Taal op maat Werkboek 7b
Hoofdauteurs Helga van de Ven Margreet Vreman
Auteurs Monique van Alphen Simone Arts Marion de Graaff Gerda Végh
Met medewerking van Rudy Beernink Bart van Schijndel
Noordhoff Uitgevers
238100.indb 1
09/10/12 3:05 PM
Ontwerp binnenwerk: Grafisch ontwerp Duko Hamminga, Assen Ontwerp omslag: Astrid van der Neut, Rotterdam Ontwerp en uitvoering omslagkoffer: Inge Nouws, Castelldefels, Spanje Foto omslagbeeld: Ron Giling – Lineair, Arnhem
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/Houten, The Netherlands Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher. ISBN 978-90-01-79073-8 Eerste druk, 2012 SISO 475.22 238100
238100.indb 2
09/10/12 3:05 PM
Inhoud Thema 5
Contact
6
Thema 6
Vrij
26
Thema 7
Mooi!
46
Thema 8
Op reis
66
Extra opdrachten 86
Thema 6
89
Thema 7
92
Thema 8
95
Bronvermelding
98
© Noordhoff Uitgevers bv
Thema 5
3
238100.indb 3
09/10/12 3:05 PM
Hoe werk je met Taal op maat?
6
Les
Je oefent
Hier zie je wat je gaat doen. Dit is het doel van de les.
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• informatie zoeken op internet.
Weet je nog?
In Weet je nog? staat in het kort de uitleg uit de vorige les. In de opdrachten oefen je met de uitleg.
Woordenschat
1
Op internet gebruik je zoekmachines om informatie te zoeken. Daarvoor moet je goede zoekwoorden bedenken.
Schrijf bij elke vraag twee zoekwoorden op. Kies uit: Jeugdjournaal filmcamera
werking presentatoren
jeugdserie ondertiteling
film SpangaS
1 Hoe werkt een filmcamera?
2 Hoe zet je een ondertiteling onder een Franse film?
3 Wie presenteren het Jeugdjournaal?
4 Waar gaat de jeugdserie SpangaS over?
2
Je zoekt op internet hoe je auditie kunt doen voor een kinderfilm. Op Google krijg je de volgende sites. Erachter staat de korte beschrijving. Welke sites geven je de beste informatie? Kruis ze aan. Internet
Audities kinderen – Op tv, op toneel? Tot 21 jaar. Kindercasting – Wij casten kinderen bijvoorbeeld voor reclame, film, musicals en … Audities en oproepen – Opdracht voor bedrijfsfilm, begin oktober, Duits … Acteren in een film? – Ook zonder ervaring kun je aan de slag. Kom in contact met filmmakers … 10 maart – hoi ik ben Floor, ik ben een meisje van 11 jaar. Ik hou van acteren …
12
Groep 7 – Thema 5 Contact – Week 2
4
238100.indb 4
09/10/12 3:05 PM
3
A Je wilt informatie over de films van Walt Disney. Maak eerst een woordweb. speelfilm
Walt Disney
B Bekijk je woordweb. Waarover wil je de meeste informatie hebben? Schrijf twee of drie zoekwoorden op.
4
A Je wilt weten of de film Razend prijzen gewonnen heeft. Schrijf twee zoekwoorden op.
Heb je tijd over? Maak dan de opdracht met het rondje ervoor.
B Zoek met je zoekwoorden het antwoord op internet en schrijf het kort op.
5
Je houdt een spreekbeurt over Hollywood. 1 Schrijf twee vragen op.
2 Bedenk bij elke vraag twee of drie zoekwoorden en schrijf ze op.
6
Je leerkracht vertelt je of je deze opdracht maakt.
Zoek op internet een foto van Walt Disney als kind. Beantwoord de vragen. 1 Schrijf de zoekwoorden op die je hebt gebruikt.
Wat kan ik?
Ik kan informatie zoeken op internet.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 86 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 5 Contact – Week 2
Ben je iets vergeten? Kijk dan achter in het Taalboek. Daar staat het Taalmaatje met alle uitleg bij elkaar.
13
Hier lees je wat je hebt geleerd.
Ben je klaar? Kies dan een opdracht achter in het Taalboek of Werkboek. Je kunt ook aan de slag op de computer of met pluswerk.
© Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv
2 Heb je gezocht op Google Zoeken of op Google Afbeeldingen?
5
238100.indb 5
09/10/12 3:05 PM
Thema
7
Mooi! 46
238100.indb 46
09/10/12 3:24 PM
Themawoorden en schoolwoorden Les 1 en 2:
Les 9 en 10:
iets onder de aandacht brengen Ergens op wijzen, over iets vertellen of iets laten zien.
achtereenvolgens Na elkaar.
de architect De ontwerper van gebouwen.
brainstormen Nadenken of praten om zo veel mogelijk ideeën te krijgen.
daarentegen Maar.
het couplet Een stukje van een gedicht of lied.
inspireren Op (nieuwe) ideeën brengen.
de dichter Iemand die gedichten schrijft.
ten koste gaan van Nadelig zijn voor.
de dichtvorm Het soort gedicht, bijvoorbeeld een elfje.
kosten noch moeite sparen Er alles voor overhebben.
nadrukkelijk Duidelijk en krachtig.
monumentaal Groot en prachtig, indrukwekkend.
opkomen Zich laten zien, tevoorschijn komen.
een rol spelen Belangrijk zijn bij iets.
de poëzie Gedichten.
de schoonheid Het mooi zijn.
de rap Gesproken liedje.
zich in iets verdiepen Iets goed bestuderen.
het refrein Het deel van het gedicht of lied dat steeds herhaald wordt.
waaronder Zoals.
voordragen Op een mooie manier opzeggen of voorlezen. © Noordhoff Uitgevers bv
verstaan onder Bedoelen met.
onder woorden brengen Vertellen.
47
238100.indb 47
09/10/12 3:25 PM
Les
2
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• woorden bij het thema architectuur. • het herkennen en gebruiken van uitdrukkingen.
Weet je nog?
1
Een uitdrukking is een groep woorden met een figuurlijke betekenis. Bijvoorbeeld de uitdrukking kosten noch moeite sparen betekent: er alles voor overhebben.
Wat betekent hetzelfde? Trek een lijn. daarentegen
ergens op wijzen
onder de aandacht brengen
nadelig zijn voor
zich verdiepen in
goed onderzoeken
een rol spelen
op ideeën brengen
verstaan onder
belangrijk zijn
ten koste gaan van
bedoelen met
inspireren
2
maar
A Welk woord past bij de andere woorden? Schrijf dat woord erachter. Kies uit: waaronder
verstaan onder
een rol spelen
monumentaal
zich in iets verdiepen
1 indrukwekkend – groots – prachtig – 2 onderzoek – goed bekijken – bestuderen – 3 zoals – bijvoorbeeld – denk aan – 4 belangrijk zijn – van belang zijn – 5 bedoelen met – betekenen – B Bekijk het plaatje. Schrijf het juiste woord in de zin. De gids brengt dit sprookjesachtige kasteel onder van de toeristen.
48
238100.indb 48
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 1
09/10/12 3:26 PM
3
Welke woorden horen in de zin? Vul ze in. Kies uit: inspireren
de schoonheid
waaronder
verdiept
ten koste van
kosten noch moeite gespaard
Ben je ook zo onder de indruk van
van het kasteel? Als je je
in de geschiedenis van dit kasteel
, ontdek je dat het niet zo
oud is. Maar de architect liet zich duidelijk
door een
middeleeuws kasteel. Het kasteel heeft veel kamers,
een
troonzaal. De architect heeft om het kasteel zo monumentaal mogelijk te maken. Daarom heeft hij het op een hoge berg gebouwd. Maar dat gaat helaas wel
de
stevigheid van het gebouw.
4
5
Bedenk nog twee woorden die goed bij het woord passen. Schrijf ze eronder. de architect
de schoonheid
dÇefl ◊b‰o™ouŸuŸºÓwÕtÑefltÑeflºıkkÇÇeflºÓnn¶iŸ¶iŸºÓnnÏχg›
◊beÑefl bÉeÑeflºıllÏχd¶sÃcflºıhhÏχo•oonŸ o§nŸ
Maak de zinnen af. 1 De winkeleigenaar heeft kosten noch moeite gespaard om
2 Ik wil graag onder de aandacht brengen dat
6
Bedenk een antwoord op de vragen. Begin de zin met Ik ... 1 Waarin verdiep jij je graag?
Wat kan ik?
Ik ken de woorden bij het thema architectuur. Ik kan uitdrukkingen herkennen en ze gebruiken.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 92 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 1
238100.indb 49
© Noordhoff Uitgevers bv
2 Wat zou jij graag onder de aandacht van de burgemeester van je woonplaats willen brengen?
49
09/10/12 3:26 PM
Les
4
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• hoe je een voorwerp beschrijft.
Weet je nog?
