Anticiperen op leerlingkrimp in het Friese voortgezet onderwijs
RPO Noordoost Fryslân
Consultatierapport
‘Consultatierapport’ Anticiperen op leerlingkrimp in het voortgezet onderwijs
RPO Noordoost Fryslân
1
Colofon Anticiperen op leerlingkrimp in het voortgezet onderwijs RPO Noordoost Fryslân Opdrachtgever Scholen voor voortgezet Onderwijs in Noordoost Fryslân. Projectteam M. (Maeike) Lok J. (Jan) Rodenhuis Opmaak en uitgave Partoer, consultants en onderzoekers Leeuwarden, maart 2015 Partoer Postbus 298 8901 BB Leeuwarden T.: (058) 234 85 00 F.: (058) 234 85 01 E.:
[email protected] I.: www.partoer.nl
2
Inhoudsopgave
1.
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Houtskoolschets 1.3 Intentieplan 1.4 Consultatie 1.5 Looptijd en planning 1.6 Leeswijzer
2.
Rapportage consultatie 2.1 Inleiding 2.2.1 Kwaliteit breed onderwijsaanbod 2.2.2 Aansluiting op vervolgonderwijs en arbeidsmarkt 2.2.3 Bereikbaarheid op fiets of met openbaar vervoer 2.2.4 Keuzevrijheid, onderwijsvernieuwing, denominaties 2.2.5 Betaalbaarheid, organisatie en gezonde exploitatie
3.
Nawoord
3
Consultatierapport anticiperen op leerlingkrimp in het voortgezet onderwijs 1
Inleiding
1.1
Aanleiding
De scholen voor voortgezet onderwijs zijn al jaren met elkaar in gesprek over behoud van kwalitatief en breed aanbod van voortgezet onderwijs in Noordoost Fryslân. Sinds schooljaar 20052006 wordt er gesproken over en gewerkt aan samenwerkingen in diverse vormen en op meerdere locaties. Er heeft zich de afgelopen tien jaren in de regio al een flinke leerlingdaling gemanifesteerd. Het voortgezet onderwijs in Fryslân krijgt de komende jaren te maken met steeds verder dalende leerlingenaantallen. Met het oog op de bereikbaarheid, spreiding en de kwaliteit van het voortgezet onderwijs is het belangrijk dat de leerlingkrimp in RPO Noordoost Fryslân in kaart is gebracht; waar wordt de grootste afname in leerlingenaantallen verwacht? Wat betekenen de dalende leerlingenaantallen voor het lesaanbod? Deze vraag speelt met name voor het lesaanbod vmbo, welke doorgaans meer kosten met zich meebrengt. Welke oplossingen zijn kansrijk voor de toekomst van het onderwijs in de regio? 1.2.
Houtskoolschets
RPO Noordoost Fryslân heeft in het schooljaar 2012-2013 de omvang van de leerlingkrimp in de regio in kaart gebracht (Houtskoolschets RPO Noordoost Fryslân, Partoer, 2013). Daaruit blijkt dat de leerlingkrimp in Noordoost Fryslân vooral het vmbo bb/kb zal treffen. Ook het aantal leerlingen in het vwo zal in de regio fors dalen. De vooruitzichten voor de havo en vmbo tl zijn minder ingrijpend. Maar door de sterke versnippering van het onderwijsaanbod staat ook de toekomst van de theoretische leerwegen onder druk. Specificaties hiervan zijn beschreven in de houtskoolschets. RPO Noordoost Fryslân beschrijft daarin ook dat er aanleiding is tot het zetten van nieuwe stippen op de horizon. Met het oog op de kwaliteit, bereikbaarheid en betaalbaarheid van het voortgezet onderwijs ziet het RPO in de regio ruimte voor maximaal twee clusters, noord en oost, met een breed aanbod. Zie figuur 1.1. Figuur 1.1: Cluster Noord en cluster Oost (Partoer, 2013).
