r
TD-10 Percussion Sound Module
Bedankt voor uw aankoop van de Roland TD-10 Percussion Sound Module. Vergeet niet “Voorzorgsmaatregelen” op blz. 2 te lezen. Lees ook de rest van de handleiding best eens volledig door. Zo leert u meteen alle mogelijkheden van uw nieuwe aanwinst kennen.
TD-10 Handleiding
Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit. • Sluit het netsnoer van de TD-10 nooit aan op een stopcontact waar andere apparaten, die brom of ruis veroorzaken (b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermogen trekken, op zijn aangesloten. • Let, bij het aansluiten van het netsnoer op het lichtnet, op het voltage. • Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer en zorg dat er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker zelf en nooit aan het netsnoer om de draden niet te beschadigen. • Als u de TD-10 lange tijd niet wenst te gebruiken, verbreekt u best de aansluiting op het lichtnet. • Het zou kunnen gebeuren dat de TD-10 niet naar behoren werkt wanneer u hem onmiddellijk na uitschakelen weer inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voordat u hem weer inschakelt.
Plaatsing • Om problemen te vermijden, dient u de TD-10 te beschermen tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof. • Plaats de TD-10 niet te dicht in de buurt van een neonlicht, een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, gelijkaardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en anderzijds allerlei fouten kan veroorzaken.
Onderhoud • Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmiddel. Wrijf de TD-10 daarna droog met een zachte doek. • Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners want deze kunnen de behuizing beschadigen.
Geheugenbatterij • Dit apparaat is uitgerust met een batterij die ervoor zorgt dat de opgeslagen data ook na uitschakelen niet gewist worden. De levensduur van deze batterij bedraagt ongeveer 5 jaar. Het zou iets langer kunnen zijn, maar het verdient aanbeveling de batterij om de 5 jaar te laten vervangen. • Probeer nooit zelf de geheugenbatterij te vervangen. Laat dit werk over aan de Roland hersteldienst. Denk eraan dat de data in het interne geheugen kunnen worden gewist. Dat is met name het geval als het geheugen of een daarmee samenhangend onderdeel wordt hersteld of niet meer werkt.
Andere voorzorgsmaatregelen • Behandel de TD-10 zachtjes. • Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.) of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige terechtkomen.
2
• Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland hersteldienst voordat u de TD-10 in het buitenland gebruikt. • Als de TD-10 niet naar behoren werkt, schakel hem dan onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de Roland hersteldienst.
Hoe moet u deze handleiding gebruiken?
Hoofdstuk 8 en 9. Aanvullende functies In deze hoofdstukken leggen we uit hoe u pads of pedalen kunt gebruiken om patronen weer te geven en wijzen we op een aantal functies die u helpen tijd te besparen, zoals Copy en Help.
De handleiding van de TD-10 is als volgt ingedeeld:
Snel aan de slag Het eerste deel van de handleiding is bedoeld voor mensen met weinig geduld, die meteen aan de slag willen. In “Snel aan de slag” maakt u voor de voet weg kennis met de voornaamste bedieningsroutines van de TD-10. Zorg dus dat u de TD-10 binnen handbereik hebt terwijl u dit deel leest. Woorden die u niet meteen begrijpt kunt u opzoeken in de “Verklarende woordenlijst” op blz. 108. Wilt u meer details over een bepaalde functie, dan kunt u terecht in het tweede deel.
Referentie In dit deel komen alle functies van de TD-10 in detail aan bod. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat u inmiddels de basisprincipes van de TD-10 onder de knie hebt. Is dat niet het geval, lees dan eerst “Snel aan de slag”. Het referentie-deel bevat de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 10. MIDI In dit hoofdstuk hebben we alle MIDI-mogelijkheden van de TD-10 samengebracht, meer bepaald het opslaan van data in een extern instrument en het gebruik van de TD-10 als MIDI-klankmodule.
Appendix Hebt u problemen met uw TD-10, zoek dan de oplossing in “Mogelijke problemen” op blz. 93. Krijgt u een foutmelding te zien, zoek deze dan op onder “(Fout)meldingen in het display” op blz. 99 en volg de instructies die daar worden gegeven. Verder vindt u in dit deel informatie i.v.m. klanken editen en MIDI, klankoverzichten en de MIDI-implementatie. Opmerking: Bij de afbeeldingen van display-pagina’s in deze handleiding werd uitgegaan van de fabrieksinstellingen. Eens u een beetje met de TD-10 hebt gewerkt is het uiteraard mogelijk dat de display-inhoud niet meer exact overeenstemt met de afbeeldingen.
Hoofdstuk 1. Overzicht van de TD-10 V•Drums In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het concept achter de TD-10 – het loont de moeite om te weten waar al die innoverende mogelijkheden vandaan komen. Hoofdstuk 2~5. Klanken creëren In het eerste deel geven we u al een voorproefje van de mogelijkheden die u hebt om zelf klanken te maken, maar het hele verhaal leest u in hoofdstuk 2~ 5 van het tweede deel. Hoofdstuk 6. Sequencer In dit hoofdstuk laten we zien hoe u de ingebouwde sequencer van de TD-10 kunt gebruiken: opnemen, metronoom instellen en gemaakte opnames bewerken. Hoofdstuk 7. Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel In dit hoofdstuk leert u alles over functies die verband houden met de TD-10 in zijn geheel, zoals algemene aanpassingen van de klank, data op een geheugenkaart opslaan enz.
3
TD-10 Handleiding
Voornaamste kenmerken ☛ Perfecte geluidskwaliteit en expressieve mogelijkheden die het akoestische voorbeeld benaderen De klankbron van de TD-10 is een volledig nieuw type dat gebruik maakt van Composite Object Sound Modeling (COSM). Deze klankbron is in staat om zowel de kracht waarmee je aanslaat als de plaats waar de slag terechtkomt te vertalen in een klankkleur, waardoor het resultaat qua dynamiek en expressiviteit kan wedijveren met akoestische drums. Ook roffels klinken realistischer dan ooit, tenminsten op voorwaarde dat u de (los verkrijgbare) PD-100 en PD-120 pads gebruikt. Opmerking: COSM (Compositie Object Sound Modeling) is een door Roland ontwikkelde technologie waarmee de verschillende componenten van een klank apart kunnen worden gemodelleerd. Opmerking: Detectie van de plaats waar u het vel/de pad raakt is enkel mogelijk voor snare drum- en ride cymbaalklanken.
☛ 600 drumklanken en 54 begeleidingsinstrumenten Tussen het uitgebreide palet instrumentklanken vindt u beslist iets voor elke muziekstijl. ☛ Comfortabele bediening voor drummers Bij het creëren van nieuwe klanken kunt u zoals op uw akoestische drum te werk gaan. U kiest het gewenste vel, u stemt het en u brengt eventueel demping aan. Aangezien het display werkt met grafische voorstellingen van de daarnet genoemde handelingen verloopt de bediening erg intuïtief en overzichtelijk. ☛ Supersnel De TD-10 heeft de snelste trigger-tijd (het tijdsinterval tussen het aanslaan van de pad en de weergave van het geluid) ooit. Alle nuances die u speelt worden dus accuraat weergegeven. ☛ Twaalf pads kunnen tegelijk worden gebruikt U kunt nu tot twaalf pads tegelijk gebruiken. Dat is heel wat, en het geeft u de vrijheid om met bepaalde pads geen klank aan te sturen, maar ze te gebruiken om functies te activeren (Pad Switch) of om patronen weer te geven (Pad Pattern). ☛ Het volledige opnameproces kan worden nagebootst U kunt het materiaal en de omvang van de ketels, de akoestische omgeving, microfoontypes en -plaatsing en effect- en mixerparameters instellen en opslaan als onderdeel van een Drum Kit, zodat u ze steeds met een knopdruk weer kunt oproepen. Flexibiliteit troef dus.
4
☛ Spelen met Brushes Als u gebruik maakt van PD-100 of PD-120 pads, kunt u ook met Brushes spelen, iets wat tot nu toe met geen enkel electronisch drumsysteem mogelijk was (gebruik enkel nylon brushes!). ☛ Functies speciaal afgestemd op drums Voor ieder instrument dat u toewijst aan de triggeringangen 1~10 is er een individuele 2-bands equalizer en een compressor voorhanden. Bovendien beschikt u in het Control Room-menu over de volgende digitale effecten: Reverb, Flanger, Chorus, Delay, Pitch Shift Delay en Phaser. De totaalmix (het signaal voor de MASTER OUT-aansluitingen) kunt u bewerken met een 3-bands equalizer. Met de Ambience-parameter (in het Studio-menu) bepaalt u in welke virtuele ruimte het drumstel zich bevindt. Daarbij kunt u zelfs het materiaal van de muren, de afmetingen van de ruimte en de plaats van de Ambience-microfoons wijzigen. Verder kunt u voor ieder geluid apart instellen in welke mate het door de ruimte wordt gekleurd. ☛ Handige functies voor live-gebruik Met de groepfaders op het frontpaneel kunt u tijdens het spelen snel bepaalde instrumentgroepen luider of zachter zetten. Een andere handige functie is de mogelijkheid om Drum Kits in een bepaalde volgorde te zetten (Drum Kit Chain). Aangezien de [DEC]/ [INC]-knoppen groot genoeg zijn om met een drumstick in te drukken (hoewel u er nu ook weer niet op mag slaan), kunt u tijdens een optreden makkelijk de volgende (of vorige) kit in een “keten” kiezen. Verder is het mogelijk om enkel de metronoomklik naar de hoofdtelefoon te sturen, en is er een stereo-ingang voor externe audio-signalen (MIX IN). ☛ Ingebouwde, eenvoudig te bedienen sequencer Opnemen met de interne sequencer werkt net als bij een bandopnemer. Naast de drums kunt u drie begeleidingspartijen opnemen, als ruggesteuntje bij het oefenen of aanvullende partijen voor een optreden. Aangezien de TD-10 via MIDI kan communiceren, kunt u bij dit verhaal ook een externe MIDI-klankbron en/of sequencer betrekken. ☛ Niet alleen voor PD-100 en PD-120 pads Alle vorige pad-modellen (PD-5, PD-7, PD-9), Kick Trigger Units (KD-5, KD-7) en het Hi-Hat controlepedaal (FD-7) zijn compatibel. De PD-7 en PD-9 vertalen bovendien positie-informatie voor Snareen Ride-klanken. ☛ Uitbreidingsmogelijkheid levert extra klanken en functies op De uitbreidingskaarten uit de WAVE & SYSTEM EXPANSION BOARD TDW-serie breiden het aantal instrumenten en Drum Kits van de TD-10 uit en
maken een Update d.m.v. Flash ROM mogelijk. Alle kits en parameters van de TD-10 kunnen worden opgeslagen op een geheugenkaart (M-512E). ☛ Kan worden gebruikt als MIDI-klankmodule Geluiden kunnen worden gegroepeerd in Percussion Groups, die u via MIDI kunt aansturen zoals een Preset op een klankmodule. Met andere woorden: naast de toewijzing aan de 12 trigger-ingangen kunt u nog een nootverdeling programmeren. Deze doet dan dienst als “gewone” drummodule die bv. door een sequencer aangestuurd wordt.
5
TD-10 Handleiding
Inhoud DEEL I. — SNEL AAN DE SLAG 9 1. Voorzieningen op de panelen 9 1.1 Frontpaneel 9 1.2 Achterpaneel 11
5. De voorgeprogrammeerde Drum Kits 27 5.1 Hoe genereert de TD-10 geluid? 27 Brush Kit 28 5.2 Electro Kit 29
6. Drum Kit wijzigen (editen) 31 2. Basis 12 2.1 Knoppen en display-pagina’s 12
3. Voordat u aan de slag gaat 14 3.1 TD-10 op het statief monteren 14 3.2 Mixer, versterker enz. aansluiten 14 3.3 Pads en pedalen aansluiten 15 3.4 Inschakelen 15 Uitschakelen 16 3.5 Demo beluisteren 16 3.6 Pads toewijzen 17 Als u werkt met de “V-Basic Kit” of de “V-Standard Kit” 17 Als u werkt met PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 pads 17 Spanning van het vel instellen 18 TD-10 aansturen met contactmicrofoons op een akoestisch drumstel 18 Instellingen controleren 19
6.1 [INST]: instellingen voor de basisklank 31 Instrument kiezen 31 Materiaal en diepte van de ketel 31 Materiaal en stemming van het vel kiezen 32 Demping en snaarspanning kiezen 33 6.2 [STUDIO]: akoestiek van de “ruimte” aanpassen 33 6.3 [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan het geluid leggen 34 Klankkleur wijzigen met de Equalizer 34 Volumebalans van de instrumenten aanpassen 35
7. Voorbeelden en tips 36 7.1 Sequencer gebruiken 36 Preset-patroon weergeven 36 Meespelen met een Preset-patroon 36 7.2 Drum Kit Chain (keten) 36 7.3 Voetschakelaar-functies 37 7.4 Patronen starten met een pad 37 7.5 Metronoomklik via hoofdtelefoon beluisteren 38 7.6 TD-10 als MIDI-klankmodule gebruiken 38
4. Speltechnieken 20 4.1 Tips voor het bespelen van de pads 20 Rim Shots 20 Afdempen 20 Positiegevoeligheid 20 Spelen met Brushes 20 HiHat-controlepedaal 21 4.2 TD-10 bedienen 21 Volume aanpassen 21 Drum Kit kiezen 21 Gevoeligheid van de pads 22 Master-Equalizer 22 Effect aan/uit 23 Help-functie 23 4.3 Uitbreiden 23 4.4 Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen 25
6
DEEL II. — REFERENTIE 39 1. Overzicht van de TD-10 V•Drums 39 1.1 Structuur van het V•Drums-systeem 39 1.2 Pads kiezen 39
2. Instellingen voor de volledige Drum Kit 41 2.1 Kit selecteren 41 2.2 Kit selecteren uit een lijst 41 2.3 Naam van de Drum Kit 41 2.4 Kit geschikt maken voor Brushes 42 2.5 Effecten voor de hele Kit in- en uitschakelen 42
Inhoud
3. Instrument-instellingen 43 3.1 Instrument kiezen 43 3.2 Instrumenten kiezen uit een lijst 43 3.3 “Akoestische” Drum Kit editen (V-EDIT) 44 V-EDIT en EDIT 44 Materiaal van de ketel selecteren 44 Diepte van de ketel 45 Materiaal van het vel kiezen 45 Vel stemmen 45 Demping aanbrengen 46 Snaarspanning aanpassen 46 3.4 “Electronische” Drum Kit editen (V-EDIT) 47 3.5 TR-808/909 editen (V-EDIT) 47 3.6 HiHat, cymbalen en percussie editen 48
4. Studio-parameters 50 4.1 Instellingen voor de hele Drum Kit 50 Ruimte/omgeving kiezen 50 Afmetingen van de ruimte 50 Materiaal van de muren 50 Plaatsing van de ruimtemicrofoons 51 Uitgangsvolume en -toewijzing van het omgevingsgeluid 51 4.2 Instellingen voor individuele instrumenten 51 Diepte van het Ambience-geluid 51 Microfoontype en -plaatsing 52 4.3 Instellingen voor instrumentgroepen 53 Ambience Send Level per groep instellen 53
5. Control Room-instellingen 54 5.1 Instellingen voor individuele instrumenten 54 Volume aanpassen 54 Stereopositie aanpassen 54 Effectvolume aanpassen 54 Uitgangen toewijzen 55 Dynamiek (Compressor) 55 Equalizer 56 5.2 Instellingen voor de volledige Drum Kit 56 Effect Return Level aanpassen 56 Effecttype kiezen 57 Effecten editen 57 5.3 Instellingen voor volledige groepen 60 Effect Send Level voor een volledige groep aanpassen 60 Volume instellen voor individuele groepen 60
6. Sequencer 61 6.1 Basisbediening van de sequencer 61 Preset-patronen gebruiken 61 6.2 Tempo instellen 62
6.3 Weergavefuncties 62 Patroon kiezen 62 Patronen kiezen uit een lijst 62 Weergavemethode selecteren 63 6.4 Instellingen voor de metronoom 63 Metronoomklik in- en uitschakelen, volume regelen 63 Tempo instellen 63 Maatsoort en klik-interval kiezen 63 Klikgeluid kiezen 64 Klikgeluid met Ambience bewerken 64 Effecten voor de metronoom 64 Stereopositie aanpassen 64 Uitgang voor de metronoom 64 6.5 Opnemen 65 Basiswerkwijze voor de opname 65 Rehearsal-functie 66 Metronoom laten aftellen 66 Opname starten op het moment dat u op een pad slaat 66 Timing automatisch verbeteren tijdens de opname (Quantize) 66 Data van een andere sequencer importeren 67 6.6 Patronen editen 67 Patroon benoemen 67 Patroon wissen (Erase) 67 Maten uit een patroon wissen (Erase Pattern Measure) 68 Patroon kopiëren 68 Maten van een patroon/Part kopiëren 68 Patroon wissen (Clear) 69 Maten van een patroon verwijderen (Clear) 69 Patronen verbinden 70 6.7 Instellingen voor Part-instrumenten 70 Master Tuning (stemming) 70 Instrumentkeuze en verwante instellingen voor individuele Parts 70 Mixer-instellingen voor individuele Parts 71 Specifieke Parts uitschakelen 71
7. Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel 72 7.1 Signaal van MIX IN aan een uitgang toewijzen 72 7.2 Type pad specifiëren 72 7.3 Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC) 73 Sensitivity 73 Threshold 73 Curve 73 Spanning van het vel aanpassen 74 7.4 Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD) 75 Scan Time 75 Retrigger Cancel (RetrigCancel) 75 Mask Time 75 Crosstalk 76 Volgorde van deze parameters bij gebruik van 7
TD-10 Handleiding
contactmicro’s (drum-triggers) 76 7.5 Helderheid van het display (Contrast) 77 7.6 Master Equalizer instellen 77 7.7 Data opslaan op een geheugenkaart (RAM) 77 Data op een geheugenkaart opslaan 78 Data van een geheugenkaart laden 78 7.8 Display automatisch laten omschakelen (Note Chase) 78
mogelijkheden 90 Commando’s voor de HiHat 90 Commando’s voor de positiegevoeligheid (enkel Snare en Ride) 90 10.7 Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten 91 TD-10 synchroniseren met een externe sequencer 91 Externe sequencer synchroniseren met de TD-10 91
8. Handige functies 79
DEEL III. — APPENDIX 93
8.1 Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum Kit Chain) 79 Naam van de Drum Kit Chain 79 8.2 Kopiëren 80 8.3 UNDO-functie 80 8.4 Help-functie 81 8.5 Bepalen hoe de [PREVIEW]-knop werkt 81
1. Mogelijke problemen 93 2. Mogelijke instrument/triggertoewijzingen 97 3. Fabrieksinstellingen laden (INITIALIZE) 98
9. Functies bedienen met pads en voetschakelaars 82 9.1 Pads gebruiken om patronen te starten (Pad Pattern) 82 9.2 Pads gebruiken voor “knopfuncties” (Pad Switch) 82 9.3 Functies aansturen met voetschakelaars (Foot Switch) 83
10. MIDI-functies 84 10.1 Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump) 84 Data opslaan 84 Data opnieuw laden 84 Device ID instellen -- data naar twee of meer TD-10’s zenden 84 10.2 Via de pads externe MIDI-klankmodule aansturen 85 Nootnummer voor elke pad 85 Gate Time (duur) instellen 86 MIDI-kanaal 86 10.3 TD-10 en Roland SPD-11 86 10.4 MIDI-instellingen voor de TD-10 in zijn geheel 86 MIDI-kanalen voor individuele Parts instellen 86 Local Control uitschakelen 87 Ontvangen/zenden van programmakeuzecommando’s 87 Data uitdunnen die door de FD-7 wordt gezonden (Pedal Data Thin) 87 10.5 TD-10 als module gebruiken 87 Percussion Groups 88 Instrumenten selecteren 89 Percussion Group editen 89 Kit-nummers verbinden met MIDIprogrammanummers 90 10.6 MIDI-commando’s voor geavanceerde
8
4. (Fout)meldingen in het display 99 5. Over MIDI 101 5.1 MIDI-connectors 101 5.2 MIDI-kanalen en multitimbrale klankbronnen 101 5.3 Werking van de sequencer 102
6. Contactmicrofoons gebruiken 103 7. Overzicht van de Presets 104 7.1 Drum Kits 104 7.2 Drum-instrumenten 105
8. Specificaties 107 9. MIDI-implementatie 112 10. Index 115
DEEL I. SNEL AAN DE SLAG Voorzieningen op de panelen
Snel aan de slag
1.
1.1 Frontpaneel
15
Snel aan de slag
1 8
17
18
3
2
16
19 7
6
5 4
20
21 10
11
Snel aan de slag
9
12 13 14 22
1) Trigger-indicator Deze indicator licht op wanneer er een triggersignaal wordt ontvangen van een pad. Dat gebeurt als u op die pad slaat. Licht de indicator niet op, dan weet u dat de pad niet goed is aangesloten. 2) LED-display Dit display beeldt het nummer van de geselecteerde Drum Kit af. 3) Grafisch display Tijdens het spelen wordt hier de naam van de Drum Kit en andere relevante informatie afgebeeld. Tijdens het editen krijgt u hier verklarende iconen en tekst te zien. Opmerking: Het is dit grafisch display dat we bedoelen als we het in de rest van deze handleiding over “het display” hebben.
4) Functieknoppen F1~F4
Deze knoppen krijgen een andere functie naar gelang de inhoud van het display. Onderaan het display kunt u de functie van iedere knop aflezen (zie blz. 12). 5) EXIT-knop Door op deze knop te drukken keert u terug naar het scherm dat zich één stap hoger in de schermhiërarchie bevindt. Door herhaald te drukken keert u terug naar de “DRUM KIT” pagina. 6) TOOLS-knop Deze knop verschaft u toegang tot functies als Copy, Undo en Help (zie blz. 23, 80). 7) CHAIN-knop Hiermee kunt u Drum Kit Chains samenstellen (dit zijn reeksen drum kits die u na elkaar kunt kiezen) (zie blz. 36, 79).
9
TD-10 Handleiding
8) SETUP-knop Onder deze knop zitten een aantal instellingen die verband houden met de TD-10 in zijn geheel, zoals trigger-parameters en MIDI-instellingen (zie blz. 72). 9) Groepfaders Hiermee regelt u het volume van de verschillende klankgroepen, zoals Kick, Snare, HiHat, het overige slagwerk, de begeleidingsinstrumenten en de metronoomklik (zie blz. 21). 10)Sequencer Met deze knoppen bedient u de transportfuncties van de sequencer (zie blz. 36, 61). 11)KIT-knop Door op deze knop te drukken keert u terug naar het de display-pagina die u normaal tijdens het spelen op de TD-10 te zien krijgt. 12)INST (Instrument) knop Met deze knop gaat u naar de display-pagina waar u instrumenten kunt editen (zie blz. 31, 43). 13)STUDIO-knop Deze knop verschaft u toegang tot de display-pagina waar u microfoontypes, microfoonposities, de ruimte en positie van de ruimtemicrofoons kunt kiezen (zie blz. 33, 50). 14)CONTROL ROOM-knop Met deze knop gaat u naar de Mixer-, EQ-, Compressor- en Effect-parameters (zie blz. 34, 54). 15)MIX IN-regelaar Hiermee regelt u het volume van het instrument dat u op de MIX IN-ingang aansluit. Het geluid van deze ingang wordt bij het signaal van de MASTER OUTen/of PHONES-uitgangen gemixt. 16)PHONES-regelaar Hiermee regelt u het volume van de hoofdtelefoon. De signalen van de verschillende uitgangen worden niet onderbroken wanneer u een hoofdtelefoon aansluit. 17)MASTER-regelaar Hiermee regelt u het volume van de MASTER OUTuitgangen. Het volume van de PHONES-uitgang regelt u met de PHONES-regelaar. 18)CURSOR-knoppen Hiermee verplaatst u de cursor in het display of gaat u naar de volgende display-pagina (zie blz. 12). 19)VALUE-wiel Dit wiel heeft dezelfde functie als de [DEC]/[INC]knoppen. Het wiel werkt echter handiger als u grote waardesprongen wilt overbruggen (zie blz. 12). 20)Trig Select Met de onderste twee knoppen kiest u de pad (het triggernummer) waarvoor u instellingen wilt maken. Wilt u de rand van een pad kiezen, druk dan op de RIM-knop (de RIM-indicator licht op). Als u pads
10
op de TD-10 hebt aangesloten kunt u een pad ook selecteren door erop te slaan. Met de PREVIEWknop kunt u het instrument beluisteren dat aan de geselecteerde pad is toegewezen. Bent u een slagwerkgroep aan het editen, dan stuurt de PREVIEWknop het geluid aan dat in het display wordt afgebeeld (zie blz. 13). 21)PREVIEW-knop Hiermee kunt u instrumenten “voorbeluisteren” wanneer u toevallig even geen pad(s) op de TD-10 hebt aangesloten. Met de Trig Select-knoppen kiest u de pad waarvoor u de toewijzing wilt controleren. De PREVIEW-knop is aanslaggevoelig (zie blz. 13). 22)[DEC]/[INC]-knoppen Hiermee kiest u Drum Kits of wijzigt u waarden. Met de INC-knop kiest u een hogere waarde, met de DEC-knop een lagere. Deze knoppen zijn bovendien ruim bemeten, zodat u ze ook met de tip van uw drumstok kunt bedienen (zie blz. 12). Opmerking: Met “bedienen” bedoelen we hier “voorzichtig indrukken”. Deze knoppen zijn namelijk geen pads en gaan dus ook sneller stuk.
Snel aan de slag Snel aan de slag
1.2 Achterpaneel 28 32
34
31
23
27
29
25
30
26
Opmerking: De M-512E is het enige type geheugenkaart dat u met de TD-10 kunt gebruiken.
ren. Het signaal dat u aansluit kunt u aan de MASTER OUT- en/of PHONES-uitgangen toewijzen (zie blz. 72). 31)MIDI IN-aansluiting Hier kunt u een externe MIDI-sequencer aansluiten die de geluiden van de TD-10 kan aansturen. Een andere toepassing is het laden van TD-10 instellingen (Bulk-data) die u in een extern instrument had opgeslagen (zie blz. 84). 32)MIDI OUT/THRU-aansluiting Hier kunt u een externe MIDI-klankmodule/sampler aansluiten waarvan u de geluiden met pads wilt aansturen. Via deze aansluiting kunt u ook de instellingen van de TD-10 (Bulk-data) naar een extern MIDI-instrument zenden (zie blz. 84). 33)POWER-schakelaar Hiermee schakelt u de TD-10 in en uit (zie blz. 15). 34)AC-ingang Op deze ingang moet u de bijgeleverde stroomkabel aansluiten (zie blz. 14).
11
Snel aan de slag
24)TRIGGER INPUT-aansluitingen Op deze ingangen moet u de pads of kick triggers aansluiten die u met de TD-10 wilt verbinden. Gebruik een stereo-kabel als u een dual trigger-type pad (PD-7, PD-9, PD-120) wilt aansluiten (zie blz. 15). 25)FOOT SWITCH-ingang Hier kunt u een (los verkrijgbare) voetschakelaar (FS-5U) aansluiten om Drum Kits te kiezen, de sequencer te starten/stoppen enz. Hiervoor hebt u een speciale PCS-31 kabel (optie) nodig (zie blz. 37, 83). 26)HH CTRL-aansluiting Op deze ingang kunt u een HiHat controlepedaal (FD-7) aansluiten (zie blz. 21). 27)OUTPUT (MASTER)-aansluitingen Dit uitgangspaar levert het totaalgeluid van de TD-10. U moet ze verbinden met een externe versterker, mengtafel enz. Wilt u de TD-10 in mono versterken, verbind dan enkel de MASTER L (MONO)-uitgang (zie blz. 14). 28)OUTPUT (DIRECT, 1, 2, 3) uitgangen Als u bepaalde drumklanken apart wilt versterken, bewerken enz., kunt u ze aan één van deze uitgangsparen toewijzen. Ook de “Ambience” kunt u naar één van deze uitgangen sturen – maar niet de digitale effecten. De toewijzing van deze uitgangen gebeurt in het Control Room-menu (zie blz. 55). 29)PHONES-uitgang Op deze uitgang kunt u een stereo-hoofdtelefoon aansluiten. Hierdoor wordt de weergave via de andere uitgangen niet uitgeschakeld (zie blz. 14). 30)MIX IN-aansluiting Op deze ingang kunt u een CD- of cassettespeler aansluiten, of een signaal dat u live wilt kunnen afluiste-
24
Snel aan de slag
23)MEMORY CARD-aansluiting Hier kunt u een M-512E geheugenkaart (los verkrijgbaar) aansluiten. Zo’n kaart biedt plaats aan alle instellingen van de TD-10 (zoals Drum Kit- en sequencerdata, enz.) (zie blz. 77).
Snel aan de slag
33
TD-10 Handleiding
2.
Basis
Hieronder gaan we even in op een aantal algemene “spelregels” omtrent de bediening van de TD-10, zodat u in de rest van deze handleiding weet waarover we het hebben.
2.1 Knoppen en display-pagina’s
Functieknoppen [F1]~[F4]
Instellingen opslaan De TD-10 heeft geen “procedure” om instellingen op te slaan, om de eenvoudige reden dat dit automatisch gebeurt zodra u een instelling wijzigt.
Knoppen en (schuif)regelaars Knoppen en (schuif)regelaars worden tussen vierkante haken afgebeeld, bv. [SETUP].
[F1]~[F4] noemen we de “functieknoppen”. Onderaan het display kunt u de naam aflezen van de functies die de knoppen op dat moment hebben. Als we het in deze handleiding bijvoorbeeld hebben over [INST]-[F1 (SHELL)], druk dan op [INST] en vervolgens op [F1] (in dit geval wordt boven [F1] “SHELL” afgebeeld).
Cursor
Instellingen wijzigen Cursor INC/DEC-knoppen
VALUE-wiel
Als een waarde wit-op-zwart wordt afgebeeld, zeggen we dat deze waarde “door de cursor wordt aangeduid”. Deze waarde kunt u wijzigen. Als een display-pagina meerdere parameters bevat die u kunt instellen, moet u de cursor met de [CURSOR]knoppen naar de gewenste parameter verplaatsen. [INC] en [DEC] noemen we in deze handleiding verder [DEC]/[INC]. Samen met het VALUE-wiel dienen ze om de instellingen van parameters te wijzigen. Deze twee methodes hebben elk hun eigen voordelen:
•
•
12
[DEC]/[INC] Met iedere druk op [INC] kiest u een hogere waarde, met iedere druk op [DEC] een lagere. Dat werkt vooral handig als u waarden in kleine stappen wilt wijzigen. Ook voor “aan/uit”-parameters zijn deze knoppen de aangewezen keuze: [INC] betekent “aan” en DEC/INC betekent “uit”.
Basis Knoppen en display-pagina’s
•
Als u [INC] ingedrukt houdt en op DEC/INC drukt, kiest u in versneld tempo hogere waarden. Door DEC/INC ingedrukt te houden en op [INC] te drukken kiest u in versneld tempo lagere waarden.
Pads kiezen op het frontpaneel van de TD-10 Snel aan de slag
VALUE-wiel Dit wiel is handig als u grote waardesprongen wilt maken. Rechtsboven in het display
Rand
Trigger-nummer Instrumentnaam (of Trigger-naam) MIDI-nootnummer
"Vel"
Snel aan de slag
Opmerking: Voor een aantal instrumenten is er geen onderscheid tussen de instellingen voor het vel of de rand. Voor meer details zie blz. 97.
Preset Drum Kits De Drum Kits 1~50 zijn voorgeprogrammeerd. U behoudt de mogelijkheid om deze fabrieksinstellingen opnieuw te laden, ook wanneer u inmiddels heel wat instellingen hebt gewijzigd. Die fabrieksinstellingen noemen we de Preset Drum Kits. Zie blz. 98 voor meer details.
Over het basisscherm Naam van het scherm Effect aan/uit Naam van de Drum kit
Instellingen voor brushes
Dit is het basisscherm van de TD-10, dat u te zien krijgt wanneer u op [KIT] drukt. Naast de naam van de Kit zie u hier ook wordt hier ook afgebeeld wat de status van de geheugenkaart is, of de effecten aan of uit staan (zie blz. 42), of de Kit al dan niet voor Brushes geschikt is (zie blz. 42), enz.
13
Snel aan de slag
Op pagina’s die instellingen voor iedere pad bevatten kunt u de gewenste pad selecteren door erop te slaan. Rechtsboven in het display verschijnt dan het nummer van de trigger-ingang waarmee de geselecteerde pad is verbonden, de naam van het instrument dat hieraan is toegewezen, en het MIDI-nootnummer. De eerste letter (“H” of “R”) geeft aan of het vel (H) of de rand (R) van de pad is geselecteerd. Het nummer uiterst rechts is het MIDI-nootnummer. Dat laatste wordt belangrijk wanneer u de TD-10 als een MIDI-klankmodule (in combinatie met een sequencer e.d.) wilt gebruiken. “H” of “R” vertellen u ook welke klank u hoort wanneer u op de [PREVIEW]-knop drukt. In het geval u de klank van het “vel” (head) en de “rand” (rim) apart kunt editen ziet u linksboven in het display voor welke van de twee de huidige instellingen gelden.
We hebben hierboven gezien hoe u pads kunt selecteren door erop te slaan. Als u geen pads hebt aangesloten, kunt u met de [TRIG SELECT]-knoppen alsnog de pad kiezen waarvoor u parameters wilt wijzigen. In feite kiest u dan niet de pad, maar het triggernummer waarop die pad is aangesloten. Door op de [1]-knop te drukken kiest u één triggernummer lager dan het geselecteerde, door op “12” te drukken één triggernummer hoger. Als u een PD-7, PD-9 of PD-120 pad gebruikt specifieert u met de [RIM]-knop of u instellingen voor het vel, dan wel voor de rand wilt maken. Licht de RIMindicator op, dan wordt de rand geselecteerd. Door deze knoppen in combinatie met de [PREVIEW]-knop te gebruiken kunt u alle gewenste edits doorvoeren zonder dat u pads op de TD-10 hoeft aan te sluiten.
TD-10 Handleiding
3.
Voordat u aan de slag gaat
In dit hoofdstuk laten we zien welke aansluitingen en instellingen nodig zijn voor u met de TD-10 muziek kunt maken. We gaan er van uit dat u de fabrieksinstellingen van de TD-10 nog niet hebt gewijzigd.
3.2 Mixer, versterker enz. aansluiten Opmerking: Om schade en/of storingen te voorkomen moet u steeds alle instrumenten uitschakelen en het volume in de minimumstand zetten voordat u aansluitingen maakt.
3.1 TD-10 op het statief monteren Verbind de statiefhouder (deze wordt geleverd bij de optionele stand MDS-7U/10) met de TD-10. Audio-kabel R
Netsnoer
Verbinden met een stopcontact
Breed Smal
Gebruik de bijgeleverde schroeven om de TD-10 te bevestigen (zie de afbeelding). Opmerking: Gebruik enkel de bijgeleverde schroeven. Andere schroeven kunnen de schakelkringen e.d. van de TD-10 beschadigen.
Bevestig vervolgens de TD-10 op het drumstatief (MDS-7U/10). Meer details omtrent het in elkaar zetten van het drumstatief en het bevestigen van de TD-10 vindt u in de handleiding voor het drumstatief (MDS-7U/ 10).
14
Stereo-hoofdtelefoon
L
Geluidsinstallatie, enz.
Verbind de MASTER L(MONO) en R connectors met de ingangen van uw geluidssysteem of versterker. Wilt u via een hoofdtelefoon afluisteren, verbind deze dan met de PHONES-uitgang. Opmerking: Let erop dat u de MASTER L en R connectors met de respectievelijke L- en R-ingang op uw geluidssysteem verbind. Anders hoort u instrumenten die u links wilt plaatsen rechts enz. Opmerking: Met de live-drummer in het achterhoofd hebben we het uitgangssignaal van de hoofdtelefoonuitgang wat krachtiger gemaakt dan u misschien van een doorsnee electronisch muziekinstrument gewend bent. Houd hier rekening mee, want lang luisteren op een hoog volume kan uw gehoor beschadigen. Opmerking: Bij levering zijn er geen instrumenten toegewezen aan de DIRECT1-, DIRECT2- of DIRECT3-uitgangen.
Voordat u aan de slag gaat Inschakelen
3.3 Pads en pedalen aansluiten
Opmerking: Eens u alle aansluitingen hebt gemaakt, kunt u de instrumenten in uw systeem in de hieronder gespecifieerde volgorde inschakelen. Respecteer deze volgorde, anders riskeert u storingen en/of schade aan luidsprekers en andere instrumenten. 1
3
Snel aan de slag
Gebruik de bijgeleverde kabels om uw pads, hi-hat controlepedaal en Kick Trigger Unit(s) aan te sluiten, zoals in de onderstaande afbeelding is aangegeven. Voor de Kick en de Snare zijn aparte jacks voorzien, Zorg dus dat u de betreffende accessoires op deze jacks aansluit.
3.4 Inschakelen
TD-10 achterpaneel
6
1) Draai de [MASTER]- en [PHONES]-regelaar helemaal naar links om het volume in de minimumstand te zetten. 2) Zet het volume van het aangesloten versterkingssysteem in de minimumstand. 3) Schakel de TD-10 in met de POWER-schakelaar op het achterpaneel.
Roland
Roland
OUTPUT
+
POLARITY - (Roland)
PD-7, PD-9
4) Schakel uw versterker of geluidssysteem in. 5) Zet de [GROUP FADERS] in hun maximumpositie en kies voor de [MASTER]- en [PHONES]-regelaar de positie die in de onderstaande afbeelding wordt aangegeven.
Als u het summum van expressiviteit uit uw systeem wilt halen bevelen we het gebruik aan van Roland pads (PD-5, PD-7, PD-9, PD-100, PD-120) en Kick Trigger Units (KD-7).
15
Snel aan de slag
Als u PD-7 of een PD-9 pads gebruikt, zet dan de polariteitsschakelaar op de achterzijde van de pad in de stand “– (Roland)”. Bij een KD-7 maakt het niet uit welke stand u kiest.
Opmerking: Bij het inschakelen controleert de TD-10 de aangesloten pads. Daarom mag u de pads tijdens de opstartprocedure niet aanraken, want als u dat doet, trekt de TD-10 foute conclusies en kan uw systeem niet naar behoren functioneren. Raak dus niet aan pads of pedalen tot u het volgende scherm te zien krijgt:
Snel aan de slag
5
TD-10 Handleiding
6) Druk herhaaldelijk op [PREVIEW] en kies met [MASTER] (of [PHONES], als u via hoofdtelefoon afluistert) het gewenste volume. U zou nu geluid van de TD-10 moeten horen. Vergeet niet dat het volume van het geluid mee wordt bepaald door de kracht waarmee u op de [PREVIEW]-knop drukt. Hoort u geen geluid wanneer u op [PREVIEW] drukt, controleer dan de volgende punten: • Als u een hoofdtelefoon gebruikt: hebt u deze aangesloten op de PHONES-uitgang? • Als u een externe versterker gebruikt: hebt u deze verbonden met de MASTER OUT-connectors? Zijn de audiokabels wel verbonden met de ingangen van de versterker enz.? • Gebruikt u misschien defecte kabels? • Hebt u op de externe versterker de juiste ingang gekozen? • Staan de [GROUP FADERS] misschien nog in de minmumstand? • Hebt u een te laag [PHONES]-volume gekozen? • Hebt u een te laag [MASTER]-volume gekozen? Opmerking: Met [TRIG SELECT] kunt u kiezen voor welke pad u de [PREVIEW]-knop wilt gebruiken.
Uitschakelen 1) Zet het volume op alle instrumenten (TD-10 en externe versterking) in de minimumstand. 2) Schakel de versterker, het mengpaneel e.d. uit. 3) Schakel de TD-10 uit.
3.5 Demo beluisteren De TD-10 bevat een demosong die u een idee geeft van zijn uitstekende klankkwaliteit en mogelijkheden. De demosong is in feite een medley van 4 korte songs. Hij wordt weergegeven in een “loop” (lus). Wilt u één van de vier songs apart beluisteren, ga dan als volgt te werk: 2
3
1
5 4
1) Stel alle [GROUP FADERS] op hetzelfde volume in. 2) Houd [SETUP] ingedrukt en druk op [CHAIN]. 3) Kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste “sectie” uit de demosong. De sectie die u hier kiest wordt als eerste weergegeven, waarna het geheel in een lus blijft voortgaan. 4) Druk op [PLAY]. Hiermee start u de weergave. Tijdens de weergave behouden de [GROUP FADERS] hun normale functie, zodat u de demosong de gewenste geluidsbalans kunt meegeven (voor meer details omtrent de groepfaders, zie blz. 21). 5) Druk op [STOP] om de weergave te beëindigen. Hebt u genoeg gehoord van de demo, druk dan op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”pagina. Opmerking: Alle rechten voorbehouden. Ongeoorloofd gebruik van dit materiaal voor niet-persoonlijke doeleinden vormt een inbreuk op de wet. Opmerking: De demosong wordt niet naar MIDI OUT/ THRU gezonden. Opmerking: De demosong maakt gebruik van de Drum Kits 39~42.
