Tax Het quasi-vruchtgebruik
Definitie en kenmerken Het eigendomsrecht is verdeeld in drie prerogatieven: • het usus: het recht om de zaak te gebruiken, zonder daarvan de vruchten te genieten; • het fructus: het recht om de vruchten van de zaak te genieten; • het abusus: het recht om over de zaak te beschikken en, meer bepaald, de zaak van de hand te doen. De vruchtgebruiker bezit het usus en het fructus. Hij mag het goed gebruiken en geniet er de vruchten van, terwijl een derde het recht heeft om het goed van de hand te doen en te vernietigen. De vruchtgebruiker heeft dus niet het recht om het goed van de hand te doen, i.e. verkopen of weggeven. Dit beginsel heeft als gevolg dat het de taak van de vruchtgebruiker is om het goed te bewaren en terug te geven op het ogenblik waarop er een einde komt aan het vruchtgebruik of bij het overlijden van de vruchtgebruiker. Is het goed waarop het vruchtgebruik betrekking heeft een ‘verbruiksgoed’, i.e. een goed dat wordt verbruikt door het gebruik dat ervan wordt gemaakt (bv.: granen, brandstof enzovoort), dan is er sprake van quasi-vruchtgebruik. Krachtens een overeenkomst kunnen de partijen beslissen een quasi-vruchtgebruik toe te passen op een goed dat het voorwerp had kunnen zijn van vruchtgebruik, gelet op de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Het stelsel van de verbruikbaarheid is geen dwingende regeling en bijgevolg is het beding van het conventioneel quasi-vruchtgebruik volkomen wettelijk. Het quasi-vruchtgebruik is een begrip dat verwant is met het begrip ‘vruchtgebruik’, maar toch ook verschillend is. Het laat toe een uitgebreid beheer over het bewuste vermogen te behouden, zonder echter afbreuk te doen aan de onherroepelijke aard van de schenking. De quasi-vruchtgebruiker is immers de eigenaar van de zaak die het voorwerp is van het quasi-vruchtgebruik. Zo kan hij zich ervan bedienen, maar op het einde van het quasi-vruchtgebruik is hij verplicht om zaken van dezelfde aard, in dezelfde hoeveelheid en van dezelfde kwaliteit terug te geven.
Quasi-vruchtgebruik en artikel 344 van het WIB92’ (antimisbruikmaatregel) Het quasi-vruchtgebruik is een zeer efficiënt mechanisme voor wie zijn roerend vermogen tegen een zeer interessante fiscale kostprijs wil overdragen en tegelijk een uitgebreid beheer wil behouden over de tegoeden die in handen van de quasi-vruchtgebruiker worden gegeven. De vraag stelt zich echter of dit rechtsinstrument kan worden gekwalificeerd als fiscaal misbruik in de betekenis van artikel 344 van het WIB. Opdat er sprake zou zijn van misbruik, moet een artikel of een doel van een artikel van het Wetboek der successierechten zijn geschonden of omzeild met als doel de belasting te ontlopen. In verband hiermee hebben sommige auteurs vragen bij de toepassing van artikel 33 van het Wetboek der successierechten op de schuld die ontstaat als gevolg van het beheer door de quasi-vruchtgebruiker. Artikel 33 van het Wetboek der successierechten heeft betrekking op het aannemelijk passief dat van de activa van de nalatenschap moet worden afgetrokken om de grondslag van de successiebelasting te bepalen. Het fiscaal misbruik zou er dan in bestaan een fictieve schuld van de blote eigenaars ten aanzien van de nalatenschap van de quasi-vruchtgebruiker te creëren met als doel een deel