Taal in de toekomst Advies over vrijwillige taalverwerving
8 december 2011
Taal in de Toekomst Advies over vrijwillige taalverwerving in Utrecht
8 december 2011
Saluti Utrecht, december 2011
Inhoud 1.
Inleiding
2
2.
Afbakening van het advies
3
3.
De Salutimethode
4
4.
Kansen en bedreigingen
4
5.
De belangrijkste bevindingen samengevat
5
6.
Bouwstenen van het advies
7
6.1
Verschillende groepen met verschillende leervragen en ambities
7
6.2
Verschillende actoren aan zet
8
6.3
Het ontwikkelloket als sturingsinstrument
10
7.
Uitwerking van het advies
12
8.
Tot Slot
19
Bijlagen Bijlage 1 Uitkomsten van het onderzoek Bijlage 2 Overzicht deskundigen en geïnterviewden, Saluti en commissie Inburgering
1
1.
Inleiding
In de komende jaren gaat het inburgeringsbeleid opnieuw op de schop. Duidelijk is dat er per 2013 geen budget meer is voor inburgeringsaanbod en dat het Rijk de gemeentelijke rol in het organiseren van inburgeringsaanbod afschaft. Voor verplichte inburgeraars betekent het nieuwe beleid dat zij voortaan zelf hun cursussen en examens moeten gaan betalen. Voor de groep vrijwillige inburgeraars lijken de 1
gevolgen nog dramatischer. Waar deze groep tot nu toe in staat werd gesteld om ook inburgeringscursussen te volgen, dreigt deze mogelijkheid te vervallen omdat bij gemeentes de middelen daartoe zullen ontbreken. Het is vervolgens zeer de vraag of deze, overwegend laaggeletterde, allochtone burger, zelf het initiatief zal of kan nemen om op eigen kosten een taalcursus te gaan volgen. Een doemscenario dreigt waarin de ruim 15.000 vrijwillige inburgeraars in Utrecht de weg naar volwaardige participatie niet zullen (of kunnen) afleggen. Vanuit deze achtergrond heeft de Gemeente Utrecht aan Saluti gevraagd een advies op te stellen over de wijze waarop het beleid ten behoeve van vrijwillige inburgering het beste vorm kan krijgen. Uitgangspunt van de gemeente is dat er niet langer sprake is van een van ‘bovenaf’ opgelegd beleid, maar dat zij nadrukkelijk wil aansluiten bij de vele welzijns- en burgerinitiatieven die er ten behoeve van personen met een taalachterstand bestaan. De vraag van de gemeente is nu welke mogelijkheden zij in de toekomst nog heeft. Hierop zal het advies van Saluti zich dan ook concentreren. We moeten hierbij bedenken dat niet alleen de middelen voor inburgering ophouden te bestaan, ook ziet de gemeente zich gesteld voor bezuinigingen op andere beleidsterreinen. Er zal dus naar nieuwe en creatieve manieren gezocht moeten worden om blijvend in taalonderwijs te kunnen investeren. Zelf wil de gemeente vooral ook aansluiting zoeken bij bestaande initiatieven op het gebied van taalonderwijs door particulieren en maatschappelijke organisaties. Saluti heeft de mogelijkheden hiervoor onderzocht en adviseert de gemeente onder welke voorwaarden deze beleidskeuze succesvol kan zijn.
1
Vrijwillige inburgeraars worden de personen met een achterstand in kennis van de Nederlandse taal genoemd, die al voor 2007 in Nederland zijn gevestigd dan wel de Nederlandse nationaliteit hebben..
2
2.
Afbakening van het advies
Saluti heeft de adviesaanvraag van de gemeente als volgt geformuleerd: Welke mogelijkheden heeft de gemeente Utrecht om in de nieuwe situatie een zinvol en effectief beleid te voeren ten behoeve van de bewoners met een taalachterstand in de stad? Het advies gaat uit van de situatie waarbij er in het kader van inburgering vanuit het Rijk geen financiering meer zal zijn. Hierdoor moeten er nieuwe manieren gevonden worden om aan de behoefte van deze groep vrijwillige inburgeraars gehoor te geven. Dit vraagt om een andere rol van het gemeentebestuur. Het advies van Saluti houdt daarom rekening met: •
De wensen en behoeften van vrijwillige inburgeraars ten aanzien van deelname aan het lokale aanbod van inburgering voorzieningen,
•
Het bestaan van (particuliere) initiatieven in de gemeente ten behoeve van vrijwillige inburgeraars,
•
De ondersteuningsbehoeften die er onder deze welzijns- en vrijwilligersinitiatieven leven
•
Het inkrimpen van het rijksbudget ten aanzien van inburgering en de nieuwe rol die gemeenten in het toekomstige inburgeringsbeleid krijgen toebedeeld.
Saluti benadrukt dat het zoeken naar manieren om diverse vrijwilligersinitiatieven te betrekken in de taalondersteuning van migranten in de stad, niet betekent dat daarmee de rol van professionele taalaanbieder ophoudt te bestaan. Zoals in het navolgende verduidelijkt zal worden, zijn de initiatieven in het kader van het welzijns- en vrijwilligerswerk voor migranten met een taalachterstand uiterst nuttig. Maar voor kandidaten die de ambitie hebben om maatschappelijk echt vooruit te komen, zal een meer professioneel aanbod altijd nodig blijven. Daarom worden deze aanbieders betrokken bij dit advies.
3
3.
De Salutimethode
Saluti baseert haar adviezen altijd mede op de ervaringen van het werkveld en die van de doelgroep van het gemeentelijk beleid. Wij hebben daarom voorafgaande aan het advies onderzocht welke succesvolle initiatieven er momenteel op het gebied van taalonderwijs worden ontplooid in Utrecht en op welke manieren die kunnen worden behouden of zelfs uitgebouwd. Daarin zullen we vooral kijken naar de rol die de gemeente hierin kan vervullen. Allereerst is gesproken met diverse migrantenzelforganisaties om na te gaan hoe het zit met de wens en de behoeften onder vrijwillige inburgeraars een taalcursus te volgen. Daarnaast zijn ruim twintig professionele en vrijwillige aanbieders benaderd die actief zijn op het gebied van taalondersteuning aan 2
de groep van vrijwillige inburgering.
Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen vier typen aanbieders: (1) vrijwillige burgerinitiatieven (2) welzijnsorganisaties (grotendeels vrijwilligers) (3) professionele onderwijsinstellingen (ROC, taalscholen, Volksuniversiteit) (4) werkgevers (taal op de werkvloer)
Bij het opstellen van dit advies is tevens gebruik gemaakt van de kennis, ervaring en inzet van een aantal deskundigen (zie bijlage 2).
4.
Kansen en bedreigingen
De toekomst van het nieuwe inburgeringstelsel, zoals het Rijk aangeeft, is in grote lijnen bekend. In de Nieuwe Wet Inburgering, die in 2013 van kracht wordt, hebben gemeenten geen taken meer in de uitvoering. Daarmee vervallen ook de middelen van het Rijk.
Bovendien geldt voor de vrijwillige inburgeraars dat zij niet langer een doelgroep vormen van het inburgeringsbeleid. Hun taalbehoefte zal in de toekomst dan ook niet meer als een 'inburgeringskwestie' worden opgevat.
De gemeente geeft aan niet veel meer voor deze groep te kunnen doen, omdat de rijksfinanciering voor het aanbieden van taalcursussen vervalt. Voor deze groep, die in Utrecht zo’n 15.000 migranten telt, is dat een zorgelijk toekomstbeeld. Wie de Nederlandse taal niet spreekt, zal ook niet mee kunnen doen in de bredere Utrechtse samenleving. Maar ook voor de gemeente is de toekomst alarmerend. Velen zullen namelijk aan de kant blijven staan, daar waar werkgevers in verschillende sectoren met grote tekorten aan werknemers kampen. Voor een belangrijk deel komen de kosten van een gebrekkige participatie op het bordje van de gemeente terecht.