16
Voordat u aan de slag gaat Inschakelen
3.6 Pads toewijzen
Als u werkt met de “V-Basic Kit” of de “V-Standard Kit” Voor deze kits heeft de TD-10 de juiste instellingen reeds aan boord. U hoeft ze dus enkel op te roepen. 1
2
Als u werkt met PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 pads Maak in dat geval voor elke aangesloten pad de volgende instellingen. 1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F1 (BANK)]. U komt terecht in het volgende scherm:
Hier ziet u welke pads met welke TRIGGER INPUTS zijn verbonden. Naam van de pad
PD5
PD-5
PD7
PD-7
PD9
PD-9
10A
PD-100
12A
PD-120
KD7
KD-7/KD-5
2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen weg van het “BANK”-nummer. 3) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. De cursor gaat automatisch naar de waarde voor de pad waarop u hebt geslagen. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de naam van de pad. Ziezo, hiermee hebt u alle nodige instellingen gemaakt. Als u een PD-100 of PD-120 pad gebruikt, kunt u nu best de spanning van het vel instellen:
Opmerking: De parameterwaarden in de bovenstaande afbeeldingen geven de fabrieksinstellingen aan. Zijn deze intussen gewijzigd, dan kunt u de Copy-functie (blz. 80) gebruiken om de originele instellingen opnieuw op te roepen.
Ziezo, hiermee hebt u in één klap alle nodige instellingen voor de V-Basic of V-Standard Kit gemaakt.
17
Snel aan de slag
V-Standard Kit= BANK 2
Display
Snel aan de slag
3
1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F1 (BANK)]. 2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op het “BANK”-nummer. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de relevante BANK. V-Basic Kit= BANK 1
Snel aan de slag
U moet voor iedere TRIGGER INPUT het type pad specifiëren dat u ermee verbindt, anders kan de TD-10 de signalen van de pads niet naar behoren interpreteren.
Als u een PD-100 of PD-120 pad gebruikt, kunt u nu best de spanning van het vel instellen. Eens u alle instellingen hebt afgerond, kunt u op [EXIT] drukken om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.
TD-10 Handleiding
Spanning van het vel instellen Voor de PD-100 en PD-120 pads is het belangrijk dat u de instellingen van de TD-10 aanpast op de spanning van het vel. Dat gaat als volgt. 1
7) Regel met een spansleutel (optie) de spanschroef bij tot de indicator zich op de positie uit de onderstaande afbeelding bevindt.
2 Indicator
4
Als de indicator rechts van het middelpunt staat, draai dan de spanschroef naar links om het vel losser te spannen. Staat de indicator links van het middelpunt, draai de spanschroef dan naar rechts om het vel strakker te spannen. Opmerking: Blijkt de indicator wild van links naar rechts te springen, zorg dan eerst dat het vel gelijkmatig gespannen staat en ga dan verder met de bovenstaande procedure.
1) Zorg dat Trigger Type (modelnaam van de pad) is ingesteld op “10A” (PD-100) of op “12A” (PD-120). 2) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F4 (OPTION)]. 3) Sla op de PD-100 of PD-120 waarvoor u instellingen wilt maken. U komt op de bijbehorende display-pagina terecht.
4) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op “Head Tension Adjustment”. 5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. “Loose” betekent dat de TD-10 ervan uit gaat dat het vel los is, terwijl hij bij “Tight” een behoorlijk strakke velspanning verwacht. Voorlopig houdt u het best bij de neutrale optie “Normal”. 6) Sla op het vel van de PD-100 of PD-120, ongeveer 3 cm van de spanschroef.
Opmerking: Meer details over het instellen van de juiste velspanning vindt u in de handleiding van de PD-100/120.
Eens u alle instellingen hebt gemaakt, kunt u herhaaldelijk op [EXIT] drukken om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.
TD-10 aansturen met contactmicrofoons op een akoestisch drumstel In plaats van pads kunt u ook contactmicrofoons (die u op uw akoestische trommels monteert) gebruiken om de TD-10 aan te sturen. In dat geval moet u in eerste instantie het Trigger Type op “Drum Trigger” instellen. Blijkt dat niet te volstaan voor een accurate triggering, dan kunt u met de “geavanceerde” parameters nog één en ander bijregelen. Zie “Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD)” op blz. 75. Bevestig eerst de contactmicrofoons (zie blz. 103). Maak vervolgens voor iedere trigger de volgende instellingen. 1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F1 (BANK)]. U komt op de volgende display-pagina terecht.
Sla hier
Spanschroef
(3 cm)
De indicator rechtsonder in het display geeft de afwijking aan.
18
Op deze pagina ziet u een overzicht van de trigger types die voor iedere TRIGGER INPUT zijn gespecifieerd.
Voordat u aan de slag gaat Inschakelen
Snel aan de slag
2) Haal de cursor met de [CURSOR]-knoppen weg van het “BANK”-nummer. 3) Sla op de trommel (of druk het basdrumpedaal in) waarvoor u instellingen wilt maken. De cursor komt automatisch op het Trigger-nummer van de aangeslagen trommel terecht. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste Trigger-type. Kies de volgende opties: “KIK” voor de basdrum, “SNR” voor de snare drum, “TOM” voor de toms en “FLR” voor de Floor tom. 5) Druk meerdere keren op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.
Instellingen controleren Snel aan de slag
Alle juiste instellingen zouden nu gemaakt moeten zijn. U kunt dit controleren door op de pads/trommels te slaan en te luisteren of het juiste instrument weerklinkt. Is dat niet het geval, controleer dan nogmaals of alle instellingen kloppen of zie “Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen” op blz. 25.
Snel aan de slag
19
TD-10 Handleiding
Speltechnieken
4.
4.1 Tips voor het bespelen van de pads Rim Shots Op de PD-7, PD-9 en PD-120 kunt u met de rand een tweede klank aansturen, ter aanvulling van de klank die u met het vel aanstuurt.
Als u een PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt (trigger-ingang 2 of 10), dan kunt u ook klankverschillen bekomen op basis van de plaats waar u het vel raakt.
Klankverschillen op basis van slagpositie
ˆ Î
Pad Â Ø ÒÅ
Â Ø ÒÅ
ˆ Î
Pad
Positiegevoeligheid
Rand van de pad
Normale slag
Rim Shot
Om een Rim Shot te spelen moet u het vel en de rand van de pad tegelijk raken. Als u enkel de rand raakt, wordt er geen signaal uitgestuurd (en hoort u dus geen geluid). Een goed gespeelde Rim Shot (vel + rand) stuurt de klank aan die u aan “rim” hebt toegewezen. Opmerking: Ook als u tijdens het editen de “Rim” wilt kiezen moet u de hierboven beschreven speltechniek hanteren (dus vel en rand tegelijk aanslaan). Verder moet u er rekening mee houden dat de Rim-functie van de PD-120 enkel werkt als u de pad op trigger-ingang 2 (SNARE) aansluit. Wilt u Rimgeluiden voor toms enz., gebruik dan een PD-7 of een PD-9.
Afdempen Deze techniek simuleert het “dempen” van een akoestisch cymbaal en kan worden toegepast op de PD-7 en PD-9.
Sla op een pad waaraan een langzaam uitstervende klank (zoals een cymbaal) is toegewezen. Zodra u de rand van de pad vastgrijpt, wordt de weergave van de klank afgebroken.
20
Als drummer weet u natuurlijk dat de klankkleur afhangt van de plaats waar u het vel raakt. Dat was tot nu toe één van de expressieve mogelijkheden die akoestische drums vóór hadden op hun electronische collegae. De PD-120 maakt een einde aan deze voorsprong: als u deze pad gebruikt om een Snareklank van de TD-10 aan te sturen, beschikt u over positie-afhankelijke timbreverschillen die de vergelijking met een akoestische Snare kunnen doorstaan.
Spelen met Brushes De PD-120 en PD-100 pads kunt u ook met Brushes bespelen. U kunt daarbij alle typische speltechnieken gebruiken, die ook het overeenkomstige geluid opleveren dat u van een akoestische Snare verwacht. De enige voorwaarde is dat u een Drum Kit kiest die bedoeld is om met Brushes te worden bespeeld. Druk op [KIT] en kies een Kit waarvoor rechtsonder het onderstaande symbool is afgebeeld.
Opmerking: Gebruik enkel Brushes uit nylon/plastic. Metalen Brushes beschadigen het vel en dreigen zelfs het gaas waaruit het vel bestaat te doorprikken. Opmerking: Preset Drum Kit 7 en 37 zijn bedoeld om met Brushes te bespelen.
Speltechnieken TD-10 bedienen
HiHat-controlepedaal
FD-7
Sla op de pad zonder het pedaal in te drukken.
Gesloten HiHat
Sla op de pad terwijl u het pedaal indrukt.
Gesloten met pedaal
Trap het pedaal in zonder op de HiHat-pad te slaan.
Open met pedaal
Druk op het pedaal en laat het onmiddellijk opnieuw los om een “open” hi-hat klank aan te sturen.
Hiermee regelt u het volume van de MASTER OUT-aansluitingen.
[PHONES]
Hiermee regelt u het volume van de hoofdtelefoonuitgang.
[MIX IN]
Hiermee regelt u het volume van MIX IN. Het signaal van de MIX IN-ingang wordt naar de MASTER- en PHONESaansluitingen (of enkel naar de PHONES-aansluiting) gestuurd.
Drum Kit kiezen
4.2 TD-10 bedienen
2
Snel aan de slag
Volume aanpassen Volumebalans bijregelen Kick Drum, Snare en HiHat hebben hun eigen [GROUP FADERS] waarmee u hun volume kunt aanpassen. Toms, cymbalen enz. zijn gegroepeerd onder de [OTHERS] faders. Voor het volume van de individuele pads in een Kit kunt u terecht in het Control Room menu (zie blz. 54).
Snel aan de slag
Open HiHat
[MASTER]
Snel aan de slag
De HiHat-functie van de TD-10 werkt op een iets andere manier dan op een akoestisch drumstel. Hoewel… het enige wat u in de gaten moet houden is dat u twee dingen nodig hebt: een pad (die dienst doet als “deksel”) en een pedaal (de FD-7). Met een HiHat-controlepedaal, zoals de FD-7, en een pad kunt u de volgende speltechnieken gebruiken:
Totaalvolume aanpassen Kies met de [VOLUME CONTROL]-regelaar het volume voor de MASTER-uitgangen van de TD-10. Door deze regelaar in wijzerzin te draaien verhoogt u het volume, door hem in tegenwijzerzin te draaien verlaagt u het.
1
1) Druk op [KIT]. U komt op de volgende pagina terecht:
Elke Drum Kit van de TD-10 is een verzameling instellingen voor de instrumenten (klanken) die zijn toegewezen aan elke pad, de akoestiek en microfoons, mixer, effecten en andere parameters. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Kit.
21
TD-10 Handleiding
Opmerking: De List -pagina maakt het kiezen van een Drum Kit een stuk eenvoudiger. Druk op de bovenstaande pagina op [F1 (LIST)]. U komt dan terecht in een pagina met tien namen van Kits waaruit u de gewenste kunt kiezen. Met [F1 (PAGE<)] en [F2 (PAGE>)] kunt u respectievelijk naar de vorige of de volgende pagina gaan. Om een Kit te kiezen kunt u [DEC]/[INC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]knoppen gebruiken.
Master-Equalizer Dit is de Equalizer waarmee u het totaalgeluid (de MASTER-uitgangen) van de TD-10 kunt bijkleuren. Daarbij kunt u aparte instellingen maken voor de hoge-, midden- en lagetonen. 2
3
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de displaypagina van stap 1.
Gevoeligheid van de pads U kunt de gevoeligheid van de pads aanpassen aan uw eigen speelstijl. 1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F2 (BASIC)]. U komt op de volgende pagina terecht.
1
1) Druk op [KIT] en vervolgens [F4 (MAS EQ)]. U komt op de volgende display-pagina terecht:
Trigger-indicator
2) Kies met [F2]~[F4] of met de [CURSOR]-knoppen de “GAIN” kolom. 2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op “Sensitivity”. 3) Sla op de pad waarvoor u de gevoeligheid wilt aanpassen. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste gevoeligheid. De door de cursor aangeduide numerieke waarde verandert nu (1~16). Een lage gevoeligheid (lagere waarden) betekent dat harde slagen nauwelijks een hoger volume opleveren. Door daarentegen een hoge gevoeligheid te kiezen bereikt u ook met zachte slagen een luid volume. Over het algemeen verdient het aanbeveling om de gevoeligheid zo te kiezen dat de indicator zijn maximumpositie bereikt als u het hardst slaat. Opmerking: Het weergavevolume speelt een belangrijke rol bij het instellen van de gevoeligheid van een electronische Drum Kit. Vooral als u op een laag volume afluistert kunt u vaak de indruk hebben dat er te weinig dynamiek voorhanden is, en bijgevolg een hogere gevoeligheid kiezen dan eigenlijk nodig is. Probeer daarom steeds op verschillende volumes af te luisteren (via een versterker of hoofdtelefoon), zodat u een goed beeld krijgt van de ingestelde dynamiek.
22
[F2]
Lagetonen (LOW)
[F3]
Middentonen (MID)
[F4]
Hogetonen (HIGH)
Opmerking: Met [F1] kunt u de Equalizer in- en uitschakelen.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste versterking of verzwakking en luister hoe het geluid verandert. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.
Speltechnieken Uitbreiden
Effect aan/uit
1
3,4
1) Druk op [KIT] en vervolgens [F3 (FX SW)].
Dit effect simuleert de akoestiek van een ruimte waarin de drums worden bespeeld.
COMP (Compressor)
De compressor haalt volumepieken uit het signaal, wat het geluid meer doorzettingsvermogen kan geven en uw systeem tegen oversturing beveiligt.
EQ (Equalizer)
Met de Equalizer kunt u de verhouding van de hoge, midden- en lage tonen bijregelen.
EFFECT (Effect)
Hiermee voegt u effecten zoals Reverb en Delay toe.
Opmerking: Voor alle duidelijkheid: als deze schakelaars op OFF staan, hoort u geen effecten, ongeacht andere parameterinstellingen. Controleer daarom of de schakelaars wel actief zijn voordat u effectinstellingen begint te wijzigen. Opmerking: Deze schakelaars kunt u voor elke Drum Kit apart instellen.
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.
Help-functie De TD-10 heeft een handige gids aan boord die u van informatie over de verschillende functies voorziet. Om op de relevante informatie-pagina terecht te komen volstaat het dat u een trefwoord invoert. Wilt u bijvoorbeeld iets weten over een functie waarbij een voetschakelaar te pas komt, kies dan het tref-
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste trefwoord. 3) Druk op [F4 (SELECT)] om meer uitleg over de functie te lezen. 4) Om naar de pagina met instellingen voor die functie te gaan drukt u op [F4 (GO NOW)]. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.
4.3 Uitbreiden Door middel van Expansion Boards kunt u uw systeem uitbreiden en nieuwe instrumenten en Drum Kits toevoegen. Opmerking: Het is niet mogelijk om Expansion Boards voor de JV/XP-serie te gebruiken.
Aan de onderkant van de TD-10 vindt u een uitsparing waarin u uitbreidingskaarten kunt installeren. Dat kunnen enkel kaarten uit de WAVE&SYSTEM EXPANSION BOARD TDW serie zijn. 1) Schakel de TD-10 uit en verbreek de verbinding met het lichtnet voordat u een Expansion Board probeert te installeren.
23
Snel aan de slag
AMBNCE (Ambience)
1) Druk op [TOOLS] en vervolgens op [F4 (HELP)].
Snel aan de slag
Op deze pagina dienen de [F1]~[F4] knoppen als aan/uit-schakelaars. Met [F1] schakelt u bijvoorbeeld Ambience aan/uit.
2
Snel aan de slag
Het geluid van de TD-10 kan voor een groot deel afhankelijk zijn van de gebruikte effecten, compressors, enz. Om vast te stellen in hoeverre het geluid door de effecten wordt beïnvloed kunt u ze elk voor de volledige kit in- en uitschakelen.
woord “FOOT SWITCH” en druk op de knop om naar de overeenkomstige pagina te gaan.
TD-10 Handleiding
2) Verwijder enkel de vier schroeven die hieronder worden aangegeven en neem de bodemplaat van de TD-10.
5) Gebruik de bij de kaart geleverde sleutel om de houders in de LOCK-positie te draaien, zodat de kaart goed vast komt te zitten.
Verwijder deze schroeven
LOCK
3) Controleer of de plastic houders zich in de posities bevinden die op de onderstaande afbeelding te zien zijn. Draai ze, indien nodig, naar de juiste positie. Expansion Board (uitbreiding)
Ga na het uitvoeren van de bovenstaande stappen nog eens na of alles goed vast zit. (Als u de uitbreiding wilt verwijderen moet u de kaarthouders in de UNLOCK-richting draaien en de print optillen met de bijgeleverde sleutel. Verwijder het Expansion Board en breng de bodemplaat opnieuw aan.) 6) Maak de bodemplaat opnieuw vast met de vier schroeven die u in stap 2 hebt verwijderd.
Aansluiting
Kaarthouder
• • • 4) Zorg dat de gaten in de kaart zich boven de houders bevinden en steek de connector op de kaart voorzichtig in de aansluiting van de TD-10. Controleer of de connector goed vastzit en of de drie houders door de gaten komen. Opmerking: Raak niet aan de schakelkringen of aan de pinnetjes van de connectors. Opmerking: Probeer het Expansion Board nooit met geweld aan te sluiten. Lukt het niet van de eerste keer, verwijder dan de print en probeer het nog eens.
•
•
24
OPGELET! In het volgende geval moet u de TD-10 onmiddellijk uitschakelen en contact opnemen met uw dealer of de Roland-herstellingsdienst: Wanneer voorwerpen (zoals schroeven) zijn gevallen of er vloeistof werd gemorst in de TD-10. Wanneer de TD-10 nat is geworden (bijvoorbeeld door regen). De TD-10 plots “vreemd” begint te doen en niet meer naar behoren werkt. Ga nooit zelf in het inwendige van de TD-10 prutsen – laat dit soort werken over aan een vakman.
Statische electriciteit kan schade aan de interne componenten veroorzaken. Let bij het aanbrengen van het Expansion Board op de volgende dingen: Grijp, voordat u de kaart vastneemt, een metalen voorwerp (zoals een buis van de waterleiding) beet, om statische electriciteit te ontladen. Neem de kaart enkel bij de rand vast. Raak niet aan de electrische componenten of connectors.
Speltechnieken Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en in-
4.4 Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen
Opmerking: Vergeet niet alle instrumenten uit te schakelen voordat u aansluitingen controleert of wijzigt.
•
•
Opmerking: Onder “Mogelijke problemen” op blz. 93 vindt u een uitgebreider probleemoverzicht, waar onder andere wordt ingegaan op problemen bij het editen of bij het gebruik van akoestische trommels of pads van een ander merk.
U hoort geen geluid wanneer u [PREVIEW] indrukt Controleer of de [GROUP FADERS] wel omhoog staan. •
U slaat hard op de pads, maar het volume blijft laag Hebt u misschien een te laag volume gekozen? Als u electronische drums op een laag volume beluistert, krijgt u al snel de indruk dat de pads niet gevoelig genoeg zijn. Gaat die indruk niet weg wanneer u een hoger volume kiest (zie blz. 21), probeer dan de gevoeligheid aan te passen (zie blz. 22).
Als u pads van een ander merk gebruikt Als u pads van een ander merk gebruikt, die niet naar behoren functioneren, moet u de instellingen van de Trigger-parameters aanpassen. Zie “Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC)” op blz. 73.
•
•
•
•
Bepaalde pads klinken te luid of te zacht Als u in mono afluistert, mag u enkel de MASTER L (MONO)-connector verbinden en niets aansluiten op de R-connector. Staan alle [GROUP FADERS]-regelaars in een geschikte positie? Stel ze eerst allemaal in op hetzelfde volume en pas vervolgens de balans aan.
Rim Shots klinken niet Gebruikt u een PD-7, PD-9 of PD-120? Dit zijn de enige pads waarop u Rim Shots kunt spelen. Gebruik u een mono-kabel om de pad met de TD-10 te verbinden? 25
Snel aan de slag
Als u een PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt Voor deze pads kunt u de verhouding tussen slagkracht en volume aanpassen. Zie blz. 22 voor meer details.
Bij het drukken op [PREVIEW] hoort u iets, maar tijdens het spelen op de pads niet Controleer of de trigger-indicator (TRIGGER) oplicht als u op een pad slaat. Is dat niet het geval, controleer dan de verbinding tussen de pad en de TRIGGER INPUT-connector.
U hoort geluid in de hoofdtelefoon maar niet uit de externe versterker, enz. Controleer de verbindingen met de externe instrumenten en zorg dat de [MASTER]-regelaar niet in de minimumstand staat.
Als u zachtjes op een pad slaat, hoort u geen geluid Hebt u een pad aangeraakt of een pedaal indrukt terwijl de TD-10 nog met zijn opstartroutine bezig was (vóór de naam van de Kit in het display verscheen)? Bij het inschakelen controleert de TD-10 welke pads met welke ingangen zijn verbonden. Als u tijdens deze procedure pads aanraakt, worden daarbij onvermijdelijk fouten gemaakt.
Snel aan de slag
Geen geluid Controleer eerst of alle aansluitingen kloppen (zie blz. 14 ff.) en ga vervolgens de onderstaande punten na:
•
Pads sturen verkeerde geluiden aan Hebt u de pads met de verkeerde TRIGGER INPUTconnectors verbonden? Hebt u de pads stevig bevestigd? Als een pad niet stevig vastzit, is het mogelijk dat hij meetrilt wanneer u een andere pad aanslaat en daardoor ongewenst een klank aanstuurt. Staat er in de buurt van de pads een luidspreker opgesteld die aan een hoog volume weergeeft? Probeer positie van de luidspreker of de pad te veranderen.
Snel aan de slag
Hieronder zetten we een aantal typische problemen op een rijtje die de kop kunnen opsteken wanneer u de TD-10 voor de eerste keer gebruikt.
•
TD-10 Handleiding
In dat geval stuurt enkel het vel van de pad een klank aan. Om ook Rim Shots te kunnen spelen moet u de stereo-kabel gebruiken die bij de PD-7, PD-9 en PD-120 wordt geleverd. •
• •
•
• • • •
26
Rim Shots klinken anders dan verwacht Als u op een PD-7 of PD-9 speelt, moet u de rand en het vel tegelijk aanslaan om een Rim Shot te spelen. Als u enkel de rand aanslaat, hoort u niets. Hebt u de correcte Trigger Types gekozen? Als u een PD-120 als Snare gebruikt, controleer dan de instelling van de “Rim Sensitivity”-parameter (zie blz. 74). Volume is te laag wanneer u met Brushes speelt De slag van een Brush komt nu eenmaal minder hard aan dan die van een stok, dus moet u een Drum Kit gebruiken waarvan de trigger-instellingen gericht zijn op het gebruik van Brushes. Dergelijke Drum Kits kunt u herkennen aan het Brush-icoon rechtsonder in de “KIT” display-pagina.
Er wordt geen rekening gehouden met de plaats waar u slaat Kloppen de instellingen voor het Trigger Type? Als u een PD-100 of PD-120 gebruikt, hebt u dan de spanning van het vel correct ingesteld? Als u een PD-7 of PD-9 gebruikt, staat de polariteitsschakelaar dan op “– (Roland)”? Positiedetectie is enkel mogelijk voor trigger-ingang 2 (SNARE) en 10 (RIDE).
De voorgeprogrammeerde Drum Kits Mogelijke problemen i.v.m.
5.
Snel aan de slag
De voorgeprogrammeerde Drum Kits
5.1 Hoe genereert de TD-10 geluid? De TD-10 gebruikt een volledig nieuwe methode van klankopwekking, die we Variable Drum Modeling noemen. De kerngedachte achter deze methode is dat een veel breder en individueler klankspectrum mogelijk wordt, omdat elk aspect van een drumklank individueel kan worden “gemodelleerd”.
Snel aan de slag
Ruimte, Microfoon
Mix
Ketel
Ruimte-akoestiek
Mixer
Vel
Soort ruimte
Effect
Snaren
Microfoonplaatsing
Compressor
Stemming
Snel aan de slag
Instrument
Equalizer
Demping
Dit zijn de drie hoofdcomponenten voor de opbouw van de V-Drums-klanken. Om ze gemakkelijk te kunnen bereiken hebben ze elk hun eigen knop gekregen: [INST], [STUDIO] en [CONTROL ROOM]. Deze parametergroepen wijken uiteraard af van een “traditioneel” electronisch drumstel, maar ze zijn wel doorzichtig en zorgen dat u voor de realisatie van een bepaald idee onmiddellijk weet waar u terecht kunt. 1) Instrument (INST) Dit is uiteraard het drumstel zelf, dus het materiaal waaruit de ketels en vellen zijn vervaardigd, hun vorm, enz. 2) Studio (STUDIO) Het type, de afmetingen en de gebruikte materialen van de ruimte waar de drums worden bespeeld, de plaats van de Ambience-microfoons en het type en
de plaats van de microfoons waarmee de instrumenten worden opgenomen. 3) “Regie-ruimte” (CONTROL ROOM) Hier wordt de laatste hand gelegd aan het geluid, door middel van mixer-instellingen zoals volume, pan, effectniveau, uitgangstoewijzing, EQ, compressie en digitale effecten. Voordat u zelf klanken begint te maken is het nuttig dat u even kennismaakt met de Preset Drum Kits. Op die manier raakt u vertrouwd met de mogelijkheden van het systeem.
27
TD-10 Handleiding
70’s Rock Dit is een Rock Drum Kit met een diepe en “vette” klank. Vetter dan de klank die u tot nu toe kon verwachten van drummodules of samplers – dankzij de Variable Drum Modeling technologie. Laten we de instrumentparameters van deze Kit even van naderbij bekijken. Eén van de parameters die instaat voor de rijkdom van de klank is “Shell Depth” (waarmee u de diepte van de ketel aanpast). We kiezen nu voor deze parameter een aantal verschillende waarden. 3
U komt nu terecht in de display-pagina met Snareinstellingen. Op deze pagina kunt u het materiaal en de diepte van de ketel selecteren.
5) Verplaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen naar “Shell Depth”.
5
2,6
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste diepte voor de ketel. Het “vette” rockgeluid waar we het daarstraks over hadden vraagt natuurlijk om een diepe ketel, vandaar dat in deze Preset een Shell Depth van 8.0” is gekozen. Laten we daar nu 3.5” van maken. 1
1) Druk op [KIT] om naar de “DRUM KIT”-pagina te gaan. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit nummer 36.
3) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en tenslotte op [F1 (SHELL)]:
Hoort u wat een verschil? De Snare klinkt nu veel “lichter”. Sla nu eens op een tom-pad en probeer hiervoor dezelfde modificatie. Bij akoestische drums hebt u voor dit soort geintjes een enorm arsenaal ketels nodig. En op traditionele electronische drumsystemen is dit soort flexibiliteit al helemaal ondenkbaar. De TD-10 maakt het echter allemaal mogelijk, en bovendien op een snelle, intuïtieve manier.
Brush Kit
4) Sla op de pad die u als Snare gebruikt.
28
Deze kit kunt u met Brushes bespelen – ook dit is nieuw voor een electronisch drumsysteem. In vergelijking met stokken is de impact van Brushes op het vel eerder delicaat – vandaar deze speciaal geprogrammeerde Kit met aangepaste trigger-instellingen. Ook de “Studio” en “Control Room” instellingen zijn afgestemd op het klankkarakter van Brushes, zodat het lijkt dat de Kit vlak vóór u staat, zo realistisch klinkt het. Luister maar eens hoe subtiel de effecten worden gebruikt: ze dragen wel degelijk hun steentje bij tot de resonantie en klankkleur van de
De voorgeprogrammeerde Drum Kits Electro Kit
drumgeluiden, maar laten daarbij de nuances van het originele geluid intact.
5
Snel aan de slag
1) Druk op [KIT]. U komt terecht in de “DRUM KIT” display-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit nummer 37.
naal van deze machines echter opnieuw onder de vingers, en de toepassingen in Dance, Hip-Hop en Rap zijn legio. Laten we bij wijze van demonstratie eens experimenteren met de hoeveelheid Pitch Bend (een functie die de toonhoogte van het geluid doet evolueren in de tijd), een typisch effect voor electronische drums.
2, 6
3) Druk op [F3 (FX SW)]:
Boven elk van de knoppen [F1]~[F4] ziet u “ON” staan, wat erop wijst dat alle effecten zijn ingeschakeld. 4) Druk op [F1] en [F4]. Hiermee schakelt u Ambience en Effect uit.
Snel aan de slag
Merkt u hoe het geluid plots een stukje van zijn “diepte” kwijt is? Dit bewijst nog maar eens dat delicate geluiden meestal gebaat zijn met de toevoeging van een beetje Ambience (een soort galm) en galm. Later in deze handleiding leert u het karakter van de Ambience en galm in detail kunt bijregelen, zodat u exact de akoestische ruimte kunt simuleren die u gedachten hebt. Zo zou u bijvoorbeeld voor een ruimtelijk “live”-geluid kunnen kiezen en tegelijkertijd een deel van de resonantie dempen.
1) Druk op [KIT]. U komt terecht in de “DRUM KIT” display-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit nummer 38.
3) Druk op [INST] en vervolgens op [F2 (EDIT)]. U komt terecht op de volgende display-pagina:
4) Sla op de pad die u als tom gebruikt. U komt terecht op de pagina met tom-instellingen. 5) Plaats de cursor op “Bend”.
5.2 Electro Kit Deze Kit reproduceert het electronische drumgeluid dat populair was begin de jaren ‘80. Vroegere drummodules hadden te weinig parameters om de klankvariaties van zo’n electronische dinosaurus te benaderen. Met de TD-10 hebt u het typische klankarse-
Snel aan de slag
1 3
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Pitch Bend-waarde.
29
TD-10 Handleiding
De toonhoogte stijgt aan het begin van de noot en het effect wordt geleidelijk intenser. Bend 127
hoeveelheid toonhoogteverandering
0
30
Tijd
Drum Kit wijzigen (editen) [INST]: instellingen voor de basisklank
6.
Drum Kit wijzigen (editen)
4
3
De parameters die u met de [INST]-knop bereikt houden verband met eigenschappen van het drumstel zelf (dus niet met ruimte-akoestiek e.d.). Via een reeks eenvoudige stappen kiest u hier het instrument, zijn materiaal en vormgeving, zijn stemming, enz. Opmerking: Tijdens het uitvoeren van de onderstaande stappen kunt u op gelijk welk moment op [TRIG SELECT] drukken om een andere trigger-ingang te selecteren. Met [PREVIEW] kunt u de overeenkomstige klank weergeven. Het is dus niet noodzakelijk dat er pads op de TD-10 zijn aangesloten.
Instrument kiezen
Snel aan de slag
2
6.1 [INST]: instellingen voor de basisklank
Snel aan de slag
In dit hoofdstuk onderwerpen we Drum Kit nummer 36 aan een reeks bewerkingen, die uiteindelijk in een totaal anders klinkende kit resulteren. Zoals u misschien nog weet is kit nummer 36 bedoeld voor rock, maar we gaan er een wat scherper en natuurlijker-klinkende kit van maken, die zich leent voor fusion enz. Het basiskarakter van de kit is moeilijk te beoordelen wanneer er veel effecten worden gebruikt, dus laten we die eerst uitschakelen.
1) Druk op [INST] om naar de volgende pagina te gaan. 1
3) Druk op [F3 (FX SW)]:
2) Sla op de pad waarvoor u een ander instrument wilt kiezen. U komt terecht op de instrumentkeuze-pagina voor de geselecteerde pad. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste instrument. Door op de pad te slaan kunt u de instrumenten die u kiest beluisteren. Laten we voor dit voorbeeld “106 Maple1 S” als Snare kiezen en hier een aantal bewerkingen op uitvoeren.
Materiaal en diepte van de ketel
4) Druk op alle knoppen [F1]~[F4] waarboven “ON” staat, zodat er “OFF” verschijnt.
Professionele drummers sleuren vaak een stapel Snare-drums uit verschillende materialen met zich mee, omdat die nu eenmaal elk hun eigen, onvervangbare klankkarakteristiek bezitten. Bij de TD-10 werkt het een stuk handiger: een druk op de knop volstaat om het type Snare (hout of metaal), dat u op dat moment wenst, te kiezen. Bovendien kunt u de diepte van de ketel bepalen.
31
Snel aan de slag
1) Druk op [KIT] om naar de “DRUM KIT”-pagina te gaan. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel Kit nummer 36.
TD-10 Handleiding
1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en tenslotte op [F1 (SHELL)]. 2) Sla op de pad die voor de snare wordt gebruikt. U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de Snare. Hier kunt u het materiaal en de diepte van de ketel kiezen.
Materiaal en stemming van het vel kiezen Naast de ketel is uiteraard ook het vel bepalend voor de klank. Hiervoor kunt u het type specifiëren en de stemming (spanning) instellen. 1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en tenslotte op [F2 (HEAD)]. 2) Sla op de pad die als Snare dient. U komt terecht in het display met instellingen voor de Snare. Hier kunt u het materiaal en de stemming van het vel kiezen.
3) Plaats de cursor op “Material”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste materiaal voor de ketel. Laten we voor dit voorbeeld de optie “Steel” in “Wood” veranderen. Dat levert ons de warmste klank op. 3) Plaats de cursor op “Head Type”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste materiaal voor het vel. Laten we voor dit voorbeeld de optie “Coated” in “PinStripe®” veranderen. Dat levert een “vetter” geluid met minder boventonen op. 5) Plaat s de cursor op “Shell Depth”.
5) Plaat s de cursor op “Head Tuning”. 6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste keteldiepte. Die 8.0” is wat aan de diepe kant, dus laten we daar 3.5” van maken. Hoort u hoe de resonantie van de ketel afneemt? 6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste stemming. Bij wijze van voorbeeld kiezen we hier “0” in plaats van “–30”.
32
Drum Kit wijzigen (editen) [STUDIO]: akoestiek van de “ruimte”
Demping en snaarspanning kiezen
Snel aan de slag
De laatste wijzigingen voor de basisklank van de Snare zijn het aanbrengen van demping of het veranderen van de snaarspanning. Als u wilt kunt u de snaren zelfs volledig weghalen!
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste snaarspanning. Bij wijze van voorbeeld kiezen we hier “Loose”. Luister naar het verschil.
3,5
4,6
6.2 [STUDIO]: akoestiek van de “ruimte” aanpassen
1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en tenslotte op [F3 (MUFFLE)]. 2) Sla op de pad die als Snare dient. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de Snare. Hier kunt u de demping en de snaarspanning instellen.
Een belangrijke factor bij de klank van een drumstel is de omgeving waarin het wordt bespeeld. Eénzelfde drumstel kan heel wat verschillende klankkleuren opleveren, naar gelang het zijn werk doet in een conventionele studio of bijvoorbeeld een ruimte met glazen muren. Ook in dit verband biedt de TD-10 het ultieme comfort: met enkele knopdrukken plaatst u het drumstel in een andere ruimte. Hier proberen we de Ambience, één van de “Studio” parameters, te editen. Eerst moeten we de Ambience opnieuw inschakelen, want aan het begin van dit verhaal hebben we alle effecten uitgeschakeld.
3) Plaats de cursor op “Muffling”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste demping. Laten we voor dit voorbeeld de optie “Doughnuts1” kiezen. De Snare wordt nu toch al aanzienlijk gedempt.
Snel aan de slag
1) Druk op “KIT” en vervolgens op [F3 (FX SW)].
Snel aan de slag
1
2) Druk op [F1] om de Ambience in te schakelen (“ON”).
5) Plaats de cursor op “Strainer Adj.”. Beslis “waar” u de drums wilt “plaatsen” Voor de locatie van uw drumstel hebt u verschillende opties: verschillende soorten ruimtes, een grot, een badkamer en zelfs het strand! De selectie gebeurt, zoals zo vaak in de TD-10, op basis van iconen.
33
TD-10 Handleiding
De fabrieksinstelling voor “Ambience” is Gymnasium. Laten we daar een Studio van maken. Dit zorgt voor een “droger” geluid. 1) Druk op [STUDIO]. U krijgt de geselecteerde “Studio”-instellingen te zien. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Studio”.
Grootte van de ruimte wijzigen Als u voor “Ambience” een ruimte kiest, kunt u hiervan de omvang bepalen (vijf types). 2
6.3 [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan het geluid leggen Klankkleur wijzigen met de Equalizer Bent u tevreden met de basisklank van het geselecteerde instrument, maar wilt u het “een beetje scherper”, “een beetje dunner” enz. maken, dan kan de Equalizer u goede diensten bewijzen. De TD-10 heeft een 2-bands (hoog en laag) Equalizer voor ieder instrument, wat moet volstaan om elke klank zijn plaatsje binnen de Kit te geven. U kunt de EQ bijvoorbeeld gebruiken om het contrast tussen Snare en Kick (basdrum) extra in de verf te zetten. Eerst moeten we de Equalizer opnieuw inschakelen, want we hebben hem uitgeschakeld voor we instrumenten zijn beginnen kiezen. 1) Druk op “KIT” en vervolgens op [F3 (FX SW)]. 2) Druk op [F3] om de Equalizer in te schakelen (“ON”).
3
1
Laten we er voor dit voorbeeld van uitgaan dat we de Snare wat beter hoorbaar willen maken. 3) Druk op [CONTROL ROOM], vervolgens op [F3 (EQ)] en tenslotte op [F4 (HIGH)]. U komt op de volgende display-pagina terecht:
1) Druk op [STUDIO] en vervolgens op [F2 (ROOM)].
2) Plaats de cursor op “Room Size”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste instelling. Kleinere ruimtes geven uiteraard een “intiemer” geluid, terwijl grotere ruimtes zorgen voor een meer “live”-geluid.
34
4) Sla op de pad die als Snare dient. U komt terecht op de display-pagina met Snareinstellingen. 5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Kies voor ons voorbeeld “+5”.
Drum Kit wijzigen (editen) [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan
Volumebalans van de instrumenten aanpassen Snel aan de slag
Door de hogetonen te versterken hebben we de snare wat Scherper gemaakt. Misschien bevalt die nieuwe klankkleur wel, maar staat de Snare nu wat te veel op de voorgrond. Dat kunnen we verhelpen door het volume van de Snare een beetje terug te regelen. 1) Stel de groepfaders [KICK], [SNARE], [HI-HAT], [OTHERS] in op hetzelfde volume. 2) Druk op [CONTROL ROOM], vervolgens op [F1 (MIXER) en tenslotte op [F1 (VOLUME)].
Snel aan de slag
3) Sla op de pad die als Snare dient. Hierdoor selecteert u de [SNARE]-schuifregelaar. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een lager volume.
Snel aan de slag
Opmerking: Als u het volume van een instrument wilt instellen, moet u er steeds voor zorgen dat alle groepfaders op hetzelfde niveau staan. De eigenlijke volume-instellingen maakt u vervolgens met de faders op het scherm. Deze werkwijze heeft het voordeel dat u steeds dezelfde balans te horen krijgt wanneer u de betreffende Kit selecteert. De groepfaders reserveert u best voor situaties waarin u snel even bepaalde instrumenten naar voren wilt halen (of onhoorbaar wilt maken). Deze faders hebben namelijk geen invloed op de instellingen van de Mixer-pagina.
35
TD-10 Handleiding
7.
Voorbeelden en tips
In dit hoofdstuk geven we u enkele voorbeelden van dingen die u enkel met een electronisch muziekinstrument als de TD-10 kunt doen.
7.1 Sequencer gebruiken De TD-10 bevat een sequencer waarmee u begeleidings- en of drumsporen kunt opnemen en weergeven. Deze sequencer bevat bovendien een aantal patronen (Preset Patterns), die u kunt gebruiken als leidraad voor het oefenen.
Preset-patroon weergeven De Preset-patronen 1~36 geven enkele maten in een lus weer tot u op [STOP] drukt. Zo’n lus kan een handige basis zijn om ritmische figuren e.d. te oefenen.
2
Hiermee start u de weergave van het patroon. Druk op [STOP] zodra u genoeg hebt gehoord. Als u een tweede keer op [STOP] drukt, keert u terug naar het begin van het patroon.
