Per fax (070 – 4417848) met bewijs van verzending en per email
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland t.a.v. de heer B. de Hoop Postbus 90602 2509 LP Den Haag
Uw referentie: Onze referentie: Onderwerp: Aantal pagina’s:
PZH-2010-196863538 ZienswijzeActDMHSept2010 Zienswijze met betrekking tot ambtshalve aanpassing van Wm-vergunning van de Afvalberging DMH. B.V. te Dordrecht 9 Nijmegen, 15 oktober 2010
Geachte college, Onderstaand treft u de zienswijzen aan van de gemeente Sliedrecht. Wij verzoeken u om deze ook te beschouwen als de zienswijze van de Stichting WGDMH en het Burgerinitiatief. Onze gezamenlijke zienswijzen betreffen aspecten met betrekking tot asbest, stof en stortgasbehandeling. Algemeen Zowel in Sliedrecht en in Dordrecht is met ontzetting gereageerd op uw voornemen om het storten van lage concentraties asbesthoudend afval op de afvalberging te legaliseren. Er is geen andere locatie in Nederland waar op zo’n korte afstand van de dicht aaneengesloten woonbebouwing asbest los mag worden gestort. Dit leidt ons inziens tot onacceptabele risico’s voor de volksgezondheid. Gegeven de nabijheid van aaneengesloten woonbebouwing van Sliedrecht zou de provincie dit helemaal niet moeten overwegen er vanuit gaande dat de provincie de zorg voor de gezondheid van de bewoners van Sliedrecht serieus neemt. Daarbij komt dat het commerciële belang van Delta beperkt is. Immers volgens uw eigen opgave is de stort van lage concentraties asbesthoudend afval in de afgelopen jaren beperkt gebleven tot: Tabel: Overzicht totaal Asbest ontvangen 2005 tot en met 2010 (eerste half jaar) 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Asbest bulk on- Niets ont- 929 ton 19 ton Niets ontvan- 958 ton Niets ontverpakt vangen gen vangen Asbest verpakt 19.365 ton 17.872 ton 25.798 ton 7.961 ton 17.174 ton 6.336 ton Verhouding on0 1:19 +/- 0 0 1:17 0 verpakt/verpakt MOB, Waldeck Pyrmontsingel 18, 6521 BC Nijmegen email:
[email protected]; website: www.mobilisation.nl Tel: 024 3230491, Fax: 084 745 11 93
Wij hebben u ook om de cijfers over de jaren 2000-2004 gevraagd, maar nog niet ontvangen. Graag alsnog zo spoedig mogelijk toezending hiervan. Hierbij wordt aangetekend dat wij wel al eerder stortlijsten hebben opgevraagd. Echter, uit die lijsten blijkt niet of het om lage concentraties asbesthoudend afval gaat en hoe dit is aangeleverd (los of verpakt). Gezien de bovengenoemde beperkte hoeveelheden is het voor ons onbegrijpelijk dat u desondanks toch uw voornemen wilt doorzetten om aan Delta toe te staan om lage concentraties asbesthoudend afval alsnog op de afvalberging te mogen storten. Dit is des te merkwaardiger omdat de Wm-vergunning van 2002 het los storten van lage concentraties asbesthoudend afval helemaal niet toestaat. In feite gebruikt c.q. misbruikt u het actualisatieverzoek van de gemeente en de stichting van 2007 om het storten van lage concentraties asbesthoudend afval te legaliseren. Wij verwijzen hierbij ook naar de hoorzitting die op 12 oktober 2010 heeft plaatsgevonden. De aanwezigen maakten het volkomen duidelijk dat elke toename van een verhoging van het risico op asbestbesmetting als onacceptabel wordt beschouwd. Er is ook geen vertrouwen in het bedrijf dat het los storten van asbesthoudend afval niet tot asbestemissies zal gaan leiden. Ook met