2
In bijlage 2 treft u een overzicht aan van alle partijen waarmee in het kader van dit advies is gesproken. Behalve individuele gesprekken is er een expert meeting belegd, waarin verschillende welzijnsorganisaties, taalaanbieders en bedrijven in Utrecht met elkaar in discussie zijn gegaan.
4
3
Uit onderzoek blijkt dat de inverdieneffecten van het uitbannen van taalachterstanden jaarlijks meer dan 500 miljoen Euro bedragen; voor Utrecht zou dit op een bedrag van ruim 20 miljoen neerkomen. Het is dan ook in het belang van de gemeente om een actief beleid voor de vrijwillige inburgeraars te blijven voeren. Indien financiering niet langer uit het inburgeringsbudget mogelijk is, zullen alternatieven aangewend moeten worden. Dit betekent dat binnen andere beleidsterreinen dan inburgering naar oplossingen moet worden gezocht. Dit biedt echter ook kansen, zowel ten aanzien van de invulling van trajecten, het bouwen aan nieuwe allianties in de stad als voor het ontwikkelen van een goede relatie met de vrijwilligers- en welzijnssector in de stad.
Vanzelfsprekend onderkennen wij de financiële problemen waarvoor de stad zich gesteld ziet. Er zal dan ook naar creatieve oplossingen gezocht moeten worden. Saluti vindt dat een stevige coalitie tussen gemeente en verschillende stedelijke partners hiervoor een goede basis biedt. Zowel welzijnorganisaties, betaalde professionals als bedrijven en tal van maatschappelijke instellingen in de stad maken hiervan deel uit.
De gemeente heeft Saluti gevraagd de initiatieven van welzijns- en vrijwilligersprojecten in het advies te betrekken. Voor een deel liggen hier beslist mogelijkheden. Toch zal de gemeente ook de ambitie moeten tonen om samen met een breder verbond van partijen tot een samenhangend en gericht beleid gericht op de taalondersteuning te komen. Hierbij staan de leervraag en maatschappelijke ambities van de kandidaten centraal en zal, afhankelijk daarvan, samen met de andere partijen moeten worden bezien welke interventies hiervoor het meest geschikt zijn. In de visie van Saluti moeten hiervoor meerdere beleidsmodellen worden ingezet. Voorafgaande aan de invulling van deze modellen zullen allereerst enkele centrale bevindingen uit onze werkzaamheden worden gepresenteerd.
5.
De belangrijkste bevindingen samengevat
De huidige welzijns- en vrijwilligersinitiatieven voorzien in een belangrijke functie voor de taalondersteuning voor migranten. Dergelijke cursussen zijn zeer toegankelijk en daarmee in staat om cursisten te bereiken voor wie de officiële inburgeringscursussen nog een stap te ver zijn. Toch blijken ook deze initiatieven onvoldoende om grote delen van de taalbehoeftigen in de stad te bereiken. Hiervoor is hun spankracht gewoonweg te beperkt. Veel migranten – en in het bijzonder de ouderen, mannen en laaggeletterden – laten zich ook door dit laagdrempelige aanbod niet verleiden. Inzet op het mobiliseren van vooral laatstgenoemde groepen blijft daarmee van groot belang.
Daarnaast is duidelijk geworden dat de vele welzijnsinitiatieven primair van belang zijn ten behoeve van participatie in de directe omgeving (het gezin, de school, de buurt). Van het aanbieden van cursussen die gelijk staan aan de huidige inburgeringsniveaus, laat staan daarboven, is dan ook geen sprake. Evenmin wordt met deze initiatieven een brug geslagen naar het reguliere onderwijs of de arbeidsmarkt. Voor degenen die de taal willen leren om maatschappelijk vooruit te komen, zal een professioneel taalaanbod altijd nodig blijven.
3
Stil vermogen. Een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid. Stichting Lezen & Schrijven, 2006.
5
Het geheel aan welzijns- en vrijwilligersinitiatieven vervult dus vooral een belangrijke functie om migranten het Nederlands op een elementair niveau bij te brengen. Aan de meerwaarde van deze initiatieven wordt overigens door geïnterviewden niet getwijfeld. De deelnemers worden niet alleen gestimuleerd tot een grotere participatie in de buurt, ook neemt hun zelfvertrouwen door de taallessen toe, met als gevolg dat nieuwe uitdagingen in het vizier komen. Soms vormen deze activiteiten een nuttig voorportaal voor formele, intensieve taalcursussen.
Tezelfdertijd wordt uit de vele gesprekken duidelijk dat men op diverse terreinen een actieve ondersteuning van de gemeente ontbeert. Een veel gehoord geluid spitst zich allereerst toe op de randvoorwaarden voor deelname aan een cursus. Vooral het gebrek aan kinderopvang is voor veel kandidaten een belangrijk obstakel om aan een cursus deel te kunnen nemen. Daarnaast is er vaak tekort aan ruimtes om les in te kunnen geven en ontbreken veelal elementaire voorzieningen als een computer of ondersteunende lesmethoden. Ook wordt de grote mate van versnippering als een knelpunt ervaren. Er bestaat een breed gedeelde behoefte aan meer sturing op concrete samenwerking en uitwisseling van kennis en informatie.
Op zichzelf staat het verzoek aan de gemeente om een grotere rol te spelen in het ondersteunen van de vrijwillige organisaties. In dit kader geven de betrokkenen aan dat vrijwilligers heel veel activiteiten prima kunnen uitvoeren, maar alleen als zij zich gesteund weten door voldoende betaalde en deskundige krachten. Meer concreet wordt erop gewezen dat de ontwikkeling en bevordering van deskundigheid van vrijwilligers – op het gebied van taalleren, lesgeven, leren van laag opgeleiden, etc. – onmisbaar is voor het adequaat functioneren als lesgever. In het verlengde hiervan acht men de inzet van betaalde deskundigen noodzakelijk ten behoeve van keuzes in les- en leerdoelen of in de selectie van leermaterialen.
Wil de gemeente gebruik maken van de huidige vrijwilligersinitiatieven, dan kan ze niet voorbij gaan aan deze ondersteuningsbehoeften. Met de aangekondigde bezuinigingen op het Utrechtse Welzijnswerk in gedachten lijkt dit misschien een opmerkelijk appel. De gemeente zal zich moeten realiseren dat naarmate zij een groter beroep op de civil society doet, een bestendige en degelijke ondersteuning hiervan nog meer van belang is. Voor vrijwilligers die taallessen verzorgen geldt dit in sterkere mate. Zonder specifieke ondersteuning van deze taallessen, kan er geen kwantitatief en kwalitatief voldoende aanbod door welzijns- en vrijwilligersinitiatieven worden geleverd.
6
6.
Bouwstenen van het advies
Het advies van Saluti is gebaseerd op drie centrale bouwstenen. In de eerste plaats om bij het formuleren van de leervraag en passende ondersteuning binnen de groep van taalbehoeftigen onderscheid te maken tussen verschillende doelgroepen. In de tweede plaats stellen wij ons op het standpunt dat het beleid een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid moet zijn. Dit betekent dat de gemeente samen met andere actoren in de stad moet optrekken om hier invulling aan te geven. Ten derde zijn wij van mening dat dit het beste kan door de inrichting van een zogenoemd ontwikkelloket. In dit loket worden de taken en verantwoordelijkheden van zowel vrijwilligers als betaalde krachten gebundeld en wordt inhoud gegeven aan het faciliteren en structureren van het taalaanbod voor de verschillende doelgroepen die hiervoor in aanmerking komen.