Meespelen met een Preset-patroon Hebt u een patroon gevonden dat u bevalt? Dan wilt u daar waarschijnlijk drums bij spelen. Vóór u dat doet, past u best de balans van de drums, begeleiding en metronoomklik aan. 1) Zet de groepfaders [BACKING] en [CLICK] in een lagere stand dan de overige faders. 2) Druk op [CLICK] om de weergave van de metronoomklik te starten. 3) Geef het patroon weer zoals beschreven in “Presetpatroon weergeven” op blz. 36. 4) Schuif de [BACKING]- en [KLIK]-fader geleidelijk omhoog tot u de gewenste volumebalans met de Drum Kit vindt.
7.2 Drum Kit Chain (keten) 1
3
1) Druk op [PATTERN]. U krijgt het nummer van het geselecteerde patroon te zien.
U kunt een bepaalde volgorde van drum kits vastleggen in een “keten” (Chain), zodat u achteraf in die volgorde door de kits kunt stappen. 1) Druk op [CHAIN] en vervolgens op [F1 (C.EDIT)]. U komt terecht in de volgende display-pagina:
Zoals u ziet, kunt u op deze pagina de volgorde specifiëren waarin u de Drum Kits wilt selecteren. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een patroon. 3) Druk op [PLAY].
36
Voorbeelden en tips Voetschakelaar-functies
2) Plaats de cursor op stap “1” in de volgorde.
7.3 Voetschakelaar-functies
Voetschakelaars FS-5U
De functie voor de voetschakelaar kiest u met de “Mode” parameter op de “FOOT SWITCH” displaypagina (zie blz. 83). Opmerking: Wilt u een stap wissen (dus weghalen uit de keten), plaats de cursor dan op de betreffende Kit en druk op [F2 (DELETE)]. Om een Kit in een keten in te voegen drukt u op [F1 (INSERT)].
Snel aan de slag
FS-5U
Kabel voor voetschakelaar PCS-31
FS-5U
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit die u als eerste wilt selecteren. 4) Plaats de cursor op “2”. 5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit die u als tweede wilt selecteren. 6) Ga op dezelfde manier verder om de derde en volgende Kits in de rij te kiezen.
Snel aan de slag
Met een FS-5U voetschakelaar (optie), die u aansluit op de FOOT SWITCH-ingang, kunt u Kits of patronen selecteren of de weergave van patronen starten en stoppen (zie blz. 83).
7) Zodra uw volgorde compleet is drukt u op [EXIT]. U keert nu terug naar de “DRUM KIT CHAIN” pagina.
Op deze pagina kunt u met de [DEC]/[INC]-knoppen door de gespecifieerde volgorde stappen. Opmerking: Wilt u de Drum Kit Chain-functie uitschakelen, druk dan op [CHAIN] (de indicator dooft). Verder kunt u in plaats van de [DEC]/[INC]-knoppen ook pads of voetschakelaars specifiëren waarmee u de Kits selecteert. Dat stelt u in staat om te blijven spelen terwijl u van Kit verandert! Meer details hierover vindt u onder “Functies bedienen met pads en voetschakelaars” op blz. 82.
Naast het “normale” gebruik van pads om drumklanken aan te sturen bestaat er nog de interessante mogelijkheid om de weergave van een volledig patroon met een tik op een pad te starten. Op die manier kunt u bijvoorbeeld in één vloeiende beweging een patroon starten en erbij beginnen te drummen, zonder dat u de TD-10 hoeft aan te raken. Dat kan enkel met een electronisch drumstel! Opmerking: Een aantal van de Preset Kits maken gebruik van deze functie. Meer details vindt u op blz. 82.
37
Snel aan de slag
7.4 Patronen starten met een pad
TD-10 Handleiding
7.5 Metronoomklik via hoofdtelefoon beluisteren
7.6 TD-10 als MIDI-klankmodule gebruiken
Als u, terwijl u speelt, de metronoomklik wilt beluisteren (bijvoorbeeld tijdens het oefenen of wanneer u live speelt), wilt u waarschijnlijk dat u die klik enkel in de hoofdtelefoon hoort, en niet via de MASTER OUT-connectors (want het publiek heeft weinig boodschap aan die klik). 1
2
3
1) Druk op [CLICK] en vervolgens op [F2 (INST)].
2) Plaats de cursor op “Output”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Phones Only”.
38
U kunt de TD-10 ook gebruiken als klankmodule bij uw MIDI-klavier of -sequencer. Als u via MIDI werkt, maakt u best gebruik van zogenaamde Percussion Groups (zie blz. 88), waarmee u 72 instrumenten over de beschikbare MIDI-nootnummers kunt verdelen. Deze instrumenten zijn dan beschikbaar naast de klanken die u met de 12 trigger-ingangen (pads) aanstuurt. Bovendien kunnen ook de drie begeleidingspartijen via hun eigen MIDI-kanaal worden aangestuurd worden (dus naast het MIDI-kanaal waarmee u de drums aanstuurt). Eén enkele TD-10 kan dus fungeren als een 4-Parts multitimbrale klankbron met een polyfonie van 56 stemmen! We gaan hier verder op in onder “TD-10 als module gebruiken” op blz. 87.
DEEL II. REFERENTIE Overzicht van de TD-10 V•Drums de vingers van de drummer brengt. Als dat niet revolutionair is...
1.1 Structuur van het V•Drumssysteem
• •
In het V•Drums-systeem kunnen we twee onderdelen onderscheiden. Stuurbronnen zoals pads en pedalen, waarop u speelt. De klankmodule die geluid voortbrengt in respons op wat u speelt op de pads en pedalen. Stuurbron
Referentie
Klankmodule (TD-10) TRIGGER INPUT-jacks
Instrument (klank)
Pad
In dit systeem is de TD-10 de klankmodule. Het werkt in feite als volgt: u speelt op een pad, die stuurt een triggersignaal naar de TD-10 en deze laatste geeft de instrumentklank weer die u aan de betreffende trigger-ingang hebt toegewezen. Opmerking: Dat “triggersignaal” is in feite een kort electrisch stroompje dat via een gewone mono- (voor bepaalde pads stereo-) kabel in de TD-10 terechtkomt.
1.2 Pads kiezen Bij het maken van instellingen kunt u pads op één van de volgende twee manieren specifiëren.
Pad/klank kiezen met de pads Sla op het vel (of op het vel en de rand tegelijk, als u de Rim Shot-klank wilt kiezen) van de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt dan automatisch terecht op de pagina met de betrokken instellingen. 39
Referentie
De TD-10 is een drum trigger-interface en een klankmodule, die een virtuele reproductie levert van een drumstel. Daarbij zijn alle aspecten van het drumgeluid door de gebruiker in te stellen. Toen de eerste electronische drums werden ontwikkeld, was de beschikbare technologie nog niet zo geavanceerd als tegenwoordig. De geluiden die door de eerste machines werden geproduceerd hadden dan ook weinig te maken met hun akoestische tegenhangers. Dat deze systemen werden geapprecieerd had dan ook eerder te maken met hun unieke geluid en karakter dan met hun imitatieve kwaliteiten. De eerste electronische drums waren bovendien erg duur en de muzikale context waarin ze konden worden gebruikt was tamelijk beperkt. Het “realisme” van electronische drums maakte een grote sprong voorwaarts toen de eerste “samplers” (instrumenten die geluiden digitaal opnemen) op de markt kwamen. Sampling was eigenlijk een technologie die vooral in functie van klavierinstrumenten (synthesizers enz.) werd ontwikkeld, maar ook zijn weg vond naar drummachines en electronische drumstellen. Hoewel het klankpalet van electronische drums op die manier breder werd, ging het bedieningsgemak er eerder op achteruit: aangezien, naast de onderliggende technologie, ook de bediening en de principes van klanken maken/wijzigen werden overgenomen uit de synthesizerwereld, moest de drummer zich namelijk plots een heel nieuw technisch jargon en de bijbehorende werkwijzen eigen maken. De TD-10 brengt daar verandering in: hij biedt het breedste klankpalet dat een electronische drummer zich kan wensen, maar koppelt daaraan een op maat gesneden gebruikersinterface. Dat laat ondermeer toe een instrument te kiezen (uit meer dan 600 interne klanken!), de basisklank ervan te wijzigen en het minutieus aan te passen aan de eigen speelstijl. En de “inspraak” van de drummer gaat verder dan het drumstel op zich: ook de omgeving waarin wordt gespeeld, de akoestiek van die omgeving, de gebruikte microfoons en hun plaats, plus alle mixinstellingen zijn instelbaar! We hoeven u waarschijnlijk niet meer te vertellen dat, in een moderne productie-omgeving, het drumgeluid niet enkel wordt bepaald door het drumstel zelf. Welnu, de TD-10 is het eerste instrument dat alle factoren die het drumgeluid beïnvloeden onder
Referentie
1.
TD-10 Handleiding
Terwijl u met de [DEC]/[INC]-knoppen of het [VALUE]-wiel de waarde van de gekozen parameter wijzigt kunt u verder op de pad blijven slaan om de klankverschillen te beoordelen.
Gewenste pad/klank kiezen vanuit de TD-10 Kies met de knoppen “1” of “12” onder [TRIG SELECT] het gewenste trigger-signaal (1~12 komen overeen met de 12 trigger-ingangen). Wilt u een klank aan de Rim toewijzen, druk dan op [RIM] (de indicator licht op). Terwijl u met de [DEC]/[INC]knoppen of het [VALUE]-wiel de waarde van de gekozen parameter wijzigt kunt u op de [PREVIEW]-knop drukken om het geluid te beluisteren. Opmerking: In het geval van een pad die aparte instellingen voor het vel en de rand toelaat komt u op een display-pagina zoals die hieronder terecht. Meer details vindt u op blz. 97. Instellingen voor het vel (Head)
Instellingen voor de rand (Rim)
40
Instellingen voor de volledige Drum Kit Kit selecteren
2.
Instellingen voor de volledige Drum Kit Referentie
2.1 Kit selecteren
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Kit.
Druk op [KIT] om naar het basisscherm te gaan. Hier kunt u met [DEC]/[INC], met het [VALUE]wiel of met een (los verkrijgbare) voetschakelaar (zie blz. 83) Drum Kits selecteren.
Functieknoppen [F1 (PAGE<)]
Hiermee gaat u naar de vorige pagina van de lijst.
[F2 (PAGE>)]
Hiermee gaat u naar de volgende pagina van de lijst.
2
Referentie
3
1
Opmerking: Kies deze display-pagina te selecteren nadat u alle gewenste instellingen hebt gemaakt. Op die manier voorkomt u dat data per ongeluk worden gewijzigd terwijl u speelt.
2.2 Kit selecteren uit een lijst
2.3 Naam van de Drum Kit Iedere Kit kan een naam krijgen van maximaal 8 tekens.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F4 (NAME)]. U komt nu terecht op de DRUM KIT NAME-pagina. 2) Kies met de è [CURSOR]-knoppen het teken dat u wilt veranderen. Het knipperende teken kunt u telkens wijzigen. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste teken. De volgorde waarin de tekens voorbijkomen staat afgebeeld onderaan de display-pagina.
U kunt een Drum Kit ook uit een overzichtelijke lijst kiezen.
1) Druk op [KIT]-[F1 (LIST)]. U komt nu terecht in de “DRUM KIT LIST”-pagina.
41
Referentie
Aan het icoontje bij 1 in de bovenstaande afbeelding kunt u zien of de geselecteerde Drum Kit bedoeld is om met stokken, dan wel Brushes bespeeld te worden. Wilt u in de bestaande keuze verandering brengen, zie dan “Kit geschikt maken voor Brushes” hieronder. Bij 2 kunt u de aan/uitstatus van de effecten voor de Kit in zijn geheel aflezen. Zie “Effecten voor de hele Kit in- en uitschakelen” op blz. 42. Het icoontje bij 3 verschijnt wanneer u een datakaart in de TD-10 hebt gestoken. Als de schrijfbeveiliging van die kaart is ingeschakeld verschijnt er een “sleutel”-icoon.
TD-10 Handleiding
Functieknoppen Op deze pagina kunt u met de [F1]~[F4] knoppen de volgende functies voor het invoeren van tekens gebruiken: [F1 (INSERT)]
Alle tekens rechts van de cursor worden naar rechts verplaatst.
[F2 (DELETE)]
Het teken op de cursorpositie wordt gewist en alle tekens rechts van de cursor worden naar links verplaatst.
[F3 (SPACE)]
Op de cursorpositie wordt een spatie ingevoerd.
[F4 (CHAR)]
Hiermee wisselt u tussen hoofdletters/kleine letters/symbolen.
2.5 Effecten voor de hele Kit inen uitschakelen Ambience, compressie, Equalizing en digitale effecten kunt u voor de volledige Kit in- en uitschakelen. Op die manier kunt u snel beoordelen hoe het geheel klinkt met of zonder deze bewerkingen. Werkwijze
1) Druk op [KIT]-[F3 (FX SW)]. U komt terecht op de “EFFECTS SWITCH”-pagina. 2) Druk op de functieknop die overeenkomt met het effect dat u wilt in- of uitschakelen. Functieknoppen
2.4 Kit geschikt maken voor Brushes U kunt voor iedere Kit specifiëren of u ze hem Brushes of stokken wilt bespelen. Kiest u voor Brushes, dan wordt een hogere gevoeligheid voor de pads gekozen. De keuze maakt u als volgt.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F3 (SELECT)]. U komt nu terecht in de “SELECT”-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Brushes”. Opmerking: Een aantal Drum Kits zijn reeds vanuit de fabriek ingesteld voor het gebruik met Brushes. De werkwijze van hierboven is dus enkel nodig als u een Kit, die oorspronkelijk ingesteld was voor stokken, geschikt wilt maken voor Brushes. Ook wanneer u een nieuwe Brush Kit wilt aanmaken, is het vaak eenvoudiger om een bestaande Kit voor stokken te kopiëren, deze geschikt te maken voor Brushes en vervolgens eventuele verdere wijzigingen aan te brengen. Opmerking: De optie die u hier kiest kunt u ook aflezen op de “DRUM KIT”-pagina. Opmerking: U kunt ook met Brushes over het vel “schuiven”, maar enkel onder de volgende omstandigheden: • U moet trigger-ingang 2 gebruiken (voor de Snare). • U moet een PD-120 of PD-100 pad gebruiken. • U moet instrument 113 “Brush1 S” of nummer 114 “Brush2 S” kiezen.
42
[F1 (AMBNCE)]
Ambience aan/uit.
[F2 (COMP)]
Compressor aan/uit.
[F3 (EQ)]
Equalizer aan/uit.
[F4 (EFFECT)]
Effect aan/uit.
Opmerking: De optie die u hier kiest kunt u ook aflezen op de “DRUM KIT”-pagina.
Aan
Uit
Instrument-instellingen Instrument kiezen
3.
Instrument-instellingen
3.1 Instrument kiezen
Referentie
Hieronder komen de parameters aan bod waarmee u individuele instrumenten (Snare, basdrum enz.) kunt editen.
3.2 Instrumenten kiezen uit een lijst Net zoals voor drum kits kunt u ook voor instrumenten een lijst oproepen, waaruit het handiger kiezen is.
Een drumklank heet op de TD-10 een “instrument” (INST). Het eerste wat u moet doen als u een klank wilt maken is het gewenste instrument kiezen.
Werkwijze Bijvoorbeeld: een andere Snare kiezen.
Opmerking: Bepaalde instrumenten kunt u niet selecteren omdat ze niet te combineren vallen met andere instrumenten uit deze Kit, of omdat ze niet werken voor de betreffende trigger-ingang. Ook het V-EDIT proces is niet voor alle instrumenten beschikbaar (zie blz. 97).
Functieknoppen [F1 (PAGE<)]
Hiermee gaat u naar de vorige pagina van de lijst.
[F2 (PAGE>)]
Hiermee gaat u naar de volgende pagina van de lijst.
Door de functieknoppen te combineren kunt u in versneld tempo door de instrumenten van de lijst stappen: Versneld voorwaarts
Houd [F2 (PAGE>)] ingedrukt en druk op [F1 (PAGE<)].
Versneld achterwaarts
Houd [F1 (PAGE<)] ingedrukt en druk op [F2 (PAGE>)].
43
Referentie
1) Druk op [INST]. U komt terecht op de “INST”-pagina. 2) Sla op de Snare-pad. Onder “Inst” verschijnt de naam van het instrument dat aan de Snare-pad is toegewezen. Onder “Group” kunt u aflezen om welk type instrument het gaat. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste instrument.
1) Druk op [INST]-[F1 (LIST)]. U komt terecht op de “INST LIST”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u een instrument wilt kiezen. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. De cursor bevindt zich op de naam van het geselecteerde instrument. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste instrument. 4) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “INST”pagina.
Referentie
Werkwijze
Trigger
Keteldiepte
Type vel
Stemming
Demping
Snaarspanning
Instrumenten die voor de betreffende trigger niet kunnen worden geselecteerd verschijnen doorstreept in het display, zoals in de onderstaande afbeelding:
Ketelmateriaal
TD-10 Handleiding
1 (KICK)
-
o
o
o
o
-
Instrumenten die u niet kunt selecteren
3.3 “Akoestische” Drum Kit editen (V-EDIT) V-EDIT en EDIT Welke parameters die u ter beschikking heeft om een akoestische Snare, Kick en tom te editen hangt af van het gekozen type instrument en de gebruikte triggeringang. Afhankelijk van deze factoren komt u op één van de volgende twee editniveaus terecht: 1) V-EDIT: hier staan alle geavanceerde “V”-editmogelijkheden van de TD-10 tot uw beschikking. 2) EDIT: hier kunt u enkel de parameters Pitch en Decay editen. Wanneer kunt u V-EDIT gebruiken? “V-EDIT” is enkel beschikbaar wanneer u een trigger-ingang 1~6 en een instrument uit de instrumentgroepen “V-KICK”, “V-SNARE” of “V-TOM” kiest (een “V-EDIT” symbool in het display geeft aan dat aan deze voorwaarden is voldaan). Kiest u een instrument uit een andere groep, dan kunt u enkel Pitch en Decay editen. Deze beperking geldt ook wanneer u een V-klank aan een andere ingang dan 1~6 toewijst. Meer details over het toewijzen van instrumenten vindt u op blz. 97. Welke parameters V-EDIT precies te bieden heeft hangt verder af van de keuze van de trigger-ingang en jet instrument. De volgende tabel maakt één en ander duidelijk.
44
2 (SNARE)
o
o
o
o
o
o
3~6 (TOM)
-
o
o
o
o
-
o: instelbaar –: niet instelbaar
Materiaal van de ketel selecteren Het materiaal waaruit een Snare is vervaardigd is bepalend voor de klank van het instrument. De TD-10 biedt u de keuze uit de volgende drie materialen: hout, staal en koper.
Deze parameter is enkel voor snare-instrumenten beschikbaar. Werkwijze Bijvoorbeeld: een andere Snare kiezen.
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F1 (SHELL)]. U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina. 2) Sla op de Snare-pad. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de Snare. 3) Plaats de cursor op “Material”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie. Parameters Material: Wood, Steel, Brass Wood
Houten ketel, natuurlijk, zacht geluid.
Steel
Stalen ketel, geluid met een metalige resonantie.
Brass
Koperen ketel; geeft een unieke resonantie.
Instrument-instellingen “Akoestische” Drum Kit editen (V-EDIT)
Diepte van de ketel
Instrumenten waarvoor deze parameter beschikbaar is: Kick, Snare, Tom Werkwijze
Materiaal van het vel kiezen Het type vel heeft belangrijke gevolgen voor de Attack (de “mep”) en de toon. De TD-10 biedt u de keuze uit drie types: Clear, Coated en PinStripe®.
Enkelvoudig, doorzichtig vel.
Coated
Meest gebruikte type vel.
PinStripe®
Dit vel wordt gekenmerkt door een rijk midden en laag.
Opmerking: PinStripe is een geregistreerd handelsmerk van Remo Inc. U.S.A.
Vel stemmen Eens u het gewenste vel hebt gekozen kunt u het nauwkeurig stemmen.
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F2 (HEAD)]. U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Plaats de cursor op “Head Tuning”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie. Parameters Head Tuning: . . –480~+480 (–-4~+4 octaven) Opmerking: Voor een aantal instrumenten is het stemmingsbereik beperkt – boven of onder een bepaalde waarde hoort u geen verschil meer.
Instrumenten waarvoor deze parameter beschikbaar is: Kick, Snare, Tom Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F2 (HEAD)]. U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 45
Referentie
Parameters Shell Depth: . . . Normal, Deep (Kick) . . . . . . . . . . . . . . 1~20 inch (39 stappen) (Snare) . . . . . . . . . . . . . . Normal, Deep (Tom)
Clear
Referentie
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F1 (SHELL)]. U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Plaats de cursor op “Shell Depth”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Parameters Head Type: Clear, Coated, PinStripe®.
Referentie
Ook door de diepte van de ketel aan te passen wijzigt u de klank. Bij een Snare hebt u daarbij de keuze uit maar liefst 39 stappen, van 1” tot 20”! Door de ketel dieper te maken zorgt u voor een rijker laag, waardoor de Snare “vetter” gaat klinken.
3) Plaats de cursor op “Head Type”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
TD-10 Handleiding
Demping aanbrengen Door tape of “ringen” aan te brengen kunt u de boventonen van het instrument dempen.
Medium en Tight, maar u kunt er ook voor kiezen om de snaren helemaal uit te schakelen (OFF).
Enkel voor snare drum Instrumenten waarvoor deze parameter beschikbaar is: Kick, Snare, Tom Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F3 (MUFFLE)]. U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Plaats de cursor op “Muffling”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie. Parameters Muffling: . . . . . . OFF, Tape 1, Tape 2, Blanket, Weight (Kick) . . . . . . . . . . . . . . OFF, Tape 1, Tape 2, Doughnuts 1, Doughnuts 2 (Snare) . . . . . . . . . . . . . . OFF, Tape 1, Tape 2, Felt 1, Felt 2 (Tom) OFF
Geen demping.
Tape 1
Eén stukje tape
Tape 2
Twee stukjes tape.
Blanket
Deken in de basdrum.
Weight
Deken met een gewicht er bovenop.
Doughnuts 1
Ringvormige demper.
Doughnuts 2
Ringvormige demper die meer boventonen weghaalt.
Felt 1
Conventionele demper uit vilt.
Felt 2
Conventionele demper uit vilt die meer druk op het vel uitoefent.
Snaarspanning aanpassen De snaarspanning bepaalt in welke mate het ondervel en de snaren elkaar raken, wat gevolgen heeft voor de resonantie van die snaren (sterk resonerend versus erg “strak”). Er zijn drie opties: Loose,
46
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F3 (MUFFLE)]. U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina. 2) Sla op de Snare-pad. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Plaats de cursor op “Strainer Adj”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie. Parameters Strainer Adj.: . . . OFF, Loose, Medium, Tight OFF
Snare zonder snarenmatje.
Loose, Medium, Tight
De snaren staan progressief strakker gespannen.
Instrument-instellingen TR-808/909 editen (V-EDIT)
3.4 “Electronische” Drum Kit editen (V-EDIT)
Opmerking: Bij de electronische drumklanken wordt steeds dezelfde klank aan het vel en de rand toegewezen. Het is niet mogelijk om aan de rand een andere klank toe te wijzen.
Opmerking: U kunt ook de [F1]~[F4] knoppen gebruiken om parameters te selecteren. [F1]
Atk
[F2]
Hiermee kiest u afwisselend “Tone” of “Noi”.
[F3]
Hiermee kiest u afwisselend “Dcy” of “Bal”.
[F4]
Bend
Tone (Tone Pitch)
0~127
Hiermee regelt u de toonhoogte van de “klank”-component.
Noi (Noise Pitch)
0~127
Hiermee regelt u de toonhoogte van de “ruis”-component.
Dcy (Decay)
0~127
Hiermee regelt u de uitsterftijd van het geluid.
Bal (Noise/ 0~127 Tone Balance)
Hiermee regelt u de volumeverhouding tussen de “ruis” en de “klank”.
Bend (Pitch Bend)
Hiermee bepaalt u in welke mate de toonhoogte tijdens het verloop van het geluid daalt. In feite staat deze waarde voor de toonhoogte waarop de buiging begint (zie afbeelding hieronder).
0~127
Bend 127
hoeveelheid toonhoogteverandering
0
Referentie
1) Druk op [INST]. U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina. 2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen 1~6 is verbonden. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een instrument uit de “ELEC” instrumentgroep. 4) Druk op [F2 (EDIT)]. U komt terecht op de pagina met instellingen voor het geselecteerde instrument. 5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen.
Hiermee regelt u de aanstijgtijd van het geluid.
Referentie
Opmerking: Instrumenten uit de “ELEC”-instrumentgroep kunt u enkel toewijzen aan de trigger-ingangen 1~6. Bijvoorbeeld: een Electronic Kick kunt u enkel toewijzen aan triggeringang (1) die voor Kick is bedoeld.
Atk 0~127 (Attack Level)
Referentie
Met “electronisch” bedoelen we hier de typische klank van de eerste electronische drums uit het begin van de jaren ‘80. Het ging toen om relatief primitieve machines, die eigenlijk maar twee componenten gebruikten om hun klanken te maken: “toon” en “ruis”. Deze componenten vindt u ook terug op de editpagina van de TD-10. Electronische drumklanken kunt u slechts aan bepaalde trigger-ingangen toewijzen. Meer details hierover vindt u op blz. 97.
Parameters Voor instrumenten uit de “ELECTRONIC” groep kunt u de volgende parameters instellen.
Tijd
3.5 TR-808/909 editen (V-EDIT) De TD-10 is ook in staat om een overtuigende simulatie neer te zetten van Rolands Dance-klassiekers, de TR-808 en TR-909. Waar u rekening mee moet houden bij het toewijzen van instrumenten aan triggeringangen leest u op blz. 97. Opmerking: Bij de electronische drumklanken wordt steeds dezelfde klank aan het vel en de rand toegewezen. Het is niet mogelijk om aan de rand een andere klank toe te wijzen.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
47
TD-10 Handleiding
Welke instrumenten en parameters horen bij de verschillende trigger-ingangen? Instrumenten uit de TR-808- en TR-909-groep kunt u enkel toewijzen aan de trigger-ingangen 1~6. Daarbij moet “soort steeds soort zoeken”, met andere woorden een Snare-instrument wijst u toe aan de Snare-ingang enz. De beschikbare parameters variëren naar gelang de trigger-ingang. Voor mensen die vertrouwd zijn met de originele TR’s zal deze parameterlijst trouwens een déjà vu-ervaring betekenen. Opmerking: U kunt ook [F1]~[F4] gebruiken om parameters te selecteren.
Parameters Attack 0~127 (Attack Level)
Hiermee regelt u de aanstijgtijd van het geluid.
Tone (Tone Pitch)
0~127
Op de TR-808/909 was deze parameter verantwoordelijk voor de helderheid van het geluid.
Snappy
0~127
Op de TR-808/909 was deze parameter verantwoordelijk voor de “snaarspanning”.
Decay (Decay Time)
0~127
Hiermee regelt u de uitsterftijd van het geluid.
0~127
Op de TR-808/909 was deze parameter verantwoordelijk voor de “spanning van het vel”. Hij beïnvloedt zowel de toonhoogte als de “vetheid” van het geluid.
TR-808 Trigger
[F2]
[F3]
[F4]
1 (KICK)
Tune
Decay
Tone
2 (SNARE)
Tune
Snappy
Tone
3~6 (TOM1~4)
Tune
Decay
–
Tune
TR-909 1 (KICK)
Tune
Decay
Attack
2 (SNARE)
Tune
Snappy
Tone
3~6 (TOM1~4)
Tune
Decay
–
1) Druk op [INST]. U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina. 2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen 1~6 is verbonden. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een instrument uit de “TR-808/909” groep. 4) Druk op [F2 (EDIT)]. U komt terecht op de pagina met instellingen voor het geselecteerde instrument. 5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen. 6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
48
3.6 HiHat, cymbalen en percussie editen Voor de instrumenten die u aan de trigger-ingangen 7~12 toewijst kunt u enkel de toonhoogte (Pitch) en de uitsterftijd (Decay) regelen. Gaat het om een instrument zonder V-EDIT mogelijkheden, dan geldt deze beperking zelfs wanneer u het instrument aan één van de trigger-ingangen 1~6 toewijst.
1) Druk op [INST]. U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina. 2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen 7~12 is verbonden. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een HiHat, cymbaal of percussie-instrument. 4) Druk op [F2 (EDIT)]. U komt terecht op de pagina met instellingen voor het geselecteerde instrument. 5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen. 6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Instrument-instellingen HiHat, cymbalen en percussie editen
Parameters -480~+480
Hiermee bepaalt u de toonhoogte van het geluid.
Decay
-31~+31
Hiermee bepaalt u de uitsterftijd van het geluid.
Referentie
Pitch
Opmerking: Voor een aantal instrumenten is de uitsterftijd beperkt. Als u die limiet hebt bereikt, hoort u bij het kiezen van een hogere Decay-waarde geen verandering meer.
Referentie Referentie
49
TD-10 Handleiding
4.
Studio-parameters
De parameters uit de Studio-categorie dienen om de akoestiek te bepalen van de “omgeving” waar uw virtuele drumstel zich bevindt. Daarbij kiest u, naast de omvang van de ruimte, ook de oppervlakte van de muren en de plaats van de ruimtemicrofoons. Het creëren van de gewenste akoestiek wordt op die manier een intuïtieve zaak. Als u zo dadelijk onder “Ruimte/omgeving kiezen” even een andere “studio” kiest merkt u meteen welke invloed dit soort instellingen heeft op het totaalgeluid.
4.1 Instellingen voor de hele Drum Kit Ruimte/omgeving kiezen Er zijn 10 akoestische types waaruit u kunt kiezen. Nadat u een type hebt gekozen kunt u daar nog verdere detailveranderingen in aanbrengen.
Afmetingen van de ruimte Voor de afmetingen van de ruimte zijn er vijf opties.
1) Druk op [STUDIO]-[F2 (ROOM)]. U komt terecht op de “ROOM”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Room Size”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie. Parameters Room Size:. . . . . Tiny, Small, Medium, Large, Huge.
Materiaal van de muren De muren van uw ruimte kunt u afwerken met hout, plaaster of glas.
Werkwijze
1) Druk op [STUDIO]. U komt terecht op de “STUDIO”-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie. Parameters Studio Select: . . . Beach, Living Room, Bath Room, Studio, Garage, Locker Room, Theater, Cave, Gymnasium, Dome Stadium.
50
1) Druk op [STUDIO]-[F2 (ROOM)]. U komt terecht op de “ROOM”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Wall Type”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie. Parameters Wall Type: . . . . . Wood, Plaster, Glass. Wood
Ruimte met houten muren, wat een warme klank oplevert.
Plaster
Ruimte met bepleisterde muren, wat een natuurlijke “live”-klank oplevert.
Glass
Ruimte met glazen muren, wat een heldere klank oplevert.
Studio-parameters Instellingen voor individuele instrumenten
Plaatsing van de ruimtemicrofoons
MASTER
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de MASTER-uitgangen wordt gezonden.
DIR1
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de DIRECT 1-uitgangen wordt gezonden.
DIR2
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de DIRECT 2-uitgangen wordt gezonden.
DIR3
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de DIRECT 3-uitgangen wordt gezonden.
1) Druk op [STUDIO]-[F3 (AMBMIC)]. U komt terecht op de “AMBIENCE MIC”-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Parameters Ambience Mic Position: Low, High Low
De zgn. “Floor” microfoons. Deze nemen lage frequenties op en geven een warm geluid.
High
De zgn. “Overhead” microfoons. Deze nemen hoge frequenties op en geven een helder geluid.
1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F3 (AMBLVL)]. U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina. 2) Plaats de cursor op de uitgang waarvoor u het volume wilt instellen (“MASTER”, “DIR1”, “DIR2”, “DIR3”). 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Als u het Ambience-geluid naar één bepaald uitgangenpaar wilt sturen moet u enkel voor dat paar het gewenste volume kiezen en voor de overige uitgangen de waarde “0” instellen.
4.2 Instellingen voor individuele instrumenten Voor elk van de onderstaande functies volstaat het dat u de pad waarvoor u instellingen wilt maken aanslaat om naar de pagina met de betreffende instellingen te gaan. Hebt u geen pads aangesloten, dan kunt u deze keuze ook maken met de [TRIG SELECT]knop op de TD-10 zelf.
Diepte van het Ambience-geluid
1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F1 (AMBSND)]. U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. De cursor gaat automatisch naar de fader die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen. 3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde. Als u het Ambience-geluid naar één bepaald uitgangenpaar wilt sturen moet u enkel voor dat paar het gewenste volume kiezen en voor de overige uitgangen de waarde “0” instellen.
51
Referentie
Uitgangsvolume en -toewijzing van het omgevingsgeluid
Referentie
Opmerking: Voor een beter begrip is het misschien nuttig dat u de bovenstaande parameter beschouwt als het “Return Level” van een effect dat u op een mengtafel hebt aangesloten.
Referentie
Ruimtemicrofoons (of “Ambience” microfoons) worden op een zekere afstand van het instrument geplaatst en dienen om de natuurlijke akoestiek van de ruimte op te nemen. De bedoeling is om die akoestische informatie te combineren met het direct opgenomen signaal van het instrument en zo de luisteraar een levendiger, groter enz. geluid voor te schotelen. In de TD-10 kunt u kiezen op welke hoogte u deze ruimtemicrofoons wilt plaatsen, een keuze die uiteraard gevolgen heeft voor de klankkleur van het ruimtegeluid.
Parameters Ambience Output Level:0~127
TD-10 Handleiding
Parameters Ambience Send Level: 0~127
(KICK)
Opmerking: Voor een beter begrip is het misschien nuttig dat u de bovenstaande parameter beschouwt als het “Send Level” van een effect dat u op een mengtafel hebt aangesloten.
Condenser
Geluid van een condensatormicrofoon.
Dynamic 1
Geluid van een dynamische microfoon.
Dynamic 2
Geluid van een dynamische microfoon met geaccentueerde midden- tot hogetonen.
Microfoontype en -plaatsing We hebben het daarstraks gehad over de ruimtemicrofoons, die de omgevingsakoestiek opnemen, maar een drumstel wordt natuurlijk in de eerste plaats met dichtbij geplaatste microfoons opgenomen. Het type en de plaats van de gebruikte microfoons kunt u voor ieder instrument in het drumstel afzonderlijk instellen.
(SNARE) Condenser
Geluid van een condensatormicrofoon.
Dynamic
Geluid van een dynamische microfoon.
Lo-Fi
Levert extra lage tonen en klinkt een beetje “smerig”.
Microfoonplaatsing kiezen
Opmerking: Deze parameter is niet beschikbaar voor electronische drums, TR-808/909 Kits, cymbalen of percussie.
Microfooninstellingen kunt u voor de volgende trigger-ingangen maken: Trigger-nummer
Type
Plaatsing
1, 2 (KICK, SNARE)
o
o
3~6 (TOM1~4)
–
o
7~12
–
–
o: instelbaar
Parameters Mic Position: . . . Outside, Standard, Inside Outside
Microfoon die dicht bij het vel is geplaatst om meer “Attack” op te nemen.
Standard
Standaard microfoonplaatsing voor een natuurlijk geluid.
Inside
Microfoon die in de ketel is geplaatst om minder Attack en meer “body” op te nemen.
–: niet instelbaar
Microfoontype kiezen
1) Druk op [STUDIO]-[F1 (MIC)]. U komt terecht op de “MIC”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Plaats de cursor op “Mic Type”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Parameters Mic Type: . . . . . . Condenser, Dynamic 1, Dynamic 2 (KICK) . . . . . . . . . . . . . . Condenser, Dynamic, Lo-Fi (SNARE)
52
1) Druk op [STUDIO]-[F1 (MIC)]. U komt terecht op de “MIC”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Plaats de cursor op “Mic Position”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Studio-parameters Instellingen voor individuele instrumenten
4.3 Instellingen voor instrumentgroepen Referentie
De instellingen waarover we het hieronder hebben gelden telkens voor alle instrumenten uit één van de drie groepen: de Drum Kit, de Percussion Group en de begeleidingspartijen. Opmerking: De Percussion Groep is de klankverdeling die u gebruikt wanneer u de TD-10 als MIDI-klankmodule laat fungeren. Dat neemt overigens niet weg dat u de instrumenten uit deze groep ook aan pads kunt toewijzen. Meer over deze groep vindt u op blz. 88.
Ambience Send Level per groep instellen Referentie
Met de onderstaande parameters kunt u het volume van het Ambience-geluid aanpassen voor een instrumentgroep in zijn geheel. Dat werkt uiteraard sneller dan het individueel aanpassen van het Send-niveau per instrument. 1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)][F2 (GR-SND)]. U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina. 2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u instellingen wilt maken (“DRUMS”, “PERC”, “PART”). 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
DRUMS
Hiermee regelt u het Ambience-volume voor de volledige Drum Kit.
PERC
Hiermee regelt u het Ambience-volume voor de volledige Percussion Group.
PART
Hiermee regelt u het Ambience-volume voor de sequencerpartijen (Part 1, Part 2 en Bass).
Referentie
Parameters Ambience Group Send: 0~127
53
TD-10 Handleiding
5.
Control Room-instellingen
Bij het tot stand brengen van een drumgeluid voor een opname of concert vindt veel werk plaats achter de mengtafel. Vandaar dat we de TD-10 een ingebouwde mengtafel hebben meegegeven met 12 kanalen, waarvan 10 met individuele compressie en Equalizing en een reeks digitale effecten. Afkortingen in het display TRIGGER INPUT-connectors K= Kick Sn= Snare T1= Tom1 T2= Tom2 T3= Tom3 T4= Tom4 HH= HiHat C1= Crash 1 C2= Crash 2 Rd= Ride Cymbal A1= AUX1 A2= AUX2
5.1 Instellingen voor individuele instrumenten Voor elk van de onderstaande functies volstaat het dat u op de pad, waarvoor u instellingen wilt maken, slaat om op de betreffende pagina terecht te komen. Hebt u geen pads aangesloten, dan kunt u deze keuze ook maken met de [TRIG SELECT]-knop op de TD-10 zelf.
Volume aanpassen
De cursor gaat automatisch naar de fader die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen. 3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde. Parameter Volume: . . . . . . . 1~127
Stereopositie aanpassen Hiermee bepaalt u de positie van iedere pad in het stereobeeld.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F2 (PAN)]. U komt terecht op de PAN-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. De cursor gaat automatisch naar de fader die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen. 3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde. Parameters Pan: . . . . . . . . . . L15~Center~R15
Effectvolume aanpassen Hiermee bepaalt u in welke mate iedere pad naar de effecten wordt gestuurd.
Hiermee past u het volume van iedere pad aan.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)]. U komt terecht op de “VOLUME”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
54
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F1 (FXSEND)]. U komt terecht op de “EFFECT”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. De cursor gaat automatisch naar de fader die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
Control Room-instellingen Instellingen voor individuele instrumen-
3) Kies met de [INC/DEC]-knoppen, het [VALUE]wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.
Uitgangen toewijzen
Voor elk van de trigger-ingangen 1~10 is er een individuele compressor voorhanden. Een compressor haalt volumepieken uit het signaal. Op die manier wordt het opnamemedium of de versterking van oversturing gevrijwaard. U kunt een compressor echter ook puur esthetisch gebruiken, om het geluid wat meer “druk” en doorzettingsvermogen te geven.
Referentie
Parameter Send Level: . . . . . 0~127
Dynamiek (Compressor)
De uitgangstoewijzing voor individuele pads gebeurt aan de hand van een matrix in het display. De verticale lijnen in deze matrix staan voor de triggernummers, terwijl de horizontale lijnen de mogelijke uitgangen voorstellen. Aan de zwarte punten kunt u zien welke pad aan welke uitgang is toegewezen.
Referentie
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)][F3 (OUTPUT)]. U komt terecht op de “OUTPUT”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. De cursor gaat automatisch naar de verticale lijn die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen. 3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)]. U komt terecht op de “COMPRESSOR/LIMITER”pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Op deze pagina schakelt u met [F1] de compressor in/uit. Met de [F2], [F3] en [F4] knoppen plaatst u de cursor respectievelijk op “Attack”, “Release” of “Output”.
Referentie
Afkortingen in deze display-pagina Uitgangen: M= MASTER 1= DIRECT 1 2= DIRECT 2 3= DIRECT 3 Opmerking: De [MASTER]-volumeregelaar (rechtsboven op het frontpaneel) heeft geen invloed op het volume van de DIRECT 1-, DIRECT 2- en DIRECT 3-uitgangen.
