Arenberggebouw – Arenbergstraat 5 – 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 – Fax: 02 209 47 15
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sportlandschap en een aanzet tot discussie AUTEUR(S)
DE VOS BRECHT
REDACTEUR
/
INSTITUUT
Universiteit Gent, Vakgroep Beweging- en Sportwetenschappen
ABSTRACT
Talent is een gecompliceerd begrip dat al veel inkt heeft laten vloeien en een pak onderzoekers heeft gefascineerd. Dit artikel wil enkele misverstanden in het gebruik van gerelateerde terminologieën uit de wereld helpen. Verder wordt meer duiding gegeven over talentidentificatie, gebaseerd op cruciale wetenschappelijke basisartikels en enkele recente wetenschappelijke artikels van eigen bodem. Tenslotte willen we meer bekendheid geven aan reeds bestaande acties en tegelijk aanmoedigen tot nadenken over eventuele, noodzakelijke toekomstinitiatieven. Sleutelwoorden
Talentidentificatie, -detectie en –ontwikkeling; Vlaams Sport Kompas
Datum
18/05/2009
Extra bronnen
(zie lijst achter tekst)
Contactadres
[email protected]
Disclaimer: Het hierna bijgevoegde product mag enkel voor persoonlijk gebruik worden gedupliceerd. Indien men dit wenst te dupliceren of te gebruiken in eigen werk, moet de bovenvermelde contactpersoon steeds verwittigd worden. Verder is een correcte bronvermelding altijd verplicht!
Brecht De Vos, Universiteit Gent
TALENTIDENTIFICATIE : EEN GREEP UIT HET HUIDIGE SPORTLANDSCHAP EN EEN AANZET TOT DISCUSSIE
De Vos Brecht Universiteit Gent, mei 2009
1
INLEIDING Talent is een vaak besproken en beschreven term. Het is een complex begrip dat men te makkelijk gebruikt zonder de inhoud ervan volledig te vatten. Dit laatste komt voort uit de discussie tussen talent als erfelijke factor of talent als gevolg van de ideale opvoeding/ontwikkeling. Dit artikel wil hierover iets meer duidelijkheid brengen en handelt specifiek over het onderdeel talentidentificatie. Om meer klaarheid te bekomen over de juiste betekenis van bepaalde terminologieën en om te weten wanneer welke term van toepassing is, zullen we dieper ingaan op bevindingen die naar voor kwamen uit belangrijke wetenschappelijke artikels. Verder bekijken we de grote lijnen van een breed onderzoeksproject dat loopt aan de Universiteit Gent rond talentdetectie en talentidentificatie. Het project heeft als doel om begaafde kinderen te kunnen detecteren en hen zo mogelijk te oriënteren naar bepaalde sporten die bij hun gaven passen. Zo krijgen ze een kans om hun gaven optimaal te ontplooien. Tenslotte bekijken we hoe transparant de federaties van de tien prioritaire sporten binnen de Vlaamse Trainers School (VTS) zijn in hun communicatie rond hun talentidentificatie en ‐ontwikkeling via hun officiële website. LITERATUUR EN TERMINOLOGIEËN In de literatuur wordt vaak gepoogd de complexiteit van het begrip ‘talent’ te vatten. In een artikel van Simonton worden verschillende definities besproken, maar
