenario’s Rioolstelsels raken overbelast bij kortdurende extreme buien. De KNMI scenario’s zijn echter niet specifiek gericht op de prognose van de kortdurende extreme neerslag, die bepalend is voor het functioneren van rioolstelsels. De scenario’s geven geen informatie over het effect van klimaatverandering op extreme kwartier- en uursommen. Voor een indicatie van de toename van de extreme neerslag kunnen we ons daarom voorlopig het beste richten op de toename van de T = 10 jaar dagsom voor de zomerperiode. De meest ongunstige scenario’s laten een toename van de extreme neerslag zien van respectievelijk +27 procent voor 2050 en +54 procent voor 2100.
Ontwikkeling rekenmodellen De rekenmodellen voor het berekenen van het functioneren van rioolstelsels zijn vooralsnog onvoldoende ingericht op de simulatie van het bergen en afvoeren van water op straat. Naast de beperkingen van de rekenmodellen is ook de beschikbaarheid van nauwkeurige informatie voor een voldoende nauwkeurige beschrijving van een digitaal terreinmodel vaak nog een probleem. Dit is een belangrijke belemmering in het overstappen van de traditionele benadering, vooral gericht op het functioneren van de riolering (met een ontwerpbui van T = 2 jaar), naar een bredere benadering waarin ook de werking van de bovengrondse infrastructuur wordt beschouwd onder invloed van veel extremere buien (bijvoorbeeld T = 25 - 250 jaar). Op dit gebied zijn wel ontwikkelingen gaande, maar het is de vraag hoe snel we voldoende nauwkeurige resultaten kunnen verwachten. Deze ontwikkelingen komen vooral uit het buitenland waar vaak sprake is van relatief grote niveauverschillen in het maaiveld. In dergelijke situaties zijn potentiële probleemlocaties eenvoudiger te voorspellen. Met name voor de vlakke gebieden, met kleine hoogteverschillen in het maaiveld, is het voorspellen van wel of geen overlast (schade) aanzienlijk lastiger.
*thema
Water op straat kan tot veel overlast leiden.
Bij het rekenen met het bergen en afvoeren van water op straat ontstaat in principe een beter beeld van de mogelijke omvang en locaties van wateroverlast. Voor een fijnzinnige onderbouwing van maatregelen is de kans groot dat de voorspellingen van het huidige instrumentarium nog onvoldoende nauwkeurig zijn. Het is dan zaak om bij het dimensioneren van maatregelen een meer en beter dan tot op heden onderbouwde veiligheidsmarge aan te houden.
Praktijk Bij het voorkomen van wateroverlast in de bebouwde omgeving gaat het vooral om het op een acceptabele wijze verwerken van kortdurende piekhoeveelheden neerslag. Het tijdelijk bergen van water op straat is daarbij vroeg of laat onvermijdelijk. De begrenzing
van de afvoercapaciteit van een rioolstelsel is een afweging tussen een redelijke inspanning en een verantwoord effect. Een traditioneel gemengd rioolstelsel kan per uur circa 35 mm neerslag verwerken. Over 24 uur gerekend komt dat overeen met de gemiddelde jaarlijkse neerslagbelasting. In het rioolstelsel en op straat kan ergens tussen de 15 en 40 mm neerslag worden geborgen, afhankelijk van de situatie in hellend of vlak gebied. In vlak gebied kan het water op straat zich verdelen over een groot oppervlak en zal er zelden (materiële) schade ontstaan. Het gaat vaak mis daar waar woningen op een te laag peil zijn aangelegd, zoals nogal eens is gedaan de afgelopen 10 à 15 jaar. Er is ook minder kans dat er water vanuit de riolering op straat komt te staan, meestal
Kwetsbare locaties, waterberging in souterrains onder woningen (foto: Henk Baron).
achtergrond
kan het water er niet in. In (licht) hellend gebied wordt het water vaak ook via de straat afgevoerd naar (lokaal) lage punten in het maaiveld. Daar waar veel water zich verzamelt op een relatief klein oppervlak is er kans op schade doordat water woningen of gebouwen binnen loopt. Het functioneren van rioolstelsels kan worden belemmerd door hoge peilen van het buitenwater, waardoor de afvoercapaciteit via de overstorten beperkt kan worden. De kans dat een extreme bui op het bebouwde gebied samen valt met hoge buitenwaterstanden in het oppervlaktewater is niet zo groot, omdat een oppervlaktewatersysteem vaak minder snel reageert. Snelle peilstijgingen van het oppervlaktewater kunnen duiden op een onvoldoende ruim gedimensioneerd watersysteem.
Afkoppelen regenwater Het afkoppelen van regenwater biedt kansen in het anticiperen op klimaatontwikkeling. Het scheiden van afvalwater en regenwater betekent voor bestaande situaties dat er extra capaciteit kan worden gerealiseerd voor het bergen en/of afvoeren van regenwater. Een belangrijk voordeel van een gescheiden systeem is dat er bij overbelasting geen afvalwater op straat komt te staan. Het functioneren van regenwatervoorzieningen dient te worden gedimensioneerd op de bergings- en ledigingscapaciteit van de voorziening en de afvoercapaciteit via de overlopen. Voorzieningen zonder overlopen zijn relatief kwetsbaar voor de effecten van extreme buien, vooral als de bergingscapaciteit beperkt is, of de ledigingsduur relatief lang is in een minder goed doorlatende bodem. Het is onverstandig om dergelijke voorzieningen te dimensioneren volgens de criteria van een rioolstelsel. In het algemeen bestaat de indruk dat in de praktijk vaak te weinig aandacht wordt besteed aan de hydraulische capaciteit van regenwatervoorzieningen.
H2O / 2 - 2007
15
•
Afb. 2: Wateroverlastlandschap, onderdeel lokaal lage punten in maaiveld.
Ontwikkelingen bovengronds De inrichting van de bovengrond is in de loop der jaren sterk veranderd. De grootte van de berging van water op straat is verminderd en de af te voeren hoeveelheid regenwater is door de toename van het afvoerend oppervlak toegenomen. Nu gaat het in de praktijk mis op een aantal punten: • In veel winkelcentra is het straatniveau vlakker geworden, waardoor de berging van water op straat substantieel is verminderd. • Op veel punten zijn verkeersdrempels aangelegd die de afvoer van water via de straat kunnen beïnvloeden. • Steeds vaker worden ingangen naar woningen en gebouwen gemaakt beneden het niveau van de weg. • Groene zones langs wegen worden hoger aangelegd dan de weg om te voorkomen dat auto’s erop parkeren. • Steeds vaker worden greppels en sloten vervangen door leidingen. • De verharding op particulier terrein (o.a. sierbestrating) neemt enorm toe waardoor er vooral in extreme situaties veel water wordt afgevoerd. • Door verdichting van het stedelijke gebied is de belasting van stedelijk gebied op riolering en watersysteem toegenomen. • We bouwen bovendien steeds vaker op lage, natte plekken, waar het vaak heel lang goed kan gaan maar steeds vaker niet. Het bewuster met wateroverlast omgaan met de inrichting van de bebouwde omgeving is een essentiële stap in het voorkomen van waterschade. Het is belangrijk dat bewoners en bestuurders zich realiseren dat water van hoog naar laag stroomt en dat een eenvoudige drempel veel problemen kan voorkomen.
Wateroverlastlandschap Het wateroverlastlandschap is vooral een visuele benadering om de problematiek van wateroverlast in het stedelijke gebied zo breed mogelijk in beeld te brengen. Deze
16
H2O / 2 - 2007
gedachte is ontwikkeld in het RIZA project ‘Klimaatontwikkeling en riolering: strategie maatregelen’. Deze benadering gaat duidelijk verder dan de presentatie van water op straat als resultaat van een rioleringsberekening. Het wateroverlastlandschap is gericht op het helder en objectief zichtbaar maken van knelpunten en effecten van mogelijke oplossingen naar bestuur en burger. Het (objectief ) vastleggen van klachten, waarnemingen en ervaringen van bewoners en betrokkenen speelt daarbij een belangrijke rol. Het doel van het wateroverlastlandschap is om via GIS-kaarten een helder en overzichtelijk beeld te geven alle van relevante informatie met betrekking tot mogelijke oorzaken en gevolgen van wateroverlast. Het bij elkaar brengen van informatie gaat een belangrijke rol spelen bij herkennen van knelpunten en de mogelijke oorzaken van overlast. Een wateroverlastlandschap kan daarnaast een centrale rol vervullen in het communiceren over risico’s van wateroverlast met beheerders van wegen en groen, bouw- en woningtoezicht, bewoners en bestuur. Dergelijke informatie kan via internet breed verspreid worden en kan ervaringen van bewoners uitlokken die worden gebruikt om het beeld te verscherpen.
Wateropgave in de bebouwde omgeving In de ogen van het rijk moet de stedelijke wateropgave in 2007 worden uitgewerkt in doelmatige maatregelen. Bij het realiseren van doelmatige maatregelen hoort een gefundeerde onderbouwing gebaseerd op een voldoende nauwkeurig inzicht in de stedelijke wateropgave. Het benodigde inzicht is op korte termijn niet in alle opzichten te realiseren omdat: het verwerken van regenwater in de bebouwde omgeving heel complex kan zijn problemen en effecten van maatregelen zijn daarom vaak niet voldoende nauwkeurig te voorspellen;
de benodigde kennis en ervaring van het functioneren van een systeem onder invloed van incidentele extreme omstandigheden vanzelfsprekend schaars is.
Het voorkomen van wateroverlast is relatief eenvoudig te realiseren in (ver)nieuwbouwsituaties. Het accent dient daarbij vooral te liggen op robuuste bovengrondse inrichtingsmaatregelen, waarbij overdimensioneren vaak ook minder kostbaar is. Het oplossen van (potentiële) knelpunten in bestaande situaties is veel lastiger. Vaak moeten er keuzes worden gemaakt om forse investeringen te doen zonder een duidelijk beeld of, en in welke mate, problemen dan echt opgelost zijn. Het bewuster omgaan met bovengrondse effecten van extreme neerslaghoeveelheden in de bebouwde omgeving is een onvermijdelijke stap, ook al ontbreekt vooralsnog een voldoende uitgewerkt instrumentarium. Het is daarom belangrijk om snel in te zetten op de ontwikkeling van de benodigde informatie, kennis en ervaring. De komende jaren hebben we tijd nodig om het instrumentarium voor het analyseren van de problematiek en de onderbouwing van maatregelen verder te ontwikkelen. Het is belangrijk om daarbij de waarde van de voorspellingen van de rekenmodellen niet af te meten aan de vaak oogverblindend mooie grafische weergave van de resultaten. Dat neemt niet weg dat rioleringsbeheerders op kortere termijn stappen kunnen zetten zoals: het oplossen van acute knelpunten, het opzetten van een klachtenregistratie en het verzamelen en vastleggen van relevante informatie in een wateroverlastlandschap. Ir. Harry van Luijtelaar, Stichting RIONED Prof. Dr. Ir. François Clemens, TU Delft LITERATUUR Decembernota 2006, KRW/WB21 beleidsbrief, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, DG Water, december 2006. Klimaatontwikkeling en riolering: strategie maatregelen, RIZA studie, samenvattende publicatie in katern Stedelijke Watermanagement, vakblad Riolering, januari 2006. Klimaat in de 21e eeuw; vier scenario’s voor Nederland, brochure KNMI, mei 2006.
%EN DOORDACHTE KIJK OP WATER
7AT JE AANLEGT MOET JE OOK BEHEREN $IT GELDT ZEKER VOOR RIOLERING 'RONTMIJ IS THUIS IN GEMEENTELIJKE RIOLERINGSPLANNEN BELEID EN BEHEER BEHANDELEN VAN AFVALWATER PERSLEIDINGEN BEHEERSYSTEMEN DG $)!,/' EN TRAININGEN 7IJ DENKEN DOOR -ET DESKUNDIGHEID BETROKKENHEID EN PASSIE WWWGRONTMIJCOM
'RONTMIJ
PLANNING CONNECTING RESPECTING THE FUTURE
WATERSCHAP DE DOMMEL STIMULEERT NIEUWE AFWATERINGSSTRUCTUREN
Het regenwater de stad uit Waterschap De Dommel vindt het belangrijk dat goed wordt omgegaan met (regen)water binnen het stedelijk gebied. Schoon en vuil water van elkaar scheiden en wateroverlast wegnemen zijn goede manieren om dit aan te pakken. De aanwezigheid van een afwateringsstructuur (waterlopen en/of regenwaterleidingen) maakt het eenvoudiger overtollig regenwater af te voeren naar het buitengebied. Naast een goed uitvoerbaar beheer en onderhoud ontstaat er met een dergelijke structuur ook een belevingswaarde van water in het stedelijk gebied. In veel gemeenten ontbreekt een dergelijke afwateringsstructuur. Waterschap De Dommel heeft een stimuleringsregeling opgesteld voor de aanleg van nieuwe afwateringsstructuren, waarmee gemeenten een bijdrage kunnen ontvangen van 25 procent van de realisatiekosten. De belangrijkste eis die we stellen aan de afwateringsstructuur is dat er voldoende water door kan worden afgevoerd, ook wel de hydraulische capaciteit genoemd. De afwateringsstructuur moet het regenwater nu en in de toekomst kunnen afvoeren zonder dat dit wateroverlast veroorzaakt. Een andere eis is dat er wordt aangesloten op een bestaande afwatering met voldoende hydraulische capaciteit. De kosten die nodig zijn om bestaande waterlopen te vergroten vallen ook onder de stimuleringsregeling.
Stimulering nieuwe structuren
Afwateringsstructuren in de gemeente Vught, wijk De Baarzen.
R
egenwater in het stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. Het is al lang niet meer van deze tijd om regenwater en afvalwater samen via de riolering af te voeren naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Vandaag de dag willen we de riolering ontlasten door regenwater en afvalwater van elkaar te scheiden. Het ‘schone’ regenwater willen we infiltreren in de bodem of nog liever hergebruiken voor bijvoorbeeld toiletspoeling. In het beheergebied van Waterschap De Dommel kan het water bijna nergens volledig in de bodem worden geïnfiltreerd. In bijna alle gevallen moet (een deel van) het regenwater afgevoerd worden. Lukt infiltratie of hergebruik niet, dan willen we het regenwater op zijn minst afvoeren naar het buitengebied waar het via waterlopen ten goede kan komen aan de natuur of landbouw.
te bouwen’. Hierin staat een aantal doelen en maatregelen genoemd om anders om te gaan met regenwater. Voorbeelden zijn regenwater afkoppelen en niet aankoppelen, wateroverlast oplossen en voorkomen (dit is een stedelijke wateropgave) en rioolvreemd water zoals grondwater en koelwater terugdringen. Ook de Kaderrichtlijn Water schrijft dergelijke maatregelen voor, die in de waterprogramma’s zullen worden opgenomen. Veel doelen en maatregelen zijn eenvoudiger te halen en uit te voeren als er een afwateringsstructuur aanwezig is. Bijkomende voordelen van een afwateringsstructuur zijn dat water ontstaat met een belevingswaarde of waarin gevist kan worden. Het zal duidelijk zijn dat Waterschap De Dommel de aanleg van dergelijke afwateringsstructuren toejuicht.
De afwateringsstructuur Afwateringsstructuur: veel voordelen In het stedelijk gebied is de riolering vaak de enige mogelijkheid om regenwater af te voeren. Dit betekent dat er waterlopen of aparte regenwaterleidingen, zogenaamde afwateringsstructuren, aangelegd moeten worden om het regenwater gescheiden van het afvalwater uit het stedelijk gebied te kunnen afvoeren. Waterschap De Dommel heeft haar beleid en ambitie in bebouwd gebied verwoord in de kadernota Stedelijk Water: ‘Water om op
18
H2O / 2 - 2007
Afwatering kan zowel onder- als bovengronds worden uitgevoerd. Waterschap De Dommel geeft de voorkeur aan een bovengrondse afvoer. Hoewel dit meer ruimte vraagt heeft het als voordeel dat het beheer en onderhoud makkelijker is uit te voeren. Ook kunnen we ongewenste lozingen en verkeerde aansluitingen sneller constateren en makkelijker opsporen. Een ander groot voordeel is dat er tevens een belevingswaarde meegegeven wordt aan de afwatering. Open water kan een enorme verrijking zijn van het stedelijk gebied.
De aanleg van waterlopen en/of regenwaterleidingen in het stedelijk gebied brengen vaak hoge kosten met zich mee voor de gemeenten. Om deze drempel van hoge kosten weg te nemen heeft Waterschap De Dommel in september 2006 een Stimuleringsregeling nieuwe afwateringsstructuren opgesteld. Daarmee kunnen gemeenten in aanmerking komen voor een subsidie. Tot en met 31 december 2008 kunnen gemeenten een bijdrage ontvangen van 25 procent van de realisatiekosten voor de aanleg van een afwateringsstructuur. Deze kosten houden direct verband met de aanleg van een afwateringsstructuur en de eventuele inrichting die noodzakelijk is voor het beheer en onderhoud (de uitvoeringskosten). Ook de kosten van voorbereiding, ontwerp en toezicht tijdens de uitvoering komen in aanmerking voor subsidie. De regeling kent een subsidieplafond. Dit houdt in dat er jaarlijks een maximaal budget beschikbaar is. Het waterschap neemt zijn rol in het stedelijk gebied serieus. De bijdrageregeling beperkt zich daarom niet tot afkoppelprojecten alleen en kent zo weinig mogelijk uitsluitingen voor wateraspecten in stedelijk gebied. Kortom, de stimuleringsregeling is breed toepasbaar. De regeling is bedoeld voor: • het afvoeren van afgekoppeld regenwater. Voor het afkoppelen van regenwater van het vuilwaterriool heeft Waterschap De Dommel ook een stimuleringsregeling. Daarmee kunnen gemeenten een bijdrage ontvangen voor de aanleg van waterlopen en/of regenwaterleidingen in een afkoppelgebied (de ontwatering). Voor het afvoeren van het regenwater vanaf de grens van het afkoppelgebied (de afwatering) geldt de Stimuleringsregeling nieuwe afwateringsstructuren. • het afvoeren van niet aan te koppelen regenwater.
*thema De rol van Waterschap De Dommel in het stedelijk gebied wordt de laatste jaren steeds belangrijker. In beleidsnota’s van de rijksoverheid en de provincie krijgt het waterschap een groot aantal taken toegewezen. Daarnaast realiseert het waterschap zich dat veel activiteiten in stedelijk gebied invloed hebben op het watersysteem en de waterketen. Zij zien het als onze taak om ons beleid duidelijk uit te dragen en de samenwerking met andere partijen, zoals gemeenten op te zoeken. Door ons als heldere waterpartner op te stellen gaan wij voortvarend aan de slag om onze doelen en wettelijke verplichtingresultaten binnen de gestelde termijnen te halen. De kadernota Stedelijk Water ‘Water om op te bouwen’ is hiervoor de onderlegger en geeft een duidelijke richting aan de koers binnen het stedelijk gebied.
Uitbreidingen in of aan de rand van stedelijk gebied betekent in de meeste gevallen dat er meer verhard oppervlak komt. Het regenwater dat hier op valt moet zo duurzaam mogelijk worden verwerkt. Hiervoor wordt veelal de volgorde van de trits ‘vasthouden - bergen - afvoeren’ gebruikt. Meestal kan dit niet anders dan door (een deel van) het regenwater af te voeren naar het buitengebied. • het afvoeren van rioolvreemd water. Grond- of oppervlaktewateroverlast in stedelijk gebied werd vroeger veelal opgelost door het op het gemengd rioolstelsel te lozen. Hierdoor wordt het grondwatersysteem aangetast en het rioolstelsel onnodig belast. Waterschap De Dommel wil met de regeling de gemeenten stimuleren deze lozingen ongedaan te maken door het regenwater af te voeren via een afwateringsstructuur. • het oplossen van knelpunten voortkomend uit de stedelijke wateropgave. Als er vaker dan eens in de honderd jaar wateroverlast voorkomt in het stedelijk gebied dan is de afspraak dat dit wordt opgelost. Dit is bepaald in de Stedelijke wateropgave. De gemeente is verantwoor-
achtergrond / actualiteit
delijk voor de grond- en rioleringswateroverlast. Soms is de aanleg van een afwateringsstructuur de enige manier om een probleem op te lossen. • het oplossen van overige waterproblemen. Ook andere waterproblemen zijn op te lossen door de aanleg van een nieuwe afwateringsstructuur. Per geval bekijken we of aan de algemene voorwaarden wordt voldaan om in aanmerking te komen voor de regeling.
Rotterdam start actie tegen rioolverstopping
Subsidievoorwaarden De regeling kent een aantal subsidievoorwaarden. In hoofdlijnen komt dit neer op het volgende: • De gemeente vult het aanvraagformulier volledig in. • Bij de aanvraag moeten tekeningen en een plan van aanpak worden toegevoegd. • Het waterschap moet instemmen met het plan van aanpak. • Het waterschap beoordeelt of een subsidiebijdrage wordt verleend of wordt geweigerd. • Als het werk is uitgevoerd wordt de definitieve subsidiebijdrage vastgesteld en keert het waterschap deze uit aan de gemeente.
Een verdubbeling van het aantal meldingen van rioolverstoppingen in de laatste jaren, heeft de afdeling Gemeentewerken van Rotterdam tot actie aangezet. Een grootscheepse voorlichtingscampagne moet ervoor zorgen dat Rotterdammers hun schoonmaakdoekjes, vet en andere zaken die niets in het riool te zoeken hebben, voortaan daar deponeren waar ze wél thuishoren: in de afvalbak.
De praktijk In juni 2006 is de geactualiseerde Stimuleringsregeling afkoppelen verhard oppervlak vastgesteld. Direct daarna is er een hausse aan aanvragen binnengekomen bij het waterschap. Voor de Stimuleringsregeling nieuwe afwateringsstructuren is dit niet het geval. Deze regeling heeft meer een onderhandelingswaarde tijdens voorbesprekingen over ruimtelijke- en rioleringsplannen. Waterschap De Dommel heeft een helder beleid met hoge ambities in het stedelijk gebied. Om die ambities waar te maken is geld alleen niet voldoende. De gemeente verwacht dat het waterschap meedenkt en adviseert op het gebied van water. Dit is van groot belang om iets gedaan te krijgen. De Dommel hoopt met deze manier van samenwerken te komen tot een duurzaam en veerkrachtig watersysteem, ook in het stedelijk gebied! Edwin Verhees (Waterschap De Dommel)
De Gender die in de toekomst als afwateringsstructuur terugkeert in de stad Eindhoven (Bron: gemeente Eindhoven).
De folder ‘Maak van het riool géén afvalbak’.
D
e gemeente Rotterdam besteed jaarlijks honderdduizenden euro’s aan het reinigen en repareren van dichtgeslibde riolen en vastgelopen gemalen als gevolg van vet en schoonmaakdoekjes. In de afgelopen jaren steeg het aantal meldingen van rioolverstoppingen van gemiddeld tien naar twintig meldingen per maand. Elk jaar moet de gemeente de begroting weer aanpassen, omdat de kosten wederom zijn gestegen. Vooral eettentjes maken er een gewoonte van hun vet op het riool te lozen, zo weet de gemeente. Wekelijks wordt er wel ergens een vacuümwagen ingezet om een verstopt riool van een dikke laag vet te verlossen. Hoog tijd voor actie, vond Gemeentewerken. Met de voorlichtingscampagne ‘Maak van het riool géén afvalbak’ die onlangs is gestart, hoopt Rotterdam het aantal verstoppingen als gevolg van vet en schoonmaakdoekjes te verminderen. De publiekscampagne bestaat uit foldermateriaal en bewonersbijeenkomsten.
H2O / 2 - 2007
19
Afkoppelen Ja Afkoppelen houdt de gemoederen aardig bezig in rioleringsland. Moeten we er nu wel of niet aan beginnen? Wegen de kosten nu eigenlijk wel op tegen de baten en wat weten we nu precies over de langetermijneffecten van afkoppelen? De meningen beginnen ondertussen aardig verdeeld te raken. H2O vond twee gevestigde namen op het gebied van riolering bereid tot een stellingname ten aanzien van afkoppelen: Rob van der Velde van Waterschap Regge en Dinkel en Jan Zuidervliet van ARCADIS. Beiden gingen graag de uitdaging aan, maar mét de kanttekening dat zowel aan de ja- als aan de nee-zijde altijd enige nuancering gepast is. Ruwenbosch in Enschede functioneert een systeem met afvoer van hemelwater over straat naar wadi’s alweer tien jaar uitstekend. Het heeft inmiddels de zwaarst mogelijke buien doorstaan zonder noemenswaardige problemen!”
