Bijlage C 1/10
TECHNISCHE SPECIFICATIES 0. CONVENTIONELE SYMBOLEN EN AFKORTINGEN, EN HUN BETEKENIS (-)
: Algemene informatie
(N)
: Noodzakelijke technische specificaties: een offerte die niet aan deze specificaties voldoet, wordt als technisch niet-conform beschouwd en wordt geweigerd wegens onregelmatigheid.
(W)
: Wenselijke technische specificaties: alleen deze specificaties geven recht op een technisch beoordelingscijfer. Een offerte die niet aan deze specificaties beantwoordt, is technisch conform, maar krijgt het cijfer nul.
1.
GEMEENSCHAPPELIJKE SPECIFICATIES VOOR DE TWEE LOTEN 1.1. (-) De voertuigen zullen hoofdzakelijk gebruikt worden voor interventies en verplaatsingen in het kader van diverse werkzaamheden en opdrachten op terrein dat zeer oneffen kan zijn, en soms buiten de verharde wegen of wegen met permanente bedekking. 1.2. (N) Alle geleverde goederen moeten nieuw zijn, mogen geen productiefouten vertonen die hun uiterlijk, hun goed gebruik, hun werking en hun levensduur kunnen schaden.. 1.3. (N) De geleverde goederen moeten voorzien zijn van alle signalisatietoebehoren en van alle uitrustingskenmerken die worden opgelegd door de verkeerswetgeving. 1.4. (N) De geleverde goederen moeten bestuurd mogen worden door een bestuurder met een rijbewijs B, ook als ze beladen zijn. 1.5. (W) Het is wenselijk dat de voertuigen goede prestaties bieden op het vlak van comfort en ergonomie. VEILIGHEIDSUITRUSTING 1.5. (N) ABS; 1.6. (N) Minimaal frontale airbags voor bestuurder en voorpassagier; 1.7. (N) Beveiliging van de brandstoftoevoer (stroomonderbreker). 1.8. (N) Wettelijke kit: Basisgereedschapskit. krik. brandblusser; EHBO-tas; gevarendriehoek. Fluovestjes (= aantal passagiers). MILIEU 1.9. (-) Het doel is de uitstoot van verontreinigende (VOS) en broeikasgassen (CO2), het gebruik van niet-hernieuwbare natuurlijke rijkdommen en de geluidshinder te beperken.
1
Bijlage C 2/10
1.10. (N) Index gelijk aan 59 bij de ECOSCORE1 ; (W) Een betere index is wenselijk. 1.11. (N) Motor gehomologeerd voor de EURO IV normen; (W) Het is wenselijk dat de constructeur op de EURO V norm anticipeert. 1.12. (W) Het voertuig kan met biologisch afbreekbare koelvloeistof rijden. 1.13. (W) Het voertuig kan met biologisch afbreekbare koelvloeistof rijden. DOCUMENTATIE 1.14. (-) De documentatie mag in één of meer volumes worden afgeleverd. 1.15. (N)
De gebruikershandleiding (Franse en Nederlandse versie of tweetalig).
1.16. (N) De herstellingshandleiding en de catalogus van de onderdelen (Franse en Nederlandse versie of tweetalig). 1.17. (N)
2.
De onderhoudshandleiding en de onderhoudsplanning (Franse en Nederlandse versie of tweetalig).
SPECIFICATIES VAN HET LOT: bosbouwvoertuigen VOERTUIGTYPE
2.1. (-) De voertuigen van lot 1 zijn van het 4x4-type; "off-shore" (alle wegen) of "off-road" (terrein). ALGEMENE KENMERKEN 2.2. (N) Maximaal 4 deuren + 1 achterklep. (W) Het is wenselijk dat het voertuig slechts 2 deuren + 1 achterklep heeft. 2.3. (N) Vierwielaandrijving 2.4. (N)
Voertuig met ruiten, ook in de achterklep.
2.5. (N) Duikende motorkap. (W) Het is wenselijk dat de hellingshoek van de motorkap zodanig is dat er kaarten op kunnen worden gelegd zonder dat ze wegglijden. 2.6. (N) Dieselmotor. 2.7. (N) Witte kleur AFMETINGEN Voor de afmetingen en vulinhouden is er een tolerantie van +/- 10 mm en +/- 0,5 liter, voertuig beladen met het maximaal toegestaan gewicht volgens het gelijkvormigheidscertificaat. 1
Voir www.ecoscore.be.