vooral twee pistes worden extra benadrukt (Simonton, 1999). Eerst wordt dieper ingegaan op de mogelijkheid dat talent of begaafdheid zich zou manifesteren vanaf het ogenblik dat een reeks van erfelijke componenten plots tot uitdrukking beginnen te komen. Deze eerste piste baseert zich dus op het idee dat talent zou ‘opduiken’ vanaf het ogenblik dat de noodzakelijke component(en)/ gaven die in de genen zijn meegegeven, zich beginnen te manifesteren. Talent is volgens deze visie een statisch gegeven dat reeds van bij de geboorte onveranderlijk aanwezig zou zijn. Hierin zijn er twee subpistes. Talent zou enerzijds de som van deze componenten kunnen zijn. Dit wil zeggen dat talent zich reeds zou manifesteren vanaf het ogenblik dat één van de noodzakelijke componenten voor talent zich begint te ontwikkelen. Talent zou anderzijds het product kunnen zijn van componenten. Dit betekent dat alle noodzakelijke componenten van talent zich minstens in hun beginfase van ontwikkeling moeten bevinden vooraleer talent zich kan beginnen te manifesteren. Deze laatste subpiste lijkt aannemelijker in het licht van de schaarsheid van talent: talent duikt enkel op indien alle noodzakelijke componenten aanwezig zijn en niet vanaf het ogenblik dat er één aanwezig is. De tweede piste benadrukt meer het belang van de omgeving en de opvoeding. Hier ligt het zwaartepunt vooral op het ‘ontwikkelingsproces’ van het begrip talent en niet zozeer op het plots opduiken ervan. De verschillende componenten worden hier niet alleen uitgebreid met sociale en omgevingsfactoren, maar ook het
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sportlandschap en een aanzet tot discussie
Brecht De Vos, Universiteit Gent
2
ontwikkelingsproces van elk van deze factoren heeft een invloed op het eigenlijke eindproduct, talent. Binnen dit model wordt ook duidelijk dat alle nodige componenten wel kunnen aanwezig zijn, maar indien één van deze verwaarloosd wordt tijdens de ontwikkeling, het talent uiteindelijk toch niet tot uiting komt. Deze piste schets dus een veel complexer beeld dan de eerste. Binnen de logica van dit model kan men ook een verklaring zoeken voor het verloren gaan van getalenteerde sporters of de reden waarom twee mensen met sterk verschillende eigenschapen toch als quasi gelijk getalenteerd kunnen beschouwd worden in eenzelfde domein. Verder geeft dit ook het belang van de rol van maturiteit weer. Simonton biedt hier geen finaal antwoord, maar hij geeft ons wel een goed inzicht in de complexiteit van talent. Hij beweert niet dat erfelijke eigenschappen geen invloed hebben op talent, integendeel, maar hij benadrukt dat het belang van opvoeding, omgeving en ontwikkeling van alle componenten voor talent zeker al een even grote en allicht grotere rol spelen in het uiteindelijke manifesteren van talent. Een volgende auteur die het inzicht over het begrip talent kan verdiepen is Francoys Gagné (Gagné, 2000, 2004). Hij ontwierp het gedifferentieerde model voor begaafdheid en talent (DMGT). (Zie ook volgende URL: http://www.tki.org.nz/r/gifted/reading/pdfs/g iftedness_e.pdf ). Vaak wordt het label ‘talent’ nog steeds gegeven aan zowel een jonge sporter die enkele opmerkelijke kenmerken blijkt te bezitten die noodzakelijk zijn voor deze sporttak, als aan een geslaagde professionele topper in diezelfde sporttak. Gagné maakt hier echter een duidelijke opsplitsing. Hij maakt immers een duidelijk onderscheid tussen begaafdheid en talent.