Overstorten zijn niet vuil. “Hoezo, niet vuil? De eerste keer dat ik een werkende overstort zag, was zo’n 15 jaar geleden bij de spoorbrug over de IJssel in Deventer tijdens een zeer zware zomerbui.
het niet gewend, want de gewoonte is om het water ondergronds aan te bieden aan de gemeente, die zich er vervolgens maar mee moet redden. Daarnaast verwacht ik veel van infiltrerende bestrating in combinatie met stevige en ruime wegcunetten. Eventueel leg je er drainage bij om grondwateroverlast te voorkomen en ziedaar: een eenvoudig, degelijk en duurzaam ontwerp.”
De baten van afkoppelen wegen op tegen de kosten. “Ja, mits je kiest voor kleinschalige, goedkope technieken. Als je kiest voor grootschalige, dubbele rioolsystemen lopen de kosten behoorlijk hoog op. Bovendien heb je dan kans op problemen met foutieve aansluitingen en straatvuil. Beter is het om te werken met kleinschalige systemen bij elke woning. De kosten vallen dan reuze mee. En als het niet lukt bij de woning zelf, laat het water dan bovengronds worden aangeboden bij de straat, zodat je tenminste geen foutieve aansluitingen kunt krijgen.”
“In het ideale plaatje wordt nauwelijks hemelwater afgevoerd naar de rwzi” Rob van der Velde.
“Ja, absoluut! Bij een gemengd rioolstelsel worden dikwijls grote betonnen bergbezinkbassins aangelegd om 50 procent vuiluitworpreductie te bereiken. Je kunt dezelfde reductie bereiken door slechts 20 procent van het verhard oppervlak af te koppelen. Koppel je nog meer af, dan krijg je nog veel meer emissiereductie. Het ideale eindplaatje is voor mij een situatie waarin nog nauwelijks hemelwater wordt afgevoerd naar de rwzi. De overstortproblematiek is dan verleden tijd!”
Ik schrok ervan, want het leek op een walmende rookpluim uit de schoorsteen van zware industrie. Natuurlijk zijn er ook overstorten die er nauwelijks toe doen, maar dat neemt niet weg dat de vieze exemplaren toch wel echt heel vies zijn! Ik vraag me af of mensen die beweren dat overstorten niet vuil zijn, er wel eens bij hebben staan kijken tijdens een overstortgebeurtenis. Nog een praktijkgeval: afgelopen zomer dreven er weer massa’s dode vissen in de beek vlakbij ons kantoor in Almelo. Er dreef geen briefje in het water met tekst en uitleg, maar vermoedelijk waren overstorten de boosdoeners.”
Water op straat moet kunnen.
Regenwater hoort in het riool.
“Ja, waarom niet? Wij hebben ons de gewoonte aangeleerd alle hemelwater ondergronds weg te stoppen in riolen. Die slechte gewoonte kunnen we ook weer afleren. Kijk maar eens in landen om ons heen. Daar zie je veel vaker afstromend hemelwater op straat, al of niet gefaciliteerd met gootjes. Bij de zwaarste buien gebeurt het bij ons nu ook al, omdat de riolen met hun beperkte maat niet alles aan kunnen. Alleen gebeurt het dan ongecontroleerd met als gevolg ophoping op lokaal lage plekken, waar het water leidt tot overlast of zelfs tot schade. Rioleringsberekeningen kijken nu nog teveel naar de stroming in de buizen bij een middelzware bui, maar moeten zich vanaf nu ook gaan richten op de stroming over straat bij zeer zware buien. In de wijk
“Nee, juist niet! Mijn credo: echt afvalwater breng je met ondergrondse riolen naar de zuivering, maar met schoon hemelwater doe je iets beters! Het hemelwater kan bij de meeste woningen in Nederland gewoon infiltreren in het eigen tuintje. Mijn buurman bedacht het enkele jaren geleden voor de gezamenlijke regenpijp van onze rijtjeswoningen en ik kan u vertellen dat het probleemloos werkt. Het verdwijnt middels twee plastic kratjes in de bodem. Eigenlijk waren drie kratjes vereist, maar we wilden zien wat er zou gebeuren bij te krappe dimensionering, maar zelfs bij de zwaarste buien ontstaan er geen problemen. Ik begrijp best dat er woningen zijn waarbij het niet lukt, maar ik zie steeds meer woningen waarbij het gewoon wel kan. Alleen zijn we
Afkoppelen leidt tot voldoende emissiereductie.
20
H2O / 2 - 2007
Afkoppelen ja/nee. “Ja, zoals wel blijkt uit bovenstaand betoog. Daar komt nog bij dat het voor de zuiveringen veel beter is als er alleen echt afvalwater wordt aangeboden en geen hemelwater en grondwater. Bij de huidige zuiveringen vormt dat al een probleem en ik denk dat dit punt nog sterker gaat spelen als we nazuiveringstechnieken gaan toepassen vanuit de inzichten van de Europese Kaderrichtlijn Water.”
*thema
interview
Afkoppelen Nee
het stelsel te ontlasten door af te koppelen. Een prima maatregel, mits er aan bepaalde beheersmatige en milieutechnische voorwaarden wordt voldaan.”
Overstorten zijn niet vuil. “Natuurlijk gaat deze stelling niet op. Het overstortwater dat de drempel passeert, bevat een groot aantal vervuilende stoffen. Maar de omvang van jaaremissies uit (verbeterd) gemengde stelsels vallen wel mee. De verklaring zit in het geringe
geving afdoende te kunnen beantwoorden. Onder deze omstandigheden is het misschien verstandiger het regenwater maar zo lang mogelijk in het riool te houden en pas als het niet anders kan een alternatief te zoeken.”
De baten van afkoppelen wegen op tegen de kosten. “In milieutechnisch opzicht zijn vaak geen baten te behalen met afkoppelen. Andere redenen moeten dus doorslaggevend zijn. Bijvoorbeeld ontlasting van het bestaande stelsel, dat nog lang mee moet. Voorkoming van kapitaalsvernietiging (=baten) kan dan tot afkoppelen aanleiding geven. De baten die op de AWZI met afkoppelen zijn te behalen, zijn nog erg ondoorzichtig en hangen sterk af van de specifieke situatie. Veelal blijven de besparingen beperkt tot iets lagere exploitatiekosten. Alleen bij beoogde uitbreidingen of KRW-maatregelen kan er sprake zijn van besparingen op investeringen. Ik betwijfel of deze besparingen opwegen tegen de extra kosten die de gemeente moet maken voor afkoppelen.”
“We hebben te weinig kennis over de langetermijneffecten van afkopppelen” Jan Zuidervliet.
Afkoppelen leidt tot voldoende emissiereductie. “Nee. Afkoppelen leidt in het stedelijk gebied tot een emissietoename. Tot die conclusie ben ik gekomen aan de hand van enkele relatief simpele rekensommen1. Of de effecten van die toename toelaatbaar zijn, hangt af van de lokale omstandigheden en op welke alternatieve wijze met het regenwater wordt omgegaan. Bij een directe afvoer naar oppervlaktewater zal de kans op negatieve effecten erg groot zijn. Leiden we het regenwater de bodem in, dan lijken de gevolgen voor het grondwater mee te vallen doordat veel stoffen zich aan gronddeeltjes hechten. Over het algemeen neemt men aan dat het rendement van de awzi toeneemt door afkoppelen. Dat is echter sterk afhankelijk van de betreffende stof en de situatie op de awzi.”
Water op straat moet kunnen. “Het fenomeen ‘water op straat’ maakt traditioneel deel uit van een degelijk rioolontwerp als extra veiligheid tegen overlast. Echter, het verschijnsel mag niet te vaak voorkomen en daarbij niet ontaarden in hinder of schade. Door verdichting van verhard oppervlak, een vlakke straatinrichting, lage woningdrempels en een veranderend klimaat neemt de belasting van het rioolstelsel toe en kan het risico op wateroverlast onacceptabel groot worden. In een dergelijke situatie kunnen we kiezen om
overstortvolume. Die is een factor 15 tot 20 kleiner dan het lozingsvolume uit gescheiden stelsels. Dat wordt bij lange na niet gecompenseerd door de lagere vuilgehalten in het geloosde regenwater. Het gevolg is, dat de jaaremissie uit gescheiden stelsels aanzienlijk hoger is. Ook afscheiders zijn (nog) niet in staat om dit verschil te compenseren. Bij piekgebeurtenissen ligt de situatie voor afkoppelen gunstiger, wat overigens alleen voor de effecten van zuurstofbindende stoffen van belang is. Ook voor de hygiënische betrouwbaarheid blijken in het geloosde regenwater grote hoeveelheden pathogene organismen aangetroffen te worden.”
Regenwater hoort in het riool. “Regenwater is oorspronkelijk in het riool terechtgekomen, omdat men, tegelijkertijd met het besef dat epidemieën voortkomen uit aanraking met de eigen fecaliën, overlast ondervond van het regenwater in stedelijk gebied. Ondertussen hebben menselijke activiteiten het regenwater zodanig vervuild, dat directe lozing op oppervlaktewater in veel gevallen ongewenst is (zie reactie op vorige stellingen). De oorspronkelijke route via de bodem biedt in eerste instantie een goed alternatief. Negatieve effecten op het grondwater blijken immers mee te vallen? Maar wat zijn de effecten over honderd jaar of langer? Feit is, dat we over te weinig kennis beschikken om alle vragen rondom de effecten van afkoppelen op onze leefom-
Afkoppelen ja/nee. “Een eenduidige reactie op deze stelling is niet mogelijk zolang onze kennis over het gedrag van relevante stoffen en de effecten daarvan op het milieu tekortschiet. Mijn reactie luidt dan ook nee, tenzij, of: ja, mits. Nee, als men afkoppelen als doel op zich ziet zonder zich af te vragen of er kwantitatieve of kwalitatieve doelen mee zijn gediend. Een bewuste keuze met afweging van alle voor- en nadelen zonder dat we deze exact kunnen kwantificeren is een absolute voorwaarde om tot afkoppelen over te gaan. Ja, in het geval er sprake is van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en er sprake is van kapitaalsvernietiging ten gevolge van vroegtijdige vervanging van de bestaande riolering. Maar ook hier geldt dat men zich terdege bewust moet zijn van de effecten van afkoppelen. Als dat bewustzijn er is, dan ben ik ervan overtuigd dat afkoppelen op effectieve wijze kan worden toegepast.” NOTEN 1 ’Afkoppelen, weten we wel waar we aan beginnen?’, Rioleringswetenschap nr. 22, juni 2006.
H2O / 2 - 2007
21
Proef afkoppelen met betonklinkers verloopt zeer succesvol De proef met een opvallende, nieuwe manier van afkoppelen in de Nijmeegse wijk Grootstal verloopt succesvol. Op enkele kleine opstartproblemen na, functioneert het afkoppelsysteem prima. Sinds enkele maanden bepalen blauwe betonklinkers in het wegdek het straatbeeld in Grootstal. Deze klinkers moeten ervoor zorgen dat het regenwater via een goot wegstroomt naar een nabijgelegen wadi.
I
n zes straten in Grootstal heeft op verschillende plekken het wegdek plaatsgemaakt voor twaalf meter lange stroken van blauwe betonklinkers, over de gehele breedte van de weg. De stroken lopen af naar één kant van de weg waar, twaalf centimeter lager dan het wegdek, een goot is aangelegd die het afstromende regenwater naar nabijgelegen wadi’s leidt. Ook het water dat van huizen langs de weg wordt afgekoppeld, komt hier langs. Vanwege hun opvallende uiterlijk en hun remmende werking op het verkeer wordt het systeem door omwonenden ook wel aangeduid als een omgekeerde verkeersdrempel. De wijk Grootstal is uitermate geschikt voor de proef met de betonklinkers, omdat het terrein waarop de wijk is gebouwd, afloopt. Hierdoor kan het water goed wegstromen. De ondergrond van de wijk bestaat uit een matig tot slecht doorlatende toplaag met een dikte van 0,7 meter. Daaronder bevindt zich een dik zand- en grindpakket en zit het grondwater diep, waardoor na het verwijderen van de toplaag het regenwater goed in de bodem kan wegzakken. Tijdens de proef, die over enkele maanden wordt afgerond, zijn de kolken in de bewuste straten afgesloten. Na de proefperiode wordt bepaald welke kolken permanent verwijderd kunnen worden en of er eventueel kolken open moeten blijven. Tot nu toe doen de blauwe betonklinkers en de nabijgelegen wadi’s hun werk prima. Ook een test met een grote hoeveelheid water werd goed doorstaan. Om het systeem goed te laten functioneren, heeft de gemeente Nijmegen het afkoppelsysteem inmiddels wel op enkele punten aangepast. Zo is, om grote hoeveelheden water beter te kanaliseren en erosie tegen te gaan, de goot van boven dichtgemaakt met afsluitbanden. Na het verwijderen van de toplaag was bij de eerste aanleg een laag van teelaarde op de wadi aangebracht, om het terrein netjes af te werken. Deze bleek vrij snel na de ingebruikname van het afkoppelsysteem dichtgeslibd te zijn. De teelaarde is daarna verwijderd en de wadi heeft nu een schrale toplaag, zodat het water goed in de grond kan zakken. Verder zijn aan het eind van de goot grindkoffers in de wadi’s geplaatst, zodat het zeker is dat het water goed kan wegzakken. De grindkoffers gaan ook het dichtslaan van de bodem en erosie tegen.
22
H2O / 2 - 2007
In februari en maart voert de gemeente nog extra tests uit om te kijken hoe het systeem omgaat met de hoeveelheid water van een standaard regenbui. De nieuwe manier van afkoppelen is eenvoudig en heeft als voordeel dat deze goedkoop in aanleg is. Ook het beheer wordt eenvoudiger en goedkoper. Hierdoor hoeft,
vanuit kostenbesparende overwegingen, niet te worden gewacht totdat er andere werkzaamheden aan weg of riool worden uitgevoerd. De gemeente Nijmegen ziet voldoende mogelijkheden om ook elders in de stad het systeem toe te passen, mits er voldoende groen gebied in de buurt is om de bijbehorende wadi’s in aan te leggen.
Twaalf meter lange stroken betonklinkers, gelegd over de breedte van de weg, leiden regenwater via een goot naar de nabijgelegen wadi.
*thema
Interessante 2e uitgave van standaardboek ‘Kanalinspektion’ Een Nederlandse rioleur is regelmatig bezig met het vastleggen van inspectiegegevens van ‘zijn’ te beheren rioleringsstelsel. Hij doet dat (moet dat doen) na 2004 volgens het Europese coderingssysteem neergelegd in NEN-EN 13508-2. Los van het feit dat hij voor dit klusje gebruik zal maken van de uitgave in kleur van de NEN-EN normtekst van het Nederlandse Normalisatie Instituut, is het voor hem nuttig om bij dat vastleggen over een goede, heldere leidraad te kunnen beschikken. De Leidraad Riolering voorziet daar niet in; er wordt naar de NEN-EN13508-2 verwezen. Met Bölke’s boek ‘Kanalinspektion’ binnen handbereik is zo’n opdracht echter zeker te klaren!
H
et Nederland-breed toepassen en gebruiken van de NEN-EN 13508-2 vereist per beheerder een structurele aanpak van inspectiewerkzaamheden. Alleen langs deze weg laat zich direct een goede structuur invoeren rond de meest noodzakelijke beheerwerkzaamheden rond het (gemeentelijk) rioleringsstelsel. De rioolbeheerder, meestal de gemeente, wil op de meest efficiënte manier die gegevens verzamelen en vastleggen. Natuurlijk, goed vastleggen kost tijd... en tijd is geld. Zichtbare winst wordt meestal pas in tweede instantie terugverdiend: op het moment van werk uitvoeren aan het bestaande riool op basis van adequate gegevens. Goed vastleggen van gegevens kost natuurlijk in eerste instantie meer inspanning en dus meer geld. Op de iets langere termijn kan na het teruggrijpen op
actualiteit / informatie
goed vastgelegde gegevens het goed functioneren en daarmee de uiteindelijke kwaliteit van de riolering voor bestuurder en burger optimaal in beeld worden gebracht. Bölke neemt daarom de rioleur eerst mee langs alle aspecten rond aanleg van riolering, toegepaste materialen, aandachtspunten rond verwerking en de materiaalgebonden eigenschappen. Dan pas gaat de schrijver over op ‘Zustände erkennen und dokumentieren’. Vooral de gegeven eerdere hoofdstukken blijken onmisbare hulpmiddelen te zijn bij het later treffen van de noodzakelijke maatregelen. Het is daarom dat de auteur ook onderwerpen behandelt zoals: • omgaan met gemeten en te meten waarnemingen, • dichtheidsbeproeving van strengen en schachten, • het hoe en wat rond het opmaken van een aanbestedingsgerede opdrachtomschrijving en • de in acht te nemen aspecten van ARBO en veiligheid bij waarnemingswerkzaamheden in strengen en schachten in aparte hoofdstukken een plaats geeft. Alleen met deze brede richtlijn zal een rioleur in staat zijn goed zijn werk voor te bereiden. De dikte van het boek doet denken aan een hooiberg van informatie. Bij het ter hand nemen en doorlezen blijkt het tegendeel. Inhoudelijk biedt het, gebaseerd op een logische opbouw en geschreven in een prettig leesbare stijl juist die steun voor het essentiële werk van een rioleur. Hiermee komt het boek ruim uit boven het gemiddelde rioleringsbeheer in het belang van een goed functionerend (gemeentelijk) stelsel. Goede kennis van de Duitse taal is vooralsnog wel gewenst, al is de uitgever voornemens binnenkort een heruitgave van dit nuttige boek in het Engels te verzorgen. Jhr. Ir. A. de Beaufort (De Beaufort Consult) Dipl.-Ing. Klaus-Peter Bölke: Kanalinspektion, Zustände erkennen und dokumentieren 2., überarbeitete und erweiterte Auflage. Uitgeverij Springer-Verlag, Berlin - Heidelberg - New York, ISBN 3-540-20648-5.
RIONED-dag: keuze uit sessie of excursie De Jaarbeurs te Utrecht vormt op 1 februari weer het toneel voor de jaarlijkse RIONED-dag. Dit jaar kunnen deelnemers voor wat het ochtendprogramma betreft niet alleen kiezen uit de bekende parallelsessies, maar ook uit twee excursies.
B
eide excursies vinden plaats in Utrecht. De eerste leidt naar de wijk Leidsche Rijn, waar een kijkje wordt genomen bij wadi’s en vloeivelden. Excursie nummer twee gaat naar de wijk Oog in Al. In deze vooroorlogse wijk werd de vervanging van het verouderde riool te baat genomen om naast het nieuwe vuilwaterriool een infiltratieriool aan te leggen. Parallelsessie 1 heeft als thema gemeentelijke watertaken. Tijdens deze sessie wordt ingegaan op de nieuwe zorgplichten die gemeenten hebben op het gebied van grondwater en hemelwater. Ook wordt er gesproken over wat er allemaal op gemeenten afkomt met de invoering van het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Kaderrichtlijn Water. Jaap Verhulst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat praat over de gevolgen voor gemeenten van de Decembernota 2006. Willem van Douwen, gemeenteambassadeur water van de gemeente Alkmaar legt uit hoe gemeenten handen en voeten kunnen geven aan de stedelijke wateropgave. ‘Tussen water op straat en overlast’ is het thema voor parallelsessie 2. Zware regenbuien zullen door klimaatverandering steeds vaker en heftiger voorkomen. Op de vragen ‘Hoe krijgen rioolbeheerders zicht op de voor wateroverlast kwetsbare plekken?’ en ‘Kun je ondanks grote onzekerheden verstandige stappen zetten?’ geven Frank van Swol (gemeente Eindhoven, Wateroverlast en overmacht), Edward Melger (WL|Delft Hydraulics, Wateroverlast in een model) en Harry van Luijtelaar (Stichting RIONED, Wateroverlast op uw bord) antwoord. In het middagprogramma spreekt Mark van Loosdrecht van de TU Delft over nieuwe sanitatie. Voor meer informatie en voor aanmelding: www.riool.net.
H2O / 2 - 2007
23
Minicursussen riolering van RIONED Op 22 maart geeft Stichting RIONED weer haar minicursussen in de Jaarbeurs in Utrecht. Rioleringsbeheerders kunnen kiezen uit 18 verschillende cursussen met praktijkgerichte informatie. Doordat elke cursus één dagdeel duurt kunnen deelnemers twee cursussen volgen.
D
e onderwerpen zijn onderverdeeld in drie thema’s: beleid en regelgeving voor technici, beheer: inspectie, meten en meer en tenslotte beheer: het aanpakken van overlast. In het kader van het eerste thema worden de volgende cursussen gegeven: • De inhoud van de Kaderrichtlijn Water. Deelnemers krijgen hierin inzicht in de mogelijke gevolgen van de KRW voor gemeenten. • Regelgeving aansluiting op het riool. Hier staat de bouw- en milieuregelgeving voor de omgang met afval- en regenwater centraal. • GRP, BRP, OAS en waterplan, wat doet u ermee? Voor en over riolering bestaan veel verschillende plannen, maar zijn al deze plannen wel zinvol in elke situatie? • De nieuwe rioolheffing. Wat zijn de mogelijkheden van het bestaande rioolrecht en de nieuwe, verbrede, rioolheffing? Wat mag wel en niet toegerekend worden? • Aanbesteden in de praktijk. Europese en Nederlandse regels stellen eisen aan bekendmaking, vermelding van gegevens in een bestek, in acht te nemen termijnen, het verloop van de procedure en de keuze van de aannemer. Deze cursus geeft inzicht in de stand van zaken en de keuze van een passende procedure. • Samenwerking tussen waterschap & gemeente. Samenwerking tussen waterschap en gemeente kan succesvol zijn, maar is niet altijd eenvoudig. Hier wordt het ‘spel’ van de samenwerking onder de loep genomen. • Invulling hemelwater- en grondwaterzorgplicht. Achtergronden, inhoud en praktische consequenties van de Wet gemeentelijke watertaken. In het kader van het onderwerp ‘beheer: inspectie, meten en meer’ worden elf cursussen gegeven: • Grondwateroverlast: techniek en oplossingen. Verschillende onderzoeksmethoden om de aard en omvang van grondwateroverlast te bepalen. • Opleveringscontrole nieuwe riolering. De begintoestand van nieuwe riolen wordt vastgelegd met opleveringsinspectie. Hier komt aan de orde hoe het riool moet worden getoetst aan de voorgeschreven kwaliteitseisen in het bestek. • Planmatige aanpak van inspectie en reiniging. Welke informatie is nodig voor een planmatige inspectie volgens NEN 3398?
24
H2O / 2 - 2007
•
•
•
•
•
•
•
•
Opdrachtgeven voor reiniging en inspectie. Het efficiënt reinigen en inspecteren van een buitenriolering vraagt om een doordachte manier van opdrachtgeven. Wat komt daarbij kijken? Uitvoeren van onderhoud en renovatie. Praktische informatie voor het opstellen en uitvoeren van maatregelen voor (nader) onderzoek, onderhoud en renovaties. Opzetten en uitvoeren van een meetplan. Rioolbeheerders die inzicht willen hebben in het hydraulisch functioneren van het riool moeten zich eerst afvragen wát ze willen weten en vervolgens wat ze dan moeten meten. Deze cursus is primair gericht op het meten van kwantiteit. Telemetrie en RTC. Deze cursus gaat over de toepassing van telemetrie en sturing bij het beheer van rioolstelsels. Met veel voorbeelden uit de praktijk. Analyseren meetgegevens. Het is niet moeilijk om heel veel meetgegevens te verzamelen, maar wat doe je er vervolgens mee? In deze cursus wordt het converteren, controleren en verwerken van grote hoeveelheden gegevens centraal gesteld. Effectief gegevensbeheer. Goed gegevensbeheer is erg belangrijk maar komt in de praktijk vaak in de knel. Deelnemers leren hier de mogelijkheden en onmogelijkheden van verschillende rioleringsbeheersystemen en hoe het gegevensbeheer gestructureerd en planmatig op te zetten en te onderhouden. Beheer van infiltratievoorzieningen. Succesvol afkoppelen vraagt een gedegen aanpak van het beheer van de voorzieningen. In deze minicursus worden daarvoor de handvatten aangereikt. Veilig gemalenbeheer. Deze cursus maakt de deelnemers bewust van de veiligheid en de gevaren (in de breedste zin) van het werken in en om besloten ruimtes zoals een riool.
