Teach as you preach? Een onderzoek naar de corporate identity van BVE-instellingen
Dr. ir. Quinta Kools Dr. Marjan Vermeulen
Tilburg, februari 2006
IVA
Uitgever: IVA Warandelaan 2, Postbus 90153, 5000 LE Tilburg Telefoonnummer: 013-4668466, telefax: 013-4668477 Website: www.iva.nl
Deze publicatie is tot stand gekomen met subsidie in het kader van de regeling Kortlopend Onderwijsonderzoek, namens de Landelijke Pedagogische Centra uitgevoerd door het KPC.
© 2006 IVA Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het IVA. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
2
Inhoudsopgave
1. Identiteit van onderwijsinstellingen 1 1.1. Inleiding 1 1.2. Opzet en uitvoering van het onderzoek 2 1.3. Leeswijzer 4 2. Vormgeving van corporate identity 7 2.1. Belang van corporate identity 7 2.2. Interne vormgeving van corporate identity 8 3. Hoe wordt de identiteit beleefd? 15 3.1. Belang van de identiteit voor deelnemers, docenten en klanten 15 3.2. Hoe ervaren deelnemers en docenten de identiteit 19 4. Identiteit en meervoudig publieke verantwoording 21 4.1. Meervoudig Publieke Verantwoording 21 4.2. Omgang van ROC’s en AOC’s met de buitenwereld 22 4.3. Knelpunten identiteit 24 5. Samenvatting, conclusies en discussie 27 5.1. Samenvatting 27 5.2. conclusies 30 5.3. discussie 33
I
Bijlage 1 Vragenlijst docenten/deelnemers 35 Bijlage 2 Vragenlijst voor stagebieders 47 Bijlage 3 Checklist telefonische interviews met managers van ROC’s/AOC’s 55
II
Hoofdstuk 1 Identiteit van onderwijsinstellingen
1 .1 . In le id in g In het kader van het kortlopend onderwijsonderzoek 2005 is door de Unie-PC een vraag ingediend. Deze vraag luidde: “Hoe wordt de ethiek van de levensbeschouwing verbonden aan de ontwikkeling van de identiteit van de onderwijsinstelling in relatie met de maatschappelijke verantwoording?” De vraag van de Unie-PC wordt gesteld vanuit de behoefte om inzicht te krijgen in de wijze waarop onderwijsorganisaties met dit vraagstuk omgaan. Scholen worden in alle sectoren geconfronteerd met veranderingen in de samenleving. Enerzijds krijgen scholen steeds meer vrijheid en zelfstandigheid om hun onderwijs vorm te geven. Deze vrijheid impliceert echter ook een grotere verantwoordingsplicht naar de samenleving toe over de gemaakte keuzes door de school. In de BVE-sector heet dat de Meervoudig Publieke Verantwoording (MPV) voor wat betreft de door wet- en regelgeving voorgeschreven items. Volgens De Vijlder (2003)1 is de essentie van MPV dat schoolorganisaties zelf op basis van hun maatschappelijke opdracht hun doelstellingen formuleren, draagvlak in hun omgeving zoeken en zich vervolgens ook laten beoordelen op deze doelstellingen. Met andere woorden, de keuzes die scholen maken ten aanzien van de vormgeving van hun onderwijsorganisatie, de ontwikkeling van hun 'corporate identity' kan onderwerp van maatschappelijke verantwoording en discussie zijn. Anderzijds is de samenleving zelf sterk in verandering, waarbij discussies over normen en waarden, verworven vrijheden, het omgaan met uitingen van extremisme en de grenzen aan tolerantie de gemoederen flink kunnen verhitten. In het omgaan met deze discussie, het botsen van meningen en de verantwoording van de school naar anderen toe over de gemaakte keuzes wordt zichtbaar hoe de school haar identiteit en de daaruit voortkomende normen neerzet en welke ethische verantwoording daaraan ten grondslag ligt. In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek naar ‘corporate identity’ dat op verzoek van de Unie-PC is uitgevoerd. Vertaald in het Nederlands betekent ‘corporate 1. Vijlder, F.J. de (2003). Het onderwijs ontketend, de school als maatschappelijke onderneming. In: F.J. de Vijlder, A.F. Westerhuis. Meervoudige publieke verantwoording: een aanzet tot conceptualisering en een verkenning van de praktijk. Max Goote Instituut, Amsterdam.
1
identity’ zoiets als de ‘identiteit van de organisatie’. De encyclopedische betekenis van ‘corporatie identity’ ligt vooral in de richting van een marketingbegrip. De definitie die het woordenboek van Dale (www.taalweb.nl) van ‘identiteit’ geeft, luidt als volgt: iden·ti·teit (de ~ (v.)) 1 gelijkheid van naam en persoon 2 (~en) dat wat eigen is aan een persoon => eigenheid, individualiteit, kleur, personaliteit, persoonlijkheid 3 [wisk.] vergelijking die voor alle waarden van de daarin voorkomende veranderlijke grootheden geldig is
De ‘corporate identity’ is daarmee dus de ‘eigenheid’ van een organisatie. Uitgaande van deze begripsomschrijving verstaan we onder corporate identity in dit onderzoek: "het geheel van omgangscodes die het ROC, de sector en de afdeling wil hanteren in het contact met haar omgeving, in het bijzonder haar directe klantengroepen zoals het afnemend beroepenveld." De Unie-PC was niet op zoek naar representatieve antwoorden, maar naar inzichten en aanschouwelijke voorbeelden. De Unie-PC hoopt dat dit onderzoek aanleiding vormt om het onderwerp identiteit onder de aandacht te brengen van onderwijsinstellingen, bijvoorbeeld via een conferentie.
1 . 2 . Opz et e n u it vo e rin g va n h et on derz oek De hoofdvraag van het onderzoek is nader uitgesplitst in 5 deelvragen, namelijk: 1. Hoe geven onderwijsinstellingen vorm en invulling aan hun 'corporate identity'? 2. Hoe geven onderwijsinstellingen invulling aan hun 'corporate identity' in relatie tot hun deelnemers en het toekomstig beroepenveld/klantengroepen? 3. Hoe percipiëren klantengroepen de 'corporate identity' van de onderwijsinstellingen? 4. In hoeverre is er sprake van communicatie over wederzijdse verwachtingen tussen klantgroepen en onderwijsinstellingen in relatie tot de 'corporate identity'? 5. Welke knelpunten spelen er bij de ontwikkeling van 'corporate identity' in relatie tot de maatschappelijke verantwoording (MPV) en de communicatie met klantengroepen? En welke oplossingen zijn daarvoor ontwikkeld?
2
Schematisch weergegeven hangen de vragen als volgt samen:
Grondslag/missie/visie van instelling --> identiteit opgesteld door management
Perceptie van identiteit door omgeving: deelnemers, ouders, stagebedrijven
Vraag 1
Uitdragen en vormgeven van identiteit door medewerkers (en deelnemers) van de instelling
Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 en 5
Zoals uit de onderzoeksvragen en het schematische overzicht blijkt, zijn er verschillende partijen die een rol spelen bij het vormgeven van de identiteit van een onderwijsinstelling. Het management is de partij die vanuit een grondslag, missie en/of visie de identiteit van de instelling vaststelt en kaders aangeeft; de personeelsleden zijn degenen die (samen met de deelnemers) de identiteit in de praktijk vormgeven. De identiteit wordt ervaren door personeelsleden, deelnemers, ouders, stagebedrijven en de ‘buitenwereld’. Het doel van het onderzoek is voorbeelden te verzamelen van de manier waarop ROC’s en AOC’s omgaan met en invulling geven aan hun ‘corporate identity’. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om een representatief beeld te krijgen van BVE-instellingen in Nederland, maar om voorbeelden te krijgen van de invulling die ROC’s en AOC’s geven aan corporate identity. Om hieraan gehoor te geven is gekozen voor het benaderen van enkele ROC’s en AOC’s. Bij deze instellingen is bij de verschillende betrokken partijen (docenten, deelnemers, stagebedrijven) informatie verzameld. Bij docenten, deelnemers en stagebieders is een schriftelijke vragenlijst voorgelegd (zie bijlage 1 en 2). Ter aanvulling is ook op de websites van de betrokken instellingen naar informatie over de corporate identity gezocht. De Unie-PC heeft zelf een rol gespeeld in het benaderen van BVE-instellingen en heeft acht (locaties van) instellingen bereid gevonden deel te nemen aan het onderzoek. Helaas was het niet voor iedere instelling mogelijk om vanuit alle gevraagde partijen informatie te leveren. Met name het laten invullen van de vragenlijsten bleek voor de instellingen bezwaarlijk. Aan acht BVE-instellingen zijn in totaal 648 vragenlijsten opgestuurd (528 voor docenten/deelnemers en 120 voor stagebieders). In totaal zijn er 73 vragenlijsten (59 van docenten/deelnemers en 14 van stagebieders) teruggekomen. De respons is daarmee 11% en is bijzonder laag te noemen. Bovendien is de respons niet gelijk verdeeld over de instellingen, er is één instelling die 39 lijsten heeft teruggestuurd en daarmee meer dan de helft van de respons voor zijn rekening neemt.
3
Ter aanvulling van de matige respons is daarom besloten aanvullend materiaal te verzamelen via telefonische interviews met managers van de ROC’s/AOC’s2. Ook dat verliep niet zonder problemen: van de acht benaderde onderwijsinstellingen waren er vijf bereid met ons een gesprek te hebben over dit onderwerp. In tabel 1.1 staat een overzicht van de beschikbare informatie voor dit onderzoek. Tabel 1.1 Overzicht van de beschikbare informatie voor het onderzoek BVE-
Vragenlijsten
instelling
Telefonisch interview
Overige schriftelijke
management
of webinformatie
leerlingen
docenten
stagebieders
1
20
10
9
ja
Ja
2
-
-
Ja
Ja
3
-
4
nee
Ja
4
-
-
-
nee
-
5
7
3
5
Ja
Ja
6
5
10
Ja
-
7
-
-
nee
-
8
-
-
-
Ja
ja
totaal
32
27
14
5 interviews
5
Het materiaal biedt de mogelijkheid om de onderzoeksvragen te beantwoorden, maar er moet bij de interpretatie wel rekening worden gehouden met de kleine aantallen respondenten. Zoals eerder gezegd ging het de Unie-PC vooral om het verkrijgen van voorbeelden hoe onderwijsinstellingen omgaan met hun corporate identity. Het beschikbare materiaal biedt die voorbeelden en het biedt een eerste inzicht ten aanzien van de beleving van de corporate identity door diverse partijen. Het verkregen beeld is echter niet uitputtend en zeker geen representatieve beschrijving van de stand van zaken bij ROC’s en AOC’s in Nederland. Om een landelijk beeld te verkrijgen zal op grotere schaal informatie moeten worden verzameld.
1 . 3 . Le esw i j z e r Dit rapport is gebaseerd op de informatie uit de interviews en teruggekomen vragenlijsten. We beginnen in hoofdstuk 2 met een beschrijving van de vormgeving van de corporate identity zoals die door het management bedacht en bedoeld is. Ook gaan we in dit hoofdstuk in op de mogelijkheden die het management heeft om de corporate identity praktisch vorm te geven. Ter illustratie en onderbouwing vullen we deze informatie aan met gegevens uit de vragenlijsten van docenten en deelnemers. In hoofdstuk 3 bekijken we hoe de corporate identity wordt ervaren door docenten, deelnemers en stagebedrijven. Dit hoofdstuk is voornamelijk gebaseerd op de vragenlijsten van deze drie groepen en wordt aangevuld met informatie uit de interviews met managers. In hoofdstuk 4 kijken we naar de externe kant van de corporate identity. Wat hebben managers gezegd over de publieke verantwoording en hoe beoordelen docenten de
2. De checklist voor deze interviews is opgenomen in bijlage 3.
4
informatie die naar buiten gaat? Doen zich wel eens botsingen voor tussen de identiteit van de instelling en de omgeving? Op basis van de informatie in de hoofdstukken 2, 3 en 4 proberen we in hoofdstuk 5 de onderzoeksvragen te beantwoorden. We zullen in dit hoofdstuk de bevindingen samenvatten en er conclusies over trekken. We besluiten het hoofdstuk met een discussie over de bevindingen.
5
6
Hoofdstuk 2 Vormgeving van corporate identity
De informatie in dit hoofdstuk is voornamelijk afkomstig uit de telefonische interviews met managers en wordt aangevuld met gegevens uit de schriftelijke vragenlijsten bij docenten en deelnemers. We bespreken in paragraaf (2.1.) allereerst welk belang de managers van de geïnterviewde instellingen hechten aan corporate identity. Daarna beschrijven we (2.2.) de wijze waarop de instellingen vorm geven aan de corporate identity.