“BEGAAFDHEID wijst op het bezit en het gebruik van spontaan uitgedrukte vaardigheden (gaven), in op zijn minst één vaardigheidsdomein, in die mate dat het bewuste individu tot de top 10% van zijn/haar leeftijdsgenoten behoort.” “TALENT wijst op de superieure beheersing of de systematisch ontwikkelde vaardigheden en kennis, in op zijn minst één gebied van menselijke activiteit, in die mate dat het individu tot top 10% van zijn leeftijdsgenoten die ook in dit/deze gebied(en) actief zijn.” ©Francoys Gagné Hij stelt dat deze gaven deels bepaald worden door erfelijke factoren en hij bakent vier domeinen af voor begaafdheid: intellectueel, creatief, sociaal‐ affectief en sensorisch/motorisch. Gagné stelt ook dat deze gaven een ontwikkelingsproces doormaken op basis van formeel en informeel leren en oefenen. Dit proces kan gestimuleerd of geremd worden door drie soorten katalysatoren. Deze kunnen intrapersoonlijk zijn, zoals fysieke, motivationele, mentale of persoonlijkheid‐ factoren. Een tweede soort kan men catalogeren onder omgevingsfactoren. Zo kan het milieu waarin men zich bevindt, de personen rondom een sporter, de aanwezigheid van de nodige voorzieningen of plotse ingrijpende gebeurtenissen ook een invloed uitoefenen op het ontwikkelingsproces. Een derde katalysator is ‘geluk/toeval’. Dit heeft een onrechtstreekse invloed op het ontwikkelingsproces. Hiermee bedoelen we bijvoorbeeld de gebeurtenis waarbij twee mensen met de ideale genen voor een bepaalde sport elkaar ontmoeten, verliefd worden en een kind krijgen. En dat dit kind net de juiste genenmix erft die hem in staat stelt om uit te blinken in een bepaalde
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sportlandschap en een aanzet tot discussie
Brecht De Vos, Universiteit Gent
3
sport. Een tweede voorbeeld van toeval is bijvoorbeeld het volgende. Een erg begaafde jonge sporter heeft het moeilijk in zijn puberteit en hij overweegt om te stoppen met zijn sport. Net op dat ogenblik vindt er door omstandigheden een trainerswissel plaats. En het is net deze trainer die de kunst verstaat om hem toch mentaal te stimuleren om zo toch verder door te zetten, etc. Het wordt zo dus wel duidelijk dat de factor geluk/toeval niet uit te sluiten valt in het ontwikkelingsproces. Als alle factoren in het ontwikkelingsproces goed zitten, kan dit uiteindelijk uitmonden in echt sterke prestaties (of ‘gerealiseerd talent’). Nu we een duidelijker beeld hebben kunnen vormen van wat talent en begaafdheid precies inhouden, kunnen we verder gaan in het verduidelijken van onze terminologieën. Uit de vorige theorieën blijkt hoe zeldzaam echt talent is en dat er risico’s bestaan dat talent verloren gaat, ook al bezit een persoon alle noodzakelijke gaven om tot een werkelijk talent uit te groeien binnen zijn/haar sport. Om die reden is het belangrijk dat deze begaafde jongeren tijdig opgespoord worden, zodat ze het juiste ontwikkelingsproces doorlopen en tot werkelijke talenten uit groeien. Daarom is het cruciaal om de juiste opsporingsystemen te beheersen om dit talent niet te laten verloren gaan. Voor de juiste benaming van deze processen baseren we ons op Williams en Reilly (2000) en Vaeyens, Lenoir, et al. (2008). Bij het opsporen van potentieel getalenteerde jongeren spreken we in eerste instantie over talentdetectie. Deze term houdt in dat men jongeren met potentieel die nog niet in die bewuste sport actief zijn opspoort. Dit kan zorgen voor een kwalitatieve instroom in een respectievelijke sport. Eens de instroom een feit is, werken we binnen de respectievelijke sport en zitten we als het ware in een cirkel. Hierbinnen hebben we drie termen:
talentidentificatie, talentselectie.