1
Wil je een voorwerp beschrijven? Denk dan aan de kleur, vorm, grootte en aan het materiaal dat gebruikt is. Gebruik ook bijvoeglijke naamwoorden. Bekijk het plaatje en maak de zinnen af. Kies uit: bruin
versierd de vorm
de woonkamer de poten
Deze monumentale
kist
opvallend
hout
is misschien
wel van een koopman geweest. Hij stond vast in van zijn huis. De kist is gemaakt van De kleur is daarentegen zijn zwart.
van de kist is
rechthoekig. Het koperen slot is groot en prachtig
2
Bekijk het plaatje van een Spaanse molen en vul in hoe de molen eruitziet. Vorm:
Materiaal: Kleur: Grootte:
50
238100.indb 50
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 1
09/10/12 3:26 PM
3
A Maak een beschrijving van de molen. Gebruik de woorden van opdracht 2. Schrijf je tekst in het klad op een los blaadje. Doe het zo: • Schrijf hele zinnen. • Beschrijf in ieder geval de vorm, het materiaal, de kleur en de grootte. • Gebruik bijvoeglijke naamwoorden. • Zorg dat de beschrijving ook zonder plaatje duidelijk is. B Lees je beschrijving nog eens door en verbeter deze als dat nodig is. Schrijf daarna je tekst hieronder.
4
A Lees met je maatje je beschrijving goed door. Omcirkel ja of nee. 1 Ik heb hele zinnen geschreven.
ja / nee
2 Ik heb vorm, materiaal, kleur en grootte beschreven.
ja / nee
3 Ik heb bijvoeglijke naamwoorden gebruikt.
ja / nee
4 De beschrijving is ook zonder plaatje duidelijk.
ja / nee
B Wat ging goed?
© Noordhoff Uitgevers bv
C Wat kan de volgende keer beter?
Wat kan ik?
Ik kan een voorwerp beschrijven.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 92 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 1
238100.indb 51
51
09/10/12 3:26 PM
6
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• het herkennen van het meewerkend voorwerp.
Weet je nog?
1
Zo vind je het meewerkend voorwerp in de zin: Zoek eerst het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp. Stel dan de vraag: Aan/Voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Het antwoord is het meewerkend voorwerp.
Onderstreep in elke zin het meewerkend voorwerp. 1 Ik geef deze bloemen aan oma. 2 Ik heb haar nog geen verjaardagscadeautje gegeven. 3 Ik vraag aan mijn moeder een grote strik. 4 Dan biedt de bloemist mijn oma een bos bloemen met een strik aan. 5 Zij stuurt mij een bedankkaartje. Voor wie zijn de bloemen?
2
Onderstreep het zinsdeel dat tussen haakjes voor de zin staat: het gezegde (gez), het onderwerp (ow), het lijdend voorwerp (lv) of het meewerkend voorwerp (mw). 1 (lv) Ik wil je een kasteel laten zien. 2 (ow) In dit kasteel heeft Dracula gewoond. 3 (gez) De architect had het voor een koning ontworpen. 4 (lv) Graaf Dracula met zijn puntige tanden had een snor. 5 (mw) Op een keer wilde een Engelse advocaat de graaf een landhuis verkopen. 6 (lv) Tijdens zijn bezoek op het kasteel dronk de graaf bloed. 7 (ow) Van schrik kreeg de advocaat een zenuwinzinking.
52
238100.indb 52
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 2
09/10/12 3:26 PM
3
Kruis de zinnen aan waarin een meewerkend voorwerp staat. Medewerkers van het museum laten de mensen graag de mooie gebouwen zien. In dit kasteel kun je de oude grafkelders met graven van ridders bekijken. Volgend jaar verkoopt de beeldhouwer dit beeld aan een miljonair. De gids wijst de bezoekers de weg. In dit monumentale gebouw vind je kantoren van de gemeente. De directeur schenkt aan zijn personeel een extra vrije dag. Bij de kassa kun je kaartjes en ansichtkaarten kopen.
4
Bedenk een ander ow, lv of mv. Het zinsdeel dat je moet veranderen staat tussen haakjes. Schrijf de hele zin op. (ow) In het monumentale paleis woonde een mooie prinses. In het monumentale paleis woonde
ÅeÑefl eÑeflºÓnŸnŸ ouÏ o™uχdÇefl ◊kÏkχon¶iŸ o§n¶iŸºÓnÏnχg›.
1 (ow) Op een avond klopte er een kikker op de paleisdeur.
2 (mw) Brutaal vroeg de kikker aan de prinses een zoen.
3 (lv) Verlegen gaf de prinses een kusje aan de kikker.
5
Bedenk drie zinnen met (de) architect. Gebruik (de) architect in zin 1 als ow, in zin 2 als lv en in zin 3 als mv. 1
2
© Noordhoff Uitgevers bv
3
Wat kan ik?
Ik kan het meewerkend voorwerp herkennen.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 92 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 2
238100.indb 53
53
09/10/12 3:26 PM
Les
8
Je leert
Extra: Lekker lezen • dat de schrijver bepaalt op welke plaats het verhaal zich afspeelt.
Uitleg
Plaats van een verhaal Een schrijver kan het verhaal op elke plaats die hij wil laten afspelen, bijvoorbeeld in een verzonnen stad. Hij kan dan zelf verzinnen hoe alles eruitziet. De schrijver kan ook een bestaande plaats kiezen, bijvoorbeeld een ver land of een Nederlandse plaats.
1
Lees het fragment. Hotel Tussentijd Een chique dame, een zakenman, Bibi en een jongen hebben zich ieder met een andere reden verstopt in de wc. Terwijl ze daar zaten, zijn ze op een bijzondere manier in Hotel Tussentijd terechtgekomen. De vrouw van de balie streek haar rok recht. Toen zei ze trots: ‘Graag heet ik jullie welkom in Hotel Tussentijd. Mijn naam is Sari. Samen met mijn man beheer ik dit hotel. Maar in de praktijk komt het vooral op mij neer. Mijn man is namelijk erg druk met ...’ De chique dame hief haar arm op. ‘Leg ons alsjeblieft uit hoe we hier in hemelsnaam zijn beland,’ zei ze, ‘en hoe we weer terugkomen.’ Verstoord keer Sari op. ‘Oké,’ zei ze toen. ‘Via de wc.’ Via de wc? Waren al deze mensen via de wc hier gekomen? dacht Bibi verbaasd. Net als zij? ‘Hoe kan het dat je via de wc ...?’ vroeg de man in het pak. ‘Hoort dit bij het schoolkamp?’ vroeg de jongen weifelend. ‘Wat hebben jullie in godsnaam met de wc gedaan?!’ vroeg de chique dame ontzet. ‘Wíj niets,’ zei Sari. ‘Wij behéren dit hotel alleen maar. Jullie zijn hier gekomen via de wc omdat jullie je allemaal uit schaamte op de wc hadden verstopt. Hier kunnen jullie bijkomen.’ Het was doodstil. Iedereen keek Sari stomverbaasd aan. ‘Pardon?’ zei de chique dame onthutst. ‘Hotel Tussentijd is een time-out-plek voor schaamtevolle gevallen,’ zei Sari. ‘Jullie zijn de gelukkigen die er even tussenuit kunnen. Wij kunnen jullie gratis en voor niks een geheel verzorgd verblijf aanbieden. Zo kunnen jullie er nog een nachtje over slapen. Moed verzamelen voordat je weer teruggaat.’ Lisa Boersen
54
238100.indb 54
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 2
09/10/12 3:26 PM
2
Hoe kunnen de mensen via de wc in Hotel Tussentijd zijn gekomen, denk je? Schrijf je antwoord op.
3
Denk jij dat Hotel Tussentijd een bestaande plaats is? Omcirkel ja of nee en leg je antwoord uit. Ja / nee, want
4
Als jij een boek kiest om te lezen, maakt het jou dan uit op welke plaats het verhaal zich afspeelt? Omcirkel ja of nee en leg je antwoord uit. Ja / nee, want
5
Stel, je bent zelf schrijver. Kruis A, B of C aan en bedenk het begin van een verhaal. Beschrijf daarin ook hoe de plaats eruitziet.
© Noordhoff Uitgevers bv
A een vuilnisbelt B een zwembad C een dierentuin
Wat kan ik?
Ik kan de plaats in een verhaal herkennen.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 92 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 2
238100.indb 55
55
09/10/12 3:26 PM
10
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• woorden bij het thema gedichten. • met woorden die bij elkaar horen, ook al betekenen ze niet hetzelfde.
Weet je nog?
1
Sommige woorden betekenen niet hetzelfde, maar horen toch bij elkaar. Dat komt doordat ze met elkaar te maken hebben.
