SYMBOLENLIJST SCHEIKUNDIGE BEGRIPPEN
Stofnaam Zilver Aluminium Argon Goud Barium Broom Koolstof Calcium Cadmium Chloor Chroom Koper Fluor Ijzer Waterstof Helium Kwik Iodium (= Jood, Jodium) Kalium Magnesium Stikstof Natrium Neon Nikkel Zuurstof Fosfor Lood Platina Zwavel Silicium Tin Zink
Symbool
Metaal
Ag Al Ar Au Ba Br C Ca Cd Cl Cr Cu F Fe H He Hg I K Mg N Na Ne Ni O P Pb Pt S Si Sn Zn
metaal metaal metaal metaal
metaal metaal metaal metaal metaal
metaal metaal metaal metaal metaal
metaal metaal
metaal metaal
aanbranden Aanbranden is het aanbrengen van een mengsel van pure cement en water op een natgemaakte vloer of muur om de hechting met de specie te verbeteren die op die vloer of muur moet komen. Voorbeeld van aanbranden: "Servofix SLA component A met ca. 27% water mengen en met een kwast of veger dekkend aanbrengen. Op de nog glanzende aanbrandlaag de aardvochtige specie aanbrengen die dient te worden verdicht. De tussenlaag mag niet glad worden afgewerkt." aanrazeren Het met metselwerk of betonspecie aanvullen van de holten tussen de gewelfkappen. aantrede De afstand tussen rand en stootbord ofwel de afstand van de voorkant van een traptrede tot aan de voorkant van een volgende traptrede. Ook is de aantrede het oppervlak van de traptrede waarop de voet rust. Verdreven treden, een term die gebruikt wordt bij bv. gedraaide trappen en spiltrappen: in tegenstelling met een steektrap, die uitsluitend rechte treden heeft, heeft bv. een spiltrap treden die naar het middelpunt (de spil) smaller worden, dus ook de aantrede wordt kleiner. Meer gegevens bij trap. abs ABS staat voor Acrylonitril Butadieen Styreen. ABS is een kunststof die in de bouw veel gebruikt wordt in bv. afvoersystemen voor binnen. Hoewel door het toevoegen van pigmenten allerlei kleuren mogelijk zijn, wordt in de bouw meestal de grijze en witte varianten toegepast. Het is goed temperatuurbestendig. Vlamdovend ABS bevat ca. 20% brandvertrager waarvan bekend is dat het inkleuren lastig is. ABS is bij de brandtest herkenbaar aan het verweken, de oranjegele vlam met blauwe kern en walmende roetvlagen; het heeft dan een zwakke rubberachtige (styreen)geur. absolute zetting Zakking van een pand in zijn geheel. De zakking kan gemeten worden tov. NAP. Activity Based Costing Kosten en opbrengsten toerekenen aan de activiteit die deze veroorzaken. Met ABC worden die niet rechtstreeks aan kostendragers zoals klanten, producten of diensten toegewezen, maar via een tussenschakel: de activiteiten Acanthus De acanthus is een doornachtige plant waarvan de sierlijk krullende bladeren als voorbeeld werden gebruikt voor ornamenten in de bouwkunst, bijv. in het Corinthische kapiteel. achterhuis Bedrijfsruimte van de boerderij waarin zich deel, stallen, spoelhoek e.d. bevinden. adiabatisch Adiabatisch betekent letterlijk: zonder warmte-uitwisseling met de omgeving. In een adiabatisch proces is er dus geen sprake van warmteoverdracht: compressie leidt tot opwarming en expansie tot afkoeling. Bij verhardend beton komt warmte vrij door de reactie van cement en water (hydratatieproces, exotherme reactie) en neemt de de temperatuur van het beton toe. Voor een gestandaardiseerde bepaling van de temperatuurontwikkeling van een bepaalde betonsamenstelling kan de "adiabatische temperatuurontwikkeling" worden gemeten. Bij deze proef verhardt een proefstuk in een waterbad dat op exact dezelfde temperatuur wordt aangestuurd als het proefstuk. Hierdoor verhardt het beton "adiabatisch". Vaak moet het adiabatische proces in zijn directe omgeving worden gezien: samen vormen zij een adiabatisch systeem.
Aditieve Effecten Van substanties wordt gezegd dat ze additieve effecten hebben indien ze samen effecten veroorzaken in hetzelfde orgaan op zulke manier dat ze elkaar versterken afdeklijst Lijst met hellend bovenvlak als afdekking van een muur, veelal bedoeld als bescherming tegen inwatering. afgeknot Term die gebruikt wordt wanneer een dakpartij aan de bovenzijde is afgeplat, bijv. afgeknot schilddak. afgewolfd Term die gebruikt wordt wanneer een uiteinde van de nok van een zadeldak is afgeschuind. afkalven Bij afkalven glijdt een deel van de oever in het water. Het water kan parallel aan de oever stromen, maar ook daar loodrecht op. Door het stromende of beukende water lossen bestanddelen van de oever ter hoogte van de waterspiegel in het water op waardoor de erboven liggende grond in het water brokkelt, valt of glijdt (foto links). Ook door onderwaterstromen en door de druk van vrachtverkeer kan een ernaast liggende oever afkalven, de grond wordt in dit geval in het water geduwd. Bij voortdurend afkalven zal de waterloop veranderen, waardoor bv. rivieren meanderen. Een beschoeiing gaat het afkalven tegen door de oever te beschermen (symptoombestrijding afkalven). Dammen haaks op de loop van het water (dwarsdammen, kribben) en dammen in de loop van het water (strekdammen) verlagen de stroomsnelheid evenwijdig aan de oever waardoor afkalving vermindert (oorzaakbestrijding afkalven) afknotten 1. Term die gebruikt wordt wanneer een dakpartij aan de bovenzijde wordt afgeplat, bv. een afgeknot schilddak of een afgeknotte molen (een molen zonder wiekgedeelte). Uiteraard zijn er ook afgeknotte bomen. 2. De uiteinden van balken enz. van de scherpe hoeken of kanten ontdoen. ajour Opengewerkt decoratief houtsnijwerk of beeldhouwwerk. aluminiumoxide Wordt via een ingewikkeld chemisch proces uit bauxiet gewonnen. Het is een witte, poederachtige stof die eruit ziet als kristalsuiker. Aluminiumoxide is een tussenstap bij de winning van aluminium uit bauxiet en fungeert tevens op zichzelf als waardevolle chemische stof. Amsterdamse Fundering Fundering bestaande uit paarsgewijs gelagen houten palen waarop een houten kesp rust (juk). De palenparen zijn onderling verbonden met langshout. Op het langshout zit nog een schuifhout om het metselwerk op zijn plaats te houden. Amsterdamse School Decoratieve en expressieve bouwstijl waarbij gebruik wordt gemaakt van golvende baksteen, gebeeldhoude ornamenten, parabool- en trapeziumvormen en details als siermetselwerk en laddervensters. De daken zijn veelal steil en soms met torentjes versierd. Bij landhuizen in deze bouwstijl zijn de daken merendeels van riet en platisch gemodelleerd. Het functionele is ondergeschikt aan de vormgeving. Deze stijl beheerste vanaf ongeveer 1910 tot eind jaren twintig de architectuur (vooral woningbouw, scholen en bruggen) te Amsterdam en in mindere mate elders. anodisering Een elektrochemisch proces waarmee een beschermende of decoratieve deklaag wordt aangebracht op metaaloppervlakken.