betrekking tot het storten van verpakt asbest maakt men zich zorgen. De afwezigheid van Delta op de hoorzitting maakte dit er niet beter op. Ondeugdelijke basis voor toelaten van los storten van asbesthoudend afval Zoals u zelf ook op pagina 12/35 van de ontwerpbeschikking aangeeft was het tot 1 januari 2003 van rijkswege verplicht om asbest in luchtdicht gesloten verpakking te transporteren. De Wm-vergunning dateert van april 2002. Daarna is SZW-beleidsregel 4.45 vanaf 1 januari 2003 van kracht geworden. Deze beleidsregel was gebaseerd op de toenmalige kennis van de toxiciteit van asbest en op het beleid van het kabinet om zoveel mogelijk regels te schrappen en/of the vereenvoudigen. Sindsdien is de kennis over asbest fors toegenomen hetgeen wordt weerspiegeld in het ook bij u bekende recente rapport van de Gezondheidsraad. Onze conclusie is dat SZW-beleidsregel 4.45 niet meer houdbaar is in het licht van het recente rapport van de Gezondheidsraad en dat dit derhalve een onjuiste basis is van uw voornemen om het los storten van asbest toe te staan. Wij hebben de GGD om advies gevraagd. De GGD stelt in haar advies van 16 september 2010 (zie bijlage 1 voor het volledige advies): “Acceptatie en verwerking van asbesthoudend afval: Voor de gehalten asbest die worden toegelaten wordt aangehaakt bij de SZW-beleidsregel 4.45. Deze beleidsregel is sinds 1 januari 2003 van kracht, dus gebaseerd op de toen geldende normering. Inmiddels is de Gezondheidsraad met een voorstel voor nieuwe, strengere asbestnormen gekomen (GR rapport 2010/10). Het is nog niet bekend wat de consequenties zullen zijn voor het beleid, maar het is niet uitgesloten dat verschillende beleidsregels zullen worden aangepast. Het is daarmee de vraag of beleidsregel 4.45 inmiddels niet achterhaald is en of de beleidsregel volgens de huidige inzichten nog voldoende bescherming biedt”. Conclusie Onze conclusie is dat hiermee de bodem wegvalt uit uw voornemen om het los storten van asbesthoudend afval toe te staan.
2
Considerans Met betrekking tot de considerans hebben wij een aantal opmerkingen. Verzoeken tot actualisatie van het stortplan Alhoewel de gemeente en de stichting de rechtsgeldigheid van het vigerende stortplan van 2007 (nog steeds) betwisten hebben gemeente en stichting in mei 2008 een verzoek ingediend om het stortplan te actualiseren omdat dit qua asbesthandling op een aantal punten verouderd was en niet voldeed aan best beschikbare technieken voor wat betreft asbestverwerking. U hebt daarop tot nog toe nog geen besluit genomen. Wij verzoeken u om aan te geven of de voorliggende ontwerpbeschikking nu ook een reactie op dit verzoek is of neemt u hierop apart nog een besluit? BBT-toets Op 20 mei 2009 vernietigde de Raad van State uw besluit tot afwijzing van het actualisatieverzoek. U houdt kennelijk nog steeds vol dat de vergunning van 2002 in 2007 nog wel (voldoende) actueel zou zijn. Echter, uit de conceptvoorschriften in de voorliggende ontwerpbeschikking blijkt dat er wel degelijk cruciale tekortkomingen zijn met betrekking tot onder andere de behandeling van stortgas en de voorschriften met betrekking tot fijnstof. Handling van asbesthoudend afval is toen door ons niet aan de orde gesteld omdat de Wm-vergunning van 2002 uitsluitend en alleen het storten van luchtdicht verpakt asbesthoudend