Taal op maat Werkboek 6b
Hoofdauteurs Helga van de Ven Margreet Vreman Auteurs Simone Arts Marion de Graaff Wiebren de Jong Greetje Lighthart Maaike de Vries Met medewerking van Rudy Beernink Bart van Schijndel
Noordhoff Uitgevers
238094_WB.indb 1
30/10/12 10:28 AM
Ontwerp binnenwerk: Grafisch ontwerp Duko Hamminga, Assen Ontwerp omslag: Astrid van der Neut, Rotterdam Ontwerp en uitvoering omslagkoffer: Inge Nouws, Castelldefels, Spanje Foto omslagbeeld: Ron Giling – Lineair, Arnhem Tekstredactie: Eugenia Smit, Hilversum
© 2012 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen/Houten, The Netherlands Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). ISBN 978-90-01-79071-4 Eerste druk, 2012 SISO 475.22 238094
238094_WB.indb 2
30/10/12 10:28 AM
Inhoud Thema 5
Contact
6
Thema 6
Vrij
26
Thema 7
Mooi!
46
Thema 8
Op reis
66
Extra opdrachten 86
Thema 6
89
Thema 7
92
Thema 8
95
Bronvermelding
99
© Noordhoff Uitgevers bv
Thema 5
3
238094_WB.indb 3
30/10/12 10:28 AM
Hoe werk je met Taal op maat?
6
Les
Hier zie je wat je gaat doen. Dit is het doel van de les.
Je oefent
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• met afkortingen.
Weet je nog?
In Weet je nog? staat in het kort de uitleg uit de vorige les. In de opdrachten oefen je met de uitleg.
Woordenschat
1
2
Bij een afkorting schrijf je niet het hele woord op, maar alleen een paar letters van dat woord.
Maak afkortingen van de woorden. 1 world wide web:
zaterdag:
2 bladzijde:
de heer:
3 bij geen gehoor:
als gevolg van:
4 in verband met:
Nederland:
Trek lijnen tussen de afkorting en de betekenis ervan. t.k.a.
per persoon
p.p.
3
zo goed als nieuw
z.s.m.
van links naar rechts
v.l.n.r.
te koop aangeboden
z.g.a.n.
zo spoedig mogelijk
Vul de afkortingen in. Kies uit: jan.
b.g.g.
pag.
o.l.v.
zon.
km
fam. tel.
Oproep! Doe mee met de natuurwandeling voor de hele Op
27
organiseren we een wandeling.
een gids loop je 3 Neem goede wandelschoenen mee. Zie ook gids. Start: om 2 uur bij de blokhut.
398 van onze 0516-9988,
06-7773412.
12
Groep 6 – Thema 5 Contact – Week 2
4
238094_WB.indb 4
30/10/12 10:28 AM
4
Schrijf samen met een maatje een advertentie. Jullie verhuizen. De tuin van het nieuwe huis is helaas te klein voor de trampoline. Daarom bied je die te koop aan in een advertentie. Gebruik daarin in ieder geval de afkortingen: t.k.a., i.v.m., €, fam. en tel.
5
Heb je tijd over? Maak dan de opdracht met het rondje ervoor.
Schrijf de sms op in hele woorden. In een sms’je kun je niet veel tekens gebruiken. Daarom zijn er speciale afkortingen bedacht: 112 = help me ajb = alsjeblieft xje = ik zie je thx (thanks) = bedankt u (you) = je, u, jou cu (see you) = tot ziens
2day (today) = vandaag bbq = barbecue hst = hoe is het tm = tot morgen w8 ff = wacht even nx = niks
Dag Carla Hst met jou? Heb je 2day nx te doen?
Je leerkracht vertelt je of je deze opdracht maakt.
112 met de bbq, ajb. Xje Schrijf zelf een sms-bericht.
Wat kan ik?
Ik kan afkortingen gebruiken.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 86 of pluswerk of computer. Groep 6 – Thema 5 Contact – Week 2
Ben je iets vergeten? Kijk dan achter in het Taalboek. Daar staat het Taalmaatje met alle uitleg bij elkaar.
13
Hier lees je wat je hebt geleerd.
Ben je klaar? Kies dan een opdracht achter in het Taalboek of Werkboek. Je kunt ook aan de slag op de computer of met het pluswerk.
© Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv
6
5
238094_WB.indb 5
30/10/12 10:28 AM
Thema
6
Vrij 26
238094_WB.indb 26
30/10/12 10:33 AM
Themawoorden en schoolwoorden Les 1 en 2:
Les 9 en 10:
automatiseren Zorgen dat het automatisch, als vanzelf, gaat.
de eerste de beste Niet verder kijken en de eerste nemen.
het beeldscherm Het scherm, bijvoorbeeld van een tv, waarop iets wordt afgebeeld.
de kat uit de boom kijken Alles eerst rustig bekijken, totdat duidelijk is wat je moet doen.
interactief Iets is interactief als het ene op het andere reageert.
iemand een koekje van eigen deeg geven Iemand op dezelfde manier vervelend behandelen als hij of zij jou heeft behandeld.
offline Niet verbonden zijn met het internet. Het tegenovergestelde van online. omgeven door Wat om iets of iemand heen is. online Verbonden zijn met het internet. opslaan Bewaren voor later gebruik. overgaan in In iets anders veranderen. programmeren Een programma voor een computer maken en dat erop installeren.
loslaten Laten gaan. over de rooie gaan Uit woede tekeer gaan. iemand de stuipen op het lijf jagen Iemand erg laten schrikken of bang maken. de triomf De grote overwinning. variëren Afwisselen. uit het veld geslagen zijn In de war gebracht zijn, niet meer weten wat te doen. © Noordhoff Uitgevers bv
het level Het niveau. In een computerspel het speelniveau.
verwijderen Weghalen.
realistisch Te maken hebben met de werkelijkheid.
op visite gaan Mensen thuis bezoeken.
stand-by Paraat, klaar om te gebruiken.
werpen Gooien. 27
238094_WB.indb 27
30/10/12 10:34 AM
Les
2
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• woorden bij het thema games en computer. • het opzoeken van een werkwoord in het woordenboek.
Weet je nog?
1
Zoek je de betekenis van een werkwoord in het woordenboek? Kijk dan bij hele werkwoord.
Kijk naar de werkwoorden met een streep eronder. Schrijf op bij welk woord je ze in het woordenboek moet opzoeken. 1 Nout had die middag zijn computer geprogrammeerd.
2 Hij had een geweldige vondst gedaan. 3 Hij had het natuurlijk eerst uitgeprobeerd. 4 De robot gaf Nout hapjes eten! 5 Nout sloeg snel de gegevens op.
2
Zet een streep onder het goede woord. 1 Ik kwam uit school en ging online / interactief. 2 Al snel bereikte ik het volgende stand-by / level van de game. 3 Toen ik ging eten, moest ik de game overgaan in / opslaan. 4 Op het beeldscherm / level van mijn computer staat een foto van mijn kat. 5 Je ziet die foto als de computer op offline / stand-by staat.
3
Kruis de zinnen aan die waar zijn. 1 Op een beeldscherm kun je iets lezen. 2 Een level is een lepel met een schrijffout. 3 Ervoor zorgen dat iets automatisch of vanzelf gaat, heet programmeren. 4 Iemand die heel druk is, noem je interactief.
28
Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 1
238094_Thema 6.indd 28
01/11/12 2:11 PM
4
Kijk naar het plaatje en bedenk wat het kind antwoordt. Schrijf het in het spreekwolkje. Gebruik daarvoor minstens drie woorden van bladzijde 27.
5
Werk samen met een maatje. Maak een zin met de twee woorden. 1
level / opslaan
2
Bedenk een game. Schrijf kort op hoe het gaat. Gebruik daarin deze woorden: omgeven door
overgaan in
realistisch
Wat kan ik?
Ik ken de woorden bij het thema games en computer. Ik kan een werkwoord in het woordenboek opzoeken.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 89 of pluswerk of computer. Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 1
238094_WB.indb 29
© Noordhoff Uitgevers bv
6
stand-by / beeldscherm
29
30/10/12 10:36 AM
Les
4
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• het verschil tussen spreektaal en schrijftaal.
Weet je nog?
1
In spreektaal valt het meestal niet op als je een foutje maakt. In schrijftaal vallen fouten wel op. Lees daarom je schrijftekst altijd nog eens door, controleer de spelling en verbeter de tekst als dat nodig is.
Bekijk het plaatje. Schrijf er een zin bij in spreektaal en een zin in schrijftaal.
1 2
2
A Kies een game of een website die je leuk vindt. Je gaat erover schrijven. Hoe heet de game of de website?