2
Bijlage C 3/10
2.8. (N)
Totale hoogte:
max
1 750 mm (inclusief dakrails)
2.9. (N)
Totale lengte:
max
4.500 m
2.10. (N)
Totale breedte:
max
1.850 mm
2.11. (N) Grondspeling: min. 195 mm (W) Het is wenselijk dat de grondspeling groter is, maar niet groter dan 300 mm. 2.12. (N)
Wielbasis:
max
2.650 mm
2.13. (N) Draaistraal tussen muren: max 5.500 mm (W) Het is wenselijk dat de draaistraal tussen muren zo klein mogelijk is. 2.14. (N) Inhoud brandstoftank: min 55 liter (W) Het is wenselijk dat de tankinhoud zo groot mogelijk is, maar niet groter dan 85 liter. TERREINCAPACITEITEN Er is een tolerantie van +/- 1°, voertuig beladen m et het maximaal toegestaan gewicht volgens het gelijkvormigheidscertificaat. 2.15. (N) Oploophoek: min. 28° (W) Een zo groot mogelijke oploophoek is wenselijk. 2.16. (N) Afloophoek: min. 31° (W) Een zo groot mogelijke afloophoek is wenselijk. 2.17. (N) Bodemplaathoek: min. (W) Een zo groot mogelijke bodemplaathoek is wenselijk.
20°
GEWICHT Er is een tolerantie van +/- 2 kg, voertuig beladen met het maximaal toegestaan gewicht volgens het gelijkvormigheidscertificaat. (Wettelijke afkorting = MTM = Maximaal Toegestane Massa) 2.18. (N) De massa van het voertuig moet in overeenstemming zijn met het Koninklijk Besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. 2.19. (S) Het is wenselijk dat de tarra (LG - leeggewicht) zo hoog mogelijk is, maar binnen de grenzen van het rijbewijs B en rekening houdend met § 2.20.
2.20. (N) Het voertuig moet een ongeremde aanhangwagen met een MTM van 550 kg en een geremde aanhangwagen met een MTM van 1 600 kg kunnen trekken. MOTOR 2.21. (N)
Dieselmotor
2.22. (N)
Cilinderinhoud:
2.23. (N)
Aantal cilinders:
min. 1850 cc 4
3
Bijlage C 4/10
2.24. (N)
Maximumvermogen van minimaal:
95 Kw
2.25. (N) Maximumkoppel: 300 Nm bij 2000 omwentelingen per minuut (W) Het is wenselijk dat het maximumkoppel meer dan 300 Nm bedraagt bij 2000 t/min. 2.26. (N)
Brandstofsysteem:
2.27. (N)
Topsnelheid:
2.28. (N)
CO2-uitstoot: max
common rail of gelijkwaardig minder dan 180 km/u 205
(norm 1999/102/EG)
2.29. (W) Het is wenselijk dat het brandstofverbruik in de stad zo laag mogelijk is. Het verbruik moet berekend worden overeenkomstig de norm 93/116 EG. 2.30. (W) Het is wenselijk dat het brandstofverbruik buiten de stad zo laag mogelijk is. Het verbruik moet berekend worden overeenkomstig de norm 93/116 EG. 2.31. (W) Het is wenselijk dat het gemengd normverbruik zo laag mogelijk is. Het verbruik moet berekend worden overeenkomstig de norm 93/116 EG. 2.32. (N)
Het uitlaatsysteem moet uitgerust zijn met een deeltjesfilter.
VERSNELLINGSBAK 2.33. (N)
Het voertuig moet uitgerust zijn met een handgeschakelde versnellingsbak.
2.34. (N) Met transferbak heeft de versnellingsbak minimaal 5 versnellingen. (S) Het is wenselijk dat hij meer dan 5 versnellingen heeft. 2.35. (N) Zonder transferbak heeft de versnellingsbak minimaal 6 versnellingen, waaronder één kruipversnelling voor het terrein. (S) Het is wenselijk dat hij meer dan 6 versnellingen heeft. 2.36. (N)
Onafhankelijke voorwielophanging.
2.37. (N) De achtertrein is onafhankelijk of met starre as. (S) Een zelfsperrend differentieel of een manuele differentieelsper is wenselijk.
REMSYSTEEM 2.38. (N) 2.39. (N)
Vóór: geventileerde schijfremmen. Achter: schijf- of trommelremmen.