Wat betekent het woord? Trek lijnen. achtereenvolgens
het gesproken liedje
het refrein
tevoorschijn komen
opkomen
stukje van een lied
de rap
na elkaar
het couplet
2
deel van een lied dat herhaald wordt
Welke woorden horen bij de dichter? En welke bij de schrijver? Schrijf ze op de goede plaats. Let op: twee woorden kun je bij allebei opschrijven. Kies uit: het couplet
het verhaal
het hoofdstuk
de rap
brainstormen
de poëzie
de alinea
onder woorden brengen
kunstenaar
de dichter
3
de schrijver
Omcirkel het goede antwoord. 1 Wat kun je voordragen? een gedicht / een schilderij 2 Wie leest er voor? de poëzie / de dichter 3 Wat doe je om op ideeën te komen? opkomen / brainstormen 4 Wie draagt gesproken liedjes voor? de rapper / het couplet
56
238100.indb 56
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 2
09/10/12 3:26 PM
4
Welke woorden horen in de zinnen? Kies uit: achtereenvolgens
poëzie
onder woorden te brengen
rijm
dichtvorm
nadrukkelijk
dichter
De beroemde
Jansen is een echte kunstenaar. Hij
heeft al heel wat
geschreven. Nu probeert hij de
liefde voor zijn poes Eerst denkt hij over de
na. Vervolgens
oefent hij met het
Hij herhaalt hardop en : ‘Poes – snoes, poes – snoes.’ Hij raakt zo
geïnspireerd dat hij
5
drie gedichten maakt.
Welke woorden horen bij het beroep? Vul het aan.
Óv‰o•oorÏ o§rχdŸñrχaχgœeflºÓnŸnŸ, De schilder: ¿tÑefl tÑeflºÓn»tÌ n»ṫoon¶s¡ o•o§n¶s¡tÑeflºılŸlŸºıl¶iŸl¶iŸºÓnÏnχg›, De dichter:
Welk woord herken je? Schrijf het beroep op. 1 schilderen:
dÇefl ∏sÃcflsÃcflºıhh¶iŸ¶iŸºıllÏχdÇeflñrŸ
3 rappen:
2 dichten:
7
4 acteren:
De dichter is aan het dichten. Schrijf op wat hij doet. Gebruik minimaal drie van deze woorden: brainstormen
(het) couplet
onder woorden brengen
achtereenvolgens
(de) rap
(de) dichtvorm
Wat kan ik?
Ik ken de woorden bij het thema gedichten. Ik weet dat sommige woorden bij elkaar horen, ook al betekenen ze niet hetzelfde.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 92 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 2
238100.indb 57
© Noordhoff Uitgevers bv
6
57
09/10/12 3:26 PM
12
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• hoe je aantrekkelijk kunt schrijven door te rijmen. Je schrijft een gedicht.
Weet je nog?
Er zijn drie soorten rijm: • beginrijm: de eerste letters van de woorden klinken hetzelfde: de slome slak • binnenrijm: binnen één regel rijmen twee woorden op elkaar: Naar de maan wil ik gaan. • eindrijm:
1
de laatste woorden van een regel rijmen op elkaar: Weet je wat ik vind van zeilen in de wind.
A Lees het gedicht. Zet een streep onder de rijmwoorden met eindrijm. De bus Klein, benauwd, bedompt, getrapt, geduwd, gestompt, natte jassen, parfumgeur elke dag, het wordt zo’n sleur. José Bosscher
B Omcirkel de woorden met beginrijm.
2
Kies een woord uit het plaatje waarover je een gedicht gaat schrijven. Zet er een kruisje bij.
lievelingsdier dromen school
58
238100.indb 58
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 3
09/10/12 3:27 PM
3
A Pak een kladblaadje en ga brainstormen. 1 Schrijf zo veel mogelijk woorden op waar jij aan denkt bij jouw gekozen woord. 2 Kijk bij welke woorden je rijmwoorden kunt verzinnen (eindrijm). Schrijf ze erbij. 3 Probeer woorden in een zin te gebruiken die met dezelfde letter beginnen (beginrijm). Schrijf die zin op. 4 Probeer twee rijmwoorden in één zin te gebruiken (binnenrijm). schrijf die zin op. B Probeer een gedichtje te maken. Je hoeft niet alle vormen van rijm te gebruiken, maar gebruik er in ieder geval één. Doe het zo: • Schrijf minimaal 5 regels. • Gebruik minimaal één keer rijm. • Bedenk een goede titel voor je gedicht en schrijf die erboven.
4
Lees je gedicht nog een keer door en verbeter het als dat nodig is. Schrijf het gedicht daarna hieronder op.
5
A Lees met je maatje het gedicht nog eens goed door. Omcirkel ja of nee. 1 Het gedicht heeft minimaal 5 regels.
ja / nee
2 Ik heb minimaal één keer rijm gebruikt.
ja / nee
3 Het gedicht heeft een goede titel.
ja / nee
4 Het gedicht is leuk / mooi geworden
ja / nee
B Wat ging goed?
© Noordhoff Uitgevers bv
C Wat kan de volgende keer beter?
Wat kan ik?
Ik kan aantrekkelijk schrijven door te rijmen.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 92 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 3
238100.indb 59
59
09/10/12 3:27 PM
14
Herhaling: Kijk op taal
Les
Je herhaalt
Weet je nog?
• het meewerkend voorwerp en de andere zinsdelen.
Zo vind je het meewerkend voorwerp in een zin: Zoek eerst het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp op. Stel dan de vraag: Aan/Voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Het antwoord is het meewerkend voorwerp. De dichter stuurt een gedicht aan zijn liefje.
1
Zet een streep onder het gezegde en omcirkel het onderwerp. 1 De architect laat de dichter zijn geboortedorp zien. 2 Achtereenvolgens bezoeken ze de grote kerk en een oud klooster. 3 Tijdens de wandeling brainstormen ze samen over de schoonheid van die monumentale gebouwen. 4 Thuis gaat de dichter direct een gedicht over het klooster maken. 5 Hij is geïnspireerd door dat prachtige pand. 6 In een paar uur schrijft hij een gedicht met vier coupletten en een refrein.
2
Onderstreep het lijdend voorwerp in de zinnen. 1 De beeldhouwer gaat een beeldje voor het ziekenhuis maken. 2 Eerst vertelt hij zijn idee aan de kunstcommissie. 3 Dan maakt hij een ontwerp voor de commissie. 4 Daarna mag de beeldhouwer het beeldje gaan maken. 5 Negen maanden later laat het ziekenhuis het kunstwerk aan het publiek zien.
3
Onderstreep het meewerkend voorwerp. 1 De journalist geeft eerst een kop koffie aan de dichter. 2 Daarna gaat hij de kunstenaar vragen stellen. 3 Leest u vaak gedichten voor aan kinderen? 4 Vraagt u ook wel eens raad aan een vriend? 5 De dichter geeft de journalist eerlijke antwoorden.
60
238100.indb 60
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 3
09/10/12 3:27 PM
4
A Lees de zinnen. 1 2 3 4
De schilder laat de museumdirecteur zijn werk zien. De museumdirecteur moet lachen. Hij doet de schilder een voorstel. We hangen deze grappige schilderijen in het museum.
B Beantwoord de vragen. Schrijf de nummers van de zinnen op. 1 In welke zin staan alleen een onderwerp en een gezegde? 2 In welke zinnen staat een lijdend voorwerp? 3 In welke zinnen staat een meewerkend voorwerp?
5
A Bedenk zelf woorden die op de open plek passen. 1 De fotograaf maakt van de familie Kosters 2
heeft daarom zijn mooiste kleren aangetrokken.
3 De fotograaf vraagt aan
vijftig euro.
B Zet bij A een rood lijntje onder de onderwerpen. Zet een blauw lijntje onder de lijdende voorwerpen. Er is één meewerkend voorwerp. Zet daar een paars lijntje onder.
6
Onderstreep het zinsdeel dat tussen haakjes voor de zin staat. 1 (lv) Ik heb mijn leven lang gedichten geschreven. 2 (ow) Helaas kan ik daarmee niet genoeg geld verdienen. 3 (gez) Zou u mij elke maand geld kunnen geven? 4 (mw) Dan kan ik mijn vrouw een nieuwe fiets geven.
7
Niet alle zinsdelen die met aan of voor beginnen zijn een meewerkend voorwerp. Onderstreep de meewerkende voorwerpen. De kunstenaar staat voor het museum. Hij heeft aan het museum een schilderij geschonken. Dat hangt in de grote zaal aan de muur. Vandaag wordt het aan de bezoekers getoond. Voor het eerst laat
Wat kan ik?
Ik kan het meewerkend voorwerp en de andere zinsdelen benoemen.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 92 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 3
238100.indb 61
© Noordhoff Uitgevers bv
de kunstenaar zijn werk aan de wereld zien.
61
09/10/12 3:27 PM
16
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• de opmaak en lay-out van teksten.
Weet je nog?
1
Zo maak je een tekst op: Geef de titel een grotere letter en/of andere kleur, gebruik een witregel tussen de alinea’s, maak kopjes vet of cursief, gebruik foto’s of plaatjes en kies een lettertype dat je mooi vindt.