van de successierechten te ontlopen. Volgens recente maar volkomen geïsoleerde rechtsleer zou de aldus gecreëerde schuld een kunstmatige schuld zijn, daar de bedoelde goederen op gelijkwaardige wijze zouden worden teruggegeven. Bijgevolg zou die schuld niet kunnen worden toegelaten tot de passiva van de nalatenschap en zou ze van aard zijn het bestaan van het quasi-vruchtgebruik op de helling te zetten. De schenker (quasi-vruchtgebruiker) zou immers geen afstand van zijn goed zou hebben gedaan ten voordele van de begiftigde (blote eigenaar), zodat de gedane schenking nietig is. De meeste auteurs beweren dat zolang de teruggave van de goederen in principe plaatsvindt door middel van zaken van dezelfde soort, dezelfde kwaliteit en dezelfde hoeveelheid, niets de partijen verhindert te voorzien in een gelijkwaardige teruggave. Zijn de aanvankelijk gegeven goederen verbruikt of van de hand gedaan, dan zou de teruggave die betrekking heeft op goederen van dezelfde soort, van dezelfde kwaliteit en in dezelfde hoeveelheid onvermijdelijk moeten worden
13/02/2015
voorafgegaan door een (gelijkwaardige) teruggave in waarde waarmee deze soortgelijke goederen kunnen worden verworven. De belastingadministratie probeert tevergeefs de minderheidsstelling toe te passen. Dit verschil in rechtsleer leidt echter tot een verschillende toepassing in het noorden en het zuiden van het land. In het zuidelijk landsgedeelte blijven de beoefenaars, volgens de meerderheidsstelling, dit rechtsinstrument toepassen in het kader van successieplanning. In het noorden echter wordt deze praktijk voortaan niet langer aanbevolen. Bérénice Panichelli – Tax Department
Legal Debetstand van de rekening-courant en de bedrijfsleider: de risico’s van een strafrechtelijke inbreuk Als bedrijfsleider bent u misschien houder van een rekening-rekening op uw naam binnen uw vennootschap. Er is niets uitzonderlijks aan deze situatie, het gaat integendeel om een gangbare praktijk. Het is echter zeer belangrijk de controle over deze situatie niet te verliezen om elke betwisting of zelfs een eventuele veroordeling te vermijden. De rekening-courant is een balansrekening waarop de bedragen worden geboekt die een vennootschap u eventueel verschuldigd kan zijn; in dit geval is er sprake van een ‘rekening-courant met creditstand’. Op de rekening kunnen echter ook schulden staan die u hebt ten aanzien van uw vennootschap; in dit geval hebben we het over een ‘rekening-courant met debetstand’. Met andere woorden, heeft uw rekening-courant een debetstand, dan hebt u meer schulden dan vorderingen ten aanzien van uw vennootschap. Heeft uw rekening-courant een creditstand, dan hebt u meer vorderingen dan schulden ten aanzien van uw vennootschap. De bedragen die u afneemt van uw rekening-courant, vormen voor u geen belastbaar inkomen. En wanneer u die bedragen terugbetaalt aan de vennootschap, vertegenwoordigen ze evenmin een belastbare winst voor de vennootschap. Hebt u echter een schuld ten aanzien van uw vennootschap, dan wordt de debetstand van de rekening-courant beschouwd als een ‘niet-hypothecaire lening zonder welbepaalde looptijd’. Betaalt u geen interesten op deze ‘lening’, dan geniet u een voordeel van alle aard (‘VAA’ genoemd) dat uw vennootschap u toekent. Een dergelijk voordeel maakt deel uit van uw