talentontwikkeling
en
Talentidentificatie verwijst naar het proces waarbij men de huidige deelnemers aan een bepaalde sport, die het potentieel hebben om de top te bereiken in die sport, gaat herkennen. Dit gebeurt niet alleen op basis van fysieke parameters, maar ook op basis van fysiologische, psychologische, sociale en technische parameters. Dit kan gebeuren tijdens verschillende stadia van het ontwikkelingsproces van de sporter. Vervolgens is er talentontwikkeling. Dit houdt in dat sportbeoefenaars de ideale trainingsomgeving krijgen aangeboden en zo de kans te hebben om zich naar hun volle potentieel te kunnen ontwikkelen. Mits goedwerkende identificatieprocedures kan men ervoor zorgen dat de meest begaafde sporters tijdens de verschillende ontwikkelingsstadia opgespoord worden en terecht komen in de talentontwikkeling‐ programma’s op het hoogste niveau. Dit zou een verlies van talent tot een minimum moeten beperken. Tenslotte is er de term talentselectie. Dit is een continu proces op korte termijn. Het houdt in dat men de spelers gaat identificeren die op dat ogenblik het vereiste prestatieniveau tentoonspreiden om gekozen te worden voor een team of een tornooi (bv. de nationale selectie voor de Olympsiche Spelen). In vele sporten ligt de nadruk nog hoofdzakelijk op talentontwikkeling alleen. Men schept als het ware de begaafde jonge sporters die komen boven drijven op en plaatst hen vervolgens in een goed uitgewerkt talentontwikkelingsprogramma. Dit komt nog vooral voor bij populaire sporten waar men meer dan genoeg leden heeft. Deze manier van werken is echter niet voldoende. Zo kunnen er keer op keer een pak begaafde spelers verloren gaan om verschillende redenen zoals een late maturiteit, een
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sportlandschap en een aanzet tot discussie
Brecht De Vos, Universiteit Gent
demotiverende begeleiding, … Het toeval speelt hier een te grote rol. Als men op internationaal niveau wil meestrijden is het belangrijk om extra energie te investeren in talentdetectie en ‐identificatieprogramma’s.
4
Omdat dergelijke processen zeer arbeid‐ en kostenintensief zijn, dienen ze vooral gedragen te worden door grote organisaties. Om deze assumptie te bekrachtigen gaan we in het volgende deel dieper ingaan op een onderzoeksproject dat loopt aan de vakgroep Beweging‐ en Sportwetenschappen van de Universiteit Gent, met steun van de Vlaamse Gemeenschap. HET VLAAMS SPORT KOMPAS
Figuur 1: Logo van Vlaams Sport Kompas
Het Vlaams Sport Kompas is een grootschalig project aan de Universiteit Gent. Het is een mengvorm van talentdetectie en ‐identificatie. In navolging van andere talentgerelateerde onderzoeksprojecten zoals het “Ghent Youth Soccer Project”, “talentidentificatie op basis van tactisch inzicht”, een handbalproject en “Sportakus” is dit opnieuw een bijdrage tot het vergroten van het kennisveld rond ‘begaafdheid’ en ‘talent’. De tests voor het Vlaams Sport Kompas zijn van start gegaan in het najaar van 2007 en zijn nu nog steeds aan de gang. Deze lange tijdsperiode is noodzakelijk om de longitudinale opvolging te kunnen garanderen, wat een meerwaarde met zich meebrengt voor dit project. Deze longitudinale opvolging (dus meerdere metingen) biedt immers de kans om ook
aandacht te hebben voor ‘talentconfirmatie’, wat een logische volgende stap is in de opvolging van de weg van begaafdheid naar talent (Vaeyens et al., 2008). Talentidentificatie op basis van een eenmalige meting, wat traditioneel vaak gebeurt, heeft immers niet dezelfde kracht als wanneer er ook nog een talentconfirmatiefase volgt. Tijdens de bovenstaande periode hebben de onderzoekers 4500 kinderen (6‐11jaar) gescreend op begaafdheid (of ‘potentieel talent’) om hen te kunnen oriënteren binnen een sport die voor hen geschikt zou zijn. Op basis van lichaamskenmerken, fysieke eigenschappen, motorische eigenschappen en bewegingsvoorkeuren wordt van elke proefpersoon een individueel profiel opgemaakt. Ieder kind kan op deze manier een geïnformeerde keuze maken uit gesuggereerde sporten die aansluiten bij zijn persoonlijke profiel. De testbatterij die gebruikt werd om tot deze profielen te komen bestaat uit 30 tests die peilen naar lichaamsafmetingen, morfologie, coördinatie, fysieke en fysiologische kenmerken. De opmaak van een dergelijk oriënterend sportief testprofiel kan uiteindelijk op drie manieren geïnterpreteerd worden. De profielen met lage scores zullen advies bevatten om het bewuste kind te oriënteren in functie van een gezonde ontwikkeling, met een focus op de recreatieve beoefening van sport en beperkte competitieve inslag. De personen met hoge scores op hun testprofiel zullen een oriëntering krijgen in functie van competitieve sportbeoefening. Als derde hebben we de testprofielen met zeer hoge scores en deze personen zullen een oriëntering krijgen gericht op een hoog competitief niveau. De metingen en profielen zijn opgemaakt met een gerichte langetermijnvisie. De oriënteringen zijn federatieoverschrijdend en
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sportlandschap en een aanzet tot discussie
Brecht De Vos, Universiteit Gent
gebaseerd op objectieve en uniforme metingen.