Schrijf de titel en de kopjes op de goede plaats. Kies uit: Brainstormen
Voordragen
Zo leeft een dichter
Het is niet gemakkelijk om dichter te zijn. Je moet veel nadenken en veel lezen. En je hoofd zit altijd vol met woorden. Je moet ook veel woorden kennen: grappige, ernstige, lange en korte woorden.
Poëzie begint met brainstormen: hoe breng ik mijn gevoelens onder woorden? Welke dichtvorm gebruik ik? Hoeveel coupletten heeft het gedicht? Ik zet mijn gedachten op papier of ik gebruik de computer.
Dan moet je ook nog voor publiek voordragen. De zenuwen gieren door je keel als je opkomt. Je handen trillen en je stem bibbert. Toch moet je duidelijk en nadrukkelijk je gedichten voorlezen.
2
Lees de tekst en maak de opdrachten.
Als ik later dichter ben, ga ik vellen vol gedichten schrijven en met mijn vrienden brainstormen voor inspiratie. Dan hangen we heerlijk lui op de bank. Af en toe kijken we naar een film om ideeën op te doen. Nu zit ik nog op school. Ik leer rekenen, taal en geschiedenis. Gelukkig hebben we ook gymnastiek, tekenen en muziek. Soms moet ik een toets leren. Hoe meer ik leer, hoe meer ik weet. Dat is wel handig, als ik later dichter ben.
1 Verdeel de tekst in twee alinea’s. Zet er een streep tussen. 2 Bedenk een titel en schrijf deze boven de tekst. 3 Bedenk een kopje voor de tweede alinea en schrijf dit op:
62
238100.indb 62
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 4
09/10/12 3:27 PM
3
A Lees de tekst. Je kent vast wel de dierenverhalen van Toon Tellegen. Vooral zijn boeken over de eekhoorn en de mier zijn erg populair. Tellegen schrijft ook gedichten. Dat doet hij al vanaf zijn vijftiende jaar. Toon Tellegen heeft voor dokter gestudeerd. Hij werkte eerst als arts in Afrika. Daarna werd hij huisarts.
4
Lees het gedicht en bedenk er een zin bij. Schrijf de zin op in een mooie lay-out.
5
Kijk nog eens naar het gedicht van opdracht 4. Maak zelf een gedicht van twee zinnen met een bijzondere lay-out.
Wat kan ik?
Ik kan de opmaak en lay-out van teksten verzorgen.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 92 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 4
238100.indb 63
© Noordhoff Uitgevers bv
B Schrijf de tekst over en maak een goede lay-out in twee alinea’s.
63
09/10/12 3:27 PM
18
Extra: Kijk op taal
Les
Je leert
• hoe dichters taal op een speciale manier gebruiken.
Weet je nog?
1
In gedichten wordt taal op een bijzondere manier gebruikt. In zo weinig mogelijk woorden probeert de dichter iets te vertellen. Poëzie is ‘spelen met taal’: dichters spelen met klanken en woorden.
A Lees de gedichten.
vol zakje chips
De klok
Gekleurde geuren
krrr krrr krrr krrr krrr krrr krrr krrr krrr krrr krrr krrr krrr krrr krrr
Tik Tak Tik Tak Koekoek Tik Tak
Roze geurt mijn tante, rood ruik ik als zij mij zoent. groen hangt om geraniums, oranje om een gepoetste schoen.
Ralph Liewes
Bas Rompa
leeg zakje chips Nick van Tuinen
B Beantwoord de vragen over het gedicht vol zakje chips. 1 Waar denk je aan bij de woorden krrr?
2 Het zakje chips raakt leeg. Hoe weet je dat? Schrijf twee dingen op.
C Beantwoord de vragen over het gedicht De klok. 1 Wat gebeurt er in dit gedicht?
2 Welke woorden heeft de dichter daarvoor gebruikt?
3 Welk woord krijgt de meeste nadruk? D Lees het gedicht Gekleurde geuren. Omcirkel ja of nee. 1 De dichter denkt bij geuren aan kleuren. ja / nee 2 Hij denkt bij de geur van zijn tante aan roze. ja / nee 3 Hij denkt bij de geur van geraniums aan rood. ja / nee 64
238100.indb 64
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 4
09/10/12 3:27 PM
2
Schrijf een kleurengedicht. Pak een kladblaadje. Schrijf vier kleuren op. Schrijf in vier of zes zinnen op waar je bij deze kleuren aan denkt. Zet de zinnen onder elkaar, zodat het een gedicht is. Schrijf je gedicht hieronder op. Denk ook aan de bijzondere lay-out.
3
Lees het gedicht over de bus op bladzijde 58 nog een keer. Maak het gedicht af. Wat voel je als je uit de bus bent gestapt? Schrijf het in twee regels op.
Schrijf in losse woorden of in twee zinnen op hoe een trein rijdt. Je mag ook met de lay-out spelen.
Wat kan ik?
Ik weet hoe dichters taal op een speciale manier gebruiken.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 92 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Week 4
238100.indb 65
© Noordhoff Uitgevers bv
4
65
09/10/12 3:27 PM
Thema
8
Op reis 66
238100.indb 66
09/10/12 3:27 PM
Themawoorden en schoolwoorden Les 1 en 2:
Les 9 en 10:
destijds Toen, in die tijd.
gammel Niet stevig in elkaar zittend.
het geboortejaar Het jaar waarin je geboren bent.
uit de grond stampen Zorgen dat iets er in korte tijd komt.
de handelsstad Stad waar mensen naartoe gingen om dingen te kopen en te verkopen.
huidig Van nu, van deze tijd.
de ruilhandel Goederen voor andere goederen ruilen en niet voor geld. tegenwoordig Nu, in deze tijd. tijdloos Wat altijd in de mode blijft. de tijdsduur Hoelang iets duurt. het transport Iets van de ene plaats naar de andere brengen, het vervoer. de volksverhuizing Verhuizing van een volk of grote groep mensen van het ene gebied naar het andere. de voorouders Je familie die vroeger heeft geleefd, de mensen van wie je afstamt.
binnen de kortste keren Heel snel, onmiddellijk. langzaam maar zeker In een laag tempo. ontwikkelen Bedenken en maken. de seizoenen De jaargetijden: zomer, herfst, winter, lente. sindsdien Vanaf die tijd. het tijdperk Een bepaalde tijd in de geschiedenis, een tijdvak. vandaag de dag Nu, tegenwoordig. na verloop van tijd Na een poosje, na een tijdje. verstrijken Het voorbijgaan van tijd.
© Noordhoff Uitgevers bv
historisch Iets wat te maken heeft met gebeurtenissen uit het verleden.
de wetenschap Alle kennis op een bepaald gebied.
67
238100.indb 67
09/10/12 3:28 PM
Les
2
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• woorden bij het thema ontdekkingstocht. • hoe je de betekenis van een woord kunt vinden.
Weet je nog?
1
Als je de betekenis van een woord niet kent, kijk je eerst of je een deel van het woord herkent. Daarna kijk je in de rest van de tekst.
Wat betekent het onderstreepte woord? Maak de zinnen af. wisten nog niet dat de aarde om de zon draait
die vroeger heeft geleefd
erheen gingen en dingen kochten en verkochten
met paard-en-wagen vervoerd
goederen voor andere goederen werden geruild
1 Dit is een handelsstad, omdat mensen
2 Vroeger was daar veel ruilhandel. Dat betekent dat
3 In die stad leefden mijn voorouders, mijn familie
4 De wetenschap was toen nog niet zover. Mensen
5 Ook het transport ging anders. De spullen werden
2
De letters van de onderstreepte woorden staan door elkaar. Bedenk welk woord het moet zijn en schrijf het erachter. 1 Dit heeft met gebeurtenissen uit het verleden te maken. Het is hcsiortshi. 2 Dit is een ander woord voor toen. Het is sddijets. 3 Dit is een verhuizing van een grote groep mensen. Het is een ngiziuhrevsklov. 4 Dit is het jaar waarin ik ben geboren. Het is mijn oarebagortej. 5 Dit is een ander woord voor nu. Het is wotdeggenori.
68
238100.indb 68
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 1
09/10/12 3:29 PM
3
Welke woorden horen bij elkaar? Trek een lijn. tijdloos
in deze tijd
tijdsduur
in die tijd
tegenwoordig
hoelang iets duurt
destijds
4
wat altijd in de mode blijft
Welk woord past bij de zin? Schrijf het erachter. Kies uit: ruilhandel
voorouder
wetenschap
transport
1 De bloemen worden met het vliegtuig vervoerd. 2 De professor weet alles over het heelal. 3 De vader van mijn grootvader heette Pieter. 4 Mag ik jouw appel? Dan mag jij mijn boterham.
5
De woorden bestaan uit twee bekende delen. Maak met één deel een nieuw woord. Schrijf de betekenis erachter.