6.1
Verschillende groepen met verschillende leervragen en ambities
Vrijwillige inburgeraars hebben niet allemaal dezelfde wensen en behoeften. De mogelijkheden en ambities lopen sterk uiteen. Het is daarom van belang om uit te gaan van de specifieke vragen van de verschillende groepen. Wij zijn onder de groep van vrijwillige taalbehoeftigen globaal drie groepen taalleerders tegengekomen: •
Migranten die de taal willen leren om in de directe omgeving van het gezin, de school van de kinderen of de wijk te kunnen participeren De groep die als ambitie heeft in de eigen omgeving actief rollen op te pakken in eigen gemeenschap en wijk. Zij nemen verantwoordelijkheden op zich die voor de sociale cohesie in de wijk belangrijk zijn. Vaak zijn het opvoeders en mantelzorgers, soms kostwinners met laagbetaald, zwaar werk of worden zorgtaken gecombineerd met een kleine baan. Primaire focus van deze burgers is het gezin/de familie en de redzaamheid in de directe omgeving. De wens om Nederlands te leren is vooral gericht op het zich praktisch kunnen redden met de taal. Taallessen voor deze groep zullen weinig intensief en laagdrempelig moeten zijn. Dit komt neer op een locatie in de buurt. Gezien de feitelijke leervraag en de lage intensiteit zal het aanbod zich vooral moeten richten op luisteren en spreken.
•
Migranten die maatschappelijk hogerop willen komen De groep heeft de ambitie zich persoonlijk en maatschappelijk te ontwikkelen, meestal door een (betere) baan te verwerven. Het gaat om burgers die werkzoekend zijn, zwaar en/of slecht betaald werk hebben, mensen die een beroepsopleiding (willen) volgen en combinaties hiervan. Primaire focus van deze groep is verbetering van hun positie op de arbeidsmarkt. Er is een duidelijke ambitie om de eigen taalvaardigheid in de breedte te verbeteren, maar die wens is niet altijd geformuleerd in de keuze voor een specifiek traject. Vaak ligt hieraan een gebrek aan kennis van de mogelijkheden ten grondslag. In de praktijk wendt deze groep zich meestal tot de wijkgebonden taallessen, zoals hierboven beschreven, of geven zij in het geheel geen gestalte aan hun taalleerwens. Dat is een belangrijk verlies aan talent voor de Utrechtse samenleving, maar vormt bovendien een groot maatschappelijk risico, omdat deze groep uiterst kwetsbaar is, in het bijzonder op de arbeidsmarkt.
7
•
Migranten die het inburgeringexamen willen/moeten halen Deze groep heeft een zakelijk doel: het halen van het inburgeringexamen. Hieronder vallen allereerst de nieuwkomers, die de basistoets inburgering in het buitenland hebben gehaald en verplicht zijn om in Nederland verder in te burgeren. Een tweede categorie betreft personen die de Nederlandse nationaliteit willen verwerven. Ook voor hen is het Inburgeringexamen een dwingende eis. Omdat beide categorieën volledig zelf verantwoordelijk zijn voor de bekostiging van cursussen, zullen de taallessen waar zij aan gaan deelnemen een gerichte en strakke inhoud hebben en vooral trainen op het voor het examen benodigde taalniveau op alle vaardigheden. Daarnaast zullen cursussen stevige examentraining moeten bevatten, omdat de wijze van bevragen in de examens nogal afwijkt van wat gebruikelijk is in cursusgebonden toetsing.
6.2
Verschillende actoren aan zet
Uitgaande van deze drie groepen taalleerders zien we dat in de nieuwe inrichting van taalleren verschillende actoren een rol spelen.
1.
Civil society
De sociale netwerken in de wijk – zowel zelforganisaties als vrijwilligersinitiatieven – kunnen afhankelijk van de context voor een belangrijk deel verantwoordelijk zijn voor het organiseren en ondersteunen van cursussen waarin taal op elementair niveau centraal staat. Deze functie is volop gebleken uit de gesprekken die in het kader van dit advies zijn gevoerd. Wel stellen we vast dat het bieden van professionele ondersteuning noodzakelijk is om netwerken in stand te houden, om als vangnet te dienen en om instrumentarium en methodiek aan te bieden.
2. Samenwerkende partijen Vanuit de verschillende leefgebieden zijn er meerdere partijen actief in relatie tot de genoemde groepen. Deze hebben belang bij een goede samenwerking in het bereiken van resultaten. Transparantie op rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen leidt tot meer efficiëntie en effect. Te denken valt aan organisaties die gericht zijn op welzijn, zoals gezondheid- en zorginstellingen, woningbouwcorporaties, onderwijsinstellingen, wijkwelzijnsinstellingen en gebiedsteams. Voor aanbieders van verschillende taaltrajecten kan uitwisseling van kennis, werkwijze en programma’s leiden tot kwaliteitsverbetering en kostenbesparing. Werkgevers hebben belang bij het werven en behouden van goed getrainde werknemers. Het beheersen van de Nederlandse taal is daarbij cruciaal.
3. Commerciële professionele scholingsaanbieders Opleidingsinstituten hebben veel kennis en deskundigheid opgebouwd op het gebied van methodieken en instrumentarium. Het aanbod richt zich op behalen van het inburgeringexamen en of behalen van kwalificaties voor beroep en doorstroom in vervolgonderwijs. Bij minder
8
instroom zal het realiseren van dit aanbod onder druk komen te staan. Maatwerk in passende toeleidings-trajecten naar werk en vervolgonderwijs voorkomt stapeling van trajecten en kan het schakelen naar een volgende stap bevorderen. Samenwerking in uitvoering zal behoud van opgebouwde deskundigheid en kwaliteit moeten garanderen.
4. Professionele ondersteuners
Professionele ondersteuning bij de uitvoering van deze aanpak is noodzakelijk. Kwaliteit ontwikkelen op het terrein van informatie bieden, advies geven, regelen, begeleiden en volgen van participanten, scholen en trainen van vrijwilligers, signaleren van ontwikkelingen en trends verhogen efficiëntie en succes. De professionele ondersteuning kan uitgevoerd worden door professionals (betaald en onbetaald) die getraind zijn voor de taak en verantwoordelijkheid. De professionele ondersteuning kan vormgegeven worden binnen het ontwikkelloket (front office).
5. De gemeente Essentieel voor het welslagen van deze nieuwe inrichting van het taalleren in de stad is de regiefunctie van de gemeente. Regie moet in deze letterlijk worden opgevat! Er zijn zoveel spelers, de vragen zijn zo uiteenlopend en het aanbod is ook nog eens zo verschillend in vorm en kwaliteit, dat er echt ‘geregisseerd ’ moet worden door de gemeente. Naast de rol als regisseur en coördinator heeft de gemeente de maatschappelijke taak om deze doelgroep ondersteuning te bieden door op te treden als initiator, facilitator of door bij aanbieders trajecten aan te besteden, te bemiddelen met partijen daar waar het om fondsen gaat en subsidies te verstrekken. Ook heeft de gemeente de taak praktische voorwaarden te scheppen. De inrichting van een ontwikkelloket en de zorg voor voldoende kinderopvang zijn belangrijke voorwaarden om de aanpak succesvol te laten zijn. Deze actoren krijgen in de aanpak bij de verschillende clusters andere accenten. Rollen, verantwoordelijkheden, activiteiten en middelen verschillen daarmee, afhankelijk van de leervraag en het doelperspectief van de taalleerder.
9
6.3
Het ontwikkelloket als sturingsinstrument
Gekozen is voor een ontwikkelloket omdat er bij taalleerders altijd een andere ontwikkelvraag ten grondslag ligt. Door de taalbehoeftigen vanuit hun ontwikkelwens te benaderen geeft dat richting aan het taalaanbod. Het ontwikkelloket wordt digitaal en fysiek vormgegeven. Het heeft de sterke voorkeur dat er aansluiting wordt gezocht bij andere al bestaande fysieke functies en activiteiten in de wijk. Te denken valt aan een bredere benadering van het taalloket of aan aansluiting bij gebiedsteams. Het ontwikkelloket dient als middel om de taken en rollen voor taalleerders en andere actoren te structureren en faciliteren. Het ontwikkelloket heeft een rol en functie naar alle drie de clusters toe. Belangrijk is dat er samenhang ontstaat en dat de kwaliteit van het aanbod op niveau blijft of wordt gebracht. Belangrijk is ook dat de toegang laagdrempelig is. Een goed bijgehouden site en blog waarmee ervaringen uitgewisseld kunnen worden kan hier aan bijdragen. Saluti meent dat de gemeente de precieze inrichting van een dergelijk loket nader dient vorm te geven. Hierbij zal met name aandacht moeten worden besteed aan de wijze waarop vrijwilligers en betaalde beroepskrachten samenwerken, elkaar aanvullen en elkaar ondersteunen.