Onder de noemer ‘beheer: het aanpaken van overlast’ wordt tenslotte nog een drietal cursussen gegeven: • Regenwateroverlast: ervaringen delen. Dit is niet zozeer een cursus met pasklare antwoorden maar een gelegenheid om ervaringen met overlast en oplossingen daarvoor te delen en te bespreken. • Stankoverlast, ont- en beluchting. Het openbare riool wordt via de binnenhuisriolering en regenpijpen ont- en belucht. Dat kan problemen opleveren. In deze cursus komt de regelgeving en de praktijk daarvan aan de orde. • H2S: preventie en oplossingen. H2Svorming geeft stank, is giftig en leidt tot aantasting van betonnen buizen, putten en bemalingen. Deze minicursus behandelt dit probleem en eventuele oplossingen. De deelnamekosten bedragen 300 euro per dagdeel voor begunstigers van Stichting RIONED en 600 euro voor niet-begunstigers. De eerste cursussen beginnen om 10.00 uur, de tweede reeks minicursussen om 13.30 uur. Voor meer info: (0318) 63 11 11 of www.riool.net
Groot Salland onderzoekt wit poeder op zuiveringen Waterschap Groot Salland is gestart met een onderzoek naar methodes om siloxaan uit afvalwater te verwijderen. Deze stof wordt steeds vaker aangetroffen in het afvalwater op de rioolwaterzuiveringen en zorgt ervoor dat de beschikbaarheid en het rendement van de warmtekrachtinstallatie van de zuivering afneemt.
S
iloxaan, ofwel polydimethylsiloxaan (PDMS), wordt steeds meer gebruikt in producten als cosmetica, deodorant, tandpasta, lichaams- en haarverzorgingsproducten, maar ook in de voedingsmiddelen- en reinigingsindustrie. De stof komt via het afvalwater terecht in de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Omdat siloxaan niet oplost in water, wordt het met het slib afgescheiden in de voorbezinktanks. Bij het vergisten van het slib voor de vorming van biogas, wordt het siloxaan gasvormig (vluchtig methylsiloxaan, VMS) en vermengd zich met het biogas. De gasmotoren van de warmtekrachtinstallaties op verschillende zuiveringen van Waterschap Groot Salland draaien op dit biogas. In het verbrandingsgedeelte van de gasmotoren wordt het VMS omgezet in siliciumdioxide. Dit zet zich als wit poeder af, soms millimeters dik, op de bougies, kleppen en zuigers van motoren en veroorzaakt daar verhoogde slijtage en schade. Het gasverbruik van de motoren neemt toe en er moet vaker onderhoud worden gepleegd. Hierdoor neemt het rendement en de beschikbaarheid van de warmtekrachtinstallatie af en kan er minder elektriciteit worden geproduceerd.
*thema
UNESCO-IHE bestaat 50 jaar Dit jaar viert UNESCO-IHE haar vijftigjarig bestaan. Werd in 1957 de eerste internationale opleiding Waterbouwkunde gevolgd door 44 deelnemers, heden ten dage hebben 13.400 deskundigen uit 162 verschillende landen een opleiding afgerond aan het instituut in Delft. Momenteel zijn twaalf ministers en staatssecretarissen op het gebied van waterbeheer oud-studenten van UNESCO-IHE. In 2003 is het IHE als erkenning van de resultaten die het instituut heeft bereikt bij het opbouwen van kennis in de watersector omgevormd tot het UNESCO-IHE Institute for Water Education. Bij het IHE werken nu 187 werknemers (waarvan 80 academici) uit verschillende landen.
D
oor de toegenomen complexiteit van waterbeheer zijn zeer gespecialiseerde deskundigen nodig. Deze complexiteit vraagt om experts met multidisciplinaire kennis. Deskundigen die
informatie / actualiteit
aan het instituut zijn afgestudeerd, werken onder meer bij nationale overheden (21,3%), universiteiten (18,2%), consultancy-organisaties (14,3%), onderzoekscentra (9,2%) en beleidsinstellingen (9,2%). Dit blijkt uit een enquête die in 2004 is gehouden. Bij de meeste agentschappen die zich in ontwikkelingslanden bezighouden met waterbeheer, werken oud-studenten van IHE-UNESCO. UNESCO-IHE zoekt naar kwalitatief goede en pragmatische oplossingen die relevant zijn voor ontwikkelingslanden en -gemeenschappen. Zo is er met de hulp van het instituut een goedkoop arsenicumfilter ontwikkeld waarmee gezinnen veilig drinkwater kunnen maken van vergiftigd grondwater. Het filter is getest in Bangladesh, waar miljoenen mensen lijden aan arsenicumvergiftiging. UNESCO-IHE zet zich in om onderwijs over waterbeheer toegankelijker en betaalbaarder te maken voor een groeiend aantal studenten. Dit is een absolute noodzaak, want als er niet voldoende deskundigen worden opgeleid, staan alle investeringen in de watersector op de helling. Aangezien UNESCO-IHE niet alleen in deze groeiende vraag kan voorzien, worden er ook op het zuidelijk halfrond onderwijs- en onderzoeksmogelijkheden ontwikkeld op het gebied van waterbeheer. Met deze programma’s
heeft UNESCO-IHE in Afrika, Azië en Latijns Amerika veel effect weten te sorteren. UNESCO-IHE werkt in bilaterale en multilaterale partnerschappen met circa 40 instellingen wereldwijd, met academische en onderzoeksinstellingen, internationale organisaties en particuliere ondernemingen. Voor meer informatie: www.unesco-ihe.nl
advertentie
!PPLIKON !NALYTICAL VOOR NAUWKEURIGE EN ROBUUSTE ON LINE MONITORING VAN ALLE WATERSTROMEN OP 4OXISCHE STOFFEN ALS s 4OTAAL #YANIDE s 4OTAAL &ENOL s $IVERSE ZWARE METALEN
"ELASTENDE STOFFEN ALS
s !MMONIA s .ITRAAT s .ITRIET s 4OTAAL &OSFAAT s 4OTAAL 3TIKSTOF
!LERT
"ELANGRIJKE PARAMETERS ALS s (ARDHEID s 6ERZADIGINGSINDEX
!PPLIKON !NALYTICAL ON LINE !NALYZERS
6OOR MEER INFORMATIE EN NOG VEEL MEER APPLICATIES
!NALYSE METHODEN CONFORM DE OFFICIÑLE NORMEN .%. )3/ !34- EN TOEPASSING VAN ANALYTISCHE TECHNIEKEN DIE EEN MEETBEREIK VANAF MICROGRAMMEN PER LITER MOGELIJK MAKEN TITRATIE COLORIMETRIE IONCHROMATOGRAFIE EN VOLTAMMETRIE
!PPLIKON !NALYTICAL "6 /N LINE !NALYZER DIVISIE 4EL WWWAPPLIKON ANALYZERSCOM
H2O / 2 - 2007
25
50 JAAR ABS NET ZO GEWOON ALS ZUIVER WATER
78IWZhiVVi*%_VVgZc^cY^Z*%_VVgYVil^_deYZCZYZgaVcYhZ bVg`iVXi^Z[o^_c]ZWWZclZkZZaZgkVg^c\de\ZYVVc^c]Zi WZ]VcYZaZckVcV[kValViZgidioj^kZglViZg#L^hijYVil^_j ]^ZgkddgZZcidiVVaeV``ZiVVcegdYjXiZc!Y^ZchiZcZc`Zcc^h `jccZcaZkZgZc4 :g^hkZZakZgVcYZgYZc^cVaY^Z_VgZco^_clZhiZk^\^cdcoZ hX]dZcZcWa^_kZchiVVc#BZiZZcÓZm^WZaZ^chiZaa^c\ZcYZ _j^hiZdeadhh^c\Zc]ZWWZcl^_ZZc\ZYZ\ZcbVg`iedh^i^Z kZg`gZ\Zc#:cYVVgo^_clZigdihde L^aijlZiZclVi67Hkddgj`VcWZiZ`ZcZc4@^_`YVcde mmm$WXi]hekf$Yecd[WZadchde%)("(*'*%*%#
Garantie Als u een rioolbuis in de grond stopt, wilt u die waarschijnlijk uw leven lang niet meer terugzien. Toch graaft Nederland jaarlijks tientallen kilometers riolering op. Wegens reconstructies, lekkages, aantasting en ander ‘onvoorzien’ ongerief. EuroCeramic-producten zijn gemaakt van keramiek: 100% natuurlijk en bestand tegen alles wat in het riool wordt geloosd. Zo sterk dat we durven garanderen dat de komende honderd jaar geen spade de grond in hoeft. En dat is prettig. Ook voor generaties na u.
EuroCeramic – Stationstraat 9 – 5951 AW Belfeld (NL) – Tel: 077-4751456 Fax: 077-4751419 – E-mail:
[email protected] – Internet: www.euroceramic.nl
Internationaal forum voor ontwikkelingen in delta- en kustgebieden Amsterdam RAI vormt van 7 tot en met 9 februari het toneel van Aquaterra 2007. Vakbeurs Aquaterra wil een podium zijn waar uitgebreid aandacht wordt besteed aan internationale ontwikkelingen in delta- en kustgebieden. Het bestaat uit een conferentie- en een beursgedeelte. Dit jaar wordt Aquaterra voor het eerst georganiseerd. Het is de bedoeling dit driedaagse evenement om het jaar te houden, in het jaar waarin Aquatech niet wordt gehouden. Kroonprins Willem-Alexander zal Aquaterra 2007 openen.
A
quaterra 2007 is onder andere bedoeld voor adviseurs, waterbedrijven, beleidsmakers, kennisinstituten en non-gouvernementele organisaties. Het evenement biedt een uitgebreid conferentieprogramma, een podium voor de nieuwste technologie en technieken en projecten en mogelijkheden tot netwerken. Overal ter wereld staan kust- en deltagebieden onder druk vanwege natuurlijke oorzaken en menselijk handelen. Zo gaan de effecten van klimaatverandering nergens onopgemerkt voorbij. Op Aquaterra kunnen geïnteresseerden zien en horen hoe andere landen hiermee omgaan. Zo kunnen ze uitgebreid kennismaken met recente projecten op het gebied van ontwikkeling van delta- en kustgebieden. Deze projecten worden van alle kanten bekeken. Niet alleen beleidsmatig gezien, maar ook met betrekking tot kennis, financiering, planning en uitvoering. Exposanten zijn onder meer ingenieursbureaus, (bagger)bedrijven, Pudong (Shanghai).
28
H2O / 2 - 2007
leveranciers van apparatuur en materiaal en de dienstensector, waaronder financiers en verzekeraars. Bezoekers krijgen zo inzicht in praktische oplossingen ten aanzien van risicobeheersing en het creëren van kansen in kust- en deltagebieden. De projecten die onder de loep worden genomen zijn onder andere het Nederlandse Ruimte voor de Rivier, het California Bay Delta Project (deltaherstel), Stedelijk dilemma in de delta (Haarlemmermeer), aanpassing van het Nederlandse deltagebied aan klimaatverandering, de ontwikkeling van Singapore en de bescherming van New Orleans in de toekomst. Ook zijn er presentaties over Dubai, Shanghai en Rotterdam. Extra aandacht is er voor overstromingen in stedelijke gebieden.
Nederlandse inbreng Het conferentieprogramma is verdeeld over alle dagen van Aquaterra. Op woensdag 7 februari draait het programma om delta-
gebieden. Donderdag 8 februari staat in het teken van stedelijke dilemma’s, nieuwe concepten en nieuwe technologie. Op de laatste dag, vrijdag 9 februari, gaan de voordrachten allemaal over steden in delta’s en het exploiteren van kansen in kustgebieden. Het overgrote deel van de presentaties heeft een Nederlandse inbreng. Tijdens de congressen is dan ook een groot aantal Nederlandse sprekers te horen. Zo zal T. Sprong, projectdirecteur van Ruimte voor de Rivier, vertellen over dit programma. Verder houdt staatssecretaris Van Geel van VROM een verhaal over hoe de Nederlandse delta zich aanpast aan klimaatveranderingen en vertellen verschillende provinciale bestuurders over de problemen en aanpak daarvan in hun provincie. Verder zijn er bijdragen van WL|Delft Hydraulics, Alterra, ARCADIS Euroconsult, Royal Haskoning, Royal Boskalis Westminster, DHV en Rijkswaterstaat (WaterINNovatiebron).
informatie Presentaties van buitenlandse bodem zijn ondere andere afkomstig uit de Verenigde Staten (onder andere de American Society of Civil Engineers, US Army Corps of Engineers), Mozambique (publiek-private samenwerking), Verenigde Arabische Emiraten (Dubai), Groot Brittannië (o.a. University of Manchester Flood Research Group) en Duitsland (overstromingen in stedelijk gebied).
NWP De unieke Nederlandse waterexpertise op het gebied van deltatechnologie wordt op Aquaterra door het Netherlands Water Partnership (NWP) op bijzondere wijze gepresenteerd. Met behulp van Google Earth wordt een interactieve visualisatie gegeven van Nederlandse projecten in binnen- en buitenland.
ARCADIS in New Orleans Op de laatste dag van Aquaterra presenteert ARCADIS het project dat het ingenieurs- en adviesbureau onlangs samen met Bioengineering verworven heeft. De twee partijen gaan het US Army Corps of Engineers, de Amerikaanse Rijkswaterstaat, adviseren over de bescherming van New Orleans en omgeving tegen overstromingen. In 2005
Singapore.
werd New Orleans zwaar getroffen door orkaan Katrina. De opdracht bestaat verder uit het leveren van ontwerpdiensten en uitvoeringsbegeleiding. ARCADIS en Bioengineering werken hierin samen met WL|Delft
Hydraulics en Alkyon en de Amerikaanse bedrijven HNTB en Tetra Tech. Voor het volledige programma van Aquaterra 2007 kunt u terecht op www.aquaterraforum.nl.
Ervaringen uit New Orleans Nederland moet de ervaringen in New Orleans gebruiken om de Nederlandse schademodellen verder te verbeteren en voor verdere studie naar maatregelen die de gevolgen van overstromingen beperken, zoals compartimentering, evacuatie en bebouwingsvoorschriften. Dat zeggen de auteurs van het boekje ‘Schade door overstroming: ervaringen uit New Orleans’.
D
e orkaan Katrina verzoorzaakte in 2005 een rampzalige overstroming van de Amerikaanse stad New Orleans. New Orleans ligt, net als Nederland, grotendeels onder de zeespiegel. Matthijs Kok, Rob Theunissen, Bas Jonkman en Han Vrijling onderzochten de gevolgen van de overstroming van New Orleans en maakten een inschatting van de gevolgen van een overstroming in Nederland. Het resultaat publiceerden zij in ‘Schade door overstroming: ervaringen uit New Orleans’. Het boekje is uitgeven door HKV Lijn in water en de TU Delft.
uitkomen op 37,5 miljard euro. De totale directe schade in New Orleans kwam uit op 30 miljard dollar. Volgens de auteurs is de Nederlandse situatie goed te vergelijken met die van New Orleans. Beide gebieden liggen onder de zeespiegel in een soort badkuip, zijn dichtbevolkt en herbergen grote economische waarde.
In het volgende nummer van H2O komt de ramp in New Orleans uitgebreid aan de orde in het artikel ‘New Orleans: toen de dijken bezweken’ van W. Kanning, M. Kok en J.K. Vrijling. Voor meer informatie: Matthijs Kok:
[email protected]
De totale directe schade in New Orleans als gevolg van de overstroming bedroeg circa 30 miljard dollar.
Het boekje geeft een kort maar helder overzicht van de overstroming van New Orleans en de schade als gevolg daarvan. Eveneens zijn twee persoonlijke verhalen van slachtoffers van de ramp opgetekend. Verder wordt de watersnoodramp uit 1953 vergeleken met de ramp in New Orleans. Ook is een overstromingsscenario kort uitgewerkt. Hierbij wordt gekeken naar wat er gebeurt als er een bres wordt geslagen in de Alexanderpolder, ten oosten van Rotterdam, als gevolg van storm op zee in combinatie met hoge rivierafvoeren. In dit scenario is de Maeslantkering niet gesloten. Met behulp van de Schade- en Slachtoffermodule van het Hoogwater Informatie Systeem is de totale schade van een dergelijke doorbraak berekend. Die zou
H2O / 2 - 2007
29
SAMENWERKING BIJ DEFINITIE BELANGIJKE BEGRIPPEN KRW
Collegiale toets MEP/GEP: veel geleerd! Afgelopen najaar is in alle deelstroomgebieden een collegiale toets uitgevoerd op het afleiden van de ecologische doelstellingen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De Projectgroep Implementatie Handreiking MEP/ GEP (PIH) heeft hiertoe het initiatief genomen. Het doel van deze toets is dat regio’s elkaar ondersteunen bij het afleiden van de ecologische doelstellingen en om nationaal uniformiteit en transparantie in de uitwerking te krijgen. De ondersteuning in bijeenkomsten per deelstroomgebied en een samenvattende rapportage moeten de regio sterken in hun aanpak en daarmee bestuurders overtuigen dat hun regio een met de andere regio’s vergelijkbare aanpak en ambitie hanteert. In alle deelstroomgebieden is het nut van dit initiatief van de PIH bevestigd. Veel onduidelijkheden en interpretatieverschillen zijn weggenomen; er is een duidelijker beeld van wat de Europese Commissie (EC) van ons vraagt.
D
e collegiale toets vond plaats door elkaar een kijkje in de keuken te geven. Per deelstroomgebied is een bijeenkomst georganiseerd met een brede vertegenwoordiging van expertise, onder meer vanuit waterschappen, provincie, gemeenten en rijkswaterstaat. Alle zeven bijeenkomsten zijn door twee PIH-leden bijgewoond. Met hun verslaglegging, dit artikel en het onderliggende, integrerende rapport wordt het ondersteunend en uniformerend werk in deze fase afgerond. De regio’s kunnen dit gebruiken bij de vervolgwerkzaamheden. Tijdens de bijeenkomsten dachten de PIH-leden actief mee. Zij inventariseerden de interpretaties van belangrijke begrippen en brachten in welke punten naar hun verwachting essentieel zijn voor de EC.
Interpretatie belangrijke begrippen Over enkele belangrijke begrippen bij het afleiden van de ecologische normen en de beleidsdoelstelling bleken onduidelijkheden en interpretatieverschillen te bestaan. Dat is niet verwonderlijk, omdat ze tot nu toe nog nergens eenduidig zijn geconcretiseerd. In de regio zijn de eerste aanzetten gedaan. Met deze collegiale toets zijn die bij elkaar gebracht; van hieruit moet het verder groeien. Het gaat om de begrippen: A significante schade; B lichte afwijking; C disproportionele kosten. A: significante schade
Indien herstel- en mitigerende maatregelen leiden tot significante schade aan bepaalde functies of het milieu in brede zin, hoeven deze niet te worden overwogen. In alle regio’s is invulling gegeven aan het begrip ‘significant’, echter meestal alleen met een expert oordeel. Bovendien is vooral gekeken naar schade aan functies (bijvoorbeeld landbouw, scheepvaart, veiligheid) en nog nauwelijks naar schade aan milieu in brede zin. Het milieu in brede zin is de menselijke omgeving, inclusief archeologie, erfgoed,
30
H2O / 2 - 2007
landschap, geomorfologie, maar ook andere, bestaande Europese milieuwetgeving. In een enkele regio is ‘geen significante schade’ gelijkgesteld aan vrijwilligheid van de landeigenaren. In een andere regio werd het in een gebied met een expliciete landbouwfunctie mogelijk geacht om een strook van 10 à 20 meter langs de beek te bestemmen voor hydromorfologische maatregelen. In het algemeen wordt op een juiste ambitie ingestoken, maar veelal zal de beoordeling op significante schade scherper en beter onderbouwd moeten worden. In twee regio’s is men wat verder in het denken, zie kader. B: lichte afwijking
De KRW stelt dat de norm (het Goed Ecologisch Potentieel - GEP) kan worden afgeleid door uit te gaan van een lichte afwijking van de maximaal haalbare biologische toestand (het Maximaal Ecologisch Potentieel - MEP). Dit is voor sommige ecologen voldoende om tot
een GEP te komen. Anderen zijn echter op zoek naar meer houvast. Daarom is ‘lichte afwijking’ vaak vertaald in een percentage. In de regio lopen deze uiteen van 10 tot 40 procent. Daarbij is niet altijd duidelijk waarop dat percentage betrekking heeft. Dat leidt tot verwarring. Bovendien is de maatlat meestal niet lineair en een generiek percentage voor lichte afwijking is daarom eigenlijk niet te geven. Een andere wijze om van het MEP tot het GEP te komen, volgt uit de Praag-matische aanpak: laat de (hydromorfologische) maatregelen met een gering (gezamenlijk) effect weg uit het pakket dat het MEP oplevert. Ook deze benadering wordt toegepast. C: disproportionele kosten
Het begrip disproportionele kosten is in de meeste regio’s nog niet uitgewerkt. Daarover geeft deze collegiale toets dus geen extra informatie ten opzichte van de bestaande documenten (KRW, Handreiking MEP/GEP etc.). Wel is geconstateerd dat sommige regio’s dit onderdeel verwarren met het begrip ‘significante schade’.
Waar gaat de EC op letten? De verwachting is, dat de EC specifiek zal letten op een aantal essentiële onderdelen van de KRW: 1 onderbouwing van de definitieve status; 2 onderbouwing van het MEP; 3 beschrijving en onderbouwing van het GEP; 4 beschrijving en onderbouwing van de beleidsdoelstelling.
Voorbeelden van interpretaties van significante schade Rijn-Midden Waterschap Zuiderzeeland heeft het begrip uitgediept (zie artikel ‘Het bepalen van significante schade bij het afleiden van ecologische doelen’ van Rens Huisman in H2O/24-2006). Voor de landbouw is als uitgangspunt gehanteerd: er is significante schade als: • schade > 15 % verzamelinkomen; • schade > gangbare variatie bij: 5 en 95 percentiel van het inkomen (dit criterium is weinig onderscheidend gebleken); • bedreigd in voortbestaan op basis van gemiddelde inkomen. Rijn-Oost Binnen Rijn-Oost is afgesproken met drie ambitieniveaus voor MEP/GEP en beleidsdoelen te gaan werken. Deze zijn afgeleid van de drie provinciale waterhuishoudingsplannen en de waterbeheerplannen. Concreet gaat het om verschillen in de ruimtelijke functies, die leiden tot een verschil in maatregelen die nog zonder significante schade kunnen worden uitgevoerd. Belangrijk is om tot afstemming van de maatregelen op deze niveaus te komen. Natuurlijk moet ervoor worden gezorgd, dat de potenties van waterlichamen in de analyse worden meegenomen (een beek met dynamiek in een landbouwgebied heeft meer ecologische kansen dan een beek zonder water in een natuurgebied). Op deze wijze wordt goed aangesloten bij het bestaande beleid, dat in verschillende fasen en na veel wikken en wegen tot stand is gekomen.
achtergrond Hieronder worden deze punten nader beschouwd. 1: definitieve status
In het stroomgebiedsbeheerplan (SGBP) moet de definitieve status van de oppervlaktewaterlichamen worden onderbouwd. Voor de kunstmatige waterlichamen is dat over het algemeen niet zo moeilijk: geheel door de mens aangelegd. Voor de overige wateren (dus natuurlijk of sterk veranderd) moet getoetst worden of de Goede Ecologische Toestand (GET) van het meest gelijkende natuurlijke watertype wordt gehaald of bereikbaar is met maatregelen. Als dat niet het geval is als gevolg van fysieke ingrepen, dan is de status sterk veranderd. Over de typologie bleek nog verwarring te bestaan. Aanvankelijk is er een typologie opgesteld met meer dan 50 typen. Deze typologie bevatte naast natuurlijke, ook kunstmatige watertypen. Omdat de niet-natuurlijke typen in principe van de natuurlijke typen behoren te worden afgeleid, zijn alleen de 42 natuurlijke typen biologisch uitgewerkt. De nationale Regiekolom heeft besloten om alleen de 23 grotere watertypen in de rapportage aan de EC te gebruiken (zie de tabel). Daarom zijn enkel de maatlatten van deze typen nader gevalideerd en uitgewerkt en worden deze typen opgenomen in de AMvB milieudoelstellingen. Tijdens de regionale bijeenkomsten bleek dat nog vaak gewerkt wordt met typen die buiten de vastgestelde lijst vallen, bijvoorbeeld de kunstmatige typen M3 en M6 en de kleine riviertjes R4 en R13. Het gebruik van deze afgevallen typen geeft straks problemen met het vastleggen van doelen in de provinciale verordeningen, omdat dan de relatie met de typen van de AMvB niet meer gelegd kan worden.