2.40. (N) Het voertuig beschikt over een ABS. (S) Het is wenselijk dat de bestuurder het ABS kan uitschakelen, zonder ander gereedschap dan het boordgereedschap. BANDEN 2.41. (N) wegen).
Terreinbanden geschikt voor moeras en bos (80% terrein en 20% verharde
4
Bijlage C 5/10
2.42. (N) Reservewiel en -band met dezelfde afmetingen als die van § 2.41. (W) Het is wenselijk dat het reservewiel onder het chassis opgeborgen is. INTERIEUR 2.43. (N)
2 plaatsen vooraan (bestuurder en begeleider).
2.44. (N) het gedeelte achter de voorzetels is een overdekte laadvloer voor het vervoer van allerlei materieel, die als koffer dient. 2.45. (N) Het koffervolume bedraagt minimaal 960 liter (+/- 5 liter). (W) Het is wenselijk dat dit volume meer dan 960 liter bedraagt. 2.46. (N) De koffer is bedekt met een bak in aluminium of in een composietmateriaal met gelijkwaardige sterkte. 1e mogelijkheid : deur (achterdeur die naar links of naar rechts openzwaait) De verticale wanden van de bak hebben een hoogte van 300 mm (+/- 10 mm) aan de drie zijden van de koffer (voorzijde, linkerzijde en rechterzijde). Het achterste deel, dat eveneens 300 mm hoog is, moet aan de openingszijde van de achterdeur, dus links of rechts, geopend kunnen worden en moet afneembaar zijn. 2e mogelijkheid: achterklep die naar boven openzwaait. De verticale wanden van de bak hebben een hoogte van 300 mm (+/- 10 mm) aan de drie zijden van de koffer (voorzijde, linkerzijde en rechterzijde). Het achterste deel moet vanaf de linker- of rechterzijde geopend kunnen worden en afneembaar zijn. 3e mogelijkheid: achterklep die in 2 delen kan worden geopend: één naar boven en het andere naar beneden. De verticale wanden van de bak hebben een hoogte van 300 mm (+/- 10 mm) aan de drie zijden van de koffer (voorzijde, linkerzijde en rechterzijde). Het achterste deel moet naar beneden opengeklapt kunnen worden om de onderzijde te beschermen. Als 300 mm niet voldoende is, moet het neerklapbare achterste deel over zijn volledige binnenoppervlak beschermd worden. De bescherming moet aan de klep bevestigd zijn. In alle gevallen moet het achterste deel van de bak wegklapbaar en afneembaar zijn. - De vloer van de bak is bekleed met beschermend stijf pvc dat de randen van de bak beschermt en antislipeigenschappen heeft. - De bak kan via de achterklep worden uitgenomen en mag met veel water gereinigd worden. - De bak wordt met een doeltreffend systeem aan het koetswerk bevestigd. - De bak is aan de binnenzijde voorzien van vier bevestigingshaken voor riemen. 2.47. (N)
Vooruitrusting radio met geïntegreerde radio en luidsprekers.
2.48. (N)
Pollenfilter
2.49. (N)
Minimaal 2 frontale airbags (bestuurder + voorpassagier)
2.51. (N)
De stuurinrichting is bekrachtigd.
2.52. (N)
De achterklep is uitgerust met een ruitenwisser en –sproeier.
2.53. (N)
Het voertuig is uitgerust met airconditioning.
5
Bijlage C 6/10
2.54. (N) De brandstofvuldop kan met een sleutel (of een ander beveiligingssysteem) worden gesloten. ELEKTRISCHE UITRUSTING 2.55. (N) Spanning: 12 V 2.56. (I) De wisselstroomgenerator is versterkt. 2.57. (N) Het voertuig is aan de achterzijde voorzien van een 7-pens aansluitpunt (of, als het is uitgerust met een 13-pens aansluitpunt, moet een adapter voor 7-pens stekkers worden bijgeleverd). SPECIFIEKE BOSBOUWUITRUSTING 2.58. (N)
Handenvrije gsm-kit (Nokia-compatibel)
2.59. (N)
Trekhaak.
2.60. (I) Bullbar die aan de normen voldoet. 2.61. (N) Lichtbaken op het dak met oranje en blauw licht, voorzien van directionele waarschuwingspijlen. Alles met leds 2.62. (N)
Public Address.
2.63. (N)
Politiegeluidsapparatuur
2.64. (N)
Op het dak gemonteerd zoeklicht met elektrische bediening.
