NL
DRUKREGELAAR
REVAL 182
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATIE, DE INDIENSTSTELLING EN HET ONDERHOUD
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
REVAL 182 R31
201/A
R14/A
204/A INGANGSDRUK
MOTORAANDRIJVING
UITGANGSDRUK
VOEDING PILOT
Editie 2014 2
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 WAARSCHUWINGEN ALGEMENE WAARSCHUWINGEN -
-
De apparatuur die in deze handleiding beschreven wordt, is een toestel dat blootgesteld wordt aan druk en in onder druk staande systemen geplaatst wordt; de apparatuur in kwestie wordt doorgaans in systemen geplaatst die brandbare gassen vervoeren (bijvoorbeeld aardgas).
WAARSCHUWINGEN VOOR DE OPERATORS Alvorens tot de installatie, de indienststelling of het onderhoud over te gaan, moeten de operators: de veiligheidsvoorschriften lezen die van toepassing zijn op de installatie waarin ze moeten werken; de benodigde autorisaties verkrijgen om te werken, als die vereist worden; zich uitrusten met de benodigde persoonlijke beschermmiddelen (helm, bril, enz.); controleren of het gebied waarin ze moeten werken uitgerust is met de beoogde collectieve beschermingen en de benodigde veiligheidsaanwijzingen. VERPLAATSING De verplaatsing van de apparatuur en van de componenten daarvan mag pas worden uitgevoerd nadat beoordeeld is of de hefwerktuigen geschikt zijn voor de op te tillen ladingen (hefcapaciteit en werking). De verplaatsing van de apparatuur moet uitgevoerd worden met gebruik van de beoogde hefpunten die op de apparatuur zelf aangebracht zijn. Gemotoriseerde middelen mogen alleen gebruikt worden door personeel dat daarmee mag werken. VERPAKKING De verpakkingen voor het vervoer van de apparatuur en van de betreffende reserveonderdelen zijn bijzonder goed bestudeerd en uitgevoerd om te voorkomen dat schade berokkend wordt tijdens het gewone transport, de opslag en het hanteren. De apparatuur en de reserveonderdelen moeten daarom in de originele verpakkingen bewaard worden tot installatie op de plaats van eindbestemming plaatsvindt. Op het moment van opening van de verpakkingen moet de intacte staat van het daarin bevatte materiaal geverifieerd worden. Als beschadigingen geconstateerd worden, moeten deze schade gemeld worden bij de leverancier en moet de originele verpakking bewaard blijven voor de in dat kader uit te voeren controles. INSTALLATIE Als de installatie van de apparatuur de toepassing van compressie-verbindingsstukken in het veld vereist, dan moeten deze geïnstalleerd worden door de instructies van de producent van deze verbindingsstukken te volgen. De keuze van het verbindingsstuk moet verenigbaar zijn met het gebruik dat voor de apparatuur gespecificeerd wordt en met de specificaties van de installatie, indien aanwezig.
5
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 INDIENSTSTELLING De indienststelling moet uitgevoerd worden door personeel dat op passende wijze voorbereid is. Tijdens de indienststelling dient het personeel dat niet strikt nodig is op afstand gebracht te worden en moet de zone in kwestie, waarin het verbod geldt, op passende wijze aangeduid worden (borden, hekken, enz.). Controleer of de calibraties van de apparatuur de vereiste waarden hebben en stel de vereiste waarden eventueel opnieuw in volgens de modaliteiten die ook in de handleiding staan. Tijdens de indienststelling moeten de risico’s beoordeeld worden die het gevolg zijn van eventuele ontladingen in de atmosfeer van brandbare of schadelijke gassen. Voor de installatie op distributienetwerken voor aardgas dient men rekening te houden met het risico dat explosieve mengsels (gas/lucht) in de leidingen gevormd worden. CONFORMITEIT MET RICHTLIJN 97/23/EG (PED) De Reval 182 regelaars worden geclassificeerd als fail-close regelaars volgens de norm EN 334 en worden dus gedefinieerd als drukappendages volgens de richtlijn 97/23/EG (PED). De ingebouwde veiligheidsmonitor PM/182 (evenals de REVAL 182 monitor in de lijn) wordt volgens de norm EN 334 als fail-close regelaar geclassificeerd en is dus een veiligheidsappendage volgens PED. Dit betekent dus dat de regelaar Reval 182 met ingebouwde PM/182, steeds weer volgens PED, zowel als drukappendage en als veiligheidsappendage gebruikt kan worden. De regelaar Reval 182 met ingebouwde afslagveiligheid, zowel van de serie SB/82 als van de serie VB/93 (SA) met pressostaten voor de interventie van de maximum druk is volgens PED een veiligheidsappendage en kan, weer volgens PED, zowel als drukappendage en als veiligheidsappendage gebruikt worden. De conformiteit met de PED-richtlijn van de regelaar, en van de daarbij horende toestellen met CEmarkering, veronderstelt het gebruik in systemen met vereisten die conform de norm EN 12186 zijn.
6
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 INHOUD 1.0 INTRODUCTIE
PAGINA 9
1.1 VOORNAAMSTE KENMERKEN 1.2 WERKING 1.2.1 REGELAAR MET PILOT 201/A + R31 1.2.2 REGELAAR MET PILOT 204/A+R14/A 1.3 INSTELVEREN
9 9 9 12 14
2.0 INSTALLATIE
15
2.1 ALGEMEEN
15
3.0 ACCESSOIRES
17
3.1 AFBLAASKLEP 3.1.1 RECHTSTREEKSE INSTALLATIE OP DE LIJN 3.1.2 INSTALLATIE MET VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP 3.2 ACCELERATOR
17 18 19 19
4.0 MODULEERBAARHEID
20
4.1 INGEBOUWDE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP 4.2 INGEBOUWDE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP SB/82 4.2.1 WERKING BLOKKERING SB/82 4.2.2 INSTELVEREN AFSLAG SB/82 4.3 INGEBOUWDE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP VB/93 4.3.1 WERKING AFSLAG VB/93 4.3.2 INSTELVEREN AFSLAG VB/93 4.4 MONITOR 4.4.1 INGEBOUWDE MONITOR PM/182 4.4.2 MONITOR IN LIJN
20 20 21 22 23 24 25 26 26 27
5.0 INDIENSTSTELLING
28
5.1 ALGEMEEN 28 5.2 GASINVOERING, CONTROLE EXTERNE AFDICHTING EN INSTELLINGEN 29 5.3 INDIENSTSTELLING REGELAAR REVAL 182 MET PILOT 201+R31 30 5.4 INDIENSTSTELLING REGELAAR MET INGEBOUWDE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP VB/93 31 5.5 INDIENSTSTELLING REGELAAR MET INGEBOUWDE MONITOR PM/182 EN VERSNELLINGSKLEP 35 5.6 INDIENSTSTELLING REGELAAR PLUS MONITOR IN LIJN REVAL 182 MET VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP VB/93 36 6.0 AFWIJKINGEN EN INGREPEN
39
6.1 REGELAAR REVAL 182 6.2 AFSLAG VB/93 6.3 AFSLAG SB/82
39 41 41
7.0 ONDERHOUD
42
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
42 43 50 52 54 56
ALGEMEEN ONDERHOUDSPROCEDURE VAN DE REGELAAR REVAL 182 ONDERHOUDSPROCEDURE VAN DE MONITOR PM/182 ONDERHOUDSPROCEDURE VAN DE GELUIDDEMPER DB/182 ONDERHOUDSPROCEDURE VAN DE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP VB/93 ONDERHOUDSPROCEDURE VAN DE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP SB/82
8.0 EINDHANDELINGEN
58
8.1 CONTROLE AFDICHTINGEN EN INSTELLINGEN 8.2 INBEDRIJFSTELLING
58 58
9.0 GEWICHT VAN DE COMPONENTEN
62
9.1 GEWICHT VAN DE COMPONENTEN IN KG
62
10.0 LIJST VAN AANBEVOLEN RESERVEONDERDELEN
63
7
8
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 1.0
INTRODUCTIE
Deze handleiding heeft tot doel de informatie te verstrekken die van essentieel belang is voor de installatie, de indienststelling, de demontage, de daaropvolgende montage en het onderhoud van de regelaars REVAL 182. Bovendien wordt het opportuun geacht een korte illustratie van de voornaamste kenmerken van de regelaar en diens accessoires te verstrekken.
1.1
VOORNAAMSTE KENMERKEN
De drukregelaar REVAL 182 is een regelaar voor midden-hoge en lage druk. De REVAL 182 is een fail-close regelaar (met sluiting als reactie) en sluit dientengevolge in de volgende gevallen: stuk gaan van het hoofdmembraan; stuk gaan van het membraan van de pilot; ontbreken van voeding van het pilotcircuit. De voornaamste kenmerken van deze regelaar zijn: Ontwerpdruk: tot 25 bar (NB 1) Werkdruk: -10°C ÷ +60 °C; Omgevingstemperatuur: -20°C ÷ +60 °C; Bereik van de ingangsdruk bpe: 0,5 ÷ 16 bar Mogelijk regelbereik Wh: 0,006 ÷ 12 bar (op grond van de geïnstalleerde pilot); Minimum differentieeldruk 0,1 bar; Precisieklasse RG: tot 2,5; Drukklasse sluiting SG: tot 5. NB 1: de maximum toelaatbare druk is hoe dan ook beperkt tot de rating-druk van de geflenste verbindingen
1.2
WERKING
1.2.1
REGELAAR MET PILOT 201/A+R31(fig. 1)
Bij afwezigheid van druk wordt afsluiter 5 door veer 54 in de gesloten positie gehouden en leunt op gewapende pakking 7. Ook als de stroomopwaartse druk variabel is, wijzigt die deze positie niet omdat de afsluiter volledig uitgebalanceerd is en dus aan gelijke drukken blootgesteld wordt, ook als de doorsnede anders is. Ook steel 6 bevindt zich tussen twee gelijke drukken aangezien de stroomopwaartse druk via gat A ook naar kamer C gevoerd wordt. De afsluiter wordt bestuurd door membraan 50 waarop de volgende krachten uitgeoefend worden: • neerwaarts: de belasting van veer 54, de duwkracht die het gevolg is van de geregelde druk Pa in kamer D en het gewicht van de mobiele uitrusting. • opwaarts: de duwkracht die het gevolg is van de druk van motoraandrijving Pm in kamer E, gevoed door de pilot.
9
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 Aansluitingen onder de zorg van de klant
Afb. 1 De druk van de motoraandrijving wordt verkregen door gas stroomopwaarts van de drukregelaar op te nemen. Het gas wordt gefilterd door het ingebouwde filter 28 en ondergaat een eerste decompressie in de instelbare voordrukstabilisator R31 (afb. 2), die in hoofdzaak bestaat uit een afsluiter 31, een veer 40 en een membraan 25, tot een waarde Pep, die afhankelijk is van de insteldruk van de regelaar. De instelling van Pep wordt verkregen door aan ringmoer 10 te draaien (met de wijzers van de klok mee om te verhogen, tegen de wijzers van de klok in om te verlagen) en de waarde kan afgelezen worden op de manometer die rechtstreeks op de uitstroom gemonteerd is. Uit kamer G passeert de druk Pep vervolgens gat F in de ingebouwde pilot 201, die de waarde regelt via afsluiter 17, tot waarde Pm voor invoering in de kop van de regelaar bereikt wordt.De instelling van Pm wordt verkregen door de vergelijking tussen de kracht die uitgeoefend wordt door instelveer 71 van de pilot en de werking van geregelde druk Pa die in kamer B effect heeft op membraan 23.De wijziging van de instelling wordt uitgevoerd door aan regelringmoer 11 te draaien. Door met de wijzers van de klok mee te draaien, wordt de Pm verhoogd en dus de geregelde druk Pa. Door tegen de wijzers van de klok in te draaien vindt het omgekeerde plaats. Als tijdens de werking bijvoorbeeld een stroomafwaartse drukverlaging Pa aanwezig is (door de verhoging van het gevraagde debiet of door de verlaging van de stroomopwaartse druk), zal er een verstoring van het evenwicht in de mobiele uitrusting 16 van de pilot zijn, die zich verplaatst en een vergroting van de opening van afsluiter 17 veroorzaakt. Als gevolg neemt ook de druk van de motoraandrijving Pm toe, die in kamer E onder membraan 50 (afb. 1) inwerkt, die een opwaartse verplaatsing van afsluiter 5 veroorzaakt en dus de vergroting van de opening van de regelaar, tot de van tevoren vastgestelde waarde van de geregelde druk hersteld wordt. In het omgekeerde geval, wanneer de geregelde druk begint toe te nemen, verplaatst de kracht die deze op membraan 23 van de pilot uitoefent mobiele uitrusting 16 en brengt afsluiter 17 in de gesloten positie. Druk Pm neemt dus af wegens een vereffening tussen de kamers E en D, via opening 21, en de druk die uitgeoefend wordt door veer 54 veroorzaakt de neerwaartse verplaatsing van afsluiter 5 zodat de geregelde druk weer op de van tevoren vastgestelde waarde komt. In normale bedrijfsomstandigheden neemt afsluiter 17 van de pilot zo positie in dat de waarde van de druk van de motoraandrijving Pm dusdanig is dat de stroomafwaartse drukwaarde Pa rondom de gekozen waarde gehandhaafd blijft.