Er is nog vaak teruggegrepen op zogenaamde ‘defaults’ - die geen formele status hebben - omdat het voor zoete sloten en kleinere kanalen eigenlijk niet goed mogelijk is om uit te gaan van de beschikbare natuurlijke typen. In verschillende bijeenkomsten is de wens uitgesproken om voor die kunstmatige wateren nieuwe default maatlatten te ontwikkelen en deze een vergelijkbare status te geven als de natuurlijke typen in de AMvB. Hieraan wordt momenteel aandacht geschonken door STOWA en regionale partijen. 2: onderbouwing MEP
Het MEP volgt uit alle hydromorfologische maatregelen, waarmee ingrepen uit het verleden worden hersteld en gemitigeerd voor zover die géén significante schade aan functies en het milieu in brede zin berokkenen. Uitgangspunt is dat de chemie het behalen van de ecologische doelen niet in de weg staat. In het SGBP moet de keuze van de maatregelen worden onderbouwd. Gebleken is dat voor een goede afleiding van MEP/GEP de maatregelen al scherp geformuleerd moeten worden. Zo is de beoordeling op significante schade aan functies of milieu in brede zin meestal afhankelijk van de precieze locatie en omvang van de maatregel. Later in het proces is een dergelijke detaillering ook nodig om de kosten te kunnen ramen en het overleg met derden (doelgroepen, belangenorganisaties en individuele burgers) goed te kunnen voeren. 3: beschrijving/onderbouwing GEP
Met de ‘Praag-matische’ aanpak (op 30 november 2006 in Helsinki door de waterdirecteuren bekrachtigd) zijn de maatregelen meer op de voorgrond gekomen. In het SGBP dienen de doelstellingen voor elk waterlichaam echter ook ecologisch beschreven te
Tabel 1. De 23 watertypen waarover aan de EC zal worden gerapporteerd.
categorie
code
naam
rivier rivier rivier rivier rivier rivier rivier rivier rivier rivier meer meer meer meer meer meer meer meer meer overgangswater Kustwater kustwater kustwater
R5 R6 R7 R8 R10 R12 R14 R15 R16 R18 M5 M14 M20 M21 M23 M27 M30 M31 M32 O2 K1 K2 K3
Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand Langzaam stromend riviertje op zand/klei Langzaam stromende rivier/nevengeulop zand/klei Zoet getijdenwater (uitlopers rivier) op zand/klei Langzaam stromende middenloop op kalkhoudende bodem Langzaam stromende middenloop/benedenloop op veenbodem Snelstromende middenloop/benedenloop op zand Snelstromend riviertje op kiezelhoudende bodem Snelstromende rivier/nevengeul op zandbodem of grind Snelstromende middenloop/benedenloop op kalkhoudende bodem Ondiep lijnvormig water, open verbinding met rivier/geïnundeerd Ondiepe gebufferde plassen Matig grote diepe gebufferde meren Grote diepe gebufferde meren Grote ondiepe kalkrijke plassen Matig grote ondiepe laagveenplassen Zwak brakke wateren Kleine brakke tot zoute wateren Grote brakke tot zoute meren Estuarium met matig getijverschil Polyhalien kustwater Beschut polyhalien kustwater Euhalien kustwater
worden. Dat betekent dat er een streepje op de maatlatten voor de geldende biologische kwaliteitselementen moet staan en dat de bijbehorende normwaarden voor de (ecologisch relevante) fysisch-chemische variabelen moeten worden gegeven. Voor natuurlijke wateren gelden de landelijk vastgestelde maatlatten. Voor de sterk veranderde en kunstmatige wateren is de regio aan zet om de klassengrenzen hiervan aan te passen. 4: beleidsdoelstelling
Als de normen niet op een haalbare en betaalbare wijze kunnen worden gehaald, is er sprake van ontheffing. In de Decembernota 2006 is voorgesteld om vooralsnog alleen de norm in de tijd te verschuiven (fasering). Hoewel hiervoor formeel waarschijnlijk geen ‘tussendoel’ of beleidsdoelstelling - in termen van streepjes op de maatlatten - behoeft te worden geformuleerd, is het wel raadzaam dit te doen. Immers, fasering dient te worden onderbouwd. Daarbij hoort een inschatting van het deel van de inspanning (maatregelen) die nu en later wordt gedaan. En ook welk effect hiervan is te verwachten. Het is de EC inmiddels duidelijk dat de kennis over maatregel-effectrelaties nog te wensen overlaat en dat het vaststellen van ecologische normen en doelen daarom lastig is. Er zal daarom vooral worden gelet op het feit of een realistisch pakket aan maatregelen wordt voorgesteld en of de toegezegde maatregelen daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Hierop zal de resultaatverplichting onverminderd van kracht zijn. De onderbouwing van de beleidsdoelstelling is een belangrijk onderdeel van het SGBP. In analogie met maatregelen die al zijn afgevallen vanwege significante schade aan functies of milieu in brede zin, moet ook nu worden aangegeven welke maatregelen (inclusief emissie- en andere niet-hydromorfologische maatregelen) voor de komende planperiode afvallen vanwege disproportionele kosten en andere steekhoudende argumenten, zoals grote maatschappelijke tegenstand (tijd nodig om draagvlak te creëren).
Tot slot De collegiale toets MEP/GEP, zoals die in het najaar van 2006 is uitgevoerd, is succesvol gebleken. In alle regio’s is nu een scherper beeld van de wijze van afleiding van een MEP, GEP en de beleidsdoelstelling. Ook is er meer duidelijkheid over wat als resultaat en onderbouwing wordt gevraagd. Bovendien heeft het bijgedragen aan meer vergelijkbare uitkomsten tussen de regio’s onderling bij de interpretatie van bepaalde begrippen. Het is daarom de bedoeling dat deze toets, met andere accenten, in de loop van dit jaar wordt herhaald. David de Smit (PIH, DHV) Diederik van der Molen (PIH, Ministerie van Verkeer en Waterstaat) Derk Jan Marsman (PIH, hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)
H2O / 2 - 2007
31
vandervalk+degroot bv
Hoe houd jij je onderhoudskosten in balans?
reinigen van: RIOLERINGEN - KOLKEN PERSLEIDINGEN - GEMALEN VETVANGERS - WATERBASSINS VLOEREN - WATERGANGEN WEGVERHARDINGEN WEGMEUBILAIR - SEPTICTANKS VERKEERSTUNNELS GELUIDSSCHERMEN
verzorging van: TV-INSPECTIE VAN LEIDINGEN VESTIGINGEN Waalwijk
Uitgebalanceerde services voor een betere uptime en lagere onderhoudskosten
Poeldijk
tel: 0174-247474, fax: 0174-245303
Wolvega
tel: 0561-693113, fax: 0561-611069
TEVENS GEVESTIGD IN: maastricht
code 420107
2007-03
tel: 0416-333555, fax: 0416-332504
vlissingen zutphen montfoort
Totale kosten Doelgebied: Optimale bedrijfszekerheid Minimale kosten
Geen onderhoud
Te veel onderhoud
Verlaag uw kosten Door onderhoud efficiënt aan te pakken kunt u de kosten ervan verlagen. Daarom maken we samen met u graag een plan om de assets in uw plant op een uitgekiende manier te managen.
Verbeter uw uptime Naast overzicht krijgt u ook inzicht: in enkele muisklikken weet u precies in welke staat uw installed base verkeert en hoe u deze in optimale conditie kunt krijgen en houden. Met als resultaat een verbeterde uptime.
Niveau van preventief onderhoud
Specialist in onderhoud Endress+Hauser maakt al meer dan vijftig jaar serieus werk van onderhoud. Met een scala aan uitgebalanceerde diensten en softwaretools ondersteunen we u graag in elk aspect van het onderhoudsmanagement. www.nl.endress.com/services
Endress+Hauser BV Tel. (035) 695 86 11 www.nl.endress.com
[email protected]
scheemda beverwijk
Bezoek ook onze homepage op internet: www.valkdegroot.nl
Necarbo B.V. is een middelgrote, dynamische handelsonderneming en houdt zich wereldwijd bezig met de marketing en verkoop van industriële grondstoffen voor diverse toepassingen, zoals verf en drukinkt, afvalwater, textiel, bouw en kunststof. Voor de divisie Industrial Chemicals zoeken wij een
technisch-commercieel medewerker (fulltime) In deze buitendienstfunctie ben je onder meer verantwoordelijk voor het testen op inzetbaarheid en verkopen van een assortiment grondstoffen die toegepast worden in afvalwaterbehandeling in Nederland. Voor deze functie zoeken wij kandidaten die zich herkennen in onderstaande profiel: Opleiding milieu- of procestechniek op MBO/HBO-niveau In bezit van certificaat UTAZ of HTAZ of bereid deze opleiding te volgen Ervaring in afvalwater- en slibbehandeling Commercieel en contactueel vaardig Kennis van Duits en Engels is een pré Necarbo biedt een prettige werksfeer met ruimte voor initiatief en marktconforme arbeidsvoorwaarden. Interesse in deze functie? Stuur dan je schriftelijke sollicitatie en CV naar: Necarbo B.V., t.a.v. mevrouw A.J. Veerman, Postbus 621, 1940 AP Beverwijk, of per e-mail naar:
[email protected].
Hogeschool Zuyd Heerlen
Kragten Schoolstraat 8 6040 AA Roermond T 0475-395979 W kragten.nl kragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoersplanologie kragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraal water beheer kragten verkeer & vervoersplanologie kragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraal waterbeheer kragten verkeer & vervoersplanologie kragten landsc hapsarchitectuur kragten stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoersplanologie kragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraal waterbehee verkeer & vervoersplanologie kragten landschapsarchitectuur kragten stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoersplanologie kragten landschapsarchitectuu stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoersplanologie kragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoersplanologi kragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoersplanologie kragten landschapsarchitectuur kragten stedenbouw ecologie integraa waterbeheer verkeer & vervoersplanologie kragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoersplanologie kragten landschapsarchitec tuur stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoersplanologiekragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoerspla nologiekragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoersplanologiekragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraa waterbeheer verkeer & vervoersplanologiekragten landschapsarchitectuur stedenbouw ecologie integraal waterbeheer verkeer & vervoersplanologiekragten landschapsarchitec
Municipal Wastewater Management in Developing Countries Het gaat niet goed met de Milennium Development doelstellingen voor water en sanitatie. Althans, niet met de MDG die stelt dat het aantal mensen dat geen gebruik kan maken van deugdelijke sanitaire voorzieningen in 2015 met de helft verminderd moet zijn. Volgens een recent WHO-rapport is de doelstelling van een halvering van het aantal mensen zonder drinkwatervoorziening te realiseren. Maar de sanitatiedoelstelling zal, als het tempo van 1990-2004 zich doorzet, met meer dan een half miljard mensen gemist worden (WHO, 2006*).
T
ot zover de cijfers. Wat zou er moeten gebeuren? Er moet natuurlijk geïnvesteerd en gebouwd worden en daaraan voorafgaand moeten de juiste aanpak (planning) en de juiste techieken worden geselecteerd. Over de planning en de technieken gaat het recent uitgekomen IWA-boek Municipal Wastewater Management in Developing Countries. Dit boek past in wat langzamerhand een kleine reeks van IWA publicaties is, die zich richt op het realiseren van drink- en afvalwatervoorzieningen in ontwikkelingslanden. Enkele eerdere gerelateerde publicaties waren Water and Wastewater Management in the Tropics (2005, editor: Jens Lonholdt) en Biological Wastewater Treatment in Warm Climate Regions (2005: Von Sperling & de Lemos Chernicharo). Het boek Municipal Wastewater Management in Developing Countries omvat drie delen: Beleid en Beheer, Technologie-opties en Management en Nabehandeling. Het eerste deel, Beleid en Beheer, omvat drie hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk
wordt uitgelegd waarom afvalwatervoorzieningen in ontwikkelingslanden tot dusver maar beperkt zijn aangelegd. Hoofdstuk 2 gaat over het opstellen van waterkwaliteitscriteria en effluenteisen. Hoofdstuk 3, erg interessant en goed geschreven, geeft aan de hand van de historische ontwikkelingen in Maleisië weer hoe riolering en afvalwaterzuivering gepland kunnen worden en wat de benodigde ‘enabling environment’ is. Het zwaartepunt van het boek ligt, met 6 van de 11 hoofdstukken in deel 2, op de techniek. Allereerst wordt de aanleg van rioleringsstelsels behandeld. Hierbij wordt aandacht besteed aan planning en het berekenen van de afvalwater- en hemelwaterafvoer. Echte dimensionering van pijpstelsels komt hierbij overigens niet aan de orde. Vervolgens wordt een aantal technieken behandeld, dat kan worden toegepast om gemengd rioolwater te zuiveren, waaronder biofilmen actief-slibsystemen, stabilisatievijvers en constructed wetlands. De insteek is vooral procestechnologisch, waarbij massabalansen, ontwerpcriteria en verwijderingsrendementen aan de orde komen. Ondanks de redelijke diepgang zal de ingenieur die daadwerkelijk systemen wil ontwerpen, uiteindelijk terug moeten grijpen op andere, meer in detail gaande ontwerpboeken. Naast de rioleringsgebaseerde systemen, besteed het boek in deel 3 veel aandacht aan decentrale en onsite systemen. De argumentatie is dat decentrale behandeling een belangrijk aandeel in de toegepaste systemen vormt (bijvoorbeeld ca. 25 procent in de VS) en de verwachting is dat dit in de toekomst meer zal worden. Hoofdstuk 6 van het boek beschrijft de huidige stand van de techniek met o.a. VIPs, pour flush toilets, septic tanks, etc. en verschillende vereenvoudigde rioleringssystemen. Hoofdstuk 9 gaat in op innovaties in met name decentrale en onsite systemen, terwijl hoofdstuk 11 veel nadruk legt op het beheer en onderhoud van deze systemen. Gezien de inhoud van het boek is het boek vooral interessant voor mensen die snel een overzicht willen krijgen over de systemen en technieken die toegepast kunnen worden in
34
H2O / 2 - 2007
Een groep jonge, gepromoveerde watertechnologen geeft elke maand in dit vaktijdschrift een kritisch oordeel over internationale vakliteratuur op het gebied van water. De recensenten zijn Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Bas Meijer, Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk. Ieder van hen beoordeelt voor zijn eigen specialisme recent gepubliceerde literatuur inhoudelijk en bekijkt in hoeverre de stof toepasbaar is in de Nederlandse situatie. Drink-, afval- en proceswater, riolering, waterkwaliteitsbeheer en hydrologie komen afwisselend aan bod. De recensentenclub is nog op zoek naar een recensent voor het deelonderwerp waterkwaliteitsbeheer. Heeft u interesse? Neem dan contact op: (010) 427 41 65.
ontwikkelingslanden (hoewel dit grotendeels dezelfde technieken zijn als toegepast in ‘ontwikkelde’ landen). Vanuit deze doelgroep denkend is een belangrijk gemis van het boek dat een hoofdstuk over techniek- en systeemkeuze ontbreekt. In verschillende hoofdstukken komt dit wel terloops aan de orde, maar een totaaloverzicht met criteria ontbreekt. Voor een boek dat zich vooral op ontwikkelingslanden richt, zit er een behoorlijk westers prijsje aan. Als IWA-lid betaal je er bijna 80 euro voor, als niet-lid meer dan 100. Mensen die de eerder genoemde twee IWApublicaties over dit onderwerp al hebben aangeschaft, raad ik aan om het geld in hun zak te houden. Of beter nog, maak het over naar bijvoorbeeld Simavi of Aqua for All en draag bij aan het realiseren van de MDG’s. Voor 10-15 euro per aansluiting kunnen hiervan 6-7 mensen voorzien worden van drink- of afvalwatervoorzieningen. Adriaan Mels (Wageningen Universiteit) Municipal Wastewater Management in Developing Countries. Te bestellen via IWApublishing.com. Prijs voor IWA leden: 78,75 euro; Niet-leden 105,00 euro. 352 pagina’s met harde kaft. ISBN: 1843390302. NOTEN * WHO (2006). Meeting the MDG drinking and sanitation target. The urban and rural challenge of the decade.
recensie / actualiteit
Groot Salland helpt Oekraïnse collega’s Waterschap Groot Salland gaat twee waterbeheerders (‘water management departments’) in de Oekraïne helpen bij het opzetten van een goede en moderne dienstverlening naar burgers. Gestroomlijnde interne en externe informatievoorziening en de mogelijkheid van participatie voor watergebruikers vormen hierbij de hoofdmoten. Naar verwachting zal het project tien maanden duren.
D
e eerste contacten en kennisuitwisseling met de twee waterbeheerders in de voormalige sovjetrepubliek zijn inmiddels achter de rug. Het gaat om de water management departments Dzhankoy en Krasnogwardeiskiy, gelegen op het schiereiland De Krim, de zuidelijkste provincie van de Oekraïne aan de Zwarte Zee. Het waterschap gaat zich daar bezighouden met het opzetten van een Water Service Centrum waar burgers met al hun vragen over oppervlaktewater terecht kunnen. Daarnaast wordt een Water Communicatie Platform opgericht. Dit is een platform waarin vertegenwoordigers van verschillende categorieën watergebruikers inspraak hebben. Hiermee kan het beleid en beheer beter worden afgestemd op de wensen en mogelijkheden die bij de gebruikers leven. Omdat het grootste deel van de watergebruikers in de Krim bestaat uit agrarische bedrijven, zullen naast vertegenwoordigers van de dorpsbesturen met name verte-
Delfland wint InfraTech prijs genwoordigers van verschillende soorten bedrijven uit de agrarische sector zitting nemen in het platform. Ook wordt Groot Salland nauw betrokken bij de discussies over een wijziging in het betalingssysteem om te komen tot een meer kostendekkend systeem. Momenteel betalen de gebruikers een vast tarief voor watergebruik, ongeacht de hoeveelheid die men verbruikt. Dit is niet kostendekkend. De beheers- en energiekosten worden grotendeels betaald vanuit rijksfondsen, waarbij geen ruimte is voor nieuwe investeringen. In het komend jaar gaan de voorbereidingen van start om te komen tot een kostendekkende toerekening, zoals dat in Nederland gebruikelijk is en wordt voorschreven in de Europese Kaderrichtlijn Water: betaling naar hoeveelheid gebruikt water in kubieke meters. Naast het geven van een impuls aan een betere dienstverlening en informatievoorziening van de waterbeheerder naar burgers toe, assisteert het waterschap de gemeente Kampen met het opstellen van een pilot rioleringsplan voor de stad Dzhankoy en één van de dorpen in de omgeving. Een afvaardiging van het waterschap en de gemeente zijn onlangs in deze stad geweest om de problematiek en de verbetermogelijkheden te bestuderen. Het project wordt (mede) gefinancierd door VNG International, de internationale tak van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze heeft een bedrag van 70.000 euro toegezegd.
Keimpe Sinnema van Waterschap Groot Salland met een Oekraïns vaandel.
Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft in de categorie Natuur & Landschap de InfraTech Innovatieprijs 2007 gewonnen. Het schap krijgt de prijs voor het project Waterberging De Wollebrand (Naaldwijk), waar 250.000 kubieke meter water kan worden geborgen in een moerasgebied. De Uitvindersaward is gewonnen door Drain Products Europe met haar Permafilter.
O
p meerdere plaatsen in haar beheergebied realiseert Delfland waterbergingen. De Wollebrand in Naaldwijk is zo’n berging. Als wateroverlast dreigt, kan hier tijdelijk water uit de Zweth en de Strijp worden opgeslagen. Zo worden de kaden langs die vaarten ontlast en is de kans op wateroverlast kleiner. Omdat De Wollebrand slechts af en toe als berging wordt ingezet, kan de locatie de overige tijd dienst doen als natuurgebied. Vorig jaar heeft Delfland het waterpeil in het gebied verlaagd om meer opslagcapaciteit te creëren. In het open gebied van negen hectare groeien nu verschillende oever- en waterplanten. Er ontstaat een zogeheten ‘riet- en biezenmoeras’: een prettige omgeving voor planten en dieren. In het juryrapport stond onder meer dat ‘meer wateropslagcapaciteit én het creëren van aanvullende en duurzame natuurwaarden als vernieuwend wordt beschouwd’.
Uitvindersaward De Uitvindersaward is uitgereikt voor het Permafilter. Dit is een geotextiel dat naast verhardingen zoals wegen wordt gelegd en het regenwater opvangt. Vervolgens worden aanwezige olievervuilingen afgebroken door micro-organismen die van nature aanwezig zijn. Deze organismen worden door Permafilter extra geactiveerd. Tegelijkertijd heeft het filter een hoge drainagecapaciteit, zelfs bij verzadiging van olieresten. Ook zorgt het voor scheiding van grondlagen. Permafilter kan gebruikt worden bij parkeerplaatsen, halfverhardingen, wegen en rotondes en natuurlijk infiltratiesystemen. Daardoor komt uiteindelijk schoon regenwater in de bodem terecht.
H2O / 2 - 2007
35
Rectificatie In H2O nummer 25/26 van vorig jaar is onverhoopt in het artikel ‘KRW-normen voor
R5: R6: R7: R8: R10: R12: R14: R15: R16: R18: M5: M14: M20: M21: M23: M27: M30: M31: M32: O2: K1: K2: K3:
algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen in natuurlijke wateren’ een fout geslopen. In tabel 1 op pagina 32 had een aantal waarden in de eerste twee kolommen
langzaam stromende middenloop / benedenloop op zand langzaam stromend riviertje op zand / klei langzaam stromende rivier / nevengeul op zand / klei zoet getijdenwater (uitlopers rivier) op zand / klei langzaam stromende middenloop op kalkhoudende bodem langzaam stromende middenloop / benedenloop op veenbodem snelstromende middenloop / benedenloop op zand snelstromend riviertje op kiezelhoudende bodem snelstromende rivier / nevengeul op zandbodem of grind snelstromende middenloop / benedenloop op kalkhoudende bodem ondiep lijnvormig water, open verbinding met rivier / geïnundeerd ondiepe gebufferde plassen matig grote diepe gebufferde meren grote diepe gebufferde meren grote ondiepe kalkrijke plassen matig grote ondiepe laagveenplassen zwak brakke wateren kleine brakke tot zoute wateren grote brakke tot zoute meren estuarium met matig getijverschil polyhalien kustwater beschut polyhalien kustwater euhalien kustwater
onderstreept moeten worden. Die onderstreping is weggevallen. Bij deze de juiste tabel. Onze excuses voor het ongemak.
totaal fosfaat1
totaal stikstof1
temperatuur
zuurgraad / pH
doorzicht
chloride
bovengrens
bovengrens
maximale dagwaarde5
range, zomerhalfjaargemiddelde
mg P/l
mg N/l
°C
-
m
mg Cl/l
range of ondergrens, zomerhalfjaargemiddelde, verzadiging %
0,14 0,14 0,14 0,14 0,14 0,14 0,14 0,14 0,14
4,0 4,0 4,0 4,0 4,0 4,0 4,0 4,0 4,0
25 25 25 25 25 25 21,5
5,5 - 8,5 5,5 - 8,5 6,0 - 8,5 6,0 - 8,5 6,5 - 8,5 4,5 - 6,5 5,5 - 8,5 5,5 - 8,5 6,0 - 8,5
-
150 150 150 300 150 150 150 150 150
70 - 120 70 - 120 70 - 120 70 - 120 70 - 120 70 - 120 80 - 120 80 - 120 80 - 120
0,14 0,06-0,102 0,08 0,03 0,03-0,042 0,06-0,102 0,06 0,11 0,11 0,113 0,074 0,074 0,074 0,074
4,0 1,3-1,52 1,5 1,0 0,9-1,02 1,3-1,52 1,3 1,8 1,8 1,83 0,494 0,494 0,494 0,494
25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25
6,5 - 8,5 6,5 - 8,5 5,5 - 8,5 6,5 - 8,5 6,5 - 8,5 6,5 - 8,5 5,5 - 7,5 6,0 - 9,0 7,5 - 9,0 6,5 - 9,0 -
0,9 0,9 1,7 1,7 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,7 0,3 0,7 0,2
150 200 200 200 200 200 200 300 - 3000 3000 10.000 -
80 - 120 60- 120 60 - 120 60 - 120 60 - 120 60 - 120 60 - 120 60 - 120 60 - 120 60 - 120 60 60 60 60
ondergrens, bovengrens zomerhalf- of range (M30), jaargemidzomerhalfdelde jaargemiddelde
zuurstof
NOTEN 1 Voor nutriënten in meren en rivieren betreft het een zomergemiddelde (april t/m september), voor overgangs- en kustwateren een winterperiode (december t/m februari). Het nutriënt dat in principe groeilimiterend is voor het watertype, is onderstreept. 2 Dit is een range voor de ondergrens van GET (de grens goed - matig), omdat dit door clustering van andere vergelijkbare typen is verkregen. 3 Voor dit type is geen aparte norm afgeleid voor nutriënten. Deze waarden kunnen wel als basis dienen voor afleiding GEP. 4 Deze waarden gelden bij een saliniteit van 30%. Bij een andere saliniteit geldt: N-norm = 2,8 - 0,077*saliniteit. De P-norm is afgeleid van de N-norm met een N:Pverhouding van 8,2. Verder zijn de waarden niet van toepassing op het totaalgehalte, maar op de opgelost anorganische fractie. 5 Voor deze werknorm is nog geen periode gedefinieerd, maar voor perioden buiten de zomer is op basis van de ecologie een lagere waarde noodzakelijk. De maximale dagwaarde voor de grote rivieren is nog een punt van discussie. Tabel 1. Werknormen voor de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen, behorend bij de goede ecologische toestand (GET), voor natuurlijke watertypen, gedifferentieerd voor rivieren (R-typen), meren (M-typen), overgangs- en kustwateren (O- en K-typen)
advertentie
!)' # )*%,% *!$%$%(%)"+% *&*# /&(,&&(&$-*(,&&(/ % %%-*(- % %)*##* ,%+&'&%)%&+%/,&&(+ %% (&%&&(( ! *!$ ))' # )( % 0 '&( %% 0 -*(- %'+**% 0 &%(&+
0 %( &')# 0 &$&%(/&" 0 (&%$# %
))# %&)*+) $),(**# . $ # %& *!$%# %*(%* --- *!$%#
36
H2O / 2 - 2007
Na regen komt Arnomij! Het voorkomen van wateroverlast is eenvoudig en goedkoop op te lossen met de innovatieve afvalwatersystemen van ARNOMIJ. Bijvoorbeeld met WATERLOC en NIDAPLAST infiltratieblokken en ECODREN infiltratiebuizen. Sterk en zelfreinigend, licht van gewicht en gemakkelijk te installeren. Waterloc, Nidaplast en Ecodren sparen regenwater, het milieu én geld! KENADRAIN is een nieuwe visie op heavy duty lijnafwatering. Deze kunststof afvoergeulen zijn in hoge mate breukvast, zelfreinigend en geschikt voor zwaar verkeer. De EASY CLIP is het eerste mechanische aanboorzadel dat geschikt is voor ieder type hoofdriolering: kunststof, beton en gres! Kortom: Na regen komt ARNOMIJ, met volop inspiratie voor iedereen die beleidsmatig betrokken is bij het afkoppelen van regenwater! Bel ARNOMIJ voor een watervast advies.