Toepassingsvoorbeelden Zoals u ziet, zijn de DIRECT-uitgangen uitgevoerd als drie stereoparen. Niets belet u echter om deze te gebruiken als 6 mono-uitgangen (of een combinatie van stereo- en mono-uitgangen). U kunt dat doen door een geluid volledig naar rechts of links (R15/ L15) te “pannen” (zie “Stereopositie aanpassen” op blz. 54). Als u veel geluiden extern wilt bewerken kunt u zelfs de MASTER-uitgangen op deze manier gebruiken, wat u 8 individuele uitgangen oplevert.
55
TD-10 Handleiding
Parameters
Parameters
Bypass (OFF, ON)
Hiermee schakelt u de compressor in (ON) en uit (OFF).
ATTACK (0.05~50 ms)
Hiermee bepaalt u hoe snel de compressor het volume vermindert.
RELEAS (0.05~2000 ms)
Hiermee bepaalt u hoe snel het volume opnieuw naar de oorspronkelijke (niet bewerkte) waarde terugkeert.
OUTPUT (-60~+12 dB)
Hiermee compenseert u het volumeverlies dat optreedt wanneer de compressor in werking is (met deze parameter zorgt u dat het volume voor “ON” en “OFF” gelijk is).
Threshold (-∞, 99~0)
Hiermee bepaalt u vanaf welk ingangsniveau de compressor begint te werken.
Ratio (1:1~90:1, ∞:1)
Hiermee bepaalt u de compressieverhouding, volgens de formule “ingangssignaal : gecomprimeerd signaal”.
Equalizer Per instrument is er een tweebands-equalizer voorzien (enkel voor de trigger-ingangen 1~10).
TYPE
Peak, LShelv, HShelv Peak: Zowel frequenties boven als onder de gekozen waarde worden versterkt/verzwakt. LShelv: De gekozen frequentie en alle lagere frequenties worden versterkt/verzwakt. HShelv: De gekozen frequentie en alle hogere frequenties worden versterkt/verzwakt.
Q 0.5, 1.0~20 (stappen van 1.0)
Hiermee bepaalt u de breedte van het frequentiebereik dat wordt versterkt/verzwakt (m.a.w. hoeveel frequenties er links en rechts van de kantelfrequentie worden “meegenomen”). Hoe lager de Q, hoe breder het frequentiebereik.
FREQ (20Hz~20kHz)
Hiermee bepaalt u de frequentie die wordt versterkt/verzwakt. Wilt u bv. hogetonen bijregelen, dan kiest u een hoge frequentie.
GAIN (–15~0~+15dB)
Hiermee bepaalt u in welke mate de gekozen frequenties worden versterkt (+) of verzwakt (–).
GAIN
LShelv
Peak
HShelv
Opmerking: Deze parameter is niet beschikbaar voor de AUX1-, 2-trigger-ingangen. 0
Frequentie
FREQ
0
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)]. U komt terecht op de “EQ”-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Op deze pagina schakelt u met [F1] de Equalizer in/ uit. Met de [F3] en [F4] knoppen plaatst u de cursor respectievelijk op “LOW” en “HIGH”.
Q
5.2 Instellingen voor de volledige Drum Kit Effect Return Level aanpassen Met de onderstaande parameter kunt u het globale effectvolume voor de Drum Kit, Percussion Group en de begeleidingspartijen instellen. 1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)]. U komt terecht in de “EFFECT GROUP”-pagina.
56
Control Room-instellingen Instellingen voor de volledige Drum Kit
2) Plaats de cursor op “Return Level”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Effecttype kiezen De TD-10 heeft 30 digitale effecttypes aan boord, die u met een knopdruk kunt selecteren. Verder kunt u elk van die effecten nog precies naar uw hand zetten (zie “Effecten editen” op blz. 57).
Beat Delay 1, 2 Dit effect synchroniseert de vertragingen met het tempo van de sequencer. In tegenstelling tot Delay 1, 2 kunt u hier de vertragingstijd daarom ook in nootwaarden specifiëren. Kiest u bijvoorbeeld “16” (16de noot), dan wordt het geluid steeds één zestiende noot vertraagd – handig als u op een bepaald moment het tempo van de sequencer wijzigt. Chorus → Delay 1, 2 Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook door een Chorus-effect gehaald (dat maakt het geluid voller en breder).
Gate Reverb 1, 2, 3 – Non Linear 1, 2 Deze galmeffecten sterven niet geleidelijk uit, maar worden abrupt afgesneden. Dat stelt u in staat om veel galm toe te voegen zonder in een ongedefinieerde geluidsbrij te belanden. De manier waarop de galm evolueert voor Gate Reverb ziet er anders uit dan voor Non Linear: Volume
Gate
Non Linear
Pitch Shift Delay 1, 2 Bij iedere herhaling van het geluid verschuift de toonhoogte. 3D-Delay 1, 2, Flying 3D-Delay Dit is ook een vertragingseffect, maar dan eentje waarbij de vertragingen rond uw hoofd lijken te zweven – vandaar de naam. Opmerking: Deze 3D-effecten komen pas tot hun recht wanneer u de TD-10 in stereo versterkt. Bovendien moeten de luidsprekers op een bepaalde manier worden opgesteld, zie blz. 60.
Effecten editen Ieder effecttype heeft een aantal parameters, die u kunt instellen om het effect helemaal “op smaak te brengen”. Als u in gedachten houdt dat “Ambience” bedoeld is om de natuurlijke akoestiek van de ruimte rond het drumstel toe te voegen, dan kunt u de effecten ook daadwerkelijk als “effecten” gebruiken en specifieke “kleurtjes” geven aan individuele instrumenten. (Hoe u het effectvolume voor individuele
Tijd
Delay 1, 2 Dit effect produceert herhalingen (echo’s) van het ingangssignaal. Door voor links en rechts verschillende vertragingstijden te kiezen kunt u een breed
57
Referentie
Hall Reverb 1, 2, 3 – Room Reverb 1, 2, 3 – Plate Reverb 1, 2, 3 Hall en Room simuleren respectievelijk de akoestiek van een zaal en een kamer, terwijl Plate een plaatgalm nabootst (een mechanisch apparaat waarbij galm werd opgewekt door een trillende metalen plaat).
Phaser → Delay 1, 2 Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook door een Phaser-effect gehaald (een Phaser voegt een uitgesproken modulatie toe aan het geluid).
Referentie
Flanger → Delay 1, 2 Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook door een Flanger-effect gehaald (een Flanger produceert een modulatie die doet denken aan een opstijgende straaljager). 1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F3 (FXTYPE)]. U komt terecht op de “EFFECT TYPE”-pagina. 2) Plaats de cursor op de effectnaam. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste effecttype:
Referentie
Parameter Return Level: . . . 0~127
geluid maken, dat over links en rechts gespreid wordt.
TD-10 Handleiding
instrumenten kunt instellen leest op blz. 54). Laat uw verbeelding de vrije loop!
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]. U komt terecht op de “EFFECT TYPE”-pagina. 2) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Parameters voor Hall Reverb 1, 2, 3/Room Reverb 1, 2, 3/Plate Reverb 1, 2, 3 Reverb Time (0.1~25 sec)
Hiermee bepaalt u de duur van de galm.
Pre Delay (0~200 ms)
Hiermee kiest u het tijdsinterval tussen het begin van het ingangssignaal en het begin van de galm. Als u hier hogere waarden kiest lijkt de gesimuleerde ruimte groter te worden.
High Cut Freq (500~20k Hz)
Hiermee haalt u hoge tonen uit het galmgeluid. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de galm.
Spread (0~15)
Hiermee bepaalt u de “breedte” (verdeling over het linker- en rechterkanaal) van de galm. Hoe hoger de waarde, hoe breder de galm.
Parameters voor Delay 1, 2 Delay Time (0~1200ms)
Hiermee bepaalt u het vertragingsinterval.
Shift (L1200~ 0~R1200 ms)
Het tijdsinterval tussen de linker- en rechtervertraging. Bijvoorbeeld: u kiest een Delay Time van 400ms en een Shift-waarde van L100ms. In dat geval wordt het geluid van het rechterkanaal 400ms vertraagd, terwijl in het linkerkanaal een vertraging van 400 + 100= 500ms geldt. De som van Delay Time en Shift kan nooit groter zijn dan 1200ms.
Feedback Level (0~127)
Hiermee bepaalt u het aantal herhalingen van de Delay.
High Damp Freq (500~20k Hz)
Hiermee maakt u het geluid van de Delay helderder/doffer. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de Delay.
Parameters voor Beat Delay 1, 2
Delay Time (16~2)
Hiermee kiest u de nootwaarde waaraan u de vertragingen wilt laten beantwoorden: 16: 16de noten 8T: 8ste noot-triolen 16F: gepunte 16de noten 8: 8ste noten 4T: kwartnoot-triolen 8F: gepunte 8ste noten 4: kwartnoten ( q ) 2T: halve noot-triolen 4F: gepunte kwartnoten 2: halve noten
Shift (L2~L16, 0, R2~R16)
Hiermee kiest u het tijdsinterval tussen de linker- en rechtervertraging. Bijvoorbeeld: u kiest een Delay Time van “16” en een Shift-waarde van “L16”. In dat geval hoort u rechts een patroon van 16de noten, terwijl u in het linkerkanaal datzelfde patroon hoort, maar dan 1/16de noot later. De som van Delay Time en Shift kan nooit groter dan 1200ms.
Parameters voor Gate Reverb 1, 2/Non Linear 1, 2
58
Gate Time (10~400ms)
Hiermee bepaalt u de duur van de galm.
Pre Delay (0~200 ms)
Hiermee kiest u het tijdsinterval tussen het begin van het ingangssignaal en het begin van de galm. Als u hier hogere waarden kiest, lijkt de gesimuleerde ruimte groter te worden.
High Cut Freq (500~20k Hz)
Hiermee haalt u hoge tonen uit het galmgeluid. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de galm.
Feedback Level (0~127)
Hiermee bepaalt u het aantal herhalingen van de Delay.
Density (0~127)
Hiermee bepaalt u hoe “dik” de galm klinkt. Hoe hoger de waarde, hoe “vetter” de galm.
High Damp Freq (500~20k Hz)
Hiermee maakt het geluid van de Delay helderder/doffer. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de Delay.
Control Room-instellingen Instellingen voor de volledige Drum Kit
Parameters voor Chorus → Delay 1, 2 Hiermee bepaalt u de modulatiefrequentie van de Chorus. Hogere waarden zorgen voor een snellere modulatie.
Pitch Shift (-12~0~+12)
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid toonhoogteverschuiving (in stappen van een halve toon). Zo betekent “+1” een halve toon hoger.
Depth (0~127)
Hiermee bepaalt u de modulatiediepte van de Chorus. Hogere waarden zorgen voor een intensere modulatie.
Delay Time (0~500ms)
Het vertragingsinterval.
Delay Time (0~500ms)
Hiermee bepaalt u het vertragingsinterval.
Feedback Level (0~127)
Feedback Level (0~127)
Het aantal herhalingen van de Delay.
Het aantal herhalingen van de Delay. Bij waarden van 2 of hoger wordt het geluid bij iedere herhaling nogmaals in toonhoogte verschoven volgens het interval dat u met Pitch Shift hebt gespecifieerd.
High Cut Freq (500~20k Hz)
Hiermee haalt u hoge frequenties uit het vertraagde geluid. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” het geluid.
Opmerking: Wilt u enkel het Chorus-effect gebruiken, zet Delay Time en Feedback dan op “0”.
Rate (0.1~10.0Hz)
Depth (0~127)
Hiermee bepaalt u de modulatiefrequentie van de Flanger. Hogere waarden zorgen voor een snellere modulatie. Modulatiediepte van de Flanger. Hogere waarden zorgen voor een intensere modulatie.
Delay Time (0~500ms)
Het vertragingsinterval.
Feedback Level (0~127)
Het aantal herhalingen van de Delay.
Parameters voor Phaser → Delay 1, 2 Rate (0.1~10.0Hz)
Hiermee bepaalt u de modulatiefrequentie van de Phaser. Hogere waarden zorgen voor een snellere modulatie.
Depth (0~127)
De modulatiediepte van de Phaser. Hogere waarden zorgen voor een intensere modulatie.
Delay Time (0~1200ms)
Hiermee bepaalt u het vertragingsinterval.
Shift (L1200~ 0~R1200 ms)
Hiermee kiest u het tijdsinterval tussen de linker- en rechtervertraging. De som van Delay Time en Shift kan nooit groter dan 1200ms.
Feedback Level (0~127)
Het aantal herhalingen van de Delay.
Speaker Angle (0~90°)
De hoek van waaruit de luidspreker geluid afstraalt. We bedoelen dus niet dat u, in functie van deze parameter, met uw luidsprekers moet gaan zeulen. Deze parameter biedt veeleer een impressie van de klankverschillen die u zou horen, als u uw luidsprekers verplaatst. De onderstaande afbeelding maakt dat nog eens duidelijk.
Richting van waaruit u het geluid hoort Fysieke positie van de luidsprekers
Angle 30˚
Delay Time (0~500ms)
Het vertragingsinterval.
Feedback Level (0~127)
Het aantal herhalingen van de Delay.
Angle 30˚
Opmerking: Wilt u enkel het Phaser-effect gebruiken, zet Delay Time en Delay Feedback dan op “0”.
59
Referentie
Opmerking: Wilt u enkel het Flanger-effect gebruiken, zet Delay Time en Feedback dan op “0”.
Parameters voor 3D-Delay 1, 2
Referentie
Parameters voor Flanger → Delay 1, 2
Referentie
Rate (0.1~10.0Hz)
Parameters voor Pitch Shift Delay 1, 2
TD-10 Handleiding
Parameters voor Flying 3D-Delay 1, 2 Delay Time (0~1200ms)
Hiermee bepaalt u het vertragingsinterval.
Feedback Level (0~127)
Het aantal herhalingen van de Delay.
Rotation (-150~0~ +150RPM)
Het aantal omwentelingen per minuut. Bij positieve waarden wordt er naar rechts gedraaid, bij negatieve naar links.
High EQ Gain (0~+10)
Hiermee regelt u de hoge tonen van het vertraagde geluid.
Volume instellen voor individuele groepen Voor de drum kit en de slagwerkgroep kunt u het totaalvolume regelen. 1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)]. U komt terecht op de “GROUP VOLUME”-pagina. 2) Plaats de cursor op de gewenste groep (“Drums”, of “Perc”). 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Parameter Group Volume: 0~127
5.3 Instellingen voor volledige groepen Een aantal effectinstellingen kunt u maken voor de Drum Kit, Percussion Group of begeleidingspartijen in hun geheel. Opmerking: De Percussion Groep is de klankverdeling die u gebruikt wanneer u de TD-10 als MIDI-klankmodule laat fungeren. Dat neemt overigens niet weg dat u de instrumenten uit deze groep ook aan pads kunt toewijzen. Meer over deze groep vindt u op blz. 88.
Effect Send Level voor een volledige groep aanpassen Voor elk van de drie instrumentgroepen kunt u bepalen in welke mate hij naar het effect wordt gezonden. 1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)]. U komt terecht op de “EFFECT GROUP”-pagina. 2) Plaats de cursor op de gewenste groep (“Drums”, “Perc” of “Part”). 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Parameters Group FX Send: 0~127
60
Drums
Hiermee bepaalt u in welke mate de Drum Kit naar het effect wordt gezonden.
Perc
Hiermee bepaalt u in welke mate de Percussion Group naar het effect wordt gezonden.
Part
Hiermee bepaalt u in welke mate de begeleidingspartijen naar het effect wordt gezonden.
DRUMS
Hiermee regelt u het totaalvolume van de Drum Kit.
PERC
Hiermee regelt u het totaalvolume van de Percussion Group.
Sequencer Basisbediening van de sequencer
6.
Sequencer Hiermee kiest u patronen. Dit is de voornaamste display-pagina voor de sequencer.
[PART]
Hiermee belandt u bij de instellingen voor individuele Parts.
[TEMPO]
Hiermee stelt u het tempo in.
[CLICK]
Hiermee schakelt u de metronoom in en uit.
[STOP]
Hiermee stopt u de weergave. Door hier nogmaals op te drukken keert u terug naar het begin van de song.
[PLAY]
Hiermee start u de weergave van de sequencer.
[REC]
Hiermee kiest u opname-pauze, wat u meteen naar de display-pagina met opname-instellingen brengt.
[CURSOR]
Met de linkerknop spoelt u terug, met de rechterknop vooruit. Met de “omhoog” knop gaat u naar het begin van een patroon, met de “omlaag” knop naar het einde. Zie de afbeelding hieronder. Begin van het patroon
Vorige maat
Referentie
Onder “SEQUENCER” op het frontpaneel vindt u een aantal knoppen waarmee u de transportfuncties van de sequencer aanstuurt en de voornaamste display-pagina kiest. Het “basisscherm” van de sequencer kiest u door op [PATTERN] te drukken.
[PATTERN]
Referentie
6.1 Basisbediening van de sequencer
Referentie
De sequencer van de TD-10 werkt met vier Parts (te vergelijken met 4 sporen). Met de Drum Part neemt u op/geeft u weer wat u speelt op de pads of op een externe MIDI-stuurbron. De overige drie Parts (Part 1 & 2 en de Bass Part) dienen voor melodische begeleidingspartijen. Partijen voor deze vier Parts neemt u op in de vorm van patronen (Patterns). Om u op weg te helpen hebben we in de fabriek reeds 50 patronen voorgeprogrammeerd (Preset Patterns 1~50). Deze patronen kunt u niet wissen (zie blz. 67) of opnieuw opnemen. Dat kan wel met de User Patterns (51~100). Wilt u één van de melodische Parts (Part 1, Part 2 of Bass) opnemen, dan moet u een extern MIDI-klavier aansluiten. Voor de Drum Part kunt u de pads of een externe MIDI-stuurbron gebruiken.
Volgende maat
Einde van het patroon
In de uitleg hieronder krijgt u meer details over de werking van al deze knoppen.
Preset-patronen gebruiken Zoals gezegd, kunt u de inhoud van een Presetpatroon niet wijzigen. Probeert u dat toch te doen, dan krijgt u de volgende prompt te zien:
Dit betekent dat gemaakte wijzigingen niet worden onthouden (“retained”). U kunt dus wel wat rondstoeien met de instellingen van dit patroon, maar zodra u een ander patroon kiest worden de wijzigin-
61
TD-10 Handleiding
gen gewist. Wilt u nu toch op basis van dit Presetpatroon een nieuw patroon maken, dan moet u het naar een geheugenplaats voor een User-patroon kopiëren (zie blz. 68).
6.2 Tempo instellen Tempo voor individuele patronen Het tempo dat u voor het geselecteerde patroon specifieert wordt automatisch in het geheugen vastgelegd.
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F2 (SETUP)]. U komt terecht op de “PATTERN SETUP”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Pattern Tempo”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo. Pattern Tempo: 20~260 ( q /BPM) Tempo van het weergegeven patroon tijdelijk wijzigen Terwijl u een patroon weergeeft kunt u ook het tempo aanpassen. Deze wijziging is echter slechts tijdelijk en wordt ongedaan gemaakt zodra u een ander patroon kiest.
1) Druk op [TEMPO]. U komt terecht op de “TEMPO”-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo. TEMPO: 20~260 ( q /BPM)
6.3 Weergavefuncties Patroon kiezen 1) Druk op [PATTERN]. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste patroon. Inhoud van de display-pagina: 1 2
3
4
5
1 Nummer van het geselecteerde patroon. 2 Nummer van de weergegeven maat. 3 Telindicators (één, twee, drie, vier,…). 4 Weergavemethode (andere display-pagina). 5 Part aan/uit-status (zie blz. 71). Opmerking: Waar de functieknoppen [F1]~[F4] in dit geval voor dienen wordt hieronder uitgelegd.
Patronen kiezen uit een lijst Net zoals drum kits en instrumenten kunt u ook patronen kiezen uit een lijst van namen. Zoals u in de onderstaande afbeelding kunt zien, wordt in de lijst van links naar rechts de naam van het patroon (Name), de maatsoort (Beat), het aantal maten (Len) en het type patroon (Type) afgebeeld.
1) Druk op [PATTERN]-[F1 (LIST)]. U komt terecht op de “PATTERN LIST”-pagina. 2) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen het gewenste patroon.
62
Sequencer Instellingen voor de metronoom
Functieknoppen Hiermee kiest u de vorige pagina van de lijst.
[F2 (PAGE ▼)]
Hiermee kiest u de volgende pagina van de lijst.
[F3 (MEMORY)]
Hiermee roept u de resterende hoeveelheid geheugen en het aantal patronen op.
[F4 (NEW)]
Hiermee kiest u een leeg patroon.
Referentie
[F1 (PAGE ▲)]
Opmerking: QuickPlay is een aanvullende functie voor Loop en One Shot. QuickPlay start de weergave van het patroon vanaf de eerste noot (het eerste “event”), zelfs wanneer u tijdens de opname van het patroon aan het begin een pauze hebt gelaten. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer u zonder metronoom hebt opgenomen en dus eigenlijk “naast het tempo” hebt gespeeld.
6.4 Instellingen voor de metronoom
Weergavemethode selecteren U kunt een patroon op drie manieren laten weergeven: Het patroon wordt voortdurend herhaald tot u op [STOP] drukt.
One Shot
Het patroon wordt slechts één keer weergegeven.
Tap
Zie blz. 82. Hiermee kunt u een patroon noot voor noot weergeven (telkens wanneer u op [PLAY] drukt, hoort u een noot).
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F3 (TYPE)]. U komt terecht op de “PATTERN TYPE”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Play Type”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Tempo instellen Ook wanneer er geen patroon wordt weergegeven kunt u de metronoom laten lopen en het tempo aanpassen. Bedenk daarbij wel dat, zodra u een ander patroon kiest, het tempo van dat patroon wordt overgenomen. 1) Druk op [TEMPO]. U komt terecht op de “TEMPO”-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo. TEMPO:. . . . . . . 20~260 ( q /BPM)
Referentie
Mogelijke toepassingen van deze functies Loop: Weergeven in een lus is handigbij het oefenen of wanneer u een doorlopende begeleiding tijdens een optreden wilt. One Shot: Tijdens een optreden kunt u deze optie bijvoorbeeld gebruiken om met één slag een schitterende Fill te spelen. Een andere mogelijkheid is om een leeg patroon aan een pad toe te wijzen en dit te gebruiken als “stop”schakelaar voor een patroon dat u met een andere pad aanstuurt. Tap: Helemaal het einde tijdens een optreden! Als u een melodielijn programmeert in een patroon waarvoor u “Tap” kiest, hoort u, telkens wanneer u op de betreffende pad slaat, de volgende noot van de melodie. Als u bv. een baslijn op deze manier aanstuurt met de basdrum, zitten de twee partijen perfect “Tight”. Het is zelfs mogelijk een “Reset Time” (Off, 0.1~4.0) te specifiëren, dat is een tijdsinterval. Als het interval voorbijgaat zonder dat u de pad aanraakt, wordt er teruggekeerd naar het begin van het patroon.
Met [CLICK] schakelt u de metronoom in en uit. Het volume van de klik kunt u regelen met de [CLICK]-regelaar van de groepfaders.
Referentie
Loop
Metronoomklik in- en uitschakelen, volume regelen
Maatsoort en klik-interval kiezen 1) Druk op [CLICK]-[F1 (INTRVL)]. U komt terecht op de “CLICK”-pagina. 2) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Opmerking: Het is niet mogelijk de maatsoort voor de metronoom te wijzigen terwijl een patroon wordt weergegeven. De metronoomklik neemt steeds de maatsoort van het patroon over.
Parameters Time Signature (maatsoort): teller= 0~13 (aantal tellen per maat), noemer= 2, 4, 8, 16 (nootwaarde van een tel). Interval: 1/2 (halve noot), 3/8 (gepunte kwartnoot), 1/4 (kwartnoot), 1/8 (achtste noot), 1/12 (12de noot), 1/16 (16de noot).
63
TD-10 Handleiding
Klikgeluid kiezen Met welk geluid de metronoom “tikt” kiest u zelf. U hebt daarbij 16 opties, waaronder zelfs een menselijke stem. 1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)]. U komt terecht op de “CLICK”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Inst”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Parameter Inst:. . . . . . . . . . . Voice, Click, Claves, Wood Block, Triangle, Cowbell, Conga, Talking Drum, Maracas, Cabasa, Cuica, Agogo, Tambourine, Snaps, 909 Snare, 808 Cowbell
Klikgeluid met Ambience bewerken U kunt het klikgeluid ook bewerken met het Ambience-effect van de geselecteerde Drum Kit. 1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)]. U komt terecht op de “CLICK”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Ambience Level”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Ambience Level: 0~127
Effecten voor de metronoom U kunt de klik ook naar de effecten zenden. In sommige gevallen levert dat misschien een aangenamer geluid op. Zorg in dat geval wel dat de globale effectschakelaar actief is (ON) (zie blz. 23). 1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)]. U komt terecht op de “CLICK”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Fx Send Level”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. FX Send Level: 0~127 Opmerking: U hoort het effect dat aan de geselecteerde Kit is toegewezen onder [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)].
Stereopositie aanpassen U kunt de klik gelijk welke plaats in het stereobeeld geven. Hebt u echter de hoofdtelefoon als enige actieve uitgang gekozen (Phones Only, zie hieronder), dan hoort u de klik in het midden van het stereobeeld, ongeacht de instelling van de onderstaande parameter.
64
1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)]. U komt terecht op de “CLICK”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Pan”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste stereopositie: “L15” is uiterst links, “Center” is in het midden en “R15” is uiterst rechts. Pan: L15~Center~R15
Uitgang voor de metronoom Met de onderstaande parameter kiest u de uitgang waar het klikgeluid naartoe wordt gestuurd. 1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)]. U komt terecht op de “CLICK”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Output”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Output: . . . . . . . Master, Phones Only Master
Het signaal wordt naar de MASTER OUT- en PHONES-uitgangen gestuurd.
Phones Only
Het signaal wordt enkel naar de PHONES-uitgang gestuurd.
Sequencer Instellingen voor de metronoom
6.5 Opnemen
Opmerking: Maakt u een opname met pads, sla dan de nu volgende punten 3 en 4 over.
Kies een leeg patroon
Kies een instrument
Opmerking: Houd er rekening mee dat het geheugen van de TD-10 niet onuitputtelijk is. Er zijn weliswaar 50 Userpatronen, maar het beschikbare geheugen staat in functie van de hoeveelheid data die in elk van die patronen wordt opgenomen.
Basiswerkwijze voor de opname
Opmerking: Als alle patronen reeds data bevatten, kan er geen leeg patroon worden geselecteerd. U moet dan eerst de inhoud van een patroon wissen (zie “Patroon wissen (Clear)” op blz. 69).
Kies de maatsoort en het aantal maten
1) Druk op [Part]-[F1 (INST)]. U komt terecht op de “PART INST”-pagina. 2) Druk op [F1]~[F3] om de Part te kiezen die u wilt opnemen. Met de [F1]~[F3] knoppen kiest u respectievelijk Part 1, Part 2 en de Bass Part. 3) Plaats de cursor op “INST”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een begeleidingsinstrument of drum kit. Kies een opnamemethode
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F2 (SETUP)]. U komt terecht op de “PATTERN SETUP”-pagina. 2) Plaats de cursor op de gewenste parameter. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Time Signature (maatsoort): teller= 1~13, noemer= 2, 4, 8, 16 Length (bars): 1~99 maten
1) Druk op [PATTERN]-[REC]. U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Rec Mode”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste opnamemethode.
65
Referentie
1) Druk op [PATTERN]-[F4 (NEW)]. Er wordt nu automatisch een leeg patroon geselecteerd.
Referentie
De beschreven werkwijze geldt zowel voor het opnemen met pads als met een MIDI-klavier.
Kies een MIDI-kanaal Zorg dat het zendkanaal van uw klavier overeenkomt met het MIDI-kanaal van de Part die u wilt aansturen/opnemen. Elk van de vier Parts heeft zijn eigen MIDI-kanaal. Bij levering zijn deze als volgt ingedeeld: All Drums= MIDI-kanaal 10 Part 1= MIDI-kanaal 5 Part 2= MIDI-kanaal 6 Bast= MIDI-kanaal 2 (Als u wilt, kunt u een ander MIDI-kanaal kiezen: druk op [SETUP] en vervolgens op [F2] (MIDI)].)
Opmerking: “Schuiven” met de Brushes en het dempen van een cymbaalpad (zie blz. 20) worden niet opgenomen.
Referentie
De sequencer kan opnemen wat u speelt op de pads of op een extern MIDI-klavier. Alles wordt exact zo opgenomen als u het speelt, de precieze bewegingen van het HiHat pedaal en de plaats waar u het vel van de pads raakt incluis.
Opmerking: Als u een “Replace”-opname maakt (zie blz. 65) hoeft u Length niet te specifiëren. De opname blijft doorlopen tot u op [STOP] drukt, en het aantal opgenomen maten wordt automatisch de waarde voor “Length”.
TD-10 Handleiding
Rec Mode: . . . . . Loop All, Loop 1, Loop 2, Loop 4, Loop 8, Replace Loop All
Het volledige patroon wordt herhaald; bij iedere herhaling kunt u een partij toevoegen (“overdubben”).
Loop 1~8
Hiermee kunt u in een lus van respectievelijk 1, 2, 4 of 8 maten opnemen.
Replace
De opname blijft lopen tot u op [STOP] drukt. Alle aanwezige data worden door de nieuwe opname gewist.
Kies het tempo
2) Wilt u een aftel voor de weergave, kies dan “PLAY”. Wilt u hem echter voor de opname, kies dan “REC”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Parameters PLAY: OFF, 1 meas, 2 meas REC: OFF, 1 meas, 2 meas OFF
De opname/weergave begint zonder aftel.
1 meas
De opname/weergave begint na een aftel van één maat.
2 meas
De opname/weergave begint na een aftel van twee maten.
Opname starten op het moment dat u op een pad slaat 1) Druk op [TEMPO]. U komt terecht op de “TEMPO”-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo. Opname
1) Druk vanuit opname-pauze (de “REC STANDBY”pagina) op [PLAY] om de opname te starten. 2) Druk op [STOP] zodra u de opname hebt voltooid.
Rehearsal-functie Tijdens een opname kunt u met de [REC]-knop tussen de opname- en oefenmode kiezen. Op die manier kunt u verschillende klanken, Fills of frases uitproberen zonder dat u de weergave van de sequencer hoeft te stoppen. 1) Start de opname. 2) Druk tijdens de opname op [REC]. De [REC]-indicator begint te knipperen. U kunt nu op de pads spelen (of op een MIDI-klavier) zonder dat er iets wordt opgenomen. 3) Druk nogmaals op [REC] om terug te keren naar de opname-mode.
Met deze functie kunt u de opname automatisch laten starten op het moment dat u op een pad slaat. Opmerking: Als u een aftel hebt gespecifieerd (zie hierboven), wordt de opname pas gestart na de aftel (die begint op het moment dat u op een pad slaat).
1) Druk op [PATTERN]-[REC]. U komt terecht in de “REC STANDBY”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Hit Pad Start”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie (“ON” of “OFF”).
Timing automatisch verbeteren tijdens de opname (Quantize) De Quantize-functie verbetert afwijkingen van de timing waarmee u een opname inspeelt. Met andere woorden: slagen die iets te vroeg of te laat komen worden netjes op hun plaats gezet. Om zijn werk naar behoren te kunnen doen moet de functie eerst weten wat de kleinste nootwaarde is die u gaat spelen.
Metronoom laten aftellen U kunt de metronoom vóór de opname en/of weergave één of twee maten laten aftellen. 1) Druk op [CLICK]-[F3 (COUNT)].
66
1) Druk op [PATTERN]-[REC]. U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Quantize”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Sequencer Patronen editen
Quantize: . . . . . . 8ste noot, 8ste triool, 16de noot, 16de triool, 32ste noot, 32ste triool, 64ste noot, OFF
Via de MIDI INgang van de TD-10 kunt u data vanuit een andere sequencer importeren. Dat kan tegelijk voor vier sporen: drie melodische en één drumspoor. De enige voorwaarde is dat u de correcte instellingen voor de MIDI-kanalen en MIDI-synchronisatie maakt.
Patroon wissen (Erase) Met deze functie wist u enkel de opgenomen data. Andere instellingen, zoals het aantal maten en de maatsoort, blijven ongewijzigd.
1
2
1
2
3
4
5
6
3 4 5 Lege maten
6
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F1 (ERASE)]. U komt terecht op de “ERASE PATTERN”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Pattern”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van het gewenste patroon. 4) Plaats de cursor op “Part”. 5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Part die u wilt wissen. 6) Druk op [F4 (ERASE)]. In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt. 7) Druk op [F4 (EXEC)] om de data van het geselecteerde patroon te wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te wissen.)
Patroon benoemen Ieder patroon kan een naam krijgen van maximaal 8 tekens. 1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F4 (NAME)]. U komt terecht op de “PATTERN NAME”-pagina. 2) Kies met de links/rechts [CURSOR]-knoppen het teken dat u wilt veranderen. Het knipperende teken kunt u wijzigen.
67
Referentie
6.6 Patronen editen
Functieknoppen Zie “Functieknoppen” op blz. 42.
Referentie
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]. U komt terecht op de “MIDI”-pagina. 2) Zorg dat het MIDI-kanaal van de TD-10 overeenkomt met het MIDI-kanaal van het zendend instrument (zie blz. 86). 3) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLOBAL)]. U komt terecht op de “PATTERN GLOBAL”-pagina. 4) Plaats de cursor op “Sync Mode”. 5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Auto”. 6) Druk op [PATTERN]-[REC]. U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina. De metronoom begint te tikken en u bent klaar voor de opname. 7) Plaats de cursor op “Rec Mode”. 8) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Replace”. 9) Start de weergave op het zendend instrument. De TD-10 begint automatisch synchroon op te nemen. 10)Eens het gewenste stukje is opgenomen stopt u de weergave op de externe sequencer. De TD-10 stopt dan ook automatisch.
Referentie
Data van een andere sequencer importeren
3) Kies met de [INC/DEC]-knoppen, het [VALUE]wiel of de cursorknoppen het gewenste karakter. De volgorde waarin de karakters voorbijkomen staat afgebeeld onderaan de display-pagina.
TD-10 Handleiding
Maten uit een patroon wissen (Erase Pattern Measure)
Patroon kopiëren
Met deze functie wist u enkel de opgenomen data uit specifieke maten van een patroon. In de plaats van het gewiste deel komen lege maten, waarin u desgewenst iets nieuws kunt opnemen.
Src
1
2
1
2
3
4
5
6
3 4 5 Lege maten
6
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F1 (ERASE)][F3 (MEAS)]. U komt terecht op de “ERASE PATTERN MEASURE”-pagina. 2) Plaats de cursor op de parameters waarmee u het gedeelte specifieert dat u wilt wissen. Van links naar rechts vindt u het patroon, de Part, de eerste maat en de laatste maat. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarden. 4) Druk op [F4 (ERASE)]. In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt. 5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te wissen.)
1
2
3
4
5
6
Dst 1
2
3
4
5
6
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F2 (COPY)]. U komt terecht in de “COPY PATTERN”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Src”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het patroon dat u wilt kopiëren. 4) Plaats de cursor op “Dst”. 5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het patroon waarnaar u wilt kopiëren. 6) Druk op [F4 (COPY)]. In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt. 7) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te kopiëren.)
Maten van een patroon/Part kopiëren U kunt ook bepaalde maten van een Part of patroon kopiëren.
A B
Src 1
2
3
4
5
6
Dst 1
2
3
4
5
6
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F2 (COPY)][F3 (MEAS)]. 68
Sequencer Patronen editen
Opmerking: U hoeft hier geen laatste maat te specifiëren, omdat automatisch het aantal maten wordt overschreven dat u hierboven in stap (2) hebt gespecifieerd.
Patroon wissen (Clear) Hiermee worden ALLE data van een patroon gewist, wat inhoudt dat ook alle instellingen (maatsoort, lengte, tempo) opnieuw op de fabriekswaarden worden gezet.
2
3
4
5
6
1
2
3
4
1
2
3
4
5
6
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F3 (CLEAR)][F3 (MEAS)]. U komt terecht op de CLEAR PATTERN MEASURE-pagina. 2) Kies het patroon en de maten die u wilt verwijderen. Plaats de cursor op de diverse parameters waarmee u het gedeelte specifieert dat u wilt wissen. Van links naar rechts ziet u het patroon, de eerste maat en de laatste maat. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarden. 4) Druk op [F4 (CLEAR)]. In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt. 5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde maten te verwijderen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te verwijderen.)
1 (Part-instellingen= fabriekswaarden.)
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F3 (CLEAR)]. U komt terecht op de “CLEAR PATTERN”-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van het patroon dat u wilt wissen. 3) Druk op [F4 (CLEAR)]. In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt. 4) Druk op [F4 (EXEC)] om het patroon te wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder het patroon te wissen.)
69
Referentie
1
Met deze functie wist u enkel specifieke maten van een patroon. De maten na het verwijderde deel schuiven naar voren. In tegenstelling tot de Erasefunctie wordt hier “het gat dus gedicht”.
Referentie
4) Druk op [F4 (COPY)]. In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt. 5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te kopiëren.)
Maten van een patroon verwijderen (Clear)
Referentie
U komt terecht op de COPY PATTERN MEASUREpagina. 2) Kies in het “A”-gedeelte van het scherm de data die u wilt kopiëren. Van links naar rechts ziet u hier het patroon, de Part, de eerste maat en de laatste maat. Ga met de cursor naar de gewenste parameter en kies met [DEC]/ [INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. 3) Kies in het “B”-gedeelte van het scherm de plaats waarnaar u de data wilt kopiëren. Van links naar rechts ziet u hier het patroon, het spoor en de eerste maat. Ga met de cursor naar de gewenste parameter en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
TD-10 Handleiding
Patronen verbinden U kunt twee patronen verbinden tot één nieuw patroon. Het patroon dat u voor “Dst” specifieert wordt het eerste, het patroon dat u voor “Src” specifieert wordt erachter geplakt. Het nieuwe patroon komt terecht op de plaats die u voor “Dst” specifieert.
Dst 1 2
3
Src 1 2
+
4
3
3
4
5
6
7
Master Tuning (stemming) 8
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F4 (APPEND)]. U komt terecht op de APPEND PATTERN-pagina. 2) Plaats de cursor op “Src”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het patroon dat de “staart” van het nieuwe patroon moet vormen. 4) Plaats de cursor op “Dst”. 5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het patroon dat zich vooraan moet bevinden. 6) Druk op [F4 (APPEND)]. In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt. 7) Druk op [F4 (EXEC)] om de patronen te verbinden. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de operatie uit te voeren.) Opmerking: Als de verbinding van patronen zou resulteren in een patroon dat meer dan 99 maten telt, dan verschijnt in het display “99 MEASURE MAXIMUM”. U kunt de APPEND-operatie dan niet uitvoeren.
70
Opmerking: Instellingen voor de Drum Part kunt u hier niet maken. Daarvoor moet u naar de “Control Room” van de Drum Kit (zie blz. 54).
4
APPEND Dst 1 2
6.7 Instellingen voor Partinstrumenten
Met de onderstaande parameters kunt u de stemming voor Part 1, Part 2 en de Bass Part aanpassen. 1) Druk op [PART]-[F3 (M TUNE)]. U komt terecht op de MASTER TUNE-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste instelling. Master Tune: 415.3~466.2, stappen van 0,1 Hz Opmerking: Door op [F4 (440 HZ)] te drukken kiest u opnieuw de standaard toonhoogte (440.0 Hz).
Instrumentkeuze en verwante instellingen voor individuele Parts Hier kunt u, voor iedere Part individueel, het instrument kiezen en ook instellingen maken voor Ambience, Key Shift (transpositie in stappen van een halve toon) en Bend Range. 1) Druk op [PART]-[F1 (INST)]. U komt terecht op de PART INST-pagina. 2) Kies met [F1]~[F3] de Part die u wilt instellen. U kiest met deze knoppen respectievelijk Part 1, Part 2 en de Bass Part. 3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Sequencer Instellingen voor Part-instrumenten
Specifieke Parts uitschakelen
Parameters Hiermee kiest u het instrument dat u wilt gebruiken.
Ambience (0~127)
Hiermee bepaalt u de mate van Ambience.
Key Shift (-24~0~+24)
Hiermee verschuift u de toonhoogte, in stappen van een halve toon.
Bend Range (0~+24)
Hiermee specifieert u de maximale toonhoogtebuiging (in stappen van een halve toon) waarmee wordt gereageerd op Pitch Bend-commando’s.