4
1.3
Intentieplan
RPO Noordoost Fryslân heeft in het schooljaar 2013-2014 de schets voor de toekomst verder uitgewerkt. In overleg met de deelnemers van RPO Noordoost is een voorstel gemaakt voor een vervolgtraject op de houtskoolschets om te komen tot een verdere uitwerking van het voortgezet onderwijsaanbod in de regio met als eindresultaat een concreet meerjarenbeleidsplan. Als tussenstap richting het meerjarenbeleidsplan is het intentieplan (VO scholen Noordoost Fryslân en Partoer, juni 2014) gemaakt. In het intentieplan zijn in deel 1 de resultaten uit de houtskoolschets opnieuw verwoord. Na een korte impressie over het onderwijsaanbod in de regio, volgen de prognoses over de krimp in het gebied. Vervolgens is een samenvatting gegeven van de standpunten en resultaten uit de houtskoolschets. Deel 2 van het intentieplan beschrijft de vervolgstappen en de voorlopige ambities, vragen, stellingen en oplossingsvarianten. In de informatie en consultatierondes zullen deze zaken aan de orde komen. De informatie en consultatie rondes peilen het draagvlak van het intentieplan bij de verschillende gremia in de VO onderwijsinstellingen. In dit consultatie rapport worden de resultaten van die rondes beschreven. 1.4
Consultatie
Inleiding De onderwijsinstellingen vonden het in de zomer van 2014 te vroeg om verder te gaan met het werken naar concrete oplossingen voor de leerlingkrimp in Noordoost Fryslân. De huidige oplossingen en samenwerkingen in Kollum, Dokkum en Surhuisterveen worden gekoesterd. Er zullen in de komende tijd zeker nieuwe keuzes moeten worden gemaakt, maar het is belangrijk eerst in de eigen gelederen te kijken of de toenemende problemen worden herkend en of ambities, vragen en oplossingsvarianten op draagvlak kunnen rekenen. In het intentieplan wordt beschreven hoe de communicatie met de verschillende gremia over genoemde onderwerpen wordt uitgevoerd. Doel Doel van de consultatie: Uit de consultatie moet blijken in hoeverre de problematiek, de ambities, de vragen, de stellingen en de keuzevarianten voor oplossingen uit het door de directeur bestuurders ontwikkelde intentieplan worden herkend en gedeeld binnen en buiten de onderwijsinstellingen. De uitkomst van de raadpleging(-en) leveren de input voor de directeur bestuurders om verder te gaan richting het gewenste meerjarenbeleidsplan. Relevante partijen Binnen de scholen zijn de volgende belangengroepen belangrijk om te consulteren: Eerst intern: Directies van scholen Raden van Toezicht, toezichthoudende besturen (Gemeenschappelijke-) Medezeggenschapsraden, ouderadviesraden. Deze consultatie rapportage wordt na afronding en vaststelling door de directeur bestuurders van de onderwijs instellingen intern met de genoemde onderwijs partijen besproken voordat de consultatie en rapportage extern wordt gecommuniceerd. Later extern: Naast de interne gremia van de onderwijsinstellingen, vormen de bestuurders en beleidsambtenaren van de betreffende gemeenten belangrijke partners, die in tweede instantie en later in de tijd moeten worden betrokken.
5
Informatie en consultatie Partoer heeft, in opdracht van de onderwijsinstellingen in Noordoost Fryslân, het communicatietraject om de bevindingen tot nu toe met de gremia te delen en hun meningen daarover te peilen, uitgevoerd. Het traject bestond uit twee delen; informatie delen en de consultatie. Informatie delen De deelnemers uit de verschillende belangengroepen zijn op hoofdlijnen geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de leerling stromen zoals beschreven in het intentieplan. Daarnaast zijn de uitgangspunten van de onderwijs instellingen in Noordoost Fryslân met elkaar gedeeld. Consultatie De ambities, vragen, stellingen en oplossingsvarianten uit het intentieplan zijn via een interactief programma aan de deelnemers voorgelegd. Iedere deelnemer kreeg bij de ambities, eenduidige vragen en stellingen, de gelegenheid de eigen mening te laten gelden en heeft de mogelijkheid gekregen een toelichting te geven. Analyse en rapportage Partoer heeft alle verkregen gegevens uit de consultatierondes verzameld en presenteert die in het volgende hoofdstuk 2 van deze consultatie rapportage. De resultaten zijn begin 2015 gepresenteerd aan de directeur bestuurders van de onderwijs instellingen in Noordoost Fryslân. De definitieve rapportage is in overleg met de directeur bestuurders afgerond en vastgesteld. Vervolg De consultatie rapportage wordt na vaststelling intern binnen de scholen verspreid en besproken. De directeur bestuurders bepalen welke betekenis de resultaten van de consultatierondes hebben voor het vervolgtraject richting het meerjarenbeleidsplan.