B Schrijf drie dingen op die je er leuk aan vindt. 1 2 3 C Schrijf op voor wie de game of de website ook leuk kan zijn. 1 2 30
238094_WB.indb 30
Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 1
30/10/12 10:36 AM
3
Schrijf een tekst over de game of website die je bij opdracht 2 hebt gekozen. Gebruik schrijftaal. Lees wat erin moet staan. • Geef kort informatie over de website of de game (de inleiding). • Leg uit wat je leuk vindt aan de game of website (het middenstuk). • Vertel voor wie de game of website ook leuk kan zijn (het slot). Denk hieraan: 1 Je tekst moet ongeveer 8 zinnen lang zijn. 2 Lees je schrijftekst nog eens goed door. Zijn alle woorden goed gespeld?
4
Kijk naar opdracht 3. Zet een rondje om ja of nee. Geef antwoord op de vragen. 1 Ik heb duidelijk opgeschreven waarom ik deze game of website leuk vind.
ja / nee
2 Ik heb schrijftaal gebruikt.
ja / nee
3 Ik heb de tekst doorgelezen en verbeterd.
ja / nee
4 Wat ging goed?
Wat kan ik?
Ik weet het verschil tussen spreektaal en schrijftaal.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 89 of pluswerk of computer. Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 1
238094_WB.indb 31
© Noordhoff Uitgevers bv
5 Wat kan een volgende keer beter? Geef een voorbeeld.
31
30/10/12 10:36 AM
6
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• het herkennen van Engelse woorden in de Nederlandse taal.
Weet je nog?
1
De Nederlandse taal verandert steeds. Veel nieuwe woorden komen uit de Engelse taal. Ze hebben vaak te maken met computers en andere communicatiemiddelen.
Lees de rap. Zet een streep onder de Engelse woorden. Mijn grote broer is echt heel cool. Hij speelt vette games, je weet wat ik bedoel. Ik ben jaloers, want ik mag dat nog niet. Hij zegt ‘chill’ en doet of hij niks ziet. Ik mag ook even, maar het level is te hoog. Ik vlieg uit het spel met een grote boog. Game over!
2
Ook in de sport worden veel Engelse woorden gebruikt. Schrijf op welke woorden bij computer en welke bij sport horen. Let op: sommige woorden kunnen bij allebei. racket
online
play
score downloaden
goal
stand-by
keeper
mailen
trainen
team
inloggen
forehand
Computer:
Sport:
3
32
238094_WB.indb 32
Kijk naar het plaatje. Naar welke Engelse woorden wijzen de pijlen?
Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 2
30/10/12 10:37 AM
4
Sommige Engelse woorden worden al heel lang in het Nederlands gebruikt. Herken je ze? Zet er een streep onder. Het zijn er tien! 1 Mijn zusje is dol op de baby van de buurvrouw. 2 In het weekend mag ze babysitten. 3 De buurvrouw is manager bij een magazine. 4 Sorry, maar deze multipechoicevraag is fout. 5 De kids spelen volleybal op de camping.
5
Werk samen met een maatje. Bedenk voor de Engelse woorden een Nederlandse vertaling. shampoo
◊hhÏχaχaŸñrŸºÓzzÇÇeÑe®pŸ
e-mailen glossy sneaker racket keeper online Veel afkortingen komen uit het Engels. Wat hoort bij wat? Trek een lijn. dvd bff
best friends forever hard disk
sms
digital versatile disc
iPhone
universal serial bus
usb
interactive telephone
hd
short message service
Wat kan ik?
Ik kan Engelse woorden in de Nederlandse taal herkennen.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 89 of pluswerk of computer. Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 2
238094_WB.indb 33
© Noordhoff Uitgevers bv
6
33
30/10/12 10:37 AM
Les
8
Je leert
Extra: Lekker lezen • dat je jezelf in een gedicht kunt vergelijken met iets anders.
1
A Lees dit gedicht. Ik zit mij voor het vensterglas onnoemlijk te vervelen. Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen. Godfried Bomans
B Stel: jij verveelt je. Welk dier wil je dan zijn? Waarom? Schrijf het op.
Uitleg
Spelen met taal In verhalen en gedichten mag je spelen met taal. Je kunt jezelf vergelijken met iets. Bijvoorbeeld een dier of een huis.