◊b‰o£oefleflºıkkŸŸºıhhÏχaŸºÓnnÏχdÇeflºıllŸŸ = ÓwiŸ wΩiŸºÓnnŸŸºıkkÇÇeflºıllŸŸ Ów‰aÏaχaŸñrŸ ◊b‰o£oefleflºıkkÇÇeflºÓnnŸŸ Ów‰o§orÏrχdÇeflºÓnnŸŸ Óvefl vÉeflñrŸºıkkÏχo•ocflcflºıhh»tfl»tfl
ruilhandel
1 voorouders
2 geboortejaar
3 handelsstad
6
In de woorden zitten bekende delen. Bedenk wat het woord zou kunnen betekenen. 1 de jaartelling:
2 hedendaags:
Wat kan ik?
Ik ken de woorden bij het thema ontdekkingstocht. Ik kan de betekenis van een woord vinden.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 95 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 1
238100.indb 69
© Noordhoff Uitgevers bv
3 tijdrovend:
69
09/10/12 3:29 PM
4
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• het schrijven van een historisch verhaal.
Weet je nog?
1
Een historisch verhaal gaat over vroeger. In een historisch verhaal moet alles kloppen. Daarom bedenk je eerst wat er bijzonder was aan de tijd waarin het verhaal speelt.
A Je gaat een historisch verhaal schrijven. Over welk tijdvak ga jij schrijven? Ik kies de tijd van: jagers en boeren ontdekkers en hervormers Grieken en Romeinen pruiken en revoluties monniken en ridders wereldoorlogen B Maak een woordweb over het tijdvak dat je bij A hebt gekozen. Wat was bijzonder aan die tijd?
C Kruis in je woordweb de dingen aan die je in je verhaal wilt gebruiken.
2
Je hebt bij opdracht 1 een tijdvak gekozen. Stel je voor dat je voorouder in die tijd een kind was van jouw leeftijd. Vul de gegevens in. Wat je niet weet, verzin je. Let op: het moet wel kunnen kloppen! Datum: Naam:
Leeftijd:
Woonplaats: Broers en zussen: Beroep vader: Beroep moeder: Wat ik overdag doe:
70
238100.indb 70
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 1
09/10/12 3:29 PM
3
Je voorouder wordt de hoofdpersoon in je verhaal. 1 Schrijf kort op wat er met de hoofdpersoon gebeurt.
4
Gebruik de gegevens uit opdracht 1, 2 en 3. Schrijf je verhaal in het klad op een los blaadje. Kijk het na en verbeter de fouten. Schrijf het daarna hieronder in het net.
5
Lees je verhaal nog eens door. Omcirkel ja of nee. 1 Mijn verhaal speelt in het verleden.
ja / nee
2 Ik heb dingen uit die tijd in mijn verhaal gebruikt.
ja / nee
3 Mijn verhaal heeft een duidelijk einde.
ja / nee
Wat kan ik?
Ik kan een historisch verhaal schrijven.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 95 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 1
238100.indb 71
© Noordhoff Uitgevers bv
2 Schrijf in één zin op hoe het verhaal afloopt.
71
09/10/12 3:29 PM
6
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• het benoemen van zinsdelen.
Weet je nog?
1
Een zin in zinsdelen ontleden doe je in deze stappen: 1 Zoek de persoonsvorm. 2 Zet streepjes tussen de zinsdelen. 3 Zoek het onderwerp. 4 Zoek het gezegde. 5 Zoek het lijdend voorwerp. 6 Zoek het meewerkend voorwerp.
Zet strepen tussen de zinsdelen. 1 Serap en Najib vertrekken. 2 Najib heeft alles ingepakt. 3 Serap geeft zijn moeder een zoen. 4 ‘Waarheen gaan jullie?’ 5 Serap en Najib gaan de Romeinse oudheid bekijken.
2
A Zet de zinsdelen in de goede volgorde. Begin met een hoofdletter en eindig met een punt. 1
iets bijzonders
2
tijdreizen
3
kan
4
van circa 300.000 kilometer per seconde
Zwitserse wetenschappers
een neutrino
dan het licht
ontdekt
hebben
kan
een neutrino
sneller
heeft
een snelheid
het licht
B Benoem de zinsdelen van zin 1 bij A. pv = ow = gez = lv =
72
238100.indb 72
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 2
09/10/12 3:29 PM
3
Zet in de zinnen een blauwe streep onder het lijdend voorwerp. Zet een paarse streep onder het meewerkend voorwerp. 1 De tijdmachine van professor Barabas heeft een groene knop. 2 Ik stel een vraag aan de professor. 3 Zet je met de groene knop de machine aan? 4 De professor geeft mij een dom antwoord. 5 Nu weet ik nog niks.
4
Zet een groene streep onder de persoonsvorm. Zet een rode streep onder het onderwerp en een blauwe streep onder het lijdend voorwerp. Wetenschappers uit Hongkong hebben iets ontdekt. Mensen kunnen nooit tijdreizen maken. Ooit hoopten veel mensen een tijdreis te maken. Dat gaat dus niet lukken. De wetenschappers blijven proeven doen. Misschien gaat iemand dan toch ooit een tijdreis maken.
5
Maak de zinnen af. Bedenk het zelf. Zet achter de zin welk zinsdeel je hebt ingevuld. is circa drie jaar geleden voor het laatst op reis
1 geweest.
2 Als ik terugkom van vakantie, geef ik een cadeautje
6
3 Ik neem altijd
mee op reis.
4 De professor
Suske en Wiske in de tijdmachine
Bedenk twee zinnen over tijdreizen met een gezegde en een onderwerp. Gebruik minimaal één keer een lijdend voorwerp en één keer een meewerkend voorwerp. Onderstreep het lijdend voorwerp blauw en het meewerkend voorwerp paars.
© Noordhoff Uitgevers bv
1
2
Wat kan ik?
Ik kan zinsdelen benoemen.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 95 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 2
238100.indb 73
73
09/10/12 3:29 PM
Les
8
Je leert
Extra: Lekker lezen • dat een schrijver zijn verhalen in elke tijd kan laten afspelen.
Uitleg
Tijd Een schrijver bedenkt in welke tijd hij zijn verhaal laat afspelen, bijvoorbeeld in het verleden, het heden of de toekomst.
1
Bekijk de kaft van het boek. Waaraan kun je zien dat het verhaal zich in een andere tijd afspeelt?
2
Lees het verhaal. Kruistocht in spijkerbroek Dolf heeft zich via een transmitter naar een middeleeuws riddertoernooi in Frankrijk laten flitsen. Hij belandt echter midden in een kinderkruistocht in Duitsland. ‘Wat wil je?’ ‘Je naam.’ Ze had gelijk. Hij had niet het recht vragen te stellen en zichzelf buiten schot te houden. Zuchtend knielde hij en zei op zijn borst wijzend: ‘Rudolf Wega van Amstelveen.’ Ze verbleekte, haar grijze ogen spiegelden angst en schrik. ‘Rudolf …’ Ze trok zich van hem terug, met trillende lippen. ‘Ik doe geen kwaad,’ zei Dolf snel. ‘Een edele …,’ fluisterde ze schuw. Eindelijk begreep hij het. Ze zag hem aan voor het kind van een ridder, voor een weggelopen schildknaap misschien. De naam Rudolf scheen alleen aan jongens van edele geboorte te worden gegeven. Heftig schudde hij het hoofd. ‘Mijn vader is een geleerde, een … een klerk.’ Begreep ze dat? Kennelijk wel. ‘Kun jij ook lezen?’ vroeg ze met diep ontzag. ‘En schrijven?’ Hij knikte. ’Waar is Amstelveen?’ ‘Ver weg, in Holland.’ Blijkbaar had ze wel eens van Holland gehoord. Ze hief haar hand op en streelde zijn haar. ‘Wie is de heer van je vader?’ Toen maakte Dolf een fout. ‘Mijn vader is dienstbaar aan de koningin van Holland.’ Mariecke schudde het hoofd. Stom van me, dacht Dolf. In 1212 bezat Holland geen koningshuis. Het maakt deel uit van het Heilige Duitse Rijk en Holland was een graafschap … ‘Onze heer is Willem, Graaf van
74
238100.indb 74
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 2
09/10/12 3:29 PM
Holland,’ zei hij snel. ‘O. En liet hij je gaan? Of ben je weggelopen?’ ‘Mijn vader weet niet waar ik ben,’ zei hij en ditmaal was het de volle waarheid. Zijn antwoord scheen Mariecke te bevredigen. Ze keek hem bewonderend aan, stond op en trok hem aan de hand mee naar het kamp. Thea Beckman
3
Dolf praat met Mariecke. Wat denkt zij van hem, denk je? Kruis aan. Ze denkt dat hij uit een andere tijd komt. Ze denkt dat hij van adel is. Ze denkt dat hij een leugenaar is en alles bij elkaar fantaseert.
4
Wat vind je van het verhaal? Zou je de rest van dit verhaal willen lezen? Ja / nee, want
5
Naar welke tijd zou jij je laten flitsen met een tijdmachine? Leg ook uit waarom.