afval toestaat. U verwijst ook naar de beide BBT-toetsen. Deze toetsen hadden merkwaardig genoeg geen betrekking op de stortgasbehandeling. U vond dat toen kennelijk terecht. Ook hierdoor heeft de Raad van State een streep gezet. De stortgasbehandeling is wel degelijk een integraal onderdeel van de inrichting en had niet in de BBT-toetsen mogen ontbreken, aldus de uitspraak van de Raad van State. Wij verwijzen ook naar het StAB-advies in deze zaak. Wanneer en hoeveel is er gestort? De Wm-vergunning van 2 april 2002 staat het los storten van lage concentraties asbesthoudend afval niet toe. Ons is gebleken dat ergens in 2003 door u hiervoor aan Delta toestemming is gegeven. Dit is nooit gecommuniceerd naar de gemeente Sliedrecht noch naar de stichting. Wij verzoeken u om aan te geven wanneer dit precies voor de eerste keer is gebeurd en welke hoeveelheden en wanneer er van deze categorie tot nu toe zijn gestort. Arbeidsveiligheid In de considerans verwijst u veelvuldig naar arbeidsveiligheid en publicaties van het Ministerie van SZW met betrekking tot asbest. Wij zijn het met u eens dat het heel belangrijk is dat werknemers van Delta niet besmet raken met asbest en daardoor vervroegd zouden komen te overlijden. Hoe belangrijk dit ook is voor de werknemers, onze primaire zorg is de veiligheid van bewoners van Sliedrecht. Als er bijvoorbeeld calamiteiten zijn met asbest kunnen werknemers zich beschermen met speciale kleding en met adembescherming. Voor de omwonenden geldt dat niet. Dit betekent dat als de arbeidsveiligheid voldoende geborgd is dit nog niet hoeft te betekenen dat omwonenden dan ook voldoende beschermd zijn. Uit de considerans blijkt niet of onvoldoende of u zich dit realiseert.
3
De VROM-Inspectie stelt dat “het een groot maatschappelijk belang is dat er zich geen asbestvezels buiten de inrichting kunnen verspreiden”. Op dit moment staat dit als zodanig ook letterlijk opgenomen in voorschrift 3.36.1: “Het storten van asbest is slechts toegestaan indien zodanig wordt gestort dat asbestvezels of asbeststof niet kunnen respectievelijk kan vrijkomen”. In de ontwerpbeschikking wordt juist dit voorschrift nu geschrapt. Dit kan niet anders betekenen dan dat u nu van mening bent dat er wel asbesthoudend stof buiten de inrichting mag geraken. Dit klemt des te meer nu uit een rapport van de Gezondheidsraad is gebleken dat de gevaren van asbest fors zijn onderschat en dat de regels moeten worden aangescherpt. U doet het tegendeel en u baseert zich hierbij voornamelijk op volgens de Gezondheidsraad verouderde regels met betrekking tot arbeidsveiligheid. Daarbij concentreert u zich op arbeidsomstandigheden. Dit wordt nog eens bevestigd door het gegeven dat u de GGD niet om advies hebt gevraagd ondanks dat wij u dat al herhaalde malen hebben gevraagd. Alleen aanscherping van de vergunning is mogelijk De Wm-vergunning van 2002 is wat een aantal aspecten betreft niet of onvoldoende conform BBT. De vigerende vergunning van 2002 wordt daartoe ambtshalve aangepast op verzoek van de gemeente Sliedrecht en de Stichting WGDMH. Dit betekent dat voorschriften uitsluitend en alleen kunnen worden aangescherpt. Het is vaste jurisprudentie van de Raad van State dat vergunningvoorschriften middels ambtshalve aanpassingen niet kunnen worden afgezwakt, maar wel aangescherpt. Wat