2
Lees het gedicht. mam, soms trippel ik stil als een muis weg soms, mama, kom ik bulderend de trap af. omdat jij, mama, soms kan brullen als een leeuw soms hebben je woorden vleugels soms trippel jij stil als een muis weg soms kom je bulderend de trap af. soms ben je poeslief soms krijg ik je klauwen in mijn nek Rik Strobbe (11 jaar)
34
238094_WB.indb 34
Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 2
30/10/12 10:37 AM
3
Kijk naar het gedicht van opdracht 2. Beantwoord samen met een maatje de vragen. 1 Met welke twee dieren vergelijkt Rik Strobbe (de dichter) zichzelf en zijn moeder? 2 Rik maakt nog een vergelijking. Welke?
4
A Lees het gedicht. De vis in de kom zwemt om en om en om. Ik kijk ernaar en denk: wat dom.
Ik ben de vis. Dit is mijn kom. Ik zie een kind en denk: wat stom.
Koos Meinderts
B Schrijf een gedicht als bij A. Rijmen hoeft niet! Doe het zo: • Kijk naar opdracht 1. Welk dier koos je? Waar zie je het dier? Wat denk je dan? Schrijf er vier regels over. • Bedenk dat jij het dier bent. Het dier ziet jou! Wat ziet het dier? Wat denkt het dan? Schrijf er vier regels over. 1 Ik zie 2 3 4 en denk 5 Ik ben 6 7
Wat kan ik?
Ik kan mezelf in een gedicht vergelijken met iets anders.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 89 of pluswerk of computer. Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 2
238094_WB.indb 35
© Noordhoff Uitgevers bv
8 en denk
35
30/10/12 10:37 AM
10
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• woorden bij het thema spelletjes. • het opzoeken van een uitdrukking in het woordenboek.
Weet je nog?
1
Bij figuurlijk taalgebruik bedoel je niet letterlijk wat je zegt. Als zulke zinnen door iedereen worden gebruikt, heet het een uitdrukking. Om de betekenis van een uitdrukking in een woordenboek te vinden, kijk je bij het eerste zelfstandig naamwoord van de uitdrukking.
Maak de zinnen af met de goede uitdrukking. Schrijf ze in de goede vorm in de zin. de eerste de beste
over de rooie gaan
iemand de stuipen op het lijf jagen
1 Sedef kreeg een vlek op haar nieuwe broek. Toen 2 Ik had zo’n honger, dat ik appel uit de mand nam. 3 Elmer nieste toen ik bijna sliep. Hij
2
Schrijf de woorden goed op. 1 Merel is op (tievis)
bij Guus.
2 Ze spelen darts op Guus’ kamer en (prewen) om de beurt een pijl. 3 Het lukt Merel niet, want ze weet niet goed wanneer ze het pijltje moet (slotalen) 4 Ze gooit een pijl in de deur, naast het bord. Snel (erwidjervt) Guus het. 5 ‘Je moet je houding (arëriven) 6 Dat werkt en Merel gooit in de roos. Wat een (fimrot)
36
238094_WB.indb 36
,’ zegt Guus. !
Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 2
30/10/12 10:37 AM
3
Bij welk woord zoek je in het woordenboek de uitdrukking op? Zet er een streep onder. 1 Met lange tanden eten. 2 De draak met iemand steken. 3 Uit het veld geslagen zijn. 4 De muren hebben oren. 5 De lakens uitdelen. 6 Dat klopt als een bus.
4
Welk woord hoort niet in het rijtje? Zet er een streep door. 1 triomf – overwinning – wedstrijd 2 verwijderen – weggooien – weghalen 3 variëren – vragen – afwisselen 4 werpen – gooien – wagen 5 loslaten – laten gaan – veranderen Werk samen met een maatje. Maak de uitdrukking compleet. Kijk in het woordenboek als je het niet weet.
6
∏s∂l¶iŸ s∂l¶iŸºÓmmŸŸ
als een vos.
4 Zo
als een vis.
2 Zo
als een spin.
5 Zo
als een mier.
3 Zo
als een haas.
6 Zo
als een beer.
1 Zo
Wat was je grootste triomf in sport of spel? Schrijf het op.
Wat kan ik?
Ik ken de woorden bij het thema spelletjes. Ik kan een uitdrukking opzoeken in het woordenboek.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 89 of pluswerk of computer. Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 2
238094_WB.indb 37
© Noordhoff Uitgevers bv
5
37
30/10/12 10:37 AM
12
Woordenschat
Les
Je oefent
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• het verbeteren van een tekst.
Weet je nog?