6
A Welke boeken lees jij het liefst? Kruis aan. boeken over het verleden boeken die in deze tijd spelen boeken over de toekomst
© Noordhoff Uitgevers bv
B Leg uit waarom je dit antwoord hebt gekozen.
Wat kan ik?
Ik weet dat een schrijver zijn verhalen in elke tijd kan laten afspelen.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 95 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 2
238100.indb 75
75
09/10/12 3:29 PM
10
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• woorden bij het thema tijdreis. • het opzoeken van uitdrukkingen in het woordenboek.
Weet je nog?
1
In een woordenboek vind je de betekenis van woorden. Een uitdrukking is een groep woorden met een figuurlijke betekenis. De betekenis van een uitdrukking zoek je in het woordenboek bij het eerste belangrijke woord.
A Bij welk woord zou je de onderstreepte uitdrukkingen in het woordenboek kunnen vinden, denk je? Omcirkel dat woord. 1 Vandaag de dag gaan veel mensen naar het Museum Over Later. Het is tegenwoordig populair om naar het museum te gaan. 2 Het museum is uit de grond gestampt. Het is heel snel gebouwd omdat iedereen wil weten hoe mensen in de toekomst zullen leven. 3 Na verloop van tijd zal het museum worden aangepast, omdat het dan ‘later’ is. Na een tijdje moeten dus de dingen uit het museum worden gehaald. B De betekenis van de onderstreepte woorden staat in de zin. Onderstreep die betekenis.
2
Wat betekenen de onderstreepte woorden? Schrijf de betekenis erachter. Kies uit: vanaf die tijd
jaargetijde
bedacht en maakte
tegenwoordige
ging voorbij
tijdvak
na een poosje
1 Op een donkere dag in het laatste seizoen van het jaar gebeurde er iets geks. 2 Voor mij verstreek de tijd extra snel. 3 Ik ontwikkelde een apparaatje. 4 Na verloop van tijd ontdekte ik wat er aan de hand was.
5 Ik was naar een ander tijdperk gereisd! 6 Alles zag er heel anders uit dan in de huidige tijd.
7 Het was eng, maar sindsdien kan ik wel in de toekomst kijken!
76
238100.indb 76
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 2
09/10/12 3:29 PM
3
Vul het woord in dat bij de zin past. Kies uit: huidige
langzaam maar zeker
gammel
ontwikkelen
seizoen
1 Het is van nu of van deze tijd. Het is uit de
tijd.
2 Het is in een laag tempo. Het is 3 Het zit niet erg stevig in elkaar. Het is 4 Het is een jaargetijde. Het is een 5 Het is bedenken en maken. Het is
4
Maak de zinnen af. Je mag zelf bedenken wat je invult, maar de zinnen moeten wel kloppen. 1 Er verstrijkt geen dag zonder dat ik 2 Mijn huidige klas is 3 De reis was leuk, maar na verloop van tijd
4 Langzaam maar zeker begin ik genoeg te krijgen van
5 Wij winnen alle wedstrijden. Binnen de kortste keren
5
Maak zinnen met de woorden. 1 gammel
2 ontwikkel
6
Zoek de betekenis van de onderstreepte uitdrukkingen op in je woordenboek. Omcirkel het woord waarbij je het antwoord hebt gevonden. 1 Hij heeft geen zorgen voor de dag van morgen.
Wat kan ik?
Ik ken de woorden bij het thema tijdreis. Ik kan uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 95 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 2
238100.indb 77
© Noordhoff Uitgevers bv
2 Op een auditie moet je goed voor de dag komen.
77
09/10/12 3:30 PM
12
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• het schrijven van een sciencefictionverhaal.
Weet je nog?
1
Als je een verhaal over de toekomst, een sciencefictionverhaal, gaat schrijven, gebruik je je fantasie.
Stel je voor: over twintig jaar ga je als astronaut naar Mars. Weer terug op aarde, word je geïnterviewd. Schrijf je antwoorden op. 1 Wat hebt u onderweg naar Mars allemaal gedaan?
2 Hoe ziet Mars eruit?
3 Wat voor gevaarlijke dingen hebt u meegemaakt onderweg naar Mars of op Mars?
4 Leven er wezens op Mars? Hoe zien ze eruit? Spreken ze een taal? Zijn ze aardig?
2
Je gaat een sciencefictionverhaal schrijven over je reis naar Mars. Daarvoor maak je eerst een woordweb. Gebruik de informatie uit opdracht 1.
Mars
78
238100.indb 78
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 3
09/10/12 3:30 PM
3
Schrijf een sciencefictionverhaal. Doe het zo: 1 Kies drie gebeurtenissen waarover je wilt schrijven. Gebruik woorden en zinnen uit opdracht 1 en 2. 2 Bedenk een goed begin en een goed einde voor je verhaal. 3 Zorg dat het duidelijk is dat je verhaal in de toekomst speelt. 4 Zet er een leuke of spannende titel boven.
Lees je verhaal nog eens door. Omcirkel ja of nee. 1 In mijn verhaal staan drie gebeurtenissen.
ja / nee
2 Mijn verhaal heeft een goed begin en einde.
ja / nee
3 Het is duidelijk dat het verhaal in de toekomst speelt.
ja / nee
4 Mijn verhaal heeft een goede titel.
ja / nee
5 Het verhaal is leuk om te lezen.
ja / nee
Wat kan ik?
Ik kan een sciencefictionverhaal schrijven.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 95 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 3
238100.indb 79
© Noordhoff Uitgevers bv
4
79
09/10/12 3:30 PM
14
Herhaling: Kijk op taal
Les
Je herhaalt
Weet je nog?
1
• het benoemen van zinsdelen en het herkennen van hoofd- en bijzinnen.
Een zin in zinsdelen ontleden doe je in vijf stappen: 1 Zoek de pv. 2 Zet streepjes tussen de zinsdelen. 3 Zoek het ow. 4 Benoem het gez. 5 Zoek het lv. 6 Zoek het mv.
Zet strepen tussen de zinsdelen. Zet een groene streep onder het gez en een rode streep onder het ow. In één zin staat een lv. Onderstreep dat met blauw. 1 In een musical kan alles. 2 De hoofdpersoon schrijft in een dagboek. 3 Het grote dagboek staat in het decor. 4 De hoofdpersoon leest de enorme bladzijden. 5 Ze gaat zo naar haar eigen verleden.
2
Maak van elke zin een vraagzin. De pv komt dan voorop te staan. Onderstreep in je zin het gez en omcirkel het ow. 1 Timothy flitst tegenwoordig vaak naar een ander tijdperk.
2 Hij heeft een nieuw transportmiddel ontwikkeld.
3 Zo kan zijn tijdmachine hem in een paar seconden naar de 22e eeuw flitsen!
3
Onderstreep de zinsdelen. Groen = het gez, rood = het ow, blauw = het lv en paars = het mv. 1 Een professor wil tijdreizen gaan maken. 2 Hij ontwikkelt een speciaal transportmiddel. 3 Hij gaat de toekomst veroveren! 4 De reis mislukt. 5 De professor heeft een buil en een dikke lip. 6 Zijn moeder geeft hem een pleister.
80
238100.indb 80
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 3
09/10/12 3:30 PM
Weet je nog?
4
Een samengestelde zin bestaat uit twee zinnen. De ene zin is een hoofdzin. Het onderwerp en de persoonsvorm staan daarin altijd naast elkaar. De andere zin is een bijzin. Een bijzin begint meestal met een verbindingswoord. In de bijzin staan onderwerp en persoonsvorm niet naast elkaar. Tussen hoofdzin en bijzin staat vaak een komma.
Omcirkel in elke zin het verbindingswoord. Soms staat het voor aan de zin. Onderstreep daarna de bijzin. 1 Het Museum Over Later gaat pas weer open, als het helemaal is opgeknapt. 2 Als je meer te weten wilt komen over de toekomst, moet je er zeker eens heen. 3 Toen ik er voor het eerst was, heb ik mijn ogen uitgekeken. 4 Ik ga er zo snel mogelijk weer naartoe, omdat ik graag wil weten waar ik later aan toe ben!
5
Omcirkel in elke zin het verbindingswoord. Onderstreep daarna de hoofdzin. 1 Timothy wil een tijdreis naar de toekomst maken, omdat hij een spreekbeurt moet houden. 2 Als hij iets over de 22e eeuw kan vertellen, krijgt hij vast een goed cijfer! 3 Omdat hij bewijsstukken wil verzamelen, neemt hij een lege koffer mee in de tijdmachine. 4 Niemand geloofde hem, toen hij drie weken later zijn spreekbeurt hield.
6
Zet een streep tussen de hoofdzin en de bijzin. Onderstreep daarna de persoonsvorm in de hoofdzin en de bijzin, en omcirkel het onderwerp. 1 Dris en Denzel gaan op reis, omdat ze de toekomst willen zien. © Noordhoff Uitgevers bv
2 De jongens zien iets prachtigs, als ze in het jaar 4325 aankomen. 3 Ze balen vreselijk, omdat ze hun camera zijn vergeten. 4 Denzel en Dris vertellen aan iedereen hun verhaal, als ze weer thuis zijn.