KENADRAIN kunststof afvoergeulen (100, 150, 200 en 300 mm)
WATERLOC regenwater infiltratieblokken (+bezink/inspectieputten, v.v. filter)
EASY CLIP universeel aanboorzadel (voor buis Ø 315 t/m Ø 1000 mm)
ECODREN regenwater infiltratiebuizen (dubbelw. PE, 110 t/m 1000 mm)
JE WERKT BETER MET ARNOMIJ
Postbus 45, 2210 AA Noordwijkerhout, Tel 0252 - 416950, Fax 0252 - 419258, Internet: www.arnomij.nl E-mail:
[email protected]
0WFSTUPSUPGCFSHJOHTQSPCMFNFO %FHFN(SPOJOHFOIFFGUEFWPMHFOEFPQMPTTJOH
)+8JFGGFSJOL#7 5FYUJFMTUSBBU $"0MEFO[BBM 1PTUCVT ")0MEFO[BBM )PMMBOE 5FMFGPPO 'BY &NBJMJOGP!XJFGGFSJOLOM *OUFSOFUXXXXJFGGFSJOLOM
verenigingsnieuws 9-12 oktober
Uitdagend 2007? Als nieuwkomer binnen het KVWN-bestuur mag ik in dit nieuwe jaar de spits afbijten. Uitdagend, maar niet eenvoudig. Ik werk al ruim 30 jaar in het drinkwatervak, maar verkeer in grote verwarring. Ik probeer door de bril van een klant naar onze sector te kijken. Die klant weet vaak niet eens wat hij voor drinkwater moet betalen. Laat staan dat die klant enig idee heeft van wat ons de laatste jaren zo bezig houdt. Het speelt zich allemaal ver van zijn bed af. Wat is dan de motor achter de schaalvergroting in de drinkwatersector of de samenwerking in de waterketen? Is het de overheid? Ik denk het niet. De overheid gebruikt de waterorganisaties om belastingen te innen, milieubeleid te stimuleren of bestrijdingsmiddelengebruik terug te dringen. Het blijft moeilijk uit te leggen dat er 25 procent belasting of meer wordt geheven op drinkwater en er dividend aan de lokale overheid wordt uitgekeerd, terwijl dezelfde overheid steeds om meer efficiency vraagt. Hebben we dan misschien grote problemen? Zoals in de zestiger jaren met de grote rivieren toen de spaarbekkens zijn gemaakt en de infiltratie in de duinen is gestart. We hebben geen bronnen tekort of een grote vervuiling waardoor we samen de problemen aan moeten pakken. De vraag daalt en de voorzieningen zijn op orde. De leveringszekerheid is zelfs zo groot dat veel klanten niet eens weten wanneer ze voor het laatst geen water hebben gehad. Zou het misschien zijn om als grotere bedrijven overnames uit het buitenland tegen te gaan? Dan Haag heeft daar al een stokje voor gestoken. Drinkwater is nuts, is van de klant en moet dus dichtbij de klant staan. Is het misschien om in landen waar drinkwater een probleem is te proberen daar samen wat aan te doen? Daarvoor hoeven we niet toe te groeien naar Nedwater nv, het ene Nederlandse waterbedrijf dat al onze watertaken doet. Nederland is op Europese schaal nog steeds niet overdreven groot. Langzaam bekruipt mij een gevoel dat ik er niet uitkom. Ongetwijfeld ben ik dingen vergeten, maar laten we eerlijk zijn. De klant is alleen geïnteresseerd in goed, betrouwbaar drinkwater, 24 uur per dag en 365 dagen per jaar, tegen een maatschappelijk verantwoorde prijs. Je mag je afvragen of de klant iets van die schaalvergroting merkt. Of bestaat de kans dat er net zoiets gebeurt als bij de gemeentelijke herindeling? Groter maar afstandelijker.
6de IWA congres over duurzaam water hergebruik (‘Wastewater Reclamation and Reuse for Sustainability) Antwerpen, België
30 november Hét WaterSymposium (najaarsvergadering KVWN/NVA) Locatie n.n.b.
Agenda Onderstaand vindt u de gezamenlijke agenda van NVA en KVWN van vergaderingen, congressen en andere bijeenkomsten. Informatie voor deze agenda kan worden aangeleverd bij het KVWN/NVAbureau: (070) 414 47 78.
Voorjaar Workshop Klimaatverandering Waterhuis, Nieuwegein Afvalwateraccoorden Locatie n.n.b.
Maart-april Tweedaags congres over Bio-energie (uitgesteld van november 2006) Breda
12 april Themamiddag Waterberging Locatie n.n.b.
20 april Young Professionals Day - Jongerenplatform Haagse Hogeschool, Den Haag
Karst Hoogsteen.
38
H2O / 2 - 2007
Contributie 2006 Verschillende leden hebben nog steeds hun contributie 2006 niet voldaan. Er zijn zelfs leden die meerdere jaren geen contributie hebben betaald. Het bureau heeft in 2006 twee herinneringen gestuurd - de laatste eind november/begin december 2006. Toezending van H2O en/of Neerslag aan deze leden is stopgezet per 10 januari en deze leden ontvangen ook geen Waterboek of uitnodigingen voor symposia en andere bijeenkomsten zolang de contributie niet betaald is. Leden die alsnog hun contributie betalen, krijgen oude nummers van H2O of Neerslag en het Waterboek alsnog nagezonden.
Mei Fitterijwedstrijden Engeland IWAX Engeland
1 juni NVA-dag / Klaarmeesterdag (voorlopig) Thema: Zeeland leeft op/van/aan/met/in/ het) Water! Middelburg
14-16 juni Benelux Waterdagen. Hieraan gekoppeld: Europese CEO dag over de Johannesburg Millenium Goals - onderwerp: Klanten Maastricht
juni KVWN voorjaarsvergadering Maastricht
juni Zijn we met elkaar misschien de klant vergeten in deze discussie over schaalvergroting? Zullen we het eens vragen?
Het voorjaarscongres van de KVWN vindt volgend jaar plaats op de eerste dag van het IWA-congres van 14 tot 16 juni in Maastricht. Het IWA-congres wordt in 2007 mede-georganiseerd door NVA en KVWN. Het staat in het teken van de klant. Zo komen onder meer aan de orde het toenemende claimgedrag van consumenten, de tarieven, veiligheid en gezondheid. Waterleidingmaatschappij Limburg is de gastheer.
Wereldkampioenschappen Fitterijwedstrijden Toronto
Najaar Workshop Automatisering Commissie Watervoorziening Locatie n.n.b.
Waterboek 2007 Het bureau KVWN/NVA heeft eind november de gegevens aangeleverd voor de nieuwe uitgave van het Waterboek, de ledenlijst 2007 van de verenigingen. Dat betekent dat (adres)wijzigingen die na die datum zijn aangeleverd niet meer in het Waterboek komen. Het Waterboek 2007 zal eind januari in uw brievenbus komen.
N I EU W E S C H ROE FC E N T R I F UG A A LWA A I E R V E RW E R K T G ROV E SL I BBE S TA N DDE L E N ZON DE R V E R S TOP P I NG E N
Naast de bestaande hydraulieken voor de Amarex KRT- en Sewatec-pompen introduceert KSB een nieuwe roestvaststalen schroefcentrifugaalwaaier (type D) in combinatie met een van buitenaf nastelbare hardstalen slijtconus. Hiermee worden zelfs grove slibbestanddelen probleemloos verwerkt. De vrije doorgang van minimaal 100 mm voorkomt ook bij lage toerentallen verstopping. De nieuwe D-waaier maakt het KSB-programma compleet: voor elk type afvalwater is er nu een pomp op maat. Inclusief de zekerheid van een hoog rendement en maximale bedrijfszekerheid. Voor informatie en documentatie: KSB Nederland B.V., Postbus 211, 1160 AE Zwanenburg, tel.: 020 4079800, fax: 020 4079801, www.ksb.nl
032 07
Nieuw!
Nu ook in roestvaststaal
Þ>->`Á\Ê
iÌÊi}iÊ iV
ÌiÊVÌÕÊâ>`vÌiÀ
Uw bron voor online hardheids-, ijzer-, chromaat-, chloor- en alkaliteitsmeting en besturingen voor onthardings- en RO installaties.
À`VÊ7>ÌiÀÊ iiÕÝÊ 6 *ÃÌLÕÃÊxÓÓ £{äÊÊÊ iÛiÀÜ /ʳΣä®Óx£ÊÓ£ää£Ó Ê ³Î£ä®Óx£ÊÓÓ{ä£Ç ÜÜÜ°À`VÜ>ÌiÀ° vJÀ`VÜ>ÌiÀ°
Ê7 Ê iÀi`Ü`ÊâÊiÀÊ>ÊiiÀÊ`>ÊÓä°äääÊÕÌÃÊ}i«>>ÌÃÌ° Ê ÌÕÊâ>`vÌiÀÊÛÀ Ê`ÀÜ>ÌiÀ Ê«ÀViÃÜ>ÌiÀ]ÊiÜ>ÌiÀ Ê««iÀÛ>ÌiÜ>ÌiÀ Ê>vÛ>Ü>ÌiÀ Ê}À`Ü>ÌiÀ ÊivvÕiÌÊ«Ã
}
Ê }ÃV
ÊvÌiÀÊÛÀ ÊÌÀvV>Ìi Ê`iÌÀvV>ÌiÊ
Postbus 960_ 7550 AZ Hengelo Telefoon 074-29 15 150_Telefax 074-29 15 350
[email protected]_www.prowater.nl
*thema
platform
Léon van der Werf, Witteveen+Bos Ad Verstraaten, Waterschap Groot Salland Jaring Walta, Gemeente Olst-Wijhe
Metingen riolering Wijhe leiden tot versnelde herziening BRP en lagere kosten voor verbeteringen Dankzij de metingen van het waterschap Groot Salland (WGS) zijn twijfels gerezen bij de overstortingsfrequenties en de vuiluitworp bij de overstorten in Wijhe. Het vermoeden van de gemeente dat de overstorten minder vaak werken dan in het BRP was berekend, bleek te kloppen. Na een nieuwe controle van het afvoerend verhard oppervlak op basis van de digitale GBKN, digitale luchtfoto’s en een veldverkenning blijkt dat er in werkelijkheid ongeveer evenveel afvoerend verhard oppervlak is aangesloten als op basis van de inventarisatie van 1999 was aangenomen, maar blijkt de verdeling over de bemalingsgebieden anders. Dit leidde tot verrassende uitkomsten.
I
n het beheersgebied van WGS zijn in diverse rioolstelsels overstorttellers gehangen en regenmeters geplaatst. Er wordt voornamelijk gemeten bij de overstorten van de gemengde rioolstelsels. Vanaf de jaren ‘80 waren dit eenvoudige overstorttellers. De laatste jaren wordt er met meer geavanceerde apparatuur gemeten, waarbij de waterhoogtes in de overstortputten worden gemeten. Deze meetapparatuur wordt door WGS regelmatig uitgelezen, opgeslagen en verwerkt. Doel van deze meetinspanningen is om samen met de betreffende gemeenten te komen tot een beter begrip van de werking van de betreffende rioolstelsels, het signaleren van calamiteiten en het handhaven van de Wvo. In 1999 is het basisrioleringsplan Wijhe door Witteveen+Bos afgerond in opdracht van de toenmalige gemeente Wijhe, thans de gemeente Olst-Wijhe. In dit plan werden diverse verbeteringsmaatregelen voorgesteld. Inmiddels is een deel van de voorgestelde verbeteringsmaatregelen gerealiseerd. Over een ander deel van de voorgestelde maatregelen bestonden twijfels, met name aan de berekende overstortingsfrequenties en de vuiluitworp van een aantal overstorten. De ervaring van de gemeente is dat deze overstorten slechts incidenteel werken en de watergangen amper vervuiling kennen.
Metingen WGS Deze twijfels worden ondersteund door de
uitkomsten van de metingen in het rioolstelsel van Wijhe, uitgevoerd door WGS. WGS heeft de afgelopen jaren neerslagmetingen en metingen bij de overstorten uitgevoerd in Wijhe. Er wordt op drie locaties in de kern Wijhe neerslag gemeten en bij alle overstorten in de gemengde rioolstelsels worden de waterpeilen voor de overstortdrempel gemeten. De meetgegeven van vóór 29 juni 2005 zijn op verschillende manieren opgeslagen. Uit de gegevens van vóór die tijd is af te leiden dat er regelmatig veel neerslag is gevallen, terwijl de overstorten slechts incidenteel werkten. Uit de neerslagmetingen van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005 (half jaar) is een regenreeks opgebouwd en vervolgens is het rekenmodel doorgerekend met deze halfjaarreeks. Hiervoor zijn de neerslagmetingen van de neerslagmeter in het bemalingsgebied Centrum gebruikt, deze zijn ongeveer een gemiddelde van de andere twee meters. Uit deze reeksberekening komt naar voren dat het er op lijkt dat het rekenmodel een wat hogere overstortingsfrequentie berekent dan dat in werkelijkheid voorkomt. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat de neerslag-inloop in de praktijk trager verloopt dan in het rekenmodel. In het rekenmodel worden de inloopparameters voor infiltratie en verdamping conform de Leidraad Riolering module C2100 aan de veilige kant genomen. In werkelijkheid bestaat vaak meer berging dan in het rekenmodel (denk aan
kolken, putten, huisaansluitingen, particuliere terreinriolering etc.). De uitgevoerde metingen lenen zich niet voor kalibratie van het rekenmodel. Hiervoor dient een andere meetopzet te worden gekozen.
Controle afvoerend verhard oppervlak In juni 2005 is gestart met het controleren van het afvoerend verhard oppervlak van één van de vijf gemengde bemalingsgebieden in Wijhe. Op grond van kosten en grootte van het bemalingsgebied is gekozen voor het bemalingsgebied Havenpad. De uitkomsten zijn vergeleken met de aannamen van het BRP van 1999. Op basis hiervan is besloten om de bemalingsgebieden Wijhezicht, Wijhe-Centrum en vervolgens ook de rest van het gemengde rioolstelsel van Wijhe te controleren. Vervolgens zijn met de geactualiseerde verharde oppervlakken nieuwe berekeningen met het tevens geactualiseerde rioleringsmodel uitgevoerd. Uit de controle kwam naar voren dat de hoeveelheid verhard oppervlak in de berekeningen van 1999 hoger was dan het verhard oppervlak bepaald op basis van de actuele GBKN 2005. De basiskenmerken van het rioolstelsel op basis van het geactualiseerde verhard oppervlak zijn opnieuw in beeld gebracht, evenals de vuiluitworp via de overstorten. Concreet betekende het een bijstelling van het Basisrioleringsplan Wijhe
H2O / 2 - 2007
41
Afb. 1.
Afb. 2.
uit1999 op basis van actuele gegevens en uitgangspunten. Voor het BRP van 1999 is in 1997 gestart met het bepalen van het afvoerend verhard oppervlak. De toenmalige gemeente Wijhe was op dat moment nog niet in het bezit van de digitale GBKN van Wijhe. Het bepalen van het verhard oppervlak was alleen mogelijk aan de hand van de beschikbare analoge luchtfoto’s van Wijhe met schaal 1:500. Bij gebrek aan digitale ondergronden is als proef een alternatieve methode toegepast. De verhardingen van de analoge luchtfoto’s zijn handmatig overgetrokken op transparante vellen papier. Per type verhard oppervlak zijn deze vellen vervolgens handmatig ingekleurd, waar bij onderscheid werd gemaakt in open en gesloten wegoppervlak en plat en hellend dak. Deze vellen zijn vervolgens gescand en digitaal over elkaar gelegd en aan elkaar geplakt, waardoor een digitale tekening van het afvoerend verhard oppervlak ontstond. Deze oppervlakken zijn vervolgens met een GIS-applicatie toegekend aan de dichtstbijzijnde putten (Thiessenmethode).
strakke lijnen staan. Door het handmatig tekenwerk, het handmatig inkleuren en het scannen zijn kleine foutmarges geïntroduceerd.
In afbeelding 1 is een stuk van het bemalingsgebied Havenpad te zien conform de methode van 1999. Wanneer niet te nauwkeurig wordt gekeken wijkt dit plaatje weinig af van een plaatje gebaseerd op de GBKN. In 1999 werden de uitkomsten dan ook als redelijk betrouwbaar beoordeeld. Als echter wordt ingezoomd blijkt dat er geen
In afbeelding 2 is driemaal hetzelfde bemalingsgebied Havenpad te zien. Eerst conform de methode van 1999, vervolgens zijn dezelfde oppervlakken als in 1999 geselecteerd, maar nu in de digitale ondergrond, en in de derde afbeelding zijn de wijzigingen ten opzichte van 1999 (nieuwbouw, enkele afkoppelprojecten) en de resultaten van de veldverkenning doorgevoerd. De afbakening van het bemalingsgebied Havenpad (de sluitlijn) is in 2005 opgesteld. De verschillen tussen de drie bovenstaande blokken is gering. In tabel 1 worden de verharde oppervlakken per soort weergegeven. De verschillen liggen binnen een foutmarge van 10 procent, waarmee in eerste instantie werd vastgesteld dat de methode van 1999 nauwkeurig genoeg was en redelijk betrouwbaar. Echter: in het BRP van 1999 wordt voor het bemalingsgebied Havenpad 5,3 ha verhard oppervlak weergegeven (zie tabel 2). Wat ging er mis? Voor het BRP 1999 is het verhard oppervlak van het gehele gemengde rioolstelsel van Wijhe plus het gescheiden industrieterrein De Enk bepaald. Het onderscheid tussen
de vijf gemengde en het gescheiden bemalingsgebied werd pas vastgesteld in het rekenmodel. Er waren geen bemalingsgebiedsgrenzen in de GIS-applicatie opgenomen. Door in 2005 per bemalingsgebied opnieuw een verkenning uit te voeren, zijn deze grenzen wel meegenomen. Een deel van de verharde oppervlakken is in 1999 over de bemalingsgebiedsgrenzen heen toegekend aan het naastgelegen bemalingsgebied. Blijkbaar liggen enkele grote oppervlakken van het industrieterrein De Enk dichter bij de inspectieputten van het bemalingsgebied Havenpad, dan bij de putten in De Enk zelf. In afbeelding 3 zijn de grenzen van de bemalingsgebieden weergegeven. Deze conclusie was o.a. aanleiding om ook de andere bemalingsgebieden te controleren. In tabel 2 staan de verharde oppervlakken per bemalingsgebied zoals in 1999 in het BRP was meegenomen en zoals de actuele situatie begin 2006 was. Zoals te zien is, zijn de verharde oppervlakken van de gemengde stelsels in 2006 veelal lager dan in het BRP 1999. Alleen in het bemalingsgebied De Enk zijn de verharde oppervlakken aanzienlijk hoger, zowel in het Tabel 2. verharde oppervlakken 1999 en 2006.
Bemalingsgebied
verhard verhard oppervlak oppervlak (ha) 1999 (ha) 2006
Tabel 1. Bemalingsgebied Havenpad, 1999, 2005 met vlakken 1999 en 2005 actueel (m2).
gesloten weg hellend dak open weg plat dak totaal
1999
2005 vlakken 1999
2005 actueel
1.114 16.056 20.557 6.414 44.142
1.035 13.983 20.639 5.732 41.390
1.235 14.832 22.279 4.644 42.993
Havenpad Wijhezicht Centrum De Enk gemengd De Enk gescheiden Peperkamp Totaal gemengd *
5,3 1,9 20,9 5,8 3,6 11,5 45,4
4,3 1,3 15,9 8,5 8,1 9,1 39,2
* totaal exclusief gescheiden stelsel De Enk.
42
H2O / 2 - 2007
platform lichte overschatting van het afvoerend verhard oppervlak te hebben geleid, maar de fout zit binnen een marge van circa 10 procent. Het niet hanteren van sluitlijnen tussen de verschillende bemalingsgebieden echter heeft geleid tot een forse verschuiving van verharde oppervlakken tussen de bemalingsgebieden onderling. Het veelal gehanteerde uitgangspunt dat die verschuiving gemiddeld genomen wel goed uitkomt, want de oppervlakken worden altijd toegekend aan de dichtstbijzijnde put, blijkt hier niet op te gaan. Met name omdat er een verschuiving van oppervlakken van een gescheiden naar een gemengd stelsel lijkt te zijn opgetreden. Zorg er dus voor dat bij het digitaal toekennen van verharde oppervlakken aan de dichtstbijzijnde put altijd harde grenzen van bijvoorbeeld bemalingsgebieden, watergangen, doorgaande wegen zonder riolering en spoorlijnen worden ingevoerd als harde sluitlijnen! Uit de metingen die WGS bij de overstorten heeft uitgevoerd komt naar voren dat het rioolstelsel in werkelijkheid nog minder vaak overstort dan wordt berekend. Dit beeld komt regelmatig naar voren bij metingen en komt veelal omdat in werkelijkheid meer infiltratie en verdamping plaatsvindt dan in het rekenmodel wordt aangenomen. De parameters in het rekenmodel zijn aan de veilige kant aangenomen om in het ontwerp water-op-straat te voorkomen.
Afb. 3.
gemengde deel als in het gescheiden deel. De oorzaak hiervan is dat er een verschuiving van verharde oppervlakken over de bemalingsgebiedsgrenzen heen heeft plaatsgevonden, waardoor stukken van De Enk in 1999 bij de gebieden Havenpad, Centrum en Peperkamp zijn gerekend. Het totaal van de verharde oppervlakken (gemengd, gescheiden en afgekoppeld) van de inventarisatie in 1999 en in 2006 is namelijk in beide gevallen circa 49 ha. Dit is echter niet alleen de oorzaak: bij de veldverkenning in 2005 zijn diverse oppervlakken weggestreept die niet op het rioolstelsel blijken af te voeren, terwijl er bij het gescheiden stelsel van De Enk diverse oppervlakken bij zijn gekomen, die in 1999 nog niet op de ondergrond (luchtfoto 1995) stonden. Daarnaast zijn verharde oppervlakken afgekoppeld. Door de verschuiving zijn de berging en de pompovercapaciteit (in mm en mm/uur) van de gemengde stelsels hoger dan in 1999 was aangenomen en is de overstortingsfrequentie van de overstorten lager. Uit de uitgevoerde regenreeksberekeningen is naar
voren gekomen dat de in 2004 gerealiseerde randvoorziening bij de grootste en meest vervuilende overstort van Wijhe is aangelegd en dat deze een goed rendement heeft. Deze overstort had in de oude situatie al de hoogste overstortingsfrequentie. De ervaring en het vermoeden van de gemeente dat dit de meest vervuilende overstort was, blijkt te kloppen. Uit de recente berekeningen blijkt dat door het realiseren van deze randvoorziening, samen met het uitgevoerde gemalen- en persleidingenplan en het reeds afgekoppelde verharde oppervlak, al bijna aan de basisinspanning wordt voldaan. Omdat verder afkoppelen in het gebied lastig en kostbaar is, wordt bij een overstort op een kleine watergang nog een randvoorziening van 100 m3 aangelegd. Deze maatregel is voor de basisinspanning voldoende, waarbij ook aan het waterkwaliteitsspoor is gedacht.