2 . 1 . B e la ng va n co rpo ra t e id ent it y Uit de gesprekken met managers blijkt dat de corporate identity door alle instellingen belangrijk wordt gevonden. Aan de basis van de corporate identity ligt een missie of visie. Missie en visie zijn vaak breed geformuleerd en hebben betrekking op de manier waarop de instelling tegen onderwijs en/of het opleiden van beroepsbeoefenaren aankijkt. Bij drie van de vijf geïnterviewde instellingen speelt in de missie ook een religieuze (christelijke) overtuiging een rol. De corporate identity is volgens de gesprekspartners legitimerend, richtinggevend en/of profilerend. Eén van de managers heeft aangegeven dat de identiteit voor zijn instelling vooral legitimerend is: deze instelling ontleent zijn bestaansrecht aan de identiteit, hetgeen kenmerkend is voor elke bijzondere school. Bij de oprichting van ROC’s is via een amendement de mogelijkheid gekomen om denominatief middelbaar beroepsonderwijs in te richten. Het geïnterviewde ROC heeft hier gebruik van gemaakt. Naast het legitimerende is de identiteit voor dit ROC ook richtinggevend. De richtinggevende rol van de identiteit geldt vooral ten aanzien van de eigen organisatie, in die zin dat de identiteit richting geeft aan het handelen. De kernwaarden die voortvloeien uit de identiteit zijn terug te vinden in de vormgeving van het onderwijs, in de inhoud van het onderwijs, in de omgang met deelnemers en medewerkers, in regels en afspraken, kortom in alles wat de instelling doet. De profilerende rol van de identiteit heeft vooral betrekking op de buitenwereld: door middel van de corporate identity onderscheidt de instelling zich van andere instellingen.
7
In onderstaand kader zijn enkele citaten van managers opgenomen die betrekking hebben op de functie van de corporate identity. Citaten over de functie van de corporate identity
‘de corporate identity van ons ROC is legitimerend: we ontlenen ons bestaansrecht eraan’
‘de corporate identity ligt aan de basis van alles, bepaalt waar we gaan en staan. De identiteit is ook een ‘qualifier’ om personeel te vinden dat de identiteit onderschrijft.’
‘de toegevoegde waarde van de corporate identity is dat er een gezamenlijke basis is van waaruit je vertrekt en waarop je terug kunt vallen’
‘we willen ons als ROC profileren met onze naam als merknaam, waarbij duidelijk is waar we voor staan’
Instellingsbreed of locatiegebonden Bij drie van de geïnterviewde instellingen geldt de corporate identity voor alle locaties en afdelingen van de instelling. Het vormgeven en vasthouden van de identiteit voor het hele ROC is een behoorlijke opgave, het gaat immers om instellingen met een omvang van tussen de 1000 en 2500 personeelsleden en 15.000 tot 40.000 deelnemers. Bij de twee andere instellingen geven afdelingen of locaties zelf een eigen invulling aan de identiteit binnen het grotere instellingskader. Bij het locatieafhankelijk invullen van de identiteit kunnen er verschillen ontstaan tussen locaties of afdelingen. Kennelijk vindt de instelling dat geen bezwaar, mits het binnen de instellingskaders blijft passen. Eén van de geïnterviewde managers zegt in dit verband dat het tijd, moeite en aandacht kost om de corporate identity op de agenda te houden. Aan de andere kant kunnen locaties elkaar inspireren in de wijze hoe zij iets met de identiteit doen.
2 . 2 . Int er ne vo r m ge vin g va n c or po ra t e ide nt it y Als de corporate identity vorm heeft gekregen in woorden, moet er vervolgens een vertaling plaatsvinden naar het dagelijks handelen. In de interviews zijn verschillende voorbeelden genoemd hoe de corporate identity ‘handen en voeten’ krijgt in de dagelijkse praktijk. Het management van de instelling heeft daar ten eerste een rol bij. Eén van de ROC’s zegt hierover ‘de belangrijkste taak van de voorzitter van het CvB is om dit (=visie) vast te houden en uit te dragen’. Bij een andere instelling wordt opgemerkt ‘we hebben een erg inspirerende CvB voorzitter die het (=visie) zelf ook actief uitdraagt en het voorbeeld geeft. Dat werkt aanstekelijk’. Het management kan de vertaling van missie naar praktijk echter niet alléén waarmaken, de rest van de organisatie moet daarbij ook een rol spelen. Uit de interviews met managers blijkt dat managers van mening zijn dat docenten en andere medewerkers een rol hebben in het vormgeven van de identiteit. Ook docenten zelf onderschrijven deze zienswijze. Dit blijkt uit de antwoorden van docenten van de BVE-instellingen als hen wordt gevraagd welke functionarissen van invloed zijn op de vormgeving van de identiteit van hun ROC/AOC. Met name docenten worden belangrijk
8
geacht voor het vormgeven van de identiteit, gevolgd door leerlingen en management. In figuur 2.1 en tabel 2.1 zijn deze antwoorden in een plaatje en in cijfers weergegeven. Figuur 2.1 Mate waarin functionarissen van invloed zijn op de vormgeving van de identiteit van BVE-instelling, volgens docenten (n=28). 80 70 60 50 40 30 20 10 0
niet/nauwelijks weinig neutraal veel
n
st ag
eb
ed
ou
de
rij ve
rs
n ge rli n
rs
on d
er
st
eu
ne nd
pe
le e
on
te n do c
en
en t em ag m an
ee l
heel veel
Tabel 2.1 Mate waarin functionarissen van invloed zijn op de vormgeving van de identiteit, volgens docenten van BVE-instellingen (n=28). niet/nauwelijks
weinig
neutraal
veel
heel veel
totaal
Management
0
18
25
39
18
100%
Docenten
0
11
11
68
11
100%
ondersteunend personeel
7
14
39
29
11
100%
Leerlingen
4
18
21
57
0
100%
Ouders
11
18
32
36
4
100%
Stagebedrijven
14
29
39
18
0
100%
Om de vertaling van de identiteit van papier naar praktijk vorm te geven zijn er verschillende mogelijkheden die we hierna zullen bespreken. In grote lijnen zijn er drie typen aangrijpingspunten, namelijk personeel, organisatiecultuur en onderwijsinhoudelijk. In de volgende drie paragrafen geven we een nadere toelichting op elk van deze drie mogelijkheden. 2.2.1
Personeel
De belangrijkste manier om de corporate identity vorm te geven is door de medewerkers, zij geven immers vorm en inhoud aan afspraken en zijn het gezicht voor de deelnemers en stagebedrijven naar buiten toe. Om te zorgen dat het personeel de missie van de instelling uitdraagt is het belangrijk dat ze de missie onderschrijven of respecteren. Ze moeten dus op de hoogte zijn van de missie (zie ook bij 2.2.2 ‘organisatiecultuur’) en gemotiveerd zijn om er iets mee te doen. Het management motiveert het personeel om de missie vorm te geven door er aandacht aan te besteden in vergaderingen, jaarthema’s of toespraken. Verder kan de instelling via het aanstellingsbeleid zorgen voor
9
personeelsleden met de gewenste houding. Bij alle geïnterviewde instellingen komt de missie van de instelling ter sprake bij het aannemen van personeel en in sommige gevallen wordt het nieuwe personeel gevraagd de missie te onderschrijven (zie kader). Voorbeelden van de weerslag van de corporate identity op het aannamebeleid
‘ bij de werving van personeelsleden zal het gesprek over de identiteit worden aangegaan. De nieuwe medewerker moet de christelijke visie onderschrijven en mee vorm willen geven. Ze moeten de identiteit ook uitdragen, niet in evangeliserende zin, maar meer in de naleving van ‘heb uw naaste lief’ en het daarnaar handelen.’
‘bij vacatures stellen we eisen: iemand moet beschikken over een aantal kerncompetenties om invulling te geven aan de weg die we met het ROC hebben ingeslagen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de bereidheid om naar buiten te kijken en de praktijk betrekken bij het onderwijs’.
‘bij sollicitaties is het zo dat een nieuwe collega in het team moet passen qua visie op onderwijs en manier van omgaan met leerlingen’
‘het gaat erom dat je bepaalde waarden deelt vanuit christelijke inspiratiebron. We zoeken personeel dat zegt ‘ik kan er wat mee’. Je hoeft het christelijke niet te onderschrijven, we hebben bijvoorbeeld ook islamitische personeelsleden, maar je moet je wel kunnen vinden in de uitwerking ervan’.
‘bij het aannemen van personeel wordt gevraagd de doelstellingen en grondslag van de school te onderschrijven. Docenten hebben een taak in het voorleven en uitdragen van normen en waarden, in school en ook daarbuiten’.
In de vragenlijst is aan docenten gevraagd in hoeverre zij de grondslag van het ROC/AOC terugvinden in een aantal beleidsuitingen (tabel 2.2). De docenten herkennen de grondslag vooral bij het aannamebeleid van bestuursleden, gevolgd door het aannamebeleid van docenten. In iets mindere mate vinden ze de grondslag merkbaar bij de aanname van deelnemers en onderwijsondersteunend personeel. In het personeelsen onderwijsmanagement in het algemeen wordt de grondslag het minst duidelijk gemerkt. Tabel 2.2 Percentages docenten (n=27) die vinden dat de grondslag van het ROC/AOC ‘vaak’ merkbaar is bij onderstaande onderwerpen De grondslag van het ROC/AOC is merkbaar….
% docenten die dit ‘vaak’ merkbaar vinden
…in personeels- en onderwijsmanagement
33
… in het aannamebeleid van leerlingen
41
… in het aannamebeleid van docenten
46
… in het aannamebeleid van niet onderwijzend personeel
39
… in het aannamebeleid van bestuursleden
54
In de vragenlijst voor docenten is gepeild hoe docenten denken over hun rol ten aanzien van het uitdragen van de identiteit van de school. De meerderheid van de docenten (68 procent) is van mening dat hij/zij vooral op school een voorbeeldfunctie heeft in het
10
uitdragen van de identiteit (tabel 2.3 en figuur 2.3). In de andere situaties verschillen de meningen. Ruim een derde van de docenten is van mening ook in het openbare leven en privé een voorbeeld functie te hebben en 40 procent vindt dat de voorbeeldfunctie ook geldt ten aanzien van stagebieders. Tabel 2.3 Mate waarin docenten van mening zijn dat zij een voorbeeldfunctie vervullen in verschillende situaties (n=28), in procenten Ik heb een voorbeeldfunctie in het voorleven van de identiteit van het
een enkele
Totaal
ROC/AOC….
nooit
keer
soms
vaak
altijd
…. op school
4
0
29
36
32
100%
11
7
46
21
14
100%
…. in het openbare leven …. Privé
18
21
25
25
11
100%
…. Ten aanzien van stagebieders
11
18
29
29
14
100%
Figuur 2.3 Weergave van de mate waarin docenten van mening zijn dat zij een voorbeeldfunctie vervullen in verschillende situaties (n=28), in procenten
50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
te n
aa nz ie n
va n
st ag eb i.. .
le ve n
he to pe nb ar e
in
op
sc ho ol
nooit een enkele keer soms vaak altijd
Om te kijken hoe deelnemers hierover denken is aan hen de stelling voorgelegd dat docenten een voorbeeldfunctie hebben in het voorleven van de grondslag van het ROC/AOC. Iets meer dan de helft van de deelnemers is het met deze stelling (heel erg) eens (tabel 2.4). Tabel 2.4 Mening van deelnemers over de stelling, in procenten (n=31) Heel erg
Heel erg
oneens
oneens
neutraal
-
10
39
eens mee eens
Totaal
Docenten hebben een voorbeeldfunctie In het voorleven van de grondslag van het ROC/AOC
39
13
100%
11
2.2.2
Inbedding in de cultuur van de instelling
Het tweede mogelijke aangrijpingspunt voor een onderwijsinstelling om de missie te vertalen in praktijk, ligt in organisatieculturele aspecten zoals regels en afspraken in de ruimste zin van het woord. Voorbeelden hiervan zijn omgangsnormen en regels voor leerlingen. In een enkel geval geldt er een aannamebeleid voor leerlingen. Verder dragen instellingsbrede afspraken over bijvoorbeeld dagopeningen, vieringen, kledingvoorschriften bij aan het vormgeven van de missie. Communicatie over afspraken en regels is belangrijk, zowel intern als extern. Bij één van de instellingen hangen bordjes in de gangen waarop uitspraken staan die passen bij de missie van de instelling. Zo is het dagelijks voor deelnemers en medewerkers duidelijk waar de instelling voor staat. Naar buiten toe is de missie van de instelling terug te vinden in uitingen op de website, in voorlichtingsmateriaal, het jaarverslag of de tekst op de Kerstkaart. Een andere uiting van de missie is terug te zien in de manier waarop wordt omgegaan met deelnemers. De geïnterviewde instellingen die vanuit de christelijke identiteit werken geven aan dat zij – gevoed vanuit de visie – een goede zorgstructuur voor deelnemers hebben. Eén van de instellingen hanteert bij de bijbehorende vmbo-afdeling een maximum van 300 leerlingen. Volgens de geïnterviewde manager is dit een uitvloeisel van de christelijke identiteit: men wil de leerlingen veiligheid, zorg, aandacht voor elkaar kunnen garanderen en dat lukt alleen in een kleinschalige omgeving. Bij een andere instelling krijgt de term ‘medemenselijkheid’ uit de missie vorm in aandacht voor de mens achter de collega of de leerling. Via een structuur met teamonderwijs en een mentor is er meer aandacht voor het privé-leven van leerlingen. Leerlingen krijgen een kaartje op hun verjaardag. Ook is er een rouwgroep waar leerlingen begeleiding kunnen krijgen. Tot slot kan een instelling ook op een heel fysieke manier laten zien dat de waarden in praktijk worden gebracht. Eén van de instellingen die ‘zorg voor natuur en milieu’ in de missie heeft staan zorgt er bij de nieuwbouw voor dat er milieuvriendelijke materialen en energiezuinige producten worden toegepast.