Wat kan ik?
Ik kan zinsdelen benoemen en hoofd- en bijzinnen herkennen.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 95 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 3
238100.indb 81
81
09/10/12 3:30 PM
16
Les
Je oefent
Weet je nog?
Woordenschat
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• het gebruik van persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Achter de persoonlijke voornaamwoorden staan de bezittelijke voornaamwoorden die erbij horen: ik – mijn jij – jouw / je hij – zijn zij / ze – haar
1
Schrijven
wij / we – ons / onze jullie – jullie zij / ze – hun u – uw
Vul een persoonlijk of een bezittelijk voornaamwoord in. 1 Zij heeft een amulet. Het is
amulet.
2 De tijdreis is van ons. Het is
tijdreis.
maken een tijdreis. 3 Jullie poetsen de raket. De raket is van 4 Zij nemen afscheid. Het is
afscheid.
5 We stappen in de raket met de amulet. De tijdreis gaat beginnen. Daar gaan
2
!
Vervang de onderstreepte woorden door een voornaamwoord. Schrijf de hele zin op. 1 Mijn vriend en ik stappen in de tijdmachine, waar we lang aan hebben gewerkt.
2 Laila geeft aan mijn vriend en mij een amulet.
3 ‘Die zullen je vriend en jij onderweg nodig hebben,’ zegt Laila.
4 ‘Ik zal Laila missen in de toekomst,’ zeg ik.
3
Onderstreep de persoonlijke voornaamwoorden en omcirkel de bezittelijke voornaamwoorden. Wist jij dat het eerste wezen in de ruimte een hondje was? Ze heette Laika. Haar reis duurde niet lang. Als ik mijn eerste ruimtereis ga maken, neem ik ons hondje ook mee. Wat nemen jullie mee?
82
238100.indb 82
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 4
09/10/12 3:30 PM
4
Lees het dagboekfragment. Vul de ontbrekende woorden in. Vannacht droomde ik dat
in een ander tijdperk leefde.
Het was zo gek! Alle mensen hadden glimmende, zilverachtige kleren aan en
haren waren strak naar achteren gekamd.
‘Wie zijn ‘
?’ vroeg
aan twee kinderen.
zijn nummer 44A en 44B,’ zei een jongen.
wees op zijn trui. Daar stond
nummer op. Het meisje had
nummer op een armbandje staan. heel aardig. ‘Welkom in
was
wereld,’ zei
alles vertellen wat
‘Ik zal
maar weten wilt!’ Toen werd
wakker. Jammer, zeg … Tot morgen!
5
Lees het fragment uit het gedicht. Onderstreep alle persoonlijke voornaamwoorden en omcirkel de bezittelijke voornaamwoorden. Troostvogel Wanneer je soms iets naars beleeft Je niet mag uitgaan door de regen Of slaande ruzie hebt gekregen Met iemand waar je veel om geeft Als speelgoed door een mankement Niet meer zo leuk is als tevoren Je kwartje ergens is verloren Kortom, als je verdrietig bent Dan komt de vogel met een lied Je hoort hem, maar je ziet hem niet En als hij voor je heeft gezongen Dan vliegt hij weg met jouw verdriet Drs. P
Jou of jouw? 1 Zal ik 2 Op
de weg wijzen naar
nieuwe school?
nieuwe school geven ze
les over de toekomst.
Wat kan ik?
Ik kan persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden gebruiken.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 95 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 4
238100.indb 83
© Noordhoff Uitgevers bv
6
83
09/10/12 3:30 PM
18
Extra: Kijk op taal
Les
Je leert
• dat in Suriname ook Nederlands wordt gesproken.
Uitleg
Taal in Suriname Suriname ligt aan de andere kant van de wereld. Toch spreken sommige mensen er Nederlands. Dat komt omdat Suriname vroeger bij Nederland hoorde. Het Nederlands is niet de enige taal die in Suriname wordt gesproken. Veel mensen spreken er Sranantongo. De meeste Surinamers spreken meer dan één taal. Ze zijn tweetalig.
1
A Het Sranantongo lijkt een beetje op het Engels. Probeer de volgende woorden te vertalen. 1 pipel (Engels: people) = 2 tamara (Engels: tomorrow) = 3 switi (Engels: sweet) = 4 eksi (Engels: egg) = B Sommige woorden in het Sranantongo lijken erg op het Nederlands. Welk transportmiddel wordt bijvoorbeeld bedoeld met het woord ‘oto’, denk je?
2
Wat zegt de meester tegen de leerling?
3
Schrijf een zin in het Sranantongo. Gebruik de volgende woorden: Steve – Django – kino (film) – moi (mooie) – èn (en) – wan (een) – si (zien)
84
238100.indb 84
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 4
09/10/12 3:30 PM
4
Dit zijn de persoonlijke voornaamwoorden in het Sranantongo: ik – mi
wij – wi
jij – yu
jullie – unu
hij/zij – a
zij – den
Vertaal de onderstaande zinnetjes. 1 Mi si wan moi kino.
2 Yu si wan moi kino.
3 A si wan moi kino.
4 Wi si wan moi kino.
5 Unu si wan moi kino.
6 Den si wan moi kino.
5
A Dit zijn de cijfers één tot en met tien in het Sranantongo: wan – tu – dri – fo – feyfi – siksi – seybi – ayti – neygi – tin. Schrijf drie sommen op onder de tien. Voorbeeld: dri + tu = feyfi.
B Hoeveel is wan na tin denk je?
6
De bezittelijke voornaamwoorden zijn in het Sranantongo hetzelfde als de persoonlijke voornaamwoorden, behalve zijn en haar. Die vertaal je met ‘en’. Vertaal de volgende zinnetjes. 1 Mi si mi oto =
3 A si en oto =
of
Wat kan ik?
Ik weet dat in Suriname ook Nederlands wordt gesproken.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 95 of pluswerk of computer.
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Week 4
238100.indb 85
© Noordhoff Uitgevers bv
2 Yu si yu oto =
85
09/10/12 3:30 PM
7
Extra opdrachten
Thema
Extra
Je mag zelf een opdracht uitzoeken! Je hoeft niet met opdracht 1 te beginnen.
1
Welke woorden passen in de tekst? Vul de woorden in de puzzel in. Gebruik de woordenlijst op bladzijde 47 als je het echt niet weet. Als je je in de geschiedenis van een gebouw (1), wordt het gebouw vaak interessanter. Neem nou de (2) Heksenwaag in Oudewater. Het wegen van heksen speelde in dit gebouw een belangrijke (3). Maar wat (4) we hieronder? Dit betekent dat verdachte heksen hier gewogen werden op een enorme weegschaal. Mensen die van hekserij beschuldigd werden, spaarden (5) noch moeite om hun onschuld te bewijzen. 1
4
3 2
5
2
Schrijf de woorden in het goede rijtje. Kies uit: wijzen op
onderzoeken bestuderen
onder de aandacht brengen
3
92
238100.indb 92
vertellen
laten zien
grondig bekijken
zich verdiepen in
Maak een beschrijving van het Vrijheidsbeeld in New York. Denk aan vorm, grootte en kleur.
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Extra
09/10/12 3:31 PM
4
A Lees de zin: Grootmoeder geeft haar kleindochter een nieuwe fiets. B Schrijf de letters op. 1 De laatste letter van het lijdend voorwerp: 2 De twaalfde letter van het meewerkend voorwerp: 3 De eerste letter van het meewerkend voorwerp: 4 De derde en de vierde letter van het onderwerp: 5 De derde letter van het lijdend voorwerp: C Welk woord vormen de letters? D Maak nu zelf zo’n opdracht met een woord van vier letters.
5
A Maak de zinnen af. Je mag zelf bedenken wat je invult. 1 De schrijver kwam het podium op om uit eigen werk
.
2 Aan het einde van de avond klapte
dolenthousiast.
3 De organisator gaf
aan zijn vrouw.
4 In de garderobe pakte de schrijver
voor zijn vrouw.
B Onderstreep de volgende zinsdelen in de zinnen bij A.
6
1 het onderwerp in zin 1
3 het meewerkend voorwerp in zin 3
2 de persoonsvorm in zin 2
4 het lijdend voorwerp in zin 4
Schrijf het gedicht over in een mooie lay-out. TONEEL
© Noordhoff Uitgevers bv
Je bent bang als je opkomt, Je bent bang dat je afgaat. Lisette Kremer
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Extra
238100.indb 93
93
09/10/12 3:31 PM
7
A Ra, ra, wat is het? 1 In sommige gedichten zie je na elk couplet dezelfde regels.
2 Je leest een verhaal op een mooie manier voor.
3 Je denkt na om zo veel mogelijk ideeën te krijgen.
B Maak zelf twee raadsels en schrijf ze op. Laat je maatje je raadsels oplossen.