2.65. (N) politie.
Beveiligingssysteem tegen accu-ontlading, compatibel met het systeem van de
2.66. (N)
Bevestigingselement voor zaklamp.
2.67. (N)
Beveiligde bevestigingselementen voor geweren (jachtgeweer).
2.68. (N)
Bumperbeschermers vóór en achter.
2.69. (N)
Donkere ruiten voor de koffer.
2.70. (N)
Drempelbescherming met geïntegreerde trede of antislipbekleding.
2.71. (N)
Dakrail
2.72. (N)
Rubber vloertapijten, uitneembaar voor reiniging.
2.73. (N)
Zetelhoezen, geschikt voor wasmachine.
2.74. / 2.75. (N)
Witte lakstift.
2.76. (N)
Led-leeslamp.
6
Bijlage C 7/10
2.77. (N)
Spatlappen voor en achter.
7
Bijlage C 8/10
3.
SPECIFICATIES LOT 2 : 1 Terreinvoertuig dienst waters VOERTUIGTYPE
3.1. (-) Het voertuig van Lot 2 is van het type 4x4 ; « off road » (terreinvoertuig) ALGEMENE KENMERKEN 3.2. (N) Pick-up met 4 sjorhaken in de laadbak. (S) Het is wenselijk dat er meer dan 4 haken zijn.. 3.3. (N) 4 deuren + 1 achterklep. 3.4. (N)
Voertuig met ruiten, ook in de hardtop en de achterklep.
3.5. (N) Vergrendelde hardtop op de laadbak. 3.6. (N) Vierwielaandrijving 3.7. (N) Witte kleur AFMETINGEN: Voor de afmetingen en vulinhouden is er een tolerantie van +/- 10 mm en +/- 0,5 liter, voertuig beladen met het maximaal toegestaan gewicht volgens het gelijkvormigheidscertificaat. 3.8. (N) 3.9.
Totale hoogte:
max
1 750 mm (inclusief dakrails)
p.m.
3.10. (N)
Totale breedte:
max
1.850 mm
3.11. (N) Grondspeling: min. 195 mm (W) Het is wenselijk dat de grondspeling groter is, maar niet groter dan 300 mm. 3.12.
p.m.
3.13. (W) Het is wenselijk dat de draaistraal tussen muren zo klein mogelijk is. 3.14. (N) Inhoud brandstoftank: min 58 liter (W) Het is wenselijk dat de tankinhoud zo groot mogelijk is, maar niet groter dan 85 liter. TERREINCAPACITEITEN Er is een tolerantie van +/- 1°, voertuig beladen m et het maximaal toegestaan gewicht volgens het gelijkvormigheidscertificaat. 3.15. (N) Oploophoek: min. 28° (W) Een zo groot mogelijke afloophoek is wenselijk. 3.16. (N) Afloophoek: min. 31° (W) Een zo groot mogelijke afloophoek is wenselijk.
8
Bijlage C 9/10
3.17. (N) Bodemplaathoek: min. (W) Een zo groot mogelijke bodemplaathoek is wenselijk.
20°
GEWICHT Er is een tolerantie van +/- 2 kg, voertuig beladen met het maximaal toegestaan gewicht volgens het gelijkvormigheidscertificaat. (Wettelijke afkorting = MTM = Maximaal Toegestane Massa) 3.18. (N) De massa van het voertuig moet in overeenstemming zijn met het Koninklijk Besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. 3.19. (S) Het is wenselijk dat de tarra (LG - leeggewicht) zo hoog mogelijk is, maar binnen de grenzen van het rijbewijs B en rekening houdend met § 2.20.
3.20. (N) Het voertuig moet een ongeremde aanhangwagen met een MTM van 500 kg en een geremde aanhangwagen met een MTM van 1.400 kg kunnen trekken. MOTOR 3.21. (N) 3.22.
p.m.
3.23.
p.m.