2.2.3
Onderwijsinhoudelijk
De derde categorie aangrijpingspunten heeft vooral betrekking op de uitwerking van de afspraken en intenties. Doet de instelling in het onderwijs wat zij in haar missie belooft? Alle geïnterviewden hebben aangegeven dat de missie van de instelling terug is te vinden in de inhoud van het onderwijs. Soms is er een apart vak waarin de deelnemers worden uitgedaagd om na te denken over het belang van de uitgangspunten uit de missie voor hun toekomstige beroep. Soms hebben docenten de opdracht om de kernwaarden uit de missie in hun onderwijs terug te laten komen. Voorbeelden van de manieren waarop de instellingen hiermee omgaan zijn te vinden in het onderstaande kader.
12
Voorbeelden van de weerslag van de corporate identity in het onderwijs
‘We willen deelnemers meer dan alleen beroepsvaardigheden aanleren, een mens is meer dan alleen een beroepsbeoefenaar. We besteden dus ook tijd aan ‘mens worden’ en dat krijgt vorm in de vakken ethiek en levensbeschouwelijke vorming’.
‘In onze missie staat dat we ons willen profileren als ‘ondernemend en innovatief met sterke verankering in de regio’. We doen dus veel samen met het lokale bedrijfsleven. In de nieuwbouw komen allerlei bedrijven (kapper, bakker, reisbureau) waar leerlingen samen met echte ondernemers werken. Leerlingen leren er en de ondernemers kunnen op die plek ook dingen uitproberen’.
‘Als speerpunt hebben we het terugdringen van uitval. Dat is terug te voeren op onze kernwaarden (betrokken en sociaal bewogen). De wens om iedere leerling binnen boord te houden is een diep besef binnen de school, een ‘drive’ en motivator van veel personeelsleden’.
‘De uitgangspunten uit de Bijbel zijn richtinggevend. Dat is terug te vinden in de beroepshouding die we aan de studenten meegeven. Bij economie wordt benadrukt dat het niet gaat om geld alleen. Bij zorg zijn er bijvoorbeeld vragen rondom het begin en het einde van het leven’.
‘De leerlingen komen om een vak te leren. Bij beroepsgerelateerde ethische vraagstukken komt de christelijke identiteit wel ter sprake, bijvoorbeeld hoe intensieve veehouderij of het gebruik van bestrijdingsmiddelen zich verhouden tot het ‘goed rentmeesterschap’’.
Stages Ook het beleid rondom stage kan beïnvloed worden door de identiteit van het ROC/AOC. In de interviews met managers is een paar keer ter sprake gekomen dat bij stages en beroepsgerichte vakken weleens vraagstukken rondom de identiteit spelen (zie ook hoofdstuk 4). Zo heeft één van de managers aangegeven dat er bij plaatsing van stagiaires rekening wordt gehouden met een goede combinatie van deelnemer en stageadres ‘je stuurt niet een overtuigde atheïst naar een reformatorische stagebieder’. Een ander ROC ervaart wel eens problemen met het plaatsen van stagiaires in de zorgsector omdat een deel van de deelnemers niet is ingeënt. Door meerdere managers is gezegd dat deelnemers tijdens stages leren om te gaan met verschillen in opvattingen tussen stagebieder en zichzelf. Aan deze reflectie op de eigen identiteit wordt ook aandacht besteed bij terugkomdagen en stagebegeleiding. Een voorbeeld is de deelnemer die door het stagebedrijf werd uitgenodigd voor een personeelsfeest waar hij vanuit zijn overtuiging niet aan mee wilde doen. Het oplossen van dit soort dilemma’s is vormend in het proces waarin een deelnemer zich ontwikkelt tot een beroepsbeoefenaar die met zijn/haar identiteit uit de voeten kan in deze maatschappij. Aan de docenten is gevraagd of er bij het zoeken van stageplaatsen en bij het plaatsen van deelnemers rekening wordt gehouden met de identiteit van de opleiding en/of de deelnemers. Uit de antwoorden (tabel 2.5) blijkt dat de meeste docenten van mening zijn dat er weinig tot geen rekening wordt gehouden met de grondslag van het ROC/AOC bij het zoeken en selecteren van stageplaatsen. Ten aanzien van het plaatsen van deelnemers wordt volgens de docenten iets vaker rekening gehouden met de identiteit van het ROC/AOC of de deelnemer.
13
Deze antwoorden bevestigen de uitspraken van de managers. Bij de plaatsing van stagiaires zullen al te grote verschillen tussen stagiair en bedrijf uit de weg worden gegaan, zowel met het oog op het welbevinden van de stagiair als voor het behoud van de relatie met het stagebedrijf. Tegelijkertijd zijn verschillen in opvattingen tussen bedrijf en stagiair ook belangrijk voor het vormende proces dat hoort bij het zich ontwikkelen tot een competente beroepsbeoefenaar. Tabel 2.5 Mate waarin identiteit een rol speelt bij zoeken en plaatsing bij stages, volgens docenten (n=27), in percentages Wordt er rekening gehouden met de grondslag van het ROC/AOC bij het…
niet/nauwelijks
weinig
neutraal
veel
heel veel
zoeken van stageplaatsen
44
15
22
19
0
selecteren van stageplaatsen
44
15
30
11
0
plaatsen van leerlingen (op stageplaatsen)
30
19
30
22
0
zoeken van stageplaatsen
22
33
26
19
0
selecteren van stageplaatsen
33
22
30
15
0
plaatsen van leerlingen (op stageplaatsen)
15
33
33
19
0
Wordt er rekening gehouden met de levensovertuiging van de leerling bij het….
14
Hoofdstuk 3 Hoe wordt de identiteit beleefd?
In dit hoofdstuk bekijken we hoe de identiteit van instellingen wordt beleefd door deelnemers, docenten en klanten (=stagebedrijven). Vanwege het geringe aantal vragenlijsten dat is ingevuld en teruggestuurd zijn de bevindingen die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd eerder indicatief dan representatief. Hoewel docenten strikt genomen geen ‘externen’ zijn – zij geven immers mede vorm aan de identiteit van de instelling – nemen we hun beleving van de identiteit toch mee in dit hoofdstuk.
3 . 1 . B e la ng va n de id ent i t e it vo or de e lnem e rs , d oce nte n e n kla nt e n In deze paragraaf kijken we wat het belang van de identiteit van de instelling is voor deelnemers, docenten en klanten. Allereerst kijken we of de levensovertuiging van deze groepen aansluit bij die van de instelling waar ze aan verbonden zijn. In tabel 3.1 is te zien dat de meerderheid van de deelnemers en docenten vindt dat de eigen levensovertuiging aansluit bij de instelling. Voor de klanten is dat in mindere mate het geval. Tabel 3.1 Mate waarin eigen levensovertuiging overeenkomt met de grondslag van ROC/AOC, in procenten Geen/weinig overeenkomst Wel wat overeenkomst Deelnemers (n=32)
13
31
Veel overeenkomst
totaal
57
100%
Docenten (n=26)
12
23
61
100%
Stagebedrijven (n=14)
14
50
36
100%
Aan de docenten en deelnemers is verder gevraagd hoe zij tegenover de grondslag van hun ROC/AOC staan. Respecteren ze die of dragen ze die ook actief naar anderen uit? De meerderheid van de deelnemers zegt de grondslag van de instelling te respecteren, de meerderheid van de docenten zegt vooral ook de grondslag uit te dragen (tabel 3.2). Dit doen ze vooral omdat ze dat zelf nodig vinden (88 procent) en/of omdat de school dat verwacht (48 procent).
15
Tabel 3.2 Manier waarop deelnemers en docenten omgaan met de grondslag van hun ROC/AOC, in procenten Deelnemers (n=32)
Docenten (n=27)
6
7
draag ik niet naar anderen uit respecteer ik
63
33
draag ik naar anderen uit
31
59
100%
100%
Totaal
Om te kijken in hoeverre de identiteit van de opleiding een rol heeft gespeeld bij de keuze van de instelling is een aantal redenen voor opleidingskeuze voorgelegd aan de deelnemers. In figuur 3.3 (en tabel 3.3) is weergegeven hoe belangrijk elk van de redenen wordt gevonden. Het aanbod aan beroepsopleidingen blijkt het meest belangrijk, gevolgd door de grondslag van de school en de bereikbaarheid. De deelnemers die de grondslag van de school (heel) belangrijk vinden zijn allemaal afkomstig van één ROC. Figuur 3.3 Weergave van redenen voor instellingskeuze in mate van belangrijkheid, volgens deelnemers (n=32), in procenten
80 70 60 50 40 30 20 10 0
aa nb od
be re ik ba be ar he ro e id ps gr on op ds le id la i.. g . vr va ie n nd de en sc /v ho rie ol nd in ne n vo o. .. or ke u ad ro vi ud es er vo s rig e sc ho ol
(heel) onbelangrijk neutraal (heel) belangrijk
Tabel 3.3 Redenen voor instellingskeuze in mate van belangrijkheid, volgens deelnemers (n=32), in procenten heel
heel neutraal
belangrijk
Totaal
onbelangrijk
onbelangrijk
belangrijk
Bereikbaarheid
3
16
38
31
13
100%
aanbod beroepsopleidingen
0
7
19
58
16
100%
grondslag van de school
9
13
19
31
28
100%
vrienden/vriendinnen op school
3
26
32
29
10
100%
voorkeur ouders
13
30
33
13
10
100%
Advies vorige school
13
16
41
28
3
100%
16
Om te kijken hoe deelnemers en docenten denken over de identiteit van de opleiding is hen een aantal stellingen voorgelegd die betrekking hebben op identiteit (tabel 3.4). De meerderheid van deelnemers en docenten is het eens met de uitspraak dat de identiteit van ROC/AOC het visitekaartje is. Hiermee zeggen ze iets over de externe uiting (legitimerend of profilerend) van de identiteit. Docenten zijn het minder vaak eens met deze uitspraak dan deelnemers. Het zou kunnen dat de docenten niet zozeer gericht zijn op de uitstraling naar buiten, maar meer belang hechten aan de interne (richtinggevende) rol die de identiteit vervult. Bijna de helft van docenten en deelnemers vindt dat de identiteit een onderlinge band schept. Met deze uitspraak onderschrijven ze de visie van de managers (zie 2.1) dat de identiteit richtinggevend is en is terug te vinden in het handelen van de instelling. Toch is de identiteit niet allesoverheersend, een kleine meerderheid van docenten en deelnemers vindt de kwaliteit van de opleiding belangrijker dan de identiteit. Opvallend is dat een meerderheid van docenten vindt dat de grondslag niet allesbepalend3 hoeft te zijn, terwijl de deelnemers hier juist wel belang aan hechten. Een minderheid van docenten en deelnemers is het eens met de stelling dat de grondslag van het ROC/AOC voor hen niet hoeft. Tabel 3.4 Percentages deelnemers en docenten die het (heel erg) eens zijn met stellingen (deelnemers n=31, docenten n=28) % deelnemers % docenten (heel erg)
(heel erg)
eens
eens
de identiteit van het ROC/AOC is het visitekaartje
61
50
van mij hoeft de grondslag van het ROC/AOC niet zo
23
15
de identiteit van het ROC/AOC schept een onderlinge band
44
46
voor mij is de kwaliteit van de opleiding belangrijker dan de identiteit van het ROC/AOC
52
52
de grondslag hoeft niet allesbepalend te zijn op het ROC/AOC
29
63
Stagebieders Ook aan de stagebieders is gevraagd hoe zij denken over de identiteit van de instelling waar hun stagiaires vandaag komen. Aan stagebieders is gevraagd welke redenen voor hen belangrijk zijn bij het kiezen van stagiaires van juist deze instelling. In tabel 3.5 is te zien dat de stagebieders vooral naar de kwaliteit van de opleiding kijken en ook veel belang hechten aan een goede relatie met de stagecoördinator. Eveneens belangrijk zijn eerdere goede ervaringen met leerlingen en de goede begeleiding van leerlingen die het ROC/AOC biedt. Minder belang hechten de stagebieders aan de grondslag van het ROC/AOC.
3. De typering ‘allesbepalend’ is een vrij zware uitdrukking die suggereert dat alles ondergeschikt moet zijn aan de grondslag. In hun afwijzing van deze stelling geven de docenten aan dat ze meer ruimte willen rondom de grondslag: de term ‘richtinggevend’ had dat waarschijnlijk andere antwoorden opgeleverd op deze stelling.