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
ontluchting Regelringmoer 201
ontluchting
Regelringmoer R31 Afb. 2
11
TECHNISCHE HANDLEIDING MT43 1.2.2
REGELAAR MET PILOT 204/A+R14/A (fig. 3)
Bij afwezigheid van druk wordt afsluiter 5 door veer 54 in de gesloten positie gehouden en leunt op gewapende pakking 7 (afb. 3). Ook als de stroomopwaartse druk variabel is, wijzigt die deze positie niet omdat de afsluiter volledig uitgebalanceerd is en dus aan gelijke drukken blootgesteld wordt, ook als de doorsnede anders is. Ook steel 6 bevindt zich tussen twee gelijke drukken aangezien de stroomopwaartse druk via gat A ook naar kamer C gevoerd wordt. De afsluiter wordt bestuurd door membraan 50 waarop de volgende krachten uitgeoefend worden: neerwaarts: de belasting van veer 54, de duwkracht die het gevolg is van de geregelde druk Pa in kamer D en het gewicht van de mobiele uitrusting. opwaarts: de duwkracht die het gevolg is van de druk van de motoraandrijving Pm in kamer E, gevoed door de pilot. De druk van de motoraandrijving wordt verkregen door gas uit de stroomopwaartse drukregelaar op te nemen. Het gas wordt gefilterd door filter 13 en ondergaat een eerste decompressie in de voordrukstabilisator R14/A (afb. 4) die in hoofdzaak bestaat uit een afsluiter 5, een veer 12 en een membraan 10, tot een waarde Pep die afhankelijk is van de insteldruk van de regelaar. De druk Pep komt uit kamer G en passeert pilot 204/A die de druk via afsluiter 17 op waarde Pm voor invoering in de kop van de regelaar instelt. De instelling van Pm wordt verkregen door de vergelijking tussen de kracht die uitgeoefend wordt door instelveer 22 van de pilot en de werking van de geregelde druk Pa, die inwerkt in kamer B, op membraan 16.
Aansluitingen onder de zorg van de klant
Afb. 3
12
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 De wijziging van de instelling wordt uitgevoerd door aan regelschroef 10 te draaien. Door met de wijzers van de klok mee te draaien wordt de Pm verhoogd en dus ook geregelde druk Pa. Door tegen de wijzers van de klok in te draaien, is het omgekeerde het geval. Als tijdens de werking bijvoorbeeld een stroomafwaartse drukverlaging Pa aanwezig is (door verhoging van het gevraagde debiet of door verlaging van de stroomopwaartse druk), zal er een verstoring van het evenwicht in de mobiele uitrusting 15 van de pilot zijn, die zich verplaatst en een vergroting van de opening van afsluiter 17 veroorzaakt. Als gevolg neemt ook de drukwaarde van de motoraandrijving Pm toe, die in kamer E onder membraan 50 (afb. 3) inwerkt, de opwaartse verplaatsing van afsluiter 5 veroorzaakt en dus de vergroting van de opening van de regelaar tot de van tevoren vastgestelde waarde van de geregelde druk opnieuw ingesteld wordt. In het omgekeerde geval, wanneer de geregelde druk begint toe te nemen, verplaatst de kracht die deze op membraan 16 van de pilot uitoefent mobiele uitrusting 15 en brengt afsluiter 17 in de gesloten positie. Druk Pm neemt dus af wegens de overheveling tussen de kamers E en D, via opening 21, en de druk die uitgeoefend wordt door veer 54 veroorzaakt de neerwaartse verplaatsing van afsluiter 5, zodat de geregelde druk weer op de van tevoren vastgestelde waarde komt. In normale bedrijfsomstandigheden neemt afsluiter 17 van de pilot zo positie in dat de waarde van de druk van de motoraandrijving Pm dusdanig is dat de stroomafwaartse drukwaarde Pa rondom de gekozen waarde gehandhaafd blijft.
ontluchting Afb. 4
13
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 1.3
INSTELVEREN
De Reval 182 gebruikt de piloten 201/A, 204/A. De regelvelden van de diverse piloten staan in de volgende tabellen.
Tab. 1 Instelveren voordrukstabilisator R31 Code
Kleur
1
2700493
GEEL
2
2700525
ORANJE
De
Lo
22
40
D
Regelbereik in bar
1,8
0,18 ÷ 0,36 bar
2
0,25 ÷ 0,44 bar
2
0,65 ÷ 2,15 bar
2,3
1,25 ÷ 2,8 bar
2,5
1,95 ÷ 3,6 bar
Instelveren voordrukstabilisator R14 3
2700525
ORANJE
4
2700645
ROOD
5
2700775
GROEN
22
40
N.B.: aanbevolen instelling voordrukstabilisator: Pep= Pa + (0.15 ÷ 0.2) bar Tab. 2 Instelveren piloten 201/A PILOT 201/A Code
Kleur
De
Lo
d
Regelbereik in mbar
1
2700680
BRUIN
2.3
7 ÷ 30
2
2700830
ROOD/ZWART
2.5
25÷ 55
3
2700920
WIT/ GEEL
2.8
40÷ 90
4
2701040
WIT/ ORANJE
3
75÷ 130
5
2701260
WIT
3.5
100÷ 280
6
2701530
GEEL
4
220÷ 580
d
Regelbereik in mbar
3.5
300 ÷ 1200
35
60
Tab. 3 Instelveren pilot 204/A Code
Kleur
1
2701260
2
2701530
GEEL
3
2702070
ORANJE
4
2702450
ROOD
De = externe Ø
d = Ø draad
De
Lo
WIT 35
60
Lo = lengte veren
14
4
700 ÷ 2800
5
1500 ÷ 7000
6
4000 ÷ 12000
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 2.0
INSTALLATIE
2.1
ALGEMEEN
Alvorens de regelaar te installeren, dient gecontroleerd te worden of: a) de regelaar in de beoogde ruimte geplaatst kan worden en of die voldoende toegankelijk is voor het latere onderhoud; b) de stroomopwaartse en stroomafwaartse leidingen zich op hetzelfde niveau bevinden en in staat zijn het gewicht van de regelaar te dragen; c) de flenzen op ingang en uitgang van de leidingen parallel zijn; d) de flenzen op ingang en uitgang van de regelaar schoon zijn en de regelaar zelf geen transportschade geleden heeft; e) de stroomopwaartse leiding schoon is door vuilresidu te verwijderen, zoals lasrupsen, zand, lakresten, water, enz.. De doorgaans voorgeschreven opstelling is als volgt:
Afb. 5 (standaardregelaar)
Afb. 6 (omgekeerde regelaar)
15
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 TAB. 4 AANSLUITING VAN DE APPARATUUR De aansluitingen tussen de apparatuur en de hoofdleiding moeten uitgevoerd worden met een buis van roestvast staal of koper, met een minimum binnendiameter van 8 mm.
INSTALLATIE IN LIJN
Regelaar
Impulslijn
Controlemanometer
Stroomafwaartse aansluiting Ontluchtingskraan
Afsluiter
INSTALLATIE MET RECHTE HOEK
Regelaar
Impulslijn Ontluchtingskraan
Stroomafwaartse aansluiting
Controlemanometer
Afsluiter
16
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 TAB. 5 SPECIALE, MEERVOUDIGE LIJN MET REFERENTIENUMMERS IMPULSLIJNEN 1 en 2 aansluiten op de koppen van de regelaars 3 en 4 aansluiten op de piloten 5 en 6 aansluiten op de accelerator en op de veiligheidsafslagklep
De regelaar moet in de lijn geïnstalleerd worden met de pijl, die op het hoofddeel staat, in de richting van de gasstroom. Voor een goede regeling is het absoluut noodzakelijk dat de positie van de stroomafwaartse drukmeetpunten en de gassnelheid in het meetpunt de waarden in acht nemen die in de tabellen 4 en 5 staan (positie), alsmede in 6 (snelheid). Wanneer de regelaar gebruikt wordt in stations voor de verlaging van de gasdruk, moet hij geïnstalleerd worden volgens minimaal de eisen van de normen EN 12186. Alle leidingen van een mogelijke gasontluchting, te wijten aan eventuele breuken van sensoren/membranen, moeten afgevoerd worden volgens de normen EN 12186. Om te voorkomen dat vuil en condens in de leidingen van de drukmeetpunten terechtkomen wordt aangeraden: a) dat de leidingen zelf altijd een dalend verloop hebben in de richting van de stroomafwaartse aansluiting van de leiding, met een helling van circa 5-10%; b) dat aansluitingen van de leiding altijd gelast zijn op het bovenste deel van de leiding zelf en dat het gat op de leiding geen bramen of naar binnen uitstekende randen bevat. N.B. : ER WORDT AANGERADEN GEEN AFSLUITERS OP DE IMPULSLIJNEN AAN TE BRENGEN.
TAB. 6 Er wordt aanbevolen de gassnelheid in de stroomafwaartse leiding van de regelaar de volgende waarden niet te laten overschrijden: Vmax= 30 m/s per Pa > 5 bar Vmax= 25 m/s per 0,5 < Pa < 5 bar Vmax= 15 m/s per Pa < 0,5 bar
3.0
ACCESSOIRES
3.1
AFBLAASKLEP
De afblaasklep is een veiligheidsvoorziening die ervoor zorgt een bepaalde hoeveelheid gas naar buiten af te voeren wanneer de druk in het controlepunt die van de instelling overschrijdt, door gebeurtenissen die van niet langdurige aard zijn, zoals bijvoorbeeld de zeer korte sluiting van de afsluiters en/of een oververhitting van het gas zonder dat om een debiet daarvan gevraagd is. De afvoer van het gas naar buiten kan bijvoorbeeld de inwerkingtreding van de afslag vertragen of vermijden indien de oorzaak van voorbijgaande aard is. 17
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 De hoeveelheid gas die afgevoerd wordt is natuurlijk afhankelijk van de omvang van de overdruk ten opzichte van de instelling. De verschillende, beschikbare modellen afblaaskleppen berusten alle op hetzelfde werkingsprincipe, dat hierna uiteengezet wordt met verwijzing naar de klep VS/AM 55 (afb. 7). Dit principe is gebaseerd op de vergelijking tussen de duwkracht op membraan 24 die het gevolg is van de druk van het te controleren gas en de duwkracht die het gevolg is van instelveer 20. In deze vergelijking doen het gewicht van de mobiele uitrusting en de statische en de dynamische residuele duwkrachten van afsluiter 4 mee. Wanneer de duwkracht van de gasdruk die van de instelveer overschrijdt, wordt afsluiter 4 opgetild met als gevolg de afvoer van een bepaalde hoeveelheid gas. Zodra de druk onder het ingestelde niveau daalt, keert de afsluiter terug naar de gesloten positie. De controle en de afstelling van de inwerkingtreding van de afblaasklep kan uitgevoerd worden door de hierna beschreven procedures te volgen.
Afb. 7 3.1.1
RECHTSTREEKSE INSTALLATIE OP DE LIJN (AFB. 8)
Wanneer de afblaasklep rechtstreeks op de lijn gemonteerd is, dus zonder tussenplaatsing van een afsluiter, handel dan als volgt: 1) Controleer of de stroomafwaartse afsluiter V2 en ontluchtingskraan 6 gesloten zijn. 2) Verhoog de druk in het stroomafwaartse stuk op een van de volgende manieren tot de beoogde waarde voor de inwerkingtreding bereikt wordt: - als de veer die op de pilot gemonteerd is dit toelaat (zie tab. 1-2-3), verhoog dan de instelling van de pilot zelf tot de gewenste waarde bereikt wordt; - sluit op kraan 6 een gecontroleerde hulpdruk aan en stabiliseer deze op de gewenste waarde; 3) Verifieer de inwerkingtreding van de afblaasklep en stel deze eventueel af door aan interne regelringmoer 14 te draaien (met de wijzers van de klok mee om de instelling te verhogen, er tegen in om deze te verlagen).
Afb. 8 18
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 3.1.2 INSTALLATIE MET AFSLUITER (AFB. 9) 1) Sluit afsluiter 16. 2) Sluit een gecontroleerde hulpdruk op aansluiting 17 aan en verhoog deze langzaam tot de beoogde waarde van inwerkingtreding. 3) Verifieer de inwerkingtreding van de afblaasklep en stel deze eventueel af door aan de interne regelringmoer 14 te draaien (met de wijzers van de klok mee om de instelling te verhogen, er tegen in om deze te verlagen).
Afb. 9
3.2
ACCELERATOR
Wanneer de regelaar REVAL 182 als monitor gebruikt wordt, of wanneer de ingebouwde monitor PM/182 gebruikt wordt, wordt ter versnelling van de inwerkingtreding - in geval van ongemakken met de dienstregelaar - een accelerator (afb. 10) op de drukverlager van de monitor geïnstalleerd (aanbevolen voor gebruik als veiligheidsappendage volgens richtlijn 97/23/EG “PED”). Dit apparaat voert op grond van een stroomafwaarts druksignaal gas af in de atmosfeer. Het betreft het gas dat in de kamer van de motoraandrijving van de monitor zat. Hierdoor is een snellere inwerkingtreding mogelijk. De instelling van de accelerator moet natuurlijk hoger zijn dan die van de monitor. De instelling vindt plaats door aan regelringmoer 1 te draaien, met de wijzers van de klok mee om de waarde te verhogen, er tegenin om deze te verlagen. Er zijn twee modellen beschikbaar: 1. V/25 bereik van inwerkingtreding Who: 15 ÷ 600 mbar; 2. M/A bereik van inwerkingtreding vanaf 550 mbar.
ontluchting
Afb. 10 - Accelerator V/25 19
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 4.0
MODULEERBAARHEID
Het concept, van het modulaire type, van de regelaars van de serie REVAL 182, verzekert de mogelijkheid om de noodregelaar monitor PM/182 of de veiligheidsafslagklep op hetzelfde hoofddeel aan te sluiten, zonder afmetingen te hoeven wijzigen, en dit ook later, nadat de regelaar al geïnstalleerd is.