staat er over asbest in de vergunningaanvraag van mei 2001/Wm vergunning april 2002? Zowel in de aanvraag als in de vergunning zijn bouw- en sloopafval en verontreinigde grond aparte categorieën. Verontreinigde grond is dus geen bouw- en sloopafval. Tot zover zijn we het met elkaar eens. In de aanvraag staat expliciet dat de Baga grenswaarden van toepassing zijn en blijven op alle aan te leveren afvalstoffen1. Er is alleen expliciet een uitzondering gemaakt voor baggerspecie, waarvan elke klasse mag worden gestort. In paragraaf 2.4 van “Deelrapport 2.4” staat uitdrukkelijk dat alleen conform het Asbestverwijderingsbesluit mag worden aangeleverd. Dit betekent dat alleen selectief verwijderd en luchtdicht verpakt afval mag worden aangeleverd. Het saneren van met asbest verontreinigde bodem valt niet onder de werking van het Asbestverwijderingsbesluit. Immers, de bodem is geen bouwwerk en geen object in de zin van het Asbestverwijderingsbesluit. Het Arbeidsomstandighedenbesluit is wel van toepassing (op een bodemsanering)2. Conclusie: paragraaf 2.4 van de aanvraag refereert dus alleen aan (1) asbesthoudend bouwen sloopafval, en (2) aan asbesthoudende baggerspecie, niet aan asbesthoudende grond. Het storten van asbesthoudende grond is dus niet aangevraagd noch vergund. In het geval dat de aanvraag zo zou moeten worden gelezen dat de aanvraag ook betrekking zou hebben op asbesthoudende verontreinigde grond dan dient deze verontreinigde grond luchtdicht verpakt te worden aangevoerd. 1
Ten tijde van de aanvraag was al enige tijd bekend dat de Eural eraan kwam en wat de gevolgen hiervan zouden zijn. 2 http://www.allesoverasbest.nl/viewitem/faq/236.htm?nav=/view/faq.htm?rubriek=asbestverwijderingsbe sluit.
4
De concentratie totaal asbest mag dan niet hoger zijn dan 5.000 mg/kg. Immers, de aanvraag stelt expliciet en herhaalde malen dat, met uitzondering van baggerspecie, de Baga grenswaarden worden gerespecteerd. Voorschrift 1.9.2 van de vergunning dient te worden gelezen in samenhang met de aanvraag. Voorschrift 1.9.2 kan dus niet meer toestaan dan is aangevraagd. Voorschrift 3.18. 3 van de Wm vergunning verwijst uitdrukkelijk naar het MER van 1991. Het stortplan moet in overeenstemming zijn met de uitgangspunten en conclusies van het MER van 1991. Voor zover wij na konden gaan meldt het MER niets over aanvoer van met asbest verontreinigde grond. Qua luchtemissies wordt wel uitdrukkelijk gerefereerd aan geur, maar niet aan eventueel vrijkomende asbestvezels. Er wordt in het MER ook niet gerefereerd aan de mogelijkheid dat asbestvezels en/of asbeststof vrij zouden kunnen komen. Het bovenstaande sluit aan bij voorschrift 3.36.1 van de vigerende vergunning waarin staat dat er in het geheel geen asbestvezels en/of asbeststof mogen vrijkomen. Dit betekent een nulemissie. Dat kan alleen bij luchtdicht verpakt afval mits deze niet scheurt. In de ontwerpbeschikking is deze belangrijke bepaling met het nieuwe voorschrift 3.36.1 ten onrechte geschrapt. Dit is niet verantwoord, strijdig met MER en Wm-vergunning en kan daarom natuurlijk niet in een ambtshalve aanpassing. Voorschrift 3.36.2 verwijst naar het Asbestverwijderingsbesluit dat alleen gaat over luchtdicht verpakt bouw- en sloopafval, niet over verontreinigde grond, zie hierboven. Titel 3.3 van de vergunning refereert alleen naar “storten van asbest”. StAB-advies van 20 september 2010 in het kader van Annex II Wij verwijzen u met name naar pagina 11 van het bovengenoemde rapport waarin onze interpretatie wordt bevestigd in de zin dat de afvalberging DMH bedoeld is voor niet-gevaarlijke afvalstoffen, én dat de Baga grenswaarden leidend zijn voor de vraag of een bepaald type afval mag worden gestort. Voor zover wij na kunnen gaan gaat u er ten onrechte vanuit dat de Eural grenswaarden leidend zouden zijn. Conclusies: 1. De aanvraag van 2001 maakt volgens het dictum van de Wm-vergunning van 2002 integraal deel uit van de vergunning. Voorschrift 1.9.2 kan hooguit nadere bepalingen bevatten met betrekking tot hetgeen is aangevraagd. Voorschrift 1.9.2 kan de aangevraagde scope van te storten afvalstoffen niet uitbreiden. 2. Met asbest verontreinigde grond wordt niet uitdrukkelijk genoemd in de aanvraag. Wij gaan er daarom vanuit dat het storten van met asbest verontreinigde grond niet is aangevraagd en derhalve niet vergund. 3. Als de aanvraag zo zou moeten worden gelezen dat met asbest verontreinigde grond wel is aangevraagd dan moet deze volgens voorschrift 3.36.2 voldoen aan het Asbestverwijderingsbesluit van 2002 en luchtdicht verpakt worden aangeleverd. 4. Los storten van asbesthoudende grond en/of ander afval is dus niet aangevraagd noch vergund. Dit kan dus ook niet nu in de ambtshalve aanpassing worden toegestaan. 5. Uit de ontwerpbeschikking moeten alle delen worden geschrapt die betrekking hebben op het ontvangen en storten van met asbest verontreinigde grond, al dan niet luchtdicht verpakt. 6. Uit de ontwerpbeschikking moeten ook alle delen worden geschrapt die betrekking hebben op het ontvangen en los storten van lage concentraties asbesthoudend afval. Dit mag alleen luchtdicht verpakt worden aangeleverd.
5
7. Het is hier niet van belang dat bestaande of eerdere stortplannen van Delta eventueel wel melding maken c.q. toestemming geven tot het los storten van asbesthoudende grond en/of lage concentraties asbesthoudend afval. Immers, deze stortplannen zijn nooit gepubliceerd, ook niet de goedkeuring ervan. De consequentie hiervan is dat de stortplannen per definitie binnen de grenzen van de Wm-vergunning van 2002 annex aanvraag moeten blijven. Dat is niet gebeurd: de stortplannen treden fors buiten de voorschriften van de Wm-vergunning. 8. De vanaf 2003 goedgekeurde stortplannen treden buiten de Wm-vergunning en leiden daardoor tot rechtgevolg. Voor zover de stortplannen buiten de Wm-vergunning treden zijn ze dus niet rechtsgeldig. Overige opmerkingen met betrekking tot asbest 1. De vigerende Wm-vergunning dateert van 2 april 2002. Beleidsregel 4.45 gaat over het vervoer van asbesthoudende grond en puin. Het heeft geen betrekking op stortplaatsen van asbest. De vergunning is hierop ook nooit aangepast. 2. Dat er sinds 1 januari 2003 ruimere regels zijn gekomen voor het vervoer van met asbest verontreinigde grond mag dan zo zijn3, echter wij zien niet in dat dit dan ook op de afvalberging van toepassing zou zijn. Hetzelfde geldt voor de “Handreiking mobiel reinigen, opslag en transport van asbesthoudende bulkmaterialen” van september 2005. U schrijft dat de arbeidsinspectie in de praktijk situaties toestaat die zelfs verder gaan dan de verruiming in beleidsregel 4.45 en u gebruikt dit als onderbouwing. Echter, dat is hier niet van belang. Voorschrift 3.36.2 van de Wm-vergunning stelt dat alle asbesthoudende afval moet worden verwerkt conform het Asbestverwijderingsbesluit (geldig in 2002), en dus luchtdicht moet worden aangeleverd. 