6
2
Rapportage consultatie
2.1 Inleiding Tijdens de consultatierondes op dinsdag 21 oktober 2014 in het Dockinga College en donderdag 23 oktober 2014 in het Lauwers College, kregen de deelnemers de mogelijkheid om met stemkastjes hun mening te geven over 18 vragen en stellingen. De deelnemers van de verschillende scholen konden zelf bepalen welke avond ze aanwezig wilden zijn. De vragen en stellingen zijn gebaseerd op de uitgangspunten en richtinggevende stellingen uit het intentieplan. Na de stemmingen en het tonen van de resultaten per vraag of stelling was er voor de deelnemers gelegenheid om toelichtingen te geven. In totaal waren 38 “stemgerechtigde” vertegenwoordigers van directies, raden van bestuur of toezicht en leden van de medezeggenschaps- of ouderraden aanwezig. Ieder gremium was met een aantal leden vertegenwoordigd. Per school heeft het volgende aantal deelnemers de avonden bijgewoond.
1. Aan welke onderwijsinstelling bent u verbonden 1) CSG Dockinga College
12
2) Nordwin College
6
3) CSG Lauwers College
7
4) chr. MAVO De Saad
4
5) Inspecteur Boelensschool
1
6) OSG Singelland
1
7) OSG Piter Jelles 8) J.J. boumanschool
5 1
Maximaal 38 deelnemers hebben gestemd. Er was per item een beperkte stem tijd beschikbaar. Niet iedereen heeft binnen de beschikbare tijd gestemd. Daardoor komen per item verschillende totaal aantallen voor in de uitslagen. Leeswijzer In hoofdstuk 2 geven wij per uitgangspunt uit het intentieplan een overzicht van de stemuitslagen en toelichtingen daarop. De uitgangspunten zijn: Kwalitatief breed onderwijsaanbod Aansluiting op vervolgonderwijs en arbeidsmarkt Bereikbaarheid op fiets of met openbaar vervoer Keuzevrijheid, onderwijsvernieuwing, denominaties Betaalbaarheid, organisatie en gezonde exploitatie. Per uitgangspunt zijn de vragen en de stem uitslagen onder elkaar gezet. De stemuitslagen van de bijeenkomsten in Dokkum in het Dockinga College en die in Buitenpost in het Lauwers College, zijn samengevoegd.
7
Vanuit de samengevoegde stemuitslagen en de gemaakte opmerkingen daarop tijdens de avonden, geven wij vervolgens toelichtingen en trekken we tenslotte conclusies. De consultatierapportage wordt zoals geschreven eerst intern gedeeld met de onderwijs gremia. De uitkomsten, toelichtingen en conclusies zijn richtinggevend voor de directeur bestuurders in het vervolg traject naar een meerjarenbeleidsplan voor het voortgezet onderwijs in Noordoost Fryslân.
2.2
Resultaten consultatierondes
2.2.1
Kwalitatief breed onderwijsaanbod De vragen 2, 3, 4 en 6 gingen over samenwerking en/of fusie van onderwijs instellingen als middel om de kwaliteit en het brede aanbod van voortgezet onderwijs in Noordoost Fryslân in stand te houden.
Overzicht van de vragen, de stem resultaten en de toelichtingen.
2. De leerlingenkrimp vraagt om verregaande verandering bij de VO instellingen Noordoost-‐Fryslân. 31
1) Ja, zeker!