bezoldiging en is aldus, natuurlijk, belastbaar. Als bedrijfsleider hebt u toegang tot alle goederen die het vermogen van de vennootschap vormen. In dit geval is de verleiding soms groot om een deel van die goederen aan te wenden voor persoonlijke doeleinden. Dit type gedrag werd door onze hoven en rechtbanken, meer bepaald in een arrest van het Hof van Cassatie van 6 februari 2013, al meermaals gekwalificeerd als een strafrechtelijke inbreuk die als ‘misbruik van vennootschapsgoederen’ wordt omschreven. Misbruik van vennootschapsgoederen is een zogenaamde inbreuk ‘uit hoofde van de functie’, daar alleen bepaalde personen, als gevolg van de functie die ze bekleden, een dergelijke inbreuk kunnen begaan. In het Strafwetboek (artikel 492bis, 1ste lid) wordt misbruik van vennootschapsgoederen gedefinieerd als het gebruik en/of de bedrieglijke toe-eigening door bestuurders, in feite en in rechte, van burgerlijke en handelsvennootschappen, alsook van verenigingen zonder winstoogmerk van de goederen of het krediet van de rechtspersoon terwijl hij weet dat deze situatie op betekenisvolle wijze in het nadeel is van de vermogensbelangen van de rechtspersoon en die van zijn schuldeisers of vennoten. In casu definieert het Strafwetboek het begrip ‘gebruik en toe-eigening’, dat misbruik van vennootschapsgoederen vormt, op zeer ruime wijze. Aldus blijkt dat de wetgever werkelijk de bedoeling had om in deze kwalificatie alle soorten misbruik op te nemen die kunnen worden begaan. Bovendien moet dit gebruik opzettelijk ‘op betekenisvolle wijze nadelig’ zijn voor de vermogensbelangen van de vennootschap, haar schuldeisers of haar vennoten. Dit betekent dat alleen de ernstigste feiten strafrechtelijk laakbaar zijn. De bedrijfsleider moet dus een rechtstreeks of indirect persoonlijk belang hebben nagestreefd. Dit belang kan zowel materieel zijn, zoals de betaling van een onderhoudsuitkering die hij verschuldigd is, als moreel, zoals de bescherming
13/02/2015
van zijn reputatie of een bepaalde levensstandaard. Door te bepalen dat het belang van de bedrijfsleider op rechtstreekse of indirecte wijze kan worden nagestreefd, heeft de wetgever alweer een ruim toepassingsgebied voorzien voor de inbreuk van misbruik van vennootschapsgoederen. Op deze basis werd meer bepaald geoordeeld dat het feit waarbij een bedrijfsleider geld van de vennootschap gebruikt om zijn schulden te betalen, geschenken aan zijn naasten aan te bieden, de terugbetaling van vermeende beroepskosten te verkrijgen of zichzelf buitensporige voordelen toe te kennen ten opzichte van de financiële situatie van de vennootschap, een misbruik van vennootschapsgoederen uitmaakt. Dit soort inbreuk kan met zeer zware straffen worden bestraft: een gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en een geldboete van honderd tot vijfhonderdduizend euro. Houder zijn van een rekening-courant binnen zijn onderneming blijft een gangbare situatie. Het is echter belangrijk dat men op ieder ogenblik het gebruik kan verantwoorden, teneinde elke invraagstelling of eventuele veroordeling te vermijden. Bovendien is het noodzakelijk dat deze situatie wordt omkaderd door een overeenkomst die wordt opgemaakt ‘in tempore non suspecto’. Cindy Torino – Legal Department
Social Sociale verkiezingen van 2016: opgelet voor de drempels!