4.1
INGEBOUWDE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP
In geval van inwerkingtreding van de in de regelaar ingebouwde veiligheidsafslagklep, sluit deze niet alleen de voeding naar de regelaar maar ook die naar diens stuurpilot af, om volgens PED tot een veiligheidsvoorziening te kunnen worden gerekend.
4.2
INGEBOUWDE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP SB/82
Het betreft een apparaat (afb. 11) dat de gasstroom onmiddellijk blokkeert indien de stroomafwaartse druk wegens een defect de waarde bereikt die van tevoren voor diens inwerkingtreding ingesteld was, of als deze handmatig geactiveerd wordt. Voor de drukregelaar REVAL 182 bestaat de mogelijkheid om de ingebouwde klep SB/82 zowel op de dienstregelaar te hebben als ook op de regelaar die de functie van monitor in de lijn heeft. De voornaamste kenmerken van deze veiligheidsafslagklep zijn: • inwerkingtreding door verhogen en/of verlagen van de druk; • ontwerpdruk: 100 bar voor alle componenten; • precisie (AG): ± 1% op de waarde van de insteldruk voor drukverhogingen; ± 5% voor drukverlaging; • handmatig resetten met interne by-pass die door de resethendel bediend wordt.
Afb. 11 20
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 4.2.1 WERKING VAN DE AFSLAG SB/82 Het afslagsysteem SB/82 (zie afb. 11/A) bestaat uit een afslagklep A, uit een hefboomstelsel voor de ontkoppeling, uit een pressostaat B en uit een handmatig, met hendel C bediend reset-systeem. De druk van het te controleren circuit werkt in op pressostaat B met membraan. Dit membraan, dat één geheel vormt met bedieningsstang D, ontvangt een tegenwerkende kracht via de veren van minimum druk 17 en maximum druk 11, die op van tevoren bepaalde waarden ingesteld zijn. De lineaire beweging van deze stang veroorzaakt de verplaatsing van hefboom L die de ontkoppeling van het gehele mobiele systeem bedient en de afsluiter bevrijdt, die door de werking van veer 48 dicht gaat. Om het systeem te resetten, dient men in te grijpen op hendel C, die in het eerste gedeelte van zijn beweging een interne by-pass opent, die de vulling in de stroomafwaartse zone mogelijk maakt en er zo voor zorgt dat de druk op de afslagklep vereffend wordt; in het tweede gedeelte van de beweging van hendel C wordt de daadwerkelijke aankoppeling van het gehele mobiele systeem verkregen. De ontkoppeling kan ook handmatig bediend worden met knop 101.
Afb. 11/A
21
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 PRESSOSTAAT
KOPPEN
MOD. 103
MOD. 102 - 103
MOD. 101
MOD. 102
Afb. 11/B
4.2.2 TAB. 7 INSTELVEREN AFSLAG SB/82 REGELBEREIK in mbar Kenmerken veer Code
Kleur
1
2700680
2
2700830
3
it
max
Bruin
2.3
6
8
20÷50
Rood-Zwart
2.5
5.5
7.5
40÷80
2700920
Wit-Geel
2.7
5.5
7.5
60÷110
4
2701040
Wit-Oranje
3
5.5
7.5
70÷150
5
2701260
Wit
3.5
5.5
7.5
100÷260
200÷500
6
2701530
Geel
4
5
7
220÷500
450÷1100
2000÷5000
7
2701790
Geel-Zwart
4.5
4.5
6.5
450÷1000
700÷1700
4000÷8500
8
2702070
Oranje
3.5
5
7
900÷2000
5000÷10500
9
2702280
Wit-Rood
5.5
4.5
6.5
1500÷3000
7000÷15000
10
2701450
Rood
6
5
7
2200÷3500
11
2702650
Groen
6.5
6
7
12
2700275
Wit
1
12
14
10÷25
13
2700314
Geel
1.3
13
15
20÷60
40÷100
200÷500
14
2700345
Oranje
1.5
11
13
40÷120
70÷200
400÷1200
15
2700450
Rood
1.7
11
13
80÷180
150÷300
800÷2000
16
2700495
Groen
2
11
13
130÷240
250÷450
1400÷2700
17
2700635
Zwart
2.3
10
12
210÷264
400÷700
2300÷4000
10
60
40
d = Ø draad
min
max
103
i
35
Lo
102
d
De = externe Ø windingen
De
101
min
max
min
3300÷5000
i = aantal nuttige windingen
22
Lo = Lengte veer it = tot. aantal
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 4.3
INGEBOUWDE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP VB/93 (SA)
Het betreft een apparaat (afb. 12) dat de gasstroom onmiddellijk blokkeert indien de stroomafwaartse druk wegens een defect de waarde bereikt die van tevoren voor diens inwerkingtreding ingesteld was, of als deze handmatig geactiveerd wordt. De voornaamste kenmerken van deze veiligheidsafslagklep zijn: • ontwerpdruk: 18,9 bar voor alle componenten; • inwerkingtreding door verhogen en/of verlagen van de druk; • precisie (AG): ± 1% op de waarde van de insteldruk voor drukverhogingen; ± 5% voor drukverlaging; • uitgebalanceerde afsluiter die het mogelijk maakt de klep te resetten zonder in ongeacht welke werksituatie te hoeven by-passen; • handmatige bediening met knop.
Afb. 12 23
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
Afb. 12/A 4.3.1 WERKING VAN DE AFSLAG VB/93 (SA) Het afslagmechanisme omvat: • een mobiele afsluiter 104 die blootgesteld wordt aan de belasting van sluitveer 124; • een afdichtende pakking 107 die ook gebruikt wordt op de regelaars REVAL 182; • een stelsel van hefbomen 114, 116, 118 die door te draaien de beweging van afsluiter 104 veroorzaken; • een drukschakelaarsysteem VB/31 - ../32 - ../33 (afb. 12/A) die met zijn interne bewegingen de positie van opening of sluiting van de afsluiter (104) bepaalt. Het drukschakelaarsysteem bevat een bedieningskop C waarin de te controleren druk Pa op membraan 16 inwerkt, dat één geheel vormt met asje 13 dat van nokken voorzien is. De belasting van druk Pa op het membraan wordt tegengewerkt door veren 32 en 31 die respectievelijk de inwerkingtreding voor verhoging of verlaging van de druk bepalen. De instelling van het afslagsysteem wordt uitgevoerd met de daarvoor bestemde ringmoeren 22 en 23. Door de ringmoeren met de wijzers van de klok mee te draaien, wordt de waarde van inwerkingtreding verhoogd; tegen de wijzers van de klok in vindt het omgekeerde plaats. Wanneer, bij een inwerkingtreding wegens een drukverhoging, druk Pa de ingestelde waarde overschrijdt, neemt de belasting op membraan 16 van pressostaat C toe, tot de weerstand van veer 32 overwonnen wordt. Dit veroorzaakt de neerwaartse beweging van asje 13 die door middel van de nok voeler 7 verplaatst en hefboom 14 ontkoppeld wordt. De inwerkingtreding wegens een drukverlaging vindt daarentegen als volgt plaats: zolang drukwaarde Pa boven de ingestelde waarde van veer 31 blijft, blijft de houder van veer 12 op houder 21 rusten. Als druk Pa onder de van tevoren bepaalde waarde daalt, stopt de houder van veer 21 zijn beweging op de aanslag van deel 5 en doet veer 31 houder 12 omhoog bewegen en dientengevolge asje 13. De nok verplaatst dus voeler 7 en veroorzaakt de ontkoppeling van hefboom 114. De inwerkingtreding van het afslagsysteem kan ook handmatig veroorzaakt worden met knop 6 voor de ontkoppeling. De aansluiting tussen pressostaat C en het controlepunt van de Pa kan plaatsvinden met tussenplaatsing van een Push-apparaat (afb. 17) die een gemakkelijke controle van de werking van het drukschakelaarsysteem mogelijk maakt.
24
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 4.3.2
TAB. 8 INSTELVEREN VAN DE AFSLAG VB/93 INSTELBEREIK in mbar Kenmerken veer Kleur
d
i
it
max
2700565
Wit
2.0
5.25
7.25
22÷43
2
2700675
Geel
2.3
5.25
7.25
33÷60
3
2700820
Orange
2.5
5.00
7.00
50÷95
4
2700910
Rood
2.7
6.00
8.00
75÷155
5
2701035
Groen
3.0
5.25
7.25
110÷190
6
2701140
Zwart
3.2
4.50
6.50
160÷280
7
2701255
Donkerblauw
3.5
4.50
6.50
210÷360
8
2701380
Grijs
3.7
4.25
6.25
9
2701525
Bruin
4.0
4.50
6.50
310÷560
900÷2000
10
2701645
Paars
4.2
4.00
6.00
510÷910
1300÷2800
11
2701785
Wit - Zwart
4.5
4.50
6.50
12
2702065
Blauw
5.0
4.50
6.00
13
2700338
Wit
1.3
8.75
10.75
10÷25
14
2700377
Geel
1.5
8.50
10.50
20÷55
15
2700464
Orange
1.7
8.50
10.50
50÷105
16
2700513
Rood
2.0
8.50
10.50
75÷145
17
2700713
Groen
2.3
8.50
10.50
125÷275
18
2700750
Zwart
2.5
6.00
8.25
255÷605
150÷1550
750÷3300
19
2700980
Donkerblauw
3.0
6.00
8.00
505÷905
1000÷2100
2500÷4500
20
2701180
Bruin
3.5
6.25
8.25
1800÷2700
4000÷5800
50
40 15
35
d = Ø draad
min
max
min
VB/33
Code
35
Lo
VB/32
1
De = externe Ø
De
VB/31
max
min
700÷1500 2000÷4100 3700÷8500 860÷1200
i = aantal nuttige windingen Lo = lengte veer it = tot. aantal windingen
25
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 4.4
MONITOR
De monitor is een noodregelaar die in werking treedt ter vervanging van de dienstregelaar als deze om ongeacht welke reden de stroomafwaartse druk in staat stelt te stijgen tot de waarde bereikt wordt die van tevoren voor diens inwerkingtreding vastgesteld is. Als de regelaar REVAL 182 of de ingebouwde monitor PM/182 als monitor gebruikt wordt, kan ter versnelling van de inwerkingtreding, in geval van ongemakken met de dienstregelaar, een accelerator op de drukverlager van de monitor geïnstalleerd worden (aanbevolen voor de toepassing als veiligheidsappendage volgens Richtlijn 97/23/EG (PED). Op de regelaars van de serie Reval 182 zijn twee alternatieve oplossingen voor deze veiligheidsvoorziening mogelijk: Ingebouwde monitor of monitor of in lijn. 4.4.1
INGEBOUWDE MONITOR PM/182
Deze noodvoorziening (afb. 13) is rechtstreeks op het huis van de dienstregelaar bevestigd. Op deze wijze gebruiken de twee drukregelaars hetzelfde klephuis maar: - worden door twee afzonderlijke piloten en onafhankelijke servomotoren bestuurd; - werken op onafhankelijke klepzittingen.
Afb. 13 26
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 4.4.2
MONITOR IN LIJN
In deze toepassing is de noodregelaar stroomopwaarts ten opzichte van de dienstregelaar geïnstalleerd (afb. 14).
Afb. 14/A
28
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 5.0
INDIENSTSTELLING
5.1
ALGEMEEN
Verifieer na de installatie of de afsluiters van ingang/uitgang, de eventuele by-pass en de ontluchtingskraan gesloten zijn. Voordat de indienststelling plaatsvindt, wordt aanbevolen te controleren of de gebruiksomstandigheden conform de kenmerken van de apparatuur zijn. Deze kenmerken worden weergegeven met symbolen op de typeplaatjes waarmee ieder apparaat uitgerust is.