2) Nee, het valt wel wat mee
5
3. Om een kwalitaWef breed onderwijsaanbod te behouden, moet méér worden samengewerkt dan nu. 1) Eens
2) Oneens
37
1
8
4. Wat is op dit moment de grootste belemmering bij samenwerking tussen vo-‐scholen? 1) Er is/was nog geen urgenWe tot samenwerking
21 7
2) Onderlinge concurrenWe 3) We\elijke beperkingen (fusietoets en maximum onderwijsWjd 4) DenominaWe of onderwijskundige signatuur
5 1
6. Welke vorm van bestuurlijke samenwerking/ samenvoeging van VO in Noordoost-‐Fryslân hee` uw voorkeur? 1) Eén bestuur voor alle VO in NOF
7
2) De huidige indeling voldoet
15
3) Anders
13
Toelichtingen De stemuitslagen bij de vragen en stellingen en de tijdens de toelichtingen gemaakte opmerkingen in de bijeenkomsten leveren het volgende beeld op. De deelnemers zijn zich (sterk) bewust van de forse leerlingkrimp en de noodzaak tot het maken van (nieuwe) keuzes. Er is om die reden al langer geleden gestart met afstemmingen in het onderwijs aanbod in de regio. Er is een traditie opgebouwd om met vormen van samenwerking tussen de scholen en tussen de denominaties het onderwijs aanbod breed in stand te houden. De uitvoering van samenwerking vindt vooral plaats op meerdere locaties, maar niet met alle scholen. De uitvoeringen van samenwerking worden gekoesterd en er wordt een oproep gedaan tot verdergaande samenwerking of andere samenwerkingen met creativiteit, met het MBO en met meerdere scholen. Alleen dan kan de kwaliteit en het brede aanbod van voortgezet onderwijs in stand worden gehouden. Onderlinge concurrentie werd in één van de bijeenkomsten als een belemmering voor samenwerking tussen scholen gezien. Een fusie van scholen wordt op termijn niet uitgesloten, maar dat is zeker niet de eerste optie of het na te streven doel voor het oplossen van de problemen als gevolg van leerlingkrimp. Problemen en oplossingen liggen in eerste instantie niet op het bestuurlijke vlak, aldus aanwezigen. De ervaringen van de samenwerking tussen Singelland College en Lauwers College in Surhuisterveen werden op beide avonden gedeeld met de collega scholen. Wettelijke belemmeringen (samenwerkingsschool kan voor de korte termijn, maar moet op langere termijn leiden naar fusie) noodzaken die vergaande samenwerking om op termijn te werken aan fusie van beide scholen. In beide scholen zijn positieve ervaringen met de vergaande samenwerking; ook als het gaat om geloofs- en levensovertuigingen. Nadeel: er moet nu nog wel twee maal dezelfde werkzaamheden worden verricht als het gaat om verantwoordingen, administraties, directies, jaarverslagen ed.
9
Conclusies uit de bijeenkomsten -
De vo scholen zijn op de goede weg met de bestaande samenwerkingsverbanden in Dokkum, Kollum en Surhuisterveen. Die kunnen verder worden uitgebreid. Daarvoor is breed draagvlak binnen de verschillende gremia van de scholen. Spreken over fusie van scholen is nu over het algemeen te prematuur, maar wordt op langere termijn niet uitgesloten. Verdere samenwerkingen worden gezocht, maar daarin werken onderwijswetten soms belemmerend.
-
2.2.2
Aansluiting op vervolgonderwijs en arbeidsmarkt
Hierover zijn geen specifieke vragen gesteld. In de toelichtingen op de antwoorden wordt wel aandacht besteed aan de samenwerking met MBO, HBO en WO en bij het bieden van het brede onderwijs aanbod is het oog ook zeker gericht op de arbeidsmarkt in Noordoost Fryslân.
2.2.3
Bereikbaarheid op fiets of met openbaar vervoer
De vragen 7 tot en met 11 gingen over thuis nabij onderwijs. Overzicht van vragen en stemuitslagen
7. Ieder kind moet thuis nabij onderwijs kunnen volgen. 22
1) Dat is noodzakelijk
2) Dat wordt onmogelijk
12
8. Welke maximale afstand tot VO is aanvaardbaar voor de onderbouw (12-‐14 jaar)? 1) <5 km 10
2) 5 -‐ 10 km 3) 10 15 km
22
4) 15 -‐ 25 km 5 >25 km
3 1
10
9. Welke maximale afstand tot VO is aanvaardbaar voor de bovenbouw (15-‐18 jaar)? 1) <5 km 2) 5 -‐ 10 km
1 15
3) 10 15 km
19
4) 15 -‐ 25 km 5 >25 km
3
10. Welke van de onderstaande vervoer vormen is het meest aanvaardbaar om een grotere afstand af te leggen? 1) Schoolbus
16
2) Regulier openbaar vervoer
16
3) Eigen vervoer ouders en leerlingen
1
4) Geen vervoer: internet (onderwijs op afstand)
2
11. als de mobiliteit groter wordt, wie is verantwoordelijk voor de kosten daarvan? 1) Dit hoe` geen extra kosten op te leveren
1
2) Kosten zijn voor rekening van de ouders 3) Kosten zijn voor rekening van de scholen
8 2