5
Naast de generieke profielen voor kinderen van 6 jaar tot 11 jaar heeft men vervolgens waar mogelijk sportspecifieke testprofielen gecreëerd in samenwerking met de respectievelijke officiële sportfederaties. Deze samenwerking geeft dit hele project een extra kracht mee. De sportspecifieke expertise van de federaties wordt op deze manier aangevuld met de ruime theoretische kennis en de wetenschappelijk onderbouwde benadering van de Universiteit Gent. De bedoeling is dat men de scores van iemand die hoog scoort op een generiek profiel kan verplaatsen en vergelijken met de eisen die gesteld worden voor een sportspecifiek testprofiel. De sporters die zeer hoge scores behalen binnen het sportspecifieke profiel kunnen eventueel verder opgevolgd worden en later de talentinstroom vormen als mogelijke leerlingen in de topsportschool (12‐18 jaar). Om discriminerende factoren tussen de verschillende sportdisciplines te verkrijgen, werden tussen 2007 en 2009 tests afgenomen van een duizendtal leerlingen uit de topsportscholen in Vlaanderen. Deze centraal gestuurde manier van talentdetectie en ‐identificatie biedt grote voordelen. De verzameling van al deze generieke en sportspecifieke profielen bevat een schat aan informatie over het algemene en specifieke sportieve niveau van een grote pool van jongeren. Al deze info kan gebruikt worden om een grote databank aan te leggen, maar daar blijft het niet bij. Deze grote informatiebasis bevordert de objectiviteit bij het inschatten van bepaalde prestaties/resultaten. Een testprofiel bevat steeds alle resultaten van een sporter op de verschillende tests uit de testbatterij waaraan hij/zij heeft deelgenomen. Op basis van een databank
zoals hierboven werd vernoemd, kan men de referentiewaarden bepalen van een bepaalde sporter binnen verschillende interessante groepen. Zo kunnen we bepalen hoe hij/zij zich verhoudt ten opzichte van zijn/haar respectievelijke leeftijdsgroep op basis van zijn/haar generieke profiel. Het sportspecifieke profiel biedt verder de kans om te zien waar de sporter zich bevindt in de populatie van leeftijdsgenoten die actief zijn in een specifieke sport. Verder kunnen we een persoonlijk profiel ook aftoetsen in een sportspecifieke groep over de leeftijdsgrenzen heen. Hoe presteert een 14‐jarige volgens de referentiewaarden van de populatie 16‐ jarigen? Indien dit nog steeds opmerkelijk goed is, komt dat omdat die 14‐jarige vooruit zit qua maturiteit of niet? In het laatste geval wordt opvolging van die sporter wel erg interessant! Tenslotte kan men ook over de sportgrenzen heen kijken. Op basis van een persoonlijk profiel en de beschikbare referentiewaarden uit de databank, kan blijken dat iemand die het net niet haalt in een zekere sport, ook aanleg lijkt te hebben voor een andere sport. Zo kan een net‐niet‐ topzwemmer met een grote gestalte, longinhoud en armspan het misschien wel helemaal maken in roeien. Het principe (her)oriëntering is een belangrijke troef voor het Vlaams Sport Kompas. Dit principe van (her)oriëntering wordt reeds toegepast in andere landen, zoals bijvoorbeeld Australië. Een dergelijke handelswijze op grote schaal kan een interessante manier van denken zijn voor bijvoorbeeld sportfederaties. Een handelswijze waarbij elke club een eigen talentidentificatiesysteem uitwerkt is minder interessant. Zo kan er op termijn een wildgroei ontstaan van verschillende systemen en op die manier creëer je geen duidelijke raakpunten voor vergelijking. Het bovenvermelde Vlaams Sport Kompas biedt echter nieuwe mogelijkheden. Het kan
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sportlandschap en een aanzet tot discussie
Brecht De Vos, Universiteit Gent
6