Op basis van de herziening van het BRP blijkt dat de gemeente Olst-Wijhe veel minder maatregelen hoeft te nemen dan op basis van het oude BRP was voorzien. Deze maatregelen betroffen nog de realisatie van een bergbezinkbassin van 300 m3 en de ombouw van de effluentleiding van de niet meer in gebruik zijnde RWZI Wijhe tot bergbezinkleiding. Het meten aan het rioolstelsel heeft zich terugvertaald in een beter begrip van de werking van het rioolstelsel en lagere kosten voor verbeteringsmaatregelen. De kosten van de metingen, van de controle van het afvoerend verhard oppervlak en van de herziening van het BRP binnen een toch vrij korte periode (minder dan tien jaar) is lonend geweest. De gemeente Olst-Wijhe heeft een nieuw actueel BRP voor de kern Wijhe waarop inmiddels nieuwe Wvovergunningen zijn aangevraagd en waarop de nog te nemen maatregelen voor de komende jaren voor het GRP kunnen worden vastgesteld. LITERATUUR 1) Witteveen+Bos (1999). Basisrioleringsplan Wijhe, projectnummer WE22-3. 2) Witteveen+Bos (2006). Herziening basisrioleringsplan Wijhe, projectnummer WE22-7.
Conclusies De in 1999 gehanteerde methode voor het bepalen van het afvoerend verhard oppervlak zonder GBKN blijkt tot een
H2O / 2 - 2007
43
Peter Wessels, Kiwa Water Research Emile Cornelissen, Kiwa Water Research Anneke Abrahamse, Kiwa Water Research Bas Heijman, Kiwa Water Research & TU Delft
Gefluïdiseerde ionenwisseling (FIX) voor de behandeling van oppervlaktewater Ionenwisseling neemt een steeds belangrijkere plaats in bij de zuivering van drinkwater. Diverse lopende onderzoeken bij de drinkwaterbedrijven en in het bedrijfstakonderzoek (BTO) tonen dit aan. De aandacht gaat vooral uit naar ionenwisseling toegepast op ruw, onbehandeld oppervlaktewater. De te verwachten meerwaarde van ionenwisseling op ruw, onbehandeld oppervlaktewater moet worden gevonden in de verbetering van de werking van alle navolgende processen. Door bijvoorbeeld in de eerste stap van de zuivering zoveel mogelijk Natuurlijk Organisch Materiaal (NOM) te verwijderen, kunnen alle navolgende processen profiteren van verminderde negatieve effecten van NOM. Ionenwisseling op ruw, onbehandeld oppervlaktewater blijkt goed mogelijk met gefluïdiseerde ionenwisseling (Fluïdized Ion Exchange, FIX): goede verwijdering, geen verstopping en geen uitspoeling. Dit artikel geeft een overzicht van de resultaten van een haalbaarheidsonderzoek.
I
onenwisseling is de laatste jaren steeds meer in de belangstelling gekomen van de waterleidingbedrijven. Vitens past ionenwisseling al op praktijkschaal toe op pompstation Oldeholtpade (Friesland). Daar wordt met ionenwisseling de kleur, veroorzaakt door aanwezige humuszuren, verwijderd. Hierbij worden negatief geladen humuszuren uitgewisseld voor chloride ionen (anionwisseling). Op het gebied van anionwisseling voor NOM verwijdering vindt verder onderzoek plaats binnen een door SenterNovem gesubsidieerd project met Waternet, Vitens, TU Delft, Unesco-IHE en BTO. De focus in dit project is tweeledig: het vaststellen van de relatie tussen NOM en biologische stabiliteit van het drinkwater en het vaststellen van de invloed van NOM (-verwijdering) op de prestatie van individuele zuiveringsprocessen. De toepassing van ionenwisseling voor NOM-verwijdering uit ruw, onbehandeld oppervlaktewater is één van de onderdelen van dit project. Ook de kationwisseling, ionenwisseling waarbij positief geladen ionen worden uitgewisseld, staat sterk in de belangstelling. In het BTO en daarbuiten is of wordt onderzoek gedaan naar: • kationwisseling voor ontharding (kleinschalige installaties)1);
44
H2O / 2 - 2007
•
•
•
•
toepassing van anionwisseling voor NOM verwijdering 2); effecten van kation of anionwisseling op de vervuiling van ultrafiltratie membranen3); toepassing van kationwisseling als onderdeel voor een ‘zero liquid discharge’ RO systeem en inzet van kation en anionwisseling bij de behandeling van membraanconcentraat4); behandeling en hergebruik van regeneraat van ionenwisselaars5).
Toepassing van ionenwisseling vindt veelal plaats met gepaktbedsystemen. Deze systemen verstoppen als gevolg van de aanwezigheid van zwevende stof, zodat een voorzuivering nodig is. Bij oppervlaktewaterbehandeling bestaat die minimaal uit coagulatie/sedimentatie, gevolgd door zandfiltratie. Deze coagulatie en zandfiltratie kunnen zelf ook effectiever worden ingezet, als eerst NOM uit het ruwe, onbehandelde oppervlaktewater zou kunnen worden verwijderd. Dit is onder meer mogelijk met Magnetic Ion Exchange (MIEX®6)) of Fluïdized Ion Exchange (FIX).
Principe en theorie FIX Het FIX-principe gaat uit van het feit dat
zwevende stoffen in oppervlaktewater een lagere bezinksnelheid hebben dan ionenwisselingsharsen. Hierdoor kan in een opwaarts doorstroomde reactor een zodanig hoge opwaartse snelheid worden gehanteerd, dat het bed van ionenwisselingshars fluïdiseert en de in het ruwe oppervlaktewater aanwezige zwevende stof de reactor verlaat. De bezinksnelheid van ionenwisselingsharsen en de mate van bedexpansie (fluïdisatie) is voornamelijk een functie van de diameter van de harsbolletjes, het soortelijk gewicht van de harsen in water en de temperatuur van het water. Hoewel dit relatief eenvoudig is te berekenen, moet bij de interpretatie van de uitkomsten rekening worden gehouden met een aantal complicerende zaken: • ionenwisselingsharsen veranderen tijdens de cycli van ionwisseling en regeneratie van diameter door zwelling en krimp; • door het ionwisselingsproces verandert het soortelijke gewicht van de hars; • door aanhechting van vervuiling en/of door samenklonteren van harsbolletjes kan de bezinksnelheid worden beïnvloed. De berekende bezinksnelheden van ionenwisselingsharsen zijn weergegeven in afbeelding 17). In blauw is de bezinksnelheid
platform van een kationwisselingshars weergegeven met een (nat) soortelijk gewicht van 1180 kg/ m3, bij zowel 20°C als 0°C. De bezinksnelheid voor een anionwisselingshars (nat soortelijk gewicht van 1080 kg/m3)) is weergegeven in de rode lijnen. Bij toenemende diameter van de ionenwisselingshars, zal de bezinksnelheid ook toenemen. Een anionharsbolletje met een diameter van 1 mm heeft een bezinksnelheid van ongeveer 75 m/h bij een temperatuur van 20°C en een bezinksnelheid van 55 m/h bij 0°C. Het grootste deel van de zwevende stof, aanwezig in oppervlaktewater, zal een lagere bezinksnelheid hebben dan 10 m/h. Bij een opwaartse snelheid van 20 m/h of lager in een opwaarts doorstroomde reactor zal het harsbed niet uitspoelen.
Afb. 1: Bezinksnelheid (standaard) ionenwisselaars.
Afb. 2: Expansie (standaard) ionenwisselaars. Afb. 3: Principe FIX-installatie.
In afbeelding 2 is de berekende bedexpansie bij een opwaartse snelheid van 20 m/h weergegeven voor zowel de anion- als de kationhars8). Hieruit blijkt dat de anionhars een grote bedexpansie kan krijgen, zeker bij een lage temperatuur van het water. Zo wordt de bedexpansie 800 procent bij anionhars met een diameter van 0,5 mm en een temperatuur van 0°C. Bij een diameter van 1 mm blijft de bedexpansie van dit type hars beperkt tot een factor 3 (200 procent expansie). Bij toepassing van 1 meter vastbedhoogte lijkt een maximale bedexpansie met een factor 4 à 5 (300-400 procent expansie) acceptabel, aangezien pelletreactoren ook een gefluïdiseerd bed hebben van 5 à 6 meter hoogte. Een maximale hoogte van het gefuïdiseerde bed van 5 meter is haalbaar met een anionhars met een korreldiameter van 0,7 mm en 0°C (afbeelding 2). Bij een korreldiameter van 0,5 mm zal de opwaartse snelheid moeten worden verlaagd tot 10 m/h om een gefluïdiseerde bedhoogte lager dan 5 meter te bereiken (berekend: 4,4 meter bedhoogte). De gemiddelde korreldiameter van een standaard hars is 0,7 - 0,8 mm (range 0,3-1,2 mm). Op basis van de theoretische hydraulische berekeningen lijkt Fluïdized Ion Exchange dus goed mogelijk bij een opwaartse snelheid van 10-20 m/h voor standaard anionharsen. Bij toepassing van relatief zwaardere kationharsen of anionharsen met een grotere diameter kan zelfs een iets hogere opwaartse snelheid worden toegepast. Uit eerder onderzoek naar ionenwisseling9) is gebleken dat verwijdering van NOM met anionharsen met hoge snelheden en korte verblijftijden mogelijk is. Snelheden van 80 m/h bij een vastbedhoogte van 1 meter (minder dan 1 minuut contact tijd) geven nog een goed verwijderingrendement. Toepassing van FIX met een snelheid van 10-20 m/h en 1 meter vastbedhoogte zal dus naar verwachting een vergelijkbare goede verwijdering te zien geven. Het FIX-proces ziet er als volgt uit (zie ook afbeelding 3): • een opwaarts doorstoomde reactor, bij voorkeur met een uitkraging bovenin;
H2O / 2 - 2007
45
•
een regeneratie installatie, bestaande uit een chemicaliënvat met een pomp om de FIX-reactor te doorspoelen met regeneraatvloeistof.
Het FIX-proces verloopt, net als een normale vastbedionenwisseling, als een continue cyclus van uitwisseling en regeneratie. Bij verwijdering van NOM met een sterk zure anionwisselaar bijvoorbeeld, wordt gestart met een hars die verzadigd is met chloride. Tijdens de bedrijfsvoering wordt chloride afgegeven aan het water en NOM wordt aan de hars gebonden (chloride wordt uitgewisseld voor NOM). Na verloop van tijd is de uitwisselingscapaciteit bereikt en moet de hars worden geregenereerd. Hierbij wordt allereerst via de drain al het voedingswater uit de reactor gelaten, waarna de hars met een 10 procent NaCl oplossing in contact wordt gebracht. Hierdoor vindt een omgekeerde uitwisseling (regeneratie) plaats, waarbij de hars opnieuw wordt beladen met chloride en het NOM wordt afgegeven. Via de afvoer van de vuile regeneraatstroom wordt de uitgespoelde NOM, met een rest regeneraatzout, afgevoerd via de aflaat voor vuil regeneraat. Via de drain wordt de reactor weer afgelaten, waarna de reactor weer kan worden gevuld met ruw water en in bedrijf kan worden genomen. Tijdens regeneratie is de FIX-reactor uit bedrijf. In een ontwerp zal hiermee rekening moeten worden gehouden door het aantal FIX-reactoren en de capaciteit per reactor goed te kiezen, zodat de capaciteit van een FIX in regeneratie kan worden overgenomen door de andere FIX-reactoren die in bedrijf zijn. Ook kunnen, in analogie met de ontwikkelingen bij actieve koolfiltratie, twee FIX-reactoren in serie worden geplaatst zodat pseudo-moving bed-bedrijfsvoering mogelijk wordt3). Dit is tevens gunstig voor een efficiënte belading van de hars.
Afb. 4: Hoogte gefluïdiseerd bed anionhars bij 20 m/h .
Afb. 5: Hoogte gefluïdiseerd bed kationhars bij 20 m/h (dag 1) en 40 m/h.
FIX-pilot voorzuivering WRK Nieuwegein Bij de ideevorming rondom Fluïdized Ion Exchange is met een onsite pilot de technische haalbaarheid van gefluïdiseerde ionenwisseling getest op de locatie WRK Nieuwegein10). De installatie bestond uit een kolom met een diameter van 3,55 cm (0,001 m2). Een snelheid van 10 l/h is bij deze kolom equivalent met 10 m/h. In de kolom werd 1 liter hars gebracht, corresponderend met circa 0,6-0,7 meter vastbedhoogte. De experimenten zijn uitgevoerd in augustus/september 2005. Als anionhars is A-860S en als kationhars is C-104E, beide van Purolite, gebruikt. Afb. 6: Verwijdering NOM, uitgedrukt als TOC met FIX anionhars.
A-806S: • 1080 kg/m3 nat gewicht • 99 procent hars < 1,0 mm en 5 procent < 0,35 mm (geschat gemiddelde: 0,7 mm) C-104E: 1180 kg/m3 nat gewicht • 95 procent hars < 1,2 mm en 1 procent < 0,3 mm (geschat gemiddelde: 0,8 mm). •
De gemeten hoogte van het gefluïdiseerde bed is in de afbeeldingen 4 en 5 voor zowel een anionhars als een
46
H2O / 2 - 2007
kationhars weergegeven als functie van de opwaartse snelheid. Hieruit volgt dat de expansie van beide harsbedden bij het begin van de proeven redelijk overeenstemt met de berekende waarden (vergelijking met afbeelding 2, bij 20°C en een gemiddelde korreldiameter van 0,7 mm). Bij een opwaartse snelheid van 20 m/h is de bedexpansie van de anionhars circa 3,5 (250 cm bedhoogte t.o.v. 70 cm vast bedhoogte). Bij de kationhars is dit circa 1,7 (120 cm bedhoogte t.o.v. 70 cm vast bedhoogte).
Overigens laten afbeeldingen 4 en 5 ook zien dat het verloop van de expansie in de tijd nogal grillig verloopt. Dit kan worden veroorzaakt door vervuiling en/of uitwisseling van de hars, waardoor het soortelijk gewicht en de diameter (door zwelling en samenklonteren) veranderen. Dit is onderwerp voor nader onderzoek. Overigens zijn geen problemen geconstateerd met verstopping van het harsbed, ook niet bij de langdurige toepassing van de FIX-installatie op Schiewater3).
platform De verwijderingsrendementen van zowel de anion-FIX als de kation-FIX vertonen een vergelijkbaar beeld als met een ‘conventionele’ vastbedionenwisselaar. De verwijdering van NOM (anion-FIX) is weergegeven in afbeelding 6. Met de anion-FIX werd in het begin een verwijderingsrendement gehaald van 90 procent, dat na één week was gedaald tot 60 procent. Dit niveau van verwijdering kon drie weken worden volgehouden. De kation-FIX liet een goed verwijderingsrendement zien voor calcium (85 procent na 1 dag). Bekend is dat kationwisselaars een heel korte cyclus hebben (circa 1 dag), zodat het geen zin had om zonder regeneratie voor langere tijd de calciumverwijdering te meten.
Conclusie Gefluïdiseerde ionenwisseling is mogelijk met standaard beschikbare harsen: de harsen spoelen niet uit, verstoppen niet, en de verwijdering van NOM (als TOC) en calcium is goed.
Nader onderzoek Fluïdized Ion Exchange wordt in vervolgprojecten nader onderzocht, onder meer in het
door SenterNovem gesubsidieerde project ‘Integrale aanpak NOM’. In dit project zal met een anion-FIX-installatie onderzoek worden gedaan naar de effecten van NOM-verwijdering op de zuivering van pompstation Weesperkarspel (Waternet). Hierbij zal het FIX-concept verder worden uitgewerkt, waarbij ook met verschillende harstypen wordt onderzocht welke fracties NOM worden verwijderd en wat de effecten daarvan zijn op de navolgende zuiveringstappen. LITERATUUR 1) Jan Post, Wolter Siegers, Ron Jong, Gert Reijnen: Ionenwisseling aantrekkelijk alternatief voor ontharding van drinkwater met korrelreactoren, H2O (2005) 38, nr 7. 2) Wim van Paassen, Stephan van de Wetering, Bonne Hijlkema, Luc Feij: Ionenwisseling voor kleurverwijdering: de toekomst? H2O (2000) 33, nr 6 3) Bas Heijman, Sheng Li, Peter Wessels, Hans van Dijk: Een nieuwe zuiveringsopzet voor directe behandeling van oppervlaktewater tot drinkwater, H2O (2006) 39, nr 17. 4) Michel Riemersma, Walter van der Meer, Jacques van Paassen, Peter Wessels: IERO, doorbraak in ontzouting, H2O (2003) 36, nr 12.
5) Peter Wessels, Stephan van de Wetering, Ronald van ‘t Oever, Walter van der Meer: Dead-end nanofiltratie voor hergebruik regeneraat ionenwisselaars, H2O (2000) 33, nr 6 . 6) Keith Cadee, Bernie O’Leary, Paul Smith,Marin Slunjski, Michael Bourke: World’s First Magnetic Ion Exchange (MIEXr) Water Treatment Plant to be Installed in Western Australia, http://www. environmental-expert.com/technology/orica/ WanAUSAWWAWQTC00.pdf 7) P.J. de Moel: Cursus ‘Vloeistofmechanica voor de waterleidingingenieur’ VG 13 Principe en vergelijking van bezinkingssytemen, PATO cursus 1984. 8) J.C. van Dijk: Hydraulica van onthardingsreactoren, PATO cursus 1984. 9) Wolter Siegers, Jacques van Paassen, Bas Heijman: verwijdering van kleur uit drinkwater door anionwisseling en natte oxidatie, H2O (2002) 35, nr 9. 10) Emile Cornelissen, Anneke Abrahamse: Gefluïdiseerde ionenwisseling (FIX) voor ontharding of NOM verwijdering, BTO rapport 2006.003.
advertentie
:DWHUGLFKWHJDVGHWHFWRUV
,3
,3
'H,038/6(;7LVHHQRQGHUKRXGVYULMHZDWHUGLFKWH+6JDVGHWHFWRUYRRU SHUVRRQOLMNHEHVFKHUPLQJELMKHWZHUNHQLQEHVORWHQUXLPWHV+HWWRHVWHOLV JHGXUHQGH WZHH MDDU RQGHUKRXGVYULM 'RRU GH ,3 XLWYRHULQJ EOLMIW KHW WRHVWHO ZHUNHQ DOV KHW RQEHGRHOG ZRUGW RQGHUJHGRPSHOG 'LW JHOGW RRN YRRUGH,03$&7JDVGHWHFWRUGLHWRWYLHUJDVVHQJHOLMNWLMGLJNDQPHWHQ
%HORIEH]RHNZZZLQYHQQO
VAKBEURS De Aqua Nederland Vakbeurs is drie dagen lang hét trefpunt waar ondernemers en relaties uit de waterbranche elkaar ontmoeten. U kunt in een sfeervolle, verkoopbevorderende ambiance zaken doen, contacten leggen, informatie uitwisselen en ideeën opdoen.
BEZOEKERS De bezoekers van de Aqua Nederland Vakbeurs worden zorgvuldig door uzelf, als exposant, geselecteerd. De vakbeurs wordt op deze manier door een doelgericht publiek op midden- en hoogkaderniveau bezocht.
ORGANISATIE Wenst u meer informatie over deze vakbeurs neemt u dan contact op met de organisatie.
Evenementenhal Gorinchem Franklinweg 2, 4207 HZ Gorinchem T 0183 680 680 F 0183 680 600 I www.evenementenhalgorinchem.nl E
[email protected] H2O / 2 - 2007
47
Rob Breedveld, Vitens A&D Kees van Beek, Kiwa Water Research Gertjan Doedens, Vitens MN
Naar een verstoppingsvrij puttenveld Tull en ’t Waal (1): Pompputten van de toekomst? Puttenveld Tull en ‘t Waal (Vitens Midden-Nederland) heeft ernstig te lijden van mechanische verstopping (verstopping van de boorgatwand). Mechanische verstopping kan op twee manieren worden tegengegaan: door de boorgatwand minder met deeltjes te belasten (door regelmatig te schakelen en/of door de capaciteit van de onderwaterpomp te verkleinen) en door de filterwerking van de boorgatwand te minimaliseren (zodat deeltjes in het onttrokken grondwater de boorgatwand gemakkelijk kunnen passeren). Dit laatste is mogelijk door zo schoon mogelijk te boren en/of door de put maximaal te ontwikkelen. Toen op puttenveld Tull en ‘t Waal drie pompputten moesten worden aangelegd, is voor de tweede optie gekozen. In ontwerp, constructie en aanleg zijn de nieuwste inzichten toegepast. Het putfilter werd alleen in de grofste gedeelten van het pakket geplaatst, en de put werd maximaal ontwikkeld. Een onverwachte ervaring was dat het zeer onvoordelig is een boorgat op einddiepte een weekend open te laten staan. In vier artikelen wordt dat hele proces beschreven. In deze H2O staan de eerste twee artikelen. In H2O nummer drie staan de laatste twee artikelen.
D
e putten van puttenveld Tull en ‘t Waal verstoppen ernstig door accumulatie van deeltjes op de boorgatwand (mechanische verstopping). De snelheid van verstopping wordt enerzijds bepaald door de belasting van de boorgatwand met deeltjes en anderzijds door de filtrerende eigenschappen van de boorgatwand. De belasting van de boorgatwand met deeltjes is gelijk aan: BN = QcN
Hierin is: BN: belasting van de boorgatwand met deeltjes (aantal/h) Q: onttrekking door de onderwaterpomp (m3/h) cN: concentratie van deeltjes in toestromend grondwater (aantal/m3) De filtrerende eigenschappen van de boorgatwand worden bepaald door zijn ‘weerstand’: hoe kleiner het oppervlak van de boorgatwand, hoe kleiner de poriehalzen (kleinste opening tussen elkaar rakende zandkorrels) en hoe groter de concentratie deeltjes (hoe kleiner de rotonde en hoe groter
48
H2O / 2 - 2007
het verkeersaanbod), des te moeilijker kunnen deeltjes passeren. Hoe groter de ‘weerstand’ des te meer deeltjes, die door het toestromende grondwater worden meegevoerd, op de boorgatwand zullen achterblijven. De ‘weerstand’ van de boorgatwand wordt onder andere bepaald door de niet verwijderde afpleistering van de boorgatwand en door de niet verwijderde hoeveelheid boorspoeling die in de formatie is doorgedrongen. Bij gekozen putontwerp (boorgatdiameter en capaciteit van de onttrekking) ligt de belasting van de boorgatwand met deeltjes dus vast; het effect van deze belasting op het optreden van putverstopping wordt bepaald door de putontwikkeling.
Uitgangspunten Onder het motto ‘baat het niet, dan schaadt het niet’ zijn in het verleden zeer lange putfilters toegepast, waarbij het putfilter ook fijnzandige gedeelten omvatte. Echter, het gebezigde adagium is niet correct: het meest fijnzandige gedeelte van het putfilter bepaalt wel de grofte van het omstortingsgrind en daarmee ook de spleetwijdte van het filter. Sporadisch is in verticale richting een variërende grofheid van het omstortingsgrind toegepast, die overeenkwam
met de grofheid van het pakket. Bovendien, hoe fijner de diameter van het omstortingsgrind, des te kleiner de diameter van de poriehalzen, des te fijner het materiaal dat als verontreiniging van de boorspoeling, zoals fijn zand, kleibrokken of vezels organisch materiaal, op de boorgatwand is afgezet, dat de omstorting kan passeren (van Beek, 2002). Om te komen tot een put met een minimale weerstand van de boorgatwand zijn twee benaderingen gevolgd, namelijk filterstelling alleen in de grofste delen van het watervoerend pakket en maximaal ontwikkelen.