Drempels De groei van een onderneming brengt de verplichting mee om overleg- en vertegenwoordigingsorganen van de werknemers te creëren. Die organen worden samengesteld ter gelegenheid van de sociale verkiezingen, die om de vier jaar plaatsvinden. De vereiste drempels om deze verkiezingen te organiseren zijn, gemiddeld, 50 werknemers voor het comité voor de preventie en het welzijn op het werk en 100 werknemers voor de ondernemingsraad. Om deze drempels te berekenen, houdt de onderneming rekening met de personen die zijn tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst. Uitgesloten zijn dus, meer bepaald, leidinggevenden, personen die werken onder het statuut van zelfstandige en uitzendkrachten, tenzij deze laatsten aan het werk zijn tijdens het laatste kwartaal van 2015. De berekening wordt gemaakt op basis van het gemiddeld aantal tewerkgestelde werknemers tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan de eerste fasen van de sociale verkiezingen. Ter gelegenheid van de volgende sociale verkiezingen (voorjaar 2016) wordt het aantal werknemers bijgevolg berekend op basis van het jaar 2015. Elke onderneming die vandaag op de rand staat van de wettelijk vereiste drempels moet dus zeer oplettend zijn, daar de aanwezigheid van een ondernemingsraad de verhoudingen tussen een werkgever en zijn werknemers ingrijpend wijzigt. Er wordt van een rechtstreeks en individueel beheer overgegaan naar een gestructureerd en collectief beheer van de sociale uitdagingen. Ook de machtsverhoudingen veranderen. De wetgever wil voorkomen dat het personeel van een onderneming over meerdere verschillende juridische entiteiten wordt verspreid met als doel te ontkomen aan de wettelijke verplichting om sociale verkiezingen te organiseren. Daarom hanteert de wetgever het begrip ‘technische bedrijfseenheid’ die wordt gedefinieerd op basis van economische en sociale criteria, met dien verstande dat – bij twijfel – de sociale criteria de bovenhand hebben. Bijgevolg kan een vennootschap die bestaat uit meerdere juridische entiteiten wier onderlinge sociale en economische banden bewezen zijn haar wettelijke verplichting moeilijk ontlopen. • Ondernemingsraad De ondernemingsraad heeft voornamelijk een raadgevende rol. Hij heeft tal van opdrachten: informatieopdrachten (bv. wanneer zich een gebeurtenis voordoet met belangrijke gevolgen voor de onderneming), raadgevende opdrachten (met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden), opdrachten van besluitvorming (bv. het arbeidsreglement opstellen) en controleopdrachten (inachtneming van de sociale wetgeving). •
Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk
13/02/2015
Het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk verleent adviezen met betrekking tot het welzijn op de werkplaatsen. Het is bevoegd met betrekking tot geweld en pesten. Bestaat er geen ondernemingsraad (dit is het geval voor bedrijven die tussen 50 en 100 werknemers tellen), dan oefent het CPBW de functies van die raad uit. De niet-verkozen leden en kandidaten van het CPBW en van de OR genieten aanzienlijke bescherming tegen ontslag, gedurende een periode die tot 8 jaar kan duren).
Vakbondsdelegatie In tegenstelling tot de voornoemde organen wordt de vakbondsdelegatie niet opgericht naar aanleiding van de sociale verkiezingen. Ze is veeleer een orgaan dat zaken opeist en onderhandelingen voert met de werkgever, en is uitsluitend samengesteld uit vertegenwoordigers van de werknemers. Haar voornaamste bevoegdheden zijn: onderhandelen over het sluiten van collectieve overeenkomsten, waken over de inachtneming van de sociale wetgeving en tussenkomen in sociale geschillen. Ook de leden van de vakbondsdelegatie zijn beschermd tegen ontslag.
13/02/2015