apsis Nisvormige, halfronde of veelhoekige afsluiting van het koor, het schip, of een zijbeuk van een kerk. arbeiderswoning Sinds de tweede helft van de 19e eeuw gebouwd klein type woonhuis voor arbeiders en ambachtslieden. Veelal twee aan twee of in een rijtje van verscheidene woningen, elk bestaand uit een woonvertrek, keuken met bedsteden en een zolder. arboveiligheid Arboveiligheid betreft het omgaan met gevaarlijke stoffen en gevaarlijke situaties. Het inschattten van de risico's en de wettelijk verplichte maatregelen, maar ook de gewenste beschermingsmaatregelen vormen hier een belangrijk onderdeel van. arcade Een reeks van bogen rustend op pijlers of zuilen. Op enige afstand van een muur en met een overdekking vormt de arcade een galerij. architraaf Het onderste dragende deel in een hoofdgestel. archivolt Portaalboog van een kerk met geprofileerde geledingen aan de frontzijde en in de dagkant. arkeltorentje Een veelhoekig of rond uitbouwsel aan of op de hoek van een gevel. Het torentje verheft zich vanaf de eerste of een hogere verdieping en is overkapt met een spits. As Synoniem voor travee Asset Management Asset Management is het beheren van kapitaalintensieve (productie)installaties met als doel deze een optimale bijdrage te laten leveren aan het (primaire) proces. Dit doel wordt gerealiseerd door optimalisatie van de kosteneffectiviteit van de installatie. Kosteneffectiviteit is de juiste balans tussen beschikbaarheid, betrouwbaarheid, productiviteit, benuttingsgraad en bijbehorende kosten ATEX Atmospheres Explosives: EG-richtlijn 99/92/EG voor installaties geplaatst in de omgevingen waar een explosieve atmosfeer kan heersen ten gevolge van dampen, nevel, gas of stof availability Beschikbaarheid. Is gedefinieerd als zijnde een vooraf overeengekomen verhouding tussen de betrouwbaarheid, de onderhoudbaarheid en de veerkracht. Het availability getal wordt uitgedrukt in procenten uptime, ook wel “nines” genoemd. Formule: MTBF/MTBF+MTTRx100% baak 1. Ook: jalon. Een lat met maatverdeling die bij het landmeten in combinatie met een theodoliet gebruikt wordt om hoogteverschillen en afstanden te bepalen. 2. Een baken, zoals een vuurtoren e.d. 3. Een stelsel van waterpas aangebrachte planken waarbinnen het bouwwerk moet worden gemaakt. Op de planken wordt met een zaagsnede de maatvoering van het opgaande werk aangegeven baander Dubbele inrijdeur in een bedrijfsruimte van een boerderij.
baarhuisje Gebouwtje op een begraafplaats of bij een hospitaal als tijdelijke bewaarplaats van lijken. Nu vaak niet meer als zodanig in gebruik. bacteriële aantasting = palenpest Aantasting door bacteriën. Deze aantasting kan ook aanwezig zijn als geen droogstand aanwezig is. Zie voor diverse meningen over dit onderwerp nieuwsbrief 10. bakgoot Rechthoekige houten of zinken goot. bakhuis Een in oorsprong 18e eeuws gebouwtype. Het bakhuis is een afzonderlijk gebouwtje op het erf van een boerderij en bevat een oven voor het bakken van brood. balustrade Hekwerk van balusters (speciaal vormgegeven spijlen) met een erop rustende balk of stenen richel. band Horizontale versiering in natuursteen of baksteen, ter verlevendiging van de gevel. barok Stijl die zich kenmerkt door overdadige vormen en een platische behandeling van de bouwlichamen. basement De voet van een zuil, pilaster of pijler belending Aangrenzend pand of terrein. bel-etage Eerste verdieping boven de begane grond of het souterrain. benchmarking Benchmarking is een continu en systematisch proces van het vergelijken van prestaties van organisaties, functies of processen, ten opzichte van de "beste in de wereld", met als doel het evenaren, of zelfs verbeteren van dit prestatieniveau (definitie Europese Commissie - DG 23) berceau Wandelpad overhuifd door aan weerskanten staande bomen of heesters. beschikbaarheidsverliezen Machinestoringen en omstellingen geven aan wanneer er geen produktie is, terwijl die er wel had moeten zijn. betonoplanger Betonnen opzetstuk van 1 tot meer dan 3 meter op een houten paal, welke wordt gebruikt om de kop van een houten paal beneden het grondwater weg te heien. beuk De romp van een kerkgebouw, onderscheiden worden midden- of hoofdbeuk, zijbeuken en dwarsbeuk. Synoniem voor het woord beul in een relatie tot een kerkgebouw is schip. De term beuk wordt ook gebezigd bij de ruimtelijke indeling van andere gebouwen. Een beuk is dan een door hoofdmuren begrensde ruimte die in de regel afzonderlijk overkapt is. blokbepleistering Pleisterwerk voorzien van schijnvoegen. De blokbepleistering moet suggereren dat het pleisterwerk uit blokken natuursteen bestaat.
bolkozijn Venster van twee naast elkaar geplaatste ramen van gelijke grootte, gevat in 1 kozijn. boogfries Reeks van uitgemetselde bogen, steunend op kraagstenen, meestal ter versiering onder een kroonlijst geplaatst. boogveld Het gedeelte bij een blinde boog dat ingesloten wordt door de overspanning en de horizontale lijn tussen de aanzetten. borstwering Het deel van de buitenmuren dat boven de zolder- of dakvloer uitsteekt. Ook: een tot borsthoogte opgetrokken muur of open hekwerk van een balkon, loggia of dakterras. bouweenheid Aantal woningen die constructief of bouwkundig een geheel vormen. Als geen duidelijke dilatatie aanwezig is hebben bouweenheden invloed op elkaar bij zettingen. bouwmuur Constructieve wand bovenkant funderingshout Hoogste punt van het funderingshout meestal aangegeven ten opzichte van NAP. Bovenste funderingshout is bij de Amsterdamse en Rotterdamse fundering bovenkant schuifhout. Hoogste punt van het funderingshout bij houten palen waarop een betonbalk rust een aantal cm boven onderkant balk. De paal steekt namelijk een aantal centimeters in de beton. Normaal 30 tot 50 mm. bovenlicht Raam boven een deur of het bovenste raam van een venster. bovenwaarde De hoeveelheid warmte die vrijkomt wanneer er 1 kubieke meter gas wordt verbrand. De hoeveelheid warmte is inclusief de condensatiewarmte bedrijfswaarde De contante waarde van roerende en onroerende goederen van een verhuurder brandveiligheid Brandveiligheid van gebouwen, beheersen van branden, voorkomen van brandoverslag. business Logistics De beheersing van de totale goederenstroom capillaire werking In poriën opgestegen grondwater. In klei is de capillaire werking vrij goed. In zand loopt het grondwater snel weg. caissonmethode Ook: methode met zinkbakken. De caissonmethode is er oorspronkelijk op gebaseerd een soort "kist" te maken die volgestort wordt met zwaar materiaal, zodat een stevige constructie ontstaat als fundering. Later is de methode gebruikt om tunneldelen te prefabriceren. Bij deze bouwmethode worden de segmenten (caissons) bovengronds op hun juiste plaats gebracht (soms zelf daar vervaardigd) en vervolgens "afgezonken" door de onderliggende grond weg te zuigen, totdat ze op de juiste diepte op de vaste zandlaag rusten. Ook voor dijkverzwaring worden caissons gebruikt.