Wel geven wij de gemeente mee dat in elk geval aan de volgende functies vorm en inhoud gegeven moet worden:
•
Informeren en adviseren: het ontwikkelloket fungeert als helpdesk voor vragen. Het loket heeft een sociale kaart en totaal overzicht van al het aanbod in de wijk en stad.
•
Begeleiden en volgen van klanten: gebleken is dat de doelgroep behoefte heeft aan begeleiding in het schakelen van het ene traject naar het andere. Veelal gebeurt dat nu niet en betekent dit dat men niet verder gaat en dus ook vaardigheden verliest.
•
Kennisoverdracht: het ontwikkelloket bouwt voort op de expertise van de betrokkenen en verspreidt kennis, instrumenten en good practices. Training en scholing vormen hiervan een wezenlijk onderdeel en moeten de binding van vrijwilligers met deze vormen van ondersteuning versterken. Kwaliteitsonderzoek en het ontwikkelen van standaarden en instrumentarium zullen vrijwilligers ondersteunen in hun werk.
•
Netwerken: het ontwikkelloket is actief in het schakelen naar andere organisaties. Kwaliteit en efficiëntie kunnen bereikt worden door met elkaar uit te wisselen en af te stemmen. Hiervoor is kennisbundeling van activiteiten, initiatieven en relevante partijen noodzakelijk.
•
Signaleren: Het ontwikkelloket signaleert knelpunten en registreert het bereiken van deelnemers, het organiseren van aanbod, het mobiliseren van het (vrijwillig) kader en de output van de activiteiten. Informatie wordt verzameld – en gebruikt – over de voortgang van de trajecten: wie worden (niet) bereikt? Wat zijn de deelnamepercentages? En: wat zijn de eindresultaten bij de verschillende groepen deelnemers?
10
•
7.
Uitwerking advies
Samengevat kunnen bovenbeschreven bouwstenen in drie clusters worden weergegeven. Vervolgens zullen de rollen en verantwoordelijkheden van de actoren binnen deze clusters worden toegelicht.
Verandering van situatie en vraag
3.
Taal gericht op participatie in de directe omgeving
Taal gericht op verbetering van eigen positie
Taal gericht op het halen van het inburgeringexamen
Civil society
Partners in de wijk Professionele ondersteuning
Maatwerk in professioneel aanbod
Werkgevers / UWV
Civil society
Regie en ondersteuning gemeente
2.
Regie en ondersteuning gemeente
Regie en ondersteuning gemeente
Verandering van situatie en vraag
1.
Professioneelaanbod gericht op inburgerings examen
Civil society Werkgevers/ UWV
ontwikkelloket
11
Cluster 1
Taal gericht op participatie in de directe omgeving
Centraal staan hier de migranten die met de ambitie om in de directe en veelal eigen omgeving actief te willen zijn. Het kan daarbij gaan om opvoeders, mantelzorgers of kostwinners. Primaire focus van deze burgers is het gezin, de familie of de buurt. De wens om Nederlands te leren is vooral gericht op sociale zelfredzaamheid. Daarnaast is een laagdrempelig taalaanbod van essentieel belang voor deelname.
Outreachend werken moet voorop staan Outreachend werken is voor deze doelgroep uitgangspunt in de aanpak. Activiteiten gericht op het mobiliseren van deze groep zijn van wezenlijk belang voor succesvolle deelname aan taalondersteuning in de buurt. Daarnaast zien we dat deze groep veelal op meerdere terreinen ondersteuning nodig heeft. Hiervoor is het verbinden van verschillende beleidsdossiers noodzakelijk. Ook wordt duidelijk dat bij een integrale aanpak van problemen, scholing tot meer succes leidt.
Speciale aandacht is nodig voor de groep opvoeders. De gemeente moet prioriteit geven aan opvoeders omdat ondersteuning niet alleen henzelf ontwikkelingsmogelijkheid biedt maar ook hun kinderen, de potentieel sociaal kwetsbaren van de toekomst. Het is daarbij van groot belang dat gemeentelijke professionals, in het bijzonder de sociaal makelaars en gebiedsteams, onderkennen dat taal een noodzakelijk middel is om tot een verhoogde maatschappelijke participatie te komen.
Civil society Om binnen dit cluster het aanbod te kunnen realiseren staat de inzet van vrijwilligers centraal; zij zullen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze lessen. Dit kunnen actieve burgers zijn uit de wijk maar ook andere vrijwilligers die ervaring hebben in het geven van cursussen waarin taal een belangrijk element is. Een stevig (sub)lokaal netwerk is een randvoorwaarde voor de effectiviteit van de civil society.
Partners in de wijk Er zal een stevige verbinding moeten zijn met partners in de wijk, zoals andere taalprojecten, welzijnsactiviteiten, zorg (thuiszorg, jeugdzorg) en onderwijs (ouderbetrokkenheid, VVE, brede school). Maar ook andere partijen in de wijk (scholen, GGD, consultatiebureaus, corporaties) moeten hierin een belangrijke taak vervullen. Afstemming en coördinatie is hierbij van essentieel belang. Professionele ondersteuners Professionele ondersteuning van vrijwilligers is in dit cluster cruciaal. Het organiseren en verzorgen van taalonderwijs kan alleen door vrijwillige inzet plaatsvinden als daarbij op concrete onderdelen professionele deskundigheid wordt ingezet. Een professional fungeert hierbij als de noodzakelijke "spin in het web”. Ook is in de ondersteuning een taaldidactisch geschoolde vakkracht onontbeerlijk voor het kunnen realiseren van minimale kwaliteit in het vrijwilligersaanbod.
12
Gemeente: regie en ondersteuning Saluti vindt dat de gemeente de maatschappelijke taak heeft zich serieus te bekommeren om deze taalleerders. Dit kan zij doen door deze groep op alle terreinen expliciet te benoemen en onderdeel te laten zijn van diverse maatschappelijke beleidsterreinen. Te denken valt aan inrichting van het vernieuwend welzijn, het beleid ten behoeve van sociaal kwetsbaren en de aanpak van de schuldhulpverlening. Door een geïntegreerde aanpak kan hoger effect en efficiëntie worden bereikt.
Specifiek is het belangrijk dat de gemeente de regie neemt in de realisatie van taal- ontwikkeling van deze groep. Betaalde professionals moeten vrijwilligers scholen en trainen, sturen op samenwerking en uitwisseling met andere partijen. Door het ontwikkelloket te faciliteren kan de gemeente de taken die gericht zijn op vrijwilligers vormgeven.
Noodzakelijke randvoorwaarden die nog genoemd moeten worden zijn lesruimten en kinderopvang. Gebleken is dat de opvang van kinderen voor veel (potentiële) deelnemers een concreet probleem vormt. Ook lopen initiatiefnemers tegen problemen op bij het vinden van beschikbare (en betaalbare) lesruimtes. Het is aan de gemeente deze problemen te inventariseren en samen met de partijen in de wijk naar oplossingen te zoeken.
Cluster 2
Taal gericht op verbetering individuele positie
Het gaat in dit cluster om burgers die werkzoekend zijn, zwaar en/of slecht betaald werk hebben en ander werk ambiëren, mensen die een beroepsopleiding, vervolgonderwijs (willen) volgen en combinaties hiervan. Vanuit het perspectief van de sociale zekerheid betreft het hier de groep van uitkeringsgerechtigden (WW, WWB) en NUGgers.