1) Druk op [PART]-[F4 (MUTE)]. U komt terecht op de PART MUTE-pagina. 2) Schakel met de [F1]~[F4] knoppen de overeenkomstige Parts in of uit. Met de [F1]~[F4] knoppen schakelt u respectievelijk Part 1, Part 2, de Bass Part en de Drum Part in of uit. Bij iedere druk op een functieknop wisselt u tussen “aan” (u hoort de Part) of “uit” (u hoort de Part niet).
Referentie
Inst (1~54)
Mixer-instellingen voor individuele Parts Referentie
1) Druk op [PART]-[F2 (MIXER)]. U komt terecht op de pagina met mixerinstellingen. 2) Kies met [F1]~[F4] de parameter die u wilt instellen. 3) Plaats de cursor op de Part die u wilt instellen. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Parameters Hiermee past u het volume aan.
PAN ([F2]) (L15~C~R15)
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het geluid. “L15” is uiterst links, “C” is in het midden en “R15” is uiterst rechts. Als u voor de Output (zie hieronder) de optie “Phones” kiest, wordt het geluid in het midden van het stereobeeld geplaatst, ongeacht de waarde die u hier kiest.
FX SEND ([F3]) (0~127)
Hiermee bepaalt u in welke mate deze Part naar de effecten wordt gestuurd.
OUTPUT ([F4]) (MASTER, PHONES)
Hiermee bepaalt u naar welke uitgang het geluid wordt gestuurd. DIRECT 1, 2, 3 zijn hier niet beschikbaar. MASTER: het geluid wordt naar de MASTER OUT- en de PHONESuitgangen gestuurd. PHONES: het geluid wordt enkel naar de PHONES-uitgang gestuurd.
Referentie
VOLUME ([F1]) (0~127)
71
TD-10 Handleiding
7.
Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel
7.1 Signaal van MIX IN aan een uitgang toewijzen Het externe geluidssignaal dat via MIX IN naar de TD-10 gaat kunt u aan gelijk welke uitgang toewijzen. De optie “Phones Only” komt bijvoorbeeld goed van pas als u een extern ritme als richtlijn door de hoofdtelefoon wilt sturen, zonder dit via de hoofduitgangen hoorbaar te maken. 1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)]. U komt terecht op de OPTION-pagina. 2) Plaats de cursor op “Mix In Output”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Parameters Monitor Mix In: Master, Phones Only. Master
Het geluid wordt zowel naar de MASTER- als naar de PHONES-uitgangen gestuurd.
Phones Only
Het geluid wordt enkel naar de PHONES-uitgangen gestuurd.
7.2 Type pad specifiëren U moet voor iedere TRIGGER INPUT het type pad specifiëren dat u ermee verbindt, anders kan de TD-10 de signalen van de pads niet naar behoren interpreteren. Naast de instellingen die we reeds onder “Pads toewijzen” op blz. 17 hebben behandeld komen hieronder “Trigger-banken” aan bod en laten we zien hoe u een akoestisch drumstel met contactmicrofoons of pads van een ander merk kunt gebruiken.
72
Druk op [SETUP]-[F2 (TRIG)]-[F1 (BANK)] om naar het volgende display te gaan.
Wat is Trigger Type? Hoe de TD-10 de signalen van een pad interpreteert hangt af van het trigger-type dat u selecteert voor de ingang waarop u die pad hebt aangesloten. Het is dus erg belangrijk dat het gekozen type daadwerkelijk overeenstemt met de gebruikte pad. Zo wilt “3 PD7” in het bovenstaande display zeggen dat er een PD-7 pad op TRIGGER INPUT 3 is aangesloten. Wat is een Trigger Bank? Een Trigger Bank onthoudt de instellingen voor de 12 trigger-ingangen als één set informatie. Het grote nummer links in het display (zie hierboven) geeft aan welke Trigger Bank op dit moment is geselecteerd. Plaats de cursor op dit nummer als u een andere Trigger Bank wilt selecteren. Naam van het model
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F1 (BANK)]. U komt terecht in de TRIGGER-pagina. 2) Plaats de cursor op “BANK”. 3) Sla op de pad waarvoor u het Trigger Type wilt kiezen. De cursor komt terecht op het triggernummer van de pad die u aanslaat. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. In de onderstaande tabel ziet u welke afkortingen voor welke pads staan.
Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Basisparameters voor de
Model van pad
PD5
PD-5
PD7
PD-7
PD9
PD-9
12A
PD-120 (met positiedetectie)
12B
PD-120 (zonder positiedetectie)
10A
PD-100 (met positiedetectie)
10B
PD-100 (zonder positiedetectie)
KD7
KD-7/KD-5
Threshold Met deze parameter kunt u een drempelwaarde instellen, waaronder geen trigger-signalen worden herkend. Met andere woorden: enkel wanneer het triggersignaal sterker is dan de gespecifieerde drempel wordt er een klank aangestuurd. Op deze manier voorkomt u ongewenste triggers die het gevolg kunnen zijn van externe trillingen (veroorzaakt door een andere pad, door luidsprekers, enz.). In het voorbeeld hieronder hoort u signaal 2 wel, maar signaal 1 en 3 niet. Threshold (drempel)
1
Opmerking: Wilt u dat de klank varieert naargelang de plaats waar u de PD-100/120 raakt, kies dan 10A/12A. De PD-100 houdt geen rekening met de plaats waar u slaat, maar zal bij keuze van 10B wel sneller reageren.
7.3 Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC)
Sensitivity
3
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)]. U komt terecht in de “TRIGGER BASIC”-pagina. 2) Ga met de cursor naar “Threshold”. 3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Verhoog de Threshold-waarde tot de ongewenste triggers verdwijnen. Enige terughoudendheid is hier echter wel op zijn plaats, want een te hoge waarde zorgt dat zachte slagen op de pad ook niet meer worden herkend. Het is dus een beetje zoeken tot u precies die waarde vindt die ongewenste triggers uitsluit en toch de dynamiek van uw spel intact laat. Threshold: 0~15
Hiermee regelt u de gevoeligheid van de pad. 1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)]. U komt terecht op de TRIGGER BASIC-pagina. 2) Ga met de cursor naar “Sensitivity”. 3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de pad die u hebt aangeslagen. De Inputindicator onderaan in het scherm geeft aan hoe hard u de pad raakt. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Kies de Sensitivity-waarde zo dat de indicator bij de hardste slagen ongeveer het maximum niveau bereikt (helemaal rechts). Sensitivity: 1~16
Curve Deze parameter vormt een aanvulling op de Sensitivity-parameter. Hij bepaalt de verhouding tussen de kracht waarmee u aanslaat en het volume waarmee de klank wordt weergegeven. Kies uit de acht mogelijke curves degene die voor u het meest natuurlijk “aanvoelt”. 1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)]. U komt terecht op de TRIGGER BASIC-pagina. 2) Ga met de cursor naar “Curve”. 3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. 73
Referentie
We kunnen natuurlijk niet voor alle pads in het universum kant en klare instellingen leveren, daarom valt er iets meer in te stellen wanneer u pads van een ander merk gebruikt, of wanneer u een akoestisch drumstel met contactmicrofoons als stuurbron wilt gebruiken.
2
Referentie
Opmerking: Hebt u het gevoel dat u aan de bovenstaande opties niet genoeg hebt om de TD-10 helemaal op uw speelstijl af te stellen, zie dan hieronder. In de regel hebt u deze instellingen niet nodig, maar ze kunnen ooit van pas komen.
Referentie
Display
TD-10 Handleiding
constant volume te waarborgen wanneer u contactmicrofoons op een drumstel gebruikt.
volume
Parameters Curve: Linear, EXP1, EXP2, LOG1, LOG2, Spline, Loud1, Loud2 Linear: Dit is de normale instelling wanneer u een PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt. Deze curve zorgt voor een rechtlijnige verhouding tussen slagkracht en volume.
slagkracht
Loud2
volume
Loud1
Spanning van het vel aanpassen
slagkracht
Linear
EXP1, EXP2: In vergelijking met Linear klinken harde slagen bij relatief luider.
De Head Tension Adjustment-parameter heeft enkel belang voor de PD-100 en PD-120. Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (OPTION)] om de relevante display-pagina op te roepen.
volume
Opmerking: Aangezien deze pagina slechts voor de genoemde pads relevant is, verschijnt ze enkele wanneer u voor Trigger Type (zie blz. 72) van trigger-nummer 2 (SNARE) en en/of 10 (RIDE) één van de opties “10A” of “12A” hebt gekozen.
slagkracht
EXP2
EXP1
volume
LOG1, LOG2: Deze opties doen in feite het omgekeerde van de vorige: zachtere slagen klinken in verhouding luider, het dynamisch bereik van de pad wordt dus gecomprimeerd.
slagkracht
LOG1
LOG2
Zorg voor een gelijkmatige velspanning Zorg dat het vel van de PD-100/120 gelijkmatig is gespannen (gestemd). Als dat niet het geval is, kan de TD-10 namelijk niet nauwkeurig de plaats analyseren waar u op de pad slaat. Zie blz. 32. Head Tension Adjustment-parameter Hiermee past u de TD-10 aan op de spanning van het vel. Kies “Normal” voor een normale velspanning, “Loose” voor een losser vel en “Tight” voor een strakker vel. De keuze van de juiste optie is belangrijk voor een accurate detectie van de slagpositie. Wilt u de toonhoogte van de Snare aanpassen, zie dan blz. 45.
Head Tension Adjustment: Loose, Normal, Tight
volume
Spline: Dit is een grillige curve die voor behoorlijk extreme volumevariaties zorgt.
slagkracht
Spline
Loud1, Loud2: Bij deze opties wordt het dynamisch bereik van de pad aan banden gelegd. Hard of zacht slaan heeft dus heel wat minder gevolgen voor het volume. Deze opties kunnen interessant zijn om een
Gevoeligheid van de rand (Rim Sensitivity) Als u een PD-120 aansluit op Trigger 2 (SNARE), dan kunt u de gevoeligheid van de rand (Rim) aanpassen. Hoe hoger de waarde, hoe hoger de gevoeligheid. Kiest u Off, dan hoort u het Rim Shot-geluid niet.
1) Kies Trigger Type “12A”. Hoe u dat doet leest u op blz. 72. 2) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (OPTION)]. U komt terecht op de TRIGGER OPTION-pagina. 3) Plaats de cursor op “Rim Sensitivity”. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde (Off, 1~15). Opmerking: Regel deze waarde niet te hoog, want dan dreigt de rand ook geluid aan te sturen wanneer u op het vel slaat.
74
Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Geavanceerde parameters
7.4 Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD)
Retrigger Cancel (RetrigCancel) A
Scan Time
Scan Time: 0~4.0 ms (in stappen van 0,1 ms)
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)]. U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagina. 2) Plaats de cursor op “RetrigCancel”. 3) Sla op de pad (of tom met contactmicrofoon) waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Sla de pad (of trommel) verschillende keren aan en verhoog geleidelijk de RetrigCancel-waarde, tot u geen dubbele triggers meer hoort. Ook bij deze parameter moet u op zoek gaan naar een compromis, want een te hoge waarde kan zorgen dat er bij roffels e.d. noten wegvallen, omdat ze worden geïnterpreteerd als dubbele triggers. RetrigCancel: 1~16
Mask Time Een andere mogelijke oorzaak van dubbele triggers is de klopper van de basdrum die terugkaatst tegen het vel (of de klopper van een akoestische basdrum die u na het slaan tegen het vel laat rusten). De Mask Time-parameter zorgt dat dit niet in ongewenste geluiden resulteert. Alle trigger-signalen die binnen de gespecifieerde tijdspanne (0~64 msec) na de eerste trigger worden ontvangen, worden namelijk genegeerd.
75
Referentie
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)]. U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagina. 2) Plaats de cursor op “Scan Time”. 3) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Sla de pad verschillende keren aan, steeds met dezelfde kracht, en kies geleidelijk een hogere Scan Time (te beginnen bij 0,0 msec). Doe zo voort tot uw aanslagen een constant volume opleveren. Speel vanaf dat punt afwisselend harde en zachte slagen en luister of het volume daar accuraat op reageert. Hoort u een lichte vertraging tussen het aanslaan en de weergave van het geluid, dan weet u dat u een te hoge Scan Time hebt ingesteld.
Deze parameter gaat het probleem van de “dubbele triggers” te lijf. Een dubbele trigger is het fenomeen waarbij u een pad één keer aanslaat en twéé slagen hoort (de tweede op een zachter volume, als een soort echo van de eerste). De oorzaak hiervan heeft te maken met vervormingen in de golfvorm van het triggersignaal. Retrigger Cancel spoort dit soort vervormingen op en voorkomt dat ze hoorbare gevolgen hebben.
Referentie
De TD-10 reageert op trigger-signalen van pads of contactmicrofoons. Afhankelijk van het type pad of contactmicrofoon (bv. de TSC-10, optie) kan de golfvorm van dat triggersignaal er anders uitzien. Als u merkt dat eenzelfde aanslagwaarde niet altijd hetzelfde volume/klankkleur oplevert, probeer dan eens een andere Scan Time te kiezen, zodat de TD-10 het begin van de trigger-golfvorm beter kan analyseren.
Referentie
B
De parameters die we hieronder bespreken worden automatisch ingesteld op de meeste geschikte waarden voor iedere pad wanneer u het Trigger Type selecteert (zie blz. 72). Deze parameters worden dus eigenlijk pas relevant op het moment dat u met de problemen te kampen krijgt die bij de beschrijving van de parameters worden aangehaald. Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F3 (ADVNCD)] om naar de pagina met deze parameters te gaan.
TD-10 Handleiding
Opmerking: Zoals uit het voorgaande verhaal mag blijken, zijn er bepaalde “akoestische” speltechnieken die u op een electronisch drumstel best vergeet, omdat ze enkel “problemen” (lees: dubbele triggers) opleveren. Dat geldt niet enkel voor het reeds aangehaalde “laten rusten” van de basdrumklopper, maar ook voor de equivalente techniek bij een pad: het laten rusten van de stok op het vel. De hedendaagse technologie kan heel wat wonderen verrichten, maar uw techniek moet wel op pijl zijn…
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)]. U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagina. 2) Plaats de cursor op “Mask Time”. 3) Sla op de pad (of klop op de basdrum) waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Geef een slag op de basdrum(-trigger) en laat de klopper tegen het vel rusten. Hoort u een dubbele trigger, kies dan een hogere Mask Time. Let ook hier weer op voor té hoge waarden, want die dreigen uw loepzuivere basdrumroffels in stotterend geknoei te herschapen. Opmerking: Nogmaals: vergeet niet dat dubbele triggers en aanverwante problemen voor een groot stuk te wijten kunnen zijn aan uw speltechniek.
Mask Time: 0~64 ms (in stappen van 4 ms)
Crosstalk Als u twee pads op dezelfde houder hebt gemonteerd, dan kan de trilling van één pad een ongewenst trigger-signaal voor de andere pad tot gevolg hebben. We spreken dan van “overspraak” (Crosstalk) tussen de verschillende pads. Met de Crosstalk-parameter kunt u dit soort problemen te lijf gaan. Overspraak is echter enkel mogelijk als de pads echt dicht bij elkaar, op hetzelfde statief, zijn gemonteerd. 1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)]. U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagina. 2) Plaats de cursor op “Crosstalk”. 3) Sla op de pad (of trommel met contactmicrofoon) waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Bijvoorbeeld: u slaat op een tompad en de Ride klinkt mee. In dat geval moet u de Crosstalk-waarde
76
voor de Ride-trigger verhogen van “Off” naar “30”, “40” enz. tot het probleem verdwijnt. Nu kan echter het volgende gebeuren: als u twee pads tegelijk aanslaat, wordt de zachter aangeslagen pad misschien genegeerd, omdat de Crosstalk-parameter denkt dat deze slag wordt veroorzaakt door overspraak van de andere pad. Kies ook hier dus de kleinst mogelijke waarde die het probleem oplost. Als u “Off” kiest werkt de Cross Talk-functie niet. Cross Talk: OFF, 30, 40, 50, 60, 70, 80
Volgorde van deze parameters bij gebruik van contactmicro’s (drumtriggers) We hebben nu kennisgemaakt met heel wat parameters, met een vaak overlappend “werkterrein” (namelijk valse triggers bestrijden). De vraag is dan natuurlijk welke parameter u eerst moet kiezen om een probleem te lijf te gaan. 1) Kies het Trigger Type (zie blz. 72). 2) Stel Threshold en Curve in op hun “normale” waarde. Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)] om naar de pagina met instellingen te gaan. Plaats de cursor op de gewenste parameter en kies met [DEC]/ [INC] of met het [VALUE]-wiel de volgende waarden: Threshold: 0 Curve: Linear 3) Sensitivity Plaats de cursor op “Sensitivity”. Kies de waarde zo dat de indicator links in het display het maximumniveau bereikt wanneer u hard op de trommel slaat. De parameters die hieronder aan bod komen bevinden zich op de pagina die u bereikt via [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (ADVNCD)]. 4) Scan Time Sla verschillende keren op de trommel, telkens met dezelfde kracht. Pas de Scan Time-waarde aan als u merkt dat er volumeverschillen optreden. 5) Retrigger Cancel (RetrigCancel) Deze parameter moet u instellen wanneer u verschillende noten hoort terwijl u slechts één keer op een trommel hebt geslagen (vooral voor Snare en toms). 6) Mask Time Deze parameter dient vooral om ongewenste dubbelslagen van de basdrum te elimineren (zie hierboven). 7) Crosstalk Dit is de derde parameter waarmee u ongewenste triggers te lijf kunt gaan. Druk hierna op [SETUP][F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)] om opnieuw naar de Basic-pagina te gaan.
Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Helderheid van het display
7.5 Helderheid van het display (Contrast)
1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F3 (DISPLY)]. U komt terecht op de DISPLAY CONTRAST-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Opmerking: Een andere manier om het contrast in te stellen bestaat erin van de [KIT]-knop ingedrukt te houden en aan het [VALUE]-wiel te draaien.
Met de master-equalizer kunt u de hoge, midden- en lage tonen van het totaalgeluid bijregelen. Opmerking: De equalizer heeft geen invloed op het geluid dat naar de DIRECT 1, 2 en 3 uitgangen wordt gestuurd.
GAIN (-15~0~+15)
Hiermee bepaalt u in welke mate de gekozen frequentie wordt versterkt/verzwakt.
FREQ 20~500 (Low) 100~4k (Mid) 500~20k (High)
Hiermee kiest u de frequentie die u wilt versterken/verzwakken (waarden in Hz).
Q (0.5, 1.0~20), in stappen van 1.0
Hiermee kiest u de bandbreedte, d.w.z. hoeveel frequenties er boven en onder de gekozen frequentie mee worden versterkt/verzwakt.
7.7 Data opslaan op een geheugenkaart (RAM) Alle instellingen en sequencerdata van de TD-10 kunnen worden opgeslagen op een (los verkrijgbare) geheugenkaart van het type M-512E. Opmerking: De Roland M-512E is de enige kaart die u hiervoor kunt gebruiken (M-256E’s werken dus niet).
Schrijfbeveiliging van de kaart Als de schrijfbeveiliging van de M-512E is ingeschakeld kunt u er geen data op schrijven. Op het moment dat u data wilt schrijven moet u deze beveiliging dus even uitschakelen. Voor het overige laat u deze beveiliging best steeds ingeschakeld, zo voorkomt u dat er per ongeluk data van de kaart worden gewist.
Aan
1) Druk op [KIT]-[F4 (MAS EQ)]. U komt terecht op de “MASTER EQ”-pagina. 2) Plaats de cursor op de frequentie die u wilt aanpassen. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Uit
Kaart initialiseren Als u een kaart voor de eerste keer gebruikt, of wanneer die kaart voorheen dienst heeft gedaan in een ander instrument, dan moet u ze eerst initialiseren. Initialiseren betekent dat de kaart wordt voorbereid om de datastructuur van de TD-10 op te slaan. Het gaat als volgt:
77
Referentie
7.6 Master Equalizer instellen
Parameters Voor iedere frequentieband (laag, midden, hoog) kunt u de volgende parameters instellen.
Referentie
Soms kan het display moeilijk leesbaar zijn. Dat heeft dan te maken met de hoek van waaruit u het scherm afleest en de intensiteit van het licht in de ruimte waar hij zich bevindt. Met de onderstaande parameter kunt u de leesbaarheid van het display verbeteren.
4) Op deze pagina kunt u met [F1] de Equalizer in- en uitschakelen. Met [F2], [F3] en [F4] plaatst u de cursor respectievelijk op de lage- (LOW), midden(MID) en hogetonen (HIGH).
Referentie
8) Threshold Treden er zelfs na het instellen van de Crosstalkparameter nog ongewenst getriggerde op, pas dan Threshold aan. Kiest u voor deze parameter een te hoge waarde, dan hoort u bij zachte slagen helemaal niets. Opletten dus – kies steeds de laagst mogelijke waarde. 9) Curve Als u het gevoel hebt dat de dynamiek van de geluidsweergave niet aansluit bij de manier waarop u speelt, pas dan de waarde van deze parameter aan.
TD-10 Handleiding
Opmerking: Let op: bij het initialiseren van een kaart gaan alle aanwezige data op die kaart verloren. Controleer dus of die kaart geen data bevat die u nog nodig hebt voor een ander instrument.
1) Druk op [KIT]. U komt terecht op de DRUM KIT-pagina. 2) Zet de beveiligingsschakelaar bovenaan de kaart in de stand “Uit”. 3) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARD sleuf op het achterpaneel. U komt terecht in de “INITALIZE CARD”-pagina.
U komt terecht op de “Load from CARD”-pagina. 2) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARDsleuf op het achterpaneel. 3) Druk op [F4 (LOAD)]. Het display vraagt u om bevestiging. 4) Druk op [F4 (EXEC)] om de data te laden. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt terugkeren zonder de data te laden.) Opmerking: Met de Copy-functie (zie blz. 80) kunt u ook individuele Drum Kits van een geheugenkaart laden.
7.8 Display automatisch laten omschakelen (Note Chase) 4) Druk op [F4 (INIT)]. Het display vraagt u om bevestiging. 5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geheugenkaart te initialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt terugkeren zonder de kaart te initialiseren.)
Data op een geheugenkaart opslaan Met de onderstaande procedure kopieert u alle data (Drum Kits, patronen, Percussion Groups en Setup) naar de kaart. 1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F1 (SAVE)]. U komt terecht op de “Save to CARD”-pagina. 2) Zet de beveiligingsschakelaar bovenaan de kaart in de stand “Uit”. 3) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARDsleuf op het achterpaneel. Opmerking: Als u een kaart insteekt die nog nooit door de TD-10 werd gebruikt, komt u automatisch op de “INITIALIZE CARD”-pagina terecht. Onder “Kaart initialiseren” hiernaast leest wat u dan moet doen.
4) Druk op [F4 (SAVE)]. Het display vraagt u om bevestiging. 5) Druk op [F4 (EXEC)] om de data op te slaan. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt terugkeren zonder de data op te slaan.) Opmerking: Met de Copy-functie (zie blz. 80) kunt u ook individuele Drum Kits naar een geheugenkaart kopiëren.
Data van een geheugenkaart laden Uiteraard kunt u de data die u op een geheugenkaart hebt opgeslagen ook opnieuw laden. 1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F1 (LOAD)].
78
Tijdens het editen springt het display van de TD-10 automatisch naar de pagina met instellingen voor de klank die wordt aangestuurd (via pads of via MIDI). We noemen dit Note Chase. Note Chase is altijd ingeschakeld (ON) voor noten die u op de pads speelt. U kunt de functie echter uitschakelen voor noten die de TD-10 via MIDI IN ontvangt. 1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)]. U komt terecht op de “MIDI GLOBAL”-pagina. 2) Plaats de cursor op “NOTE CHASE”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “ON” of “OFF”. Opmerking: Note Chase werkt NIET als u iets weergeeft met de interne sequencer.
Handige functies Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum
8.
Handige functies
In een Drum Kit Chain kunt u een “keten” van Drum Kits vastleggen. Dat biedt u de mogelijkheid om alle Kits die u voor een optreden e.d. nodig hebt op een rij te zetten, zodat u tijdens dat optreden telkens met één druk op de [INC]-knop de juiste Kit kiest. De TD-10 biedt plaats aan 16 van die ketens met maximaal 32 stappen.
Hoe gebruikt u een Chain?
1) Druk op [CHAIN] (de indicator licht op). Hiermee hebt u de Drum Kit Chain-functie ingeschakeld. 2) Gebruik de links/rechts [CURSOR]-knoppen of de [DEC]/[INC]-knoppen om door de Kits in de Chain te stappen. Met de ▲ ▼ [CURSOR]-knoppen kunt u een andere Chain kiezen.
Referentie
8.1 Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum Kit Chain)
Opmerking: Druk nogmaals op [CHAIN] als u de Drum Kit Chain-functie wilt uitschakelen.
32 stappen Kit 7
Kit 2
Kit 5
Kit 10
Chain 2
Chain 16
Functieknoppen
[F1 (INSERT)]
Hiermee voegt u een Kit toe op de cursorpositie. Alle daaropvolgende Kits worden één stap verder naar het einde verschoven.
[F2 (DELETE)]
Hiermee wist u de Kit op de cursorpositie. Alle daaropvolgende Kits komen één stap dichter bij het begin terecht.
[F3 (NEXT)]
Hiermee gaat u naar de volgende stap.
[F4 (NAME)]
Hiermee geeft u een naam aan de keten (zie hieronder).
Naam van de Drum Kit Chain Iedere keten kan een naam krijgen van maximaal 8 tekens.
Referentie
1) Druk op [CHAIN]-[F1 (C EDIT)]. U komt terecht op de CHAIN EDIT-pagina. 2) Plaats de cursor op het grote nummer (de geselecteerde Chain) links in het display. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van de gewenste keten. 4) Plaats de cursor op het nummer van de gewenste stap in de keten, links in het display. 5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van de Drum Kit die u aan de geselecteerde stap wilt toewijzen.
Toepassingen Als u deze functie gebruikt in combinatie met de Pad Switch- of Foot Switch-functie, dan kunt u een pad of een voetschakelaar gebruiken om de stappen in een keten te selecteren. Als u dat wilt doen moet u de MODE-parameter van de Pad Switch- of Foot Switch-functie op “KIT SELECT” instellen. Meer details vindt u onder “Functies bedienen met pads en voetschakelaars” op blz. 82.
Referentie
Chain 1
1) Druk op [CHAIN]-[F1 (C EDIT)]-[F4 (NAME)]. U komt nu terecht op de CHAIN NAME-pagina. 2) Zie “Naam van de Drum Kit” op blz. 41 voor de overige dingen.
79
TD-10 Handleiding
8.2 Kopiëren U kunt Drum Kits, instrumenten, mixer- en effectinstellingen enz. kopiëren naar de bestemming van uw keuze. Houd er wel rekening mee dat de data op de bestemming worden gewist. Opmerking: Vanuit een aantal display-pagina kunt u niet kopiëren. Als u in die gevallen op [TOOLS] drukt, verschijnt er boven [F1] niet “COPY” in het display.
•
•
EQ-pagina ([CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)]): Equalizer-instellingen kunt u enkel voor de TRIGGER INPUTS 1~10 tegelijk kopiëren. EFFECT-pagina ([CONTROL ROOM]-[F1 (EFFECT)])
8.3 UNDO-functie
Voorbeeld: een Kit kopiëren 1) Druk op [KIT]. U komt terecht op de DRUM KIT-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit die u wilt kopiëren. Om een Preset Drum Kit te kopiëren kiest u “PRESET”. Wilt u een nummer 1~50 kopiëren, druk dan op “USER”. Wilt u van een kaart kopiëren, druk dan op “CARD”. 3) Druk op [TOOLS]. Onderaan in het display verschijnen de functies van de functieknoppen [F1]~[F4]. 4) Druk op [F1 (COPY)]. U komt terecht op de COPY DRUM KIT-pagina, waar de bron en de bestemming voor het kopiëren worden aangegeven. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste bestemming. Dat kan zowel een nummer van “USER” of “CARD” zijn. 5) Druk op [F4 (COPY)]. Het display vraagt u om bevestiging. 6) Druk vervolgens op [F4 (EXEC)] om de Kit te kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] om terug te keren naar de vorige pagina zonder te kopiëren.) Opmerking: Door op [F3 (EXCHNG)] te drukken kunt u de inhoud van bron en bestemming tegen elkaar ruilen, wat erg handig kan zijn bij het rangschikken van Drum Kits.
• • • • • • • •
80
Op welke display-pagina’s kunt u Copy gebruiken? DRUM KIT-pagina ([KIT]) INST-pagina ([INST]): Instrument Copy kan enkel naar dezelfde TRIGGER INPUT van een andere Kit. STUDIO-pagina ([STUDIO]) CONTROL ROOM-pagina ([CONTROL ROOM]) TRIGGER BANK-pagina ([SETUP]-[F1 (TRIG)-[F1 (BANK)]) PERC GROUP-pagina ([KIT]-[F2 (FUNC)][F1 (PRCGRP)]) MIXER-pagina ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]) COMPRESSOR/LIMITER-pagina ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])
Met UNDO kunt u een wijziging annuleren. Let wel: dit kan enkel voor de parameter waarop de cursor zich momenteel bevindt. Zodra u de cursor op een andere parameter of op een andere pagina plaatst, kunt u de UNDO-functie niet meer gebruiken. Voorbeeld: u plaatst de cursor op een instrumentkeuzeveld en kiest een aantal andere klanken, tot u beslist dat de originele keuze toch de beste was. Die originele keuze kunt u in dat geval met UNDO opnieuw oproepen. Enkel wijzigingen die u met de [DEC]/[INC]-knoppen of het [VALUE]-wiel maakt kunnen met UNDO worden opgeheven. Bovendien kan dit enkel op pagina’s waar u [F3 (UNDO)] te zien krijgt wanneer u op [TOOLS] drukt. Werkwijze (Bijvoorbeeld: instrumentkeuze ongedaan maken)
1) Druk op [INST]. U komt terecht op de INST-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een ander instrument. Met UNDO kunt u nu opnieuw het originele instrument kiezen. 3) Druk op [TOOLS]. Onderaan in het display worden de functienamen voor [F1]~[F4] afgebeeld. 4) Druk op [F3 (UNDO)]. U krijgt nu opnieuw het instrument te zien dat in stap 1 was geselecteerd. Opmerking: Als u tijdens het editen per ongeluk op een andere pad (of de rand van een Dual Trigger-pad) slaat, kunt u de parameter die u daarvóór hebt gewijzigd niet meer aan UNDO onderwerpen. UNDO werkt ook niet voor Bulk Load en Kit Copy/Exchange.
Handige functies Help-functie
8.4 Help-functie
Referentie
Op de Help-pagina kunt u basis van trefwoorden meer informatie opvragen over alle functies van de TD-10. 1) Druk op [TOOLS]-[F4 (HELP)]. U krijgt een lijst met trefwoorden te zien (“HELP INDEX”). 2) Kies met [F1 (UP)] of [F2 (DOWN)] het gewenste woord. 3) Druk op [F4 (SELECT)]. 4) Wilt u nu meteen naar de pagina met instellingen voor de afgebeelde functie springen, druk dan op [F4 (GO NOW)]. Wilt u opnieuw naar de pagina met trefoorden gaan, druk dan op [F1 (INDEX)].
Referentie
8.5 Bepalen hoe de [PREVIEW]knop werkt
Referentie
U weet dat u op de [PREVIEW]-knop kunt drukken om het instrument te beluisteren dat aan de geselecteerde trigger-ingang is toegewezen. Die selectie maakt u met de “TRIG SELECT”-knop op de INSTpagina. Het trigger-nummer en de instrumentnaam worden bovenaan rechts in het display afgebeeld. Aan de [RIM]-indicator ziet u of het vel of de rand is geselecteerd. U hebt verschillende mogelijkheden voor de respons van de [PREVIEW]-knop. 1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)]. U komt terecht op de PREVIEW SETTINGS-pagina. 2) Plaats de cursor op “Dynamics”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie. ON
De kracht waarmee u op de [PREVIEW]-knop drukt bepaalt het volume waarmee de klank wordt weergegeven.
OFF
De [PREVIEW]-knop stuurt een vast volume aan, ongeacht de kracht waarmee u op de knop drukt.
4) Als u “OFF” kiest, kunt u het vaste volume specifiëren. Plaats de cursor hiervoor op “Velocity”. 5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste volume. Als u “1” kiest, hoort u niets; bij “127” hoort u het maximumvolume.
81
TD-10 Handleiding
9.
Functies bedienen met pads en voetschakelaars
Zowel de pads als de voetschakelaars kunnen naast hun “normale” taken (voor de pads is dat uiteraard drumklanken aansturen) nog andere functies toegewezen krijgen. Dat is weer zo’n typische mogelijkheid die eigen is aan een electronisch drumstel.
9.1 Pads gebruiken om patronen te starten (Pad Pattern)
9.2 Pads gebruiken voor “knopfuncties” (Pad Switch)
Eén van de alternatieve functies die u aan een pad kunt toewijzen is het aansturen van een patroon. Uiteraard kan dat goed van pas komen tijdens een live-optreden. Opmerking: U kunt ook verschillende patronen aan verschillende pads toewijzen. Als u dan tijdens de weergave van een patroon op een andere pad, slaat schakelt de weergave meteen over naar het nieuwe patroon. Hebt u een patroon gekozen dat andere instrumenten gebruikt, dan is het mogelijk dat het geluid even wegvalt.
1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL>)]-[F3 (PATTERN)]. U komt terecht op de INST CTRL-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt terecht op de pagina met instellingen voor de geselecteerde pad. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van het patroon dat u met die pad wilt starten. Kiest u “OFF”, dan wordt er geen patroon aangestuurd.
1) Verbind pads met de TRIGGER INPUT-connectors AUX 1 en AUX 2. 2) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F2 (PAD SW)]. U komt terecht op de PAD SWITCH-pagina. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de combinatie van functies die u via de AUX 1- en AUX 2ingang wilt aansturen. 4) Druk op [EXIT] om deze pagina te verlaten. 5) Sla op de geselecteerde pads – ze werken nu als schakelaars. Parameters Functie van de pad die op AUX 1 is aangesloten.
Functie van de pad die op AUX 2 is aangesloten.
OFF
Geen functie
Geen functie
KIT SELECT
Geen functie
Volgende Kit
PATTERN SEL
Geen functie
Volgend patroon
KIT SELECT (2)
Vorige Kit
Volgende Kit
PATTERN SEL (2)
Vorig patroon
Volgend patroon
Opmerking: Het symbool rechts van de naam van het patroon geeft aan hoe het patroon wordt weergegeven. Meer details hierover op blz. 63.
4) Zodra u op de pad slaat, wordt het gespecifieerde patroon weergegeven. 5) Als u het instrument dat aan die pad is toegewezen niet wilt horen, moet u op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)] drukken en het volume op “0” instellen. Opmerking: Tijdens het werken met de sequencer kunt u de pads niet gebruiken.
Mode
Opmerking: Als u de instrumenten, die aan de pads zijn toegewezen, niet wilt horen moet u op [CONTROL ROOM][F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)] drukken en het volume van AUX 1 en AUX 2 op “0” zetten.
82
Functies bedienen met pads en voetschakelaars Functies aansturen
Opmerking: Als u voor Mode één van de opties “KIT SELECT” of “PATTERN SEL” hebt gekozen, dan stuurt u met een Rim dezelfde functie aan als met de [DEC]-knop.
9.3 Functies aansturen met voetschakelaars (Foot Switch)
Mode
SW1
SW2
KIT SELECT
Vorige Kit
Volgende Kit
PATTERN SEL
Vorig patroon
Volgend patroon
PATTERN PLAY
Volgend patroon
Weergave v/h patroon starten/ stoppen
Opmerking: Wilt u voetschakelaars gebruiken om door de Drum Kits van een keten (Drum Kit Chain, blz. 79) te stappen, zet Mode dan op “KIT SELECT” en druk op [CHAIN] (de indicator licht op). Uiteraard gaan we er hier van uit dat u de keten dan reeds hebt geprogrammeerd.
SW1
SW2
FS-5U x 2 (PCS-31)
o (rood)
o (wit)
–
o
DP-2
o: werkt
Referentie
Twee voetschakelaars (BOSS FS-5U, optie) en een speciale kabel (PCS-31) vormen samen een alternatieve mogelijkheid om u letterlijk werk “uit handen” te nemen. Ook hier kiest u met “Mode” de functie.
Voetschakelaar
Referentie
Opmerking: Wilt u pads gebruiken om door de Drum Kits in een keten (Drum Kit Chain, blz. 79) te stappen, zet Mode dan op “KIT SELECT” en druk op [CHAIN] (de indicator licht op). Uiteraard gaan we er hier van uit dat u de keten dan reeds hebt geprogrammeerd.
Parameters
–: werkt niet
Referentie
1) Verbind de voetschakelaar met de FOOT SWITCH-connector. 2) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F1 (FOOTSW)]. U komt terecht op de FOOT SWITCH-pagina. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de (combinatie van) functie(s) die u met de voetschakelaars wilt aansturen (zie tabel hieronder). 4) Druk op [EXIT] om deze pagina te verlaten. 5) Druk op de voetschakelaars om hun nieuwe functies uit te proberen.
83
TD-10 Handleiding
MIDI-functies 10. De MIDI-aansluitingen op de TD-10 openen heel wat mogelijkheden. Zo kunt u Drum Kits, patronen en andere data uitwisselen met een externe sequencer. Verder kunt u de pads gebruiken om klanken van andere instrumenten aan te sturen, of u kunt de TD-10 laten fungeren als klankmodule voor een externe sequencer enz.
10.1 Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump) Data opslaan Data opnemen in een externe sequencer werkt volgens dezelfde principes als muziek opnemen. U verbindt dus de MIDI OUT-connector van de TD-10 met MIDI IN van de externe sequencer en u volgt onderstaande stappen.
MIDI IN
Opmerking: Bulk Dump is een type System Exclusive (SysEx) data. De meeste sequencers zijn in staat dit soort data op te nemen, maar controleer toch maar even of dat voor uw sequencer ook het geval is.
Data opnieuw laden Om de data die u in een externe MIDI-sequencer hebt opgeslagen opnieuw te laden moet u de omgekeerde MIDI-verbinding van daarnet maken, dus de MIDI IN-connector van de TD-10 verbinden met MIDI OUT van de externe sequencer.
MIDI OUT MIDI OUT
MIDI IN
Sequencer
TD-10
Sequencer
TD-10
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F4 (BULK)]. U komt terecht op de BULK DUMP-pagina. 2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de data die u wilt zenden. ALL
Alle data (Drum Kits, patronen Percussion Groups en Setup)
SETUP
Trigger- en pad-instellingen
ALL DRUM KITS
De Drum Kits 1~50
ALL PERC GROUP
Data voor Percussion Group 1~4
ALL PATTERN
Data voor de patronen 51~100
3) Druk op [F4 (EXEC)] om te beginnen met data te zenden. (Druk op [F1 (CANCEL)] om terug te keren naar de vorige pagina zonder de operatie uit te voeren.)
84
Op de TD-10 hoeft u verder niets in te stellen want hij merkt automatisch wanneer er SysEx-data via MIDI IN worden ontvangen. Opmerking: Houd er rekening mee dat de data die zich in het geheugen van de TD-10 bevinden worden overschreven (dus gewist) wanneer u data van een externe sequencer laadt. Maak daarom van belangrijke data eerst een reservekopie op een RAM-kaart (zie blz. 77) of zend ze naar de sequencer (Bulk Dump)!
Device ID instellen -- data naar twee of meer TD-10’s zenden De parameter die we hieronder bespreken hoeft u enkel te wijzigen wanneer u met twee TD-10 modules werkt en telkens maar naar één van de twee data wilt zenden. Als dat niet het geval is, laat u de fabrieksinstelling best ongemoeid. De reden hiervoor: bij het laden van data moet u het Device ID kiezen dat u bij het zenden van die data hebt gebruikt. Hebt u intussen de bestaande instelling veranderd en
MIDI-functies Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump)
weet u niet meer welk het originele Device ID was, dan hebt u een probleem.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)]. U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina. 2) Plaats de cursor op “DEVICE ID”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Als u de MIDI OUT-connector van de TD-10 verbindt met MIDI IN van een externe klankmodule, kunt u met de pads die op de TD-10 zijn aangesloten de klanken van die externe module aansturen (u kunt enkel die klanken aansturen, of ze combineren met de interne klanken van de TD-10).
Referentie
Opmerking: De fabrieksinstellingen voor Device ID is “17”. Dat is dus een goede gok als u niet meer weet met welk Device ID bepaalde data werden opgeslagen.