TYPEPLAATJES OP DE APPARATEN
28
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 Hieronder volgt de lijst met gebruikte symbolen en de betekenis daarvan. = Conformiteit met de Richtlijn PED Pemax= maximum werkdruk bij de ingang van het apparaat bpe= bereik van de ingangsdruk van de regelaar in normale werkomstandigheden PS= maximum druk die in veilige omstandigheden door de structuur van het hoofddeel van het apparaat verdragen kan worden Wa= regelbereik van de drukregelaar/pilot/voordrukstabilisator die verkregen kan worden door de instelonderdelen en -veren te gebruiken die bij het testen gemonteerd zijn (dus door geen enkele component van het apparaat te veranderen). In de gasgestuurde regelaars wordt de pilot als een afzonderlijk apparaat beschouwd, met een eigen regelbereik Wa Wh= regelbereik van de drukregelaar/pilot/voordrukstabilisator die verkregen kan worden door de instelveren te gebruiken die aangeduid worden in de speciale tabellen en door eventueel enkele onderdelen van het apparaat te veranderen (klep, membranen, enz...). In de gasgestuurde regelaars wordt de pilot als een afzonderlijk apparaat beschouwd, met een eigen regelbereik Wh QmaxPemin= maximum debiet met de minimum druk bij de ingang van de drukregelaar QmaxPemax= maximum debiet met de maximum druk bij de ingang van de drukregelaar Cg= experimentele coëfficiënt van kritisch debiet AC= regelklasse SG= sluitklasse AG= aanspreekklasse Wao= bereik van inwerkingtreding van afslagkleppen, afblaaskleppen, veiligheidskleppen en versnellers, dat verkregen kan worden met gebruik van de instelveer die bij het testen gemonteerd is. In de gasgestuurde veiligheidskleppen wordt de pilot als afzonderlijke apparatuur beschouwd, met een eigen regelbereik Wao Who= bereik van inwerkingtreding van afslagkleppen, afblaaskleppen, veiligheidskleppen en versnellers, dat verkregen kan worden met de instelveren die aangeduid worden in de tabellen. In de gasgestuurde veiligheidskleppen wordt de pilot als afzonderlijke apparatuur beschouwd, met een eigen regelbereik Who Wau= bereik van inwerkingtreding wegens drukverlaging van de afslagkleppen dat verkregen kan worden met gebruik van de instelveer die bij het testen gemonteerd is Whu= bereik van inwerkingtreding wegens drukverlaging van de afslagkleppen dat verkregen kan worden met gebruik van de instelveren die in de tabellen aangeduid worden. Fail Safe Mode = ( Fail-open regelaar of Fail-close regelaar). Strength type= Type weerstand (IS of DS)
5.2
GASINVOERING, CONTROLE EXTERNE AFDICHTING EN INSTELLINGEN
Het onder druk zetten van de apparatuur moet zeer langzaam plaatsvinden. Opdat de apparatuur geen schade berokkend wordt, moet het volgende absoluut vermeden worden: - Het onder druk zetten via een klep stroomafwaarts ten opzichte van de apparatuur zelf. - De druk uitschakelen via een klep stroomopwaarts ten opzichte van de apparatuur zelf. De externe afdichting is gegarandeerd wanneer het element dat onder druk staat met schuim bedekt wordt en er geen luchtbellen ontstaan. De regelaar en de andere eventuele apparaten (veiligheidsafslagklep, monitor) worden normaal gesproken reeds op de gevraagde waarde geijkt geleverd. Het is overigens mogelijk dat de kalibreringen om verschillende redenen (bijv. door trillingen tijdens het transport) wijzigingen kunnen ondergaan maar hoe dan ook binnen de waarden blijven die door de gebruikte veren toegestaan worden. Er wordt dus aangeraden de kalibreringen te controleren volgens de hierna beschreven procedures. Tabellen 9 en 10 bevatten de aanbevolen instelwaarden van de apparaten die voor de diverse soorten installaties beoogd worden. De gegevens van deze tabellen kunnen zowel in de fase van controle van de bestaande kalibreringen nuttig blijken te zijn als ook in geval van wijzigingen van de kalibreringen die later nodig zouden kunnen zijn. 29
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 Voor installaties die uit twee lijnen bestaan, wordt aangeraden om één lijn per keer in dienst te stellen, te beginnen met de lijn met de laagste instelling, die “reserve” genoemd wordt. Voor deze lijn zullen de instelwaarden van de apparaten natuurlijk anders zijn dan aangeduid wordt in de tabellen 9 en 10. Alvorens de regelaar in dienst te stellen, moet nagekeken worden of alle afsluiters (ingang, uitgang, eventuele by-pass) gesloten zijn en of het gas een dergelijke temperatuur heeft dat geen storingen gegenereerd worden.
5.3 INDIENSTSTELLING VAN DE REGELAAR REVAL 182 MET PILOT 201/A+R31 (AFB.15) Indien ook een afblaasklep op de lijn aanwezig is, raadpleeg dan par. 3.1 om deze te controleren. Handel vervolgens als volgt: 1) Open de ontluchtingskraan 6 gedeeltelijk. 2) Open zeer langzaam de afsluiter bij de ingang V1.
Afb. 15 3) Verifieer op de manometer van voordrukstabilisator 2 of de insteldruk ervan binnen het aanbevolen waardenveld Pep=Pa+(0,15÷0,2) bar ligt. 4) Controleer op manometer 5 of de druk het maximum dat toegestaan wordt door de instelveer die in pilot 3 gemonteerd is, niet overschrijdt. Onderbreek de handeling eventueel door V1 te sluiten en de belasting van de veer volledig te verlagen door ringmoer 11 tegen de wijzers van de klok in te draaien. Open vervolgens opnieuw langzaam klep V1. 5) Stel zo nodig de instelling bij door op passende wijze aan ringmoer 11 te draaien. 6) Sluit ontluchtingskraan 6 en verifieer of de stroomafwaartse druk, na een fase van toename, gestabiliseerd wordt op een waarde die net iets hoger ligt dan de eigen waarde van sluiting van het geheel pilot/regelaar. Gebeurt dat niet verhelp dan de oorzaken die het interne lek veroorzaken. 7) Controleer met schuim de afdichting van alle verbindingen die tussen afsluiters V1 en V2 aangebracht zijn. 8) Open zeer langzaam de stroomafwaartse afsluiter V2 tot de volledige vulling van de leiding verkregen wordt. Als de druk in de leiding aan het begin van deze handeling veel lager is dan de insteldruk, zal het nodig zijn de mate van opening van deze klep te zo te regelen dat de waarde van het maximum debiet van de installatie niet overschreden wordt. 9) Als in normale bedrijfsomstandigheden pompfenomenen ontstaan, is het raadzaam de instelling van de voordrukstabilisator R31 te verlagen door ringmoer 10 tegen de wijzers van de klok in te draaien zonder overigens onder de aanbevolen minimum waarde te dalen. Als het daarentegen voorkomt dat een overmatige verlaging van de geregelde druk optreedt bij het verhogen van het debiet, dan is het zaak de insteldruk van de voordrukstabilisator te verhogen door de ringmoer met de wijzers van de klok mee te draaien.
30
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 5.4
INDIENSTSTELLING VAN DE REGELAAR MET INGEBOUWDE
VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP VB/93 (AFB. 16) Indien ook de afblaasklep in de lijn aanwezig is, raadpleeg dan par. 3.1 om deze te controleren.
Afb. 16 Controleer en regel als volgt de inwerkingtreding van afslagsysteem 7: A) Handel als volgt voor de afslagsystemen die op de stroomafwaartse leiding aangesloten zijn door middel van de driewegklep “push” 11 (Afb. 17): - sluit op C een gecontroleerde hulpdruk aan; - stabiliseer deze druk op de instelwaarde die voor de regelaar vastgesteld is; - steek referentiepen 2 in de inkeping door knop 1 volledig in te drukken; - stel het afslagsysteem terug met de daarvoor bestemde bus; - houd knop 1 ingedrukt en: •) voor de veiligheidsvoorzieningen die in werking treden voor de maximum druk: verhoog de hulpdruk langzaam en verifieer de waarde van inwerkingtreding. Verhoog de waarde van inwerkingtreding zo nodig door instelmoer 22 met de wijzers van de klok mee te draaien, tegen de wijzers van de klok in voor een verlaging van de waarde van inwerkingtreding. •) voor de veiligheidsvoorzieningen die beoogd zijn voor de toename en de afname van de druk: verhoog de hulpdruk langzaam en stel de waarde van inwerkingtreding in. Zet de druk opnieuw op de instelwaarde van de regelaar en voer de handelingen voor het terugstellen van de afslag uit. Verifieer de inwerkingtreding wegens een drukverlaging door de hulpdruk langzaam te verlagen. Verhoog zo nodig de waarden van de inwerkingtreding wegens toename of afname van de druk door de ringmoeren 22 of 23 respectievelijk met wijzers van de klok mee te draaien. Doe het omgekeerde om de waarden van inwerkingtreding te verlagen. -stel de goede werking vast door de inwerkingtredingen minstens 2-3 keer te herhalen.
31
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
Rustpositie (A en B communiceren)
Controlepositie (A en C communiceren)
Kamer met gecontroleer de druk
Veiligheidsvoorziening
Omgeving met druk die onder controle gehouden moet worden
Afb. 17 B) Voor de systemen zonder “push”-klep (afb. 18) is het raadzaam de pressostaat afzonderlijk op een gecontroleerde hulpdruk aan te sluiten en de hiervoor beschreven handelingen uit te voeren.
Kamer met gecontroleer de druk
Veiligheidsvoorziening
Omgeving met druk die onder controle gehouden moet worden
Afb. 18
32
TECHNISCHE HANDLEIDING MT049 LET OP Aan het einde van de handelingen moet de pressostaat opnieuw op het stroomafwaartse drukmeetpunt aangesloten worden. N.B.: het is raadzaam de inwerkingtreding minstens om de 6 maanden te testen. Handel als volgt na afloop van de verificatie van de afslag: 1) Controleer of de afslag in de gesloten positie staat. 2) Open heel langzaam de afsluiter bij de ingang V1. 3) Open heel langzaam de afsluiter door aan de betreffende hendel te draaien. 4) Open de stroomafwaartse ontluchtingskraan 6. 5) Verifieer op de manometer van de voordrukstabilisator 2 of de insteldruk daarvan binnen het aanbevolen waardenveld Pep= Pa+(0,15÷0,2) bar ligt. 6) Controleer op manometer 5 of de druk niet de maximum waarde overschrijdt die toegestaan wordt door de instelveer die in pilot 3 gemonteerd is. Onderbreek de handelingen eventueel door V1 te sluiten en de belasting van de veer volledig te verlagen door ringmoer 11 tegen de wijzers van de klok in te draaien. Open opnieuw langzaam klep V1. 7) Stel zo nodig de instelling bij door op passende wijze aan ringmoer 11 te draaien. 8) Sluit ontluchtingskraan 6 en verifieer of de stroomafwaartse druk na een fase van toename gestabiliseerd wordt op een waarde die net iets hoger is dan de eigen waarde van de sluiting van het geheel pilot/regelaar. Is dat niet het geval, verhelp dan de oorzaken die het interne lek veroorzaken. 9) Controleer met schuim de afdichting van alle verbindingen die tussen afsluiters V1 en V2 geplaatst zijn. 10) Open zeer langzaam de stroomafwaartse afsluiter V2 tot de volledige vulling van de leiding verkregen wordt. Als de druk in de leiding aan het begin van deze handeling veel lager is dan de insteldruk, zal het nodig zijn de mate van opening van deze klep zo te regelen dat de waarde van het maximum debiet van de installatie niet overschreden wordt. 11) Als in normale bedrijfsomstandigheden pompfenomenen ontstaan, is het raadzaam de instelling van de voordrukstabilisator R31 te verlagen door ringmoer 10 tegen de wijzers van de klok in te draaien zonder overigens onder de aanbevolen minimum waarde te dalen. Als het daarentegen voorkomt dat een overmatige verlaging van de geregelde druk optreedt bij het verhogen van het debiet, dan is het zaak de insteldruk van de voordrukstabilisator te verhogen door de ringmoer met de wijzers van de klok mee te draaien. 12) Het is raadzaam te controleren of het debiet van de lijn stopt als de veiligheidsafslagklep met de hand in werking gesteld wordt.
33
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
TAB. 9:
Kalibreringen van apparaten van een lijn bestaande uit een regelaar type Reval 182 + Blokkering + Afblazing
Kalibrering regelaar (Pas) mbar
Kalibrering AFBLAZING
6<Pas 12<Pas
20 mbar
Max instelling AFSLAG
Min instelling BLOKKERING
25 mbar
Afslag niet beschikbaar
Pas + 20 mbar
10 mbar
Pas x 1.5
15<Pas
Pas -10 mbar
19<Pas 24<Pas
Pas x 1.4
30<Pas
Pas x 1.25
Pas + 30 mbar
60<Pas 80<Pas 110<Pas
Pas + 40 mbar Pas x 1.15
Pas -40 mbar
200<Pas 500<Pas 800<Pas 1000<Pas 2500<Pas 5000<Pas
Pas -20 mbar
Pas + 100 mbar
Pas -60 mbar
Pas + 150 mbar
Pas -100 mbar
Pas + 300 mbar
Pas -200 mbar
Pas + 500 mbar
Pas -300 mbar
Pas + 1000 mbar Pas x 1.1 Pas + 1500 mbar
6000<Pas
34
Pas -700 mbar 5,8 bar
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 5.5
INDIENSTSTELLING VAN DE REGELAAR MET INGEBOUWDE MONITOR
PM/182 EN VERSNELLINGSKLEP (AFB. 19) Indien ook de afblaasklep in de lijn aanwezig is, raadpleeg dan par. 3.1 om deze te controleren.
Afb. 19 1) Open ontluchtingskraan 6 gedeeltelijk. 2) Open zeer langzaam de afsluiter bij de ingang V1. 3) Verifieer op de manometers van voordrukstabilisator 2 en 9 of de insteldruk ervan binnen het aanbevolen waardenveld Pep=Pa+(0,15÷0,2) bar ligt. 4) Verhoog de instelling van pilot 3 van de regelaar volledig door ringmoer 11 met de wijzers van de klok mee te draaien (afb. 2); 5) Verhoog de instelling van de versnellingsklep volledig door de interne regelringmoer 1 met de wijzers van de klok mee te draaien (afb. 10); 6) Stel de instelling van pilot 10 van de monitor af tot op de waarde van inwerkingtreding die voor de vesnellingsklep 12 vastgesteld is; 7) Verlaag de instelling van versnellingsklep 12 tot met schuim waargenomen wordt dat gas uit de betreffende afvoer komt; 8) Verlaag de instelling van pilot 10 tot de gekozen werkwaarde van de monitor en controleer of klep 12 de gasafvoer onderbroken heeft; 9) Stel de instelling van pilot 10 van de monitor in op de van tevoren bepaalde waarde; 10) Verlaag de instelling van pilot 3 tot de gekozen werkwaarde van de dienstregelaar; 11) Verifieer of monitor PM/182 volledig geopend positie inneemt en controleer de positie van de aanwijzer van de bewegingsslag via het inspectievenster; 12) Sluit ontluchtingskraan 6 en verifieer of de stroomafwaartse druk na een fase van toename op een waarde gestabiliseerd wordt die net iets hoger is dan die van eigen waarde van sluiting van het geheel pilot/monitor. Is dat niet het geval, verhelp dan de oorzaken die het interne lek veroorzaken; 13) Controleer met schuim de afdichting van alle verbindingen die tussen afsluiters V1 en V2 aangebracht zijn; 14) Open zeer langzaam de stroomafwaartse afsluiter V2 tot de volledige vulling van de leiding verkregen wordt. Als de druk in de leiding aan het begin van de ze handeling veel lager is dan de insteldruk, zal het opportuun zijn de opening van deze klep zo af te stellen dat de waarde van het maximum debiet van de installatie niet overschreden wordt.