Putaanleg De putten zijn gedurende de periode aprilmei 2004 aangelegd met behulp van de zuigboor-luchtlift methode. Bij het boren is geen gebruik gemaakt van bentoniet, maar wel van CMC (carboxymethylcellulose). Bij het boren zijn geen bijzondere voorzieningen getroffen voor het verwijderen van fijn zand etc: er is gebruik gemaakt van een bezinkbak, er is geen zandseparator toegepast. Bij de filterstelling zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • De put dient circa 20 m filter te bevatten.
platform put 33 datum Qspec (m3h-1m-1)
oplevering boorondernemer eerste behandeling met na 1e chemische behandeling tweede behandeling met
29 apr ‘04
32,0
put 34 datum Qspec (m3h-1m-1)
11 mei ‘04
CBL*
13 mei ‘04
39,6
H2O2**
50,1
7 juni ‘04
CBL
put 35 datum Qspec (m3h-1m-1)
24 mei ‘04
49,3
CBL
54,1
CBL
3 juni ‘04
60,0
H2O2
na 2e chemische behandeling
28 juni ‘04
50,2
16 juni ‘04
54,0
14 juni ‘04
61,9
na ingebruikname
9 juni ‘05
52,1
8 juni ‘05
59,5
7 juni ‘05
65,4
29 sep ‘05
48,5
6 okt ‘05
62,6
5 okt ‘05
66,8
juni 2006
49,5
juni 2006
62,2
juni 2006
66,3
* CBL: chloorbleekloog, ** H2O2: waterstofperoxide
•
•
•
De M-factor van het watervoerend pakket dient minimaal 300 μm te zijn, en in een gelaagd pakket niet minder dan 220 μm. Om verticaal transport tussen de filterdelen te voorkomen, worden naast de blinde delen kleiproppen geplaatst. Voor ingebruikname is in iedere put een flowmeting uitgevoerd. Mocht de put verstoppen, dan wordt weer een flowmeting uitgevoerd en kan door vergelijking van beide resultaten het verstopte traject worden bepaald. De regeneratie kan dan zeer gericht worden uitgevoerd.
Maximale putontwikkeling Putten worden in Nederland ontwikkeld met behulp van mechanische methoden: geforceerd afpompen, dat wil zeggen met een capaciteit aanzienlijk groter dan de bedrijfscapaciteit, sectiegewijs afpompen, frequent schakelen, met behulp van meerdere secties rondpompen, al of niet gecombineerd met tegelijkertijd een kleine capaciteit afpompen, etcetera. Op deze wijze wordt dagenlang, en soms wekenlang, gewerkt. Toch zijn er al jarenlang voldoende aanwijzingen dat op deze wijze een put niet volledig wordt ontwikkeld. Deelder (1978) voerde laboratoriumexperimenten uit met kleine grondkolommen gevuld met formatie materiaal afgedekt met boorspoeling en vervolgens omstortingsgrind. Door vervolgens over deze kolommen een groot drukverschil aan te leggen, ontstonden in de boorspoeling enkele kleine gaten, en daar bleef het bij. Deze situatie is vergelijkbaar met een metalen vergiet: het water stroomt door de gaten weg. Vervolgens is het niet meer mogelijk over de boorgatwand een groot drukverschil aan te leggen, waardoor
Tabel 1: Overzicht van de specifieke volumestromen (in m3/h per meter afpomping) van de putten 33, 34 en 35, na oplevering, chemische ontwikkeling en ingebruikname.
op het resterende boorspoelingmateriaal geen grote hydraulische kracht kan worden uitgeoefend. Onvolledige ontwikkeling van putten wordt door meerdere waarnemingen in de praktijk bevestigd. • Na ingebruikname verbetert de specifieke volumestroom van een put. De mate van verbetering is vaak niet bekend, doch bedraagt waarschijnlijk 10 à 30 procent en soms nog wel meer. Blijkbaar is het schakelen van de onderwaterpomp onder bedrijfsomstandigheden al voldoende om de put na ingebruikname nog te verbeteren (van Beek et al., in prep.). • Na regeneratie is de specifieke volumestroom van de put soms groter dan bij oplevering (van Beek, 1982). Dit is alleen maar mogelijk indien de put tijdens regeneratie verder wordt ontwikkeld. Dit wordt door praktijkwaarnemingen bevestigd: regelmatig worden tijdens het schoonpompen van de put na (chemische) regeneratie restanten kleispoeling en CMC verwijderd. • Een enkele keer zijn na mechanische ontwikkeling putten ook nog chemisch behandeld. Zo bleek het niet mogelijk een put die met een zware spoeling was aangelegd, mechanisch te ontwikkelen. Chemische behandeling gaf wel succes (van Beek en Sprong, 1983). Ook een put die mechanisch was ontwikkeld, gaf chemisch nog een verbetering van circa 25 procent (van Beek, 1982). • De nieuwe putten op puttenveld Tull en ‘t Waal zijn eerst volgens de gebruikelijke methode ontwikkeld. Deze methode bestond uit geforceerd pompen gevolgd door intermitterend pompen (frequent
•
•
schakelen van de onderwaterpomp). Na oplevering zijn de putten vervolgens door Vitens MN chemisch behandeld, als waren zij verstopt. Bij deze ‘regeneratie’ zijn waterstofperoxide (H2O2) en chloorbleekloog (CBL) in wisselende volgorde toegepast. Volgens de fabrikant (van der Horst, 2003, persoonlijke mededeling) is CMC onder anaërobe omstandigheden niet, dan wel zeer slecht, afbreekbaar. Wel wordt CMC door H2O2 omgezet. CBL is in het experiment opgenomen omdat het als regeneratiemiddel voor mechanische verstopping wordt toegepast. De toegepaste chemicaliën en hun volgorde en de resultaten zijn in bovenstaande tabel samengevat.
Uit bovenstaande tabel kunnen meerdere conclusies worden getrokken: • Bij oplevering bestaan tussen de drie putten grote verschillen in specifieke volumestroom. Deze verschillen hangen samen met het laten open staan van het boorgat. Het blijkt dat het boorgat op einddiepte van put 33 gedurende vijf nachten open heeft gestaan en het boorgat van put 34 gedurende twee nachten. Nadat van put 35 de einddiepte was bereikt, is nog dezelfde dag het putfilter geplaatst. • Chemische ontwikkeling van de putten na mechanische ontwikkeling levert nog een aanzienlijke verbetering van de specifieke volumestroom. Deze verbetering is het grootst bij de (slechte) put 33. • Bij de gebruikte hoeveelheden chemicaliën heeft de tweede behandeling geen effect.
H2O / 2 - 2007
49
•
Hoewel waterstofperoxide in staat is CMC chemisch aan te tasten, en zo te verwijderen, laten bovenstaande resultaten geen verschil in resultaat zien tussen chloorbleekloog en H2O2. Na ingebruikneming verbeteren de putten 34 en 35 nog enigszins (5 à 10 procent). Blijkbaar zijn de putten na de chemische behandelingen nog niet volledig ontwikkeld. Opvallend is het achterblijven van de niet met H2O2 behandelde put 33.
Slotbeschouwing Chloorbleekloog is effectief voor de verwijdering van klei, door peptisatie, en van humus (natuurlijk organisch materiaal), door oxidatie. H2O2 is effectief voor de verwijdering van CMC en van humus. De werking van CMC berust op de vorming van een netwerk waarin klei- en humusdeeltjes
worden gevangen. H2O2 tast het netwerk van CMC aan, waardoor deze klei- en humusdeeltjes vrij komen. CBL tast klei- en humusdeeltjes aan, maar laat het netwerk van CMC onaangetast. Net zoals CMC bij de aanleg van putten in staat is deeltjes uit de boorspoeling op de boorgatwand tegen te houden, zal het bij de onttrekking aanwezige deeltjes in het toestromende grondwater op de boorgatwand tegenhouden. Om deze redenen verdient H2O2 bij het ontwikkelen van putten de voorkeur boven CBL. In de praktijk blijken putten na ingebruikname te verbeteren (met 25 tot soms 50 procent). De putten zijn inmiddels 1,5 jaar in bedrijf en gedurende deze periode niet verbeterd noch verslechterd. Dit betekent dat de putten inderdaad maximaal waren ontwikkeld, en dat putverstopping beheersbaar is.
LITERATUUR 1) Van Beek, C.G.E.M., R.J.M. Breedveld and P.J. Stuyfzand (in prep.): Diagnosis, regeneration and prevention of two types of well clogging, Groundwater. 2) Van Beek, C.G.E.M. (2002): Mechanische putverstopping: Oorzaak, preventie en kostenbesparing, H2O 35 (18) 37-39. 3) Van Beek, C.G.E.M. (1982): Regeneratie van verstopte winputten, H2O 15 (15) 370 377. 4) Van Beek, C.G.E.M. en D. Sprong (1983): Wat te doen wanneer een put te weinig water levert: Het ontwikkelen van een put te Oudega, H2O 16 (15) 343 347. 5) Deelder, C. (1978): Het skineffect, H2O 10 (23) 522-525. van der Horst, P. (2003): persoonlijke mededeling. 6) H2O 10 (23) 522-525. van der Horst, P. (2003): persoonlijke mededeling.
advertentie
s -!!47%2+ ). 0/,9%34%2 "%(5):).'%. s 0OLY 0RODUCTS BIEDT MET HET $%4/3 -/$5,!)2 "/573934%%- TYPE 'ARRISON EEN UNIEK CONCEPT VOOR HET DUURZAAM ONDERBRENGEN VAN UW KOSTBARE APPARATUUR EN INSTALLATIES +%.-%2+%. s FLEXIBELE MAATVOERING s CHEMISCH RESISTENT s ONDERHOUDSARM
s GELUIDSISOLEREND s INBOUWMOGELIJKHEDEN VAN VENTILATIE EN ELEKTRAVOORZIENINGEN s IN ALLE 2!, KLEUREN LEVERBAAR
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT s %%. 3934%%- 6%,% /0,/33).'%. s 0OLY 0RODUCTS "6 "RUNINGSSTRAAT s ,! 7ERKENDAM 4EL &AX % MAIL INFO POLYPRODUCTSNL
BEZOEK OOK ONZE WEBSITE WWWPOLYPRODUCTSNL
50
H2O / 2 - 2007
Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
010 - 4274180
platform
Nico van der Wurf, Vitens MN Kees van Beek, Kiwa Water Research Rob Breedveld, Vitens A&D Gertjan Doedens, Vitens MN
Naar een verstoppingsvrij puttenveld Tull en ’t Waal (2): carrousel putschakelschema Puttenveld Tull en ‘t Waal (Vitens Midden-Nederland) heeft ernstig te lijden van mechanische verstopping (verstopping van de boorgatwand). Mechanische verstopping kan op twee manieren worden tegengegaan: door de boorgatwand minder met deeltjes te belasten (door regelmatig te schakelen en/of door de capaciteit van de onderwaterpomp te verkleinen) en door de filterwerking van de boorgatwand te minimaliseren (zodat deeltjes in het onttrokken grondwater de boorgatwand gemakkelijk kunnen passeren). Dit laatste is mogelijk door zo schoon mogelijk te boren en/of door de put maximaal te ontwikkelen. In deze tweede bijdrage van vier wordt op de eerste mogelijkheid ingegaan: aan de belasting van de boorgatwand met deeltjes kan een grens worden gesteld door de put per afzonderlijke periode niet langer dan een vooraf ingestelde duur te laten onttrekken. Om dit te bereiken was het nodig een instrument voor de bedrijfsvoering te ontwikkelen. Deze ontwikkeling resulteerde in een carrousel putschakelschema. met de vraag. Belangrijk is ook het al of niet aanwezig zijn van verschillen in chemische samenstelling van het grondwater dat door de individuele putten wordt onttrokken. Verdere randvoorwaarden zijn de aard en de omvang van de zuivering, het aantal ruwwaterleidingen, het al dan niet aanwezig zijn van verschillen in capaciteit van de putten en mogelijk nog andere locatiespecifieke omstandigheden. Bovendien dienen putten regelmatig in bedrijf te zijn vanwege de bacteriologische betrouwbaarheid van het onttrokken grondwater.
Pompstation Tull en ‘t Waal met op de voorgrond put 20.
V
oor het bedrijven van puttenvelden bestaan vele verschillende schakelschema’s. Vele randvoorwaarden beïnvloeden de keuze van een putschakelschema. Te noemen zijn het al of
niet aanwezig zijn van een reinwaterkelder, en indien aanwezig de grootte van deze kelder, en de politiek met betrekking tot het niveau in de reinwaterkelder: moet de kelder altijd gevuld zijn of ademt het niveau mee
Om het optreden van mechanische putverstopping tegen te gaan, komt daar voor puttenveld Tull en ‘t Waal nog een randvoorwaarde bij: een beperking van de maximale duur van een onttrekkingsperiode, zodat op die wijze een maximum kan worden gesteld aan het aantal geaccumuleerde deeltjes op de boorgatwand. Het bleek in de praktijk niet mogelijk een dergelijk programma met de hand in te stellen: door onvoorziene situaties bleken sommige putten regelmatig zeer lang continu te onttrekken, terwijl andere putten niet of nauwelijks in bedrijf kwamen. Om een betere greep op de belasting van alle
H2O / 2 - 2007
51
Afb. 1: Plattegrond van puttenveld Tull en ‘t Waal, met capaciteit van de geïnstalleerde onderwaterpompen.
Carrousel
1 2 3 4 5
Putten
20, 21, 22 24, 25, 26 23, 27, 28 29, 30, 31 33, 34, 35
Niveaugroepen reinwaterkelder 1 2 3 4 5
X
6
X
X X
8
X X
X X X
X X
9
X X
X
7
X
Tabel 1: Indeling van de putten in carrousels en groepen. Het gearceerde gedeelte geeft de normale dagelijkse onttrekking weer.
putten te verkrijgen, werd daarom besloten een automatisch putschakelschema te ontwikkelen.
in de reinwaterkelder negen niveaugroepen onderscheiden. Een en ander is in tabel 1 weergegeven.
Puttenveld Tull en ‘t Waal
Tabel 1 moet als volgt worden gelezen: eerst wordt niveaugroep 1 ingeschakeld, bestaande uit twee putten, één uit carrousel 1 en één uit carrousel 3. Vervolgens wordt groep 2 ingeschakeld, bestaande uit één put van carrousel 5. Bij verdere vraag naar water wordt groep 3 ingeschakeld, enzovoorts.
Afbeelding 1 toont het puttenveld Tull en ‘t Waal. Het puttenveld bestaat uit 15 putten, die op twee ruwwaterleidingen leveren. De afbeelding laat zien dat de capaciteit van de putten niet gelijk is. De vermelde capaciteit is de capaciteit in de praktijk, waarbij rekening is gehouden met de geïnstalleerde capaciteit van de onderwaterpomp, wrijvingsverliezen in de leidingen en opvoerhoogte, en met het elkaar wegdrukken tijdens bedrijf.
Carrousel putschakelschema Om aan de voorwaarden te voldoen dat alle putten regelmatig in bedrijf zijn, en dat een maximale duur voor een onttrekkingsperiode niet wordt overschreden, is een carrousel putschakelprogramma ontwikkeld. Daartoe zijn de putten in vijf carrousels van drie putten ingedeeld, en zijn
52
H2O / 2 - 2007
Gewoonlijk kan overdag met de groepen 1 t/m 4 worden volstaan, groep 5 schakelt af en toe bij. De groepen 6 t/m 9 zijn nauwelijks in bedrijf; de groepen 6 en 7 schakelen aan bij calamiteiten, zoals brand. Bij het stijgen van het waterniveau in de RWK schakelen de putten uit volgens het principe: laatste in, eerste uit. Binnen een carrousel worden de putten momenteel per drie uur kloktijd gerouleerd. Als voorbeeld is in tabel 2 deze roulatie voor carrousel 1 weergegeven.
Deze tabel moet als volgt worden gelezen: indien op dag 1 tussen 0 en 3 uur water wordt gevraagd zal als eerste groep 1 met put 20 inkomen. Indien bij toenemende watervraag groep 4 wordt aangesproken zal put 21 inkomen, en bij nog verder toenemende vraag tenslotte groep 7 met put 22. Tussen 3 en 6 uur zal als eerste put 21 inkomen, vervolgens put 22 en tenslotte put 20. In het voorgaande is al vermeld dat groep 1 vooraan staat en groep 7 nagenoeg achteraan, zodat groep 7 nauwelijks in bedrijf komt. Als dus op dag 1 om 3 uur put 20 van groep 1 verhuist naar groep 7, zal deze put zeer waarschijnlijk uitschakelen, en zal put 21 inschakelen, en indien deze put al draait put 22. In de praktijk zal binnen carrousel 1 een put dus maximaal 6 uur aan één stuk draaien, en vervolgens dus minimaal 3 uur rust hebben. Dit zal niet het geval zijn op dagen met grote vraag wanneer ook groep 7 staat ingeschakeld. Merk ook op dat de schakeling per dag varieert: de schakeling op dag 1 van 0 tot 3 uur is niet gelijk aan de schakeling op dag
platform Dag groep
1
2
enz
Kloktijd (uur)
Niveaugroep 1
0-3 3-6 6-9 9-12 12-15 15-18 18-21 21-24 0-3 3-6 6-9 enz
20 21 22 20 21 22 20 21 22 20 21 enz
4
7
21 22 20 21 22 20 21 22 20 21 22
22 20 21 22 20 21 22 20 21 22 20
Tabel 2: Voorbeeld van de putschakeling binnen carrousel 1.
Carrousel
Put
Bedrijfsuren per maand 2005
I I I II II II III III III IV IV IV V V V
20 21 22 24 25 26 23 27 28 29 30 31 33 34 35
sep
okt
nov
dec
apr
2006 mei
jun
418 373 360 35 15 28 231 274 221 176 166 156 337 359 316
409 410 390 49 30 39 245 259 237 194 187 192 370 377 304
372 364 361 33 20 25 249 236 247 156 155 152 320 311 305
422 408 380 15 1 20 240 266 237 175 172 177 359 379 344
315 293 294 0 1 0 240 238 238 151 153 152 231 231 258
274 366 260 0 2 1 315 215 271 134 139 129 210 212 211
288 303 299 17 16 15 217 286 262 153 146 161 243 251 215
Tabel 3: Bedrijfsuren per put per maand.
2 van 0 tot 3 uur, enzovoorts. Met andere woorden: ook binnen een carrouselgroep rouleren de putten. Binnen een carrousel zullen de putten dus nagenoeg gelijk belast worden. Dit wordt in tabel 3 bevestigd door vergelijking van het aantal bedrijfsuren per put en per maand. Deze carrouselschakeling heft alle beperkingen van het handmatig schakelen op. Alle putten zullen niet langer dan een vooraf ingestelde tijd draaien; in dit geval 3 uur, en op dagen met een grotere drinkwatervraag 6 uur. Alleen op piekdagen, wanneer ook de niveaugroepen 8 en 9 worden aangesproken, worden de putschakelingen onderdrukt. En vanwege de verschuiving per dag komen alle putten regelmatig in bedrijf. De regelmatige onttrekking door de putten wordt onderbroken door het spoelen van de filters. De zuiveringsfilters worden in de nacht tussen 03.00 en 06.00 uur gespoeld. Een spoelbeurt duurt 22 minuten, en per nacht worden altijd twee filters gespoeld. De filters worden met reinwater gespoeld, waardoor
het niveau in de kelder zakt, en een put uit de eerste niet draaiende groep zal worden ingeschakeld. Omdat de nachtproductie van Tull en de capaciteit van de groepen bekend zijn, kan geschat worden welke groep dat zal zijn. Dit blijkt groep 3 te zijn, bestaande uit de putten 29, 30 en 31. De consequentie van de carrouselschakeling is wel dat voor het spoelen binnen het ‘klokvenster’ van drie uur een put kan worden ingezet, die kort tevoren was uitgeschakeld.
Mogelijkheden Op het gepresenteerde carrousel schakelschema zijn in de praktijk nog allerlei variaties mogelijk. In het voorgaande is gekozen voor een indeling in carrousels met een zeer verschillende belasting, namelijk in de maand december 2005 van 400 uur in carrousel I tot 15 uur in carrousel II. Uit verstoppingsoogpunt kan, om de putten gelijk te belasten, worden gekozen om ook de carrousels iedere twee of drie maanden te laten rouleren. De verstoppingsgevoeligheid van alle putten zal op een puttenveld niet
gelijk zijn. Van dit verschil in gevoeligheid kan gebruik worden gemaakt door de minst verstoppingsgevoelige putten samen te voegen in de zwaarst belaste carrousel en de meest verstoppingsgevoelige putten in de minst belaste carrousel.
Slotbeschouwing Met behulp van een carrousel putschakelschema kan in de praktijk aan de onttrekkingsduur van een put een maximum worden gesteld. Op deze wijze wordt een maximum gesteld aan de belasting van de put met deeltjes, waardoor mechanische verstopping wordt tegengegaan. Binnen een carrousel putschakeling zijn nog meerdere variaties mogelijk, zoals een zo gelijk mogelijke belasting van alle groepen of roulatie van de carrouselgroepen.
H2O / 2 - 2007
53
Industrial Communications and Power Networks
ICPN van HARTING, één connectie voor Ethernet! Ethernet, als open standaard, doet steeds vaker haar intrede in industriële automatisering. Daarmee is het mogelijk geworden om industriële automatisering probleemloos te koppelen aan kantoorautomatisering en controlesystemen.
eCon 3080 8RJ45 IP30
mCon7050A 3A RJ45 IP65/67
De divisie Industrial Communications and Power Networks (ICPN) van HARTING voert een complete range switches, hubs, connectoren en bekabeling waarmee een snel, veilig en betrouwbaar powernetwerk aangelegd kan worden.
sCon 3100 10RJ45 IP30
HARTING Nederland Larenweg 44 5234 KA ’s-Hertogenbosch Postbus 3526 5203 DM ‘s-Hertogenbosch
Bent u op zoek naar één connectie voor Ethernet? Voor meer informatie of een vrijblijvende afspraak, kunt u bellen naar HARTING Nederland.