3. U schrijft u dat onder bepaalde condities het los aanleveren en storten van asbesthoudende afvalstoffen als BBT kan worden gezien. Wij zijn het hier niet mee eens. Mede gezien de nabijheid van dichte woonbebouwing kan alleen een luchtdichte verpakking hier als BBT worden aangemerkt. 4. De meetmethode waar u in de voorschriften naar verwijst heeft een detectiegrens van 1000 vezelequivalenten/m3. Deze mag niet worden overschreden op de grens van de inrichting. Dit betekent dat uitgaande van een breedte van 20 meter, een hoogte van 3 meter en een windsnelheid van 2 m/s er een emissie van 20x3x2 m3/s x 1000 /m3 x 3600 s/uur = 432 miljoen vezelequivalenten/uur zou mogen plaatsvinden. Voorschrift 3.36.1 van de vigerende vergunning geeft nu aan dat dit nul moet zijn: er mogen geen asbestvezels vrijkomen, al helemaal geen 432 miljoen/uur. Ook hieruit blijkt dat door het schrappen van 3.36.1 sprake is van verruiming van de vergunningvoorschriften. Zienswijzen met betrekking tot voorschriften voor asbesthandling De nieuwe voorschriften B10 t/m B14 zijn deels een afzwakking van de nu vigerende voorschriften 3.35.1 t/m 3.36.4. Dit is niet alleen onaanvaardbaar voor de bevolking van Sliedrecht, het is ook onaanvaardbaar gezien het recente rapport van de Gezondheidsraad dat asbest veel schadelijker is dan gedacht. Het is niet onwaarschijnlijk dat de door u geciteerde beleidsstukken weer op de schop gaan en zullen worden teruggedraaid. Overigens is dat hier minder van belang. Juridisch kan dit niet omdat u de vergunningvoorschriften afzwakt c.q. de stortmogelijkheden van gevaarlijk afval verruimt. Zie hetgeen hierover eerder is gesteld. Algemeen Wij verzoeken u om alle delen die betrekking hebben op het los storten van lage concentraties asbesthoudend afval te schrappen. Wij verzoeken u om voor te schrijven dat in geen geval asbest houdend afval en/of met asbest vervuilde grond los mag worden gestort. Ook niet als het gaat om lage concentraties asbesthoudend afval en/of vervuilde grond.
3
De vraag is of dat niet gaat worden teruggedraaid als gevolg van de recente nieuwe informatie mbt de toxiciteit van asbest.
6
Voorschrift B10 Voorschrift 3.36.1 moet in zijn huidige formulering worden gehandhaafd. Het schrappen ervan zou leiden tot een verruiming van de voorschriften hetgeen juridisch gezien niet kan met de onderhavige procedure (zie hierboven). Voorschrift 3.36.1 kan wel worden aangevuld c.q. worden geconcretiseerd. De laatste zin van B10 dient te worden aangevuld met de bepaling dat Delta uitdrukkelijk binnen de grenzen van de vigerende Wm-vergunning van 2002 (annex aanvraag van 2001) dient te blijven en dus geen asbesthoudend afval en/of grond los mag storten, ook niet als het gaat om lage concentraties asbesthoudend afval. Voorschrift B11 Wij verzoeken u om de tweede zin in voorschrift 3.36.2 te handhaven. Immers, het adequaat afdekken van verpakt asbesthoudend afval is van groot belang. Het schrappen ervan zou tot verruiming leiden van de voorschriften hetgeen niet is toegestaan in de onderhavige procedure. Voorschrift 3.36.3 