35
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 5.6
INDIENSTSTELLING VAN DE REGELAAR PLUS MONITOR IN LIJN REVAL 182
MET VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP VB/93 (AFB. 20) Indien ook de afblaasklep in de lijn aanwezig is, raadpleeg dan par. 3.1 om deze te controleren.
Afb. 20 Controleer en regel als volgt de inwerkingtreding van afslagsysteem 7: A) Handel als volgt voor de afslagsystemen die op de stroomafwaartse leiding aangesloten zijn door middel van de driewegklep “push” 11 (Afb. 17): - sluit op C een gecontroleerde hulpdruk aan; - stabiliseer deze druk op de instelwaarde die voor de regelaar vastgesteld is; - steek referentiepen 2 in de inkeping door knop 1 volledig in te drukken; - stel het afslagsysteem terug met de daarvoor bestemde hendel; - houd knop 1 ingedrukt en: •) voor de veiligheidsvoorzieningen die in werking treden voor de maximum druk: verhoog de hulpdruk langzaam en verifieer de waarde van inwerkingtreding. Verhoog de waarde van inwerkingtreding zo nodig door instelmoer 22 met de wijzers van de klok mee te draaien, tegen de wijzers van de klok in voor een verlaging van de waarde van inwerkingtreding. •) voor de veiligheidsvoorzieningen die beoogd zijn voor de toename en de afname van de druk: verhoog de hulpdruk langzaam en stel de waarde van inwerkingtreding in. Zet de druk opnieuw op de instelwaarde van de regelaar en voer de handelingen voor het terugstellen van de afslag uit. Verifieer de inwerkingtreding wegens een drukverlaging door de hulpdruk langzaam te verlagen. Verhoog zo nodig de waarden van de inwerkingtreding wegens toename of afname van de druk door de ringmoeren 22 of 23 respectievelijk met wijzers van de klok mee te draaien. Doe het omgekeerde om de waarden van inwerkingtreding te verlagen. -stel de goede werking vast door de inwerkingtredingen minstens 2-3 keer te herhalen.
36
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 B) Voor de systemen zonder “push”-klep (afb. 18) is het raadzaam de pressostaat afzonderlijk op een gecontroleerde hulpdruk aan te sluiten en de hiervoor beschreven handelingen uit te voeren. .
LET OP Sluit na afloop van de handelingen de pressostaat aan op het stroomafwaartse drukmeetpunt. N.B.: het is raadzaam de inwerkingtreding minstens om de 6 maanden te testen. Handel als volgt na afloop van de verificatie van de afslag: 1) Open gedeeltelijk ontluchtingsklep 6. 2) Open heel langzaam de afsluiter bij de ingang V1. 3) Stel heel langzaam de afsluiter terug met de daarvoor bestemde hendel. Bij veiligheidsvoorzieningen voor alleen de maximum druk zal de afslag na afloop van de handeling spontaan in de geopende positie aangekoppeld blijven. Met veiligheidsvoorzieningen voor de toename en de afname van de druk moet de hendel omhoog gehouden blijven en de uitgaande druk verhoogd worden tot de gewenste instelwaarde van de regelaar bereikt wordt. Op dit punt mag de hendel losgelaten worden en blijft de afslag in de geopende stand. 4) Verifieer op de manometers van de voordrukstabilisators 2 en 9 of de insteldruk daarvan binnen het aanbevolen waardenveld Pep= Pa+(0,15÷0,2) bar ligt. 5) Verhoog de instelling van pilot 3 volledig door ringmoer 11 met de wijzers van de klok mee te draaien en te controleren of dienstregelaar 1 in de positie van volledige opening staat door de positie van de aanwijzer van de bewegingsslag via het inspectievenster te controleren. 6) Verifieer of de instelling van pilot 10 overeenkomt met de gekozen werkdruk van de monitor en stel de druk zo nodig af op de gewenste waarde. 7) Verlaag de instelling van pilot 3 tot de gekozen werkwaarde van de dienstregelaar. 8) Verifieer of de monitor REVAL 182 geheel geopend positie inneemt door de positie van de aanwijzer van de bewegingsslag via het inspectievenster te controleren. 9) Sluit ontluchtingskraan 6 en verifieer of de stroomafwaartse druk na een fase van toename op een waarde gestabiliseerd wordt die net iets hoger is dan de eigen waarde van sluiting van het geheel pilot/monitor. Is dat niet het geval, verhelp dan de oorzaken die het interne lek veroorzaken. 10) Controleer met schuim de afdichting van alle pakkingen die tussen afsluiters V1 en V2 geplaatst zijn. 11) Open heel langzaam de stroomafwaartse afsluiter V2 tot de leiding volledig gevuld wordt. Als de druk in de leiding aan het begin van deze handelingen veel lager is dan de insteldruk, zal het opportuun zijn de opening van deze klep zo te regelen dat de waarde van het maximum debiet van de installatie niet overschreden wordt. 12) Het is raadzaam te controleren of het debiet van de lijn stopt als de afsluiter handmatig in werking gesteld wordt.
37
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
TAB. 10:
Kalibreringen van apparaten van een lijn bestaande uit regelaar Reval 182 + monitor + afslag + afblaas
Kalibrering
Kalibrering
Kalibrering
Kalibrering
Max instelling
Min instelling
regelaar
MONITOR
ACCELERATOR
AFBLAZEN
BLOKKERING
BLOKKERING Min
(Pas) mbar 6<Pas
Pas + 5 mbar
Pas + 11 mbar
28 mbar
30 mbar
Pas x 1.8
Pas + 20 mbar
Afslag niet beschikbaar
12<Pas 15<Pas
Pas -10 mbar
19<Pas Pas x 1.55
24<Pas
Pas x 1.4
30<Pas
Pas + 30 mbar
Pas x 1.3
60<Pas Pas x 1.15
Pas + 40 mbar
Pas -20 mbar
Pas x 1.41
Pas -40 mbar
Pas x 1.46
Pas -60 mbar
Pas x 1.15
Pas x 1.4
Pas -100 mbar
Pas x 1.15
Pas x 1.3
80<Pas
Pas x 1.25 mbar
110<Pas 200<Pas 500<Pas
Pas -200 mbar
800<Pas 1000<Pas
10 mbar
Pas x 1.1
Pas x 1.16
Pas -300 mbar
Pas x 1.25
2500<Pas Pas x 1.09
5000<Pas
Pas -700 mbar 5.8 bar
5000<Pas
38
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 6.0
AFWIJKINGEN EN INGREPEN
Hieronder volgen enkele gevallen die zich in de loop van de tijd kunnen voordoen in de vorm van afwijkingen van verschillende aard. Het betreft fenomenen die verband houden met de omstandigheden van het gas naast natuurlijk de natuurlijke veroudering en slijtage van de materialen. Er wordt benadrukt dat alle ingrepen op de apparaten uitgevoerd moeten worden door technisch gekwalificeerd personeel dat over de passende kennis op dit gebied beschikt. Het onklaar maken van de apparatuur door ongeschikt personeel stelt ons vrij van iedere vorm van aansprakelijkheid. Wij verzoeken u dan ook om uw personeel dat met het onderhoud belast is te laten kwalificeren of om een beroep te doen op onze assistentiecentra, die officieel door ons daarvoor bevoegd zijn.
6.1
TAB. 11 REGELAAR REVAL 182 (AFB. 21 - 22 - 23)
PROBLEEM
MOGELIJKE OORZAAK
APPARAAT
Voeding niet geschikt
Wijzig stand veer [72]
Membraan [25] versleten
VOORDRUK-
Vervangen
Veer [72] spanningloos of uit positie
VERLAGER R31 (Afb. 23)
Vervangen
Wrijving membraanhouderpak
Centreer pakking en as
Membranen versleten [25] Afwijkingen in de werking
PILOT 20.. (Afb. 23)
Veer [71] spanningloos of uit positie
Vervangen Reinigen
Geleidering [35] afslagklep versleten
Vervangen
Wrijving tussen afslagklep en geleide
Controleer geleideringen [35] [36] Vervangen REGELAAR (Afb. 21-22)
Wrijving op balanssteel
Vervang ring [36]
Veer spanningloos of uit positie
Vervang de veer
Kalibreringen dienstregelaar en monitor te vlak bij
Vergroot afstand tussen de
elkaar
kalibreringen
Klep [30] beschadigd
Vervangen VOORDRUKSTABILISATOR R31 (Afb. 23)
Membraan [25] kapot Klep [17] beschadigd
Geen afdichting Q=0
Vervang de membranen [25]
Ontluchtingsgaatje verstopt
Gewapende pakking [7] uit positie of vesleten
Geen afdichting Q=0
OPLOSSING
PILOT 20.. (Afb. 23)
Vervang het membraan Vervangen
Gewapende pakking [7] beschadigd
Vervangen
Vuil tussen gewapende pakking en klep
Reinigen en filtering gas controleren
Niet perfecte bevestiging membraan
Bevestigen
Stroomafwaartse impulslijn vuil Verstopping mondstuk afvoer drukschakelaarkamer Geleidering [35] afsluiter beschadigd
REGELAAR (Afb. 21-22)
Reinigen Reinigen Vervangen
39
TECHNISCHE HANDLEIDING MT049 6.1
TAB. 11 REGELAAR REVAL 182 (AFB. 21 - 22 - 23)
PROBLEEM
MOGELIJKE ORZAAK
APPARAAT
OPLOSSING
Membraan [25] stuk
VOORDRUKSTAB ILISATOR R31
Vervangen
Verhoging van druk met Q>0
(Afb. 23)
Klep [30] beschadigd
PILOT 20…
Vervangen
(Afb. 23)
Klep [30] in geopende stand geblokkeerd
Controleren en eventueel reinigen Vervangen
Membraan [23] stuk Reinigen Ontluchtingsgaatje verstopt Gewapende pakking [7] beschadigd
REGELAAR
Vervangen
(Afb. 21-22)
Vuil tussen gewapende pakking en klep
Reinigen en de filtering van het gas controleren
Klep geblokkeerd Geen perfecte bevestiging membraan
Reinigen en de bewegingen controleren
Stroomafwaartse impulslijn vuil
Schoonmaken
Verstopping mondstuk afvoer drukschakelaarkamer
Reinigen Reinigen
Geleidering [35] klep beschadigd Vervangen Afdichtende ring [93] beschadigd Vervangen
Verlaging van druk
Voeding te laag
VOORDRUKSTAB ILISATOR R31
Kalibrering wijzigen
Verstopping filterpatroon [28]
(Afb. 23)
Vervangen
Verstopping door vuil
Controleer filtergraad patroon [28]
Membraan [25] stuk
Vervangen
Gewapende pakking [30] opgepompt Membraan [25] stuk
PILOT 20…
Vervangen Vervangen
(Afb. 23)
Gewapende pakking [17] opgepompt
Vervangen
Breuk in toevoerbuis pilot Breuk in buis motoraandrijving naar drukverlager Klep geblokkeerd
Repareren Repareren REGELAAR (Afb. 21-22)
Reinigen en de bewegingen controleren
Membraan [50] stuk Vervangen Geleidering [36] beschadigd Vervangen Breuk of geen afdichting van boutje mondstuk afvoer gekalibreerd gat
Repareren
Geen stroomopwaartse druk
Controleer verstopping patronen lijnfilters
40
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 6.2
TAB. 12 BLOKKERING VB/93 (AFB. 26)
PROBLEEM
MOGELIJKE OORZAAK
OPLOSSING
Afsluiter van veiligheidsafslagklep sluit niet Lek uit afsluiter veiligheidsafslagklep
Membraan [16] van meetkop stuk
Vervang membraan
Pakking [107] verslechterd Zitting afsluiter [104] aangetast of bekrast Ring [93] beschadigd Ring [141] beschadigd Verkeerde instelling veer voor max en/of min. Hendels met wrijving
Vervang pakking Vervang zitting
Verkeerde druk ontkoppeling
Het terugstellen lukt niet
6.3
Aanhouden van de oorzaak die stroomafwaarts de verhoging of verlaging van de druk veroorzaakt heeft Hendels stuk of gesplinterd
Vervangen Vervangen Stel opnieuw in met gebruik van de ringmoeren Vervang het kastje met het gehele stelsel Laat de stroomafwaartse druk dalen of stijgen Vervang het standaard kastje met het gehele stelsel
TAB. 13 BLOKKERING SB/82 (AFB. 27)
NB. Als de veiligheidsafslagklep in werking getreden is dient men allereerst, vóór iedere andere ingreep, de ingangs- en uitgangskleppen (V1 en V2) van de lijn te sluiten en de druk te ontladen. Verhelp de oorzaken die tot de inwerkingtreding geleid hebben alvorens de veiligheidsafslagklep opnieuw te activeren. Wanneer bij een afwijkende werking niet over gekwalificeerd personeel voor die specifieke ingreep beschikt wordt, neem dan contact op met onze assistentiedienst bij die zich het dichtst bij u bevindt. PROBLEEM Afsluiter van de veiligheidsafslagklep sluit niet Lek uit afsluiter veiligheidsafslagklep Verkeerde druk ontkoppeling
Het terugstellen lukt niet
MOGELIJKE OORZAAK
OPLOSSING
Membraan [4] van meetkop stuk
Vervang membraan
Pakking van afsluiter [40] verslechterd Zitting afsluiter aangetast of bekrast Pakking by-pass [19] verslechterd Verkeerde instelling veer voor max en/of min Hendels met wrijving
Vervang pakking Vervang zitting
Aanhouden van de oorzaak die stroomafwaarts de verhoging of verlaging van de druk veroorzaakt heeft Hendels stuk of gesplinterd
41
Vervang pakking