1
Een schrijftekst wordt beter als je: 1 synoniemen gebruikt; 2 een zin begint met een ander woord dan de vorige zin; 3 de zinnen niet te lang maakt.
Verbeter de tekst: zorg dat elke zin met een ander woord begint. Je mag nieuwe woorden gebruiken. 1 2 3 4 5 6 7
Ik had zin in een potje monopoly. Ik vroeg aan opa of hij mee wilde doen. Toen zette ik het bord klaar. Toen gooide ik, want de jongste mag beginnen. Toen gaf ik de dobbelstenen aan opa. Ik won het eerste potje. Toen wilde opa nog een potje spelen.
1 2 3 4 5 6 7
2
38
238094_WB.indb 38
Kies een spel. Maak er een woordweb bij.
Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 3
30/10/12 10:37 AM
3
Schrijf een tekst over het spel dat je bij opdracht 2 koos. • Vertel hoe het spel heet (de inleiding). • Leg uit hoe het spel gaat en wat je er leuk aan vindt (het middenstuk). • Vertel voor wie het spel ook leuk kan zijn (het slot). • Gebruik ongeveer tien zinnen. Schrijf de tekst in het klad. Kijk het na: 1 Heb je synoniemen gebruikt? 2 Begint elke zin met een ander woord? 3 Zijn de zinnen niet te lang? Tel je meer dan tien woorden? Kijk dan of je er ook twee zinnen van kunt maken. Verbeter de tekst en schrijf hem hieronder in het net.
4
Kijk naar opdracht 3. Zet een rondje om ja of nee. Geef antwoord op de vragen. 1 Ik heb in de tekst synoniemen gebruikt.
ja / nee
2 Elke zin begint met een ander woord.
ja / nee
© Noordhoff Uitgevers bv
3 Wat ging goed? 4 Wat kan een volgende keer beter?
Wat kan ik?
Ik kan een tekst verbeteren.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 89 of pluswerk of computer. Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 3
238094_WB.indb 39
39
30/10/12 10:38 AM
14
Herhaling: Kijk op taal
Les
Je herhaalt
• het herkennen van Engelse woorden in de Nederlandse taal. • de voltooide en onvoltooide tijd.
Weet je nog?
1
De Nederlandse taal verandert steeds. Veel nieuwe woorden komen uit de Engelse taal.
Onderstreep de Engelse woorden. Mijn vader brengt zijn laptop naar de winkel. De harde schijf is gecrasht. Als de computer echt stuk is, gaat mijn vader online shoppen en bestelt hij een nieuwe. Die moet wel plug-and-play zijn, want mijn vader weet niet hoe hij programma’s moet downloaden.
2
Schrijf de Engelse woorden op de goede plaats. cool level
logt in
check
bungeejumpen
Daan
game
e-mail
website
chill
op zijn favoriete spelletjes
Hij ontdekt een nieuwe
: een poppetje laten Bij elk
dieper. Daan vindt het heel
Gauw stuurt hij een
aan zijn vriend Luuk: ‘ link,
3
is de sprong
deze
man!’
Werk samen met een maatje. Bedenk een tekst voor in de spreekwolkjes. Gebruik Engelse woorden. 1
2
3 40
238094_WB.indb 40
Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 3
30/10/12 10:38 AM
Weet je nog?
Beschrijf je iets wat je gedaan hebt? Dan gebruik je de voltooide of onvoltooide tijd. Kijk maar: Ik speelde een spel. (onvoltooide tijd) Ik heb een spel gespeeld. (voltooide tijd) In de voltooide tijd vind je altijd een vorm van de werkwoorden hebben of zijn.
4
Onvoltooide of voltooide tijd? Kruis het aan. onvoltooide tijd
voltooide tijd
1 Heb jij wel eens gesjoeld? 2 Ik deed het gisteren op mijn opa’s verjaardag. 3 Hij had als klein jongetje ooit een sjoelbak gekregen. 4 Opa heeft natuurlijk gewonnen. 5 Geen wonder, want jong geleerd is oud gedaan!
5
Maak met de woorden een zin in de onvoltooide (ovt) of voltooide tijd (vt). 1 Ik / gisteren / bal (vt)
◊bÿŒ bΩÿŒºÓv.: v·.: I°kŸ ◊hhÇÇeflºıb· gÒi¶s¡tÑeflñrÇeflºÓnnŸŸ ÅeÑefl eÑeflºÓnŸnŸ ◊b‰aŸaŸºılŸlŸ gœeflºıkÏkχocflo•cflºıh»h»tfl. 2 Vorig jaar / vakantie / Zweden (ovt)
3 Verjaardag / Anouk / zingen (vt)
Wat kan ik?