4) Kosten zijn voor rekening van de gemeenten
17
Toelichtingen Het thema schoolkeuze en vervoer naar de schoollocaties leverde diverse reacties en standpunten op die te maken hebben met sub thema’s. Daarom hieronder per sub thema een analyse. Afstand woonplaats en schoollocatie voortgezet onderwijs In zijn algemeenheid vinden de deelnemers een afstand van maximaal ongeveer 15 km tussen woonplaats en schoollocatie acceptabel. Voor reizen met (openbaar-) vervoer is drie kwartier reistijd ongeveer het maximum. Voor oudere kinderen kan een langere reis afstand of –tijd meer acceptabel zijn dan voor de onderbouw leerlingen. 11
Ongeveer een derde van de deelnemers ziet een probleem ontstaan als het gaat om het in stand houden van een kwalitatief en breed aanbod van het voortgezet onderwijs in combinatie met het uitgangspunt thuis nabij onderwijs daarvan. (vraag 7) Vervoermiddelen Veel leerlingen gaan op de fiets naar de gewenste schoollocatie. In de winter wordt er meer gebruik gemaakt van het openbaar vervoer. Indien de leerlingkrimp leidt tot minder schoollocaties waarbij de reis afstanden van huis naar school groter worden, is de fiets misschien niet meer het mogelijke vervoermiddel. Andere vervoermiddelen als eigen auto van ouders, schoolbussen of collectief (vrijwilligers-) vervoer komen dan in beeld. De schoolbus of openbaar vervoer zien de meesten als meest aanvaardbaar alternatief. Zo valt op te maken uit de reacties van de deelnemers. Bij een herinrichting van het voortgezet onderwijs is reis afstand en reis tijd zeker een belangrijk punt van aandacht. Onderzoek naar het verband tussen schoolkeuze en reis afstand kan een optie zijn. Kosten Indien eigen vervoer van leerlingen en ouders geen mogelijkheid is, komen betaalde vervoersvoorzieningen in beeld. De kosten van openbaar vervoer worden door de deelnemers als hoog ervaren. Deze hoge kosten zijn voor rekening van de ouders. Ouders kiezen voor een school en moeten dus ook de kosten van die keuze dragen, zo werd geopperd. Er mag wettelijk geen onderwijsgeld van de scholen aan (openbaar-) vervoer worden besteed. Gezien de inkomen situaties van een deel van de ouders, kunnen deze hoge kosten voor hen een reden zijn om niet te kiezen voor de meest geschikte opleiding voor leerlingen, maar voor de dichtstbijzijnde school. Een openbaarvervoerkaart voor de VO leerlingen zou een optie kunnen zijn. Voor de regio is een goede spreiding en bereikbaarheid van het voortgezet onderwijs van economisch belang. Om die reden zouden ook kosten voor openbaar vervoer (deels) voor rekening van de regio (overheden) kunnen komen. Aldus de deelnemers in de toelichting op de stemmingen. Algemeen Samen zoeken naar slimme oplossingen is gewenst. Ouders, overheid en onderwijs kunnen met elkaar in gesprek gaan om te komen tot goede afstemmingen in het belang van de juiste opleiding keuzes voor leerlingen, een exploitabel openbaar vervoer netwerk en een goede spreiding van voortgezet onderwijs als reden voor huidige en nieuwe inwoners om in de regio te blijven of te komen wonen. Conclusies uit de bijeenkomsten -
2.2.4
Indien herinrichting van het voortgezet onderwijs in de regio noodzakelijk is, dient er vooraf gezocht te worden naar haalbare oplossingen voor de grotere reisafstand en de daarmee gepaard gaande kosten. Bij het besluit tot die herinrichting van het vo moeten duurzame ( voor langere tijd houdbaar) en sluitende afspraken worden gemaakt tussen en in het belang van alle partijen in de regio: ouders, onderwijs, openbaar vervoer en overheid. De voortgezet onderwijsinstellingen zijn bereid om in gesprek met het openbaar vervoer ook te kijken naar de eigen schooltijden om te zorgen voor een goede aansluiting tussen onderwijs en openbaar vervoer. Keuzevrijheid, onderwijsvernieuwing, denominaties.
De vragen 5 en 12 gingen over onderwijs organisatorische vernieuwingen en denominaties. Bij organisatorische vernieuwingen werd gedoeld op het anders aanbieden van de leerstof: bijvoorbeeld meer differentiatie in samenstellingen van leergroepen, onderwijspleinen met grotere groepen leerlingen en begeleiding van meerdere docenten, meer zelf studie, hoorcolleges (ook op afstand) aan grote groepen leerlingen. Bij de denominaties ging het vooral over het aanbod van openbaar en christelijk onderwijs waarin ruimte is om te kiezen voor het ene of het andere onderwijs vanuit levens- en geloofsovertuigingen. 12
Overzicht van vragen en stem uitslagen.