Maatwerk in commercieel professioneel aanbod Voor deze groep zijn algemene taalcursussen efficiënt noch effectief. Taalleren, zeker voor laag opgeleiden, werkt immers vooral als de cursusinhoud nauw gekoppeld is aan het doelperspectief van de leerder. Voor werkenden en werkzoekenden zijn dat trajecten waarin beroepsvaardigheden en taal hand-in-hand gaan. Voor aanbieders is het belangrijk de taalleervraag goed te kennen. Flexibel programmeren waarbij beroepsvaardigheden en taalvaardigheid in samenhang worden vormgegeven, is een van de voorwaarden voormaatwerk. Geïntegreerde trajecten bestaan al en hebben hun succes en bestaansrecht bewezen. Het voortbestaan hiervan wordt echter bedreigd door kortingen op het WEB-budget. Als het volume van vragers gaat afnemen is het voor aanbieders moeilijk om trajecten te blijven aanbieden. Goede samenwerking van de gemeente met bedrijven en UWV is dus noodzakelijk om deze vorm van taalleren te blijven realiseren.
Werkgevers /UWV Werkgevers hebben een eigen belang bij het (beter) beheersen van het Nederlands door hun werknemers. Het gaat hierbij om een bredere inzetbaarheid van personeel, een grotere veiligheid op de werkvloer en hogere arbeidskwaliteit. Daarnaast mogen we verwachten dat werkgevers zich vanuit
13
“goed werkgeverschap” inspannen om hun werknemers ook voor de toekomst voldoende toe te rusten voor de beroepsuitoefening.
Voor cursussen Nederlands op de Werkvloer en andere werkgebonden taalondersteuning zijn werkgevers dus het eerste aanspreekpunt. Hier is echter ook een waarschuwing op zijn plaats: bij de relevante bedrijven (schoonmaak, logistiek, beveiliging) krimpen de marges en wordt vanuit de brancheorganisaties niet of nauwelijks meer meegefinancierd aan scholing. Door lesruimte te bieden en samen te werken met taalaanbieders kunnen trajecten blijvend worden aangeboden.
Daarbij is het een feit dat allochtone werknemers het eerst aan de beurt zijn bij ontslag en - gelet op de recente beperkingen van WW-rechten - vaak een beroep op een bijstandsuitkering moeten doen. Voordat (ex) werknemers in beeld komen bij Sociale Zaken is er een traject (ontslagvergunning, WWuitkering) afgelegd bij UWV. Proactieve aanpak bij dreigende werkloosheid is in het belang van zowel UWV als gemeente; ook hier kan met een combinatie van middelen taalondersteuning worden gecreëerd waarmee werkloosheid kan worden voorkomen.
Civil Society Vrijwilligers kunnen deze trajecten ondersteunen. Het verzorgen van taallessen ligt in dit verband niet voor de hand. Wel kunnen zij met name rollen bekleden als taal/ontwikkelmaatje en/of trajectbegeleider. Door een infrastructuur van oefenmogelijkheden met computerondersteund leermateriaal in te richten op centrale plekken in de wijken - zoals (brede) basisscholen, bibliotheken en welzijnslocaties - kan de gemeente de rol van vrijwilligers versterken.
Gemeente: regie, ondersteunen en subsidiëren Een essentiële rol van de gemeente voor dit cluster is de financiering van trajecten, met name de geïntegreerde, beroepsopleidende trajecten in het MBO. De gemeente financiert deze trajecten nu ook, vanuit WEB-gelden. Terwijl het WEB-budget wordt gekort, zal het beroep dat op deze opleidingen eerder groeien dan krimpen. De reden hiervoor is dat alternatieven gaan wegvallen en migranten zich in toenemende mate zullen realiseren dat hun kwetsbaarheid op de arbeidsmarkt vermindert met een vakdiploma. Dat is op zichzelf een positieve ontwikkeling. Daarom zal de gemeente het als haar taak moeten zien om de huidige volumes minimaal in stand te houden en zo mogelijk zelfs te vergroten, eventueel door allocatie van middelen. De gemeente zal daarbij bij inkoop moeten sturen op aanbod van goede trajecten die toekomstperspectief bieden in de vorm van werk en vervolgopleidingen.
Op dit moment worden incidenteel geïntegreerde trajecten gefinancierd vanuit (het Werkdeel van) de WWB. Gezien het succes van deze opleidingen (in slagingspercentages en arbeidsmarktrelevantie), bepleiten wij dat de gemeente deze optie of alternatieve arbeidsgerichte taaltrajecten veel vaker gaat inzetten voor anderstalige werkzoekenden. Naast de gunstige resultaten mag daarvoor een argument zijn dat dergelijke trajecten vaak goedkoper zijn dan de nu gebruikelijke inburgeringstrajecten. Overigens is de verwachting dat deze “ondersteuning bij arbeidsinschakeling” onverkort wordt overgenomen en waarschijnlijk zelfs wordt verruimd in de Wet Werken naar Vermogen, die in 2013 de WWB gaat vervangen. Voor uitbouw van deze trajecten, maar ook voor groei in Werkvloer-aanbod en stageplekken, zal de gemeente een sterk en betrokken netwerk van werkgevers moeten hebben. Een sterkere regie van de gemeente is dan ook noodzakelijk: initiëren van die netwerken en bewust
14
uitbouwen past daarbij.
Een gerelateerde overweging is dat de gemeente zichzelf meer gaat zien als betrokken werkgever en in die rol een aandeel neemt in het creëren van banen, stageplaatsen en opleiding van werknemers. Het ontwikkelloket biedt informatie over de diverse trajecten en biedt structuur voor de digitale ondersteuning.
Cluster 3
Taalgericht op het halen van het inburgeringexamen
Deze groep heeft vooral een zakelijk doel: het halen van het inburgeringexamen. De redenen om een inburgeringexamen te willen halen, kan te maken hebben met de wens om zich tot Nederlander te naturaliseren of om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te krijgen. Belangrijk daarbij is te beseffen dat de achtergronden en mogelijkheden van de taalleerders in dit cluster zeer divers zijn.
Commerciële professionele aanbieders gericht op inburgering Commerciële professionele taalaanbieders zijn in dit cluster de belangrijkste actoren. Ook voor deze groep zal het aanbod door bezuinigingen onder druk komen te staan. Trajecten zullen veelal zonder subsidie gerealiseerd moeten worden. Dus is maatwerk geboden om tijd en kosten te besparen. En al is de vraag van de taalleerders gericht is op het behalen van het inburgeringexamen, dan blijft het ook voor deze groep belangrijk om zich in andere (leer) competenties te bekwamen. Het bieden van andere trajecten als vervanging en vrijstelling van het inburgeringexamen, zoals een MBO-opleiding (ook via een geïntegreerd traject) of een van de Staatsexamens NT2, kan winst opleveren. Civil Society Als taalmaatje en huiswerkbegeleider kunnen vrijwilligers deze inburgeraars ondersteunen bij hun traject. Via wijknetwerken, met steun van het ontwikkelloket, kunnen beide partijen aan elkaar gekoppeld worden. De structuur en ondersteuning wijken niet af van de netwerken zoals eerder beschreven voor Clusters 1 en 2 en zijn goed combineerbaar.
Werkgevers/UWV Taalondersteuning is een gedeelde verantwoordelijkheid, maar ook een gedeeld belang. Daarom mag ook van werkgevers een gerichte investering gevraagd worden. Ook op dit niveau moet taalscholing gefaciliteerd worden, in elk geval door het combineren van scholing en werk organisatorisch mogelijk te maken. Daarnaast is het belangrijk dat werkgevers samen met aanbieders van taaltrajecten, zoals van een MBO-opleiding of van geïntegreerde trajecten, gaan kijken hoe de werknemers zo efficiënt en effectief mogelijk taal kunnen leren. Werkgevers kunnen hierin beslist het voortouw nemen om dergelijke trajecten in het huidige aanbod in te passen.
Gemeente: faciliteren en informeren De rol van de gemeente voor deze groep is bescheiden, maar belangrijk. Het is wenselijk dat de gemeente stuurt op het instellen van een infrastructuur waar leerprogramma’s op computers te gebruiken zijn. De gemeente moet hierin het initiatief nemen en sturen op een effectieve combinatie van
15
de inzet voor verschillende gebruikersgroepen. Het ontwikkelloket kan daar een faciliterende rol in spelen.