8
Zet de woorden in het goede rijtje. Eén woord kan in twee rijtjes. Kies uit: monumentaal ontwerp
inspiratie voordragen
architect
9
rijm
dichter
Lees het gedicht. Zet een streep onder de lettergrepen of woorden die jij met nadruk zou uitspreken.
Gedicht In dit gedicht is geen woord te veel Neem je er iets af dan is het niet meer heel K. Schippers
94
238100.indb 94
Groep 7 – Thema 7 Mooi! – Extra
09/10/12 3:31 PM
Thema
8
Extra
Extra opdrachten Je mag zelf een opdracht uitzoeken! Je hoeft dus niet met opdracht 1 te beginnen.
1
Je gaat een raadsel maken. Lees het voorbeeld.
Hoe ziet het eruit? Het is een machine. Je kunt er in gaan staan. Hoe kun je ermee reizen? Je kunt ermee door de tijd reizen. Wat is het? Het is een tijdmachine.
Kies een vervoermiddel. Maak er een raadsel van. Doe het zo: Hoe ziet het eruit?
Hoe kun je ermee reizen?
Wat is het? Het is
2
Lees de tekst en beantwoord de vraag.
Het ei van Columbus Je hebt vast wel eens gehoord van ‘het ei van Columbus’. Het verhaal gaat dat tijdens een diner tegen Columbus werd gezegd dat iedereen Amerika had kunnen ontdekken, als Columbus het niet gedaan had. Columbus vroeg aan iedereen of ze hun ei rechtop konden laten staan. Alle tafelgenoten deden erg hun best, maar alle eieren vielen om. Toen maakte Columbus één kant van zijn ei plat door met het ei op de tafel te tikken en liet het zo rechtop staan. Daarna zei hij: ‘Iedereen kan wel iets ontdekken, maar het gaat erom wie het als eerste doet.’
Wat denk jij dat de uitdrukking ‘het ei van Columbus’ betekent? Controleer je antwoord in het woordenboek.
Vul een woord in zodat er twee woorden ontstaan. Bedenk er daarna zelf een. geboorte
jÎaχaŸñrŸ
© Noordhoff Uitgevers bv
3
boek: geboortejaar en jaarboek
1 handels
huis
2 vakantie
perk
3
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Extra
238100.indb 95
95
09/10/12 3:31 PM
4
Marsmannetjes hebben natuurlijk een heel ander leven dan jij. Ze kennen ook heel andere voorwerpen. Zo gebruiken ze op school geen: vulpen – puntenslijper – schrift – schoolbord – boek Kies twee van de voorwerpen. Teken ze en maak een bijschrift bij de tekening, zodat marsmannetjes weten wat het is en wat je ermee kunt. Schrijf bij de tekening: • hoe het voorwerp heet; • hoe en waarvoor het wordt gebruikt.
5
Welk woord wordt er bedoeld? Schrijf het op. Kies uit: huidige tijd – vrije tijd – toekomst – eeuwigheid – historie – recordtijd 1 Tijd die voorbij is. 2 Tijd die nog nooit zo lang of kort is geweest. 3 Tijd zonder einde. 4 Tijd die nog moet komen. 5 Tijd dat je niet hoeft te werken of niet naar school hoeft. 6 De tijd waarin je leeft.
6
Maak de tongbreker compleet. Vul jouw en mijn in. Internet
Als
jÎo™uŸºÓw· jÎouŸ
tekkel
tekkelt, tekkelt zodat
tekkel tekkel terug
tekkel
tekkel niet meer kan tekkelen.
96
238100.indb 96
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Extra
09/10/12 3:31 PM
7
Schrijf de woorden in het goede rijtje. Kies uit: busreis schoolreis
bootreis
ontdekkingsreis
natuurreis
ballonreis
tramreis handelsreis
Vervoermiddel (waarmee reis je?)
8
Reisdoel (waarom ga je op reis?)
Welke van de vier woorden kun je invullen? cruise = vakantietocht met een luxe schip snoepreisje = een plezierige reis op kosten van de zaak waar je werkt uitstapje = een kort reisje voor je plezier vlucht = een reis met het vliegtuig
1 ‘Dag Mirjam. Ik ben net aangekomen op het vliegveld in Caïro, Egypte. Ik heb een goede
gehad.’
2 Toen opa en oma dertig jaar getrouwd waren, kregen ze een lange reis per boot naar de Antillen cadeau. Ze hadden een geweldige
tegoed.
3 Wij gaan nooit echt op vakantie. Maar af en toe een dagje van huis vinden we wel leuk. Wij houden dus meer van een 4 Mijn moeder is verpleegster. Ze mocht van het ziekenhuis gaan kijken hoe er in een Amerikaans ziekenhuis wordt gewerkt. Mijn vader mocht ook mee. Toen hebben ze er een leuk
9
van gemaakt.
Een seizoen is een jaargetijde, maar je kunt het woord ook anders gebruiken. Schrijf de betekenis op. 1 Die wielrenner had een goed seizoen. © Noordhoff Uitgevers bv
Periode 2 Ik hou heel erg van het vakantieseizoen. Periode 3 Voor de voetballers begon vorige week het nieuwe seizoen. Periode
Groep 7 – Thema 8 Op reis – Extra
238100.indb 97
97
09/10/12 3:31 PM
Bronvermelding Tekeningen Aleid Landweerd, ’s-Gravenhage: pag. 28, 36 (links), 41-42 Francien Verhulst, Rotterdam: pag. 6-7, 26-27, 46-47, 65-66, 76 Marijn van der Wateren, Haarlem: pag. 9, 52, 56-58, 86-87 Mirjan Straatsma, Zeewolde: pag. 30 Myrthe Dornbos, Groningen: pag. 24, 32, 73, 78, 83-85, 95-96 Foto’s CBS De Lindenborgh, Musselkanaal: pag. 89 Fotoredactie, Arnhem: pag. 18 (boven), 63 (onder) Gottmer Uitgeversgroep, Haarlem: pag. 54 Jaco Klamer/Hollandse Hoogte, Amsterdam: pag. 63 (boven) Koolwijk Meubelrestauratie-Meubelmakerij, Utrecht: pag. 50 (boven) Lemniscaat, Rotterdam: pag. 18, 34, 74 Leopold, Amsterdam: pag. 35 Ron Giling/Lineair, Arnhem: pag. 36 (2), 38, 88 (rechts) Shutterstock, New York: pag. 18 (onder 2-3), 36 (1), 48, 50 (onder), 64, 88 (links, midden), 90, 92, 97 Ton Koene/Lineair, Arnhem: pag. 22 Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam: pag. 34 Uitgeverij Zwijssen, Tilburg: pag. 14
238100.indb 98
09/10/12 3:31 PM
Teksten Pag. 14 – Anke Kranendonk, Kapot!, Zwijsen, Tilburg, 2005. Pag. 22 – Naar: www.docukit.nl, januari 2012. Pag. 23 – Naar: www.scholieren.com, januari 2012. Pag. 30 – Naar: Kidsweek, 18 augustus 2011. Pag. 34 – Jan Terlouw, Oorlogswinter, Lemniscaat, Rotterdam, 1990. Pag. 35 – Tonke Dragt, De brief voor de koning, Leopold, Amsterdam, 2010. Pag. 54 – Lisa Boersen, Hotel Tussentijd, Gottmer, Haarlem, 2011. Pag. 58 – José Bosscher, ‘De bus’, uit: Doe maar dicht maar, Stichting uitgeverij Xeno, Groningen, 1991-1992. Pag. 63 – Lisette v.d. Hende, ‘Op de fiets’, uit: Doe maar, dicht maar, Stichting uitgeverij Xeno, Groningen, 1991-1992. Pag. 64 – Nick van Tuinen, ’vol zakje chips’ uit: Gerrit Komrij, De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten, Prometheus, Amsterdam, 2007. – Ralph Liewes, ‘De klok’, uit: Doe maar, dicht maar, Stichting uitgeverij Xeno, Groningen, 1991-1992. – Bas Rompa, ‘Gekleurde geuren’ uit: Gerrit Komrij, De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten, Prometheus, Amsterdam, 2007. Pag. 74-75 – Thea Beckman, Kruistocht in spijkerbroek, Lemniscaat, Rotterdam, 1990. Pag. 83 – drs. P, ‘Troostvogel’ (fragment), uit: Tante Constance en tante Mathilde, Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam, 1999. Pag. 90 – K. Schippers, ‘Bloemen geuren’ uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is, Querido, Amsterdam, 2000. Pag. 93 – Lisette Kremer, ‘Toneel’, uit: Doe maar, dicht maar, Stichting uitgeverij Xeno, Groningen, 1991-1992. Pag. 94 – K. Schippers, ‘Gedicht’ uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is, Querido, Amsterdam, 2000.
238100.indb 99
09/10/12 3:31 PM
238100.indb 100
09/10/12 3:31 PM