Sociale dialoog De oprichting van overlegorganen binnen een onderneming heeft dus tot gevolg dat de sociale dialoog en de manier waarop bepaalde beslissingen moeten worden genomen ingrijpende wijzigingen ondergaan. Sommige zaakvoerders zullen het gevoel hebben dat ze hun beslissingsmacht verliezen, terwijl (verkozen) werknemers van hun kant het gevoel hebben dat ze zich die macht toe-eigenen. De praktijk toont aan dat de zaken veel genuanceerder zijn en dat heel vaak de economische omstandigheden en de manier waarop de onderneming daarmee kan omgaan doorslaggevend zijn voor de toekomst. Laetitia Purnelle – Social Department
Homepage
Deloitte Belgium Berkenlaan 8A, 8B, 8C 1831 Diegem Belgium Deze nieuwsbrief is uitsluitend bestemd voor de medewerkers van Deloitte Fiduciaire. Komt de nieuwsbrief op welke wijze toch in het bezit van derden, dan gelden de volgende waarschuwingen: De inhoud en opmaak van deze nieuwsbrief zijn de exclusieve eigendom van Deloitte Fiduciaire* (hierna ‘Deloitte’ genoemd) en/of haar medewerkers en worden beschermd door het auteursrecht en de overige wetten en verdragen betreffende het intellectueel eigendomsrecht. Geen enkele reproductie, in welke vorm of op welke drager ook, is toegestaan zonder de uitdrukkelijke toestemming van Deloitte. Deze nieuwsbrief is geschreven in algemene bewoordingen en er mag niet naar worden verwezen voor specifieke situaties. Hoewel Deloitte de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie heeft gecontroleerd, blijft die informatie algemeen en is Deloitte in geen geval aansprakelijk voor mogelijke fouten die zich zouden kunnen voordoen als gevolg van het gebruik of de interpretatie van deze informatie zonder de bijstand van Deloitte. De informatie in deze nieuwsbrief is gebaseerd op de wet, de regelgeving, de rechtspraak, concrete gevallen, rulings en andere bronnen die bestaan op het ogenblik van de voorstelling van de nieuwsbrief. Bijgevolg heeft elke latere wijziging van het bovenstaande (en in verband waarmee Deloitte niet gehouden is de lezer / gebruiker daarvan kennis te geven) tot gevolg dat de informatie in deze nieuwsbrief nietig wordt. De toepassing van de beschreven principes is afhankelijk van de toepasselijke specifieke omstandigheden en wij bevelen u aan om deskundig advies in te winnen alvorens actie te ondernemen dan wel om helemaal geen actie te ondernemen op basis van de inhoud van deze nieuwsbrief. Deloitte is bereid om de lezer / gebruiker bij te staan en hem advies te verlenen over de wijze waarop de in deze nieuwsbrief beschreven principes kunnen worden toegepast op specifieke situaties. Deloitte aanvaardt geen enkele zorgvuldigheidsplicht of aansprakelijkheid voor het verlies dat een persoon lijdt die handelt of nalaat te handelen op basis van informatie in deze nieuwsbrief. *Een divisie van Deloitte Accountancy BV ovve CVBA Met ‘Deloitte’ wordt bedoeld één of meer entiteiten van Deloitte Touche Tohmatsu Limited, een private company limited by guarantee naar Brits recht (‘DTTL’), haar netwerk van aangesloten ondernemingen en hun aanverwante entiteiten. DTTL en elk van haar aangesloten ondernemingen zijn wettelijk afzonderlijke en onafhankelijke entiteiten. DTTL (ook ‘Deloitte Global’ genoemd) levert geen diensten aan klanten. Zie www.deloitte.com/about voor een nadere beschrijving van DTTL en haar aangesloten ondernemingen. Deze mededeling is uitsluitend bestemd voor interne verspreiding onder en intern verbruik door de medewerkers van Deloitte Touche Tohmatsu Limited, haar aangesloten ondernemingen en hun aanverwante entiteiten (samen het ‘Deloitte-netwerk’ genoemd). Geen enkele entiteit van het Deloitte-netwerk is aansprakelijk voor welk verlies ook dat wordt geleden door gelijk welke persoon op basis van deze mededeling. © 2015. Voor informatie kunt u contact opnemen met Deloitte Belgium.