Tot slot geven wij de gemeente graag ter overweging mee, dat het voor inburgeraars, andere taalleerders en doorverwijzers erg nuttig zou zijn als de gemeente een kwaliteitskaart aanlegt van 4
aanbieders. Het gaat ons dan om een consumentenwijzer die verder gaat dan het huidige keurmerk en waarin in ieder geval resultaten per aanbieder zijn terug te vinden. Vooral voor de groep die op eigen kracht zal inburgeren, is dergelijke informatie uiterst nuttig.
4
Keurmerk van Blik op Werk, brancheorganisatie van re-integratie- en inburgeringaanbieders.
16
8.
Tot slot
Saluti heeft zich de afgelopen maanden intensief gebogen over de veranderingen in het beleid van inburgering, landelijk en in het verlengde daarvan ook plaatselijk. Daarbij is dankbaar gebruik gemaakt van de kennis en ervaringen van vele betrokken burgers, vrijwilligersorganisaties en maatschappelijke partners .Bij elkaar vormden zij een mooi voorbeeld van de civil society, maar zij geven ook een stevige onderbouwing van de aanbevelingen in het advies.
In het verleden (2006) heeft Saluti eerder over inburgering geadviseerd. Ook toen stond de gemeente Utrecht aan de vooravond van een ingrijpende beleidswijziging op het gebied van inburgering. De gemeente bleek toen bereid om haar beleid niet te beperken tot wat van rijkswege (niet meer) binnenkwam, maar een eigen beleid met eigen middelen te formuleren.
Met de adviesvraag aan Saluti geeft de gemeente een duidelijk signaal: dat zij een scenario wil voorkómen waarin de ruim 15.000 vrijwillige inburgeraars in Utrecht de weg naar volwaardige participatie niet zullen of kunnen afleggen. De kosten van zo’n gebrekkige participatie komen immers voor een belangrijk deel weer op het bordje van de gemeente terecht.
Saluti hoopt van harte dat de concrete aanbevelingen in ons advies “Taal in de Toekomst” daarbij een waardevolle steun in de rug zullen zijn.
17
Bijlagen
Bijlage 1 Uitkomsten van het onderzoek
Dit onderzoek is in opdracht van Saluti verricht door Monique Ellenbroek en Jasmijn Slootjes, studenten aan de Universiteit Utrecht. Zij deden dat in het kader van hun onderzoekmaster in migratie, etnische relaties en multiculturalisme.
Uit de interviews zijn veel feiten en opinies naar voren gekomen. Deze zijn op hoofdlijnen ondergebracht in de vier hoofdthema’s van deze adviesopdracht. In het onderstaande treft u de belangrijkste bevindingen aan.
Wensen en behoeften van vrijwillige inburgeraars Het is niet eenvoudig om een volledig beeld te verkrijgen van de wensen en behoeften van vrijwillige inburgeraars. Niet alleen lopen deze sterk uiteen, ook is van velen niet bekend welke ambities zij precies hebben ten aanzien van inburgering. Grote aantallen vrijwillige inburgeraars laten zich namelijk niet verleiden door een aanbod van de gemeente. De groep die hierbij vooral in het oog springt, zijn de migranten die al vele jaren in Nederland verblijven, maar in het verleden niet of nauwelijks onderwijs hebben gevolgd, de zogenoemde laaggeletterden. Veelal gaat het om de wat oudere migranten in Utrecht, afkomstig uit de traditionele migratielanden.
Bij de oudkomers zit vaak ook nog veel oud zeer. Ze vragen zich dan af waarom ze dit (taalaanbod) 30 jaar geleden niet kregen. (Flair Talen)
Uit gesprekken met diverse migranten- en welzijnsorganisaties blijkt dat hierbij zowel persoonlijke problemen als praktische obstakels een rol spelen. Veelvuldig wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen vrouwen en mannen. Ten aanzien van de eerste categorie wordt het niet deelnemen aan een inburgeringscursus meer dan eens toegeschreven aan het gebrek aan stimulans door de directe omgeving. Maar ook de onzekerheid over het eigen kunnen speelt hierbij een rol. Daarnaast staan verschillende logistieke problemen – en in het bijzonder het gebrek aan kinderopvang- deelname aan een cursus in de weg. Voor veel mannen geldt dat het nut van inburgering lang niet altijd wordt ingezien. Ook hebben velen betaald werk en kunnen zij dit lang niet altijd combineren met het volgen van een
18
intensieve cursus. Voor beide categorieën geldt overigens dat zij de gang naar een cursus meestal niet 5
zelf maken; hiervoor moeten ze door anderen over de streep getrokken worden.
Een goede strategie is deze mannen hun persoonlijke doel te laten benoemen (bijv. een betere baan, promotie, iets anders) en dan laat ik ze inzien hoe taal belangrijk is om dit doel te behalen. (Cumulus Welzijn, Mannentaal)
Taalinitiatieven in de wijk Er is ook een groep die weliswaar niet deelneemt aan het formele cursusaanbod, maar wel op een of andere manier participeert in de taalinitiatieven die in de wijk worden ondernomen. De ambitie om het Nederlands te leren wordt daarbij in een duidelijke context geplaatst, zoals het gezin, de school van de kinderen of de buurt. Uit de interviews met vertegenwoordigers van deze initiatieven wordt overigens duidelijk dat de behoeften en mogelijkheden om de Nederlandse taal te leren niet overschat
moeten worden. Vaak is de vooruitgang in taalontwikkeling maar zeer beperkt, wat mede in verband wordt gebracht met het vrijblijvende karakter van de cursussen (beperkte middelen, lage frequentie bijeenkomsten, uitval, e.d.). Niettemin waagt een deel van de cursisten na deze eerste stap de sprong naar de officiële inburgeringscursussen.
Deelname aan taallessen betekent voor deze kandidaten dus niet hetzelfde als inburgering in de officiële (wettelijke) betekenis van het woord. Niet onbelangrijk is het feit dat inburgering door veel migranten als erg moeilijk en ingewikkeld wordt gezien; men schrikt simpelweg terug voor het formele karakter van inburgering en de hoge exameneisen die daaraan worden gesteld. Hiertegenover voelt men wel voor een meer laagdrempelig aanbod, zonder allerlei verplichtingen en onhaalbaar geachte eisen. Ook de locatie van het aanbod speelt hierbij een beslissende rol. Aanbieders van taalcursussen geven in dit verband aan dat het leren van taal binnen de ‘beschutting’ van de eigen woonwijk dient te gebeuren; het volgen van een cursus op grotere afstand is voor veel kandidaten geen realistische optie.
Initiatieven gericht op vrijwillige inburgeraars Wat opvalt, is dat er veel en veelsoortige initiatieven in Utrecht zijn op het gebied van taalondersteuning. Ruwweg kunnen we hierbij onderscheid maken in twee categorieën: * Initiatieven die vooral tot stand komen met behulp van de vrijwillige inzet van burgers en * De meer professionele activiteiten die gericht toe werken naar een inburgeringexamen of taalverwerving in combinatie met werk of een opleiding.
Saluti heeft zich vooral gefocust op de eerste groep. Hieronder scharen zich namelijk de vele vrijwillige en welzijninitiatieven in de buurthuizen en scholen in de wijk. Deze initiatieven slagen er in groepen te bereiken die normaal gesproken niet door het officiële aanbod worden bereikt. De onderlinge verschillen zijn overigens groot; in sommige gevallen staat taal voorop, in andere gevallen maakt taalontwikkeling slechts een bescheiden onderdeel uit van uiteenlopende sociale en culturele activiteiten.
5 Deze bevinding past goed bij de ervaringen die tijdens de pilot in Overvecht met inburgering zijn opgedaan. Een persoonlijke benadering van inburgeraars blijkt vaak noodzakelijk om deze groep tot deelname aan een cursus te bewegen.