Dieselmotor
3.24. (N) Maximumvermogen van minimaal: 95 Kw (W) Het is wenselijk dat het vermogen meer dan 95 kW bedraagt. 3.25. (N) Maximumkoppel: 300 Nm bij 2000 omwentelingen per minuut (W) Het is wenselijk dat het maximumkoppel meer dan 300 Nm bedraagt bij 2000 t/min. 3.26. (N)
Brandstofsysteem:
3.27. (N)
Topsnelheid:
3.28. (N)
CO2-uitstoot: max
common rail of gelijkwaardig minder dan 180 km/u 205
(norm 1999/102/EG)
3.29. (W) Het is wenselijk dat het brandstofverbruik in de stad zo laag mogelijk is. Het verbruik moet berekend worden overeenkomstig de norm 93/116 EG. 3.30. (W) Het is wenselijk dat het brandstofverbruik buiten de stad zo laag mogelijk is. Het verbruik moet berekend worden overeenkomstig de norm 93/116 EG. 3.31. (W) Het is wenselijk dat het gemengd normverbruik zo laag mogelijk is. Het verbruik moet berekend worden overeenkomstig de norm 93/116 EG. 3.32. (N) Het uitlaatsysteem moet uitgerust zijn met een deeltjesfilter. VERSNELLINGSBAK 3.33. (N)
Het voertuig is uitgerust met een transferbak.
9
Bijlage C 10/10
3.34. (N) Het voertuig heeft een handgeschakelde versnellingsbak met 5 versnellingen. (S) Het is wenselijk dat de versnellingsbak meer dan 5 versnellingen heeft. 3.35. (N)
Onafhankelijke voorwielophanging.
3.36. (N)
Tussendifferentieelsper die bediend wordt vanuit de cabine.
3.37. (N) De achterwielophanging is onafhankelijk of met starre as. Differentieelsper te bedienen vanuit de cabine. REMSYSTEEM 3.38. (N)
Vóór: geventileerde schijfremmen.
3.39. (N)
Achter: schijf- of trommelremmen.
3.40. (N) Het voertuig beschikt over een ABS. (S) Het is wenselijk dat de bestuurder het ABS kan uitschakelen, zonder ander gereedschap dan het boordgereedschap. BANDEN 3.41. (N)
Terreinbanden geschikt voor moeras en bos.
3.42. (N) Reservewiel en -band met dezelfde afmetingen als die van § 2.41. (W) Het is wenselijk dat het reservewiel onder het chassis opgeborgen is. CABINE - LAADBAK 3.43. (N) De cabine biedt 2 plaatsen voorin en 2 achterin. (S) Het is wenselijk dat meer dan 5 passagiers op wettelijk toegestane wijze kunnen worden vervoerd in de cabine. 3.44.
p.m.
3.45. (W) Het is wenselijk dat het volume van de laadbak onder de hardtop zo groot mogelijk is.. 3.46. (N) De laadbak is bedekt met een bak in aluminium of in een composietmateriaal met gelijkwaardige sterkte. - de wanden van de bak bedekken de zijschotten en vormen een binnenbescherming van de achterklep tot de hoogte van de achterruit, alsook een bescherming van de achterwand van de cabine, tot de hoogte van de ruit in deze wand. - De bak mag met veel water gereinigd worden. - De bak wordt met een doeltreffend systeem aan het koetswerk bevestigd. 3.47.
p.m.
3.48. (N)
Pollenfilter
3.49. (N) Minimaal 2 frontale airbags (bestuurder + voorpassagier) (W) Het is wenselijk dat de achterpassagiers beschermd worden door airbags. 3.51. (N)
De stuurinrichting is bekrachtigd.
10
Bijlage C 11/10
3.52. (N)
De achterklep is uitgerust met een ruitenwisser en –sproeier.
3.53. (N)
Het voertuig is uitgerust met airconditioning.
3.54. (N) De brandstofvuldop kan met een sleutel (of een ander beveiligingssysteem) worden gesloten. ELEKTRISCHE UITRUSTING 3.55. (N) Spanning: 12 V 3.56. (I) De wisselstroomgenerator is versterkt. 3.57. (N) Het voertuig is achteraan voorzien van een aansluitpunt voor een aanhangwagen met 7 pennen (of met een adapter van 13 naar 7 pennen). SPECIFIEKE UITRUSTING DIENST WATERS 3.58. (N)
Trekhaak.
3.59. (N)
Oranje led-zwaailicht voor mobiele werven zesde categorie.
3.60. (N)
Drempelbescherming en antislipbekleding.
3.61. (N)
Rubber vloertapijten, uitneembaar voor reiniging.
3.62. (N)
Witte lakstift.
3.63. (N)
Spatlappen voor en achter.
3.64. (N) Windas aan de voorzijde van het voertuig dat het volledig beladen (MTM) voertuig kan trekken met een hellingspercentage van 5 tot 10%.
11