mogelijks als raamwerk dienen voor een overkoepelende strategie achter talentbeleid. Indien een federatie de samenwerking zou aangaan met een dergelijk groot project, kan het uiteindelijk een passend en wetenschappelijk onderbouwd talent‐ identificatie systeem bekomen. Mits een duidelijke communicatie naar haar clubs, kan dit door die clubs ook sneller en beter worden opgevolgd. Dit lijkt dan ook grotere slaagkansen te bieden en kan leiden tot een reductie van talentverlies. Het belang van een goed talentbeleid binnen federaties, eventueel in samenwerking met een nationaal (Vlaams) project, is hierboven reeds aangehaald. Daarom willen we in het volgende deel bekijken hoe transparant federaties zijn in hun communicatie over eigen talentidentificatie systemen. TALENTIDENTIFICATIE IN FEDERATIES
In dit deel van de tekst is het niet de bedoeling om een waardeoordeel uit te spreken over het talentbeleid van een federatie. Ons uitgangspunt is immers het volgende. Stel dat een leek in een bepaalde sport meer wil te weten komen over talentidentificatie in andere sporten, dan zal één van zijn eerste bronnen de officiële website van de bewuste sportfederatie zijn. Kan men op deze websites dan ook terugvinden waar men naar op zoek is? We hebben voor de breedte van deze screening de sporten geselecteerd die door de VTS (Bloso) zijn vastgelegd als de tien prioritaire sporten. De meeste sporten zullen erg kort besproken worden, met de vermelding of de gezochte informatie al dan niet werd teruggevonden. Om het opzet te verduidelijken zullen we echter enkele sporten meer in detail bespreken. Een typevoorbeeld van transparante communicatie via de website
vinden we terug bij de Vlaamse Atletiekliga (VAL). De VAL werkt reeds samen met de onderzoekers van het Vlaams Sport Kompas en er is reeds een korte samenwerking geweest in de rand van de vijf evenementendagen rond het thema “Treed in de voetsporen van Tia”. Op de homepage vinden we de link naar hun pagina’s over talentdetectie en ‐identificatie snel terug. Zij hebben een uitgebreide beschrijving van hun Ethias‐Jeugdproject, waarbij een testbatterij is samengesteld door de federatie. Deze kan afgenomen worden door de clubs en op basis hiervan kan een delegatie atleten afgevaardigd worden op de provinciale talentdagen. Op deze dagen worden de atleten onderworpen aan een meer uitgebreide testbatterij en deze metingen worden ondersteund met scouting door ervaren trainers. Op basis van de resultaten van deze dagen worden potentiële talenten geïdentificeerd voor deelname aan Provinciale Trainingen en tenslotte een doorstroming naar de Federale Talentendag. Tijdens specifieke workshops worden de atleten daar gescout. Op basis daarvan wordt dan uiteindelijk de selectie gemaakt voor het Federale Talentontwikkeling project. Andere federaties die een transparante communicatie voeren rond hun talentbeleid zijn de VLP (paardrijden) en de VTV (tennis). Ook op de website van de VLP vind je onmiddellijk een link naar hun AA‐Talentplan, met uitgebreide informatie over de volledige werking. Hoewel men voor tennis iets langer moet zoeken op de homepage, komt men via de competitielink wel terecht waar men moet zijn en de beschikbare informatie is zeker al zo uitgebreid als bij atletiek. Een ander voorbeeld is de website van de Vlaamse Volleybalbond. Zij hebben een goede en uitgebreide omschrijving van hun beleid rond talentontwikkeling en de samenwerking met de topsportscholen, maar meer uitleg
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sportlandschap en een aanzet tot discussie
Brecht De Vos, Universiteit Gent
7