10.2 Via de pads externe MIDIklankmodule aansturen
Device ID: 1~32 MIDI IN POWER
VOLUME
PART
MIDI OUT PART
INSTRUMENT
INSTRUMENT
ALL LEVEL
PAN
REVERB
CHORUS
KEY SHIFT
MIDI CH
MUTE PREVIEW (PUSH) SC-55 MAP
DELAY
MIDI IN B
SC-88 MAP
PART
PHONES
DELAY
VIB RATE USER INST
EFX
SELECT
ON/OFF
VIB DEPTH
VIB DELAY
CUTOFF
RESONANCE
ATTACK
DECAY
RELEASE
EFX TYPE
EFX P PARAM
EFX V VALUE
MIDI-klankmodule
Referentie
Gebruik Stel dat tijdens een Bulk Dump (data naar de sequencer zenden) Device ID “17” was gekozen. Als u deze data opnieuw naar de TD-10 wilt zenden, moet Device ID op “17” staan, anders werkt het niet.
TD-10
MIDI THRU
MIDI IN
Device ID: 17
MIDI OUT
Data worden gezonden Device ID:17
System Exclusive wordt niet ontvangen
Device ID: 16
Voor iedere pad kunt u een MIDI-nootnummer instellen. Dat is nodig om te bepalen welke noot (en meestal dus welke klank) de externe module moet spelen. Bij pads die een aparte sturing via vel en rand toelaten kunt u twee nootnummers specifiëren. Kies telkens het nootnummer van de klank die u op de externe module wilt aansturen. (Meestal vindt u achteraan in de handleiding van de module een tabel met de nootnummers van de gewenste drumklanken.) 1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL)]-[F4 (MIDI)]. U komt terecht op de INST CTRL-pagina. 2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken. De noot die aan die pad is toegewezen wordt afgebeeld op het klavier in het scherm. In het “Note No.” vakje wordt het nootnummer afgebeeld. 3) Plaats de cursor op “Note No.” 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nootnummer. Note No.: 0 (C-)~127 (G8) Opmerking: Voor de HiHat hoeft u enkel een nootnummer te specifiëren voor de “Open HiHat” (de standaardinstelling hiervoor is 46 (A#2)). De waarde voor Closed en Pedal wordt dan automatisch ingesteld. Als u bijvoorbeeld het nootnummer voor de Open HiHat met “2” verhoogt, worden de waarden voor Closed en Pedal ook met twee verhoogd.
85
Referentie
MIDI IN
Nootnummer voor elke pad
TD-10 Handleiding
Gate Time (duur) instellen Voor iedere pad kunt u specifiëren hoe lang de noten zijn die via MIDI OUT worden verstuurd. Deze parameter houdt verband met het verschil tussen drummodules en “gewone” modules. Drummodules reageren alleen op noot-aan-commando’s. Bij ontvangst van zo’n commando geven ze de volledige drumklank weer. “Normale” klankmodules geven de noot enkel weer gedurende het tijdsinterval tussen “noot-aan” en “noot-uit”. Zonder de Gate Timeparameter zou een gewone module dus maar heel korte noten weergeven als ze door de TD-10 wordt aangestuurd. Met Gate Time kunt u deze noten langer maken. Vooral wanneer noten lang moeten worden aangehouden (bijvoorbeeld wanneer u een “loop” in een sampler aanstuurt) is deze parameter erg belangrijk. 1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL)]-[F4 (MIDI)]. U komt terecht op de INST CTRL-pagina. 2) Plaats de cursor op “Gate Time” en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste duur voor de aangestuurde noten. Gate Time: 0.1~8.0 seconden
MIDI-kanaal Hoe u het MIDI-kanaal van de TD-10 kunt instellen leest u onder “MIDI-instellingen voor de TD-10 in zijn geheel”. Wat u op de pads speelt wordt via MIDI OUT op het kanaal verzonden dat u voor de Drum Part hebt gekozen (“All Drums” in het display).
10.3 TD-10 en Roland SPD-11 Hieronder laten we zien hoe u de Roland SPD-11 (MIDI-pad) in combinatie met de pads van de TD-10 kunt gebruiken om interne en externe klanken aan te sturen. Verbind de TD-10 en de SPD-11 zoals op de onderstaande afbeelding is aangegeven.
Pad of pedaal
SPD-11 (stuurbron)
MIDI OUT
TRIGGER INPUT
MIDI IN
MIDI OUT/THRU
Naar MIDI IN van een andere klankmodule of sampler
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)]. U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina. 2) Plaats de cursor op “Soft Thru”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “ON”. De commando’s, die via MIDI IN worden ontvangen, worden nu via MIDI OUT/THRU opnieuw verzonden. Opmerking: Als het niet nodig is dat MIDI IN naar MIDI OUT wordt “doorgelust” laat u deze parameter best op “OFF” staan, want dat levert een betere respons voor de pads op.
10.4 MIDI-instellingen voor de TD-10 in zijn geheel MIDI-kanalen voor individuele Parts instellen U kunt voor iedere Part individueel het MIDI-kanaal specifiëren waarop die Part MIDI-commando’s zal ontvangen en zenden. 1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]. U komt terecht op de MIDI-pagina. 2) Plaats de cursor op de Part waarvoor u het MIDIkanaal wilt instellen. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste kanaalnummer (1~16). Als u “OFF” kiest, ontvangt de betreffende Part geen MIDI-commando’s.
86
MIDI-functies TD-10 als module gebruiken
Local Control uitschakelen Dit moet u doen als u wat u op de pads speelt wilt opnemen in een externe MIDI-sequencer.
Met deze functie voorkomt u dat het HiHat-pedaal te veel data naar de interne sequencer of MIDI OUT zendt. Dergelijke hoeveelheden data dreigen namelijk binnen de kortste keren het geheugen van uw sequencer te vullen en kunnen ook vertragingen in de weergave veroorzaken.
Trigger-ingang
Trigger➝MIDI converter
MIDI OUT/THRU
Local uit
Klankbron
MIDI IN Sequencer
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)]. U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina. 2) Plaats de cursor op “Local Control”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “OFF”.
Ontvangen/zenden van programmakeuze-commando’s Met de onderstaande parameter bepaalt u of de TD-10 al dan niet programmakeuze-commando’s zendt en/of ontvangt. 1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F3 (PROG)]. U komt terecht op de MIDI Program Change-pagina. 2) Door op [F1] te drukken schakelt u de ontvangst in of uit, met [F2] schakelt u het zenden in of uit.
Opmerking: Als u wilt dat zelfs de kleinste nuance die u op de FD-7 speelt accuraat wordt weergegeven, kies dan de optie “Normal”.
10.5 TD-10 als module gebruiken Als u de TD-10 als module voor een extern instrument (sequencer enz.) wilt gebruiken, moet u MIDI IN van de TD-10 verbinden met MIDI OUT van het externe instrument (bv. een SPD-11).
MIDI OUT
Referentie
Als u Local uitschakelt, wordt de rechtstreekse verbinding tussen de pads en de klankbron van de TD-10 verbroken. De trigger-signalen van de pads worden dus enkel in MIDI-commando’s geconverteerd en naar de aangesloten sequencer gezonden. Van daaruit komen ze (via MIDI IN) bij de klankbron van de TD-10 (zie de afbeelding hierboven). Als ook de rechtstreekse verbinding nog intact is, dan zou u alle noten twee keer horen, en dat is niet de bedoeling.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)]. U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina. 2) Plaats de cursor op “Pedal Data Thin”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie. 4) Kiest u “Normal”, dan worden de pedaaldata ongemoeid gelaten. Bij “1” gebeurt een “milde” filtering, terwijl “2” behoorlijk drastisch te werk gaat. “1” zou in de regel moeten volstaan.
Referentie
: Signaalpad van de data
Referentie
TD-10
Data uitdunnen die door de FD-7 wordt gezonden (Pedal Data Thin)
MIDI IN
Sequencer
TD-10
De parameters die we hieronder bespreken zijn enkel relevant als u de TD-10 als MIDI-module gebruikt. Opmerking: Als u de TD-10 gebruikt als multitimbrale (4 Parts) module, moet u de gewenste klank toewijzen aan een patroon. De keuze van de instrumenten is namelijk een onderdeel van een patroon. U maakt dus best een leeg patroon aan, dat enkel dient om deze klankkeuze te bewaren: druk op [PATTERN]-[F4 (NEW)].
87
TD-10 Handleiding
Instrument voor iedere Part kiezen Zie “Instellingen voor Part-instrumenten” op blz. 70. Misschien wilt u de klanken voor de begeleidingspartijen (Part 1, Part 2, Bass) kiezen vanuit een extern MIDI-instrument. Dat kunt u doen door vanuit dat instrument de programmakeuze-commando’s 1~54 te zenden. Deze komen overeen met de instrumenten 1~54 van de begeleidingspartijen van de TD-10.
Mixerinstellingen voor iedere Part Zie “Instellingen voor Part-instrumenten” op blz. 70.
Percussion Groups Percussion Groups (slagwerkgroepen) zijn enkel relevant als u de TD-10 aanstuurt via een externe MIDI-stuurbron, een klavier of een sequencer. TRIGGER No. H1 H2 R2 H6 H5 H4 R4 H3 R3 R9 R10 R8 H9
C2
TRIGGER No.
R6 H7 H7 H7 H8 R10
Nootnummers voor de klanken van de Drum Kit Zie “Nootnummer voor elke pad” op blz. 85. Voorbeeld: instellingen voor GM (General MIDI) : Hier hoort u instrumenten uit de slagwerkgroep. TRIGGER No. H1 H2 R2 H6 H5 H4 R4 H3 R3 R9 R10 R8 H9
C2
TRIGGER No.
R6 H7 H7 H7 H8 H10
Een Percussion Group is in feite een reeks toewijzingen van klanken aan nootnummers, die u uiteraard volgens uw eigen behoeften kunt wijzigen. Opmerking: Als een bepaald nootnummer aan een pad én aan een instrument van een Percussion Group is toegewezen, krijgt de pad voorrang en hoort u enkel het geluid dat aan die pad is toegewezen. Opmerking: Welke nootnummers vanuit de fabriek aan welke klanken zijn toegewezen ziet in het overzicht vanaf blz. 104.
Percussion Group selecteren De TD-10 bevat vier Percussion Groups. Per Kit kunt u één groep gebruiken. Tijdens het editen kunt u de benodigde klanken beluisteren door op de aangesloten MIDI-stuurbron te spelen of op de [PREVIEW]-knop te drukken. Welke klank u in het tweede geval hoort hangt af van de positie van de cursor.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)]. U komt terecht op de PERC GROUP-pagina. 2) Plaats de cursor op “GROUP” (groepnummer). 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste groep (1~4).
88
MIDI-functies TD-10 als module gebruiken
Instrumenten selecteren U kunt een instrument toewijzen aan elk nootnummer van een Percussion Group.
Opmerking: Gaat de instrumentnaam vergezeld van een aanduiding zoals “H1”, dan is er aan het betreffende nootnummer een Drum Kit-instrument toegewezen. Die selectie moet u dan maken op de “INST”-pagina. Opmerking: Als u een noot speelt op een aangesloten MIDIklavier, sprint de cursor automatisch naar het betreffende nootnummer. Let wel: dit is enkel het geval wanneer de “Note Chase”-parameter op “ON” staat (zie blz. 78).
Volumebalans tussen Drum Kit en Percussion Group aanpassen Op de GROUP VOLUME display-pagina kunt u het totaalvolume van de Drum Kit en dat van de Percussion Group instellen. Daarnaast kunt u op de EFFECT GROUP-pagina het busniveau (globaal volume) van de effecten regelen.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)]. U komt terecht op de EFFECT GROUP-pagina. 2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u het volume wilt regelen. Kies “Drums” als u het volume van de Drum Kit wilt regelen, “Perc” als u het effectvolume van de slagwerkgroep wilt regelen en “Part” als u het effectvolume van de begeleiding wilt regelen. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste volume (0~127).
Percussion Group editen Voor ieder instrument van een Percussion Group kunt u een aantal parameters instellen.
Referentie
Functieknoppen Als de cursor zich op de instrumentnaam bevindt, kunt u op [F1 (LIST)] drukken om een lijst met instrumenten op te roepen. Met [F2 (EDIT)] gaat u naar de pagina met instellingen voor de instrumenten. Welke instellingen dat zijn leest u onder “Percussion Group editen”.
Group Send Level
Referentie
Opmerking: Instrumenten uit de groepen “ELEC”, “TR-808” of “TR-909” kunt u niet kiezen.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)]. U komt terecht op de GROUP VOLUME-pagina. 2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u het volume wilt regelen. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste volume. DRUMS, PERC: 0~127
Referentie
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)]. U komt terecht op de PERC GROUP-pagina. 2) Plaats de cursor op de instrumentnaam (met de cursor links/rechts knoppen). 3) Ga met de ▲ ▼ [CURSOR]-knoppen naar het nootnummer waaraan u het instrument uit stap 2 wilt toewijzen.
Group Volume
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)]-[F2 (EDIT)]. U komt terecht op de PERC INST EDIT-pagina. 2) Druk op de stuurbron, die is aangesloten op MIDI IN, de noot in die overeenkomt met het nootnummer dat u wilt selecteren. U komt automatisch terecht op de pagina met relevante instellingen. 3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen. 4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
89
TD-10 Handleiding
Parameters
Note
Plaats de cursor links als u het nootnummer wilt selecteren. Plaats hem rechts als u een instrument wilt selecteren.
Volume (0~127)
Hiermee past u het volume aan.
Pan (L15~C~R15)
Hiermee past u de stereopositie aan.
Pitch (-480~0~+480)
Hiermee past u de toonhoogte van het geluid aan.
Decay (-31~0~31)
Hiermee past u de uitsterftijd van het geluid aan.
Ambience (0~127)
Hiermee past u de mate van “omgevingsgeluid” aan.
Fx Send (0~127)
Hiermee past u het effectvolume aan.
Output (Master, Phones Only)
Hiermee kiest u naar welke uitgangen de slagwerkgroep wordt gestuurd.
Kit-nummers verbinden met MIDIprogrammanummers Normaal kiest een MIDI-programmanummer steeds het overeenkomstige Kit-nummer. Met andere woorden: als de TD-10 het MIDI-programmanummer “10” ontvangt, kiest hij Drum Kit 10. U kunt echter voor iedere Drum Kit zelf een MIDI-programmanummer specifiëren. Dat kan nodig zijn als u met één programmanummer bijvoorbeeld naast een Drum Kit (TD-10) een pianoklank van een klankmodule en een galmprogramma van een effectprocessor wilt kiezen. 1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F3 (PROG)]. U komt terecht op de MIDI Program Change-pagina. 2) Plaats de cursor naast de naam van de Kit waarvoor u een programmanummer wilt kiezen. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste programmanummer.
10.6 MIDI-commando’s voor geavanceerde mogelijkheden Commando’s voor de HiHat De TD-10 vertaalt de mate waarin u het FD-7 pedaal indrukt in MIDI-controlecommando’s. Normaal (fabrieksinstelling) wordt hier controlenummer CC04 voor gebruikt. Opmerking: Als het MIDI-instrument, dat u in combinatie met de TD-10 gebruikt, controlenummer 4 reeds voor een andere functie in gebruik heeft, dan kunt u een ander controlenummer kiezen.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F2 (CTRL)]. U komt terecht op de “MIDI Control Change”-pagina. 2) Plaats de cursor op “Pedal CC”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste controlenummer. Parameters Pedal CC: OFF, Modulation (1), Foot Ctrl (4), General1 (16), General2 (17) OFF
HiHat-controledata worden noch ontvangen noch verzonden.
Modulation (1), Foot Ctrl (4), General1 (16), General2 (17)
HiHat-controledata worden ontvangen en verzonden met het controlenummer tussen haakjes.
Commando’s voor de positiegevoeligheid (enkel Snare en Ride) Ook de plaats waar u een Snare- of Ride-pad raakt kan in MIDI-controlecommando’s worden vertaald. Voor de Snare (TRIGGER INPUT 2) wordt controlenummer CC16 gebruikt en voor Ride (TRIGGER INPUT 10) controlenummer CC17. Deze nummers gelden zowel voor het zenden als de ontvangst. Opmerking: Als het MIDI-instrument, dat u in combinatie met de TD-10 gebruikt, de controlenummers 16 en 17 reeds voor andere functies in gebruik heeft, dan kunt u andere controlenummers kiezen.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F2 (CTRL)]. U komt terecht op de “MIDI Control Change”-pagina. 2) Plaats de cursor op “SNARE” of “RIDE”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste controlenummer.
90
MIDI-functies Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten
Parameters Zone CC: OFF, Modulation (1), General1 (16), General2 (17)
Modulation (1), General1 (16), General2 (17)
Positie-controledata worden ontvangen en verzonden met het controlenummer tussen haakjes.
In dit geval fungeert de TD-10 als Slave. Verbind voor dit scenario de MIDI OUT-connector van het externe instrument met MIDI IN van de TD-10:
MIDI OUT
10.7 Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten
Referentie
OFF
Positie-controledata worden noch ontvangen noch verzonden.
TD-10 synchroniseren met een externe sequencer
MIDI IN
Sequencer
TD-10
Synchronisatiemogelijkheden
External
De sequencer van de TD-10 luistert naar het tempo (MIDI Clock) van een extern instrument.
Auto
Dit is een praktische combinatie van Internal en External: als u op de [PLAY]-knop van de TD-10 drukt en er is geen extern synchronisatiesignaal voorhanden, dan wordt het interne tempo gevolgd. Is er wel een externe klok, dan wordt die gevolgd.
Remote
De TD-10 luistert naar start/pauze/ stop-commando’s van een extern instrument, maar gebruikt het tempo van zijn interne klok.
MIDI → Delay
Ontvangen tempo-commando’s worden enkel gebruikt om het vertragingsinterval (Beat Delay, blz. 57) van het effect te sturen. Start/pauze/ stop-commando’s worden genegeerd, dus de sequencer volgt zijn eigen tempo.
Externe sequencer synchroniseren met de TD-10 In dit geval fungeert de TD-10 als Master. Verbind de MIDI IN-connector van het externe instrument met MIDI OUT van de TD-10:
MIDI IN
MIDI OUT
Sequencer
TD-10
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLOBAL)]. U komt terecht op de PATTERN GLOBAL-pagina. 2) Plaats de cursor op “Sync Mode”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Internal” of “Auto”. 4) Maak de nodige instellingen op het externe instrument, zodat het als Slave fungeert (Sync of Clock= MIDI). 5) Druk op [PLAY] om de weergave te starten. De twee instrumenten geven nu synchroon weer.
91
Referentie
Internal
De TD-10 geeft weer/neemt op volgens zijn interne tempoklok. Deze optie is vanuit de fabriek geselecteerd.
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLOBAL)]. U komt terecht op de PATTERN GLOBAL-pagina. 2) Plaats de cursor op “Sync Mode”. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “External” of “Auto”. 4) Start de weergave op het zendend instrument. De twee instrumenten geven nu synchroon weer.
Referentie
Hieronder laten we zien hoe u de sequencer van de TD-10 kunt synchroniseren met een externe sequencer. Wie van die twee het tempo dicteert noemen we de Master, degene die het tempo van de andere volgt heet de Slave.
TD-10 Handleiding
92
DEEL III. APPENDIX Mogelijke problemen
Lijkt uw TD-10 niet naar behoren te functioneren, overloop dan in eerste instantie de onderstaande lijst. Als het om een voor de hand liggend probleem gaat, vindt u de oplossing misschien in “Snel aan de slag” of onder “Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen” op blz. 25.
Problemen met het geluid Het klinkt niet zoals het hoort
Geen geluid
→
→
→
Hebt u een parameter (uitgezonderd Volumeparameters) zo ingesteld dat u niets hoort? Controleer de volgende punten: Als u Brushes gebruikt: hebt u wel een Kit geselecteerd die voor Brushes geschikt is? → Kits die geschikt zijn voor Brushes herkent u aan het onderstaande symbool rechtsonder in het display.
Appendix
→
Staat het volume niet te laag? Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tussen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de relevante display-pagina te gaan. Staat de [VOLUME CONTROL] (MASTER)-regelaar te laag? Draai de regelaar naar een hogere stand. Staan de [GROUP FADERS] te laag? Schuif ze hoger. Hebt u in de Control Room het volume van individuele instrumenten verlaagd? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)]) Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort, de cursor gaat dan automatisch naar de fader voor die pad. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hogere waarde. Hebt u voor instrumenten, waarvan de compressor actief is, de Level-waarde van deze laatste te laag ingesteld? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)]) Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort om naar de display-pagina met relevante instellingen te gaan. Druk op [F4] om “Level” te kiezen en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel een hogere waarde.
Hebt u de pads correct aangesloten? Zorg dat alle pads correct zijn aangesloten en dat de juiste pad met de juiste ingang is verbonden.
Appendix
Hebt u de gevoeligheid van de pads correct afgesteld? Zie “Pads toewijzen” op blz. 17 en controleer of de trigger-instellingen kloppen. Hoe u de gevoeligheid van de pads kunt aanpassen leest u onder “Gevoeligheid van de pads” op blz. 22. Gebruikt u contactmicrofoons (drum triggers) of pads van een ander merk, zie dan “Basisparameters voor de triggeringangen (BASIC)” op blz. 73 en “Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD)” op blz. 75.
Hebt u bij de Control Room-instellingen GROUP VOLUME voor de volledige Drum Kit lager ingesteld? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)]) → Ga naar “DRUM” en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel een hogere waarde.
Appendix
1.
Hebt u de toewijzing van de uitgangen veranderd? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F3 (OUTPUT)]) → Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort om naar de display-pagina met relevante instellingen te gaan en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste uitgang. Geen geluid wanneer u op [PREVIEW] drukt Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)]. Controleer op de pagina die u nu te zien krijgt de Velocity-waarde als de Dynamics-parameter op “OFF” staat. Staat Velocity op “0”, kies dan een hogere waarde. Staat Dynamics op “ON”, dan bepaalt de kracht waarmee u op de [PREVIEW]knop drukt het volume van de weergave.
93
TD-10 Handleiding
Parameterwijzigingen hebben geen invloed op het geluid
Hebt u het juiste instrument gekozen (Head/Rim)? Een aantal parameters kunt u apart instellen voor “HEAD” (het vel) en “RIM” (rand). Houd steeds in de gaten voor welk van de twee u parameters aan het wijzigen bent.
→
→
Volumebalans is plots veranderd
Controleer de groepfaders Als u bij het kiezen van een Drum Kit de volumebalans wilt horen die u hebt vastgelegd met de Control Room-instellingen, zorg dan dat alle [GROUP FADERS] op dezelfde positie staan. Kijk uit bij het inschakelen... Wacht na het inschakelen tot de naam van de Kit in het display verschijnt vóór u pads of pedalen aanraakt. Als u dat niet doet, kan de TD-10 geen correcte analyse maken van de pads die op zijn ingangen zijn aangesloten. U draait aan [MASTER], maar het volume blijft gelijk De [MASTER]-regelaar bepaalt enkel het volume van de MASTER-uitgangen, niet van de hoofdtelefoonuitgang of van DIRECT 1/2/3. U hoort geen effecten Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tussen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de relevante display-pagina te gaan. Hebt u de globale effectschakelaar uitgeschakeld? ([KIT]-[F3 (FX SW)]). → Druk op [F4] om deze in te schakelen (ON). Hebt u het effectvolume (Send) voor individuele instrumenten naar omlaag geregeld? ([CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F1 (FXSEND)]) → Sla op de pad waarvoor u geen effect hoort, de cursor gaat dan automatisch naar de fader voor die pad. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hogere waarde. Hebt u het globale volume van een effect verminderd? ([CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)]). → Kies op deze pagina “Output Level” en pas met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de waarde aan. U hoort geen Ambience Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tussen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de relevante display-pagina te gaan.
94
→
→
Staat de globale Ambience-schakelaar uit? ([KIT][F3 (FX SW)]) Druk op [F1] om hem te activeren (ON). Hebt u het effectvolume (Send) voor individuele instrumenten verminderd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F1 (AMBSND)]) Sla op de pad waarvoor u geen effect hoort, de cursor gaat dan automatisch naar de fader voor die pad. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hogere waarde. Hebt u het groepvolume voor de Ambience verminderd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F2 (GRPSND)]) Kies de groep waarvoor u geen Ambience hoort (DRUMS, PERC, PART) en stel met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde in. Hebt u het uitgangssignaal van de Ambience verminderd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F3 (AMBLVL)]) Kies de gewenste uitgang (MASTER, DIR1,DIR2 of DIR3) en pas met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de waarde aan.
Equalizer werkt niet (individueel of MASTER) Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tussen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de relevante display-pagina te gaan. Hebt u de globale EQ-schakelaar uitgeschakeld? ([KIT]-[F3 (FX SW)]) → Druk op [F3] om deze in te schakelen (ON).
Hebt u de Master-Equalizer uitgeschakeld? ([KIT][F4 (MAS EQ)]) → Druk op [F1] om deze in te schakelen (ON). Hebt u de EQ voor individuele pads uitgeschakeld? ([CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)]) → Sla op de pad waarvoor de Equalizer niet werkt om a naar de pagina met instellingen voor die pad te gaan. Druk op [F1] om de EQ in te schakelen (ON). Compressor werkt niet Hebt u de compressors globaal uitgeschakeld? ([KIT]-[F3 (FX SW)]) → Druk op [F2] om ze in te schakelen (ON).
Hebt u de compressors voor individuele pads uitgeschakeld? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)]) → Sla op de pad waarvoor de compressor niet werkt om a naar de pagina met instellingen voor die pad te gaan. Druk op [F1] om de compressor in te schakelen (ON).
Appendix
Zijn de instellingen van de compressor correct? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)]) → Controleer aan de hand van de uitleg op blz. 55 of de instellingen correct zijn.
Kracht waarmee u slaat heeft geen invloed op het geluid Zie “Pads toewijzen” op blz. 17 en controleer of de basisinstellingen kloppen. Kunt u aan de hand daarvan het probleem niet oplossen, zie dan “Gevoeligheid van de pads” op blz. 22.
MIDI-verwante problemen U hoort geen geluid wanneer u een externe stuurbron (sequencer, klavier, enz.) gebruikt
→
→
→
U drukt op [PLAY], maar de weergave start niet
Geeft u misschien een leeg patroon weer? Controleer of het patroon wel muziek bevat. Hebt u een Part uitgeschakeld? Controleer of er op de pagina, die u te zien krijgt wanneer u op [PART]-[F4 (MUTE)] drukt, bij bepaalde Parts “MUTE” staat. Is dat het geval, druk dan op [F1]~[F4] om hiervan “PLAY” te maken. Was er even iets dat dan onmiddellijk stopte?
Hebt u als weergavetype (PLAY TYPE) Tap gekozen? Dit weergavetype is bedoeld om een patroon stap voor stap aan te sturen via een pad. Kies op de pagina, die u te zien krijgt wanneer u op [PATTERN][F2 (FUNC)]-[F3 (TYPE)] drukt, een andere optie voor “Play Type”.
Metronoom-problemen U hoort geen klik (metronoom)
Licht de [CLICK]-indicator op? Als dat niet het geval is, moet u op [CLICK] drukken (de indicator licht op). U komt dan op de pagina met metronoominstellingen terecht. Bovendien zou u intussen de klik moeten horen. Is dat niet het geval, zie dan hieronder of druk op [EXIT] om de pagina te verlaten. Staat de groepfader [CLICK] te laag? Regel deze fader omhoog. Hebt u de juiste uitgang gekozen voor het klikgeluid? Druk op [CLICK]-[F2 (INST)] en plaats de cursor op Output. Is daar “MASTER” gekozen, dan wordt de klik naar MASTER OUT en PHONES gestuurd. Is de optie “PHONES” geselecteerd, dan wordt de klik naar de hoofdtelefoon (PHONES) gestuurd.
95
Appendix
→
Hebt u een interne Volume-parameter omlaag geregeld? Hebt u het volume van individuele instrumenten in een slagwerkgroep gewijzigd? ([KIT]-[F2 (FUNC)][F1 (PRCGRP)]-[F2 (EDIT)]) Plaats de cursor op Note en selecteer de noot die geen geluid geeft. Ga vervolgens naar Volume en kies met [DEC]/[INC] een hogere waarde. Hebt u een te laag Control Room-volume gekozen voor de volledige Percussion Group? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)]) Ga naar PERC en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel het gewenste volume. Hebt u de toewijzing van de uitgangen veranderd? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F3 (OUTPUT)]) (Volgens de fabrieksinstellingen wordt het geluid enkel naar de MASTER- en PHONES-uitgangen gestuurd.) Kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste uitgang (MASTER, DIR1, DIR2 of DIR3). Hebt u het MIDI-kanaal van de betreffende Part gewijzigd of uitgeschakeld? ([SETUP]-[F2 (MIDI)]) Staat er in de Channel-kolom van de pagina “OFF”, plaats hier dan de cursor op en kies met [DEC]/ [INC] of met het [VALUE]-wiel het gewenste MIDIkanaal.
Sequencer-verwante problemen
Appendix
U hoort het aan de pad toegewezen instrument niet Misschien hebt u de toewijzingen van Head en Rim omgewisseld, of misschien speelt u –zonder het te beseffen– een Rim Shot (vel en rand samen) en stuurt u de Rim-klank aan. Om de Head-klank te spelen moet u enkel op het vel slaan.
Hebt u de MIDI-kabel correct aangesloten? Om data van de TD-10 naar een extern instrument te zenden (Bulk Dump) moet u MIDI OUT/THRU van de TD-10 verbinden met MIDI IN van de externe sequencer enz. Controleer ook of de ontvangst van SysEx-commando’s in die sequencer niet is uitgeschakeld (of misschien herkent uw sequencer deze commando’s helemaal niet).
Appendix
Problemen met de pads
Bulk Dump wordt niet verzonden
TD-10 Handleiding
Display-problemen Trigger-indicators lichten op zonder dat u op de betreffende pad speelt Misschien interpreteert de pad de trillingen van een dichtbij geplaatste luidspreker e.d. als een triggersignaal. Plaats de luidspreker verder weg of monteer de pad anders. Controleer ook of de pad wel goed vastzit en of het drumstatief stabiel staat, want als dat niet het geval is, ligt de gevoeligheid voor externe trillingen uiteraard hoger.
Display is te licht of te donker De leesbaarheid van het display staat in functie van de hoek waaronder u het bekijkt en de lichtintensiteit van de omgeving waarin de TD-10 zich bevindt. Blijkt het display moeilijk leesbaar, pas dan de waarde voor [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F3 (DISPLY)] aan, of houd [KIT] ingedrukt en draai aan het [VALUE]wiel (dit is de eenvoudigste manier).
Andere problemen Als u op [PREVIEW] drukt, hoort u een patroon
Hebt u aan het betreffende trigger-nummer een patroon toegewezen? Op [PREVIEW] drukken heeft hetzelfde effect als op de overeenkomstige pad slaan, vandaar dat u in dit geval een patroon hoort (want dat is aan die pad toegewezen). Druk op [STOP] om de weergave van het patroon te stoppen.
96
Mogelijke instrument/trigger-toewijzingen
2.
Mogelijke instrument/triggertoewijzingen
1 KICK
2 3 SNARE TOM1
4 TOM2
5 TOM3
6 TOM4
7 8 9 10 HI-HAT CRASH1 CRASH2 RIDE
11 AUX1
12 AUX2
Appendix Appendix
Trigger-nummer Inst-groep \ V-KICK V-SNARE V-TOM ELEC KICK ELEC SNARE ELEC TOM1 ELEC TOM2 ELEC TOM3 ELEC TOM4 808 KICK 808 SNARE 808 TOM1 808 TOM2 808 TOM3 808 TOM4 909 KICK 909 SNARE 909 TOM1 909 TOM2 909 TOM3 909 TOM4 Other
Appendix
In de onderstaande tabel ziet u welke instrumenten u aan welke trigger-nummers kunt toewijzen. Dit is de betekenis van de gebruikte symbolen: ●: u kunt dit instrument toewijzen en van de V-EDIT mogelijkheden gebruik maken. ▲: u kunt dit instrument toewijzen, maar geen gebruik maken van de V-EDIT mogelijkheden. X: u kunt dit instrument niet toewijzen.
Opmerking: Voor instrumenten uit de ELEC-, 808- of 909-groep kunt u de combinatie van Head en Rim niet wijzigen. Opmerking: Als u twee verschillende “V”-klanken uit dezelfde instrumentgroep toewijst aan Head en Rim, gelden parameterinstellingen zoals keteldiepte, type vel enz. voor beide klanken. De ENIGE parameter die u apart voor de Rim kunt editen is de stemming van het vel.
Parameters die u apart kunt instellen voor het vel en de rand [INST]-parameters
Pitch, Decay (behalve voor “V-EDIT” klanken)
[STUDIO]-parameters
Amb Send Level (behalve voor ELEC, 808 of 909 klanken)
[CONTROL ROOM]-parameters
MIXER/Volume, MIXER/Fx Send (behalve voor ELEC, 808 of 909 klanken)
[INST]-[F4 (CTRL)-[F4 (MIDI)]-parameters
TRIGGER to PATTERN, Gate Time, Note No.
[INST]-[F4 (CTRL)]-[F3 (PATTERN)]-parameters
TRIGGER to PATTERN
97
TD-10 Handleiding
3.
Fabrieksinstellingen laden (INITIALIZE)
Hieronder laten we zien hoe u alle interne parameters opnieuw kunt instellen op de waarden die ze vanuit de fabriek hadden. Let wel: als u dat doet, gaan alle instellingen die u zelf intussen hebt gemaakt verloren. Wilt u die instellingen later nog eens gebruiken, dan moet u ze opslaan op een geheugenkaart (blz. 77) of zenden naar een externe sequencer (blz. 84), vóór u aan de onderstaande procedure begint. 1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F4 (INIT)]. U komt terecht op de SYSTEM INITIALIZE-pagina. 2) Druk op [F4 (INIT)]. Het display vraagt om bevestiging. 3) Druk op [F4 (EXEC)] om de data van de TD-10 te initialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder te initialiseren.)
Het is ook mogelijk om de fabrieksinstellingen voor individuele Drum Kits, Percussion Groups en trigger-banken op te roepen.
bron bestemming
1) Druk op [KIT]. U komt terecht op de DRUM KIT-pagina. 2) Druk op [TOOLS]-[F1 (COPY)]. U komt terecht op de COPY DRUM KIT-pagina. 3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van de Drum Kit die u wilt initialiseren, voorafgegaan door “PRESET”. 4) Druk op [F4 (COPY)]. Het display vraagt om bevestiging. 5) Druk op [F4 (EXEC)] om de data te initialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder te initialiseren.)
98
(Fout)meldingen in het display
4.
(Fout)meldingen in het display
Een aantal meldingen wordt vergezeld van de functie “ACCEPT”, toegewezen aan [F4]. Door op [F4] te drukken doet u de foutmelding verdwijnen.
BULK DATA Receiving … Please, Wait. Er worden net data ontvangen. Raak, zolang deze melding in beeld blijft, niet aan knoppen of aan een pad.
Appendix
Hieronder ziet u een overzicht van de meldingen die u in het display te zien kunt krijgen. De meeste daarvan dienen om aan te geven dat er iets misgaat. In de uitleg hieronder vertellen we wat u in dat geval moet doen.
BULK DATA Receive Completed Het datapakket (Bulk Dump) is “binnen”.
Backup Battery Low De interne batterij van de TD-10 (die de geheugens van voeding voorziet) is bijna leeg. Neem contact op met uw dealer of met de dichtstbijzijnde Rolandherstellingsdienst en laat de batterij vervangen. BACKUP NG De interne batterij is volledig leeg, zodat de interne data verloren zijn gegaan. Neem contact op met uw dealer of met de dichtstbijzijnde Roland-herstellingsdienst en laat de batterij vervangen.
Check Sum Error De Check Sum-waarde van een System Exclusivecommando was niet correct. BULK DUMP Data Transmit Completed Het zenden van een datapakket (Bulk Dump) werd voltooid. BULK DATA DEVICE ID Error De System Exclusive-data konden niet worden ontvangen omdat het Device ID-nummer niet klopt. Kies het correcte nummer (namelijk dat waarmee de data werden opgeslagen, zie blz. 84). BULK DATA Load Error Er ging iets mis tijdens de ontvangst van een datapakket. Controleer of alle MIDI-kabels correct zijn aangesloten (zie blz. 84).
Illegal Card Deze melding kan twee oorzaken hebben: 1 Misschien hebt u een geheugenkaart ingestoken die nog nooit op een TD-10 werd gebruikt. Controleer eerst of de kaart geen belangrijke data bevat die u nog voor andere instrumenten nodig hebt. Blijkt dat niet het geval te zijn, dan mag u op [F4 (ACCEPT)] drukken om naar de initialisatiepagina te gaan. Op deze pagina drukt u op [F4 (INIT)], waarna het display u om bevestiging vraagt. Wilt u de kaart daadwerkelijk initialiseren, druk dan op [F4]. Ziet u af van initialiseren, druk dan op [F1]. 2 Misschien is dit geen M-512E kaart (dat is het enige type kaart dat u op de TD-10 kunt gebruiken). MEMORY CARD Battery Low! Please Change De batterij die de geheugenkaart van voeding voorziet is bijna leeg. Vervang ze zo snel mogelijk door een nieuwe batterij (zie de handleiding van de geheugenkaart). MEMORY CARD Data Error De TD-10 heeft moeite met de data op de kaart. De data zijn mogelijk beschadigd omdat u de TD-10 hebt uitgeschakeld of de kaart hebt verwijderd terwijl er nog data werden opgeslagen. In dat geval moet u de kaart opnieuw formateren (zie blz. 77).
99
Appendix
BULK DUMP Aborted by User U hebt het zenden van een Bulk Dump onderbroken.
EXPANSION BOARD Not Ready or Unavailable Het Expansion Board is niet juist of helemaal niet geïnstalleerd (zie blz. 23).
Appendix
Empty Pattern U probeert een edit-operatie op een leeg patroon.
TD-10 Handleiding
MEMORY CARD Data Load Completed De gewenste data werden van de geheugenkaart geladen. MEMORY CARD Data Save Completed! De gewenste data werden naar de geheugenkaart gekopieerd. MEMORY CARD Not Ready Een patroon of Drum Kit vroeg data op van een geheugenkaart die niet aanwezig is. Steek de betreffende kaart in de sleuf. MEMORY CARD Write Protected. De schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is ingeschakeld, zodat er geen data kunnen worden opgeslagen. Schakel de beveiliging uit (zie blz. 77). MIDI Buffer Full Er werden te veel MIDI-data op korte tijd ontvangen, zodat de TD-10 ze niet allemaal kon verwerken. Controleer of de oorzaak niet ligt bij slechte kabelverbindingen of bij uw externe MIDI-instrument(en). MIDI Offline De MIDI-datastroom werd onderbroken (waarschijnlijk werd er een MIDI-kabel uitgetrokken). PATTERN DATA Not enough memory Het interne geheugen voor patronen zit vol. Bewaar de aanwezige patronen op een geheugenkaart (zie blz. 77) of in een extern instrument (zie blz. 84) en wis een aantal (of alle) interne patronen (zie blz. 69). SYSTEM ERROR Er is iets misgelopen met het besturingssysteem. Neem contact op met uw dealer of met de dichtstbijzijnde Roland-herstellingsdienst. SYSTEM INITIALIZE Completed! Alle data van de TD-10 werden geïnitialiseerd. No Empty Pattern Er zijn geen lege patronen meer voorhanden. Als u nieuwe patronen wilt opnemen, moet u eerst bestaande patronen wissen (zie blz. 69).
100
Over MIDI
5.
Over MIDI
5.1 MIDI-connectors
THRU
MIDI OUT
IN
Appendix
Bij het uitwisselen van MIDI-data worden drie connectors gebruikt:
Het idee achter MIDI-kanalen wordt begrijpelijk wanneer we een TV als voorbeeld nemen. Op een TV kunt u een zender (uit verschillende stations) kiezen door gewoon naar een ander kanaal over te schakelen. Dat kan omdat de informatie van een kanaal pas op het scherm verschijnt wanneer de TV (de ontvanger) op hetzelfde kanaal is afgesteld als het kanaal dat door de zender (het televisiestation) wordt gebruikt.
Appendix
MIDI staat voor Musical Instruments Digital Interface. Dit interface is gebaseerd op een internationale standaard voor de uitwisseling van digitale gegevens tussen verschillende instrumenten, waarbij die gegevens beschrijven wat er wordt gespeeld of welke veranderingen er aan klanken worden aangebracht. Alle MIDI-compatibele apparaten kunnen nagenoeg dezelfde data uitwisselen, ongeacht om welk merk of type het gaat. Elk aspect (Event) van het muziekmaken wordt door MIDI vertaald in commando’s. Terwijl een instrument wordt bespeeld, worden MIDI-gegevens verstuurd die beschrijven wat er gebeurt. Wanneer deze stroom MIDI-informatie door een ander instrument wordt ontvangen, kan dit instrument ze spelen, alsof u het instrument rechtstreeks bespeelt.