capillair Ook: haarvat, haarbuisje. In de hydrostatica is een capillair verschijnsel dat water in een dun haarvat stijgt. In de natuur vindt capillaire werking bv. plaats bij bloedvaten en bij het watertransport van de wortels naar de bladeren. In de bouw bv. bij het opzuigen van water door bakstenen (optrekkend vocht). Meestal wordt de term capillair als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, bv. in capillaire werking, capillaire buizen, capillair water. Carbonatatie of Carbonatie Carbonatatie is een scheikundige reactie van gebluste kalk (calciumhydroxide, calciumhydraat) met koolzuurgas en waarbij kalk (calciumcarbonaat) wordt gevormd: Ca(OH)2 + CO2 ==> CaCO3 + H2O. Deze laatstgevormde kalk is onoplosbaar en kan zelfs in bepaalde omstandigheden helpen bij het herstel van beton (zelfherstellend materiaal) omdat bij een haarscheurtje in het beton het calciumhydraat uit het beton met het koolzuurgas uit de buitenlucht kan reageren en "vaste kalk" vormt waardoor het beton onder het haarscheurtje van de buitenlucht wordt afgesloten. Voor de bouw is belangrijk dat carbonatatie in beton ook nadelig kan zijn. Het calciumhydroxide beschermt door zijn basische karakter (zuurtegraad pH van 12,5) de wapening tegen corroderen (roesten). Door teveel carbonatatie kan de pH dalen tot onder de 9 waardoor corrosie van de wapening optreedt en betonrot kan ontstaan. Het is mogelijk niet al te zeer aangetast beton via realkalisatie weer te beschermen. casing Een holle stalen buis met een losse vloerplaat die in de grond geheid wordt waarna deze of gebuikt wordt als stalen verloren bekisting of uit de grond getrokken wordt. "Wat is een Casing Draaipaal (foto's links)? Een stalen buiselement, voorzien van een gesloten enkelblads schroefpunt, wordt middels een hydraulische boormotor in de grond geboord. Nadat het gewenste paalpuntniveau bereikt is, wordt een wapeningskorf aangebracht, de buis afgevuld met beton en de kop afgewerkt. Casing Draaipalen kunnen worden toegepast daar waar trillingen en geluidshinder niet acceptabel zijn. Een Casing Draaipaal is een in de grond gevormde, 100% grondverdringende paal met een permanente stalen casing die trillingsvrij wordt vervaardigd". "Wat is een Vibro-combinatiepaal (foto's rechtsboven)? We heien een holle stalen buis de grond in, de zgn. casing. Deze casing heeft een losse voetplaat om de onderzijde van de buis te sluiten. De casing is 30 meter lang, heeft een diameter van 50 cm en een wanddikte van 19 mm. In de casing hijsen we een betonnen vierkante paal van 32 x 32 cm. De ruimte tussen de vierkante paal en de ronde casing vullen we op met grout, een cementachtig mengsel dat we vloeibaar inbrengen en in de grond hard wordt. Hierna trekken we de casing al trillend uit de grond. De betonnen paal met grout blijft in de grond en vormt de eigenlijke paal." (tweede foto rechts) Ook de zg. fluïdatiepaal (foto's rechts) wordt na gebruik weer getrokken: "De stalen hulpbuis waarmee de fluïdatiepaal wordt ingebracht, wordt in een losse stalen voetplaat met opstaande ring op de bodem van de bouwput geplaatst. Ten behoeve van het fluïdatieproces is de buis voorzien van 2 of 3 hoge druk waterleidingen. Deze eindigen in nozzels (met een opening van 1 tot 2 mm) die in de voetplaat zijn verzonken. Omdat aan het uiteinde van de buis een rubberen ring is geplaatst kunnen grond en grondwater de buis niet binnendringen. Terwijl via de nozzels water onder zeer hoge druk (400 tot 500 bar) onder de voetplaat wordt gespoten, wordt de hulpbuis in de grond gebracht met een in frequentie regelbaar trilblok. Tijdens dit proces kunnen de hoeveelheid water en de waterdruk aangepast worden afhankelijk van de weerstand van de bodem. Is de buis eenmaal op diepte dan wordt gedurende 2 minuten droog nagetrild. Hierna kan de wapening en de beton aangebracht worden waarna de buis met het trilblok weer getrokken wordt." CE Merk Symbool dat zowel op het product als op de verpakking voorkomt. De vermelding van dit merkteken informeert de gebruiker over het feit dat het product voldoet aan de essentiële vereisten zoals vermeld in de Europese Normen over de PBM‟s. Het kan worden omschreven als een „paspoort‟ waardoor het product kan worden verkocht in de Europese Unie. Dit is geen kwaliteitsmerk
chaletstijl Term die wordt gebruikt voor gebouwen die aan de zwitserse chaletbouw herinneren, door toepassing van overstekende kappen met veel houtsnijwerk en vaak houten veranda's en vakwek. Veel toegepast bij villa's en andere gebouwen in bosrijke omgeving. (ca. 1870-1910). classicisme Richting in de kunst die de modellen der Griekse en Romeinse oudheid navolgt. In de architectuur betekent dit meestal de toepassing van de antieke orden. De orden zijn gebonden aan bepaalde verhoudingen en ornamenten waarbij de zuil het meest wezenlijke element van alle onderdelen vormt. colonnade Een reeks van zuilen die een hoofdgestel dragen en niet zoals bij een arcade met bogen verbonden zijn. composiet Vermenging van de Corinthische met de Ionische orde console Uit de muur stekend geprofileerd stenen of houten deel dat dient ter ondersteuning van een balk, kroonlijst of balkon, sinds de renaissance vaak in de vorm van een voluut. constructieve veiligheid Constructieve Veiligheid door aandacht te besteden aan speciale situaties met mogelijk grotere dan gebruikelijke belasting. Zowel vanuit ligging, functie of imago. Daarbij denken wij aan bedreigingen zoals overstroming, zettingen, explosies, aanslagen en ongebruikelijke, langdurige of extreme belastingen contante waarde De waarde op dit moment van een in de toekomst te betalen of te ontvangen bedrag cordonlijst Uitspringende horizontale, veelal geprofileerde lijst langs een gevel, teneinde door schaduwwerking de horizintale geleding van de gevel te onderstrepen. corinthisch Een variant van de Griekse classistische bouwstijl uit Corinthie. Het meest eigene kenmerk van deze variant is de versiering van de kapitelen met acanthus bladeren. corps de logis Hoofdpartij van een aanzienlijk stads- of buitenhuis, meestal ter onderscheiding van de lagere en minder diepe zijvleugels. correctief onderhoud Is noodzakelijk om machines of installaties welke buiten specificaties lopen (of zelfs geheel gestopt zijn), opnieuw binnen tolerantie hun taak te laten vervullen dagkant Afgeschuinde of geprofileerrde binnenkant van een venster, poort of boog, dwars of nagenoeg dwars op de muur staand. dakhuis In het verlengde van de gevel door de daklijst heenbrekende opbouw, voorzien van een eigen dak waarvan de nok haaks staat op de nok van het hoofddak. dakkapel Klein uitspringend venster dat het hellende dakvlak onderbreekt, aangebracht om licht en lucht onder de kap toe te laten.