over talentidentificatie vindt men niet terug. Men lijkt zich voornamelijk te baseren op een vorm van talentselectie. Er wordt gebruik gemaakt van scoutingsystemen die meestal enkel de jongeren kunnen oppikken van wie de begaafdheid of het talent op een zekere dag plots opduikt. Vervolgens worden deze jongeren dan in een goed uitgebouwd talentontwikkelingsplan geplaatst. Dit is geen echte vorm van talentidentificatie zoals in het bovenstaande deel over literatuur is beschreven en heeft als nadeel dat veel talent kan verloren gaan. Dit is een werkwijze die vaker voorkomt bij sporttaken met veel leden, omdat het talentverlies kan gecompenseerd worden door het grotere aanbod. Toch kan mits extra aandacht voor talentidentificatie de efficiëntie bevorderd worden. Voor basketbal is de info iets moeilijker terug te vinden. Via de homepage kom je al snel bij de link topsport, maar hieronder wordt geen melding gemaakt van talentidentificatie. Na even zoeken is een PowerPoint terug te vinden over de werking van de topsportscholen en hier staat wel alles waar we naar op zoek waren in beknopte versie beschreven. Van de Gymfed wisten we dat er een uitgebreid talentbeleid was, waar tot onze verbazing was hierover als bezoeker niet onmiddellijk iets terug te vinden op de website. Bij navraag bleek dat de nodige informatie wel beschikbaar was voor clubs en leden, maar men moet kunnen inloggen om aan deze informatie te geraken. Bij de judofederatie was de info waar we naar op zoek waren niet terug te vinden. Uit goede bron weten we dat men hier wel intensief rond werkt. Als bezoeker kan men er via de website echter niets over te weten komen. Op de website van de Belgische Voetbalbond vinden we niet echt terug wat we zoeken. Er
wordt wel gesproken over scouting, maar over talentidentificatie is geen info terug te vinden. Via informatie over topsportscholen wordt wel meer verteld over talentontwikkeling, maar we hadden graag meer te weten gekomen over de eigen werkwijze van de federatie. Voor zeilen vonden we niet onmiddellijk wat we zochten. Er wordt weldegelijk gesproken over talent opsporen, maar over de werkwijze rond talentidentificatie vinden we geen info terug. Als laatste is er nog zwemmen. Op de website vinden we via de homepage onmiddellijk de juiste weg en uitgebreide informatie. De info beschrijft wel voornamelijk de talentontwikkeling. Over talentidentificatie hadden we graag nog wat meer specifieke informatie gevonden. We willen tot slot nog eens benadrukken dat hier geen waardeoordeel wordt uitgesproken over het talentbeleid van de federatie. Deze screening van de websites is enkel een indicatie voor de transparantie in de communicatie van de federatie naar de buitenwereld toe. Je kan alle websites nog zelf eens nakijken op de volgende adressen die zijn weergegeven in tabel 1. Tabel 1: lijst federaties 10 prioritaire sporten VTS
Sporttak Atletiek Basketbal Gymnastiek Judo Paardrijden Tennis Voetbal Volleybal Zeilen/surfen Zwemmen
Website www.val.be www.basketbalvlaanderen.be www.gymfed.be www.vjf.be www.vlp.be www.vtv.be www.footbel.be www.volleyvvb.be www.vyf.be www.zwemfed.be
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sportlandschap en een aanzet tot discussie
Brecht De Vos, Universiteit Gent
CONCLUSIE
We hebben in dit artikel de complexiteit van het begrip ‘talent’ proberen te benadrukken, maar tegelijk worden in dit artikel ook enkele goed begrijpbare theorieën en modellen besproken die hier meer duidelijkheid in kunnen brengen.
8
We kunnen nu dus stellen dat talent bepaald wordt door een mengeling van erfelijke, omgeving‐ en ontwikkelingscomponenten die elkaar ook onderling beïnvloeden. Via het DMGT van Gagné hebben we een duidelijk onderscheid gemaakt tussen begaafdheid (gaven) en talent. Als een persoon alle noodzakelijke gaven bezit om het te maken in een sport, wil dit nog niet automatisch zeggen dat hij/zij ook zal slagen in die sport. Er moet een volledig ontwikkelingsproces doorlopen worden vooraleer men van een begaafd individu naar een echt talent kan uitgroeien.