IJk opnieuw met gebruik van de ringmoeren Vervang het kastje met het gehele stelsel Laat de stroomafwaartse druk dalen of stijgen Verwissel het standaard kastje met het stelsel buiten de regelaar
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 7.0
ONDERHOUD
7.1
ALGEMEEN
De handelingen die verband houden met bediening, verificatie en onderhoud moeten uitgevoerd worden conform de regelgevingen die op dat gebied van kracht zijn in de plaats van installatie van de apparatuur (type en frequentie). Alvorens ongeacht welke ingreep uit te voeren, is het belangrijk vast te stellen of de regelaar stroomopwaarts en stroomafwaarts afgesloten is en of de druk ontladen is in de leidingdelen tussen de regelaar en de afsluitkleppen. De onderhoudsingrepen houden strikt verband met de kwaliteit van het vervoerde gas (onzuiverheden, vocht, gasolie, corroderende stoffen) en de efficiëntie van de filtratie. Het is daarom altijd raadzaam om preventief onderhoud uit te voeren waarvan de frequentie – indien niet bepaald door de regelgeving die reeds van kracht is – vastgesteld moet worden op grond van: - de kwaliteit van het vervoerde gas; - de staat van reiniging en bewaring van de leidingen stroomopwaarts van de regelaar: na de eerste start van de installaties zijn doorgaans bijvoorbeeld vaker onderhoudsingrepen nodig, wegens de geringe mate van reiniging in de leidingen; - het niveau van betrouwbaarheid dat van de drukverlagingsinstallatie vereist wordt. Controleer eerst het volgende alvorens met de demontage van de apparatuur te beginnen: - Zorg voor een aanbevolen reeks reserveonderdelen. De reserveonderdelen moeten origineel zijn, van Fiorentini, rekening houdend met het feit dat de belangrijkste onderdelen, zoals de membranen, gemarkeerd zijn; - Zorg voor een reeks sleutels, zie de tabellen 14 en 15. Voor een correct onderhoud worden de aanbevolen reserveonderdelen op eenduidige wijze geïdentificeerd aan de hand van kaartjes met de volgende gegevens: - Het nummer van de overzichtstekening SR van de apparatuur waarin de delen gebruikt kunnen worden, - De positie in de overzichtstekening SR van de apparatuur. N.B.: het gebruik van niet originele reserveonderdelen stelt ons vrij van iedere vorm van aansprakelijkheid. Indien het onderhoud wordt uitgevoerd door uw daartoe bevoegd personeel, raden wij aan referentietekens aan te brengen, voordat demontage plaatsvindt, op de onderdelen die bij de hermontage problemen kunnen geven met de opstelling of de plaatsing ten opzichte van elkaar. Tenslotte herinneren wij eraan dat de O-ringen en de schuivende mechanische onderdelen (stelen, enz.) gesmeerd moeten worden voordat ze opnieuw gemonteerd worden, en dit met een dun laagje siliconenvet. Voordat de hernieuwde indienststelling plaatsvindt, moet de externe afdichting van de apparatuur geverifieerd worden met een druk die geschikt is om de afwezigheid van externe lekken te garanderen. De interne afdichting van de afslagsystemen en de monitors moet, als deze als veiligheidsappendages volgens PED gebruikt worden, geverifieerd worden bij een druk die geschikt is om de interne afdichting bij de maximum bedrijfsdruk te garanderen. Deze verificaties zijn van essentieel belang om een veilig gebruik te verzekeren in de beoogde bedrijfsomstandigheden; ze moeten in ieder geval conform de van kracht zijnde nationale regelgeving zijn. 42
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 7.2
ONDERHOUDSPROCEDURE VOOR DE REGELAAR REVAL 182
DN 1” ÷ 2 Afb. 21 43
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
Variant DN 2” 1/2 ÷ 8” Afb. 22
44
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 VERSIE 201/A
Afb. 23 45
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 Procedure voor de demontage, de volledige vervanging van de reserveonderdelen en de hermontage van de drukregelaar REVAL 182 met pilot 201/A + R31 (PREVENTIEF GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD) HANDELINGEN DIE VOORAF GAAN A.
Breng de regelaar in de veilige status;
B. 0.
Controleer of de stroomopwaartse en de stroomafwaartse druk van de regelaar gelijk zijn aan
BEGINHANDELINGEN 1) Sluit alle toevoer- en impulsleidingen van de pilot en van de regelaar af door de verbindingsstukken met conische afdichting los te schroeven. 2) Draai de borgmoer van de steunbeugel van de pilot naar de regelaar los. 3) Neem het geheel van de pilot 201/A +R31 weg van de regelaar.
DEMONTAGE (de posities verwijzen naar afb. 21) 4) Draai de bevestigingsschroeven pos. 25 los. 5) Verwijder het bovenste deksel pos. 3 met de daarvoor geschikte werktuigen door in te grijpen op hefoog pos. 32. 6) Draai de bevestigingsschroeven pos. 27 los. 7) Scheid het bovenste deksel pos. 3 van de bovenste flens pos. 14. 8) Verwijder van bovenste flens pos. 14 de geleider van de aanwijsstang van de bewegingsslag pos. 17. 9) Houd het geheel van de membraanhouder op zijn plaats met de kompassleutel, schroef de balanssteelgeleider pos. 11 los en verwijder deze. 10) Scheid het balanszuigertje pos. 15 van de balanssteelgeleider pos. 11. 11) Verwijder het geheel van het membraanhouder. 12) Draai de bevestigingsschroeven pos. 29 los van het geheel van het membraanhouder. 13) Scheid de beschermende schijven pos. 12 van het membraan pos. 50. 14) Draai de bevestigingsschroeven pos. 27 los. 15) Scheid het onderste deksel pos. 3 van de geleider van de afsluiter pos. 2. 16) Verwijder de steelgeleider pos.20. 17) Controleer alle gedemonteerde metalen delen en reinig ze. 18) Vervang alle componenten die deel uitmaken van de kit met reserveonderdelen.
HERMONTAGE REGELAAR GROEP SERVOMOTOR Wij herinneren eraan dat de O-ringen en de schuivende mechanische onderdelen (stelen, enz…) licht gesmeerd moeten worden alvorens ze te hermonteren, met een dun laagje siliconenvet. De statische onderdelen hebben vet nodig om ze zachter te houden maar hoofdzakelijk om ze in de holtes te houden:
46
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 19) Hermonteer de steelgeleider pos. 20. 20) Hermonteer het onderste deksel pos. 3 op de geleider van de afsluiter pos. 2 en zorg ervoor het gat voor de overbrenging van de stroomafwaartse impuls te laten samenvallen. 21) Hermonteer de schroeven pos.27 en draai ze vast. 22) Hermonteer de schroeven van het geheel van het membraanhouder en draai ze vast. Zorg ervoor het gat voor het mondstuk van de overheveling te laten samenvallen. 23) Hermonteer het geheel van het membraanhouder op de kop. 24) Hermonteer het balanszuigertje pos. 11 opde balanssteelgeleider pos. 15. 25) Schroef en bevestig de balanssteelgeleider pos. 11 op de steel en houdt het geheel van het membraanhouder daarbij op zijn plaats. 26) Hermonteer op bovenste flens pos. 14 de geleider van de aanwijsstang van de bewegingsslag pos. 17. 27) Monteer opnieuw het bovenste deksel pos. 3 en de bovenste flens pos. 14 en zet de schroeven pos. 27 vast. 28) Hermonteer de aanwijsstang van de slag pos. 18 in een passende positie (bij voorkeur niet boven het gat voor de overheveling). 29) Gebruik geschikte werktuigen voor het hefoog pos. 32 en hermonteer het bovenste deksel pos. 3 na de goede plaatsing van het membraan ten opzichte van het onderste deksel gecontroleerd te hebben 30) Hermonteer de schroeven pos. 25 en zet ze vast met een aanhaalkoppel van 3,5 KG.M
DEMONTAGE REGELAAR DRUKVERLAGINGSGROEP 31) Draai de bevestigingsschroeven pos. 31 los. 32) Verwijder de drukverlagingsgroep van de het hoofddeel pos. 1. 33) Ontlaad de veer pos. 54 geheel door de borgmoer pos. 9 los te schroeven. 34) Verwijder de afsluiter pos. 5, het afstandselement pos. 22 en de veer pos. 54 van de geleider van de afsluiter pos. 2. 33)* Draai de borgmoeren pos. 33 van de afsluiter pos. 5 los van de steel pos. 6 en verwijder de afsluiter 5 van zijn geleider pos. 2. 34)* Ontlaad de veer pos. 54 volledig door de borgmoer pos. 9 los te draaien. 35) Draai de bevestigingsschroeven pos. 31 van de onderste blinde flens pos. 4 los. 36) Verwijder de onderste blinde flens pos. 4. 37) Draai de bevestigingsschroeven pos. 30 van de blokkeerring pos. 8 van de gewapende pakkingen pos. 7 los. 38) Verwijder de blokkeerring pos. 8 en de gewapende pakkingen pos. 7. 39) Controleer en reinig de binnenkant van het huis van de regelaar. 40) Controleer zorgvuldig de goede staat van de zitting van de afsluiter pos. 5. 41) Vervang alle componenten die deel uitmaken van de kit met reserveonderdelen.
* Alleen voor de variant DN 2” 1/2 ÷ 8” (afb. 22).
47
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 HERMONTAGE REGELAAR DRUKVERLAGINGSGROEP Wij herinneren eraan dat de O-ringen en de schuivende mechanische onderdelen (stelen, enz…) licht gesmeerd moeten worden alvorens ze te hermonteren, met een dun laagje siliconenvet. De statische onderdelen hebben vet nodig om ze zachter te houden maar hoofdzakelijk om ze in de holtes te houden: 42) Hermonteer de gewapende pakkingen pos. 7, de blokkeerring pos. 8 en bevestig de schroeven pos. 30 van de ring zelf. 43) Hermonteer de onderste blinde flens pos. 4 en zet de schroeven pos. 31 vast. 44) Hermonteer de veer pos. 54, het afstandselement pos. 22 en de afsluiter pos. 5 op de steel pos. 6 en schroef de borgmoer pos. 9 volledig vast. 44)* Hermonteer de veer pos. 54, door de borgmoer pos. 9 volledig vast te schroeven, zet de afsluiter pos. 5 vast op de steel pos. 6 en blokkeer hem met de moeren pos. 33. 45) Hermonteer de drukverlagingsgroep op het hoofddeel en zet de schroeven pos. 31 vast.
* Alleen voor de variant DN 2” 1/2 ÷ 8” (afb. 22).
DEMONTAGE PILOT 201/A (de posities verwijzen naar afb. 23) 46) Verwijder de dop van de pilot pos. 8. 47) Draai de regelringmoer pos. 11 tegen de wijzers van de klok in los tot hij uit mof pos. 6 naar buiten steekt. 48) Verwijder koppelingsplaat pos. 66 en veer pos. 71 uit mof 6. 49) Draai de schroeven pos. 54 los en verwijder de mof pos. 6 en de pilootbeugel van het hoofddeel van de pilot pos. 1. 50) Schroef de borgmoer pos. 61 los en verwijder van het membraanhouder pos. 21: de beschermende schijf pos. 22, de O-ring pos. 35 en de onderste membraan pos. 25. 51) Draai de schroeven pos. 52 los en verwijder het pilootdeksel pos. 3. 52) Verwijder het geheel van het membraan van het ondersteunende deksel pos. 4 53) Demonteer het geheel van de impulsmembraan. 54) Schroef de bovenste membraanhouder pos. 15 los en verwijder deze samen met de schijf pos. 13, de O-ring pos. 35 en de bovenste membraan pos. 25. 55) Draai de schroeven pos. 57 los en verwijder de pilootafsluiter pos. 17 van de mobiele uitrusting. 56) Reinig en controleer met aandacht de goede staat van de klepzitting pos. 31. 57) Vervang alle componenten die deel uitmaken van de kit met reserveonderdelen.
48
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 HERMONTAGE PILOT 201/A 58) Draai de schroeven pos. 57 vast en bevestig de pilootafsluiter pos. 17 op de mobiele uitrusting. 59) Hermonteer de bovenste membraan pos. 25, de O-ring pos. 35, de schijf pos. 13 en bevestig het membraanhouder pos. 15. 60) Hermonteer het geheel van de impulsmembraan en hermonteer dit op het ondersteunende deksel pos. 4. 61) Hermonteer het pilootdeksel pos. 3 en bevestig de schroeven pos. 52. 62) Hermonteer op het membraanhouder pos. 21: de onderste membraan pos. 25, de O-ring pos. 35, de beschermende schijf pos. 22 en zet alles vast met behulp van de borgmoer pos. 61. 63) Hermonteer op het hoofddeel van de pilot pos. 1: de mof pos. 6 en de beugel en zet de schroeven pos. 54 vast.