19
Het gaat niet alleen om taal, maar helpt mensen uit hun isolement, geeft ze sociaal contact, werkt tegen eenzaamheid en vaak gaat het om personen met meer problemen dan alleen de taal. Deze worden zo vaak opgemerkt en er wordt wat aan gedaan of mensen worden doorverwezen. (Humanitas Taalmaatjes)
Over de streep trekken Het zijn in feite deze laagdrempelige activiteiten die veel migranten over de streep weten te trekken om iets aan taalontwikkeling te doen. Bovendien wordt taal op deze wijze veelal direct gekoppeld aan de mogelijkheid van ontmoeting en sociaal contact. Een bijzondere rol in dit verband spelen de zogenoemde maatjesprojecten, waarbij migranten aan een vrijwillige inwoner van de stad worden gekoppeld. Taalondersteuning en sociale integratie liggen daarmee letterlijk in elkaars verlengde. Zelf geven vertegenwoordigers van vrijwillige en welzijnsinitiatieven aan dat de kracht van deze initiatieven vooral ook ligt in het vergroten van het zelfvertrouwen van de kandidaten. Deelnemers stralen met dit ‘steuntje in de rug’ vaak ook meer durf en zelfverzekerdheid uit, met als gevolg dat ook andere vormen van participatie worden ontplooid.
Een sterk versnipperd beeld Op beperkte schaal wordt er tussen de verschillende welzijn- en vrijwilligersinitiatieven samengewerkt. Meestal gaat het om het doorverwijzen van kandidaten, het gebruik van lesruimten of het scholen van vrijwilligers. Ook spelen hierin de gemeentelijke activeringsteams een belangrijke rol; zij blijken uiterst belangrijk om de minder geïntegreerde migranten te bewegen een taalcursus bij een van de welzijnsinstellingen te gaan volgen. Wat echter vooral opvalt, is een sterk versnipperd beeld, waarbij de afzonderlijke initiatiefnemers weinig gebruik maken van elkaars kennis, ervaring en faciliteiten. Dit betreft in het bijzonder het gebruik van lesmethoden en materialen, maar ook ten aanzien de inzet van professionals en vrijwilligers wordt niet of nauwelijks samengewerkt. Zowel de onbekendheid met wat de ander te bieden heeft als het feit dat in sommige gevallen sprake is van een directe competitie om de schaarse middelen, dragen bij aan dit versnipperde landschap.
Het zou enorm helpen als de gemeente mogelijke samenwerkingsverbanden tussen organisaties uit het middenveld zou ondersteunen en faciliteren. Organisaties zijn vaak niet op de hoogte van wat er bij andere organisaties speelt (…). De situatie van nu is dat organisaties met elkaar concurreren waardoor samenwerkingsverbanden minimaal blijven. (ISKB)
Geen brug naar onderwijs of werk Benadrukt moet worden dat de voorzieningen zoals aangetroffen geen brug vormen richting een serieuze aansluiting met het onderwijs of de arbeidsmarkt. Veelal heeft taalverwerving een nuttige functie ten behoeve van meer participatie in de buurt; taallessen voor mensen die echt vooruit willen bestaan er in het kader van vrijwilligerswerk of welzijnsinitiatieven niet of nauwelijks. Hiervoor zijn de gevraagde inspanningen te beperkt, is het aantal contactmomenten te gering en ontbreekt het veelal ook aan benodigde middelen en methoden. Er is daarmee een duidelijk verschil aan te geven tussen de vrijwilligersinitiatieven en de cursussen die aan onderwijsinstellingen worden aangeboden. Bij
20
laatstgenoemde initiatieven, zowel van het ROC als de taalscholen, is er in de regel sprake van een duidelijke verbinding met het reguliere onderwijs en de arbeidsmarkt.
Tot slot is het belangrijk om aan te geven dat deze initiatieven, hoe laagdrempelig ook, lang niet alle migranten bereiken. Hoewel het niet eenvoudig is gebleken om in dit verband de precieze blinde vlekken aan te geven, wordt wel duidelijk dat de groep van sociaal meest geïsoleerde migranten grotendeels buiten het bereik van de vrijwilligers- en welzijnsinitiatieven blijft. Risicocategorieën die in dit verband worden genoemd zijn de oudere migranten en de laaggeletterden. Daarnaast blijkt dat mannen over het algemeen weinig animo vertonen om – na velen jaren van verblijf in Nederland – aan een taalcursus mee te doen. Als aparte categorie worden verder de hoger opgeleide migranten genoemd; voor deze groep zouden er, met uitzondering van de Volksuniversiteit, weinig geschikte mogelijkheden zijn om de Nederlandse taal te leren.
We merken dat er nu heel veel mensen zijn die helemaal geen aanbod krijgen. Dat heeft hele nadelige gevolgen voor deze doelgroep. Ze kunnen wel mee doen aan bijvoorbeeld de taalmaatjes projecten, maar als mensen echt een te laag niveau hebben levert dat niks op. Projecten zoals taalmaatjes zijn vooral ontzettend nuttig in combinatie met andere taaltrajecten, en niet echt als het helemaal op zichzelf staat. (Vluchtelingenwerk Midden Nederland)
Behoefte aan ondersteuning Ondersteuning door professionals De ondersteuningsbehoefte van de vele initiatieven die zijn benaderd, is van zowel materiële als immateriële aard. Ten aanzien van de materiële ondersteuning komt een breed gedragen wens naar voren om de vrijwillige inzet beter te ondersteunen door professionals. Vrijwilligers kunnen heel veel activiteiten prima uitvoeren, zo wordt benadrukt, maar vooral ook als zij zich gesteund weten door een betaalde deskundige kracht. Meer concreet wordt erop gewezen dat de ontwikkeling en bevordering van deskundigheid van vrijwilligers - op het gebied van taalleren, lesgeven, leren van laag opgeleiden, etc.onmisbaar is voor het adequaat functioneren van vrijwilligers. In het verlengde hiervan wordt de inzet van betaalde deskundigen noodzakelijk geacht ten behoeve van keuzes in les- en leerdoelen of in de selectie van leermaterialen. Daarnaast vormen betaalde professionals een stabiele factor in projecten met veel wisselingen en zijn zij een onmisbaar aanspreekpersoon in het geval van vragen. Niet in de laatste plaats is er het belang van relatie- en netwerkbeheer; ook dit kan niet aan vrijwilligers worden overgelaten.
Als je mensen geactiveerd hebt, betekent het niet dat ze vervolgens geen begeleiding meer nodig hebben. Sommigen zullen doorgaan, maar er zullen ook veel mensen zijn die dan gaan afhaken. (Vrijwilligerscentrale Utrecht)
Een andere behoefte spitst zich toe op het lesmateriaal. Er is namelijk voldoende en goed lesmateriaal voorhanden, de vraag is alleen of dat inpasbaar is voor vrijwilligersprojecten. Veel van deze programma’s vragen namelijk om computerfaciliteiten en taaldidactische kennis. Daarnaast zijn officiële programma’s in de regel bedoeld voor een meer intensief aanbod; ook hier is in het geval van de
21
betreffende initiatieven veelal geen sprake. Een veel gehoorde wens is dan ook om de bestaande programma’s geschikt te kunnen maken voor gebruik door vrijwilligers in een niet gecomputeriseerde omgeving. Wat overigens blijkt is dat veel vrijwilligers- en welzijnsinstellingen werken met (sterk) verouderde lesmethoden en deze zo goed als mogelijk geschikt maken als lesmateriaal voor hun vrijwilligers. Ook wordt veel materiaal door vrijwilligers zelf ontwikkeld. Van een optimale werkwijze is beslist geen sprake.
Van meer immateriële aard is er de behoefte aan kennis en informatie, zowel ten aanzien van het bestaan van andere initiatieven in de stad als met betrekking tot beleidsmatige ontwikkelingen. Hierbij wordt primair naar de gemeente gewezen. Deze zou het taalaanbod in de stad in kaart moeten brengen en digitale overzichten moeten geven van geschikte werkmethoden en taalprogramma’s. Evenmin is altijd duidelijk waar men met vragen en ideeën terecht kan. Bovendien wordt aangenomen dat als gevolg van de aangekondigde stelselwijziging de onzichtbaarheid van de gemeente alleen maar groter zal worden.