Ik kan Engelse woorden in het Nederlands herkennen. Ik kan de voltooide en de onvoltooide tijd gebruiken.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 89 of pluswerk of computer. Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 3
238094_WB.indb 41
© Noordhoff Uitgevers bv
4 Kapper / gel / haar (ovt)
41
30/10/12 10:38 AM
16
Les
Je oefent
Woordenschat
Schrijven
Luisteren en spreken
Kijk op taal
• de telwoorden.
Weet je nog?
1
Er zijn twee soorten telwoorden: • hoofdtelwoorden: één, twee, drie, vier, enz. • rangtelwoorden: eerste, tweede, derde, vierde, enz.
Maak van het cijfer een telwoord. 1 Een week heeft (7)
dagen.
2 Zondag is de (7)
dag van de week.
3 Dan doen we vaak wel (5) 4 Het (3)
spelletjes. spel is altijd Yahtzee.
5 Als je (6)
gooit, mag je beginnen.
6 Lukt het niet in (1)
keer?
Probeer het dan een (2) 7 Na het (3)
keer. potje domino stoppen we.
8 Wie de meeste punten heeft, wint de (1)
2
prijs.
Zet het telwoord in de goede kolom. hoofdtelwoord
rangtelwoord
1 Ik vierde mijn negende verjaardag op de bowlingbaan. 2 We gingen discobowlen en hadden twee banen. 3 Mijn zus legde de regels één keer uit. 4 Ik pakte een bal van acht kilo. 5 Die rolde bij de eerste worp direct in de goot. 6 Met de bal van zes kilo ging het beter. 7 Ik won de derde prijs. 8 Dat was een sleutelhanger met tien kegeltjes eraan.
42
238094_WB.indb 42
Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 4
30/10/12 10:38 AM
3
Zet een hoofd- of een rangtelwoord in de zin. Bedenk het zelf. 1 Dolf heeft
broers en zus.
2 Met zijn broer van
doet
hij vaak een spelletje Yahtzee. 3 Voor Yahtzee moet je met
dobbelstenen
hetzelfde aantal ogen gooien. 4 Meestal heb je je
beurten hard nodig.
4
Schrijf vijf zinnen over jezelf op. Zet in elke zin een telwoord.
5
A Schrijf de juiste telwoorden in de zin. 1 Ons team werd met hockey (3) 2 Ik zit in groep (6)
en ons lokaal is op de
(1)
verdieping.
3 Mijn zus zit in groep (8) (2)
Haar klas is op de
verdieping, dus ze moet (2)
trappen op.
4 Welke dag in april is het? Het is de (12) een ongeluksdag? © Noordhoff Uitgevers bv
5 Is vrijdag de (13)
B Zet een rode streep onder de hoofdtelwoorden en een blauwe streep onder de rangtelwoorden.
Wat kan ik?
Ik kan hoofdtelwoorden en rangtelwoorden gebruiken.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 89 of pluswerk of computer. Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 4
238094_WB.indb 43
43
30/10/12 10:38 AM
18
Extra: Kijk op taal
Les
Je oefent
• taalspelletjes die je overal met elkaar kunt spelen.
Uitleg
Woordenboekspel Voor het woordenboekspel heb je één woordenboek nodig en voor iedere speler pen en papier. Je speelt het met een groepje van minstens drie.
1
Speel samen het woordenboekspel. 1 Eén is de spelleider. Hij of zij kiest een woord uit het woordenboek en zegt dat hardop. Zonder iets te zeggen schrijft ieder dat woord op zijn blaadje. 2 De spelleider schrijft op zijn blaadje achter het woord de juiste betekenis. 3 Alle andere spelers schrijven ook een betekenis achter het woord. Daarvoor bedenken ze zelf iets. Ze schrijven dus niet de juiste betekenis op! 4 Ieder levert zijn blaadje in bij de spelleider.
2
Raad de betekenis van het woord. 1 De spelleider leest alle betekenissen van de blaadjes voor. 2 Ieder mag raden wat het goede antwoord is. 3 De spelleider vertelt de juiste betekenis en schrijft op hoeveel punten ieder krijgt. 4 Het spel gaat weer verder met een nieuw gekozen woord. Puntentelling 1 punt = Je raadt de goede betekenis. 2 punten = Iemand kiest de betekenis die jij zelf verzonnen had. Raadt niemand de goede betekenis? Dan krijgt alleen de spelleider 1 punt.