dakschild Een dak is een afdekking van een gebouw, bestaande uit een kapconstructie met verscheidene dakvlakken (m.u.v. een plat dak), de zogenaamde 'dakschilden', waarop de dakbedekking is aangebracht. deel Het middenstuk van het bedrijfsgedeelte van een boerderij. De deel werd vroeger als dorsvloer gebruikt. definitief onderzoek Een grootschalig opgezet en door de gemeente Dordrecht bekostigd onderzoek conform het VNG protocol. diëlektrische sterkte DIN EN 61058 T.1 (VDE 0630 T.1) para. 15.1 => Weerstand (in kOhm, MOhm) tussen 2 verschillende polen van een schakelaar en tussen alle onderdelen die onder spanning staan Delftse school Traditionalistische sobere bouwstijl (ca. 1925-1955), ontstaan rondom de Delftse hoogleraar ir. M.J. Granpré Molière (1883-1972). Inspiratiebronnen vormden de traditionele vaderlandse baksteenarchitectuur en, bij kerkbouw, de romaanse bouwkunst. Kenmerkend zijn het vrijwel uitsluitend gebruik van baksteen, hoge met pannen beklede daken tussen topgevels en het gebruik van natuursteen op constructief belangrijke punten. De Delftse School heeft de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog in sterke mate beheersd. deurkalf Horizontale dwarsregel tussen een deur en haar bovenlicht diefijzers Metalen tralie- of hekwerk aangebracht in de kozijnen van keldervensters en ook wel op de begane grond. In oorsprong bedoeld ter voorkoming van inbraak. dilatatie Een constructieve naad in een bouwcomplex welke het mogelijk maakt dat de bouwdelen aan weerszijde van de dilatatie onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen. DIN Duitse normalisatie norm dordtse fundering Als en Rotterdamse fundering, muur met vertanding, schuifhout, langshout en houten paal. In afwijking van de Rotterdamse fundering zit bij de Dordtse fundering tussen langshout en paal een kesp. doorzalend dak Men spreekt van een doorzalend dak wanneer in de dakschilden een lichte knik naar binnen (zaling) aanwezig is. dorisch De meest eenvoudige en robuuste van de drie klassieke Griekse zuilenorden. De meest eigene kenmerken van deze variant zijn de veelal gegroefde zuil (cannelures) en het onversierde kapiteel. dorpel De horizontale delen van een deur of raamkozijn. draairaam Raam dat draait op scharnieren of duimen
driepas Gotisch geometrisch motief van maaswerk in venstertoppen, nissen, borstwering, friezen e.d. gevormd door drie elkaar rakende cirkels en een grote omschreven cirkel. droogstand Situatie waarbij het grondwater (soms tijdelijk) beneden het niveau van het bovenste funderingshout staat. druppellijst Uitspringende lijst waar hemelwater, komend van hoger liggende bouwdelen, langs afdrupt, meestal toegepast langs de onderzijde van het dak. Dubo Duurzaam Bouwen duim Ronde pen als draaipunt voor een geheng, dat als een koker om de duim is geplaatst DSC Distributed Control System. Systeem voor gedistribueerd integraal meten, regelen en visualiseren van een procesinstallatie dwarshuisboerderij Boerderij waarbij het woonhuisgedeelte dwars op het achterhuis van de boerderij is geplaatst. Beide delen zijn voorzien van een eigen dak. Wordt ook wel T-huisboerderij of krukhuisboerderij genoemd. dynamische respons Verwijst naar het gedrag van constructies die blootstaan aan dynamische belastingen electrische veiligheid Het toepassen van de diverse NEN-normen en eventueel aanvullende analyses om de risico's van spanningen, stroom en elektromagnetische interferentie (EMI/EMC) te voorkomen. externe veiligheid Risico's voor de omgeving door vliegbewegingen, installaties of transporten van gevaarlijke stoffen. freatisch grondwater De waterspiegel in de bovenste bodemlagen. funderingsbalk Een betonbalk boven de palen waarop het metselwerk rust. Gewoonlijk staat hieronder een enkele rij palen. funderingsherstel Methodiek om de fundering voor lange tijd voldoende draagkracht terug te geven. Voor funderingsherstelmethoden zie de publikatie van de BVFP. funderingshout Het geheel van alle houten onderdelen van een fundering op houten palen dus palen, kespen, langshout en schuifhout. fundering op staal Fundering zonder palen die direct op de onderliggende grond rust.
funderingstechnische handhavingstermijn De periode waarop de fundering op de huidige wijze zal kunnen blijven functioneren zonder dat herstelmaatregelen nodig zijn. galerij Overdekte, door zuilen ondersteunde gang in, naast of rondom een gebouw. galmgat Smalle opening in de muur van een toren ter hoogte van de klokken, waarin schuingeplaatste galmborden het geluid van de luidende klokken naar buiten leiden. gepotdekseld Gedeeltelijk over elkaar gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan. gewelf Al in de derde eeuw vóór Christus ontstonden de eerste boogconstructies. De boogconstructie zou, anders dan bij de Griekse bouwkunst, een belangrijke plaats innemen in de Romeinse bouwkunst. Rond de tweede eeuw voor Christus begonnen de Romeinen ook gewelven te bouwen. Ze gebruikten hiervoor houten hulpconstructies, formelen genaamd, waarop zij bogen metselden van metselwerk. Deze bogen vormden samen met dwarsverbindingen (ribben) een netwerk van vakken, waarin weer "beton" werd gestort. De Romeinen kenden ton-, koepel- en kruisgewelven. gotiek In het begin van de 12e eeuw in Frankrijk ontwikkelde bouwkunst, de opvolger van de romaanse bouwkunst. Zeer belangrijk is de nieuwe constructiemethode waarbij de massa van de overspanning d.m.v. ribben en zuilen wordt gedragen. De muur verloor hierdoor haar dragende functie en kon van grote ramen worden voorzien. Het meest typerende motief is de spitsboog. grondwater/grondwaterpeil/grondwaterspiegel/grondwaterstand De waterspiegel in de bovenste bodemlagen. Ander woord hiervoor is freatisch grondwater grondwateronttrekkingen Onttrekkingen van grondwater door drinkwaterleidingbedrijf, industrie en op bouwlocaties, bij tunnels etc. Zie ook NVDO Infra-Nieuwsbrief 10 artikel 7. hardheidshamer/prikker/prikapparaat, pylodon/slaghamer Apparaat waarmee op gestandaardiseerde wijze de indringingswaarde van houten palen wordt gemeten. herleidbaarheid: Om zeker te zijn van de onzekerheid van de standaard (populair gezegd 'nauwkeurigheid'), is het begrip herleidbaarheid van belang. In Nederland worden de nationale standaarden beheerd bij het Nederlands meetinstituut. Dit instituut beheert en onderhoudt de bestaande Nederlandse meetstandaarden en ontwikkelt nieuwe meetstandaarden en referentiematerialen. Deze standaarden zijn op hun beurt weer vergeleken met de internationale standaarden (Système International). De opeenvolgende vergelijkingen met hogere standaarden naar de hoogste (internationale) standaard noemen we herleidbaarheid. Degene die kalibreert moet dus kunnen aantonen dat zijn standaard via een ononderbroken keten vergeleken is met de (inter)nationale standaard. h.o.h afstand Hart op hart afstand = afstand tussen twee middens van twee elementen zoals bv palen.
indicatief onderzoek Een globaal en indicatief onderzoek naar de fundering. Hier moet niet al te veel waarde aan worden gehecht. indringingswaarde De afstand in mm waarover de pen van de standaard prikker (hardheidshamer) het funderingshout binnendringt bij beproeving. Deze afstand is een maat voor de kwaliteit en aantasting van het funderingshout industriële veiligheid Veiligheid van industriele activiteiten betreft meer particulier en bedrijfs-specifiek werk, dan dat het een maatschappelijke issue betreft zoals brandveiligheid van gebouwen. Oplossingen moeten bedrijfscontinuiteit garanderen. (wettelijk) IJken: Het vaststellen (door een RVA geaccrediteerd metrologisch laboratorium) of een meetmiddel geheel voldoet aan de voorschriften zoals deze voor het betreffende meetmiddel in de toepassing gelden. Bij afwijking justeren tot binnen de gestelde voorschriften. Waarmerken van het meetmiddel als geijkt. Bovenstaande geldt alleen voor lengte, oppervlakte, inhoud (volume) en massa. inklinking De grond wordt door druk en uitdroging in elkaar gedrukt. Hierdoor zakt het maaiveld. inrichting van de omgeving Inrichten van omgeving van groot tot klein: planologie, stedebouwkunde, architectuur, landschapsarchitectuur instorting Het aantal mm dat een houten paal is ingestort in een betonbalk.
justeren: Apparatuur zo aanpassen dat de meetafwijking ten opzichte van de standaard lager is dan de toegestane afwijking voor de toepassing. laddervenster Venstertype, veel toegepast in de Amsterdamse School architectuur, waarbij de roedenverdeling doet denken aan de sporten van een ladder. lambrizering Wandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen het onderste gedeelte van een muur. landhuis Royaal opgezet woonhuis in de regel vrijstaand of twee onder een kap gebouwd. Vertoont qua bouwstijl invloeden van stromingen als de amsterdamse school en de delftse school. langhuisboerderij Boerderij waarbij het woonhuis en het achterhuis onder 1 dak in elkaars verlengde liggen. langshout Houten balk, veelal gelegen onder een draagmuur welke het gewicht van de constructie (het bouwwerk) overbrengt op de palen of paaljukken. Langshout komt voor bij de Amsterdamse en Rotterdamse fundering.