dient te worden aangevuld met de bepaling dat asbesthoudend afval alleen maar op het aparte asbestcompartiment mag worden gestort. Dit kan ook in voorschrift B14. In de praktijk komt het vaak voor dat asbesthoudend afval ondeugdelijk verpakt wordt aangeleverd. Hierover ontbreken voorschriften over hoe dan te handelen. Wij verzoeken u om op te nemen dat niet deugdelijk verpakt asbesthoudend afval niet mag worden geaccepteerd en moet worden geretourneerd, waarbij de VROM-Inspectie moet worden geïnformeerd. Hiervan dient een logboek te worden bijgehouden. Voorschrift B12 Niet verpakt asbesthoudend afval mag volgens de vigerende Wm-vergunning van 2002 niet worden gestort. Wij verzoeken u om deze optie dan ook in zijn geheel te schrappen. Dit geldt ook voor een deel van voorschrift B14. In aanvulling hierop merken wij op dat zelfs, al zou het storten van lage concentraties asbesthoudend afval kunnen worden vergund, de voorschriften niet adequaat c.q. onvoldoende zijn: De norm van 10.000 mg/kg is strijdig met het vigerende voorschrift 1.9.2. Resultaten van asbestmetingen moeten altijd direct naar de provincie worden verzonden. Aanvoerweg en stortplaats dienen preventief nat te worden gehouden4. Het storten van verpakt asbesthoudend afval moet gebeuren conform par. 11.5.1 van Arbo-informatieblad, vierde herziene druk van 2007. Hierin is onder andere opgenomen dat de shovel (met normale banden, geen compacter die de verpakking doet scheuren) pas mag worden ingezet nadat een afdeklaag is aangebracht van nog nader te bepalen (concreet voor te schrijven) voldoende dikte. Het luchtdicht verpakte afval moet meteen worden gedeponeerd. Het tijdelijk elders in de inrichting opslaan is niet toegestaan. Het scheuren van de luchtdichte verpakking dient te worden voorkomen. Indien onverhoopt toch een scheur of beschadiging optreedt dan dient het afval onmiddellijk te worden gesproeid zodat geen stof kan vrijkomen. Er dient op, c.q. in de onmiddellijke nabijheid van de locatie, waar op dat moment gestort wordt ten allen tijde een tankwagen met voldoende water aanwezig te zijn om het afval voldoende nat te maken. De afdeklaag moet tenminste 0,25 m te bedragen (B12 onder k). Zie de voorschriften voor de VBM locatie. Het dient in voorschrift B10 onder “m” te gaan om een externe veiligheidskundige. Na het storten van een partij dient deze veiligheidskundige rapport uit te brengen naar de provincie inclusief de stortdata, hoeveelheden, samenstelling van het afval en de meetresultaten in de buitenlucht.
4
Zie TAUW rapport van september 2007 dat in opdracht van Delta is opgesteld.
7
Metingen dienen niet alleen eenmaal per kwartaal te geschieden maar altijd en op elk moment als er lage concentraties asbesthoudend afval zou gaan worden gestort. Dit vanwege het grote maatschappelijke belang waaraan de VROM-Inspectie in haar advies refereert. Metingen dienen te geschieden door een extern en daartoe gekwalificeerd bureau. Het beschadigd raken of scheuren van een luchtdichte verpakking is een “ongewoon voorval” in de zin van Titel 17.1 van de Wet milieubeheer en dient zo spoedig mogelijk, maar niet later dan dezelfde dag, per fax als een “ongewoon voorval” aan het bevoegd gezag te worden gemeld. Elke verwijzing naar in bulk gestort asbesthoudend afval verwijderen. Dit is immers niet toegestaan.