De kabel van de antenne draagt de TV-signalen van heel wat stations. Station A
MIDI IN
Ontvangt gegevens van een ander MIDI-instrument (klavier, sequencer enz.) om klanken van de TD-10 aan te sturen, instellingen te wijzigen enz.
MIDI THRU
Zendt alles wat via MIDI IN wordt ontvangen opnieuw uit (als de Soft Thrufunctie is ingeschakeld). Zie ook “MIDI-functies” op blz. 84 en “TD-10 en Roland SPD-11” op blz. 86. De TD-10 heeft een gecombineerde OUT/ THRU-connector, die bij levering fungeert als MIDI OUT.
Station C Door een kanaal op uw TV te kiezen bepaalt u naar welk station u wilt kijken.
Er zijn 16 MIDI-kanalen (1~16). MIDI-data worden verzonden zodra een muziekinstrument (de ontvanger) op hetzelfde kanaal is ingesteld als de zender (een ander MIDI-apparaat). Bijvoorbeeld: in de eerste afbeelding hieronder produceert enkel module A geluid wanneer u op het klavier speelt, terwijl B niets doet aangezien zijn ontvangstkanaal niet gelijk is aan het zendkanaal van het MIDI-klavier. In de tweede afbeelding is het net omgekeerd. MIDI OUT
MIDI IN
Zendkanaal: 1, 2
MIDI THRU
Ontvangstkanaal: 1
Module A
5.2 MIDI-kanalen en multitimbrale klankbronnen MIDI laat u toe één enkele kabel te gebruiken waarmee u gelijktijdig verschillende sets informatie naar verschillende MIDI-apparaten kunt versturen. Dit is mogelijk omdat MIDI met meerdere kanalen tegelijk kan werken.
Ontvangstkanaal: 2
MIDI-klavier
MIDI IN
Module B
De TD-10 kan vier verschillende partijen met een andere klank weergeven. Klankmodules die verschillende klanken voor verschillende MIDI-kanalen kunnen weergeven noemen we multitimbrale klankmodules.
101
Appendix
MIDI OUT
Zendt gegevens van de pads of de interne sequencer van de TD-10, maar ook klankdata die in een externe sequencer kunnen worden opgeslagen.
Station B
TD-10 Handleiding
5.3 Werking van de sequencer Een sequencer is een electronisch muziekinstrument dat opneemt en weergeeft wat u speelt op een ander electronisch muziekinstrument. “Opnemen” betekent in dit geval dat de sequencer onthoudt welke noten u speelt, hoe lang u ze aanhoudt, hoe hard u aanslaat en welke speelhulpen u gebruikt. De TD-10 bevat een ingebouwde sequencer met 50 voorgeprogrammeerde patronen en de mogelijkheid om uw eigen patronen op te nemen. Externe klankbron
TD-10 Pattern 1 - 100 Part 1
MIDI-klavier Pad
Part 2 Bass Part Drum Part
Interne klankbron
Tijdens de weergave worden de data, die met de sequencer zijn opgenomen, naar de klankbron gezonden en door deze laatste weergegeven. Zoals u in de bovenstaande afbeelding kunt zien, wordt ieder spoor naar een eigen Part gezonden: spoor 1 stuurt Part 1 aan, spoor 2 gaat naar Part 2 enz. Tijdens de opname wordt de informatie van de pads of het MIDI-klavier naar de sequencer gezonden en van daaruit naar de klankmodule, zodat u ook tijdens de opname kunt horen wat u speelt! De TD-10 werkt verder met zogenaamde slagwerkgroepen (Percussion Groups), waarmee u een verdeling kunt opslaan voor 60 klanken. Deze klanken kunt u via MIDI aansturen, ter aanvulling op de instrumenten van de Drum Kit. Wat de interne sequencer betreft: de klanken van een slagwerkgroep kunt u opnemen op het drumspoor (waar ook de informatie van de pads op terechtkomt).
102
Contactmicrofoons gebruiken
6.
Contactmicrofoons gebruiken
1) Bevestig de contactmicrofoon op de trommel.
Floor tom
TRIGGER INPUT
Kick
1
Snare
2
Tom tom
3~6
3) Maak de nodige instellingen op de TD-10. Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F1 (BANK)] om naar de relevante pagina te gaan. Plaats vervolgens de cursor op het trigger-nummer waarvoor u instellingen wilt maken en stel met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarden in:
4) Als u op een trommel slaat, zou u nu iets moeten horen. Werkt het niet naar behoren, probeer dan de contactmicrofoon te verplaatsen, of zie “Volgorde van deze parameters bij gebruik van contactmicro’s (drum-triggers)” op blz. 76. Opmerking: Zorg dat de kabel van de contactmicrofoon niet aan de rand of de ketel van een trommel raakt, want dan loopt u het risico dat er externe trillingen mee worden opgenomen.
Zorg dat de kabel niet aan de rand raakt.
Trommel
Waar installeert u de microfoon?
Kick
Op het bovenvel (5~10 cm van de rand)
Snare
Op het bovenvel (2~3 cm van de rand)
Tom tom
Op de ketelrand (naast een spanblok, ongeveer 1 cm van de rand van het vel).
Floor tom
Op de ketelrand (naast een spanblok, ongeveer 1 cm van de rand van het vel).
Opmerking: We bevelen u met klem aan de basdrum en de Snare te dempen. Gebruikt u een ringvormige demper, snij dan een deel van de ring weg, zodat u de contactmicrofoon rechtstreeks op het vel kunt monteren. Opmerking: Hoe u de verhouding tussen slagkracht en geproduceerd volume verder kunt afregelen leest u onder “Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC)” op blz. 73.
Opmerking: Als blijkt dat een contactmicrofoon op een tom te weinig signaal geeft, bevestig hem dan op het vel.
103
Appendix
Kick
Tom
Trommel
Appendix
Snare
2) Verbind de contactmicrofoon via een monogeluidskabel met een TRIGGER INPUT van de TD-10.
Appendix
Als u de TD-10 wilt aansturen met een akoestisch drumstel, moet u dat drumstel voorzien van contactmicrofoons (drum triggers). Hieronder laten we zien hoe u TSC-10 contactmicrofoons (los verkrijgbaar) op uw trommels moet aanbrengen.
TD-10 Handleiding
7.
Overzicht van de Presets
7.1 Drum Kits Nr.
Naam
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
StudioV BigRock Tight JazzSizl SuperBwl Freak'n OldScool TexMex GroovIn BtDelayy LatinSet Orch Set BrasRing TR-808 TR-909 Dr Spin Memphis Cartoon KornBall X-Stick BIG Band lowFI CarTUNE Natural Dirty
*1 *2
104
Percussion Group 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 1
Opmerking
*1 *2
*2 *2
*2
No.
Naam
26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Far East SnareBuz HEAVy NextDoor Latin 3D Vintage MIDIbrsh SockHop Woody GoFigure 70'sRock Brushes Electro Rock Analog Fusion Jazz SLAPBACK COMpress LivnRoom KitCopy1 KitCopy2 KitCopy3 KitCopy4 KitCopy5
Percussion Goup 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Opmerking
*1 *2 *2
Is bedoeld voor het gebruik van Brushes. Kit die “#” klanken (zie verderop) gebruikt. Voor dit soort klanken duurt het iets langer voordat de volgende Kit helemaal geladen is.
Overzicht van de Presets
7.2 Drum-instrumenten | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |
Nr. . .Instrument. . . . . . .Groep. . Opmerkingen 92 . . .Medium2S . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 93 . .Med2RimS . . . . . . .V-SNARE 94 . .Medium3S . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 95 . .Med3RimS . . . . . . .V-SNARE 96 . .Medium4S . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 97 . .Med4RimS . . . . . . .V-SNARE 98 . .Fat1 S . . . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 99 . .Fat1RimS . . . . . . . .V-SNARE 100 . .Fat2 S . . . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 101 . .Fat2RimS . . . . . . . .V-SNARE 102 . .AcusticS . . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 103 . .AcusRimS . . . . . . . .V-SNARE 104 . .VintageS . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 105 . .VntgRimS. . . . . . . .V-SNARE 106 . .Maple1 S . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 107 . .Mpl1RimS . . . . . . .V-SNARE 108 . .Jazz S . . . . . . . . . .V-SNARE . . . . . . . . . *2 109 . .JazzRimS . . . . . . . .V-SNARE 110 . .Elec S . . . . . . . . . .ELEC SNARE. . . . . . . . # 111 . .TR808 S . . . . . . . . .TR808 SNARE. . . . . . . # 112 . .TR909 S . . . . . . . . .TR909 SNARE. . . . . . . # 113 . .Brush1 S . . . . . . . . .SNARE . . . . . . . . . . . *1 114 . .Brush2 S . . . . . . . . .SNARE . . . . . . . . . . . *1 115 . .BrshTmbS. . . . . . . .SNARE . . . . . . . . . . . *1 116 . .MIDIBr1S . . . . . . . .SNARE 117 . .MIDIBr2S . . . . . . . .SNARE 118 . .Ballad S . . . . . . . . .SNARE 119 . .Ring S. . . . . . . . . .SNARE 120 . .RingRimS . . . . . . . .SNARE 121 . .13" S . . . . . . . . . .SNARE 122 . .13" RimS . . . . . . . .SNARE 123 . .Rock S . . . . . . . . .SNARE 124 . .RockRimS . . . . . . . .SNARE 125 . .TD7MpleS . . . . . . .SNARE 126 . .TDMplRmS. . . . . . .SNARE 127 . .R8MapleS. . . . . . . .SNARE 128 . .R8MplRmS . . . . . . .SNARE 129 . .Funk S . . . . . . . . .SNARE 130 . .FunkRimS. . . . . . . .SNARE 131 . .Bop S. . . . . . . . . .SNARE 132 . .Bop RimS . . . . . . . .SNARE 133 . .Bronze S. . . . . . . . .SNARE 134 . .BrnzRimS . . . . . . . .SNARE 135 . .Picolo4S . . . . . . . . .SNARE 136 . .Pco4RimS . . . . . . . .SNARE 137 . .Picolo5S . . . . . . . . .SNARE 138 . .Pco5RimS . . . . . . . .SNARE 139 . .Picolo6S . . . . . . . . .SNARE 140 . .Pco6RimS . . . . . . . .SNARE 141 . .Medium5S . . . . . . .SNARE 142 . .Med5RimS . . . . . . .SNARE 143 . .Medium6S . . . . . . .SNARE 144 . .Med6RimS . . . . . . .SNARE 145 . .Medium7S . . . . . . .SNARE 146 . .Med7RimS . . . . . . .SNARE 147 . .Medium8S . . . . . . .SNARE 148 . .Med8RimS . . . . . . .SNARE 149 . .Fat3 S . . . . . . . . . .SNARE 150 . .Fat3RimS . . . . . . . .SNARE 151 . .Fat4 S . . . . . . . . . .SNARE 152 . .Fat4RimS . . . . . . . .SNARE 153 . .Fat5 S . . . . . . . . . .SNARE 154 . .Fat5RimS . . . . . . . .SNARE 155 . .DynamicS . . . . . . . .SNARE 156 . .DynmcRmS. . . . . . .SNARE 157 . .Roll S . . . . . . . . . .SNARE 158 . .Buzz S . . . . . . . . .SNARE 159 . .NoSnareS . . . . . . . .SNARE 160 . .Dopin1 S . . . . . . . .SNARE 161 . .Dopin2 S . . . . . . . .SNARE 162 . .Reggae S . . . . . . . .SNARE 163 . .HrdNoizS . . . . . . . .SNARE 164 . .Cruddy S . . . . . . . .SNARE 165 . .Dance1 S . . . . . . . .SNARE 166 . .Dance2 S . . . . . . . .SNARE 167 . .Anvil S. . . . . . . . . .SNARE 168 . .House S . . . . . . . . .SNARE 169 . .HousDpnS . . . . . . .SNARE 170 . .HipHop S . . . . . . . .SNARE 171 . .Real808S . . . . . . . .SNARE 172 . .Real909S . . . . . . . .SNARE 173 . .Chu-Hi S . . . . . . . . .SNARE 174 . .Clap! S. . . . . . . . . .SNARE 175 . .R70Pwr S . . . . . . . .SNARE 176 . .Whack S . . . . . . . .SNARE 177 . .CrsStk 1 . . . . . . . . .SNARE 178 . .CrsStk 2 . . . . . . . . .SNARE 179 . .CrsStk 3 . . . . . . . . .SNARE 180 . .CrsStk 4 . . . . . . . . .SNARE 181 . .CrsStk 5 . . . . . . . . .SNARE 182 . .CrsStk 6 . . . . . . . . .SNARE
| | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |
Nr. . . Instrument . . . . . . Groep . .Opmerkingen 183. . 808Crstk . . . . . . . . SNARE 184. . Fibre T1 . . . . . . . . . V-TOM 185. . Fibre T2 . . . . . . . . . V-TOM 186. . Fibre T3 . . . . . . . . . V-TOM 187. . Fibre T4 . . . . . . . . . V-TOM 188. . Dry T1 . . . . . . . . . V-TOM 189. . Dry T2 . . . . . . . . . V-TOM 190. . Dry T3 . . . . . . . . . V-TOM 191. . Dry T4 . . . . . . . . . V-TOM 192. . NaturlT1 . . . . . . . . V-TOM 193. . NaturlT2 . . . . . . . . V-TOM 194. . NaturlT3 . . . . . . . . V-TOM 195. . NaturlT4 . . . . . . . . V-TOM 196. . StudioT1 . . . . . . . . V-TOM 197. . StudioT2 . . . . . . . . V-TOM 198. . StudioT3 . . . . . . . . V-TOM 199. . StudioT4 . . . . . . . . V-TOM 200. . Maple T1. . . . . . . . V-TOM 201. . Maple T2. . . . . . . . V-TOM 202. . Maple T3. . . . . . . . V-TOM 203. . Maple T4. . . . . . . . V-TOM 204. . Jazz T1 . . . . . . . . . V-TOM 205. . Jazz T2 . . . . . . . . . V-TOM 206. . Jazz T3 . . . . . . . . . V-TOM 207. . Jazz T4 . . . . . . . . . V-TOM 208. . Buzz T1 . . . . . . . . V-TOM 209. . Buzz T2 . . . . . . . . V-TOM 210. . Buzz T3 . . . . . . . . V-TOM 211. . Buzz T4 . . . . . . . . V-TOM 212. . Slap T1 . . . . . . . . . V-TOM 213. . Slap T2 . . . . . . . . . V-TOM 214. . Slap T3 . . . . . . . . . V-TOM 215. . Slap T4 . . . . . . . . . V-TOM 216. . Rock T1 . . . . . . . . V-TOM 217. . Rock T2 . . . . . . . . V-TOM 218. . Rock T3 . . . . . . . . V-TOM 219. . Rock T4 . . . . . . . . V-TOM 220. . Room T1. . . . . . . . V-TOM 221. . Room T2. . . . . . . . V-TOM 222. . Room T3. . . . . . . . V-TOM 223. . Room T4. . . . . . . . V-TOM 224. . Big T1 . . . . . . . . . V-TOM 225. . Big T2 . . . . . . . . . V-TOM 226. . Big T3 . . . . . . . . . V-TOM 227. . Big T4 . . . . . . . . . V-TOM 228. . Punch T1 . . . . . . . . V-TOM 229. . Punch T2 . . . . . . . . V-TOM 230. . Punch T3 . . . . . . . . V-TOM 231. . Punch T4 . . . . . . . . V-TOM 232. . Brsh1 T1 . . . . . . . . V-TOM 233. . Brsh1 T2 . . . . . . . . V-TOM 234. . Brsh1 T3 . . . . . . . . V-TOM 235. . Brsh1 T4 . . . . . . . . V-TOM 236. . Brsh2 T1 . . . . . . . . V-TOM 237. . Brsh2 T2 . . . . . . . . V-TOM 238. . Brsh2 T3 . . . . . . . . V-TOM 239. . Brsh2 T4 . . . . . . . . V-TOM 240. . Oak T1. . . . . . . . . V-TOM 241. . Oak T2. . . . . . . . . V-TOM 242. . Oak T3. . . . . . . . . V-TOM 243. . Oak T4. . . . . . . . . V-TOM 244. . VintgeT1 . . . . . . . . V-TOM 245. . VintgeT2 . . . . . . . . V-TOM 246. . VintgeT3 . . . . . . . . V-TOM 247. . VintgeT4 . . . . . . . . V-TOM 248. . Dark T1 . . . . . . . . V-TOM 249. . Dark T2 . . . . . . . . V-TOM 250. . Dark T3 . . . . . . . . V-TOM 251. . Dark T4 . . . . . . . . V-TOM 252. . FusionT1 . . . . . . . . V-TOM 253. . FusionT2 . . . . . . . . V-TOM 254. . FusionT3 . . . . . . . . V-TOM 255. . FusionT4 . . . . . . . . V-TOM 256. . AttackT1 . . . . . . . . V-TOM 257. . AttackT2 . . . . . . . . V-TOM 258. . AttackT3 . . . . . . . . V-TOM 259. . AttackT4 . . . . . . . . V-TOM 260. . Hall T1 . . . . . . . . . V-TOM 261. . Hall T2 . . . . . . . . . V-TOM 262. . Hall T3 . . . . . . . . . V-TOM 263. . Hall T4 . . . . . . . . . V-TOM 264. . Birch T1 . . . . . . . . . V-TOM 265. . Birch T2 . . . . . . . . . V-TOM 266. . Birch T3 . . . . . . . . . V-TOM 267. . Birch T4 . . . . . . . . . V-TOM 268. . Beech T1 . . . . . . . . V-TOM 269. . Beech T2 . . . . . . . . V-TOM 270. . Beech T3 . . . . . . . . V-TOM 271. . Beech T4 . . . . . . . . V-TOM 272. . Micro T1 . . . . . . . . V-TOM 273. . Micro T2 . . . . . . . . V-TOM
| | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |
Nr. . . 274 . 275 . 276 . 277 . 278 . 279 . 280 . 281 . 282 . 283 . 284 . 285 . 286 . 287 . 288 . 289 . 290 . 291 . 292 . 293 . 294 . 295 . 296 . 297 . 298 . 299 . 300 . 301 . 302 . 303 . 304 . 305 . 306 . 307 . 308 . 309 . 310 . 311 . 312 . 313 . 314 . 315 . 316 . 317 . 318 . 319 . 320 . 321 . 322 . 323 . 324 . 325 . 326 . 327 . 328 . 329 . 330 . 331 . 332 . 333 . 334 . 335 . 336 . 337 . 338 . 339 . 340 . 341 . 342 . 343 . 344 . 345 . 346 . 347 . 348 . 349 . 350 . 351 . 352 . 353 . 354 . 355 . 356 . 357 . 358 . 359 . 360 . 361 . 362 . 363 . 364 .
Instrument . . . . . . Micro T3 . . . . . . . . Micro T4 . . . . . . . . Hand T1. . . . . . . . Hand T2. . . . . . . . Hand T3. . . . . . . . Hand T4. . . . . . . . Bend T1 . . . . . . . . Bend T2 . . . . . . . . Bend T3 . . . . . . . . Bend T4 . . . . . . . . Bowl T1 . . . . . . . . Bowl T2 . . . . . . . . Bowl T3 . . . . . . . . Bowl T4 . . . . . . . . Dirty T1. . . . . . . . . Dirty T2. . . . . . . . . Dirty T3. . . . . . . . . Dirty T4. . . . . . . . . Space T1 . . . . . . . . Space T2 . . . . . . . . Space T3 . . . . . . . . Space T4 . . . . . . . . AnalogT1 . . . . . . . AnalogT2 . . . . . . . AnalogT3 . . . . . . . AnalogT4 . . . . . . . Noise T1 . . . . . . . . Noise T2 . . . . . . . . Noise T3 . . . . . . . . Noise T4 . . . . . . . . Elec T1 . . . . . . . . . Elec T2 . . . . . . . . . Elec T3 . . . . . . . . . Elec T4 . . . . . . . . . TR808 T1. . . . . . . . TR808 T2. . . . . . . . TR808 T3. . . . . . . . TR808 T4. . . . . . . . TR909 T1. . . . . . . . TR909 T2. . . . . . . . TR909 T3. . . . . . . . TR909 T4. . . . . . . . Pure HH . . . . . . . . BrightHH . . . . . . . Jazz HH . . . . . . . . Thin HH . . . . . . . . Pop HH . . . . . . . . Heavy HH . . . . . . . Dark HH. . . . . . . . Light HH . . . . . . . . 12" HH . . . . . . . . 13" HH . . . . . . . . 14" HH . . . . . . . . 15" HH . . . . . . . . HandC HH . . . . . . Brush1HH . . . . . . . Brush2HH . . . . . . . SizzleHH . . . . . . . . TambrnHH . . . . . . MaracsHH. . . . . . . TR808 HH . . . . . . . TR909 HH . . . . . . . CR78 HH . . . . . . . Mtl808HH. . . . . . . Mtl909HH. . . . . . . Mtl78 HH . . . . . . . Med16 Cr . . . . . . . Med18 Cr . . . . . . . Quik16Cr . . . . . . . Quik18Cr . . . . . . . Dark16Cr . . . . . . . Dark18Cr . . . . . . . Rock16Cr . . . . . . . Rock18Cr . . . . . . . Brsh1 Cr . . . . . . . . Brsh2 Cr . . . . . . . . SzlBr Cr . . . . . . . . . Swell Cr . . . . . . . . Splsh 8 . . . . . . . . . Splsh10 . . . . . . . . . Splsh12 . . . . . . . . . HdSpl 8 . . . . . . . . . HdSpl10 . . . . . . . . DkSpl10 . . . . . . . . China10 . . . . . . . . China12 . . . . . . . . China18 . . . . . . . . China20 . . . . . . . . SzlChina . . . . . . . . SwlChina . . . . . . . PgyzBack . . . . . . .
Groep . . Opmerkingen V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM V-TOM ELEC TOM1. . . . . . . . .# ELEC TOM2. . . . . . . . .# ELEC TOM3. . . . . . . . .# ELEC TOM4. . . . . . . . .# TR808 TOM1 . . . . . . .# TR808 TOM2 . . . . . . .# TR808 TOM3 . . . . . . .# TR808 TOM4 . . . . . . .# TR909 TOM1 . . . . . . .# TR909 TOM2 . . . . . . .# TR909 TOM3 . . . . . . .# TR909 TOM4 . . . . . . .# HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT HI-HAT CRASH CRASH CRASH CRASH CRASH CRASH CRASH CRASH CRASH CRASH CRASH CRASH "CRASH "CRASH "CRASH "CRASH "CRASH "CRASH "CRASH "CRASH "CRASH "CRASH CRASH CRASH CRASH
| | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |
105
Appendix
Groep . . Opmerkingen V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK V-KICK ELEC KICK. . . . . . . . . .# TR808 KICK. . . . . . . . .# TR909 KICK. . . . . . . . .# V-SNARE. . . . . . . . . .*2 V-SNARE V-SNARE. . . . . . . . . .*2 V-SNARE V-SNARE. . . . . . . . . .*2 V-SNARE V-SNARE. . . . . . . . . .*2 V-SNARE
Appendix
Instrument . . . . . . VintageK . . . . . . . 26"DeepK. . . . . . . ThickHdK . . . . . . . Round K . . . . . . . Medium K . . . . . . BigRoomK . . . . . . Big K . . . . . . . . . BigLow K . . . . . . . Studio1K. . . . . . . . Studio2K. . . . . . . . Studio3K. . . . . . . . Studio4K. . . . . . . . Studio5K. . . . . . . . Studio6K. . . . . . . . Studio7K. . . . . . . . Studio8K. . . . . . . . Room 1 K . . . . . . . Room 2 K . . . . . . . Room 3 K . . . . . . . Room 4 K . . . . . . . Room 5 K . . . . . . . Room 6 K . . . . . . . Solid1 K . . . . . . . . Solid2 K . . . . . . . . Jazz 1 K . . . . . . . . Jazz 2 K . . . . . . . . 18"JazzK . . . . . . . BrshHitK . . . . . . . . Wood 1 K . . . . . . . Wood 2 K . . . . . . . Wood 3 K . . . . . . . Maple1 K . . . . . . . Maple2 K . . . . . . . Oak K. . . . . . . . . Birch K . . . . . . . . . RoseWodK . . . . . . OnePly K. . . . . . . . WdBeatrK. . . . . . . TakaokaK . . . . . . . Oyster K . . . . . . . . Open K . . . . . . . . 26"HardK . . . . . . . Dry K . . . . . . . . . DryMed K . . . . . . . DryHardK . . . . . . . DeepDryK. . . . . . . Fusion K . . . . . . . . Meat K . . . . . . . . SandBagK. . . . . . . BsktBalK . . . . . . . . MondVrbK . . . . . . Sizzle K . . . . . . . . . NailHitK . . . . . . . . Box K . . . . . . . . . Dance K . . . . . . . . House K . . . . . . . . Pillow K . . . . . . . . Rap K . . . . . . . . . Hard808K . . . . . . . Boom808K . . . . . . Noiz808K . . . . . . . Real909K . . . . . . . Wood909K . . . . . . 909HdAtK. . . . . . . ElephntK . . . . . . . Cattle K . . . . . . . . Giant K . . . . . . . . Door K . . . . . . . . Punch K . . . . . . . . MachineK . . . . . . . Broken K . . . . . . . BendUp K . . . . . . . HrdNoizK . . . . . . . Trip K . . . . . . . . . Splat K . . . . . . . . . Scrach1K. . . . . . . . Scrach2K. . . . . . . . Hi-Q K. . . . . . . . . Space K . . . . . . . . SynBassK. . . . . . . . Elec K . . . . . . . . . TR808 K . . . . . . . . TR909 K . . . . . . . . Picolo1S . . . . . . . . Pco1RimS . . . . . . . Picolo2S . . . . . . . . Pco2RimS . . . . . . . Picolo3S . . . . . . . . Pco3RimS . . . . . . . Medium1S . . . . . . Med1RimS . . . . . .
Appendix
Nr. . . 1 ... 2 ... 3 ... 4 ... 5 ... 6 ... 7 ... 8 ... 9 ... 10 . . 11 . . 12 . . 13 . . 14 . . 15 . . 16 . . 17 . . 18 . . 19 . . 20 . . 21 . . 22 . . 23 . . 24 . . 25 . . 26 . . 27 . . 28 . . 29 . . 30 . . 31 . . 32 . . 33 . . 34 . . 35 . . 36 . . 37 . . 38 . . 39 . . 40 . . 41 . . 42 . . 43 . . 44 . . 45 . . 46 . . 47 . . 48 . . 49 . . 50 . . 51 . . 52 . . 53 . . 54 . . 55 . . 56 . . 57 . . 58 . . 59 . . 60 . . 61 . . 62 . . 63 . . 64 . . 65 . . 66 . . 67 . . 68 . . 69 . . 70 . . 71 . . 72 . . 73 . . 74 . . 75 . . 76 . . 77 . . 78 . . 79 . . 80 . . 81 . . 82 . . 83 . . 84 . . 85 . . 86 . . 87 . . 88 . . 89 . . 90 . . 91 . .
TD-10 Handleiding
Nr. . .Instrument. . . . . . .Groep. . Opmerkingen 365 . .PgyCrsh1 . . . . . . . .CRASH 366 . .PgyCrsh2 . . . . . . . .CRASH 367 . .PgyCrsh3 . . . . . . . .CRASH 368 . .PgyCrsh4 . . . . . . . .CRASH 369 . .PgyCrsh5 . . . . . . . .CRASH 370 . .PgyCrsh6 . . . . . . . .CRASH 371 . .PgSplsh1 . . . . . . . .CRASH 372 . .PgSplsh2 . . . . . . . .CRASH 373 . .PhaseCym . . . . . . .CRASH 374 . .Jazz Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 375 . .Jazz RdB. . . . . . . . .RIDE 376 . .Jazz RdX . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 377 . .Pop Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 378 . .Pop RdB . . . . . . . .RIDE 379 . .Pop RdX . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 380 . .Rock Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 381 . .Rock RdB . . . . . . . .RIDE 382 . .Rock RdX . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 383 . .Lite Rd . . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 384 . .Lite RdB . . . . . . . . .RIDE 385 . .Lite RdX . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 386 . .Quick Rd . . . . . . . .RIDE 387 . .Brsh1 Rd. . . . . . . . .RIDE 388 . .Brsh2 Rd. . . . . . . . .RIDE 389 . .SzlBr Rd . . . . . . . . .RIDE 390 . .Szl1 Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 391 . .Szl1 RdB . . . . . . . . .RIDE 392 . .Szl1 RdX. . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 393 . .Szl2 Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 394 . .Szl2 RdB . . . . . . . . .RIDE 395 . .Szl2 RdX. . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 396 . .Szl3 Rd . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 397 . .Szl3 RdB . . . . . . . . .RIDE 398 . .Szl3 RdX. . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 399 . .Szl4 Rd . . . . . . . . .RIDE. . . . . . . . . . . . . . . . 400 . .Pgy Rd1 . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 401 . .Pgy Rd1B . . . . . . . .RIDE. . . . . . . . . . . . . . . . 402 . .Pgy Rd1X . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 403 . .Pgy Rd2 . . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 404 . .Pgy Rd2B . . . . . . . .RIDE 405 . .Pgy Rd2X . . . . . . . .RIDE . . . . . . . . . . . . . *2 406 . .Cowbell1 . . . . . . . .PERCUSSION 407 . .Cowbell2 . . . . . . . .PERCUSSION 408 . .CowblDuo . . . . . . .PERCUSSION 409 . .Tambrn 1 . . . . . . . .PERCUSSION 410 . .Tambrn 2 . . . . . . . .PERCUSSION 411 . .Tambrn 3 . . . . . . . .PERCUSSION 412 . .CongaHMt . . . . . . .PERCUSSION 413 . .CongaHOp. . . . . . .PERCUSSION 414 . .CongaHSl . . . . . . . .PERCUSSION 415 . .CongaMMt . . . . . .PERCUSSION 416 . .CongaMOp . . . . . .PERCUSSION 417 . .CongaMSl . . . . . . .PERCUSSION 418 . .CongaLMt . . . . . . .PERCUSSION 419 . .CongaLOp . . . . . . .PERCUSSION 420 . .CongaLSl . . . . . . . .PERCUSSION 421 . .BongoHMt. . . . . . .PERCUSSION 422 . .BongoHOp. . . . . . .PERCUSSION 423 . .BongoHSl. . . . . . . .PERCUSSION
| | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |
Nr. . . Instrument . . . . . . Groep . .Opmerkingen 424. . BongoLMt. . . . . . . PERCUSSION 425. . BongoLOp. . . . . . . PERCUSSION 426. . BongoLSl. . . . . . . . PERCUSSION 427. . Timbal1H. . . . . . . . PERCUSSION 428. . Timbal1L . . . . . . . . PERCUSSION 429. . Timbal2H. . . . . . . . PERCUSSION 430. . Timbal2L . . . . . . . . PERCUSSION 431. . VibraSlp. . . . . . . . . PERCUSSION 432. . Maracas. . . . . . . . . PERCUSSION 433. . Shaker . . . . . . . . . . PERCUSSION 434. . Claves . . . . . . . . . . PERCUSSION 435. . CabasUp . . . . . . . . PERCUSSION 436. . CabasDwn. . . . . . . PERCUSSION 437. . PandroMt . . . . . . . PERCUSSION 438. . PandroOp . . . . . . . PERCUSSION 439. . PandroSl . . . . . . . . PERCUSSION 440. . SurdoHMt . . . . . . . PERCUSSION 441. . SurdoHOp . . . . . . . PERCUSSION 442. . SurdoLMt . . . . . . . PERCUSSION 443. . SurdoLOp . . . . . . . PERCUSSION 444. . WhislLng . . . . . . . . PERCUSSION 445. . WhislSht . . . . . . . . PERCUSSION 446. . Agogo H . . . . . . . . PERCUSSION 447. . Agogo L . . . . . . . . PERCUSSION 448. . GiroLng1 . . . . . . . . PERCUSSION 449. . GuiroSht . . . . . . . . PERCUSSION 450. . GiroLng2 . . . . . . . . PERCUSSION 451. . CuicaMt1. . . . . . . . PERCUSSION 452. . CuicaOpn . . . . . . . PERCUSSION 453. . CuicaLow. . . . . . . . PERCUSSION 454. . CuicaMt2. . . . . . . . PERCUSSION 455. . ConcrtBD. . . . . . . . PERCUSSION 456. . Timpani. . . . . . . . . PERCUSSION 457. . TmpHndMt . . . . . . PERCUSSION 458. . MuteTimp . . . . . . . PERCUSSION 459. . Hand Cym . . . . . . . PERCUSSION 460. . Castanet . . . . . . . . PERCUSSION 461. . TringlOp . . . . . . . . PERCUSSION 462. . TringlMt . . . . . . . . PERCUSSION 463. . WdBlockH . . . . . . . PERCUSSION 464. . WdBlockL . . . . . . . PERCUSSION 465. . Sleibell. . . . . . . . . . PERCUSSION 466. . TablaNa. . . . . . . . . PERCUSSION 467. . TablaTin . . . . . . . . PERCUSSION 468. . TablaTun. . . . . . . . PERCUSSION 469. . TablaTe . . . . . . . . . PERCUSSION 470. . TablaTi . . . . . . . . . PERCUSSION 471. . BayaGe . . . . . . . . . PERCUSSION 472. . BayaKa . . . . . . . . . PERCUSSION 473. . BayaGin. . . . . . . . . PERCUSSION 474. . BayaSl . . . . . . . . . . PERCUSSION 475. . TlkinDrm . . . . . . . . PERCUSSION 476. . BellTree. . . . . . . . . PERCUSSION 477. . BendGong. . . . . . . PERCUSSION 478. . TinyGong . . . . . . . PERCUSSION 479. . Gong . . . . . . . . . . . PERCUSSION 480. . TemplBel. . . . . . . . PERCUSSION 481. . Taiko . . . . . . . . . . . PERCUSSION 482. . Caxixi. . . . . . . . . . . PERCUSSION
| | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |
Nr. . . 483 . 484 . 485 . 486 . 487 . 488 . 489 . 490 . 491 . 492 . 493 . 494 . 495 . 496 . 497 . 498 . 499 . 500 . 501 . 502 . 503 . 504 . 505 . 506 . 507 . 508 . 509 . 510 . 511 . 512 . 513 . 514 . 515 . 516 . 517 . 518 . 519 . 520 . 521 . 522 . 523 . 524 . 525 . 526 . 527 . 528 . 529 . 530 . 531 . 532 . 533 . 534 . 535 . 536 . 537 . 538 . 539 . 540 . 541 .
Instrument . . . . . . Kalimba . . . . . . . . SteelDrm . . . . . . . Glcknspl . . . . . . . . Vibraphn . . . . . . . Marimba . . . . . . . Xylophon . . . . . . . Tublrbel . . . . . . . . Celesta . . . . . . . . . 808Clap . . . . . . . . 808Cwbl1 . . . . . . . 808Cwbl2 . . . . . . . 808Marcs . . . . . . . 808Clavs . . . . . . . . 808CongH . . . . . . 808CongM . . . . . . 808CongL . . . . . . . 78 Cowbl . . . . . . . 78 Guiro . . . . . . . . 78 Marcs . . . . . . . . 78 MBeat . . . . . . . 78 Tmbrn . . . . . . . AirDrive . . . . . . . . Burt. . . . . . . . . . . . Biwa . . . . . . . . . . . Boing1 . . . . . . . . . RvsBoin1. . . . . . . . Boing2 . . . . . . . . . RvsBoin2. . . . . . . . Bounce . . . . . . . . . CarDoor . . . . . . . . CarHorn . . . . . . . . Glass . . . . . . . . . . . Hammer . . . . . . . . Hi-Q . . . . . . . . . . . MtlNoise. . . . . . . . MtlPhase . . . . . . . Orch Hit . . . . . . . . OnKey. . . . . . . . . . Punch . . . . . . . . . . TapeStop . . . . . . . RvsTStop. . . . . . . . TechTamb. . . . . . . TechNoiz . . . . . . . AfStmp . . . . . . . . . Barrel . . . . . . . . . . ChinaDuo . . . . . . . Ou! . . . . . . . . . . . . Ou! Up . . . . . . . . . Nope! . . . . . . . . . . Snaps . . . . . . . . . . Scrach 1 . . . . . . . . Scrach 2 . . . . . . . . Scrach 3 . . . . . . . . Scrach 4 . . . . . . . . Scrach 5 . . . . . . . . Gt Slide. . . . . . . . . RvsGtSld . . . . . . . . GtScrach . . . . . . . . RvsGtScr . . . . . . . .
Groep . . Opmerkingen PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION PERCUSSION OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER OTHER
| | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |
Nr. . .Instrument. . . . . . .Groep. . Opmerkingen | 542 . .BsSlide . . . . . . . . . .OTHER | 543 . .RvsBSlid . . . . . . . . .OTHER | 544 . .WahGtDw1 . . . . . .OTHER | 545 . .WahGtUp1. . . . . . .OTHER | 546 . .WahGtDw2 . . . . . .OTHER | 547 . .WahGtUp2. . . . . . .OTHER | 548 . .CutGtDwn . . . . . . .OTHER | 549 . .CutGtUp. . . . . . . . .OTHER | 550 . .Chord 1 . . . . . . . . .OTHER | 551 . .Chord 2 . . . . . . . . .OTHER | 552 . .Chord 3 . . . . . . . . .OTHER | 553 . .BrsFall1 . . . . . . . . .OTHER | 554 . .BrsFall2 . . . . . . . . .OTHER | 555 . .BrsFall3 . . . . . . . . .OTHER | 556 . .BrsFall4 . . . . . . . . .OTHER | 557 . .TB Bass . . . . . . . . . .OTHER | 558 . .SlapBass . . . . . . . . .OTHER | 559 . .SawWave . . . . . . . .OTHER | 560 . .Click . . . . . . . . . . . .OTHER | 561 . .Bucket . . . . . . . . . .OTHER | 562 . .TrashCan . . . . . . . .OTHER | 563 . .Hoo!. . . . . . . . . . . .OTHER | 564 . .ElecBird . . . . . . . . .OTHER | 565 . .Gun Shot . . . . . . . .OTHER | 566 . .Mystery . . . . . . . . .OTHER | 567 . .Monster . . . . . . . . .OTHER | 568 . .KnockDwn . . . . . . .OTHER | 569 . .TimeTrip . . . . . . . .OTHER | 570 . .RvsKick1. . . . . . . . .OTHER | 571 . .RvsKick2. . . . . . . . .OTHER | 572 . .RvsSnr 1 . . . . . . . . .OTHER | 573 . .RvsSnr 2 . . . . . . . . .OTHER | 574 . .RvsAnvil . . . . . . . . .OTHER | 575 . .RvsTom . . . . . . . . .OTHER | 576 . .RvsCrash. . . . . . . . .OTHER | 577 . .RvsChina . . . . . . . .OTHER | 578 . .RvsBelTr . . . . . . . . .OTHER | 579 . .Rvs Hi-Q . . . . . . . . .OTHER | 580 . .RvsMFaze. . . . . . . .OTHER | 581 . .RvsAirDr. . . . . . . . .OTHER | 582 . .Count 1 . . . . . . . . .OTHER | 583 . .Count 2 . . . . . . . . .OTHER | 584 . .Count 3 . . . . . . . . .OTHER | 585 . .Count 4 . . . . . . . . .OTHER | 586 . .Count 5 . . . . . . . . .OTHER | 587 . .Count 6 . . . . . . . . .OTHER | 588 . .Count 7 . . . . . . . . .OTHER | 589 . .Count 8 . . . . . . . . .OTHER | 590 . .Count 9 . . . . . . . . .OTHER | 591 . .Count 10 . . . . . . . .OTHER | 592 . .Count 11 . . . . . . . .OTHER | 593 . .Count 12 . . . . . . . .OTHER | 594 . .Count 13 . . . . . . . .OTHER | 595 . .CountAnd . . . . . . .OTHER | 596 . .Count E . . . . . . . . .OTHER | 597 . .Count A . . . . . . . .OTHER | 598 . .Count Ti . . . . . . . . .OTHER | 599 . .Count Ta . . . . . . . .OTHER | 600 . .OFF. . . . . . . . . . . . .OTHER |
*1 Werkt ook met Sweep/Swish-techniek. *2 Is positiegevoelig. Opmerking: Een “X” achter een instrumentnaam betekent dat het om een “Cross-Fade” geluid gaat. Dit zijn twee samples per klank. De aanslagwaarde is bepalend voor de sample die u hoort. Opmerking: Instrumenten met een “#” zijn iets complexer. Dat betekent dat ze iets langzamer geladen worden dan andere geluiden. Opmerking: Niet alle instrumenten kunnen aan alle trigger-ingangen worden toegewezen. Zie blz. 97.