Gevolgen van de ingezette bezuinigingen Lastig is dat heel veel nog niet duidelijk is, het is nog niet bekend waar door de bezuinigingen de gaten gaan vallen. Iedereen weet dat de donkere wolk eraan komt, maar hoe die er precies uitziet en wanneer het gaat regenen weet niemand. (ROC Midden Nederland)
Saluti constateert dat de directe gevolgen van de bezuinigingen het grootst zijn voor de groep die wel van een aanbod van de gemeente om in te burgeren gebruik wil maken. Deze deelnemers krijgen nu nog de kans om door een volwaardige inburgeringcursus de basis te leggen voor een verdere integratie in de Utrechtse samenleving. Zeker wanneer het gaat om de aansluiting met de arbeidsmarkt, dan kan het wegvallen van deze voorziening grote gevolgen hebben. Maar ook moeten we beseffen dat veel vrijwillige inburgeraars opvoeders van jonge kinderen zijn. De mogelijkheid om de Nederlandse taal te verwerven stelt hen in staat om de opvoeding van hun kinderen op een toereikende wijze vorm te geven.
In al deze gevallen stelt Saluti vast dat met het beëindigen van beleid ten behoeve van vrijwillige inburgering een belangrijke schakel uit het integratieproces wordt weggehaald.
Daarnaast is er een groep die uitwijkt naar allerlei vormen van taalondersteuning die niet direct onder de noemer inburgering geschaard kunnen worden. Het toekomstbeeld van deze initiatieven wordt niet zozeer bepaald door het nieuwe inburgeringbeleid, maar veeleer door het wegvallen of minder worden van financiële ondersteuning door de gemeente. Er is dan ook een grote mate van overeenstemming over de gevolgen die de bezuinigingen zullen hebben. Deze betekenen voor veel welzijnsinstellingen dat zowel het aantal voorzieningen als de kwaliteit ervan verder onder druk komen te staan. Veel van deze initiatieven worden namelijk afgebouwd door gebrek aan middelen, terwijl door een nog groter beroep op vrijwillige inzet ook de kwaliteit ervan verder in het gedrang komt.
Er is afgelopen jaren erg veel geld en tijd geïnvesteerd in het activeren van mensen met een taalachterstand en ze te stimuleren een taalcursus te volgen. Nu er een groot aantal mensen eindelijk
22
de stap maakt om een cursus te doen, wordt het beleid veranderd. Dat is voor de doelgroep erg verwarrend. (Ttif.Company)
Vraag naar taalondersteuning zal toenemen Tegelijkertijd zal de vraag naar taalondersteuning bij het wegvallen van het aanbod van inburgeringstrajecten door de gemeente alleen maar toenemen. Ook hierop wordt veelvuldig gewezen. Dit geldt overigens niet alleen voor de groep vrijwillige inburgeraars. Ook verplichte inburgeraars zullen zich namelijk meer dan nu het geval is zelfstandig moeten voorbereiden op een inburgeringexamen. Zeker ook omdat deze groep een taalcursus uit eigen middelen zal moeten financieren, betekent dit dat deze inburgeraars in de toekomst op zoek zullen gaan naar betaalbare alternatieven, waarvan de huidige ondersteuningsactiviteiten door vrijwilligers en welzijnsorganisaties vanzelfsprekend deel uitmaken.
Als de subsidie van de gemeente zou stoppen zouden deze opleidingen niet meer kunnen worden aangeboden, omdat de cursisten de opleidingen niet zelf zullen/kunnen bekostigen. Dit betekent dat vooral veel vrouwen thuis komen te zitten en veel mensen zullen niet verder komen dan schoonmaker. (ROC Midden Nederland)
23
Bijlage 2 Overzicht gesprekken
De commissie heeft ter voorbereiding van dit advies uitgebreid gesproken met: Mw. S. Ismael, voorzitter Stichting African Sky Dhr. Silva, voorzitter Stichting Reviver Dhr. Pedro, penningmeester Stichting Reviver Mw. K.Olivaris, voorzitter Stichting Casa Latina Dhr. A. Saadaoui, voorzitter Nisbo, Ouderen Dhr. Daraawi , penningmeester Nisbo Mw. V. Karaoglan, Turkse Vrouwen Comité Mw. N. Kaya, Turkse Vrouwen Comité Mw. N. de Graaf, Burgerinitiatief ; vrijwillige taallessen bij buurthuis Portes Mw. E. Roth, projectleider Taal, ISKB Dhr. M. Sini, directeur ROC Midden Nederland Mw. J. Kleijwegt, Unithoofd Bigu, Gemeente Utrecht Dhr. S. Mateman, senior beleidsmedewerker Werk en Inkomen, Gemeente Utrecht Mw. L. Bosman, projectleider Bigu, Gemeente Utrecht Mw. E. Vogelaar, oud minister Diversiteit en Integratie Mw. M. Nieuwenhuis, Cumulus Welzijn Mw. S. Pijls, Humanitas Utrecht Mw. A. Baart, Parkschool Utrecht Mw. J. van Woerden, ROC Midden Nederland Mw. I. van Steenis, ROC Midden Nederland Dhr. Loonen, Volksuniversiteit Utrecht Mw. J. Kleijnen, Vrijwilligerscentrale Utrecht Mw. W. Griessen, Vrijwilligerscentrale Utrecht Dhr. S. Allaui, TTIF Company Mw. E. den Uijl-Dijkstra, Stichting Present Mw. A. Udo, Stichting Stade Mw. D. Weigert, Portes Dhr. H. Schoot, Doenja Dienstverlening Mw. A. Scholten , GOM Mw. N. Witkamp, Cumulus Welzijn Mw. A. de Jong, Cumulus Welzijn Dhr. O. Es-Saddik, Cumulus Welzijn Mw. F. Bisschop, Flairtalen Dhr. R. Adriaansen, Alleato Dhr. P. Tol, Doenja Dienstverlening Dhr. M. Penders, Hectas Dhr. Husic, Vereniging Islamitisch Bosnisch Cultureel Cenrum (IBC)
Aanwezige deskundigen op de expertmeeting van 27 oktober 2011 bij Saluti; Mw. J. van Woerden (ROC Duale trajecten) Mw. B. Oomens (Panta Advies en organisatie) Mw. A. de Jong (Cumulus Welzijn) Dhr. M. Penders (Hectas) Dhr.L. Edriouch (Taalwereld+) Mw. T. Leeuwen (Ladyfit) Mw. L. Maat (ISKB) Mw. J. Kleijnen (Vrijwilligerscentrale Utrecht) Dhr. H. Hagen (Vluchtelingenwerk Midden Nederland)
24
Dhr. A. Azdural (IOT, Bestuur Saluti)
Samenstelling commmissie 'Inburgering'
Leden:
Dhr. Arend Odé, voorzitter commissie, (lid Saluti) Mevr. Brigitte Buvelot Mevr. Hanneke Hautvast Mevr. Carla van Rest Mevr. Hakima Lamchachti Mevr. Moniek Ellenbroek Mevr. Jasmijn Slootjes
Leden Saluti:
Dhr. Ditter Blom, voorzitter Saluti Mevr. Zhour Shleesh, vice-voorzitter Saluti Dhr. Arend Odé Mevr. Nursen Ünlü Mevr. Wil Velders-Vlasblom Dhr. Taco van Wisselingh Dhr. Ahmet Azdural Mevr. Laura Coello Mevr. Hanan Laghmouchi Dhr. Armand Sağ
25
Colofon
Uitgave Saluti Stedelijk Adviesorgaan Interculturalisatie Postbus 2158 3500 GD Utrecht
Internet www.utrecht.nl/saluti
[email protected] Ambtelijk secretariaat Annemarie de Nil (ambtelijk secretaris) (030) 286 5951
[email protected]
Tuğba Çavuşoğlu (projectondersteuner) (030) 286 8217
[email protected]
Samenstelling Saluti, Stedelijk Adviesorgaaan Interculturalisatie
Drukwerk DMO ReproService
Bronvermelding Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: Saluti, Stedelijk Adviesorgaan Interculturalisatie
December 2011
De huisstijl van Saluti is ontworpen door: De Hollandse Meesters www.hollandsemeesters.nl
26
27