DEMONTAGE VOORDRUKSTABILISATOR R31 64) Neem de dop van de voordrukstabilisator pos. 9 weg. Draai de regelringmoer pos. 10 tegen de wijzers van de klok in los tot deze uit de mof pos. 7 naar buiten steekt. 65) Verwijder de koppelingsplaat pos. 65 en de veer pos. 22 van de mof. 66) Draai de schroeven pos. 55 los en verwijder de mof pos. 7, het hoofddeel van de voordrukstabilisator pos. 2, het filter pos. 28 en de klepzitting pos. 29. 67) Draai de schroeven pos. 56 los en verwijder de tussenflens pos. 5. 68) Draai de afsluiter pos. 30 los. 69) Grijp in op het membraanhouder en op de moer van de as en demonteer het geheel van het membraan. 70) Reinig en controleer zorgvuldig de goede staat van de klepzitting pos. . 71) Vervang alle componenten die deel uitmaken van de kit met reserveonderdelen.
HERMONTAGE VOORDRUKSTABILISATOR RR40 72) Hermonteer het membraangeheel. 73) Hermonteer op het hoofddeel van de voordrukstabilisator pos. 2 het membraangeheel, de klepzitting pos. 29 en zet de sluiter pos. 30 vast. 74) Hermonteer de tussenflens pos. 5 en zet de schroeven vast pos. 56. 75) Hermonteer de bus pos. 28, het hoofddeel van de voordrukstabilisator pos. 2, de mof pos. 7 en de schroeven pos. 35. .
49
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 7.3
ONDERHOUDSPROCEDURE MONITOR PM/182
Afb. 24 50
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 1) Sluit de verbindingsleidingen tussen de regelaar en de monitor en de respectievelijke pilootgroepen af en sluit tussen deze laatste de stroomafwaartse drukmeetpunten af. 2) Verwijder de schroeven 88 waarmee de drukverlagingsgroep 90 van de monitor op het hoofddeel bevestigd is, controleer of het mogelijk is het gewicht van de drukverlagingsgroep zelf te ondersteunen. Bij het lostrekken van de groep van het hoofddeel dient men er bijzonder goed op te letten geen deuken op de afdichtingsrand van de afsluiter 5 te veroorzaken. 3) Leg de drukverlagingsgroep op een van zijn zijkanten. 4) Maak met een korte slag borgmoer 9 los en schroef hem volledig los zodat veer 54 ontladen wordt; trek afsluiter 5 met afstandselement 22 uit de geleider van de afsluiter 2. 5) Verwijder de schroeven 25 en de moeren 26 van pressostaat 2. 6) Til het bovenste deksel 3 op met flens 14 en de geleider van de aanwijsstang 17. Draai schroeven 27 los om de drie delen van elkaar te scheiden. 7) Scheid onderdelen 11 en 13 door gebruik te maken van de vlakke zijden in de geleider van zuiger 11 en de gaten op schijf 13. 8) Til het geheel op dat bestaat uit membraan 50, schijven 10, 12 en 13; demonteer membraan 50 door schroeven 23 weg te nemen. 9) Trek de steel 6 los uit de zijde van het deksel. 10) Demonteer het onderste deksel 3, verwijder schroeven 27 en trek steelgeleider 20 los. Tijdens de fase van hermontage moeten enkele voorzorgsmaatregelen getroffen worden: - het onderste deksel 3 moet op de geleider van de afsluiter 2 bevestigd worden op een wijze dat het doorgangsgat vande druk van de motoraandrijving samenvalt met hetzelfde gat op de geleider van de afsluiter zelf; - bij de montage van de groep bestaande uit membraan 50 en de beschermende schijven, moet geverifieerd wordenof het gat van het mondstuk op schijf 13 uitgelijnd is met het gat op schijf 10; controleer bovendien of het gaatje op mondstuk 21 vrij van vuil of vuildeeltjes is; - bij de montage van het geheel van het bovenste deksel 4 met flens 14 en aanwijsstang 18 moet gecontroleerd worden of het plaatje van de aanwijsstang correct tussen schijf 13 en de geleider van zuiger 11 gestoken is en het gat op de schijf niet verstopt wordt; dit alles moet zo opgesteld worden dat het inspectievenster van de aanwijzer van de bewegingsslag goed zichtbaar blijft; - alvorens borgmoer 9 te bevestigen moet gecontroleerd worden of veer 54 goed in de daarvoor bestemde centreerzitting op de geleider van de afsluiter 2 geplaatst is; -
let op dat afstandselement 22 niet in de omgekeerde positie gemonteerd wordt.
51
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 7.4
ONDERHOUDSPROCEDURE GELUIDDEMPER DB/182
Afb. 25 52
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 1) Draai de schroeven pos. 31 los, verwijder ze en haal de kop van de motoraandrijving uit het hoofddeel. 2) Schroef de moeren pos. 87 los en til de flens pos. 72 op. 3) Verwijder de mof pos. 79, het volledige rooster 75, de gewapende pakking pos. 7 en de bevestigende ringmoer pos. 98. 4) Haal het rooster pos. 75 uit de gewapende pakking pos. 7 door de schroeven pos. 99 los te draaien. 5) Verwijder het interne mandje pos. 77 uit de mof pos.79. 6) Verwijder het externe mandje pos. 78 met zijn pakkingen pos. 73 en 80. 7) Verwijder de bekleding pos. 83. 8) Draai de schroeven pos. 86 los en verwijder de onderste flens van de geluiddemper pos. 82. Er wordt aan herinnerd dat de eenmaal gedemonteerde ringetjes pos. 88 niet meer in staat zijn de afdichting te garanderen en dus door nieuwe ringetjes vervangen moeten worden. Controleer bij de hermontage van het externe mandje pos. 78 of diens houder met de kleinste binnendiameter in de richting van de flens pos. 82 opgesteld wordt.
53
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 7.5
ONDERHOUDSPROCEDURE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP VB/93
Afb. 26 54
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 1) Controleer of de veiligheidsafslagklep in de gesloten positie staat. 2) Sluit de verbindingsleiding tussen de elleboogstukken 35 en de pilot af en ook tussen de kop van de veiligheidsafslagklep en het stroomafwaartse drukmeetpunt. 3) Haal met een schroevendraaier de elastische ringen 135 los en verwijder hendel 116. 4) Verwijder de schroeven waarmee de pressostaat op de regelaar aangesloten is en verwijder de pressostaat van de asgeleider 112. 5) Verwijder schroeven 131 en flensje 119. 6) Trek de asgeleider 112 uit het hoofddeel, trek vervolgens het geheel van as 114 en hendel 118 naar buiten. 7) Draai de schroeven 126 zo los dat de veer 124 gedeeltelijk ontladen wordt; alvorens deze volledig weg te nemen dient men te controleren of het gewicht van flens 109, van de geleider van de afsluiter 105 en van de afsluiter 104 op geschikte wijze ondersteund kan worden. Bij het naar buiten trekken van deze afsluitergroep is het nodig bijzonder zorgvuldig te handelen om de afdichtingsrand van de afsluiter niet te beschadigen. 8) Verwijder schroeven 130 om de flens van de geleider van de afsluiter 105 te scheiden. 9) Draai op de pressostaat schroeven 42 los en verwijder deksel 17. Tref tijdens de hermontage de volgende voorzorgsmaatregelen: - plaats als eerste het geheel van as 114 en hendel 118; - tijdens het plaatsen van de afsluitergroep in het hoofddeel, moet de goede axialiteit van de beweging gehandhaafd worden om deuken op de afdichtingsrand te voorkomen en dient men er bijzonder goed op te letten as 114 volledig tegen de wijzers van de klok in gedraaid te houden; - zet flensje 119 met de bijbehorende componenten vast; - om de pressostaat correct terug te plaatsen moet de as gedraaid worden; deze keer met de wijzers van de klok mee, zo ver als mogelijk is. Plaats de pressostaat en zet hem vast op het hoofddeel met de daarvoor bestemde schroeven; - plaats hendel 116 op as 114. Het is belangrijk te controleren of de hendel bij geopende veiligheidsafslagklep zich in de horizontale stand bevindt en met gesloten veiligheidsafslagklep in de bijna verticale stand.
55
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 7.6 ONDERHOUDSPROCEDURE VEILIGHEIDSAFSLAGKLEP SB/82
DN: 2”
Afb. 27 56
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 1) Controleer of de veiligheidsafslagklep in de gesloten positie staat. 2) Sluit de verbindingsleiding af tussen het stroomafwaartse drukmeetpunt en de kop van de pressostaat van de veiligheidsafslagklep. 3) Draai de bevestigingsschroeven pos. 36 los op een wijze dat de veer pos. 48 gedeeltelijk ontladen wordt; controleer, alvorens hem weg te nemen, of het gewicht van het afslagsysteem op passende wijze ondersteund kan worden. 4) Verwijder de schroeven en scheid het afslagsysteem van het hoofddeel pos. 9. 5) Leg het afslagsysteem op een van zijn zijkanten. 6) Draai de schroeven pos. 3 los en verwijder afsluiter pos. 2 en veer pos. 47. 7) Schroef van de afsluiter pos. 2 de ringmoer pos. 1 en de ringmoer pos. 18 los. 8) Houd de as pos. 6 op zijn plaats en draai de schroef pos. 26 los. 9) Verwijder de ringmoer pos. 4 en de veer pos. 28. 10) Verwijder de elastische ring pos. 28 en de asgeleider pos. 10. 11) Draai op de pressostaat schroeven pos. 2 los en verwijder deksel pos. 1. Vervang alle componenten die deel uitmaken van de kit met reserveonderdelen.
HERMONTAGE 12) Monteer het deksel pos. 1 op de pressostaat en zet de schroeven pos. 2 vast. 13) Hermonteer de asgeleider pos. 10 en zet deze vast met de elastische ring pos. 28. 14) Hermonteer de veer pos.48 en de ringmoer pos. 4 en zet de schroef pos. 26 vast. 15) Hermonteer de ringmoeren pos. 1 en pos. 18 op de afsluiter pos. 2. 16) Hermonteer de veer pos. 47 en de afsluiter pos. 2 door de schroeven pos. 3 vast te zetten. 17) Hermonteer het afslagsysteem op het hoofddeel pos. 9 en zet de schroeven pos. 36 vast. 18) Herstel de verbinding tussen het stroomafwaartse drukmeetpunt en de kop van de pressostaat van de veiligheidsafslagklep.
57
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 8.0
EINDHANDELINGEN
1) Hermonteer het geheel van de pilot 201/A + R31 op de regelaar. 2) Zet de moer van de steunbeugel van de pilot op de regelaar vast. 3) Sluit opnieuw alle voedings- en impulslijnen van de pilot en van de regelaar aan door de verbindingsstukken met conische afdichting vast te schroeven.
8.1
CONTROLE AFDICHTINGEN EN KALIBRERING
1) Open zeer langzaam de veiligheidsafslagklep die zich stroomopwaarts van de regelaar bevindt en controleer met schuim of een gelijkaardig middel: • de afdichting van de buitenoppervlakken van de regelaar en van de pilot; • de afdichting van de binnenoppervlakken van de regelaar en van de pilot; • de afdichting van de verbindingen. 2) Open stroomafwaarts van de regelaar een ontluchtingskraan die in staat is een klein gasdebiet te creëren. 3) Hermonteer veer pos. 65 en koppelingsplaat pos. 7 op de mof van de voordrukstabilisator pos. 72. 4) Draai de regelringmoer pos. 10 met de wijzers van de klok mee tot de aanbevolen instelwaarde van de voordrukstabilisator Pep= Pa+(0.15÷0.2) bar bereikt wordt en controleer dit op de manometer pos. 73. 5) Hermonteer de veer pos. 66 en de koppelingsplaat pos. 6 op de mof van de pilot pos. 71. 6) Draai de regelringmoer pos. 11 met de wijzers van de klok mee tot de gewenste instelwaarde bereikt wordt. 7) Sluit de kraan voor ontluchting in de atmosfeer.
8.2 1)
INBEDRIJFSTELLING Open zeer langzaam de stroomafwaartse veiligheidsafslagklep en regel eventueel de instelwaarde
van de regelaar met behulp van de regelringmoer van de pilot, en het goede verloop van de druk met de regelringmoer van de voordrukstabilisator 2)
Hermonteer de dop van de pilot pos. 8 en de dop van de voordrukstabilisator pos. 9.
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 TAB. 14
SLEUTELS VOOR ONDERHOUD VAN DRUKREGELAARS REVAL 182 - REVAL 182 + PM/182 MET PILOT 201/A + R31
A
B
Combi-sleutel
Verstelbare sleutel
C
Verstelbare kompasleutel
D
E
Dubbele meerhoekige steeksleutel
Zeshoekige gebogen sleutel
F
Zeshoekige T-vormige sleutel
G
H
Zeshoekige T-vormige inbussleutel
Schroevendraaier Philips
L
I
Schroevendraaier met plat blad
M
Trekgereedschap O-ringen
Tang voor ringen
N
Speciale sleutel van Fiorentini
O
REVAL182+PM/182
REVAL182
Speciale sleutel van Fiorentin
Type
DN
1”
1” /2
2”
A
Ch.
10-16-17 18-19-22-27 30
10-16-17-18 19-22-27 30
10-16-17 18-19-22-24 27-30
B C D E
L. ø Ch. Ch.
2,5-8
2,5-8
2,5-8
2,5-8
2,5-8
2,5-8
27-41 2,5-8
27-41 2,5-8
F G
Ch. Ch.
4-5-8 8-10-17-20
4-5-8 8-10-17-20
4-5-8 8-10-17-20
4-5-8
4-5-8 10-17-19-22
4-5-8 10-17-19-22
4-5-8 10-17
4-5-8 10-17
L
Cod.
I
L.
65x100
65x100
65x100
65x100
65x100
65x100
65x100
65x100
Type
DN
1”
1” /2
2”
2” /2
3”
4”
6”
8”
A
Ch.