17
Tabel 3.5 Mate van belang aan redenen om stagiaires van een bepaalde instelling te kiezen volgens stagebedrijven (n=14), in percentages (heel)onbelangrijk de reputatie van dit ROC/AOC dit ROC/AOC biedt geschikte opleidingen voor mijn bedrijfssector
21
neutraal (heel)belangrijk Totaal 14
64
100%
7
7
86
100%
28
29
43
100%
goede ervaringen met stagiaires van dit ROC/AOC
0
14
86
100%
goede relatie met stagecoördinator
0
7
93
100%
kwaliteit van de opleiding van dit ROC/AOC
0
0
100
100%
36
43
28
100%
leerlingen worden goed begeleid door dit ROC/AOC
0
14
85
100%
mijn bedrijf is vaste afnemer van stagiaires van dit ROC/AOC
0
21
78
100%
de grondslag van dit ROC/AOC
dit ROC/AOC is de enige onderwijsinstelling in de buurt die stagiaires in mijn richting heeft
Om te kijken hoe belangrijk stagebieders een herkenbare identiteit vinden van het ROC/AOC is hen een aantal stellingen voorgelegd. In tabel 3.6 is te zien dat een herkenbare identiteit van het ROC/AOC minder belangrijk wordt geacht dan de kwaliteit van de opleiding. De stellingen die een meer praktische inslag hebben en/of direct in de praktijk merkbaar zijn voor het stagebedrijf spreken meer aan. Zo hechten stagebedrijven vooral belang aan de werkhouding van stagiaires en goede samenwerking van ROC/AOC met het bedrijfsleven. Uit de laatste stelling blijkt dat stagebieders – waarschijnlijk dus op basis van kwaliteit – onderscheid maken tussen ROC’s en AOC’s onderling. Deze stelling is overigens op twee manieren te interpreteren. Degenen die hier ‘oneens’ hebben ingevuld, kunnen dat vooral voor het eerste deel van de stelling bedoeld hebben. Ze zouden dan aangeven dat hun bedrijf niet altijd stagiaires kan gebruiken. De stagebieders (n=7) die dit hebben ingevuld zijn allen echter (al jaren) een vast stageadres van ‘hun’ ROC/AOC. Daarom is het waarschijnlijker dat ze hier bedoeld hebben dat het hen wel degelijk uitmaakt van welk ROC/AOC de stagiaires komen.
18
Tabel 3.6 Mening van stagebieders over het ROC/AOC, volgens stagebieders (n=14) in percentages (heel erg)
(heel erg)
totaal
oneens
neutraal
eens
ik vind het belangrijk dat het ROC/AOC een herkenbare identiteit heeft
7
36
57
100%
ik vind het belangrijk dat het ROC/AOC met het bedrijfsleven samenwerkt
0
0
100
100%
de identiteit van het ROC/AOC
0
21
79
100%
ik vind het belangrijk dat stagiaires qua werkhouding passen bij mijn bedrijf
0
0
100
100%
ik vind het belangrijk dat leerlingen zich gedragen op een manier die past bij
de identiteit is het visitekaartje van het ROC/AOC
0
43
57
100%
de kwaliteit van de opleidingen is het visitekaartje van het ROC/AOC
0
21
79
100%
de grondslag van het ROC speelt geen rol in de relatie met mijn bedrijf
35
21
42
100%
de identiteit van het ROC/AOC schept een band met mijn bedrijf
14
50
35
100%
29
14
50
100%
50
7
42
100%
voor mijn bedrijf is de kwaliteit van de opleiding belangrijker dan de identiteit van het ROC/AOC mijn bedrijf kan altijd stagiaires gebruiken, ongeacht van welk ROC/AOC ze komen
3 .2 . Hoe er va r e n de eln e me rs en do ce nten de iden t it eit In hoofdstuk 2 is aangegeven dat het management ervoor kan zorgen dat de identiteit is terug te vinden in de dagelijkse gang van zaken van de instelling. Docenten zijn daar mede vormgever van en deelnemers kunnen dat in meerdere of mindere mate merken. We hebben in de vragenlijst enkele vragen opgenomen om na te gaan wat docenten en deelnemers merken van de identiteit van de instelling in de dagelijkse gang van zaken. In tabel 3.7 zijn de resultaten weergegeven. Docenten en deelnemers zeggen de identiteit vooral op te merken bij dag/weekopeningen, tijdens vieringen, in aandacht voor waarden en normen in de lessen. Ook kledingvoorschriften worden door deelnemers vaak genoemd4. Docenten herkennen de grondslag vaker dan deelnemers terug in onderdelen waar ze zelf bij betrokken zijn, zoals aandacht voor waarden en normen, optreden tegen pesten en omgangsvormen tussen docenten en leerlingen. Kennelijk wordt door de deelnemers niet alles ‘herkend’ wat volgens de docenten wel terug te voeren is op de grondslag. Deelnemers merken vaker dan de docenten iets van de grondslag bij de beroepsgerichte vakken, hetgeen opmerkelijk is omdat deze vakken toch ook door docenten verzorgd worden. Een meerderheid van de docenten zegt de grondslag terug te vinden in de omgang met zorgleerlingen.
4. Zoals gezegd in hoofdstuk 1 zijn de meeste respondenten deelnemers van één ROC. Dit ROC hanteert kledingvoorschriften.
19
Tabel 3.7 Percentages deelnemers en docenten die vinden dat de grondslag van het ROC/AOC ‘vaak’ merkbaar is bij de onderstaande momenten deelnemers (n=32)
docenten (n=27)
Tijdens dag/weekopeningen en/of sluitingen
59
58
In de aandacht voor religieuze feestdagen en gezamenlijke vieringen
59
52
In de aandacht voor waarden en normen tijdens de lessen
53
63
Bij het optreden tegen pesten
38
56
In de omgangsvormen tussen docenten en leerlingen
41
59
In de kledingvoorschriften
50
44
In de invulling van algemene vakken
34
33
In de invulling van beroepsgerichte vakken
45
26
In het voorlichtingsmateriaal
32
52
Niet gevraagd
52
In de omgang met zorgleerlingen
Behalve de benoembare en zichtbare uitingen van de identiteit van het ROC/AOC komt de identiteit ook tot uiting in de sfeer in de instelling, in de manier van omgaan met elkaar (zie ook hoofdstuk 2.2.3). Ook daarover hebben we aan deelnemers en docenten vragen gesteld. De resultaten zijn in tabel 3.8 weergeven. Een ruime meerderheid van de deelnemers en docenten voelt zich thuis op het ROC/AOC en mag daar zijn wie hij/zij is. Opvallend is wel dat de docenten over deze onderdelen meer tevreden zijn dan deelnemers. Volgens de meerderheid van de deelnemers hebben de docenten ook aandacht voor hen als persoon. Dit geldt in mindere mate voor de aandacht voor de levensovertuiging. In onze vragenlijst hebben we alleen gevraagd in hoeverre deze uitspraken van toepassing zijn en niet of deelnemers en docenten deze aspecten ook belangrijk vinden. We kunnen dus niet vaststellen of deelnemers het jammer vinden dat er relatief minder aandacht is voor hun levensovertuiging. Tabel 3.8 Percentage deelnemers (n=32) en docenten (n=27) dat het (heel erg) eens is met de uitspraak % leerlingen
% docenten
(heel erg) eens
(heel erg) eens
op deze opleiding mag ik zijn wie ik ben
72
88
ik voel me thuis op dit ROC/AOC
72
93
we zorgen samen voor een goede sfeer op het ROC/AOC
71
97
docenten hebben belangstelling voor mij
61
Niet gevraagd
docenten hebben belangstelling voor mijn levensovertuiging
41
Niet gevraagd
20
Hoofdstuk 4 Identiteit en meervoudig publieke verantwoording
Naast de meer intern gerichte zaken zoals onderwijs- en personeelsbeleid is de identiteit van de onderwijsinstelling merkbaar in publiciteit en voorlichting. Hoe profileert de instelling zich naar buiten toe en welke rol speelt de corporate identity in deze externe profilering?
4 .1 . Me er vo ud ig Pu blie ke Ve ran tw oord ing Onderwijsinstellingen hebben verantwoordelijkheid naar veel personen en organisaties in de maatschappij. Dit staat bekend onder de term ‘meervoudig publieke verantwoording’. Er zijn enkele instanties die een formele controle uitoefenen op het onderwijs, zoals de onderwijsinspectie (kwaliteit van het onderwijs) of het bestuur van de instelling (financiële en beleidsmatige verantwoording). Naast deze vormen van ‘verticaal toezicht’ (zie ook www.kwaliteitskring.nl/ meervoudig publieke verantwoording) heeft een school ook een verantwoordelijkheid naar andere belanghebbenden, zoals leerlingen, ouders, stagebieders, toeleverende scholen, de buurt of gemeente. De instelling legt deze verantwoording af door inzichtelijk te maken wat er in de instelling gebeurt. Middelen die de instelling daarvoor kan inzetten zijn jaarverslagen, informatie in schriftelijk voorlichtingsmateriaal of op de website of open dagen en – last but not least – via de vormgeving en organisatie van het onderwijs. Deze verantwoording is niet ‘formeel’ maar daardoor niet minder belangrijk, het gaat hierbij meer om morele verantwoording. Naast de informatie die de school zelf naar buiten brengt is er ook nog de informatie die (lokale) pers over de instelling publiceert. Ook deze informatie kan voor een onderwijsinstelling verstrekkende gevolgen hebben. Zo heeft het schietincident op een Haagse middelbare school een behoorlijke terugloop in leerlingenaantallen tot gevolg gehad. Het afhandelen en reageren op incidenten (in de pers) is steeds vaker onderdeel van het takenpakket van een onderwijsinstelling. In dit rapport komt deze kant van de externe verantwoording verder niet ter sprake. In dit hoofdstuk gaan we nader in op de manier waarop onderwijsinstellingen zich naar de buitenwereld presenteren. Het gaat dan vooral om de eigen publiciteit en om de manier waarop de instelling in aanraking komt met reacties van de buitenwereld.
21
4 . 2 . O mg an g va n R OC ’s en A OC ’s m et de b u it e nw ere l d In deze paragraaf bekijken we hoe ROC’s en AOC’s zich opstellen naar de buitenwereld. Wat zeggen de managers over de wijze waarop hun instelling zich naar buiten verantwoordt? Hoe vinden docenten dat hun instelling zich naar buiten uit en wat vinden de klanten (stagebieders) ervan? Positionering volgens de managers In de interviews hebben de managers aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat de school laat zien waar zij voor staat. Dit wordt zowel intern naar deelnemers en docenten als extern uitgedragen. De geïnterviewde instellingen verschillen in de mate waarin ze de externe profilering vormgeven. Er lijkt5 sprake van een samenhang tussen de rol die de instelling toekent aan de corporate identity (legitimerend, richtinggevend of profilerend) en de wijze waarop men zich naar buiten uitdrukt. De instelling waarvoor de identiteit legitimerend is, is naar de buitenwereld toe duidelijk over de identiteit, deze wordt in communicatie (website, jaarverslag) duidelijk verwoord. De identiteit dient echter niet als PR-middel of als instrument om te profileren. Twee instellingen hebben aangegeven dat de identiteit voor hen vooral richtinggevend is. Zoals al gesteld in paragraaf 2.1. heeft de identiteit in dat geval met name een interne functie voor de instelling. In hun communicatie naar de buitenwereld zijn deze instellingen niet erg uitgesproken over hun identiteit, ze gebruiken de identiteit niet als PR-middel. Eén van de instellingen met een christelijke overtuiging benadrukt in de voorlichting naar ouders en leerlingen vooral de kleinschaligheid en de goede zorg voor leerlingen. Dat deze kenmerken uitingen zijn van de christelijke grondslag van de school komt hierbij niet aan de orde. Bij het werven van personeelsleden wordt wel duidelijk vermeld dat het om een christelijke school gaat. In de communicatie naar nieuwe personeelsleden – die straks mede verantwoordelijk zijn voor het binnen de instelling vormgeven van de identiteit – wordt de identiteit wel genoemd, in de communicatie naar de ‘buitenwereld’ dus niet. Twee instellingen hebben aangegeven dat de corporate identity voor hen vooral een profilerende functie heeft. Zij zien de identiteit als iets dat hen onderscheidt van andere instellingen. Beide instellingen zijn heel extern gericht en laten in hun communicatie naar de buitenwereld duidelijk zien waar ze voor staan. Het verschil met de legitimerende instelling – die ook duidelijk is over de identiteit – is dat de profilerende instellingen de identiteit als PR-middel zien. De PR is bedoeld om deelnemers naar de onderwijsinstelling te krijgen en om bekendheid te krijgen bij het lokale bedrijfsleven. Het uitstralen van een duidelijk beeld naar de buitenwereld is belangrijk voor deze instellingen. Bij één van de geïnterviewde ROC’s is het zich naar buiten profileren onderdeel van de missie. Dit ROC maakt er dan ook veel werk van. Zo hebben zij een eigen televisieprogramma waarmee ze brancheprofilering nastreven en brengen ze samen met een regionale krant een ‘beroepsonderwijskrant’ uit. Dit ROC zorgt verder voor zichtbaarheid door deelnemers te laten participeren in lokale evenementen. Studenten van de afdeling horeca hebben de voeding verzorgd bij een sportevenement.