5. Het onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs moet worden behouden.
1) Ja, tegen elke prijs
6
2) Nee
26
12. Onderwijsinhoudelijke vernieuwingen zijn voorwaardelijk om kwalitaWef breed onderwijsaanbod te behouden.
1) Eens
2) Oneens
28
8
Toelichtingen Identiteit Iedereen was het erover eens dat geloofsovertuigingen en levensbeschouwingen belangrijke thema’s zijn voor onderwijsinstellingen van zowel openbare als christelijke huize. Of dat perse gescheiden moeten worden in aparte scholen, daarover zijn de meningen (sterk) verdeeld. Een minderheid wil de scheiding tussen openbaar en christelijk onderwijs in ieder geval in stand houden. Er moet iets te kiezen blijven voor ouders, leerlingen en leerkrachten. Die keuzes hebben gevolgen en die moeten dan ook worden geaccepteerd. Zo waren de meningen van deze groep deelnemers. De meerderheid van de deelnemers vindt dat de scheiding van christelijk en openbaar onderwijs in aparte gebouwen van ondergeschikt belang is. Aandacht voor beide levens- en of geloofsovertuigingen kan ook binnen een (samenwerkings-) school ruim en goed aandacht, een plek, krijgen. Aldus deze groep. Deelnemers van de scholen uit Surhuisterveen hebben tijdens beide consultatie rondes hun ervaringen gedeeld met de andere deelnemers. De ervaring van beide scholen in Surhuisterveen leert dat, door bewust om te gaan met de verschillen, de beleving en het respect daarvoor, juist tot verdieping en verbreding leidt. Het heeft een duidelijke meerwaarde en geeft meer kleur aan het onderwijs zijn de ervaringen van de deelnemers uit Surhuisterveen.
13
Onderwijsvernieuwing In dit kader is gesproken over andere wijzen van organiseren ten opzichte van het huidige onderwijs. Met name waar het gaat om kleine groepen in relatie tot behoud van keuzemogelijkheden van leerlingen. Betaalbaarheid en efficiëntie zijn hierbij de onderliggende drijfveren als ook behoud en versterking van kwaliteit. Dit is een interne vraag, maar ook in samenwerking met andere scholen. Vooral voor de bovenbouwen van de onderwijssoorten zijn die vernieuwingen nodig. Nieuwe keuzes zullen wellicht leiden tot verlies op de ene plek, maar tot winst op de andere. Onderwijs op afstand is voor een aantal vakken een goede optie, waarbij aangetekend wordt dat dit niet voor alle leerlingen even geschikt is en zich dient te beperken tot een aantal dagdelen per week. Conclusies -
Identiteit, geloofs- en levensovertuiging zijn belangrijke onderwerpen binnen samenwerkingen van scholen. De aandacht voor de inhoud en de beleving ervan dienen geborgd te worden. Er zijn in de regio voorbeelden met goede ervaringen. Identiteiten van scholen hoeven volgens de meeste deelnemers geen belemmeringen op te leveren voor (vergaande) samenwerking. Er is ruimte voor onderwijsvernieuwingen en onderwijs op afstand, die leiden tot behoud en versterking van de onderwijskwaliteit. Voor de bovenbouwen van het onderwijs is die zelfs nodig, anders is het brede aanbod niet meer organiseerbaar.
-
2.2.5
Betaalbaarheid, organisatie en gezonde exploitatie
De vragen 13 tot en met 17 gingen over de meer “bedrijfsmatige” zaken van de onderwijsorganisaties. Ook onderwijsorganisaties moeten roeien met de riemen die ze hebben. Alle scholen en de verantwoordelijke directies dienen te zorgen voor gezonde exploitaties van de onderwijsinstellingen. Overzicht van vragen en stemuitslagen
13. VMBO bb/kb: hoeveel leerlingen zijn per locaWe nodig in klas 1 tm4? 1) >200 lerlingen
11
2) >400 leerlingen 3) >600 leerlingen
13 1
4) Er is geen ondergrens
6
14
14. VMBO tl of Havo of VWO: hoeveel leerlingen zijn nodig per locaWe? 1) >40 leerlingen per leerjaar per afdeling
3
2) >60 leerlingen per leerjaar per afdeling
15
3) >80 leerlingen per leerjaar per afdeling
4
4) Er is geen ondergrens
6
15. VMBO beroepsgericht: 1 locaWe in cluster Noord, 1 in Oost. Beide met breed aanbod. 1) Hèhè, eindelijk!
17
2) Dat is een brug te ver
20
16. VMBO beroepsgericht: sectoren verdelen over locaWes. Basisvakken thuisnabij.
1) Hèhè, eindelijk!