lantaarn Opengewerkte verticale geleding van een toren. latei Draagbalk boven gevelopeningen. leilinde Lindeboom waarvan de takken langs een houten raam en ten gevolge van snoeien in 1 vlak zijn gegroeid. De lindeboom is als het ware afgeplat. leipan Platte dakpan of daktegel. lessenaarsdak Dak voorzien van slechts 1 hellend dakvlak of dakschild. ligger Ondersteunende balk lintvoeg + lintvoegwaterpasmeting Bij de bouw was dit altijd een horizontale voeg in het metselwerk in een bouweenheid. De metselaar spande een horizontale draad waarlangs hij de stenen neerlag. Door oude lintvoegen opnieuw te meten kan gezien worden of plaatselijk zakkingen zijn ontstaan lisenen Verticale enigzins uit de muur vooruitspringende banden, met een decoratieve geledende functie. loggia Inpandig balkon. luifel Een plat uitgebouwd afdak, veelal tegen een gevel boven een deur geplaatst. maaiveld Het vlak gevormd door de bovenkant van de grond of bestrating, met name rondom een gebouw of woning maaiveldhoogte De hoogte van het maaiveld t.o.v NAP mm Millimeter Meetboutje Een in een gevel vastgedraaid boutje voor het uitvoeren van een lintvoegwaterpasmeting. Ook wel nauwkeurigheidswaterpasmeting genoemd. meten: Meten in strikte zin is de bepaling van de grootte of de omvang van iets aan de hand van waarneming en uitgedrukt in een getalswaarde of in een eenheid met een aangegeven dimensie milieu De milieubeleidsontwikkeling is een samenspel tussen de verschillende overheden, waterschappen, bedrijven en andere actoren. Het beheersen van milieurisico's speelt hierbij een belangrijke rol.
monitoring Het gedurende 3 jaar of langer in de gaten houden van het bouwblok. Het kan hierbij gaan om 1. maandelijkse metingen grondwaterstand bij de fundering 2. metingen van zettingsverschillen middels meetboutjes in de gevel 3. scheurwijdtemeters 4. draagkrachtonderzoek muuranker Smeedijzeren staaf om balken en stijlen aan muren te bevestigen en deze tegen uitwijken te vrijwaren. Een muuranker bestaat uit een zgn 'strop' en een 'schieter'. De horizontaal geplaatste strop is voorzien van een oog, waardoor de verticale schieter kan worden gestoken. De schieter drukt dan tegen het muurwerk. Een muuranker kan recht, S-, X- of Y-vormig, maar ook rijk bewerkt zijn. Ook jaartalankers komen voor. N.A.P. (Normaal Amsterdams Peil) Referentieniveau van het Nederlands landmeetnet. NAP komt ongeveer overeen met de hoogte van de zeespiegel. natuurgeweld Bij inrichting en beheer van de gebouwde en natuurlijke omgeving is bescherming tegen natuurlijke invloeden bijna altijd aan de orde. Beheersing van natuurgeweld is in wezen de aanduiding voor de vraagstukken die overblijven nadat met zeg 99% van de natuurlijk invloeden is rekening gehouden. Rekening moet worden gehouden met de directe gevaren, maar ook met de daaropvolgende gevaren en kettingreacties. negatieve kleef Door inklinking en onder andere uitdroging van grondlagen gaan deze aan de paal hangen. Hierdoor worden palen extra belast. Als de paal niet voldoende weerstand heeft bij de punt dan kan de paal naar beneden worden getrokken. Er zijn situaties aangetroffen waarbij de paal los van de funderingsbalk kwam te staan. neoclassicisme Een architectuurstroming uit het einde van de 18e eeuw en de eerste helft van de 19e eeuw. De hernieuwde interesse in de kunst van de klassieke oudheid was het gevolg van belangrijke archeologische opgravingen en studies in die periode. Kenmerkend is de toepassing van classicistische elementen als frontons, kroonlijsten, zuilen, pilasters, ed. neogotiek Met deze architectuurstijl wilde men de gotische bouwkunst doen herleven. Er zijn twee fasen te onderscheiden: - Sinds ca. 1740 als begeleidend verschijnsel van de romantische beweging, met name in Engeland. - Begin 19e eeuw voortkomende uit de liefde voor het (door het middeleeuwse gildewezen bevorderde) ambacht, echtheid van materiaal en de eerlijkheid in constructie. In Nederland zijn vooral de neogotische kerken bekend, die in de tweede helft van de 19e eeuw na het herstel van de bisschoppelijke hierarchie zijn gebouwd. Bekende architecten die bouwden in de neogotische stijl zijn P.J.H. Cuypers en A. Tepe. neorenaissance Neostijl die in ons land de profane architectuur en o.a. de protestantse kerkelijke bouwkunst in het laatste kwart van de 19e eeuw beheerste. Vooral geinspireerd op de Vlaamse en Noordnederlandse renaissance van het eind van de 16e eeuw, met als doel de 'eigen stijl van ons land' te laten herleven. Karakteristieke elementen zijn wandgeleding van pilasters, hardstenen banden, lijsten en ornamenten, ontlastingsbogen met gekleurd siermetselwerk, trapgevels en sierankers. nok Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, opperste rand van een dak.
oeil de bouef (Frans: koeienoog) Klein rond of ovaal of achthoekig licht. ontlastingsboog Boog gemetseld in een muur boven een raam- of deuropening om het erbovenliggende metselwerk te dragen. opkamer Hoger dan andere kamers op dezelfde verdieping gelegenkamer. Meestal is deze hogere ligging veroorzaakt door een onderliggende halfverzonken kelder. oranjerie Bouwwerk of kas, bij voorkeur met vensters op het zuiden, waarin 's winters niet winterharde gewassen worden bewaard. Oranjerieen treft men vaak op grote buitenplaatsen aan. overkraging Overstekende, gemetselde steenlagen om een muurverzwaring of uitspringend bouwdeel te ondersteunen overstek Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel. onderkant metselwerk of fundering Het laagste niveau van het metselwerk of de betonbalk. Dit is niet gelijk aan bovenkant funderingshout. Bij metselwerk zit het schuifhout boven dit niveau en bij betonbalken zijn palen enkele cm ingestort (instorting). overstek Gedeelte van een constructie die slechts aan één wordt ondersteund. OZB Onroerend Zaak Belasting, een gemeentelijke belasting. Zie nieuwsbrief 10 en 11. paaljuk Het geheel van een kesp met daaronder twee palen bij een Amsterdamse fundering. paalkop Bovenste gedeelte van een funderingspaal. paalrot = Schimmelaantasting Ten gevolge van droogstand van de palen ontstaat schimmelvorming die de palen aantast. Eenmaal weer onder water, stopt dit proces. Als de paal nog voldoende draagvermogen heeft en goed onder water staat is er niets aan de hand. Bij nieuwe droogstand gaat de cumulatieve droogstand werken en treedt verdere paalrot op. paalschacht Buitenkant van een funderingspaal, van paalkop tot paalvoet. paalvoet Onderkant van een funderingspaal. palenpest = Bacteriële aantasting Aantasting door bacteriën. Deze aantasting kan ook aanwezig zijn als geen droogstand aanwezig is. Zie voor diverse meningen over dit onderwerp nieuwsbrief 10.
palenplan Plan waarop de plaats van de palen in bovenaanzicht staat aangegeven. palmet Symmetrisch ornament gelijkend op een palmblad; afkomstig uit de Griekse oudheid. paneel Rechthoekig vlak, gevat in een omlijsting, toegepast in deur of luik. Als decoratief motief ook toegepast in een fries of een liseen peil Meestal bovenkant begane grondvloer. peilbuis Verticale meetbuis met filter, waarin de grondwaterspiegel met een peillood kan worden vastgesteld. peilgebied Gebied, veelal afgebakend door een watergang of dijk (polder) waarbinnen het waterschap middels bemaling een stabiel open waterpeil gehandhaafd wordt. penant Metselwerk naast of tussen raam of deurkozijnen. poer Blokvormig deel van een fundering, meestal van beton, waarbij twee of meer palen staan. primaire net peilbuizen Het grofmazig peilbuizenmeetnet dat vanaf 1994 maandelijks door de gemeente wordt gemeten. rollaag Een in het verband van een muur gemetselde laag van op zijn kant gemetselde stenen. Meestal boven kozijnen. Rotterdamse fundering Fundering bestaande uit een enkele rij houten palen, onderling verbonden door langshout. Op het langshout zit nog een schuifhout om het metselwerk op zijn plaats te houden. Soms zit tussen paal en langshout een kesp, in dit geval spreekt men ook wel van een Dordtse fundering. scheefstand De scheefstand ten opzichte van het horizontale vlak. scheurvorming Het geheel (en het patroon) van de scheuren in het pand. schilddak Dak met twee driehoekige schilden aan de smalle zijden en twee trapeziumvormige aan de lange zijden. Deze daken hebben over het algemeen een korte noklijn. De oplopende snijlijnen van de dakschilden worden hoekkeoers genoemd. schimmelaantasting = paalrot Ten gevolge van droogstand van de palen ontstaat schimmelvorming die de palen aantast. Eenmaal weer onder water, stopt dit proces. Als de paal nog voldoende draagvermogen heeft en goed onder water staat is er niets aan de hand. Bij nieuwe droogstand gaat de cumulatieve droogstand werken en treedt verdere paalrot op.