5. Op basis van gegevens van slechts vijf instellingen kan een samenhang niet overtuigend worden aangetoond.
22
De deelnemers hebben hiermee extra praktijkervaring opgedaan en het ROC krijgt door deze actie naamsbekendheid. Docenten over de externe profilering Aan de docenten is gevraagd in welke mate zij vinden dat het ROC/AOC de identiteit naar de buitenwereld profileert. In tabel 4.1 is te zien dat de identiteit van het ROC/AOC volgens de docenten het minst duidelijk is bij de profilering en voorlichting naar het bedrijfsleven. Ongeveer de helft van de docenten is van mening dat de identiteit zichtbaar is in de andere vormen van externe verantwoording. Het is opvallend dat de identiteit volgens de docenten bij de voorlichting naar ouders duidelijker merkbaar is dan in de voorlichting aan leerlingen. Tabel 4.1 Percentages docenten die vinden dat de grondslag van het ROC/AOC ‘vaak’ merkbaar is bij onderstaande uitspraken In welke mate speelt de identiteit van de opleiding een rol bij……
docenten (n=27)
publiciteit (krant/tijdschrift)
48
het jaarverslag
49
voorlichtingsactiviteiten gericht op het bedrijfsleven
19
voorlichtingsactiviteiten voor ouders van toekomstige leerlingen
52
voorlichtingsactiviteiten voor toekomstige leerlingen
44
profilering ten opzichte van andere ROC's/AOC's
35
profilering ten opzichte van het bedrijfsleven
15
Percepties van identiteit door klanten Hoe percipiëren klanten de identiteit van het ROC/AOC en welke waarde hechten zij eraan? In de vorige paragraaf (tabel 3.6) hebben we al geconstateerd dat de klanten meer belang hechten aan de kwaliteit van de opleiding, aan de goede contacten en aan de aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven dan aan de identiteit. Ondanks dat ze de identiteit niet erg belangrijk vinden, kunnen ze wel iets zeggen over hoe zij de identiteit of uitingen daarvan percipiëren. Hoe komt de instelling op hen over? Is de identiteit duidelijk merkbaar? Om dit te toetsen hebben we de klanten weer enkele stellingen voorgelegd die te maken hebben met de perceptie van de identiteit. In tabel 4.2 zijn de uitkomsten weergegeven. De drie uitspraken meten vooral de perceptie van de identiteit van het ROC/AOC door de stagebieder. De meerderheid van de stagebieders is van mening dat het ROC/AOC zich duidelijk onderscheidt van andere scholen, dat het promotiemateriaal duidelijk maakt waar het ROC voor staat en dat contactpersonen de identiteit uitdragen. Dit betekent dat de ROC’s en AOC’s er in slagen om een duidelijk beeld neer te zetten bij hun klanten.
23
Tabel 4.2 Mate waarin stagebieders het eens zijn met uitspraken over de identiteit van het ROC/AOC, in percentages (n=14) (heel erg)
dit ROC/AOC onderscheidt zich duidelijk van andere scholen
heel erg
oneens
neutraal
eens
eens
14
21
36
29
in het promotiemateriaal is te zien waar dit ROC/AOC voor 0
43
57
0
de contactpersonen van het ROC/AOC dragen de identiteit uit
0
36
50
14
4 . 3 . K ne l pu nte n id ent it e it In de missie of visie maakt een instelling een duidelijke keuze voor een aantal kernwaarden. Deze kernwaarden vormen een afbakening van de corporate identity. Ze dienen als uitgangspunt maar ook als toetssteen. De functie van toetssteen is relevant als zich intern of extern zaken voordoen waarover de instelling een standpunt moet innemen. Het kan zo zijn dat de identiteit van de instelling in botsing komt met personen of meningen. Doen zich wel eens knelpunten voor en welke zijn dat dan? Hoe gaat de instelling daarmee om? Deze en andere vragen staan centraal in deze paragraaf. Managers over knelpunten rondom identiteit In de interviews met managers zijn een aantal knelpunten genoemd. Er is daarbij onderscheid te maken in interne en externe knelpunten. De interne knelpunten hebben betrekking op de eigen organisatie. Bij de externe knelpunten doet zich een botsing voor met iets of iemand in de buitenwereld. Als intern knelpunt wordt genoemd dat het moeite kost om de medewerkers op één lijn te krijgen en samen de identiteit vorm te geven. Dit knelpunt speelt met name bij ROC’s of AOC’s die ontstaan zijn vanuit een fusie of waar zich een reorganisatie heeft voorgedaan. In die gevallen moeten verschillende organisatieculturen samen verder gaan als één nieuwe. Het gezamenlijk doorleven van de identiteit kost tijd en moeite. Als oplossing voor dit knelpunt wordt de rol van het CvB benadrukt: het CvB moet de missie uitdragen en er ook duidelijk voor staan. Een andere strategie is om de missie/visie met het personeel samen op de agenda te zetten, bijvoorbeeld door een jaarthema of door een ‘visie-spel’. In deze oplossingen gaat de instelling het gesprek aan met de medewerkers over de identiteit. Het is uit de interviews niet duidelijk geworden of de inhoud van de identiteit nog ter discussie staat en eventueel wordt bijgesteld door de inbreng van medewerkers. De externe knelpunten die genoemd zijn doen zich voor met verschillende partijen: de overheid, stagebieders, ouders of leerlingen6. Er is één instelling die in de toekomst een knelpunt verwacht met de wet- en regelgeving omtrent de medezeggenschap. Deze instelling heeft nu geen medezeggenschapsraad 6. Leerlingen worden hier bij de buitenwereld gerekend, vanuit deze insteek bestaat ‘de instelling’ alleen uit het personeel. Dat is een keuze die arbitrair is, er kan ook gekozen worden voor een zienswijze waarin deelnemers ook tot de instelling gerekend worden omdat zij behalve deelnemers ook mede sfeerbepalend zijn. In hoofdstuk
24
100% 100%
staat
5 komen we hierop terug.
totaal
100%
omdat dit niet past bij de overtuiging. Er is wel een personeelsraad, maar deze heeft geen instemmingsrecht. Hoe dit knelpunt zich zal oplossen is niet aan de orde gekomen in het interview. Bij een van de ROC’s doen zich incidenteel knelpunten voor met stagebieders. Deze knelpunten hebben te maken met de levensovertuiging van de stagiaires (zie ook paragraaf 2.2.3). Het is bij stagebieders in de zorg soms een knelpunt als stagiaires niet zijn ingeënt. Hoe het ROC met deze problemen omgaat is niet ter sprake gekomen, waarschijnlijk wordt een ander stagebedrijf gezocht voor de stagiaires die het betreft. Ook komt het wel eens voor dat de overtuiging van de stagiaire botst met de stagebieder. Deze situatie wordt door het ROC gezien als leermoment, de stagiair wordt door de stagebegeleider geholpen bij het zoeken van een passende oplossing. Eén van de instellingen noemt een knelpunt met ouders. Het komt wel eens voor dat leerlingen vanwege het overtreden van schoolregels straf krijgen. Met name de nietchristelijke ouders reageren dan wel eens negatief en beroepen zich dan op de identiteit van de school: ‘mooie christelijke school zijn jullie’. Het standpunt van de ouders is hierbij dubbelzinnig: enerzijds gaat hun kind naar deze school waar deze regels gelden en anderzijds vallen ze de school erop aan dat de regels worden gehandhaafd. Deze knelpunten worden doorgaans opgelost in gesprek met de ouders. Dit knelpunt heeft in bredere zin te maken met de samenleving die verandert en waarin de loyaliteit van ouders naar hun kind groter is dan naar de school. Knelpunten met leerlingen doen zich op alle instellingen wel eens voor. Soms botst de vrijheid van meningsuiting (open podium, schoolkrant) met de identiteit van de instelling. Hier wordt doorgaans met de leerling(en) in kwestie over gesproken. In een enkel geval komen er vanuit de levensovertuiging van de leerling vragen over de inhoud van het onderwijs (evolutietheorie of Gods schepping). Docenten over knelpunten In de vragenlijst is aan docenten een aantal uitspraken voorgelegd over botsingen van de identiteit van de instelling met anderen. In tabel 4.3 zijn de uitkomsten van deze vraag te zien. Over het algemeen blijkt dat botsingen niet/nauwelijks voorkomen en àls zich botsingen voordoen is dat vooral met leerlingen (in enige mate) en niet met de verder weg gelegen ‘buitenwereld’. Zo hebben direct omwonenden en stagebieders van het ROC/AOC (‘de buurt’) het minst vaak te maken met het ROC/AOC. In een incidenteel geval botst het ROC/AOC ‘in hoge mate’ met de opvattingen van belangengroeperingen in de samenleving. Er zijn twee verklaringen denkbaar voor deze constatering. Het kan zo zijn dat externen zich niet interesseren voor wat er zich op het ROC/AOC afspeelt en/of het ROC/AOC communiceert niet duidelijk naar buiten toe over de identiteit. Als er zich verschillen in opvattingen voordoen is dat meestal tussen het ROC/AOC en deelnemers of docenten. Zij zijn ook de meest direct betrokkenen die wekelijks (intensief) te maken hebben met de identiteit van het ROC/AOC. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zich hier wel eens knelpunten voordoen. In de vragenlijst is niet verder doorgevraagd naar het soort knelpunten. Waarschijnlijk gaat het om knelpunten die hierboven al beschreven zijn in de interviews met managers (vrijheid van meningsuiting).
25
Tabel 4.3 Mate van instemming met uitspraken over botsingen in identiteit, door docenten (n=27) in procenten In de afgelopen twee jaar heeft de identiteit van het ROC/AOC daadwerkelijk gebotst met …….
in geringe
in enige
in hoge
niet/nauwelijks
mate
neutraal
mate
mate
nvt
…opvattingen van sommige leerlingen
47
29
7
18
0
0
…opvattingen van sommige docenten
50
25
14
11
0
0
samenleving
52
7
15
7
7
11
… direct omwonenden
81
4
8
0
0
8
…. Opvattingen van stagebieders
61
14
14
7
0
4
… sommige belangengroeperingen in de
26
Hoofdstuk 5 Samenvatting, conclusies en discussie
5 . 1 . S a men va t t i ng Op verzoek van de Unie-PC is dit onderzoek naar de identiteit van onderwijsinstellingen in de BVE-sector uitgevoerd. Hierbij stond de volgende vraag centraal: ‘hoe wordt de ethiek van de levensbeschouwing verbonden aan de ontwikkeling van de identiteit van de onderwijsinstelling in relatie met de maatschappelijke verantwoording?’ Voor dit onderzoek is de medewerking gezocht van acht ROC’s en AOC’s via schriftelijke vragenlijsten bij deelnemers, docenten en stagebieders en telefonische interviews met managers. De respons is erg tegengevallen, er hebben vijf instellingen deelgenomen aan het interview en van vier instellingen zijn (enkele) vragenlijsten teruggekomen. Het is jammer dat niet meer instellingen bereid waren om deel te nemen aan dit onderzoek. Vanwege de beperkte respons hebben de uitspraken in dit rapport geen algemene geldigheid en zijn ze slechts indicatief. Het hier voorliggende rapport heeft daarmee vooral waarde in het aanstippen en voorbeeldsgewijs bespreken van issues die te maken hebben met identiteit. Het rapport pretendeert niet om uitspraken te doen die geldig zijn voor onderwijsinstellingen in de hele BVE-sector. Belang van identiteit voor onderwijsinstellingen De identiteit kan legitimerend, richtinggevend en/of profilerend zijn voor de onderwijsinstelling. Legitimerend geeft aan dat aan de identiteit een wettelijke basis of bestaansrecht ten grondslag ligt. Deze legitimerende rol geldt alleen voor het bijzonder onderwijs. De andere instellingen hebben wel een basis missie/visie, maar deze is niet ‘legitiem’ in de letterlijke zin van het woord: er ligt geen wettelijke basis aan ten grondslag. Met richtinggevend wordt vooral gedoeld op de rol die de identiteit vervult voor het vormgeven van de interne organisatie. Profilerend betekent dat de identiteit vooral een onderscheidend middel is ten opzichte van andere instellingen.
27
profilerend richtinggevend
legitimerend
De drie mogelijkheden vertonen een onderlinge samenhang in die zin dat er een toenemende mate van externe gerichtheid in is waar te nemen. Het komt waarschijnlijk niet vaak voor dat de identiteit alleen een legitimerende of basisfunctie heeft: er zal doorgaans in richtinggevende zin ook vorm en inhoud worden gegeven aan de identiteit. Een stap verder gaat het als de identiteit (ook) profilerend is: in dat geval laat de instelling naar buiten duidelijk zien wat de identiteit inhoudt. Een instelling hoeft deze laatste rollen niet volledig in te vullen, het is echter een risico als de profilerende rol een sterke invulling krijgt terwijl de richtinggevende rol niet duidelijk is ingevuld. Het risico is dan dat de instelling naar buiten toe een ander beeld uitstraalt dan er binnen de instelling wordt waargemaakt (‘window-dressing’). Als daarentegen de richtinggevende rol sterk ontwikkeld is zonder sterke externe profilering mist de instelling de kans op externe toetsing (zie ook paragraaf 5.3. bij ‘botsingen’). Deze situatie doet denken aan valse bescheidenheid of het niet durven uitkomen voor de identiteit. Vormgeving van de identiteit in de dagelijkse praktijk Om de identiteit vorm te geven in het dagelijks handelen hebben managers drie mogelijkheden. Ten eerste speelt het personeel – en met name docenten – een belangrijke rol. Dit wordt door de managers en door de docenten zelf aangegeven. Ten tweede komt de identiteit tot uiting in organisatorische aspecten die terug te vinden zijn in de cultuur van de organisatie. Maak je als instelling in daden waar waar je in je missie voor staat? Voorbeelden hiervan zijn regels en (omgangs)normen of de manier waarop wordt omgegaan met zorgleerlingen. Een heel ander voorbeeld is het gebruik van milieuvriendelijke materialen bij nieuwbouw omdat de instelling in de missie ‘zorg voor natuur en milieu’ als belangrijk uitgangspunt noemt. Ten derde komt de identiteit van de instelling tot uiting in onderwijsinhoudelijke zaken. Docenten kunnen in hun onderwijs aandacht besteden aan kernwaarden uit de missie en soms is er een apart vak waarin een kernwaarde centraal staat (levensbeschouwing). Zoals eerder gezegd (paragraaf 2.1.) kost het vormgeven en in stand houden van de identiteit door de gehele instelling veel tijd en moeite: dit gaat niet vanzelf, er moet aan gewerkt worden. Bij enkele geïnterviewde instellingen is dit gewaarborgd door het behouden van de identiteit als taak van het CvB te benoemen.