T F E I
+ 31 (0)73 641 04 04 + 31 (0)73 644 06 99
[email protected] www.HARTINGbv.nl
WETTERFRETTER DE OPLOSSING OPLOSSING DE VOOR VOOR VEZELDOEKJES VEZELDOEKJES Landy DSP 18-5 pomp versnijdt moeiteloos schoonmaakdoekjes Universeel toepasbaar Voorkomt pompstoringen
Landustrie Sneek BV Postbus 199 8600 AD Sneek Nederland
Robuuste en slijtvaste pomp Lichter in gewicht en dus onderhoudsvriendelijk
Watertechnologie
Tel. 0515 - 48 68 88 Fax 0515 - 41 23 98 e-mail
[email protected] website www.landustrie.nl Bezoekadres Pieter Zeemanstraat 6, Sneek
.ORIT mLEADING IN PURIüCATIONn OPGERICHT IN BIEDT WERELDWIJD OPLOSSINGEN VOOR DE WATER DRANKEN VOEDINGSMIDDELEN ZUI VEL EN FARMACEUTISCHE INDUSTRIEÂN .ORIT PAST HAAR INNOVATIEVE ZUIVERINGSTECHNOLOGIEÂN TOE IN PRODUCTEN SYSTEMEN EN TECHNOLOGISCHE OPLOSSINGEN .ORIT IS WERELDWIJD VERTEGENWOORDIGD MET PRODUCTIE FACILITEITEN IN LANDEN $AARNAAST
HEEFT .ORIT EEN NETWERK VAN PROFESSIONELE VERKOOPKANTOREN EN SERVICECENTRA AGENTEN EN DISTRIBUTEURS IN MEER DAN LANDEN .ORIT TELT CIRCA MEDEWERKERS 6OOR ONS +NOW (OW #ENTRE .ORITlS TECH NOLOGIE CENTRUM VOOR MEMBRAANüLTRATIE ACTIVITEITEN ZIJN WIJ OP ZOEK NAAR
3ENIOR 0ROCESS %NGINEERS 7ASTEWATER $OELSTELLING VAN DE FUNCTIE
&UNCTIE EISEN
0ERSOONLIJKHEIDSPROüEL
)N DEZE FUNCTIE BENT U VERANTWOORDELIJK VOOR HET PROCESTECHNOLOGISCHE ONTWERP VAN ONZE INSTALLATIES 5 COÍRDINEERT EN CONTROLEERT HET WERK VAN DE PROCESS ENGINEERS EN U BENT SPARRING PARTNER VOOR ONZE SALES MANAGERS EN KLANTEN 5 HEEFT EEN LEIDENDE ROL IN HET ONTWERPEN STANDAARDISEREN EN OPTIMALISEREN VAN ONZE -"2 TECHNOLOGIE IN SAMENWERKING MET 2$
5 HEEFT EEN RELEVANTE PROCESTECHNOLO GISCHE OPLEIDING OP ("/7/ NIVEAU MINIMAAL JAAR RELEVANTE ERVARING MET BIOLOGISCHE AFVALWATERBEHANDELING WAARVAN MINIMAAL JAAR MET MEMBRAAN BIOREACTOREN 5 BENT IN STAAT OM ZOWEL DE BIOLOGIE ALS DE MEMBRAANSCHEIDING TE ONTWERPEN EN U HEEFT ERVARING IN EEN PROJECTORGANISATIE 5 BENT BEREID OM TE REIZEN 6ERDER ZIJN GOEDE COMMUNICATIE VE VAARDIGHEDEN EN GRONDIGE KENNIS VAN DE %NGELSE TAAL EEN MUST
5 WERKT ZELFSTANDIG PROACTIEF EN BESCHIKT OVER EEN HOGE MATE VAN NAUWKEURIGHEID 5 BENT IN STAAT OM UW WERKZAAMHEDEN EN DIE VAN ANDEREN TE COÍRDINEREN EN VOELT ZICH VERANTWOORDELIJK VOOR HET RESULTAAT 5 NEEMT ZELFSTANDIG BESLISSINGEN EN KUNT DIE VERDEDIGEN 5 BENT OVERTUIGEND DOOR UW TECHNISCHE KENNIS EN UW ZELFVERTROUWEN
0ROCESS %NGINEERS 7ASTEWATER EN 7ATER $OELSTELLING VAN DE FUNCTIE
)N DEZE FUNCTIE MAAKT 5 HET PROCESTECH NOLOGISCHE ONTWERP VAN ONZE INSTALLATIES 5 HEEFT EEN BELANGRIJKE ROL IN DE OFFERTE FASE ALSMEDE DE PROJECTREALISATIE FASE 5 MAAKT TECHNISCHE ONTWERPEN EN WEEGT MOGELIJKE ALTERNATIEVEN AF "INNEN PROJECTEN STELT U 0)$lS PROCESBESCHRIJ VINGEN EN DE BESTURINGSüLOSOüE OP 5 BENT VERANTWOORDELIJK VOOR DE SUCCES VOLLE OPSTART VAN ONZE INSTALLATIES
BRAANüLTRATIE IS EEN PRÀ 6ERDER BESCHIKT U EEN HOGE MATE VAN NAUWKEURIGHEID ZELFSTANDIGHEID EN PROACTIVITEIT BIJ HET UITVOEREN VAN DE WERKZAAMHEDEN 5 BEZIT GOEDE COMMUNICATIEVE VAARDIG HEDEN EN U BEHEERST DE %NGELSE TAAL ZOWEL IN WOORD ALS SCHRIFT
&UNCTIE EISEN 5 HEEFT EEN OPLEIDING OP ("/ NIVEAU EN JAAR RELEVANTE ERVARING MET WATERBEHANDELING %RVARING MET MEM
5W SOLLICITATIE "ENT U GEħNTERESSEERD IN ÀÀN VAN DEZE VACATURES EN VOLDOET U AAN HET FUNCTIEPROüEL 3TUUR DAN UW BRIEF MET #6 BINNEN DAGEN NA HET VERSCHIJNEN VAN DEZE ADVERTENTIE NAAR
Norit, leading in purification
.ORIT 0ROCESS 4ECHNOLOGY "6 4AV !FDELING 0/ 0OSTBUS !3 %.3#(%$% /F PER E MAIL NAAR SOLLICITATIE NORITPTNL )NDIEN U SPECIüEKE ADDITIONELE INFORMATIE WENST KUNT U CONTACT OPNEMEN MET 3TEPHAN VAN (OOF 4ECHNOLOGY -ANAGER 4
+IJK VOOR DE UITGEBREIDE FUNCTIEBE SCHRIJVING OF VOOR MEER INFORMATIE OP ONZE WEBSITE WWWNORITCOM
agenda 1 februari, Hoogeloon Schoon water symposium naar aanleiding van het gelijknamige project, waarop de ervaringen van de landbouw, gemeenten, burgers en bedrijven uitgewisseld worden en vooruitgekeken wordt naar het vervolg, met aan het einde van de dag de ondertekening van een convenant waarin enkele gemeenten afspreken hoe zij verder gaan met ‘Schoon water’. Organisatie: Brabant Water, Provincie Noord-Brabant, waterschappen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta, ZLTO en Overlegplatform Duinboeren. Informatie: Jochem de Regt (073) 683 84 61.
1 februari, Utrecht - RIONEDdag jaarlijks evenement voor iedereen die betrokken is bij de riolering en water in de stad. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.
6-7- februari, Wassenaar Nederland - India Watertechnologie seminar tweedaags seminar over de kansen die door de economische groei in India ontstaan voor de Nederlandse watersector. De eerste dag worden recente ontwikkelingen in de Indiase watersector bekeken, de tweede dag worden specifieke projecten samen met Indiase instellingen besproken. Organisatie: Foundation for Critical Choices for India en NWP. Informatie: Peter van der Linde (015) 215 18 89.
7-9 februari, Amsterdam Aquaterra internationale conferentie die zich vooral richt op de uitwisseling van praktische kennis en ervaring op het gebied van waterbeheer en waterbouw in kust- en deltagebieden. Organisatie: Amsterdam RAI. Informatie: www.aquaterraforum.com.
12 februari, Lelystad - Gebruik van remote sensing technieken in het waterbeheer van de (nabije) toekomst bijeenkomst over het gebruik van een combinatie van vertrouwde en innovatieve technieken in het waterbeheer van de toekomst. Deze aanpak wordt vastgelegd in een ‘Bluebook’, waarvan elementen worden gepresenteerd. Organisatie: TNO-IMARES. Informatie:
[email protected]
12 februari, Lelystad Geomatica in het waterbeheer de jaarlijkse Cornelis Lely-lezing waarin dit jaar een deel van de beschikbare toe te passen kennis van de geomatica (aardobservatie) in het waterbeheer voor overheid en bedrijfsleven wordt toegelicht, met als onderwerpen onder andere monitoring van baggerwerken vanuit de ruimte en maanenergie uit het IJsselmeer. Organisatie: Stichting Kennistransfercentrum Flevoland.
56
H2O / 2 - 2007
13 februari, Rotterdam Kabels en leidingen lustrumcongres over de randvoorwaarden voor een veilige ondergrondse infrastructuur. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
14 februari, Eindhoven Interreg: verken uw grenzen! congres met een terugblik op de resultaten tot nu toe van de derde Interreg-programmaperiode (2001-2008) en de mogelijkheden van Interreg IV die als thema heeft ‘Europese territoriale samenwerking’. Met medewerking van minister Winsemius en staatssecretaris Van Gennip en met een informatiemarkt waar onder andere samenwerkingsmogelijkheden belicht worden op het gebied van waterbeheer. Organisatie: Ministeries van VROM en Economische Zaken. Informatie: (070) 364 87 03.
14 februari, Leiden Juridische actualiteiten kabels en leidingen studiedag met een overzicht van actuele rechtspraak en ontwikkelingen op het gebied van de ondergrondse infrastructuur. Organisatie: Elsevier congressen. Informatie: (070) 441 57 95.
15 februari, Nieuwegein MilieuCompact jaarcongres met de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van onder andere water, bodem en ruimtelijke ordening. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
1 maart, Gouda - Als het water weer gaat stromen themadag voor praktijkmensen uit de waterwereld, waarop stilgestaan wordt bij de visie van de gemeente Gouda op het historisch watererfgoed en de maatregelen die het Hoogheemraadschap van Rijnland treft om de waterkwaliteit en -berging te verbeteren door het herstel van cultuurhistorische aspecten in het watersysteem van de stad. Organisatie: Platform Waterpraktijk. Informatie:
[email protected].
8 maart, Arnhem - Meten, en dan? Monitoring van rioolstelsels in de praktijk ochtendseminar voor medewerkers van gemeenten en waterschappen die zich afvragen hoe het meten en monitoren van rioolstelsels in de praktijk werkt. Organisatie: I-Real. Informatie: (0314) 36 66 00.
9 maart, Bussum - Inspectie waterkeringen vierde bijeenkomst waarop op formele en informele wijze ervaringen, wensen, problemen, oplossingen en resultaten van uitgevoerde onderzoeken op het gebied van inspectie van waterkeringen aan de orde komen. Onder andere aandacht voor de projecten Grip Op Kwaliteit, DIGIspectie, een verkennende studie naar toepassing van remote sensing in het waterbeheer en een beoordelingssysteem voor schades.
Organisatie: STOWA en DWW. Informatie: www.inspectiewaterkeringen.nl.
20-22 maart, Gorinchem Aqua Nederland eerste editie van de vakbeurs Aqua Nederland, met aandacht voor waterbehandeling, -management en -technologie, transport en opslag, meet- en regeltechniek, onderzoek en advies en nieuwe producten. Organisatie: Aqua Nederland en Evenementenhal Gorinchem. Informatie: (0183) 68 06 80.
21 maart, Apeldoorn - Waterwet studiedag over de nieuwe Waterwet die negen bestaande waterwetten bundelt. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
27 maart, Noordwijk - Bouwen met water vijfde editie van het nationaal jaarsymposium over het bouwen op of in water, met dit jaar veel aandacht voor internationale praktijkvoorbeelden en het zogeheten klimaatadaptief bouwen. Organisatie: Elsevier Congressen. Informatie: (070) 441 57 95.
29 maart, Eindhoven Legionellapreventie; leidingwater én industriële systemen vierde congres over legionellapreventie, met aandacht voor de wet- en regelgeving, beheermaatregelen, zorgplicht, alternatieve methoden en praktijkvoorbeelden. Met een introductieworkshop op 28 maart. Organisatie: Euroforum. Informatie: (040) 297 49 77.
29 maart, Zoetermeer WaterWeg seminar seminar voor alle betrokken partijen om wateroverlast op bouwlocaties te voorkomen. Waterschappen, gemeenten, projectontwikkelaars en aannemers moeten hun activiteiten op elkaar afstemmen om wateroverlast te voorkomen. Organisatie: SBR. Informatie: www.waterweg.info.
31 mei, Wageningen Overstromingsrisico’s, de relatie tussen ruimte, water en risico één van de zes debatten in de maanden januari t/m juni over de inrichting van het landelijk gebied. Organisatie: Tijdschrift Landwerk en KLV Studiekring Land- en Watergebruik. Informatie: Aad Hendrickx (0317) 42 29 66.
14-16 juni, Maastricht - IWA Utilities Conference ‘Customer connection’ eerste congres van de International Water Association over de band tussen waterbedrijven en hun afnemers, met op de eerste dag het voorjaarscongres van de Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland. Organisatie: IWA, KVWN en NVA. Informatie: www.moorga.com of (070) 414 47 78.
agenda 9-12 oktober, ‘s-Hertogenbosch Riolering en stedelijk watermanagement zesde editie van de tweejaarlijkse vakbeurs Riolering, met enkele belangrijke vernieuwingen, zoals speciale aandacht voor stedelijk waterbeheer, een aparte hal voor bedrijven met grote apparaten, (vracht)auto’s en machinewagens en zaaltjes voor themapresentaties. Organisatie: HoLaPress. Informatie: Claire de Natris (040) 208 60 43.
25-29 november, Maastricht World Water & Renewable Energy eerste editie van een vijfdaags congres waarbij kennis en ervaring op het gebied van duurzaam watergebruik en hergebruik van energie wordt uitgewisseld. Organisatie: WREC en InterExpo Caribbean NV. Informatie:
[email protected].
drinkwater, afvalwaterbehandeling, drainage, wateranalyse en geïntegreerde watersystemen. Organisatie: PadovaFiereSpa. Informatie:
[email protected].
25-28 april, Sofia - Water Sofia eerste editie van deze nieuwe beurs waarbij de nadruk ligt op waterdistributie en riolering. Organisatie: Wasser Berlin en BulgarReklama. Informatie: www.wasser-berlin.com.
26-29 april, China International Water Supply & Drainage and Water Treatment achtste editie van deze internationale beurs die alle aspecten van de Chinese watersector belicht. China trekt voor de water- en milieusector meer dan 100 miljard euro uit in de komende vijf jaar, waarmee de sector ook interessant is voor buitenlandse bedrijven. Organisatie: Shanghai ZM Exhibiton Service Co. Informatie: www.wsdwtf.com.
Buitenland
11-14 juni, Seoul - ENVEX 18-23 februari, Kaapstad/ Johannesburg - Watermissie watermissie naar Zuid-Afrika met vooral aandacht voor water- en deltatechnologie. Organisatie: SenterNovem en NWP. Informatie: Lucas Beekman (070) 373 59 32, Bart Jeroen Bierens (070) 373 51 45 of Attie Kuiken (015) 215 18 92.
7-10 maart, Guangzhou (China) Water China achtste editie van de grootste en belangrijkste beurs op het gebied van water in China, met vooral aandacht voor afvalwater en waterbehandeling in het algemeen. Organisatie en informatie: MEREBO Messe Marketing +49 40 6087 6926.
27-31 maart, Orlando (VS) Aquatech USA Amerikaanse editie van de internationale waterbeurs Aquatech. Organisatie: Water Quality Association en Amsterdam RAI. Informatie: www.wqa.org.
3-5 april, Shanghai (China) Water & Membrane Exhibition vijfde editie van deze internationale beurs op het gebied van water en membranen. Producten op het gebied van afvalwaterbehandelingen, drinkwaterzuivering, membraantechnologie en ontzouting worden hier getoond. Organisatie: China Branch of International Desalination Association, International Foundation for the Protection of Drinking Water, Shanghai Society of Environmental Sciences, Shanghai Environment Protection Industry Association en CPAM Health Drinking Professional Association. Informatie: www.sino-expo.net.
18-21 april, Padova (Italië) - SEP Waste Technologies / Hydrica 22e editie van de internationale vakbeurs die zich richt op onder andere watermanagement, met daarnaast de beurs Hydrica die alle aspecten van water behandelt:
29e editie van de internationale milieutechnologiebeurs ENVEX in Zuid-Korea, met als één van de vier deelonderwerpen (afval)waterbehandeling, -zuivering en -hergebruik. Informatie: www.envex.or.kr.
20-22 juni, Antwerpen - Publicprivate cooperation in sediment remediation driedaagse conferentie over het schoonmaken en verwerken van vervuild slib. Wat zijn de meest praktische en milieuvriendelijkste opties? Organisatie: REUSED foundation. Informatie: (033) 434 35 00.
5-7 september, Gent Automation in Water Quality Monitoring driedaagse conferentie over automatisering in het waterbeheer, met aandacht voor zowel kwantiteits- als kwaliteitsbeheer. Organisatie: IWA. Informatie: www.biomath.ugent.be/ autmonet2007.
9-12 oktober, Antwerpen - Wastewater reclamation and reuse for sustainability 6e IWA-congres over duurzaam hergebruik van water. Informatie: Aquafin +32 3 450 49 72 of
[email protected].
29-30 november, Salzburg acqua alta alpia eerste internationale vakbeurs en congres op het gebied van natuurgevaar, bescherming tegen catastrofes en klimaat in wintersportgebieden, met name de Alpen. Aan de orde komen de gevolgen van de klimaatverandering, maar ook wat te doen om bijvoorbeeld overstromingen te voorkomen. En tenslotte: wat te doen om de schade bij een natuurramp zoveel mogelijk te beperken? Organisatie: Messezentrum Salzburg. Informatie: www.aqua-alta-alpina.at
2008
12-15 februari, Gent - InfraTech Belgium eerste Belgische editie van deze beurs die de grond-, weg- en waterbouw bedient. Organisatie: Flanders Expo en Ahoy Rotterdam. Informatie: www.infratechbelgium.bv
12-18 augustus, Stockholm World Water Week internationaal watersymposium, dat dit jaar in het teken staat van duurzaamheid. Organisatie: Stockholm International Water Institute. Informatie: www.siwi.org of www.worldwaterweek.org.
3-6 september, Belo Horizonte (Brazilië) - FITABES 24e editie van de belangrijkste Braziliaanse beurs met parallel lopend congresprogramma op het gebied van (drink)water en riolering, met een Nederlands-Belgisch paviljoen. Organisatie: ABES en AIDIS. Informatie: Sebas van den Ende +55 21 2537 4338 of www.real-alliance.com.
3-6 september, Brisbane (Australië) - 10th International Riversymposium 10e editie van het internationale rivierensymposium. Informatie: Emily Smigrod +61 7 3034 8230 of
[email protected].
H2O / 2 - 2007
57
handel & industrie Vakbeurs Riolering en Stedelijk watermanagement
Inspectieput naar wens gebruikers Pipelife uit Enkhuizen heeft een nieuwe range inspectieputten op de markt gebracht. Renoflow is ontwikkeld op basis van gebruikerswensen in Nederland en andere Europese landen. Een modulair opgebouwde inspectieput uit deze serie wordt altijd opdrachtspecifiek geleverd. Renoflow voldoet aan de binnenkort van kracht wordende, nieuwe Europese norm en KOMO-keur.
dekking de omliggende grond volgen, waardoor ‘kattenruggen’ nagenoeg tot het verleden behoren. De inspectieput is uitgevoerd in lichtbruin. Uit onderzoek blijkt dat deze kleur een hoge lichtopbrengst in de put geeft. Lichtbruin bevordert de contrasten, zodat een visuele inspectie van de put gemakkelijk verloopt. Voor meer informatie: Pipelife: (0228) 35 55 55 of www.pipelife.nl.
De vakbeurs Riolering en Stedelijke watermanagement vindt op 9, 10 en oktober plaats in de Brabanthallen in ‘s-Hertogenbosch. Deze beurs is bedoeld voor rioleurs, watermanagers, technologen en bestuurders. De beurs biedt een uitgebreid aanbod van producten en diensten op het gebied van riolering en stedelijk watermanagement, waaronder ICT-toepassingen, telemetrie, inspectie, renovatie, buizen, voorzuivering, hemelwatersystemen, pompen, slibbehandeling en meet- en regeltechniek.
Drainageen infiltratieproducten op Afsluiters in alle Europese markt vormen Voor meer informatie: www.riool.net.
De Renoflow-inspectieput.
De Renoflow-inspectieputten worden geleverd in de voor Nederlandse rioleringssystemen gangbare diameters: 630, 800 en 1.000 millimeter. Voor de bodem is er keuze uit vele standaard stroomprofielen of een maatwerk stroomprofiel. De bodem en schacht van de Renoflowinspectieputten zijn gemaakt uit slagvast polypropyleen. Uit ervaringen in Scandinavië is gebleken dat dit duurzame materiaal zich onder de zwaarste omstandigheden uitstekend gedraagt. Renoflow wordt vervaardigd uit ringelementen met een hoge stijfheidklasse, oplopend tot SN8, ofwel de oude klasse 34. Dit maakt de inspectieputten bestand tegen de vaak zware belastingen tijdens het bouwrijp maken van een terrein. De binnenwand van de inspectieputten is glad, zodat het afvoerwater een goede doorstroming behoudt en vuil weinig kans tot aanhechting heeft. Om een optimale weerstand tegen grote drukbelasting te garanderen, is de buitenwand uitgevoerd met een ribbelprofiel. Tevens bieden de ribbels extra weerstand tegen het mogelijk opdrijven van de put bij een hoge grondwaterstand. Bij Renoflow beweegt de putafdekking onafhankelijk van de put, waardoor deze aanmerkelijk minder wordt belast. De bovenbelasting wordt door de putafdekking overgedragen op de omliggende grond. Hierdoor is de put ook ideaal bij zware verkeersbelasting. Daarnaast zal de putaf-
58
H2O / 2 - 2007
Onder de naam Drain Products Europe werken sinds enkele maanden fabrikant van infiltratie- en drainageproducten Drain Products Benelux en herverwerker van kunststoffen AKG samen. Drain Products bracht eind jaren negentig als eerste infiltratieboxen op de markt. Daarnaast bouwde het bedrijf een leidende positie in grastegels op. Deze worden op grote schaal gebruikt als halfverharding voor bovengrondse infiltratie en bij bermversteviging. Het bedrijf levert een breed scala aan oplossingen voor de afvoer, infiltratie, opslag en zuivering van regenwater. AKG is één van Europa’s grootste verwerkers van polypropyleen. Bovendien is het bedrijf specialist in het hergebruiken van materiaal in hoogwaardige producten. Voor meer informatie: R. van Raam (020) 448 11 99. Eén van de infiltratieproducten: de Permavoid.
Joosten Technische Handelsmij uit Oosterhout heeft een nieuwe afsluiter op de makt gebracht die zowel ronde als eivormige riolen afsluit. Tot nu toe bestonden er nog geen rioolafsluiters die beide rioolvormen konden afsluiten. De nieuwe, gelaagde rubberen afsluiter is leverbaar in vier afmetingen: van rond 20 centimeter tot en met rond 120 centimeter en van eivormig 20/30 tot en met 70/105 centimeter. Door de combinatievorm hoeft een bedrijf maar één soort afsluiters op voorraad te hebben. Alle typen zijn leverbaar met een doorvoer. De afsluiters worden geleverd onder de naam JOMERI (Joosten meervoudige rioolafsluiter). Voor meer informatie: www.joosten-th.nl. De JOMERI eivormige rioolafsluiters.
Wa l l i n g f o rd S o f t w a re Slimme oplossingen voor de waterindustrie
• InfoNet linkt klantinformatie aan infrastructuur • InfoNet integreert zich/is complementair met alle marktleidende GIS en CMMS systemen • InfoNet levert een zeer uitgebreide, aanpasbare set van validatiegereedschappen • InfoNet houdt de historiek bij van alle opmetingen, modelwijzigingen, inspecties, mutaties, klachten onderhoud, etc. Alles is dus traceerbaar. • InfoNet reduceert data-manipulatie en data-omvorming • InfoNet verhoogt de eenvormigheid van data bij alle gebruikers en beheerders en dwingt data te leveren conform contract specificaties
• InfoNet biedt een complete set van structuren: Leidingen, putten, pompen, pompstations, huisaansluitingen, overstorten, fittings, roosters, afsluiters, etc. • InfoNet creëert niet enkel een inventaris maar ook connectiviteit. • InfoNet linkt alle opmeetgegevens, inspecties en incidenten rechtstreeks aan de respectievelijke infrastructuur • InfoNet genereert toestandscores en -klasses maar ook criticiteit • InfoNet registreert onderhoudsacties en onderhoudsresultaten • InfoNet genereert waarde- en depreciatierapporten • InfoNet vergelijkt, valideert, kuist en corrigeert uw data
w w w. w a l l i n g f o r d s o f t w a r e . c o m Gilbert Joncheere Wallingford Software Benelux Sales De Schaggelen 18, 2390 Westmalle, België Tel: +32 3 309 25 56 Email:
[email protected]
Wallingford Software
InfoWorks and FloodWorks are registered trademarks of Wallingford Software Limited
.HQQLVNULMJWSDV ZDDUGHDOVMHHULHWV PHHGRHW Daarom ondersteunt Kiwa Water Research u ook bij toepassing en onderhoud van kennis Kiwa Water Research Kiwa Water Research is hét kennisinstituut op het gebied van water en aanverwante milieuen natuuraspecten voor waterbedrijven, overheden en andere spelers in de watersector. Het voert het gezamenlijke onderzoeksprogramma BTO uit voor de drinkwaterbedrijven en hun (internationale) partners en werkt daarbij samen met diverse kennisorganisaties en advies- en ingenieursbureaus – een garantie voor innovatie en voortdurend actuele kennis. Blauw, groen, waterketen Kiwa Water Research biedt ministeries, provincies, waterschappen en terreinbeheerders oplossingen op maat voor watergerelateerde vraagstukken rond watersysteem en waterketen, waterkwaliteit en –kwantiteit, natuur, afvalwaterbehandeling en asset management. Kiwa Industrie & Water Industriële partners krijgen via Kiwa Industrie & Water efficiënt toegang tot waterkennis voor hún praktijk met ondersteuning bij dagelijkse watervraagstukken, implementatietrajecten, troubleshooting en kwaliteitsborging. Binnen het onderzoeksprogramma OPIW en met individuele bedrijven, brancheorganisaties en waterbedrijven ontwikkelt en implementeert Kiwa Industrie & Water innovatieve watertechnologie.
Bedrijfstakonderzoek van de waterbedrijven
Kiwa Water Research Kiwa Industrie & Water telefoon (030) 606 95 11
BTO
e-mail
[email protected]
www.kiwawaterresearch.eu