schuifhout Houten balkje op het langshout bij een Amsterdamse of Rotterdamse houten paalfundering. Bedoeld om het metselwerk op zijn plaats te houden. schuifvenster Het geheel van kozijn, raam en ruiten, waarbij het boven- en benedendeel van het raam verticaal langs elkaar kunnen schuiven. Dit type venster is aan het eind van de 17e eeuw ontwikkeld. In de 18e eeuw hadden zowel het onder- en bovenraam een roedenverdeling. In de 19e eeuw werd het aantal ruiten verminderd tot zes of acht en werd het bovenste deel van het raam vastgezet, zodat alleen het onderste, grootste deel met vier ruiten verschoven kon worden. An het einde van de 19e eeuw verdween het zesruits schuifvenster en maakte men schuiframen met een tussenstijl (T-venster). In de 20ste eeuw verdween ook deze tussenstijl (H-venster) en werd het bovenraam veelal voorzien van glas-in-lood. schuurberg Hooiberg met een stenen of houten onderbouw die dienst doet als schuur. secundaire net peilbuizen Het fijnmazige meetnet van de gemeente. Dat in 1999 een aantal keren is gemeten en waarvan de metingen in 2002 zijn hervat. Vooralsnog is dit net niet representatief voor de beoordeling van de grondwaterstand. slaghamer Meetinstrument wat middels een veer een stalen punt met vaste energie wegslaat. Uit de mate van indringing van de stalen punt kan de aantasting van de paal worden bepaald alsmede de restdraagkracht. slangenwaterpas Apparaat waarmee het hoogteverschil tussen twee punten kan worden gemeten. sociale veiligheid Veilig voelen en zijn van mensen, goederen en informatie. Veiligheid bewerkstelligd via een breed en veelzijdig stelsel. Sociale veiligheid, het figuurlijk begaanbaar houden van de openbare ruimte, behoort evenzeer tot de opgaven voor advise- en ingenieursbureaus als het letterlijk begaanbaar maken van de kale ruimte. sondering Reguliere onderzoekmethode voor geotechnische doeleinden, waarbij een conus van 4-5 cm doorsnede vanuit een sondeerwagen de grond in wordt gedrukt. Uit de mate van weerstand tegen dit wegdrukken kan de vastheid van de grondlagen worden afgeleid. t-huisboerderij Boerderij van het hallenhuistype, waarbij het woonhuisgedeelte (voorhuis) dwars op het achterhuis is geplaatst. Beide delen zijn voorzien van een eigen dak. t-venster Schuifvenster waarvan het onderste deel van een middenstijl is voorzien. Deze stijl en de dwarsregel voormen de letter T. tandlijst Lijst van blokjes. In metselwerk gevormd door om en om uitspringende koppen. tentdak Dak met vier of meer gelijkbenige driehoekige schilden, die samenkomen in één punt.
terracotta (It: gebakken aarde) Ongeglazuurd aardewerk timpaan Het in een fronton besloten veld tongewelf Gewelf waarvan de dwardoorsnede een halfronde circel of spitsboog is. Het gewelf ontstaat door de boogvorm in één richting vele malen te herhalen, zodat de kruin van het gewelf uit één rechte lijn bestaat. topgevel Gevel met een in een punt uitlopend geveldeel. Een topgevel staat meestal aan de korte zijde van een gebouw of vormt de hoofdgevel van een risaliet. topgeveldecoratie Veelal in hout uitgevoerde versiering in de top van de gevel, varierend van een eenvoudig beschot tot een ajour. toscaans Een door de Romeinen vereenvoudigde versie van de Dorische zuil. De Toscaanse orde kenmerkt zich door de gladde ongecanneleerde zuil. tracering In baksteen, natuursteen of soms in hout uitgevoerde decoratieve vulling in het bijzonder in de koppen van gotische vensters, nissen en muurvlakken. transportveiligheid Naarmate de eigen betrokkenheid afneemt en het groepsrisico groter is, neemt het acceptatie-niveau van gevaar snel af. Het kan complex zijn bij inrichting en beheer van transportsystemen rekening te houden met uiteenlopende belangen. Oplossingen voor veiligheid zijn te vinden in Infrastructuur, Beheerssystemen, Regelsystemen, Logistieke en Besturingssystemen. trapgevel Gevel waarvan de top zich trapsgewijs versmalt. trasraam Onderste deel van de gevel, gemetseld in minder wateroptrekkende steen. travee Begrip bij de vlakverdeling van gevels. De afstand tussen twee opeenvolgende steunpuntassen in de lengterichting van een gebouw of bouwonderdeel; vaak de breedte van een deur of venster. tudorboog Boog met getoogde hoeken en twee elkaar in het toppunt rakende rechte lijnen, waardoor een stompe hoek ontstaat. tuile-du-nord Machinaal vervaardigde vlakke dakpan met rechts aan de zijkant een bolle rand die over de aangrenzende pan komt te liggen tuitgevel Puntgevel met links- en rechtsonder een klein horizintaal gedeelte en aan de bovenzijde eindigend in een smalle, rechthoekige hals.
uitkragen Geleidelijk overstekend uitmetselen van steenlagen. uitmetselen Ten opzichte van het eronder gelegene vooruitspringend metselen. vakwek Constructie waarbij balken en staven een stelsel van rechthoeken en/of driehoeken vormen en aan de uiteinden en/of kruiselings verbonden worden tot een onwrikbaar geheel. Zowel toegepast voor wanden (vakwekbouw) als voor draagconstructies. valideren: Aantonen dat de meetapparatuur / meetmethode geschikt is voor de toepassing. veranda Open of met glas gesloten uitbouw aan een woonhuis. villa Oorspronkelijk een buitenverblijf van een aanzienlijke Romein; thans de aanduiding voor een vrijstaande, aanzienlijke woning. De stadsvilla is ontwikkeld in de tweede helft van de 19e eeuw toen het voor een grotere groep stedelingen financieel mogelijk werd huizen te laten bouwen te midden van veel groen. De inspiratiebron voor deze villa was de middeleeuwse bouwtraditie van vakwerkhuizen. De nadruk lag op een onregelmatig gevormde dakpartij en een asymmetrische gevelopbouw. Karakteristiek zijn het siermetselwerk, de houten topgeveldecoratie, de gedeeltelijke bepleistering van de gevels of het siermetselwerk in gekleurde baksteen of natuursteen op constructieve punten vlechtingen Wigvormig gemetselde inzetstukken toegepast bij puntgevels als versteviging van het metselwerk langs de schuine zijkanten, meestal vier tot acht lagen breed. vleugelstuk Een houten of stenen klauw dat ter verfraaiing, gewoonlijk paarsgewijs aan weerskanten van een geveltop of dakkapel is geplaatst. voet Basement of plint van een muur of het onderste deel van een dak, geleding, etc. voluut Spiraal of kruisvormige versiering van Ionische of Corinthische kapitelen; ook toegepast als krul voor klauw- of vleugelstukken van gevels, deuren of vensteromlijstingen. vorktracering Raamtracering van vensters met een boog in de top. De stijlen van het venster splitsen zich boven de aanzetten van de boog in armen die worden dooreengevlochten. De eenvoudigste vorktracering is die van een stijl gesplitst in twee armen. waterpasinstrument Een instrument waarmee hoogteverschillen t.o.v het horizontale vlak kunnen worden gemeten. waterpassing Nauwkeurige niveaubepaling. wenkbrauw Enigzins uitkragende, gemetselde of gerpleisterde decoratieve band aan de bovenzijde van een venster of deur.