28
Beleving van identiteit door docenten, deelnemers en klanten Door middel van een schriftelijke vragenlijst is bij deelnemers, docenten en klanten (stagebieders) gepeild hoe de identiteit van de instelling beleefd wordt. Uit de antwoorden is op te maken dat de kwaliteit van de opleiding belangrijker wordt gevonden dan de identiteit. Met name de leerlingen van het Reformatorische ROC vinden de identiteit van de instelling ook belangrijk. De identiteit van de instelling is voor de deelnemers en docenten vooral merkbaar in de weekopeningen en sluitingen, gezamenlijke vieringen, aandacht voor waarden en normen in de lessen. Docenten herkennen de identiteit vaker dan deelnemers terug in cultuur-organisatorische zaken zoals het optreden tegen pesten, omgangsvormen en de aandacht voor zorgleerlingen. Een ruime meerderheid van docenten en deelnemers voelt zich thuis op het ROC/AOC. Stagebieders hechten vooral belang aan de kwaliteit van de opleiding, aan een goede relatie met de stagecoördinator, eerdere ervaringen met het ROC/AOC en aan de begeleiding die het ROC/AOC de leerlingen biedt. Het lijkt erop dat stagebedrijven vooral de voor hen praktische zaken waarderen en minder direct betrokken zijn bij de identiteit van het ROC/AOC. Externe uitingen van de identiteit door onderwijsinstellingen De ROC’s en AOC’s verschillen in de manier waarin zij zich extern profileren. Er lijkt sprake van een samenhang tussen de rol die de identiteit speelt voor de instelling en de wijze waarop deze zich naar buiten presenteert. Als de identiteit een legitimerende functie heeft wordt er in de communicatie naar buiten duidelijk over gecommuniceerd. Deze communicatie richt zich op het bekendmaken van de identiteit en niet op het overtuigen van anderen. Als de identiteit een richtinggevende functie heeft voor de koers van de organisatie is de communicatie naar de buitenwereld meer ingetogen. De identiteit is geen onderwerp dat expliciet naar buiten wordt geëtaleerd. Als de identiteit een profilerende functie heeft voor de instelling is de communicatie naar buiten het meest prominent. De identiteit wordt in dat laatste geval duidelijk naar buiten uitgedragen met de bedoeling anderen te laten zien waar het ROC/AOC voor staat. Docenten vinden dat hun instelling zich vooral helder profileert in de voorlichting aan ouders en toekomstige leerlingen. Zij vinden de identiteit minder duidelijk terug in de voorlichting aan het bedrijfsleven. Stagebedrijven zijn – zoals boven gezegd – niet erg bezig met het beoordelen van de identiteit van het ROC/AOC. Zij vinden wel dat het ROC/AOC zich onderscheidt van andere instellingen en dat de contactpersonen en het promotiemateriaal dit ondersteunen. Knelpunten met identiteit De identiteit van de instelling kan in botsing komen met personen in de eigen instelling of de buitenwereld. In de interviews hebben de managers interne en externe knelpunten genoemd. De interne knelpunten doen zich voor binnen de eigen organisatie en hebben vooral te maken met het op één lijn krijgen van de medewerkers in het gezamenlijk vormgeven van de identiteit.
29
Externe knelpunten doen zich soms voor met de overheid, stagebieders, ouders of leerlingen. In de meeste gevallen gaat het om een botsing tussen de identiteit van de instelling en de overtuiging/mening van de externe betrokkene. 5 . 2 . co nc lu s ie s In deze paragraaf proberen we de onderzoeksvragen te beantwoorden. De hoofdvraag van het onderzoek is nader uitgesplitst in 5 deelvragen, namelijk: 1. Hoe geven onderwijsinstellingen vorm en invulling aan hun 'corporate identity'? 2. Hoe geven onderwijsinstellingen invulling aan hun 'corporate identity' in relatie tot hun deelnemers en het toekomstig beroepenveld/klantengroepen? 3. Hoe percipiëren klantengroepen de 'corporate identity' van de onderwijsinstellingen? 4. In hoeverre is er sprake van communicatie over wederzijdse verwachtingen tussen klantgroepen en onderwijsinstellingen in relatie tot de 'corporate identity'? 5. Welke knelpunten spelen er bij de ontwikkeling van 'corporate identity' in relatie tot de maatschappelijke verantwoording (MPV) en de communicatie met klantengroepen? En welke oplossingen zijn daarvoor ontwikkeld? Schematisch weergegeven hangen de vragen als volgt samen:
Grondslag/missie/visie van instelling --> identiteit opgesteld door management
Perceptie van identiteit door omgeving: deelnemers, ouders, stagebedrijven
Vraag 1
Uitdragen en vormgeven van identiteit door medewerkers (en deelnemers) van de instelling
Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 en 5
1. Hoe geven onderwijsinstellingen vorm en invulling aan hun ‘corporate identity?’ De responderende onderwijsinstellingen geven aan dat de ‘corporate identity’ gebaseerd is op een missie of visie. Vaak kent de missie of visie enkele kernwaarden die verder kunnen worden uitgewerkt. De missie/visie is opgesteld door het management en wordt verder vormgegeven door management en medewerkers. Hiertoe gebruikt de instelling verschillende aangrijpingspunten: namelijk personele, cultureel/organisatorische en onderwijsinhoudelijke. Het personeel en met name de docenten zijn belangrijke vormgevers van de identiteit van de instelling. Via het personeelsbeleid kan de instelling ervoor zorgen dat het personeel op de hoogte is van de missie/visie en deze mee uitdraagt en/of onderschrijft/respecteert. Binnen de instelling wordt via regels en afspraken de missie verder vormgegeven. Zo is de keuze voor teamonderwijs een uitwerking van een 30
kernwaarde waarin aandacht voor deelnemers centraal staat. Ook in de onderwijsinhoud kunnen elementen van de missie zijn terug te vinden, bijvoorbeeld door het aan de orde stellen van ethische kwesties in de opleiding zorg of in de opleiding veehouderij. Het vormgeven en onderhouden van de corporate identity kost volgens de responderende instellingen tijd en moeite. Vaak is het een taak van een lid van het CvB om dit onderwerp op de agenda te houden. 2.
Hoe geven onderwijsinstellingen invulling aan hun 'corporate identity' in relatie tot hun deelnemers en het toekomstig beroepenveld/klantengroepen? De vormgeving van de corporate identity naar de deelnemers toe vindt zoals hierboven beschreven vooral plaats via de regels en afspraken (cultuur/organisatorisch) en via de inhoud van het onderwijs. Van de vormgeving van de corporate identity naar klantgroepen hebben we weinig voorbeelden gezien. Er is één ROC dat zich hiermee sterk bezighoudt, het profileren in de richting van klanten is bij dit ROC ook geformuleerd als doel in de missie. Het ROC in kwestie wil zich profileren als partner voor het bedrijfsleven, enerzijds als leverancier van stagiaires en anderzijds als partner in kennis waar bedrijven voor (na)scholingswensen kunnen aankloppen. 3.
Hoe percipiëren klantengroepen de 'corporate identity' van de onderwijsinstellingen? De responderende stagebedrijven (NB n=14!) hechten meer waarde aan de kwaliteit van de opleiding dan aan de identiteit. Ook hechten ze veel belang aan goede contacten met de stagecoördinator en een goede begeleiding van leerlingen. Desgevraagd zeggen ze dat de identiteit van het ROC/AOC wel herkenbaar is en dat het hen duidelijk is waar de instelling voor staat. Er is waarschijnlijk een sterke relatie tussen de identiteit en de kwaliteit van de onderwijsinstelling. Bij de geïnterviewde ROC’s en AOC’s waren de missie/visie en/of kernwaarden gericht op het bieden van goed onderwijs en op het opleiden van ‘beroepsvaardige burgers’. In de praktische vertaling hiervan spelen onderwerpen als goede stagebegeleiding of zorgvuldige contacten met het bedrijfsleven een rol. Dit is de uitwerking van de identiteit die de stagebieders kunnen waarnemen. Zij waarderen deze kenmerken en noemen dat ‘kwaliteit’, terwijl ze daarmee indirect ook een uitspraak doen over de identiteit. 4.
In hoeverre is er sprake van communicatie over wederzijdse verwachtingen tussen klantgroepen en onderwijsinstellingen in relatie tot de 'corporate identity'? Uit de beschikbare gegevens hebben we niet de indruk dat er veel sprake is van communicatie tussen klantgroepen en onderwijsinstellingen over de corporate identity. Eén ROC is wel heel actief in het benaderen van klantgroepen, dit ROC wil ‘partner’ zijn voor het bedrijfsleven. In hoeverre dit ook vorm krijgt in het afstemmen van wederzijdse verwachtingen is niet bekend. De beschikbare klantgegevens die we hebben (van de 14 stagebieders) zijn niet afkomstig van klanten van dit ROC, waardoor we hierover geen uitspraken kunnen doen.
31
5.
Welke knelpunten spelen er bij de ontwikkeling van 'corporate identity' in relatie tot de maatschappelijke verantwoording (MPV) en de communicatie met klantengroepen? En welke oplossingen zijn daarvoor ontwikkeld? In de interviews en uit de vragenlijsten zijn een aantal knelpunten naar voren gekomen. Deze hebben echter niet te maken met de ontwikkeling van de identiteit, maar meer met de al vaststaande identiteit. Er doen zich incidenteel knelpunten voor tussen leerlingen en stagebieders, en tussen het ROC/AOC en ouders en/of leerlingen. De knelpunten met stagebieders hebben te maken met een botsing tussen de overtuiging van de leerling en van stagebieder. Voorbeelden hiervan zijn het niet ingeënt zijn van stagiaires, hetgeen een probleem oplevert bij stages in de zorg. Hoe dit is opgelost is in het interview niet ter sprake gekomen, waarschijnlijk is een ander stageadres gezocht. Een ander voorbeeld was het vanwege de geloofsovertuiging niet willen deelnemen aan een bedrijfsfeest door een stagiaire. Dit knelpunt is door het ROC als leermoment aangegrepen in het proces van ontwikkeling van de leerling tot beroepsbeoefenaar. Het knelpunt met ouders heeft te maken met communicatie over de identiteit van de instelling. Het gaat om ouders die komen klagen als hun kind straf heeft gekregen voor het niet nakomen van schoolregels. Als het goed is zijn de schoolregels door leerling en ouders geaccepteerd bij het inschrijven op deze school. Het hoeft dus geen verrassing te zijn als de school zich beroept op deze regels. Het feit dat de ouders op school komen klagen geeft aan dat er niet helder genoeg gecommuniceerd is over de regels en de consequenties daarvan. Tegelijkertijd is het ook een teken van een veranderende maatschappij waarin mensen sneller ‘verhaal komen halen‘ als hen iets niet zint. Welke oplossing het ROC/AOC in dit geval heeft gekozen is niet in het interview aan de orde gekomen. Eén ROC verwacht in de toekomst een knelpunt met wet- en regelgeving rondom het verplicht worden van medezeggenschap. Dit botst heel direct met de overtuiging van het ROC en een oplossing hiervoor is nog niet bedacht. Beantwoording hoofdvraag Na het beantwoorden van de vijf deelvragen kunnen we proberen een antwoord te geven op de hoofdvraag: ”hoe wordt de ethiek van de levensbeschouwing verbonden aan de ontwikkeling van de identiteit van de onderwijsinstelling in relatie met de maatschappelijke verantwoording?” De term ‘levensbeschouwing’ is in het onderzoek breed opgevat en ook geïnterpreteerd als ‘missie/visie’ van de onderwijsinstelling. Uit dit onderzoek bij een beperkt aantal ROC’s en AOC’s is gebleken dat instellingen hun missie/visie met behulp van hun personeel (docenten), cultureel/organisatorische en onderwijsinhoudelijke maatregelen vertalen in een praktisch bruikbare uitwerking van de identiteit. Over de vormgeving van de missie/visie wordt ook gecommuniceerd in voorlichting en contacten met ouders, leerlingen en stagebieders. Het is echter met name de praktische vormgeving die wordt waargenomen en beoordeeld door leerlingen, ouders en stagebieders/bedrijven. Uit het onderzoek is niet duidelijk geworden of er sprake is van communicatie tussen instellingen en klantengroepen over de identiteit. De instellingen presenteren zich wel naar buiten toe via hun onderwijs, voorlichting, websites, maar of zij ook bijhouden (meten, registreren, in gesprek gaan) hoe klantgroepen dit waarderen is niet duidelijk.