13/02/2015
Niet-gemotiveerd tijdskrediet Tot 31 december 2014
Wat
(leeftijd),anciënniteit bij werkgever en loopbaanvoorwaarden
Duur recht
Gemotiveerd tijdskrediet
Vanaf 1 januari 2015
Een onderbreking van de loopbaan zonder aanwezigheid van een specifiek motief
Tot 31 december 2014
Vanaf 1 januari 2015
Een onderbreking van de loopbaan met aanwezigheid van een motief: - zorgen voor een kind tot 8 jaar - verlenen palliatieve zorgen - verlenen medische bijstand zwaar ziek gezins-of familielid - volgen van een erkende opleiding - zorgen voor een mindervalide kind tot 21 jaar
- Een loopbaan van 5 jaar als werknemer 24 maanden in dienst bij de werkgever
- 24 maanden in dienst bij de werkgever
Maximum een voltijds equivalent van 12 maanden
Duur uitkering RVA
12 maanden
Maandbedrag uitkering RVA
Minder dan 5 jaar anciënniteit: 481,02 euro bruto voltijds tijdskrediet/240,51 euro bruto halltijds tijdskrediet Vanaf 5 jaar anciënniteit: 641,37 euro bruto voltijds tijdskrediet/320,68 euro bruto halftijds tijdskrediet 1/5e vermindering: 158,38 euro bruto voor samenwonenden en 204,39 euro bruto voor alleenwonenden
nvt
nvt
Maximum 36 maanden (uitz. medische bijstand ziek kind en zorgen voor een mindervalide kind tot 21 jaar: 48 maanden)
Maximum 36 maanden
36/48 maanden
Maximum in totaal 48 maanden ongeacht de vorm (voltijds, halftijds, 1/5) (Uitz. volgen van een erkende opleiding: 36 maanden)
Eindeloopbaan Tot 31 december 2014
Vanaf 1 januari 2015
Een vermindering van de arbeidsprestaties voor werknemers op het einde van hun loopbaan
- 55 jaar (uitz. 50 jaar voor zware beroepen, lange loopbanen, onderneming in moeilijkheden / herstructureringen) - 24 maanden in dienst bij de werkgever - 25 of 28 jaar beroepsloopbaan
- 60 jaar (uitz. 55 jaar voor zware beroepen, lange loopbanen, ondernemingen in moeilijkheden / herstructurering) - 24 maanden in dienst bij de werkgever - 25 of 28 jaar beroepsloopbaan
Tot pensioen
Minder dan 5 jaar anciënniteit: 481,02 euro bruto voltijds tijdskrediet / 240,51 euro bruto halltijds tijdskrediet Vanaf 5 jaar anciënniteit: 641,37 euro bruto voltijds tijdskrediet / 320,68 euro bruto halftijds tijdskrediet 1/5e vermindering: 158,38 euro bruto voor samenwonenden en 204,39 euro bruto voor alleenwonenden
Halftijdse vermindering: 479,06 euro bruto samenwonenden 479,06 euro bruto alleenstaanden 1/5e vermindering 222,52 euro bruto samenwonenden 268,53 euro bruto alleenstaanden
1)Toepassing oude regels: eerste aanvragen voor onderbrekingsuitkeringen die vóór 1 april 2015 werden ontvangen bij de RVA, voor zover de werkgever vóór 1 januari 2015 schriftelijk op de hoogte werd gebracht door de werknemer en waarbij het tijdskrediet ingaat vóór 1 juli 2015.
Overgangsbepalingen
Toepassing oude regels: eerste aanvragen voor onderbrekingsuitkeringen die vóór 1 april 2015 werden ontvangen bij de RVA, voor zover de werkgever vóór 1 januari 2015 schriftelijk op de hoogte werd gebracht door de werknemer en waarbij het tijdskrediet ingaat vóór 1 juli 2015.
Geen, aangezien het een uitbreiding betreft
2) Onderneming in herstructurering of in moeilijkheden: mogelijkheid voor werknermers vanaf 50 jaar. Cumulatief te vervullen voorwaarden: - de onderneming moet aantonen dat haar aanvraag tot erkenning gedaan wordt in het kader van een herstructureringsplan en het mogelijk maakt ontslagen te vermijden; - de onderneming moet aantonen dat haar aanvraag tot erkenning het mogelijk maakt het aantal werknemers die overstappen naar het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag te beperken; - de ingangsdatum van de erkenning gelegen zijn vóór 09 oktober 2014. 3) Tijdelijke onderbreking van verminderde prestaties : de oude regels blijven van toepassing voor werknemers van minstens 50 jaar die reeds onderbrekingsuitkeringen genoten in het eindeloopbaanstelsel vóór 1 januari 2015 en van wie het genot van onderbrekingsuitkeringen tijdelijk werd onderbroken omwille van een voltijdse werkhervatting, omwille van ziekte of omwille van het nemen van thematisch verlof. Als zij in 2015 een nieuwe aanvraag indienen, zullen zij uitkeringen ontvangen op basis van de oude reglementering.