44
238094_WB.indb 44
Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 4
30/10/12 10:39 AM
Uitleg
Doorgeefverhaal In een doorgeefverhaal voegt iedere speler steeds iets toe aan het verhaal. Het begint met wie, dan waar, dan hoe en dan wat. Dat wordt een grappig verhaal! Een doorgeefverhaal schrijf je met een groepje van vier. Ieder heeft een pen en een blaadje papier.
3
Schrijf samen een doorgeefverhaal. 1 Ga met drie maatjes bij elkaar zitten. Ieder beschrijft bovenaan zijn blaadje een persoon. Dat is de wie. Voorbeeld: Het huppelende meisje. 2 Vouw allemaal de wie-zin om en geef het papier door. 3 Nu schrijft iedereen een waar-zin op. Voorbeeld: in de drukke winkel. Dan vouwt ieder zijn blaadje weer om en geeft dat door. 4 Dan de wat-en hoe-zin. Daarin staat hoe de wie-figuur praat. Voorbeeld: roept lachend. Dan weer vouwen en doorgeven. 5 Als laatste komt de uitroep van de wie-figuur. Voorbeeld: Waar is hier de nooduitgang?
4
Lees het verhaal voor.
Wat kan ik?
Ik kan twee taalspelletjes spelen.
Ben je klaar?
Kies Werkboek bladzijde 89 of pluswerk of computer. Groep 6 – Thema 6 Vrij – Week 4
238094_WB.indb 45
© Noordhoff Uitgevers bv
Iedereen heeft nu zijn eigen blaadje weer terug. Vouw de blaadjes open en lees om de beurt het verhaal voor. Let goed op hoe je de uitroep moet zeggen!
45
30/10/12 10:39 AM
Bronvermelding Tekeningen Marieke van den Biggelaar, Amsterdam: pag. 19, 23, 29-30, 32, 34, 56, 88, 91 Leonie Hulsman, Tilburg: pag. 37, 40, 45, 70, 83 Erik Louisse, Delft: pag. 8, 12, 17, 24-25, 48-50, 52-53, 58, 63, 93-95 Francien Verhulst, Rotterdam: pag. 6-7, 26-27, 46-47, 66-67 Foto’s Marcel Antonisse/ANP, Rijswijk: pag. 77 Joyce van Belkom/Hollandse Hoogte, Amsterdam: pag. 43 DPA/Lineair, Arnhem: pag. 62, 92 J. Fieber/Lineair, Arnhem: pag. 57 Fotoredactie, Arnhem: pag. 14, 54, 74, 81, 85 (linksboven, onder) Ron Giling/Lineair, Arnhem: pag. 38 Sabine Joosten/Hollandse Hoogte, Amsterdam: pag. 83 Bart Muhl/Hollandse Hoogte, Amsterdam: pag. 96 Shutterstock, New York: pag. 13, 20, 60-61, 72, 78, 84, 85 (rechtsboven), 87 Teksten pag. 14 Guus Kuijer, Polleke. Querido, Amsterdam, 2009. Martin Widmark & Helena Willis, Detectivebureau Lars & Maja. Het Krantengeheim, De Rode Kamer, Haarlem, 2008. pag. 34 Godfried Bomans, ‘Spleen’. Uit: Ik wou dat ik twee hondjes was, Nederlandse nonsensen plezierdichters van de twintigste eeuw, Bert Bakker, Amsterdam, 2003. pag. 35 Koos Meinderts, ‘De vis in de kom’. Uit: Gerrit Komrij (redactie): De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten, Prometheus, Amsterdam 2007. pag. 64 Willem Hussum. Uit: Lente in de herfst, De Bezige Bij, Amsterdam 1963. pag. 74 Astrid Lindgren. Uit: Mio, mijn Mio, Ploegsma, Amsterdam, 2009. pag. 89 Kees Stip, ‘Op drie kalveren’. Uit: Het grote beestenfeest, Prometheus, Amsterdam 1988. pag. 89 Sjoerd Kuyper, ‘Ochtend’. Uit: Gerrit Komrij (redactie): De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten, Prometheus, Amsterdam 2007.
238094_BM.indd 99
01/11/12 11:49 AM