106
Specificaties
8.
Specificaties Opnamemethode: Realtime
Klankopwekking Variable Drum Modeling (COSM)
Metronoom-parameters Time Signature, Interval, Volume, Output Select (Master/Phones Only) Instrumenten: 16 (Voice Counting, Click, Cowbell, enz.)
Polyfonie 56 stemmen Instruments (klanken) Drum Instruments: 600 Backing Instruments (begeleidingsklanken): 54
Tempo 20~260
Drum Kits 50
Display 64 x 160 punten achtergrondverlicht LCD 8-segment, 3-teken LED
Instrument-parameters Acoustic Drum: Shell Material, Shell Depth, Head Type, Head Tuning, Muffling, Strainer Adjust Electronic Drum: Attack, Tone Pitch, Noise Pitch, Decay, Noise Tone Balance, Pitch Bend TR-808, TR-909: Attack, Tune, Tone, Snappy, Decay Andere: Pitch, Decay Studio-parameters Studio-types: 10, Room Size, Wall Type, Ambience Mic Position, Mic Type, Mic Position
Compressor/Equalizer Compressor x 10, 2-bands parametrische Equalizer x 10, 3-bands Master Equalizer Effecttypes (30) Reverb (14 types), Delay (4 types), Flanger → Delay (2 types), Phaser → Delay (2 types), Chorus → Delay (2 types), Pitch Shift Delay (2 types), 3D-Delay (2 types), Flying 3D-Delay (2 types) Nootverdeling (slagwerkgroepen) 4 Percussion Groups, nootbereik: 22~93 Trigger-parameters Trigger type (Scan Time, Retrigger Cancel, Mask Time, Crosstalk), Sensitivity, Threshold, Curve Sequencer Preset-patronen: 50, User-patronen: 50 Sporen: 4 Play-functie: One Shot, Loop, Tap Resolutie: 192 tikken per kwartnoot
Schuifregelaars (6) Kick, Snare, HiHat, Others, Backing, Click Preview-knop 1 (aanslaggevoelig) Aansluitingen Trigger-ingang (dubbel) x 12, Uitgangen x 8 (4 stereoparen), Hoofdtelefoonaansluiting, Monitor Mixingang (stereo), HiHat controlepedaal, Voetschakelaar (dubbel), MIDI-connectors (IN, OUT/THRU), Aansluiting voor uitbreidingskaart, Aansluiting voor geheugenkaart Nominaal uitgangsniveau +4 dBm (audio-uitgangen)
Appendix
Mixer-parameters Volume, Pan, Output Select
Appendix
Drum Kit Chains 16 Chains (32 stappen per Chain)
Appendix
TD-10 Percussion Sound Module
Uitgangsimpedantie 330Ω Voeding AC 117V, 230V, 240V Opgenomen vermogen 18W Afmetingen 305 (B) x 245 (D) x 90 (H) mm Gewicht 2,3 kg Accessoires Gebruiksaanwijzing (Engels en Nederlands), ACkabel, schroeven (M5 x 12) x 4 Opties Pad (PD-120, PD-100, PD-9, PD-7, PD-5), Kick Trigger Unit (KD-7), HiHat controlepedaal (FD-7), Pro statief (MDS-10), Trap statief/Stage statief/
107
TD-10 Handleiding
Compact statief (MDS-7U), Cymbaalhouder (MDY-7U), Padhouder (MDH-7U), Voetschakelaar (BOSS FS-5U), Y-kabel voor twee voetschakelaars (PCS-31), Geheugenkaart (M-512E) Opmerking: 0 dBm=0.775 Vrms Opmerking: De specificaties van dit product zijn onderhevig aan wijzigingen zonder voorafgaande kennisgeving.
108
Verklarende woordenlijst Hieronder worden een aantal termen uitgelegd die u vaak in deze handleiding tegenkomt. Afdempen Dit is een speltechniek waarbij u, nadat u op een pad hebt geslagen, de rand van die pad vastgrijpt om het geluid te doen ophouden. Uiteraard is hier de bedoeling om de manier na te bootsen waarop een drummer een uitklinkend cymbaal afdempt. Ambience Dit is de (nabootsing van) de akoestiek van de omgeving waarin de drums worden bespeeld. In de TD-10 kunt u wat dit betreft de afmetingen van de ruimte, de materialen van de wanden en de plaats van de Ambience-microfoons (dit zijn de microfoons die het ruimtegeluid opnemen) instellen. Ambience Output Level Hiermee wordt het volume van het omgevingsgeluid voor de hele kit bedoeld. U kunt dit vergelijken met het “return”-volume waarmee u op een mengtafel het uitgangssignaal van een effectprocessor regelt. Ambience Send Level Deze term slaat op de mate waarin een individueel instrument van omgevingsgeluid wordt voorzien. Append Dit is een edit-functie van de sequencer van de TD-10, waarmee u twee patronen kunt samenvoegen tot één patroon. AUX 1, 2-aansluitingen Dit zijn trigger-ingangen waarop u extra pads kunt aansluiten. De pads die u hierop aansluit kunt u gebruiken als “schakelaars” voor verschillende functies, maar u kunt er ook gewoon klanken mee aansturen. Merk op dat u de klanken die u via deze ingangen aanstuurt niet kunt bewerken met een equalizer en/of compressor. Bulk Dump Met deze term bedoelen we het zenden van data uit de TD-10 naar een extern instrument, met de bedoeling ze daarin op te slaan. Dat zenden gebeurt via een MIDI-kabel, en de data die u op die manier wegschrijft kunt u achteraf enkel op de TD-10 gebruiken. Chain Zie “Drum Kit Chain”. Compressor Compressors vindt u in iedere opnamestudio, want bij opnames is het erg belangrijk dat signaalpieken niet boven het maximumniveau gaan dat het opnamemedium kan verwerken. En dat is precies wat een compressor doet: volumepieken binnen de perken houden. Aangezien de klankkleur van het geluid hierbij niet onaangetast blijft, zijn ook de creatieve toepassingen van een compressor legio. CONTROL ROOM In het Control Room-menu vindt u de “regiekamer” van de TD-10: mixer, compressors, EQ’s en digitale effecten. Dit is één van de drie hoofdblokken (instrument, studio, control room) in de klankarchitectuur van de TD-10.
Verklarende woordenlijst
Cursor De cursor bevindt zich steeds op de waarde die geïnverteerd (wit op zwart) wordt afgebeeld. Deze waarde kunt u met de [DEC]/[INC]-knoppen of met het [VALUE]-wiel wijzigen.
Decay Dit is een parameter die u bij het editen van klanken (instrumenten) tegenkomt. Hij bepaalt de uitsterftijd van een klank.
Expansion Board Dit is de officiële naam in de Roland-catalogus van wat we in deze handleiding “uitbreidingskaart” noemen. Zo’n kaart bevat extra
109
Appendix
Equalizer (EQ) Een Equalizer stelt u in staat om op verschillende plaatsen van het klankspectrum in te grijpen. Hoeveel plaatsen dat zijn hangt af van het aantal “banden” van de EQ. In de TD-10 kunt u individuele instrumenten bewerken met een 2-bands equalizer (voor instrumenten die u aan de AUX 1, 2 ingangen toewijst is dat niet het geval), terwijl voor het totaalgeluid een 3-bands equalizer ter beschikking staat.
Appendix
DIRECT 1, 2, 3 Deze uitgangsparen (driemaal mono of zes maal stereo) kunt u gebruiken om geluiden individueel naar een kanaal van een mengtafel enz. te sturen, zodat u ze gescheiden kunt bewerken. Ook de Ambience kunt u aan één van deze uitgangen toewijzen. De “normale” digitale effecten kunnen echter enkel via de MASTER-uitgangen naar buiten. Drum Kit Met een “Drum Kit” bedoelen we alle instellingen voor Instrument-, Studio- en Control Room-parameters. Drum Kit Chain In een Drum Kit Chain (letterlijk “keten”) kunt u een volgorde van 32 kits programmeren. De bedoeling hiervan is dat u bestaande geheugennummers in een volgorde giet die u voor een optreden enz. nodig hebt. Drum Trigger Een drum trigger (“contactmicrofoon”) is een sensor die op de ketel of het vel van een akoestische trommel (kick, snare, toms) wordt bevestigd. Als u op de trommel slaat stuurt de trigger een signaal dat in de TD-10 een klank aanstuurt. EDIT Met “editen” bedoelen we het wijzigen van gelijk welke parameter, of die nu verband houdt met een klank, een geluidseffect, of data voor de sequencer. Effecten De TD-10 heeft verschillende digitale effecten aan boord, zoals Reverb, Delay, flanger, chorus en phaser. In het display wordt het Engelse woord effects soms afgekort als “FX”.
Appendix
[DEC]-knop Telkens als u op deze knop drukt gaat de waarde waarop de cursor zich bevindt met één eenheid omlaag. Bij parameters van het “aan/uit” (ON/ OFF) type kiest u met deze knop “uit” (OFF). Voor grote waardesprongen gebruikt u trouwens beter het [VALUE]-wiel.
klanken voor de TD-10 en kan wordt geïnstalleerd in de uitsparing op de bodemplaat. FD-7 Dit is een hi-hat controlepedaal. Foot Switch Met een (los verkrijgbare) voetschakelaar, zoals de BOSS FS-5U, kunt u kits selecteren, de sequencer starten/stoppen, enz. FS-5U Dit is een Boss voetschakelaar van het “nietschakelende” type (één keer drukken is “aan”, nog een keer drukken is “uit”). Dit type is het best geschikt om functies van de TD-10 mee te bedienen. Voor de volledigheid: er bestaat ook een FS-5L, die wél schakelend werkt (indrukken is “aan”, loslaten is “uit”) en daarom een minder goed figuur slaat in combinatie met een TD-10. FX In de Engelse taal is dit een populaire afkorting voor het woord “effects”. Bij de TD-10 duidt deze afkorting op de ingebouwde digitale effecten. FX Send Level Met deze parameter bepaalt u het volume waarmee individuele instrumenten naar de effecten worden gestuurd. Functieknoppen De vier knoppen [F1]~[F4] onder het display. De functie van deze knoppen varieert naar gelang de display-pagina waarin u zich bevindt. De namen van hun huidige functies worden steeds afgebeeld onderaan het display. Hi-Hat controlepedaal (FD-7) Dit pedaal neemt bij een electronisch Roland drumstel de functie over van het traditionele hi-hat pedaal in een akoestisch drumstel. [INC]-knop Telkens als u op deze knop drukt gaat de waarde waarop de cursor zich bevindt met één eenheid omhoog. Bij parameters van het “aan/uit” (ON/ OFF) type kiest u met deze knop “aan” (ON). Voor grote waardesprongen gebruikt u trouwens beter het [VALUE]-wiel. Initialiseren Dit dure woord duidt op de procedure waarbij alle parameters opnieuw op hun fabriekswaarden worden ingesteld. INST Dit is een overkoepelende term voor alle slagwerk- en andere klanken. In veel gevallen (zoals bij de Parts in een patroon) krijgt u trouwens de namen van de individuele instrumenten (zoals piano, gitaar enz.) te zien. KD-7 Dit is de Roland Kick Trigger Unit, die in feite niet meer is dan een aanslaggevoelig oppervlak dat de slagen van uw basdrumpedaal incasseert (en naar de TD-10 stuurt uiteraard). Klik Dit is het geluid dat de metronoom maakt. De metronoomklik kan dienen als temporeferentie tijdens het oefenen of tijdens een opname/weergave. M-512E Dit is het ENIGE type Roland geheugenkaart dat u in de TD-10 kunt gebruiken.
TD-10 Handleiding
MASTER OUTPUT Deze uitgangen leveren het totaalgeluid van de TD-10: alle klanken en alle effecten, met uitzondering van klanken die u eventueel aan één van de DIRECT-uitgangen hebt toegewezen. MEMORY CARD In deze handleiding spreken we van “geheugenkaart”. Het gaat om de M-512E van daarnet (zie hierboven), waarop u drum kits of sequencerdata kunt opslaan. De aansluiting voor de geheugenkaart bevindt zich op de achterzijde van de TD-10 (MEMORY CARD). MIDI (Musical Instrument Digital Interface) MIDI is een internationale standaard, volgens dewelke electronische muziekinstrumenten met elkaar kunnen communiceren. Zowat alle electronische muziekinstrumenten die vandaag op de markt zijn ondersteunen MIDI, wat inhoudt dat u deze instrumenten kunt gebruiken om de TD-10 aan te sturen (dus ook wanneer het om instrumenten van andere merken dan Roland gaat). Vice versa kunt u de pads die u op de TD-10 hebt aangesloten gebruiken om -- via MIDI-externe klankmodules of samplers aan te sturen. MIDI-connector Deze aansluiting laat u toe de TD-10 met andere electronische muziekinstrumenten te verbinden. U kunt dan het tempo van de ingebouwde sequencer synchroniseren met andere sequencers e.d., wat u op de pads speelt opnemen in een externe sequencer, klankdata overdragen naar andere instrumenten, enz. Om van al deze mogelijkheden gebruik te maken moet u de TD-10 via een speciale MIDIkabel verbinden met MIDI-compatibele instrumenten. Bezit u geen andere MIDI-compatibele instrumenten, dan hoeft u zich op dit moment van die MIDI-aansluitingen weinig aan te trekken. MIDI Soft Thru De TD-10 werkt met een gecombineerde MIDI OUT/THRU-connector (bij andere instrumenten zijn dit vaak gescheiden connectors). Met de MIDI Soft Thru-parameter bepaalt u welke functie de connector heeft. Stelt u deze parameter op “ON” in, dan stuurt de TD-10 alle commando’s die hij via zijn MIDI IN ontvangt meteen naar de MIDI OUT/THRU-connector (die in dit geval dus als “THRU”-connector fungeert). MIX IN Op deze ingang kunt u een externe klankbron (klankmodule, CD-speler, enz.) aansluiten, die kunt u dan mee beluisteren via de MASTER- of PHONESuitgangen van de TD-10 (of enkel via de PHONESuitgang, voor die keuze bestaat er een parameter). Het volume van MIX IN bepaalt u met de [MIX IN]regelaar op het frontpaneel. Muffling Deze term komt u op bepaalde displaypagina’s tegen. Het is de Engelse term voor “dempen”, meer bepaald het dempen van trommels (met tape, tissues, enz.) om overmatige resonantie of boventonen te lijf te gaan. De TD-10 biedt verschillende opties om uw virtuele trommels te dempen:
110
geen demping, demping met tape, ringen, vilt of een deken (hangt ook af van het gekozen instrument, zo is die deken uiteraard enkel voor de basdrum beschikbaar). Nootnummer Aangezien MIDI in feite een computertaal is, moet iedere stukje data duidelijke “coördinaten” hebben. Zo ook instrumentklanken, die in het MIDI-protocol een “nootnummer” krijgen toegewezen, dat aangeeft aan welke klaviertoets een bepaalde klank is toegewezen (wat niet meteen impliceert dat u die klanken met een klavier moet aansturen; zoals gezegd, het gaat louter om een soort “identificatie”). Opname Met “opnemen” bedoelen we in deze handleiding het laten memoriseren van wat u speelt door de sequencer. We zeggen “memoriseren”, omdat die sequencer geen geluid opneemt (zoals een bandopnemer), maar onthoudt welke noten u speelt (nootnummers), hoe hard u ze aanslaat (velocity) en hoe lang u ze aanhoudt (Gate time). Pad Switch Deze functie stelt u in staat om pads te gebruiken als “schakelaars” om drum kits te selecteren, de weergave van de sequencer te starten/stoppen, enz. Pad Pattern Deze functie stelt u in staat om met een slag op een pad de weergave van een patroon te starten. Parameter Iedere instelling die u in de TD-10 kunt wijzigen is een “parameter”. Voorbeelden van klankparameters zijn “Shell Depth” of “Volume”. Voorbeelden van sequencer-parameters zijn “Tempo” en “Measure Length”. Het wijzigen van parameterwaarden noemen we “editen”. Part Mute Met deze functie kunt u de weergave van de Part tijdelijk uitschakelen. Panpot Met deze parameter bepaalt u de plaats van het geluid in het stereobeeld. De TD-10 biedt 7 posities naar links en 7 posities naar rechts. Pattern In deze handleiding spreken we van “patroon”. Een patroon is de “basiseenheid” van opgenomen data in de sequencer. Dat kunnen data zijn voor gelijk welke van de vier Parts (Part 1, Part 2, Bass Part, Drum Part). PD-5 “Single Trigger” pad (u kunt er geen “rim” klanken mee aansturen) met een diameter van 222 mm (8-3/4 inch). PD-7 “Dual Trigger” pad (u kunt met het vel en de rand twee gescheiden klanken aansturen) met een diameter van 192 mm (7-9/16 inch). PD-9 “Dual Trigger” pad (u kunt met het vel en de rand twee gescheiden klanken aansturen) met een diameter van 254 mm (10 inch). PD-100 “Single Trigger” pad (u kunt er geen “rim” klanken mee aansturen) met een diameter van 300
Verklarende woordenlijst
STEP Deze term houdt verband met Drum Kit Chains. Een “step” is namelijk een stap in de volgorde van drum kits die u in zo’n “Chain” (keten) programmeert. Een Chain kan maximaal 32 drum kits, dus 32 steps bevatten. STUDIO “Studio” is één van de drie hoofdblokken (instrument, studio, control room) in de klankarchitectuur van de TD-10. Met de “studio”-parameters bouwt u de virtuele ruimte waarin uw drumstel wordt bespeeld. U kunt dus dingen instellen zoals afmetingen van de ruimte, materialen van de wanden, type en plaats van de ruimtemicrofoons.
Appendix
Stuurbron Een “stuurbron” is de overkoepelende term voor alles wat een MIDI-instrument kan aansturen. Voorbeelden zijn een klavier, een MIDIgitaar, een pad (SPD-11/PAD-80 enz.). Trigger Als u op een pad slaat stuurt die een golfvormpje naar de TD-10, waarop deze laatste reageert door een klank weer te geven. Dit golfvormpje noemen we het triggersignaal. Triggersignalen worden ontvangen door de trigger-ingangen op het achterpaneel, en de triggerindicator linksboven op het frontpaneel geeft aan of de triggers goed worden ontvangen.
Appendix
VALUE-wiel Met dit wiel kunt u gemakkelijk grote waardesprongen overbruggen. Voor kleinere veranderingen komen de [DEC]/[INC]-knoppen waarschijnlijk beter van pas. V•Drums System Hiermee wordt het volledige systeem bedoeld, waarvan de TD-10 het hart uitmaakt, inclusief pads, pedalen en een rek. V-EDIT Hiermee wordt de uitgebreide set parameters bedoeld die eigen is aan het Variable Drum Modeling proces. V-EDIT is enkel beschikbaar voor bepaalde instrumenten en enkel voor de triggeringangen 1~6. V-SNARE, V-KICK, V-TOM Deze instrumentgroepen hebben V-EDIT mogelijkheden. Als u voor de trigger-ingangen 1~6 één van deze instrumenten selecteert kunt u daar V-EDIT parameters voor instellen.
111
Appendix
mm (11-13/16 inch). Het vel bestaat uit een speciaal soort “gaas”, wat toelaat om de pad ook met brushes te bespelen. PD-120 “Dual Trigger” pad (u kunt met het vel en de rand twee gescheiden klanken aansturen) met een diameter van 350 mm (13-13/16 inch). Het vel bestaat uit een speciaal soort “gaas”, wat toelaat om de pad ook met brushes te bespelen. Positiegevoeligheid Bij een akoestische trommel verschilt de geproduceerde klankkleur naar gelang de plaats waar u het vel raakt (in het midden of meer naar de rand toe). De TD-10 kan dit soort klankvariaties emuleren (enkel voor snare drum of ride cymbaal). Preview Met de [PREVIEW]-knop op het frontpaneel kunt u (bv. tijdens het editen) geluiden aansturen, wat handig is als u even geen pads op de TD-10 hebt aangesloten. Net zoals de pads is de [PREVIEW]-knop bovendien aanslaggevoelig. Quick Play Dit is een weergavefunctie van de sequencer van de TD-10: de weergave begint in Quick Play meteen met het eerste MIDI-event in het patroon, en slaat dus een eventuele pauze aan het begin van de opname over. Rim Shot Met “Rim Shot” wordt de speltechniek bedoeld waarbij u de rand en het vel van de snare drum tegelijk raakt. Bij de TD-10 kunt u deze techniek gebruiken om een alternatieve klank vanuit een pad aan te sturen. Reset Time Deze parameter houdt verband met de Tap-weergavefunctie van de sequencer. Hij bepaalt na welk tijdsinterval de weergave wordt hernomen. Sequencer Een sequencer is voor MIDI-data wat een bandopnemer is voor geluid. Hij kan met andere woorden opnemen wat u speelt op een MIDI-klavier of op de pads van een instrument als de TD-10. Er bestaan hardware-sequencers (losstaande apparaten) en software-sequencers (programma’s voor een computer). Naast de normale, realtime opnamemethode (waarbij alles exact zo wordt opgenomen als u het speelt) bieden heel wat sequencers nog een step time opname (waarbij u noten één voor één kunt invoeren). De sequencer van de TD-10 biedt enkel realtime-opname. Slagwerkgroep In deze handleiding refereert deze term niet naar een muzikantenensemble, maar naar klankverdeling van TD-10-instrumenten over 60 MIDI-nootnummers. Zo’n klankverdeling wordt van belang wanneer u de TD-10 aanstuurt vanuit een externe MIDI-stuurbron (MIDI-pad, sequencer of klavier). U kunt in totaal 4 slagwerkgroepen programmeren en voor iedere drum kit bepalen welke van die 4 moet worden gebruikt.
TD-10 Handleiding
9.
MIDI-implementatie PERCUSSION SOUND MODULE (TRIGGER SECTION)
MIDI Implementation Chart
Model TD-10
Transmitted
Function...
Basic Channel
Default Changed
1–16, OFF 1–16, OFF
X X
Mode
Default Messages Altered
MODE 3 X
X X
Note Number : True Voice
0–127
X X
After Touch
Key's Ch's
O X
X X
X
X
Program Change
X O X X X O O X X
*1 *1
*1 *1
X : True #
X X X X X X X X X
General purpose controller 1 General purpose controller 2
Hold 1 RPN LSB, MSB
X
O
O
: Song Pos System : Song Sel Common : Tune
X X X
X X X
System : Clock Real Time : Commands
X X
X X
X : All sound off : Reset all controllers X Aux X : Local ON/OFF Message : All Notes OFF X X : Active Sense X : System Reset
X X X X X X
Mode 1 : OMNI ON, POLY Mode 3 : OMNI OFF, POLY
Modulation Foot control Data entry Volume Panpot
**************
System Exclucive
Notes
Memorized (Non-Volatile)
X
O X
Control Change
Remarks
**************
Note ON Note OFF
1 4 6 7 10 16 17 64 100, 101
Version : 1.00
**************
Velocity
Pitch Bend
112
Recognized
Date : May. 1, 1997
* 1 O X is selectable.
Mode 2 : OMNI ON, MONO Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O : Yes X : No
MIDI-implementatie
PERCUSSION SOUND MODULE (SOUND MODULE SECTION)
Date : May. 1, 1997
MIDI Implementation Chart
Model TD-10
Transmitted
Function...
Recognized
Default Changed
X X
1–16, OFF 1–16, OFF
Mode
Default Messages Altered
X X
MODE 3 X
Note Number : True Voice
Remarks Memorized (Non-Volatile)
**************
X **************
0–127 0–127
Note ON Note OFF
X X
O X
After Touch
Key's Ch's
X X
O X
X
O
*3
X X X X X X X X X
X O O O O O O O O
*1, 2 *1, 2
Modulation Foot control Data entry Volume Panpot
*1, 2 *1, 2 *3 *3
General purpose controller 1 General purpose controller 2
O
O
1 4 6 7 10 16 17 64 100, 101
Control Change
: True #
O
O
: Song Pos System : Song Sel Common : Tune
X X X
X X X
System : Clock Real Time : Commands
X X
X X
X : All sound off : Reset all controllers X Aux X : Local ON/OFF Message : All Notes OFF X X : Active Sense X : System Reset
O O X O O X
Notes
Mode 1 : OMNI ON, POLY Mode 3 : OMNI OFF, POLY
Program Number Backing Part : 1-54 Drum Part : 1-128
**************
System Exclucive
Hold 1 RPN LSB, MSB
Appendix
Program Change
Appendix
Velocity
Pitch Bend
Appendix
Basic Channel
Version : 1.00
(120 , 126, 127) (123 -127)
* 1 O X is selectable. * 2 Drum part only. * 3 Backing part only. Mode 2 : OMNI ON, MONO Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O : Yes X : No
113
TD-10 Handleiding
PERCUSSION SOUND MODULE (SEQUENCER SECTION)
MIDI Implementation Chart
Model TD-10
Transmitted
Function...
Default Changed
1–16, OFF 1–16, OFF
1–16, OFF 1–16, OFF
Mode
Default Messages Altered
MODE 3 X
X X
Note Number : True Voice
0-127 **************
0-127 0-127
Note ON Note OFF
O X
O X
After Touch
Key's Ch's
X X
X X
1 4 6 7 10 16 17 64 100, 101
Program Change
: True #
Remarks Memorized (Non-Volatile)
O
*6
O
*6
X O O O O O O O O
*1 *1
X O X X X O O O X
*1, 5 *1, 5
Modulation Foot control Data entry Volume Panpot
*1, 5 *1, 5 *6 *6
General purpose controller 1 General purpose controller 2
O
*2
*2 *2 *1 *1
Hold 1 RPN LSB, MSB
Program Number Backing Part : 1-54 Drum Part : 1-128
X
**************
System Exclucive
O
O
: Song Pos System : Song Sel Common : Tune
O O X
X O X
System : Clock Real Time : Commands
O O
X X
*1, *3 *1, *4
X : All sound off : Reset all controllers X Aux X : Local ON/OFF Message : All Notes OFF X O : Active Sense X : System Reset *1 Notes *2 *3 *4
O O X O O X
(123 -127)
Mode 1 : OMNI ON, POLY Mode 3 : OMNI OFF, POLY
Version : 1.00
**************
Velocity
Pitch Bend
114
Recognized
Basic Channel
Control Change
Date : May. 1, 1997
(do not record)
O X is selectable. * 5 Drum part only. Only when pattern is selected. * 6 Backing part only. Receives when “Sync Mode” setting is “External,” “Auto,” or “MIDI➝DELAY.” Receives when “Sync Mode” setting is “External,” “Auto,” or “Remote.”
Mode 2 : OMNI ON, MONO Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O : Yes X : No
Index
Index 10. A Aansluiten, 14 Accept, 99 Achterpaneel, 11 ADVNCD, 75 Afdempen, 20 Akoestiek, 33, 50 Ambience Aan/uit, 23 Diepte, 51 Diepte voor groepen, 53 Metronoom, 64 MIC(rofoons), 51 Part, 71 Percussion Group, 90 Praktijk, 33 Problemen, 94 Uitgangen, 51 Annuleren, 80 Append, 70 Atk, 47 Attack, 48 Compressor, 55 Auto, 91 AUX 1/2, 82
B Backing, 36 Bal, 47 Balans, 35 Basic, 73 Basisscherm, 13 Bath Room, 50 Beach, 50 Beat Delay, 57 Begeleiding, 36 Bend, 47 Range, Parts, 71 Blanket, 46 BPM, 62 Brass, 44 Brush Kit, 28 Brushes, 20 Kiezen, 42 Problemen, 26 Bypass, 56
C Cave, 50 Chain, 36, 79 Naam, 79 Char, 42 Chorus, 57
Clear, 45 Pattern, 69 Pattern Measure, 69 Click, 36, 63 Zie ook Metronoom Coated, 32, 45 Compressor, 55 Aan/uit, 23 Condenser, 52 Contactmicrofoon, 75 Installeren, 103 Parametervolgorde, 76 Contactmicrofoons, 18 Contrast, 77 CONTROL ROOM, 34 Instellingen, 54 Voorstelling, 27 Controlecommando’s, 90 Copy Mogelijkheden, 80 Part, 68 Pattern, 68 Pattern Measure, 68 COSM, 4 Count-In, 66 Crosstalk, 76 CTRL, 81 Cursor, 12 Curve, 73 Cymbaal Editen, 48 Cymbaaltechniek, 20
D Dcy, 47 Decay, 48, 49 Percussion Group, 90 Delay, 57 MIDI, 91 Time, 58 MIDI →Delay, 91 Delete, 37 Step (Chain), 79 Tekens (naam), 42 Zie ook Clear Demo, 16 Dempen, 20 Demping, 33, 46 Density, 58 Depth, 59 Device ID, 84 Diepte, 28 Diepte (ketel), 31
Display Autom. paginakeuze, 78 Contrast, 77 Problemen, 96 Dome Stadium, 50 Doughnuts, 33, 46 DP-2, 83 Drempel, 73 3D-Delay, 57 Drum Kit Brushes, 42 Chain, 36, 79 Editen, 31 Effectdiepte, 60 Globale instellingen, 41 Kiezen, 21, 41 Kopiëren, 80 Lijst, 22, 41 Naam, 41 Percussion Group, 88 Preset, 13, 27 Volume, 60 Drums, 53 Dst, 68, 70 Dubbeltriggers, 75 Dynamic, 52 Dynamics Preview, 81 Dynamiek (effect), 55
E Editen Effect, 57 Effect Aan/uit, 23 Diepte, 54 Editen, 57 Globaal aan/uit, 42 Metronoom, 64 Parameters, 58 Return Level, 56 Send Level, 60 Type, 57 ELEC, 47 Electro, 29 Equalizer Aan/uit, 23 Instrument, 34, 56 Master, 22, 77 Erase Part, 67 Pattern, 67 Pattern Measure, 68 Exchange, 80 EXP, 74 Expansion Board, 23
115
TD-10 Handleiding
Expansion Boards, 23 External, 91
F Fabrieksinstellingen, 98 Factory Preset, 98 FD-7, 21 Feedback Level, 58 Felt, 46 Flanger, 57 Flying 3D-Delay, 57 Foot Switch, 37 Functies, 83 FREQ, 56, 77 Frontpaneel, 9 FS-5U, 37, 83 Functieknoppen, 12 FX Group Send, 60 Send, 54 Send Level (metronoom), 64 Send, Parts, 71 Send, Perc. Group, 90 Type, 57 FX SW, 23
G Gain, 56, 77 Garage, 50 Gate Reverb, 57 Time, 58 Time (MIDI), 86 Geheugenkaart, 77 Gevoeligheide, pads, 22 Glass, 50 GM (General MIDI), 88 Go Now, 23, 81 Grootte (ruimte), 34 Group, 88 FX Send, 60 Send Level, 89 Volume, 60, 89 Gymnasium, 34, 50
H Head, 32 Tension Adjustment, 18 Tuning, 32, 45 Type, 32, 45 Head Tension Adjustment, 74 Help, 23, 81 High Cut Freq, 58 Damp Freq, 58 EQ Gain, 60 High (EQ), 34 HiHat, 21 CC (MIDI), 90 Editen, 48 MIDI-nootnummer, 85
116
Hit Pad Start, 66 Hoofd-/kleine letters, 42 Hoofdtelefoon Volume, 21 HShelv, 34, 56 Huge, 50
I Importeren (Sequence), 67 Index (Help-functie), 81 Individuele uitgangen, 55 Initialize, 98 Insert, 37, 42, 79 Inside, 52 INST, 27, 31 Inst Metronoom, 64 Part, 71 Instellingen Opslaan, 12 Wijzigen (bedieningsorganen), 12 Instrument Ambience-diepte, 51 Effectdiepte, 54 Equalizer, 34, 56 Groepsparameters, 53 Individuele instellingen, 51 Kiezen, 31, 43 Microfoon, 52 Pan, 54 Part, 70 Patroon, 65 Percussion Group, 89 Uitgang, 55 Volume, 35, 54 Internal, 91 INTRVL, 63
K Kaart, 77 Ketel Diepte, 28, 45 Materiaal, 44 Keten, 36 Key Shift, 71 Kit Select, 82 Klank, zie Instrument Klik, zie Metronoom Klikgeluid, 64 Koper, 44 Kopiëren Functies, 80 Maten, 68 Part, 68 Patronen, 68
L Large, 50 Length, 65
List Drum Kits, 22, 41 Instrument, 43 Patronen, 62 Living Room, 50 Load from CARD, 78 Local Control, 87 Locker Room, 50 Lo-Fi, 52 LOG, 74 Loop, 63 All, 66 Loose, 18, 33, 74 Loud, 74 LShelv, 56
M M-512E, 77 Maatsoort Metronoom, 63 Patroon, 65 Mask Time, 75 Master, 64, 91 EQ (Equalizer, 77 Equalizer, 22 Tuning, 70 Materiaal, 31, 44 Medium, 50 Melodie stap voor stap, 63 Merge (patronen), 70 Metronoom Aan/uit, 63 Aftellen, 66 Ambience, 64 Effecten, 64 Geluid, 64 Maatsoort, 63 Pan, 64 Tempo, 63 Uitgang, 64 Via hoofdtelefoon, 38 Volume, 63 MIC(rofoon), 52 Microfoontype, 52
Index
MIDI Algemeen, 101 Clock, 91 Control Change, 90 Device ID, 84 Global, 85 HiHat, 90 Kanaal (Parts), 86 Kanaal, Parts, 65 Local, 87 Nootnummer (pad), 85 Pads, 85 Percussion Groups, 88 Positiegevoeligheid, 90 Prog. Change Map, 90 Programmakeuze (aan/uit), 87 Sequence opnemen, 67 Soft Thru, 86 Synchronisatie, 67, 91 SysEx, 84 TD-10 als module, 87 MIX IN, 72 Mix In, 21 Mixer, 35 Parts, 71 Mode, 37, 82 Voetschakelaar, 83 Monitor Mix In, 72 Muffle, 33, 46 Mute Part, 71
N Name, 79 New (Pattern), 65 Next, 79 Noi, 47 Non Linear, 57 Normal, 74 Note, 90 Note Chase, 78 Note No, 85
O Oefenen, 36 Oefenen (opname), 66 Omgeving, 50 Onderdrukken (trigger), 75 One, 63 Ongedaan maken, 80 Opname Corrigeren (Quantize), 66 Met pad starten, 66 Methode, 65 Oefenen, 66 Opnemen, 65 Opslaan Instellingen, 12
Output Ambience, 51 Compressor, 55 Metronoom, 38, 64 Mix In, 72 Pagina, 55 Parts, 71 Perc. Group, 90 Outside, 52 Overhead, 51 Overspraak, 76
P Pad Aansluiten, 15 Basic, 73 Curve, 73 Externe module, 85 Fijninstelling, 75 Gevoeligheid, 22 Kiezen, 13, 39 Nootnummer (MIDI), 85 Opname starten, 66 Patronen starten, 82 Patroon starten, 37 Pattern, 82 Schakelaar, 82 Sensitivity, 73 Spanning, 74 Stemmen, 18 Switch, 82 Threshold, 73 Toewijzen, 17 Type kiezen, 72 Pan, 54 Metronoom, 64 Parts, 71 Percussion Group, 90 Part, 53 Aan/uit, 71 Ambience, 71 Effectdiepte, 60 Instellingen, 70 Instrument, 70 Knop, 61 Kopiëren, 68 MIDI-kanaal, 65, 86 Mixer, 71 Mute, 71 Uitgang, 71 Wissen, 67 Patroon, zie Pattern
Pattern, 36 Append (verbinden), 70 Clear, 69 Copy, 68 Editen, 67 Erase, 67 Global, 67 Instrument, 65 Kiezen uit lijst, 62 Maatsoort, 65 Maten kopiëren, 68 Maten wissen, 68 Naam, 67 New, 65 Part-instellingen, 70 Start via Pad, 82 Starten met pad, 37 Tempo, 62, 66 Voorstelling, 61 Peak, 56 Pedal CC, 90 Pedal Data Thin, 87 Pedalen aansluiten, 15 Perc, 53 Percussie, 48 Percussion Group, 88 Effectdiepte, 60 Volume, 60 Phaser, 57 Phones Only (Mix In), 72 Part, 71 Phones Only, 38, 64 PinStripe, 32, 45 Pitch, 49 Bend, Voorbeeld, 29 Percussion Group, 90 Shift Delay, 57 Plaster, 50 Play, 62 Type, 63 Polyfonie, 38 Positiegevoeligheid, 20, 90 Pre Delay, 58 Preset Patroon, 36 Patterns, 61 Preset Drum Kits, 13, 27 Preview Functie, 81 Program Change, 87 Programmakeuze, 87 Drum Kit, 90
Q Q (Equalizer), 56, 77 Quantize, 66 QuickPlay, 63
117
TD-10 Handleiding
R RAM-kaart, 77 Rate, 59 Ratio, 56 REC Standby (Mode), 65 Record, 65 Rehearsal, 66 Release Compressor, 55 Remote, 91 Replace, 66 Reset Time, 63 Retrigger Cancel, 75 Reverb, 57 Time, 58 Ride CC, 90 Rim Sensitivity, 74 Rim Shot, techniek, 20 Rim Shots Problemen, 26 Room Size, 34, 50 Rotation, 60 Ruilen, 80 Ruimte, 33, 50 Ruimtemicrofoon, 51
S Samensmelten, patronen, 70 Save to CARD, 78 Scan Time, 75 Sensitivity, 22, 73 Sequencer, 36 Bediening, 61 Maatsoort, 65 Opname, 65 Patronen, 36 Tempo, 62 Via MIDI overnemen, 67 Weergave, 62 Setup, 65 70’s Rock, 28 Shell, 32, 44 Depth, 32, 45 Shell Depth, 28 Shift, 58 Size, 50 Slave, 91 Sleutel, 41 Small, 50 Snaarspanning, 33, 46 Snappy, 48 Snare, 28 CC, 90 Materiaal em ketel, 31 SNDRTN, 56 Soft Thru, 86 Space, 42 Spanning, 33
118
Spanning van pads, 18 SPD-11, 86 Speaker Angle, 59 Speltechnieken, 20 Spline, 74 Spread, 58 Src, 68, 70 Standard (microfoonplaatsing), 52 Stap voor stap (melodie), 63 Start Met pad, 66, 82 Statief, 14 Steel, 32, 44 Stemmen, 18, 32 Instrument, 49 Vel, 45 Stereopositie, 54 Strainer Adj, 33, 46 STUDIO, 27 Parameters, 50 Voorstelling, 33 Switch, 82 Symbolen (naam), 42 Sync Mode, 67, 91 Synchronisatie, 91 SysEx, 84
T Tap, 63 Tape, 46 TDW, 23 Technieken, 20 Tempo, 62 Metronoom, 63 Patroon, 66 Tension, 18 Theater, 50 Threshold, 56 Pad, 73 Tight, 18, 74 Time Signature, 63, 65 Timing corrigeren, 66 Tiny, 50 Tips, 36 Tolerantie, 73 Tone, 47 Tools, 80 Toonhoogte, 29, 49 Percussion Group, 90 Toonregeling, 77 Totaalvolume, 21 TR-808/909, 47 Trigger AUX 1/2, 82 Bank, 72 Basic, 73 Dubbel (vermijden), 75 Fijninstelling, 75 Fouten voorkomen, 73 Parametervolgorde, 76 Type, 72
Trigger Type, 18 TSC-10, 75, 103 Tune (TR-808/909), 48 Tuning, 32, 45
U Uitbreiding, 23 Uitgangen Ambience, 51 Instrumenten, 55 Undo, 80 Update-mogelijkheid, 5
V Value (wiel), 13 Variable Drum Modeling, 27 V-Basic Kit, 17 V-Edit Akoestisch, 44 Electronisch, 47 TR-808/909, 47 Velocity, 81 Voetschakelaar Functies, 37, 83 Voice (metronoom), 64 Volume Algemeen, 21 Ambience, 51 Balans, 21 Balans (Drum Kit/Perc. Group), 89 Drum Kit, 60 Effecten, 56 Hoofdtelefoon, 21 Instrument, 54 Instrumenten, 35 MIX IN, 21 Parts, 71 Percussion Group, 60 Voorbeelden, 36
W Wall Type, 50 Weergave, 62 Methode, 63 Weight, 46 Wissen Maten, 68 Part, 67 Patroon, 67 Patroon (Clear), 69 Wood, 32, 44, 50 Woordenlijst, 108
Z Zone CC, 91