wimberg Een siergevel boven vensters boven vensters en portalen in de gotische bouwstijl. windveer Plank aan weerskanten van een rieten- of pannendak ter afdekking van de voorrand, veelal voorzien van decoratief houtsnijwerk. wolfsdak Dak met afgeschuinde kanten aan de korte zijden. zakking/zetting Maat voor de afstand of hoogte waarover een pand of fundering (of een onderdeel daarvan) is gezakt ten opzichte van de oorspronkelijke positie. Zakking van het maaiveld komt ook voor; dit heet inklinking. zettingsverschillen Verschillen in zakking tussen twee of meerdere onderdelen van panden of funderingen. Zakkingen op zich behoeven niet tot schade te leiden. Zettingsverschillen leiden bij bepaalde grootte meestal wel tot schade.
zomerhuis Klein bijgebouw achter of naast een boerderij gelegen, geschikt voor zomerverblijf en vaak ook in gebruik als kaasmakerij. zuil Kolom of drager met een schacht, die op een voetstuk of basement rust en bekroond wordt door een kapiteel. zwik Het hoekstuk tussen een boog en de rechthoekige omlijsting waarin de boog is gevat.
C O M P E T E N T I E W O O R D E N BO E K
Aanpassingsvermogen Definitie: Indien zich problemen of kansen voordoen, doelmatig blijven handelen door zich aan te passen aan veranderende omgeving, taken, verantwoordelijkheden en/of mensen.
Deze persoon: 1.
Accepteert behoefte aan aanpassing, past zich op verzoek aan: Is bereid ideeën of percepties te veranderen op basis van nieuwe informatie of gegronde redenen. Begrijpt gezichtspunten van anderen. Toont zich bereid tot verandering in taken en verantwoordelijkheden. Past op verzoek de manier van werken aan veranderende omstandigheden aan. 2. Past zich uit eigen beweging aan: Laat het oude gemakkelijk los en stelt zich nieuwsgierig op naar nieuwe manieren van werken. Heeft korte tijd nodig om effectief te werken wanneer de werkprocessen zijn veranderd. Onderneemt acties om zich zo snel mogelijk aan te passen aan nieuwe omstandigheden. 3. Verlegt de focus, kiest nieuw doel: Onderneemt actie om aan te sluiten bij een bepaalde situatie of persoon. Stelt aanpak tijdig bij, teneinde effectief te kunnen blijven opereren. Stelt het eigen doel bij als blijkt dat het oorspronkelijke doel niet haalbaar is. Reageert direct en adequaat op onverwachte, maar urgente en nieuwe zaken. 4. Speelt in op nieuwe zaken: Verandert het algemene plan, doel of project om aan te sluiten bij de situatie. Stelt oorspronkelijke doel bij om een effectieve bijdrage te kunnen blijven leveren. Voorziet de consequenties van externe veranderingen en past de koers in een vroeg stadium aan. Komt met ideeën om effectief op veranderende doelen in te spelen.
Ambitie Definitie: Ernaar streven hogerop te komen in de organisatie; gedrag vertonen dat erop is gericht carrière te maken en succes te boeken. Zich moeite geven zichzelf te ontwikkelen om dit te bereiken.
Deze persoon: 1.
Toont zich bereid te investeren: Toont bereidheid om te investeren in de eigen ontwikkeling maar onderneemt nog geen acties op eigen initiatief. Spreekt de wens uit in de toekomst meer verantwoordelijkheden te willen. 2. Accepteert extra taken en verantwoordelijkheden: Accepteert extra taken en verantwoordelijkheden die leiden tot ontwikkeling en het verbreden van de eigen rol. Reageert enthousiast op relevante leermogelijkheden die door de organisatie worden aangeboden. 3. Vraagt om meer verantwoordelijkheden: Vraagt om meer verantwoordelijkheden en legt daarbij claims op bepaalde verantwoordelijkheden. Vraagt naar mogelijkheden tot leerervaringen om de eigen loopbaankansen te vergroten. Onderneemt gericht acties: Maakt een stappenplan en onderneemt gerichte acties om op een bepaalde positie te komen (bijvoorbeeld: training, meedoen aan specifieke projecten om ervaring op te doen en dergelijke)
Besluitvaardigheid Definitie: Beslissingen nemen door middel van het ondernemen van acties of zich vastleggen door middel van het uitspreken van meningen. Deze persoon: 1.
Neemt een standpunt in: Durft een standpunt in te nemen en spreekt dit uit. Geeft snel aan wanneer iets wel of niet kan. Neemt een besluit als anderen hem/haar hierom vragen. 2. Neemt tijdig een besluit bij voldoende informatie: Neemt tijdig een besluit bij voldoende informatie, zonder overleg met of goedkeuring van anderen. Benut bij het nemen van beslissingen de eigen beslissingsruimte optimaal. 3. Neemt beslissingen op basis van beperkte gegevens: Stelt beslissingen niet onnodig lang uit. Neemt beslissingen waarvoor wel de belangrijkste informatie, maar nog niet alle informatie voorhanden is. 4. Neemt lastige beslissingen: Neemt snel en effectief lastige beslissingen. Neemt besluiten waarvan de gevolgen nog niet voor honderd procent te overzien zijn. Neemt de juiste beslissingen in het geval van tegenstrijdige belangen, ook wanneer anderen het er niet mee eens zijn.
Creativiteit Definitie: Met oorspronkelijke oplossingen komen voor problemen die met de functie verband houden. Nieuwe werkwijzen bedenken ter vervanging van bestaande.
Deze persoon: 1.
Staat open voor nieuwe ideeën: Reageert enthousiast op nieuwe en/of ongebruikelijke ideeën. Toont belangstelling voor andere benaderingswijzen. Gaat in op een nieuwe zienswijze van de ander. Heeft bij problemen meerdere suggesties voor een aanpak. 2. Treedt buiten het eigen denkkader: Herkent goede ideeën (van anderen) en bouwt hierop voort. Associeert gemakkelijk, legt snel relaties vanuit één gegeven naar een ander. Stelt aannames en vanzelfsprekendheden ter discussie om nieuwe ideeën te kunnen genereren. Bekijkt zaken vanuit ongebruikelijke invalshoeken. Gebruikt hulpmiddelen om buiten het eigen denkkader te treden, bijvoorbeeld mind mappen. 3. Combineert en bouwt op andermans ideeën: Past aangeleerde concepten of methoden goed toe en wijzigt deze. Combineert bestaande oplossingen of ideeën tot een oplossing die uniek is. Herformuleert andermans ideeën op een aansprekende manier. Experimenteert met het voortbouwen op andermans oorspronkelijke ideeën, probeert aanpakken uit. 4. Komt op eigen kracht op nieuwe ideeën of oplossingen in complexe situaties: Komt snel met verschillende oplossingsrichtingen voor complexe problemen. Komt met ongebruikelijke oplossingen en/of met nieuwe concepten. Komt snel met nieuwe scenario's als de omstandigheden of gegevens wijzigen. Verbindt concepten uit andere vakgebieden met het eigen werk tot iets nieuws en past deze toe.
Durf en zelfvertrouwen Definitie: Vertrouwen in eigen kunnen om taken te volbrengen en risico's te nemen. Risico's aangaan om uiteindelijk een bepaald herkenbaar voordeel te behalen.
Deze persoon: 1.
Staat stevig in zijn schoenen: Heeft geen toezicht nodig bij de uitvoering van het werk, brengt eigen standpunten krachtig naar voren, toont zelfvertrouwen. 2. Spreekt vertrouwen uit in eigen kunnen: Beschrijft zichzelf als kundig, iemand die iets voor elkaar kan krijgen. Spreekt in positieve bewoordingen over eigen resultaten. Toont niet bang te zijn om te falen. 3. Kiest voor uitdagingen en gaat conflicten niet uit de weg: Houdt van uitdagende opdrachten en raakt hierdoor geënthousiasmeerd. Zoekt naar en krijgt nieuwe verantwoordelijkheden. Komt met een gedurfd voorstel met risico van afwijzing. Komt met een zienswijze die haaks staat op de status-quo. 4. Kiest voor extreem uitdagende situaties: Confronteert management en klanten openlijk. Pareert weerstanden. Komt met voorstellen met kans op een hoge opbrengst, maar ook met kans op mislukking.