Wij verwijzen met betrekking tot monitoring naar het advies van de GGD van 16 september 2010. De GGD vindt de huidige monitoringvoorschrift ronduit onvoldoende. Citaat: “De voorgestelde monitoring leidt niet tot een representatief beeld van de emissie van asbestvezels en biedt daarmee onvoldoende waarborg dat aan de doelstelling wordt voldaan”. Wij verzoeken u om het GGD advies in haar geheel als ingelast en herhaald te beschouwen. Voorschrift B14 De verwijzing onder “b” naar in bulk los aangeleverd asbesthoudend afval dient te worden geschrapt. Rapport van RIVM/TNO van 10 augustus 2010 Wij verzoeken u om kennis te nemen van het rapport: “Praktische consequenties van het advies van de Gezondheidsraad inzake asbest 2010”. Zienswijzen met betrekking tot stof De voorschriften met betrekking tot beperking van diffuus stof zijn wel iets maar onvoldoende aangescherpt en voldoen niet aan de NER. Voorschrift B5 Wat is “geringe storthoogte”? S.v.p. maximaal 1 meter opnemen. Toevoegen: “Als wel op 2 m afstand zichtbare stofverspreiding optreedt moet de betreffende activiteit meteen worden gestopt”. Verder toevoegen: “Voorschrift B9 is hier eveneens van kracht”. Onder voorschrift 5.3.1 van de Wm-vergunning dient ook een verplichting te worden opgenomen dat binnen een redelijke tijd het gras moet zijn opgekomen. Anders moet het aanbrengen van graszoden worden voorgeschreven. Voorschrift B7 Dit voorschrift dient betrekking te hebben op alle handelingen op het terrein inclusief breken, zeven, kiepen, rijden. Als rijdende vrachtwagens op 2 m zichtbaar opwaaiend stof veroorzaken dienen de wegen nat te worden gehouden. Idem voor kiepende vrachtwagens. Voorschrift B8 U baseert deze 20 m op een uitspraak van de Raad van State van 2003. Sindsdien is de NER aangepast, is er een NSL vastgesteld en is er een provinciaal plan van aanpak voor stof. Derhalve is 20 m veel te veel en ook strijdig met provinciaal beleid. Wij zien niet in dat met voldoende nat houden van het afval ook hier niet de norm van 2 m van toepassing zou kunnen zijn. Voorschrift B7 is ook van toepassing op kiepende vrachtwagens.
8
Voorschrift 5.25 moet nog worden aangevuld met het volgende voorschrift: “Autoverkeer binnen de inrichting beperken tot verharde wegen die regelmatig worden schoongemaakt, vaste routes voor verkeer op het terrein, afschermen van wegen van het onverharde terrein, max. snelheid van 15 km/uur op onverhard terrein, max. 30 km/uur op verhard terrein, verbod om met deels geopende kleppen te rijden, banden en buitenzijde van wagens reinigen voordat de inrichting wordt verlaten”. Als rijdende vrachtwagens op 2 m zichtbaar opwaaiend stof veroorzaken dienen de wegen nat te worden gehouden. Deze aanvullende voorschriften dienen ook te gelden voor tijdelijke schone grondopslag. Van de taluds mag geen zichtbaar stof verwaaien. Inzaaien van taluds op een zo spoedig mogelijk moment na aanbrengen c.q. aanpassingen van de taluds. Zolang taluds niet begroeid zijn moeten de taluds vochtig worden gehouden. Zo nodig een teellaag opbrengen om begroeiing mogelijk te maken c.q. een grasmat opbrengen. Zienswijzen met betrekking tot stortgas Gezien de nu al voorliggende studie van TAUW dient het onderzoek (B17) binnen 4 maand na het van kracht worden van de vergunning te worden aangeleverd. Dit dient te leiden tot een appellabel besluit. De maatregelen (B19) dienen binnen een jaar na van kracht worden van de vergunning te zijn gerealiseerd. Nieuwe richtlijn voor controle afvalstoffen op stortplaatsen Wij verzoeken u om hiervan kennis te nemen en vooruitlopend op het definitief worden ervan de huidige acceptatie en controleprocedures op de afvalberging DMH hieraan te toetsen en zo nodig te verbeteren.
Hoogachtend,
Johan G. Vollenbroek
Bijlagen: 1. Advies van de GGD van 16 september 2010 2. Nieuwe richtlijn voor controle afvalstoffen op stortplaatsen 3. Praktische consequenties van het advies van de Gezondheidsraad inzake asbest 2010, RIVM/TNO
Kopie: gemeente Sliedrecht, gemeente Dordrecht, Burgerinitiatief, Stichting WGDMH
9