Vervolgens werd het Vlaams Sport Kompas voorgesteld als voorbeeld voor een talentidentificatieproject op grote, federatie‐ overschrijdende schaal. Een grote groep kinderen werd getest met uitgebreide, multidisciplinaire testbatterijen. Op basis van hun resultaten werd een testprofiel opgemaakt dat hen een plaats gaf binnen hun eigen leeftijdsgroep en hen kon oriënteren binnen de sporttakken die precies bij hun vaardigheden pasten. Op 25 mei 2009 werd in het Sporthotel in Gent een lezing gegeven over dit thema. Tenslotte werden de websites van de 10 prioritaire sporten binnen VTS gescreend op transparantie in de communicatie rond hun talentbeleid, met extra aandacht voor wat beschreven is rond talentidentificatie.
Dankwoord
Ik wil graag iedereen bedanken die mij heeft geholpen in deze periode van research rond talentidentificatie. In het bijzonder wil ik ook prof. Matthieu Lenoir, Johan Pion en Roel Vaeyens bedanken voor de feedback en suggesties tijdens het schrijven van dit artikel. BRONNEN
Abbott, A., Collins, D., (2002), A theoretical and empirical analysis of a ‘state of the art’ talent identification model, High Ability Studies, 13 (2), pp.157‐178 Durand‐Bush, N., Salmela, J.H., (2000), The development of talent in sport. In Singer, R.N., Hausenblas, H.A., nd Janelle, C., Handbook of Sport Psychology 2 Edition, pp.269‐289, …: JOHN WILEY & SONS INC. Gagné, F., (2000), A differentiated model of giftedness and talent (DMGT), (personal notes by Gagné, F.) pp.1‐6 Gagné, F., (2004), Transforming gifts into talents: the DMGT as a development theory, High Ability Studies, 15 (2), pp.119‐147
Martindale, R.J.J., Collins, D., Daubney, J., (2005), Talent development : a guide for practice and research within sport. Quest, 57, pp.353‐375 Matsudo, V.K.R., Rivet, R.E., Pereira, M.H.N., (1987), Standard score assessment on phusique and performance of Brazilian athletes in a six tiered competitive sports model, Journal of Sports Sciences, 5, pp.49‐53 Mohamed, H., Vaeyens, R., Matthys, S., Multael M., et al. (2009), Antropometric and performance measures for the development of a talent detection and identification model in youth handball, Journal of Sports Sciences, 27 (3), pp. 257‐266 Régnier, G., Salmela, J., Russell, S.J., (1993), Talent detection and development in sport. In Singer, R.N., Milledge, M., Tennant, L.K. (Eds.) Handbook of research on sport psychology, pp. 290‐313, New York, NY: MACMILLAN PUBLISHING COMPANY
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sportlandschap en een aanzet tot discussie
Brecht De Vos, Universiteit Gent
Simonton, D.K., (1999), Talent and its development: an emergenic and epigenetic model, Psychological Review, 106 (3), pp. 435‐457 Tranckle, P., Cushion, C.J., (2006), Rethinking Giftedness and Talent in Sport, Quest, 58, pp. 265‐282 Vaeyens, R., Lenoir, M., Williams, M., Philippaerts, R., (2008),Talent identification and development programmes in Sport. Sports Med, 38 (9), pp.703‐714
9
Jacques H. A. van Rossum & Françoys Gagné (2006). Talent Development in Sports. In F.A. Dixon & S.M. Moon (Eds.), The handbook of secondary gifted education, pp. 281‐316, Waco, TX: Prufrock Press Williams, A.M., Reilly, T., (2000), Talent identification and development in soccer, Journal of Sports Sciences, 18, pp. 657‐667
Talentidentificatie: een greep uit het huidige sportlandschap en een aanzet tot discussie