21
2) Dat is een brug te ver
11
15
17. VWO: onderbouw thuisnabij; bovenbouw 2 profielen op locaWe A, 2 profielen op locaWe B 1) Hèhè, eindelijk!
2) Dat is een brug te ver
24
8
Toelichtingen De vragen zijn gesteld voor de verschillende onderwijssoorten. Daarom per onderwijssoort de toelichtingen. VMBO BB/KB De meningen over oplossingsrichtingen voor het brede aanbod van VMBO beroepsgericht onderwijs zijn nogal verdeeld. Verklaringen van de verschillende meningen van de deelnemers laten zich als volgt omschrijven. Door krimp van de leerlingaantallen kiezen scholen steeds meer voor een integraal onderwijs aanbod in plaats van de vakschool. Wil het voortgezet onderwijs aansluiten op de specifieke talenten van leerlingen en in de vakscholen specialistische leerroutes aanbieden, dan zijn er (veel) meer leerlingen nodig. Dat is in de huidige situatie onmogelijk. De speciale vakken verdeeld over scholen in de regio zou een optie kunnen zijn, maar de vertegenwoordigers verwachten dat ouders en leerlingen dan kiezen voor thuisnabij onderwijs en wat daar wordt aangeboden. Ze volgen niet altijd de weg naar de bij de leerling best passende onderwijssoort als die verder weg gelegen is van de woonplaats. Dit wordt als zorgelijk benoemd. Voor de doorstroming van VMBO naar MBO maakt het niet veel uit of de leerling een integraal aanbod heeft gevolgd of een meer specialitische leerroute heeft gevolgd. Indien er een onderscheid wordt gemaakt tussen onderbouwlocaties en totaal aanbod locaties dan is er wel “vaktechnisch” inspirerend onderwijs nodig in een dito leeromgeving. Leren op afstand is voor deze leerlingen over het algemeen minder geschikt. De VMBO leerlingen zijn de meest kwetsbare leerlingen. Door de leerlingkrimp moeten er nieuwe keuzes worden gemaakt; voor deze groep leerlingen is vanwege de kwetsbaarheid een extra zorgvuldige afweging noodzakelijk. Zonder dat daar expliciete uitspraken over zijn gedaan en gelet op het feit dat voor een gezonde exploitatie van het VMBO beroepsgerichte onderwijs er minimale aantallen leerlingen naar deze scholen gaan, wordt door de deelnemers aangedrongen op het maken van scherpere keuzes! VMBO tl, Havo en VWO Kwaliteit en specialiteit van leerkrachten spelen ook een rol. Bovenbouw VWO met 4 profielen is met nog minder kinderen niet meer mogelijk. Minder dan 60 leerlingen per leerjaar in Havo en VWO kan bedrijfsmatig niet meer. Voor VMBO tl is meer mogelijk. Organisatorische problemen bij het VWO zitten vooral in de bovenbouw. De kritische ondergrens is al bereikt. Rooster technisch ondervinden scholen, leerkrachten en leerlingen nu al problemen. Het is zaak om de problemen slim en snel op te lossen. De VWO ouders zijn kritischer. Bovenbouw leerlingen van het VWO zijn oudere kinderen die bewuster kiezen. Slim vervoer is nodig. Een goede afstemming tussen onderwijs en openbaar vervoer is gewenst, zodat daarin geen belemmeringen ontstaan voor de juiste schoolkeuze van leerlingen en hun ouders. 16
Vanuit de regio Oost zijn voor VWO ook andere opties voor ouders en leerlingen mogelijk: Drachten, Leeuwarden, Groningen. Leren op afstand is voor delen van de week en voor VWO leerlingen wel geschikt en biedt mogelijkheden voor inspirerend VWO onderwijs. VMBO tl, Havo en VWO zijn vaak scholengemeenschappen waarbij de inkomsten en uitgaven met elkaar gedeeld kunnen worden en daarmee kan een kleine VWO school misschien in stand worden gehouden, maar de bovenbouw met haar profielen vraagt om een zekere kritische massa. De problemen als gevolg van