32
5 . 3 . d is cus s ie Het is jammer dat er zo weinig ROC’s en AOC's hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Het onderwerp is interessant en verdient aandacht in bredere kring. De bevindingen die in dit onderzoek gedaan zijn kunnen nu niet breed getoetst worden op geldigheid. We zijn benieuwd of de relatie die lijkt te bestaan tussen de rol die de identiteit speelt voor de instelling – legitimerend, richtinggevend, profilerend – en de manier waarop de instelling zich naar buiten presenteert geldig blijkt te zijn voor het hele BVE-veld. Ook is het jammer dat er te weinig vragenlijsten zijn teruggekomen om instellingsportretten te maken waarin we een relatie konden leggen tussen gegevens uit het interview met de manager en de beleving van deelnemers, docenten en klanten. In dat geval hadden we de twee kanten van dezelfde medaille kunnen bekijken en een uitspraak kunnen doen over de mate waarin de instelling in de ogen van deelnemers, docenten en stagebieders waarmaakt wat zij volgens het management probeert na te streven. Wie vormen ‘de onderwijsinstelling’? Een punt waarover tijdens en na het schrijven van dit rapport nog onduidelijkheid bestaat is de vraag: ‘welke personen vertegenwoordigen of vormen samen de instelling?’ Bestaat de instelling uit het management en de medewerkers die onderwijs verzorgen en aanbieden aan een ruime kring van klanten (deelnemers, stagebieders, ouders)? Of maken deelnemers ook deel uit van de instelling en hebben zij eveneens een rol in het vormgeven van de identiteit? Voor beide invalshoeken is wat te zeggen. In het eerste geval vormen de medewerkers samen een cultuur van waaruit ze de – steeds wisselende – populatie deelnemers onderwijs aanbieden. De cultuur van de instelling is daarmee een relatief stabiele factor. In het tweede geval bepalen deelnemers mede hoe de identiteit van de instelling vorm krijgt. De cultuur van de instelling wordt daarmee dynamischer en deelnemers kunnen zich meer betrokken voelen. Uit de gegevens in tabel 3.8 lijkt af te leiden dat bij de responderende instellingen vooral de eerste situatie van toepassing is. Er zijn meer docenten die zich in de instelling thuisvoelen (93%) dan deelnemers (72%). Het is voor onderwijsinstellingen belangrijk om te bepalen welke situatie voor hen geldt en wenselijk is. Een andere vraag die zich voordoet bij het onderzoeken van de identiteit en de maatschappelijke verantwoording heeft te maken met de intentie van de communicatie over de identiteit. Wat is precies de bedoeling van de communicatie? Gaat het om het informeren van de buitenwereld of wordt afstemming van wederzijdse verwachtingen nagestreefd? Is de identiteit van de onderwijsinstelling een vast gegeven of staat de identiteit ter discussie? Botsende identiteit wordt sterker In dit onderzoek hebben we gevraagd of zich knelpunten voordoen in relatie tot de identiteit. De geïnterviewde instellingen vonden het moeilijk om knelpunten op te noemen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat ze de ‘botsingen’ tussen de identiteit van de instelling en de buitenwereld niet als knelpunt ervaren. Een botsing is te zien als een toetsmoment waarop de identiteit en de eruit voortvloeiende regels/normen getoetst worden aan een voorval in de praktijk. Er wordt nagegaan welke reactie passend is in het 33
licht van de identiteit. Wellicht wordt op basis van de nieuwe inzichten besloten tot een herformulering van de identiteit. Een sterk uitgesproken identiteit zal vaker botsen met de buitenwereld en zal dus vaker de eigen uitgangspunten toetsen of staven aan de voorvallen in de dagelijkse praktijk. Dit maakt de identiteit sterker omdat elke keer wordt teruggekeken naar de basis en die herbevestigd wordt. In metaforische zin is de identiteit te zien als een diamant die er met elke botsing een nieuw vlakje bij krijgt. De diamant blijft even sterk maar wordt steeds mooier… Tot slot Tot slot lijkt het hele identiteitsverhaal vooral interessant voor de instellingen zelf. Klanten en deelnemers zijn meer geïnteresseerd in de kwaliteit van de onderwijsinstelling dan in de identiteit. Instellingen kunnen zich waarschijnlijk het beste richten op de manier waarop hun identiteit in de kwaliteit tot uitdrukking komt. Dit betekent dat ze vooral moeten inzetten op de praktische vormgeving van de kernwaarden uit de identiteit in voor deelnemers en klanten merkbare uitingen. Of in termen van deze rapportage: het alleen gebruiken van de profilerende rol vwerkt niet als er geen onderbouwing is door de legitimerend en richtinggevende rol van de identiteit. Zoals De Vijlder en Westerhuis (2002)7 stellen, telt concreet gedrag van personen, groepen en de hele organisatie: ‘Mooie plaatjes en praatjes zijn soms nodig, maar alleen daarmee red je het niet op den duur’.
7. Frans de Vijlder en Anneke Westerhuis (2002). Meervoudig Publieke Verantwoording. Brochure. Informatie en standpunten met betrekking tot het bve-systeem. Max Goote Kenniscentrum/CINOP.
34
Bijlage 1 Vragenlijst docenten/deelnemers
Vragenlijst Identiteit van de school Leerlingen, docenten en middenmanagement
Warandelaan 2 Postbus 90153 5000 LE Tilburg t 013 466 8466 f 013 466 8477 e
[email protected] i www.iva.nl Respondentnummer: __________
35
Inleiding
Elke school heeft een uitgangspunt, dat kan een geloof zijn, een visie of een overtuiging. Het uitgangspunt bepaalt de dagelijkse gang van zaken op school. Bijvoorbeeld waar de school voor staat, hoe er met elkaar wordt omgegaan, welke waarden en normen er gelden. Samen zijn al deze dingen een kenmerk van de school, we noemen dat de identiteit. Elke school heeft een eigen identiteit, een eigen sfeer en manier van met elkaar omgaan (dat merk je bijvoorbeeld op de open dag). Deze vragenlijst gaat over de identiteit van je/uw ROC/AOC. Wat is merkbaar van de identiteit in de dagelijkse gang van zaken. Wat betekent dit voor jou/u? Deze vragenlijst wordt afgenomen bij 15 ROC’s/AOC’s om te kijken welke verschillen er tussen instellingen zijn. Deze vragenlijst wordt vertrouwelijk en zorgvuldig behandeld. Uit de antwoorden is niet te herleiden van wie ze afkomstig zijn: alles blijft anoniem. Het invullen van de vragenlijst Wij willen u vriendelijk verzoeken bij iedere vraag één antwoord aan te kruisen. Wanneer u meer dan één antwoord mag aankruisen, staat dit bij de vraag vermeld. De antwoorden van de geretourneerde vragenlijsten worden met een computer gescand. Wij vragen u daarom de vragenlijst met een zwarte of blauwe pen en in blokletters in te vullen. Bij sommige vragen is de antwoordcategorie 'anders, namelijk:' opgenomen. Wij vragen u, indien nodig, uw antwoord te schrijven binnen het betreffende kader. Alles wat u buiten het kader schrijft, kan onze computer niet scannen. Zijn er onduidelijkheden bij de invulling van de enquête, dan kunt u contact opnemen met mevrouw Kools (tel. 013 - 466 84 50) van IVA Beleidsonderzoek en Advies. Heeft u zich vergist? U kunt een antwoord verbeteren door het verkeerde antwoord helemaal zwart te maken. Als u bijvoorbeeld in eerste instantie 'nee' heeft aangekruist, terwijl dat 'ja' zou moeten zijn, gaat u als volgt te werk: 1.
Voorbeeldvraag
a.
ja
b.
+ nee
Vertrouwelijkheid van de gegevens Het IVA wil met klem benadrukken dat alle gegevens vertrouwelijk worden behandeld. Het IVA staat voor uw privacy garant, op grond van de gedragscodes inzake privacy van de Vereniging voor Beleidsonderzoek (VBO) en de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
36
We verzoeken je/u de vragenlijst zo spoedig mogelijk in te vullen en in te leveren bij de contactpersoon op het ROC/AOC.
Alvast hartelijk dank voor uw medewerking!
37
Algemene vragen 1.
Ik ben: a. b. c.
2.
leerling docent middenmanagement functie, namelijk:
Mijn opleidingssector is (één antwoord mogelijk): a. b. c. d. e. f.
3.
verzorging handel/ economie/ administratief horeca/ toerisme techniek groen welzijn
Hoeveel jaar zit je/werkt u op deze opleiding?
aantal jaren:
4a.
Mijn levensovertuiging is (één antwoord mogelijk): a. b. c. d. e.
4b.
katholiek
f.
protestants
g.
evangelisch
h.
islamitisch
i.
38
humanistisch geen weet niet anders, namelijk:
hindoestaans
Kruis bij elke uitspraak het voor jou/u passende antwoord aan. past heel slecht bij hoe ik erover denk
5a.
past slecht bij hoe ik erover denk
past min of meer bij hoe ik erover denk
a. Mijn levensovertuiging is niet van belang b. Mijn levensovertuiging hou ik voor mijzelf c. Ik spreek over mijn levensovertuiging als het mij gevraagd wordt d. ik draag gevraagd en ongevraagd mijn levensovertuiging uit De grondslag van het ROC/AOC is (één antwoord mogelijk):
past goed bij hoe ik erover denk
past heel goed bij hoe ik erover denk
5b.
a.
katholiek
b.
christelijk
c.
confessioneel
d.
geen
e.
weet niet
f.
anders, namelijk:
De grondslag van het ROC/AOC … (één antwoord uit a t/m c mogelijk) a. b. c.
draag ik niet naar anderen toe uit respecteer ik draag ik naar anderen toe uit omdat ...... (ook antwoord bij 1 t/m 5 invullen) 1 2 3 4 5.
6.
de school dat verwacht ikzelf dat nodig vind mijn ouders dat verwachten (alleen leerlingen) het management dat van mij vraagt (alleen docenten) mijn collega’s dat van mij verwachten (alleen docenten)
Geef aan wat voor jou/ u van toepassing is. In welke mate ervaar je /ervaart u overeenkomsten tussen jouw/uw levensovertuiging en …..
geen enkele overeenkomst
weinig overeenkomst
a. de grondslag van het ROC/AOC? b. je laatste stageplaats? (alleen leerlingen) c. de levensovertuiging van de leerlingen? d. de levensovertuiging van de docenten?
veel overeenkomst
komt hele maal overeen
wel wat overeen-
komst
39
VRAAG 7 IS ALLEEN VOOR LEERLINGEN 7.
Waarom heb je voor deze school gekozen? Geef voor elk van de motieven aan hoe belangrijk het voor je was
a. b. c. d.
e. f. g.
heel onbelangrijk
onbelangrijk
neutraal
belangrijk
heel belangrijk
Bereikbaarheid van deze school Het aanbod van beroepsopleidingen De grondslag van de school Er zitten vrienden/vriendinnen op deze opleiding Voorkeur van mijn ouders Advies van de vorige school Anders, namelijk:
DE VOLGENDE VRAGEN ZIJN VOOR IEDEREEN 8.
Geef voor elk van de uitspraken aan wat je/uw mening is.
De grondslag van het ROC/AOC is merkbaar … a. …tijdens dag/weekopeningen en/of sluitingen b. …in de aandacht voor religieuze feestdagen en gezamenlijke vieringen c. …in de aandacht voor waarden en normen tijdens de lessen d. …bij het optreden tegen pesten e. …in de omgangsvormen tussen docenten en leerlingen f.
…in de kledingvoorschriften
g. …in de invulling van de algemene vakken h. …in de invulling van de beroepsgerichte vakken i. ... in het voorlichtingsmateriaal
40
helemaal niet
niet
neutraal
soms
vaak
nvt
ALLEEN DOCENTEN
j. ... in publicatie in kranten en tijdschriften k. ... in het personeels- en onderwijsmanagement l. .... in het jaarverslag m. ...in de omgang met zorgleerlingen VOOR IEDEREEN
n. …anders, namelijk:
9.
Kruis voor elk onderdeel aan wat het meest van toepassing is.
In mijn opleiding zitten veel verschillende leerlingen voor wat betreft….
heel weinig verschillen
weinig verschillen
neutraal
a. ….achtergrond b. ….geloofsovertuiging c. ….etniciteit d. ….cultuur
heel veel veel verschillen verschillen
Stellingen 10.
Kruis voor elke stelling aan wat je/uw mening is. heel erg oneens
oneens
neutraal
eens
heel erg mee eens
g. Ik voel me thuis op dit ROC/AOC
h. De docenten hebben een voorbeeldfunctie in het voorleven van de grondslag van het ROC/AOC
a. De identiteit van het ROC/AOC is het visitekaartje b. Op deze opleiding mag ik zijn wie ik ben c. Van mij hoeft de grondslag van het ROC/AOC niet zo d. De identiteit van het ROC/AOC schept een onderlinge band e. Voor mij is de kwaliteit van de opleiding belangrijker dan de identiteit van het ROC/AOC f. De grondslag hoeft niet allesbepalend te zijn op het ROC/AOC
41
i.
We zorgen samen voor een goede sfeer het ROC/AOC j. Docenten hebben belangstelling voor mij (alleen leerlingen) k. Docenten hebben belangstelling voor mijn levensovertuiging (alleen leerlingen)
S C H R I J F Z E L F J E / U W A N T WO O R D B I J D E Z E V R A G E N 11.
Wat wordt er op school gedaan dat typisch is voor de identiteit van het ROC/AOC?
12. Wat wordt er op school gedaan dat volgens jou/u in strijd is met de identiteit van het ROC/AOC?
VRAAG 13 IS ALLEEN VOOR LEERLINGEN 13.
De meerwaarde van de identiteit van mijn opleiding voor mijn toekomstig beroep is:
LEERLINGEN ZIJN HIER AAN HET EINDE GEKOMEN VAN DE VRAGENLIJST. BEDANKT VOOR HET INVULLEN!
42
DE VOLGENDE VRAGEN ZIJN ALLEEN VOOR DOCENTEN/MIDDEN MANAGEMENT 14.