10-16-17 18-19-22-27 30
10-16-17-18 19-22-27 30
10-16-17 18-19-22-24 27-30
B C D E
L. ø Ch. Ch.
F G
Ch. Ch.
L
Cod.
I
L.
1
1
2” /2
3”
10-16-17-18 10-16-17 19-22-24 18-19-22-24 27-30 27-30 300 4
4” 10-16-17-18 19-22-24 27-41
6”
8”
10-16-17-18 10-16-17-18 19-22-24 19-22-27 27-41 27-41
7999099
1
1
10-16-17-18 10-16-17 19-22-24 18-19-22-24 27-30 27-30 300 4
10-16-17-18 19-22-24 27-41
10-16-17-18 10-16-17-18 19-22-24 19-22-27 27-41 27-41
27-41 27-41 2,5-8 2,5-8 2,5-8 2,5-8 2,5-8 2,5-8 2,5-8 2,5-8 4-5-8 4-5-8 4-5-8 4-5-8 4-5-8 4-5-8 4-5-8 4-5-8 8-10-17-20 8-10-17-20 8-10-17-20 10-17-19-22 10-17-19-22 10-17-19-22 10-17 10-17 7999099 65x100
65x100
65x100
65x100
59
65x100
65x100
65x100
65x100
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 TAB. 15
SLEUTELS VOOR ONDERHOUD VAN DE DRUKREGELAARS REVAL 182 - REVAL 182
+PM/182 MET PILOT 201/A + R31
A
B
Combi-sleutel
Verstelbare sleutel
D
C
Verstelbare kompassleutel
E
Dubbele meerhoekige steeksleutel
Zeshoekige gebogen sleutel
Zeshoekige T-vormige sleutel
G
H
Zeshoekige T-vormige inbussleutel
Schroevendraaier Philips
L
M
Trekgereedschap O-ringen
F
Tang voor ringen
I
Schroevendraaier met plat blad
N
Speciale sleutel van Fiorentini
O
Speciale sleutel van Fiorentini Type
REVAL182+DB/182
A B C D E F G L I O
Type
REVAL182+SB/182
A B C D E F G L I M V
DN
1”
1
1” /2
10-16-17 10-16-17-18 Ch. 18-19-22-24-27 19-22-27 30 30 L. ø Ch. Ch. 2,5-8 2,5-8 Ch. 4-5-8 4-5-8 Ch. 8-10-17-20 8-10-17-20 Cod. L. 65x100 65x100 Cod. 7999031 7999032
DN
1”
1
1” /2
10-16-17 10-16-17-18 Ch. 18-19-22-24-27 19-22-24-27 30 30 L. ø Ch. 24 24 Ch. 2,5-8 2,5-8 Ch. 4-5-8 4-5-8 Ch. 8-10-17-20 8-10-17-20 Cod. L. 65x100 65x100 ø Cod.
2”
1
2” /2
3”
4”
6”
8”
10-16-17 18-19-22-24 27-30
10-16-17-18 10-16-17 19-22-24 18-19-22-24 27-30 27-30 300 4
10-16-17-18 19-22-24 27-41
2,5-8 4-5-8 8-10-17-20
2,5-8 2,5-8 4-5-8 4-5-8 10-17-19-22 10-17-19-22 7999099 65x100 65x100 7999034 7999035
2,5-8 4-5-8 10-17-19-22
27-41 2,5-8 4-5-8 10-17
27-41 2,5-8 4-5-8 10-17
65x100 7999036
65x100 7999037
65x100 7999038
6”
8”
65x100 7999033
2” 10-16-17 18-19-22-24 27-30
24 2,5-8 4-5-8 8-10-17-20 65x100
1
2” /2
3”
10-16-17-18 10-16-17 19-22-24 18-19-22-24 27-30 27-30 300 4 24 24 2,5-8 2,5-8 4-5-8 4-5-8 10-17-19-22 10-17-19-22 7999099 65x100 65x100 19÷60 7999019
60
4” 10-16-17-18 19-22-24 27-41
10-16-17-18 10-16-17-18 19-22-24 19-22-24 27-41 27-41
10-16-17-18 10-16-17-18 19-22-24 19-22-24-27 27-41 27-41
24 2,5-8 4-5-8 10-17-19-22
24-27-41 2,5-8 4-5-8 10-17
24-27-41 2,5-8 4-5-8 10-17
65x100
65x100
65x100
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 9.0
GEWICHT VAN DE COMPONENTEN
9.1
TAB. 16 GEWICHT VAN DE COMPONENTEN IN KG. DN
1”
2”
1
2” /2
3”
4”
6”
8”
6,540
6,540 10,600 10,600 10,600 23,900 23,900
0,260
0,260
0,350
0,350
0,350
4,080
4,080
7,300
7,300
7,300 10,800 10,800
4,210
4,210
8,700
8,700
8,700
19
19
0,270
0,270
0,300
0,300
0,300
0,600
0,600
2,600
5,330
7,500
8,700 15,400 29,500
0,170
0,210
0,300
0,300
0,350
1,050
1,050
0,050
0,160
0,200
0,200
0,500
0,800
0,800
0,230
0,700
1,100
1,150
3,500
9,500
15
0,080
0,080
0,050
0,050
0,050
0,550
0,550
8,450
18
21,700
31
47
99,500
150
0,100
0,210
0,300
0,450
0,800
0,950
1,100
0,100
0,210
0,300
0,450
0,800
0,950
1,100
0,090
0,150
0,300
0,250
0,600
0,700
0,800
1,420
3,030
3,900
5,900
9,700 15,500 27,500
0,850
0,850
45
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 10.0 LIJST VAN AANBEVOLEN RESERVEONDERDELEN DRUKREGELAAR REVAL 182
DN: 1” - 2” Afb. A
63
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 VARIANTEN
DN: 6” - 8”
DN: 3” - 4” - 8”
DN: 2”1/2 ÷ 4”
DN: 6” - 8”
Afb. B
64
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
AANTAL STUKS
REVAL182
DN
1” ÷ 4” 6” - 8”
POS.
BESCHRIJVING
7
Gewapende pakking
2
2
35
O-ring
1
1
36
O-ring
3
3
37
O-ring
2
2
39
O-ring
2
2
40
O-ring
1
1
41
O-ring
1
1
42
O-ring
1
1
43
O-ring
1
1
44
O-ring
1
2
45
O-ring
1
1
47
O-ring
1
1
50
Membraan
1
1
51
Geleidering
1
1
52
Geleidering
2
2
62
Rubber pakking
2
2
93
O-ring
1
1
NB.: de vervanging van het membraan pos. 50 moet beoordeeld worden op grond van de staat van slijtage.
Hardheid gewapende pakking De hardheid van de gewapende pakking, 65 ShA, wordt aangeduid met een blauw gekleurde vlek.
65
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 MONITOR PM/182
DN: 1” - 2”
66
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 VARIANTEN
AANTAL STUKS DN
POS. BESCHRIJVING
35 O-ring 1 1 36 O-ring 3 3 39 O-ring 2 2 40 O-ring 1 1 41 O-ring 1 1
DN: 2”1/2 ÷ 4”
...+PM/182
42 O-ring 1 1 43 O-ring 1 1 44 O-ring 1 2 45 O-ring 1 1 47 O-ring 1 1 50 Membraan 1 1 51 Geleidering 1 1 52 Geleidering 2 2 62 Rubber pakking 2 2
DN: 6” - 8”
DN: 2”1/2 ÷ 8”
DN: 6” - 8”
67
1” ÷ 4” 6” - 8”
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 + GELUIDDEMPER DB/182
DN: 1” ÷ 8” Afb. F
68
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 REVAL 182 + DB/182
AANTAL STUKS DN
REVAL182+DB/182
POS.
1” ÷ 4” 6” ÷ 8”
BESCHRIJVING
35
O-ring
1
1
36
O-ring
3
3
37
O-ring
1
1
39
O-ring
2
2
40
O-ring
1
1
41
O-ring
1
1
42
O-ring
1
1
43
O-ring
1
1
44
O-ring
1
2
45
O-ring
1
1
47
O-ring
1
1
50
Membraan
1
1
51
Geleidering
1
1
52
Geleidering
2
2
62
Rubber pakking
1
1
73
Pakking
2
1
74
Pakking
2
1
76
Gewapende pakking
1
1
80
Rubber pakking
1
1
81
Rubber pakking
1
1
88
Koperen ringetje
4
8 (6”)
93
O-ring
1
1
94
O-ring
1
1
95
O-ring
1
1
96
O-ring
2
2
12 (8”)
69
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 + AFSLAGSYSTEEM VB/93
AANTAL STUKS
...+VB/93
POS.
BESCHRIJVING
107 115
Pakking U-vormige afdichtingsring
1 1
137
Geleidering
2
139
O-ring
1
141
O-ring
1
142
O-ring
1
70
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 BEDIENINGSSYSTEEM STUKS
VB/31
VB/31
POS. BESCHRIJVING 8 Pakking 2 16 Membraan 1 47 U-vormige afdichtingsring 50 O-ring 1 53 O-ring 1
STUKS
VB/32
POS.
BESCHRIJVING
8
Pakking
2
29 47 50 53
Membraan U-vormige afdichtingsring O-ring O-ring
1 1 1 1
VB/32
STUKS
VB/33
POS.
VB/33 71
16 46 50 53
BESCHRIJVING Membraan U-vormige afdichtingsring O-ring O-ring
1 1 1 1
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 … + SB/82 AFSLAGSYSTEEM
DN: 2”
VARIANTEN
DN: 1”
DN: 2”1/2 - 3” - 4” - 6” - 8” DN: 4” - 6” - 8”
72
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 VARIANTEN Drsn. A. A
DN: 2”1/2 - 3” - 4”
DN: 1” ÷ 4”
Drsn. B. B
DN: 6” - 8” - 10”
DN: 6” - 8” - 10”
BEDIENINGSSYSTEEM
Mod.: 101 - 102 - 103
73
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 BEDIENINGSKOPPEN
101
102
103
SB/82 + 101; SB/82 + 102; AANTAL STUKS DN
...+SB/82
POS.
BESCHRIJVING
4
Membraan
1
1
1
19
Gewapende pakking
1
1
1
25
Geleidering
2
2
2
37
O-ring
1
1
1
40
O-ring
1
1
1
41
O-ring
1
1
1
42
O-ring
2
2
2
43
O-ring
1
-
-
44
O-ring
-
-
1
45
O-ring
1
1
1
AANTAL STUKS
SB/82 + 103;
DN
POS.
...+SB/82
1” 2”- 3” 4” - 6” - 8”
2 19 25 37 40 41 42 43 44 45
1” 2”- 3” 4” - 6” - 8”
BESCHRIJVING Membraan Gewapende pakking Geleidering O-ring O-ring O-ring O-ring O-ring O-ring O-ring
1 1 2 1 1 1 2 1 1
74
1 1 2 1 1 1 2 1
1 1 2 1 1 1 2 1 1
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 PILOTEN Mod. 201/A + voordrukstabilisator R31
75
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 PILOT 204/A
POS.
11 16 17 28 29 38
BESCHRIJVING
O-ring Membraan Afsluiter O-ring O-ring O-ring
AANTAL STUKS
1 2 1 1 1 1
77
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 VOORDRUKSTABILISATOR R14/A
INGANG
STROOMAFW. IMPULS
VOEDING PILOT
POS.
BESCHRIJVING
8 9 10 13 17 18 19 20
Geleidering Gewapende pakking Membraan Filter O-ring O-ring O-ring O-ring
78
AANTAL STUKS 1 1 1 1 1 2 1 1
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 VERMELD VOOR HET BESTELLEN VAN RESERVEONDERDELEN: VOOR DE REGELAAR Type regelaar Dne (nominale ingangsdiameter) Pe (ingangsdruk) Pa (uitgangsdruk) Fabrieksnummer (serienummer) Bouwjaar Type fluïdum dat gebruikt wordt Type afslag (indien geïnstalleerd) Type pressostaat Nummer van het onderdeel (positie) Gewenste hoeveelheid
VOOR DE PILOT Type pilot Pe (ingangsdruk) Bedrijfsdruk Fabrieksnummer (serienummer) Bouwjaar Type fluïdum dat gebruikt wordt Nummer van het onderdeel (positie) Gewenste hoeveelheid
79
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 OPMERKINGEN
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 OPMERKINGEN
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043 OPMERKINGEN
TECHNISCHE HANDLEIDING MT043
De gegevens zijn van indicatieve aard en niet bindend. Wij behouden ons het recht voor om zonder voorgaande kennisgeving eventuele wijzigingen aan te brengen.
Pietro Fiorentini S.p.A. COMMERCIËLE DIENST:
I-20124 MILAAN
Italy - Via Rosellini, 1 - Phone +39.02.6961421 (10 lijnen aut. beantw.) - Fax +39.02.6880457 E-mail:
[email protected]
I-36057 ARCUGNANO (VI)
Italy - Via E. Fermi, 8/10 - Phone +39.0444. (10 lijnen aut. beantw.)- Fax +39.0444.960468 E-mail:
[email protected]
NAVERKOOPDIENST EN DIENST RESERVEONDERDELEN:
I-36057 ARCUGNANO (VI) E-mail:
[email protected]
Italy - Via E. Fermi, 8/10 - Phone +39.0444.968511 (10 lijnen aut. beantw.) – Fax +39.0444.968513 -
Edigraf-srl-edizione03/13
Lay-out en Druk DOOR
MONTECCHIO MAGGIORE (VI) NOVEMBER 2002 Opgesteld door Pietro Bottari Copyright © 2002 - Pietro Fiorentini S.p.A.