leerlingkrimp in het VMBO Tl en Havo zijn kleiner. Echter wanneer er in VMBO bb/kb en VWO vergaande veranderingen komen, kan dat zijn invloed hebben op VMBO Tl en Havo. Een eventueel voortgezet onderwijs college zonder bijvoorbeeld VWO is ook nadelig voor Havo. Alle leerlingen verdienen het om het onderwijs bijzonder aangenaam te maken met top aanbiedingen. Topleerlingen zijn nodig voor scholen. Dat biedt ambitie en inspiratie voor andere leerlingen en leerkrachten. Om dit te kunnen organiseren zijn (veel) meer leerlingen nodig dan nu, en in de toekomst nog minder, aanwezig zullen zijn. Conclusies uit de bijeenkomsten -
Voor VWO en het beroepsgerichte VMBO zullen de scholen flink aan de slag moeten met verdergaande samenwerkingen en het maken van scherpe keuzes om het brede aanbod kwalitatief en met ambitie in de regio in stand te kunnen houden. Het onderwijs is sterk versnipperd en er zijn minimale aantallen leerlingen voor deze onderwijssoorten. Dat levert bijna overal problemen op voor een goede organisatie en exploitatie van het onderwijs. De onderwijs keuzes zullen waarschijnlijk hun invloed hebben op de schoolkeuzes van ouders en leerlingen. Dat kan leiden tot weer nieuwe situaties en/of problemen die om oplossingen vragen. Bovendien zullen de keuzes binnen VMBO bb/kb en VWO ook gevolgen kunnen hebben voor VMBO tl en Havo.
Tenslotte Aan het eind van de bijeenkomsten werd vraag 18 aan de deelnemers gesteld: welk uitgangspunt uit het intentieplan moet volgens U het zwaarste wegen richting een meerjarenbeleidsplan?
18. Wat vindt u het meest belangrijk voor de toekomst van het VO in de regio? 1) KwalitaWef breed onderwijsaanbod
29
2) AansluiWng op vervolgonderwijs en arbeidsmarkt 3) Bereikbaarheid op fiets of met openbaar vervoer 4) Keuzevrijheid, denominaWes
2 0 2
5) Betaalbaarheid, organisaWe en gezonde exploitaWe
4
Toelichtingen Op deze stem uitslag zijn geen nadere toelichtingen gegeven. Conclusie uit de bijeenkomsten Met de antwoorden op deze vraag werd bevestigd dat voor de toekomst van het voortgezet onderwijs in Noordoost Fryslân behoud - en waar mogelijk- versterking van de kwaliteit en het brede aanbod van vo het belangrijkste uitgangspunt is en blijft. Daarbij zullen vanzelfsprekend ook de andere uitgangspunten in samenhang met elkaar belangrijk zijn. 17
18
3
Nawoord Op 18 februari 2015 heeft Partoer dit rapport aangeboden aan de bestuurders en directeuren van de deelnemende scholen. Het doel was om met de beschikbare informatie (houtskoolschets en intentieplan) het draagvlak te peilen bij de verschillende gremia in de VO onderwijsinstellingen. De uitkomsten van de consultatie en stemrondes en de conclusies zijn door Partoer weergegeven in dit consultatie rapport. De bestuurders en directeuren hebben vastgesteld dat het doorlopen communicatie-traject tot dusver goed is verlopen en dat de uitkomsten van deze twee sessies veel input hebben geleverd voor de vervolgstappen, om te komen tot een concreet meerjarenbeleidsplan voor de VO scholen in de regio Noordoost Friesland. Er is ook vastgesteld dat de uitkomsten veel draagvlak laten zien voor een verder vervolg op de houtskoolschets (2013) en het intentieplan ( 2014). In maart 2015 wordt een procesplan gemaakt voor verdere stappen met de gezamenlijke scholen. Deze rapportage zal in het voorjaar 2015 in alle scholen worden besproken. Namens de scholen voor voortgezet onderwijs in Noordoost Friesland, Hans Jansen Marcel Klaverkamp.
19
Partoer Westersingel 4 8913 CK Leeuwarden T (058) 234 85 00 www.partoer.nl