Geef voor elk van de onderstaande functionarissen aan in welke mate zij invloed hebben op de vormgeving van de identiteit van het ROC/AOC niet/ nauwelijks
weinig
neutraal
veel
heel veel
a. management b. docenten c. ondersteunend personeel d. leerlingen e. ouders f.
15.
stagebedrijven
Kruis voor elke situatie aan welk antwoord het meest op u van toepassing is. Ik heb een voorbeeldfunctie in het voorleven van de identiteit van het ROC/AOC …
nooit
een enkele keer
soms
vaak
altijd
a. … op school b. … in het openbare leven c. … privé d
16.
… ten aanzien van stagebieders
Kruis voor elke uitspraak aan wat van toepassing is.
In welke mate speelt de identiteit van de opleiding een rol bij … a.
f.
…voorlichtingsactiviteiten voor ouders van toekomstige leerlingen …voorlichtingsactiviteiten voor toekomstige leerlingen …voorlichtingsactiviteiten gericht op het bedrijfsleven …profilering ten opzichte van andere opleidingen en ROC's/AOC’s …profilering ten opzichte van het bedrijfsleven …aanname beleid van leerlingen
g.
…aanname beleid van docenten
h.
…aanname beleid van niet onderwijzend personeel …aanname beleid van bestuursleden
b. c. d. e.
i.
niet of nauwelijks
in geringe mate
neutraal
in enige mate
in hoge mate
n.v.t.
43
Stageplaatsen 17.
Wordt er rekening gehouden met de grondslag/visie van het ROC/AOC bij ….. niet/ nauwelijks
weinig
neutraal
veel
heel veel
a. het zoeken van stageplaatsen door de school? b. het selecteren van stageplaatsen? c. het plaatsen van leerlingen?
18.
Wordt er rekening gehouden met de levensovertuiging van de leerling bij niet/ nauwelijks
weinig
neutraal
veel
heel veel
a. het zoeken van stageplaatsen door de school? b. het selecteren van stageplaatsen? c. het plaatsen van leerlingen?
19.
Zijn er bedrijven die in het bijzonder leerlingen van uw ROC/AOC stageplaatsen of werk aanbieden vanwege de grondslag? a.
b.
nee ja, namelijk:
%
20.
(geef een schatting van het percentage bedrijven)
Kruis per uitspraak aan wat het meest van toepassing is. In de afgelopen twee jaar heeft de identiteit van het ROC/AOC daadwerkelijk gebotst met…
44
a.
…opvattingen van sommige leerlingen
b.
…opvattingen van sommige docenten
c. d.
…sommige belangengroepen in de samenleving (bijvoorbeeld Expres Zo) …direct omwonenden
e.
…opvattingen van stagebieders
niet of nauwelijks
in geringe mate
neutraal
in enige mate
in hoge mate
n.v.t.
21.
Kunt u hieronder in eigen woorden antwoord geven op de volgende uitspraak: ”De meerwaarde van de identiteit van mijn opleiding ten opzichte van andere opleidingen is ...
U kunt de vragenlijst inleveren bij de contactpersoon van uw ROC/AOC, hij/zij zal de ingevulde lijsten terugsturen aan het IVA. Heel erg bedankt voor uw deelname!
45
46
Bijlage 2 Vragenlijst voor stagebieders
Vragenlijst Identiteit van de school S t a ge bed ri j ve n
Warandelaan 2 Postbus 90153 5000 LE Tilburg t 013 466 8466 f 013 466 8477 e
[email protected] i www.iva.nl Respondentnummer:________
47
Inleiding
Elke school heeft een uitgangspunt of grondslag, dat kan een geloof zijn, een visie of een overtuiging. Het uitgangspunt bepaalt de dagelijkse gang van zaken op school. Bijvoorbeeld waar de school voor staat, hoe er met elkaar wordt omgegaan, welke waarden en normen er gelden. Samen zijn al deze dingen een kenmerk van de school, we noemen dat de identiteit. Elke school heeft een eigen identiteit, een eigen sfeer en manier van met elkaar omgaan. Ook de term ‘corporate identity’ wordt hiervoor wel gebruikt. Deze vragenlijst gaat over de identiteit of ‘corporate identity’ van het ROC of AOC waar uw bedrijf stagiaires van heeft. Wat merken klanten (zoals stagebedrijven, leerlingen, ouders) van de identiteit van het ROC of AOC in de dagelijkse gang van zaken en wat vinden zij ervan? Deze vragenlijst wordt afgenomen bij de stagebedrijven van 15 ROC’s/AOC’s om te kijken welke verschillen er tussen de instellingen zijn. Wilt u de ingevulde lijst binnen twee weken na ontvangst terugsturen in de bijgevoegde portvrije antwoordenveloppe? Het invullen van de vragenlijst Wij willen u vriendelijk verzoeken bij iedere vraag één antwoord aan te kruisen. Wanneer u meer dan één antwoord mag aankruisen, staat dit bij de vraag vermeld. De antwoorden van de geretourneerde vragenlijsten worden met een computer gescand. Wij vragen u daarom de vragenlijst met een zwarte of blauwe pen en in blokletters in te vullen. Bij sommige vragen is de antwoordcategorie 'anders, namelijk:' opgenomen. Wij vragen u, indien nodig, uw antwoord te schrijven binnen het betreffende kader. Alles wat u buiten het kader schrijft, kan onze computer niet scannen. Zijn er onduidelijkheden bij de invulling van de enquête, dan kunt u contact opnemen met mevrouw Kools (tel. 013 - 466 84 50 van IVA Beleidsonderzoek en Advies. Heeft u zich vergist? U kunt een antwoord verbeteren door het verkeerde antwoord helemaal zwart te maken. Als u bijvoorbeeld in eerste instantie 'nee' heeft aangekruist, terwijl dat 'ja' zou moeten zijn, gaat u als volgt te werk: 1.
Voorbeeldvraag
a.
ja
b.
+ nee
Vertrouwelijkheid van de gegevens Het IVA wil met klem benadrukken dat alle gegevens vertrouwelijk worden behandeld. Het IVA staat voor uw privacy garant, op grond van de gedragscodes inzake privacy van de Vereniging voor Beleidsonderzoek (VBO) en de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
48
Wij verzoeken u de vragenlijst zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 25 november, in te vullen en aan het IVA te retourneren. U kunt hiervoor de bijgevoegde envelop gebruiken. Een postzegel is niet nodig.
Alvast hartelijk dank voor uw medewerking!
49
1.
In welke bedrijfssector is uw bedrijf te typeren? (één antwoord mogelijk) a. b. c. d. e. f.
2.
verzorging handel/ economie/ administratief horeca/ toerisme techniek groen welzijn
Voor welke opleidingssectoren biedt uw bedrijf stageplaatsen voor het ROC/AOC? (meerdere antwoorden mogelijk) a. b. c. d. e. f.
3a.
verzorging handel/ economie/ administratief horeca/ toerisme techniek groen welzijn
Sinds hoeveel jaar heeft uw bedrijf al stagiaires van het ROC/AOC? aantal jaren:
3b.
Is uw bedrijf een ‘erkend leerbedrijf’? a. b. c.
4.
ja nee in aanvraag
Bent u bekend met de grondslag van het ROC/AOC waar uw stagiaires vandaan komen? De grondslag van de opleiding is (één antwoord mogelijk): f. g. h. i. j. f.
50
katholiek christelijk confessioneel geen weet niet anders, namelijk:
5.
Kunt u aangeven hoe belangrijk elk van onderstaande redenen voor uw bedrijf zijn om stagiaires van dit ROC/AOC te kiezen?
a. b.
c. d.
e. f.
g.
h.
i.
k.
6.
De reputatie van dit ROC/ AOC Dit ROC/AOC biedt geschikte opleidingen voor mijn bedrijfssector De grondslag van dit ROC/ AOC Goede ervaringen met stagiaires van dit ROC/AOC Goede relatie met stagecoördinator Kwaliteit van de opleiding van dit ROC/AOC Dit ROC/AOC is het enige onderwijsinstelling in de buurt die stagiaires in mijn richting heeft Leerlingen worden goed begeleid door dit ROC/AOC Mijn bedrijf is vaste afnemer van stagiaires van dit ROC/ AOC Anders, namelijk:
Minst belangrijk
Niet belangrijk
Niet belangrijk/ belangrijk
belangrijk
belangrijkst
Kunt u aangeven in hoeverre u de volgende uitspraken passend vindt?
niet of nauwelijks a. Past uw bedrijf naar uw idee bij de grondslag/visie van het ROC/AOC? b. Passen de stagiaires voor wat betreft hun levensovertuiging bij uw bedrijf? c. Passen de stagiaires voor wat betreft hun kennis/vaardigheden bij de werkzaamheden in uw bedrijf?
in enige in geringe mate neutraal mate
in hoge mate
51
7.
Kunt u aangeven welke uitspraken gelden ten aanzien van het ROC en uw bedrijf:
a. Ons bedrijf is een vast stageadres b. Ons bedrijf is op bestuurlijk niveau betrokken bij het ROC/AOC (bijvoorbeeld Raad van Toezicht, Raad van Bestuur) c. Ons bedrijf heeft met het ROC/AOC overleg over de inhoud van de opleiding
8.
nee
weet niet
De volgende stellingen gaan over de identiteit van het ROC/AOC en wat u daar als bedrijf van merkt. Kruis bij iedere uitspraak aan wat het meest van toepassing is.
a. b. c. d. e. f.
g. h.
i.
52
ja
Dit ROC/AOC onderscheidt zich duidelijk van andere scholen in het promotiemateriaal is te zien waar dit ROC/AOC voor staat de contactpersonen van het ROC/AOC dragen de identiteit uit De identiteit is het visitekaartje van het ROC/ AOC De kwaliteit van de opleidingen is het visitekaartje van het ROC/AOC de grondslag van het ROC/AOC speelt geen rol in de relatie met mijn bedrijf de identiteit van het ROC/AOC schept een band met mijn bedrijf voor mijn bedrijf is de kwaliteit van de opleiding belangrijker dan de identiteit van het ROC/AOC Mijn bedrijf kan altijd stagiaires gebruiken, ongeacht van welk ROC/AOC ze komen
heel erg mee eens
heel erg oneens
oneens
neutraal
eens
9.
Kruis voor elke stelling aan wat uw mening is.
j.
Ik vind het belangrijk dat het ROC/AOC een herkenbare identiteit heeft k. Ik vind het belangrijk dat het ROC/AOC met het bedrijfsleven samenwerkt l. Ik vind het belangrijk dat leerlingen zich gedragen op een manier die past bij de identiteit van het ROC/AOC m. Ik vind het belangrijk dat stagiaires qua werkhouding passen bij mijn bedrijf
heel erg oneens
oneens
neutraal
eens
heel erg mee eens
Hartelijk bedankt voor uw medewerking!
U kunt de vragenlijst in de portvrije antwoordenvelop terugsturen aan het IVA
53
54
Bijlage 3 Checklist telefonische interviews met managers van ROC’s/AOC’s
Inleiding IVA beleidsonderzoek en advies doet voor het kortlopend onderwijsonderzoek een opdracht voor de Unie-PC. Uw ROC heeft daar onlangs een setje vragenlijsten voor ontvangen. We willen in dit interview nog eens doorpraten over de corporate identity: hoe komt die tot stand, wat betekent het voor de instelling? 1) Hoe is de corporate identity van uw instelling te omschrijven? (we willen ons profileren als…….) - welke uitgangspunten liggen er ten grondslag aan de corporate identity? 2) Welke rol speelt de corporate identity voor uw instelling? - is de c.i legitimerend of profilerend of ….? - Is de c.i. richtinggevend voor het beleid van uw instelling? Kunt u daarvan een voorbeeld geven? - Is de c.i. richtinggevend voor het handelen binnen uw instelling? Kunt u daar een voorbeeld van geven? - Wat is de toegevoegde waarde van de corporate identity? 3) Op welke wijze geeft uw instelling vorm aan de corporate identity? - geldt de c.i voor het hele ROC of hebben de verschillende afdelingen/locaties een eigen invulling? - Vindt uw instelling het belangrijk dat de c.i wordt uitgedragen door het personeel? Zo ja, hoe zorgt uw instelling ervoor dat dat ook gebeurt (voorbeeld) - Vindt uw instelling het belangrijk dat de c.i wordt uitgedragen door deelnemers? Zo ja, hoe zorgt uw instelling ervoor dat dat ook gebeurt (voorbeeld) - Hoe komt de identiteit in de dagelijkse gang van zaken aan de orde? Eventueel (als nog niet in antwoorden is voorgekomen): - Wordt de c.i. ondersteund door het personeelsbeleid? - Wordt de c.i. ondersteund door het deelnemersbeleid? 4) Corporate identity en de buitenwereld. - draagt uw instelling de corporate identity actief uit naar buiten? Hoe (website, folders, voorlichting aan toekomstige deelnemers) - Zijn er voorbeelden van momenten waarop uw instelling tegen grenzen aanloopt: waar de identiteit botst/wringt met de maatschappelijke omgeving? (vb ter verduidelijking: magie in de kinderboekenweek was als thema moeilijk verenigbaar met christelijke basisscholen)
55
5) Knelpunten mbt corporate identity Over alle onderwerpen heen die we in dit interview aan de orde hebben gehad: Zijn er knelpunten voor uw instelling met betrekking tot corporate identity? Zo ja welke en hoe gaat u daar mee om?
56