Energie Definitie: Gedurende een lange periode in hoge mate actief zijn wanneer de functie dat vraagt. Hard werken en uithoudingsvermogen hebben.
Deze persoon: 1. 2.
Werkt hard: Blijft doorgaan totdat de klus geklaard is. Werkt met enthousiasme: Blijft enthousiasme en kracht uitstralen, ondanks hard en veel werken. Reageert op meerwerk met enthousiasme en optimisme. 3. Doet extra werk: Neemt het voortouw in het oppakken van zaken die blijven liggen. Levert meer of beter werk dan is gevraagd. 4. Draagt enthousiasme over: Weet anderen op te peppen om de gewenste extra prestatie te leveren en bindt anderen door zijn enthousiasme en energie aan zijn doelen.
Flexibiliteit Definitie: Verschillende gedragsstijlen laten zien ten einde effectief te blijven functioneren en gestelde doelen te bereiken. Doelen via verschillende wegen bereiken.
Deze persoon: 1.
Erkent behoefte aan flexibiliteit: Pikt signalen op die duiden op weerstand bij de ander. Begrijpt dat een andere aanpak en/of gedragsstijl gewenst is. Benoemt in het werk kansen die via een andere aanpak benut kunnen worden. 2. Laat verschillende gedragsstijlen zien: Hanteert verschillende gedragsstijlen, bijvoorbeeld verschillende communicatiestijlen. Laat bij weerstand of conflicten verschillende stijlen zien. Geeft verschillende manieren van aanpak aan voor het oplossen van een probleem. 3. Past aanpak aan, zoekt doelgericht verschillende wegen: Bereikt zijn doel via verschillende 'wegen' (niet voor één gat te vangen). Gaat over op een andere aanpak om het doel eerder te bereiken. Past de regels aan of procedures zodanig toe om in een specifieke situatie het werk gedaan te krijgen en/of om doelen te bereiken. Stelt aanpak tijdig bij teneinde effectief te kunnen blijven opereren. Schakelt bij weerstand over op een aanpak die wel tot het doel leidt. 4. Voorziet kansen en belemmeringen, bereidt zich voor: Herkent het moment waarop van gedragsstijl gewisseld moet worden in een vroeg stadium en reageert met de juiste stijl. Voorziet situaties waarin weerstand kan optreden en bereidt deze voor. Ziet in een toekomstige situatie verschillende kansen en bereidt verschillende aanpakken voor om deze te benutten.
Groepsgericht leiderschap Definitie: Richting en sturing geven aan een groep en samenwerkingsverbanden tot stand brengen en handhaven om een beoogd doel te bereiken.
Deze persoon: 1. 2.
3.
4.
5.
Leidt bijeenkomsten goed: Stelt agenda en doelstellingen op, controleert de tijd, deelt taken toe en dergelijke. Houdt mensen op de hoogte: Houdt mensen op de hoogte van beslissingen en de consequenties daarvan, ook wanneer dit niet per se vereist is. Zorgt ervoor dat de groep alle nodige informatie heeft. Geeft aan waarom een verandering in de strategie van de organisatie of afdeling is ingezet. Legt redenatie achter besluiten uit. Stimuleert samenwerking: Stimuleert sfeer en samenwerking; legt accent op doelen, kansen en successen. Communiceert over doelstellingen en toetst bij medewerkers in hoeverre zij daarachter staan. Betrekt anderen bij planning en besluitvorming (vraagt om inbreng). Werkt aan het tot stand komen en behouden van goede onderlinge betrekkingen binnen de groep. Legt accent op gezamenlijk doel/belang: Schept randvoorwaarden (voldoende personeel, middelen, informatie voor de groep en dergelijke), verdeelt verantwoordelijkheden en creëert synergie. Legt accent op gezamenlijke doelen, is er niet op uit zelf te scoren. Organiseert besluitvorming zodanig dat iedereen zijn bijdrage kan/moet leveren en er een goed draagvlak ontstaat. Organiseert effectieve samenwerking binnen het team en neutraliseert eventuele wrijving tijdig en effectief. Vertaalt missie, strategie en beleid: Communiceert missie, doelen en strategie op zodanige wijze dat anderen enthousiast worden. Zorgt ervoor dat anderen meedenken en geloven in de missie, doelstellingen, beleid en dergelijke, en dit ook begrijpen. Verzekert dat aan de juiste randvoorwaarden is voldaan om de strategie te realiseren en dat groepstaken worden uitgevoerd. Is een geloofwaardig en onbetwist 'leider'.
Individugericht leiderschap en delegeren Definitie: Op effectieve wijze richting en sturing geven aan medewerkers en verantwoordelijkheden op duidelijke wijze toedelen, in het kader van de taakvervulling van de medewerker.
Deze persoon: 1. 2. 3.
4.
5.
Geeft instructies: Geeft duidelijke opdrachten en instructies aan medewerkers. Delegeert routinematig operationele kortetermijnzaken en bijbehorende beslissingsbevoegdheid. Geeft grenzen aan: Zegt 'nee' tegen onredelijke verzoeken. Stelt grenzen aan het gedrag van medewerkers waar nodig. Geeft duidelijk de ruimte aan waarbinnen men zelfstandig tot een keuze mag komen. Delegeert verantwoordelijkheden zo laag mogelijk binnen de organisatie. Stelt duidelijke en hoge eisen aan prestaties: Delegeert opdrachten die passen bij het niveau en de omstandigheden van de desbetreffende medewerker. Laat stijl van leidinggeven aansluiten op de behoefte bij de medewerker en de eisen van de situatie. Spreekt duidelijke verwachtingen uit over gewenst functioneren en te bereiken resultaten. Heeft zichtbare normen voor prestaties: Zet individuele prestaties tegen duidelijke normen af. Maakt resultaatafspraken en afspraken over gewenst gedrag aan de hand van normen (bijvoorbeeld prestatie-indicatoren en niveau per competentie). Evalueert opgeleverde resultaten en de weg daar naartoe in het licht van, van tevoren vastgestelde, criteria. Geeft (tussentijds) feedback op het functioneren en de bereikte resultaten. Houdt medewerkers verantwoordelijk voor functioneren en prestaties: Zet op consistente wijze prestaties en functioneren af tegen normen en geeft hierop tijdig feedback aan de medewerkers. Spreekt met medewerkers af dat zij zelf eigen prestaties en functioneren monitoren en aan de bel trekken als te bereiken resultaten in gevaar komen. Spreekt consequenties uit (bij het niet behalen van normen) en confronteert medewerkers op open en directe wijze over functionerings- en prestatieproblemen
Initiatief Definitie: Kansen signaleren en ernaar handelen. Liever uit zichzelf beginnen dan passief afwachten.
Deze persoon: 1. 2. 3. 4.
5.
Benut kansen: Herkent en benut kansen die zich voordoen om doelstellingen te bereiken. Haalt barrières weg om tot een oplossing te komen. Overziet de situatie, ziet wat er moet gebeuren en onderneemt acties uit zichzelf. Zet problemen om in kansen: Handelt snel en resoluut in geval van problemen. Benut de kansen die in een nieuwe situatie zitten. Neemt het voortouw en onderneemt extra acties buiten hetgeen oorspronkelijk gevraagd was. Draagt uit eigen beweging ideeën of oplossingen aan. Creëert kansen en mogelijkheden: Creëert kansen en minimaliseert potentiële problemen door unieke extra moeite of acties te ondernemen (ontwerp van een nieuw programma). Onderneemt acties om processen, programma's te verbeteren of te versnellen. Anticipeert op kansen en bedreigingen in de nabije toekomst: Anticipeert en bereidt zich voor op specifieke kansen en bedreigingen in de nabije toekomst (3 - 12 maanden). Onderneemt actie om een kans te creëren of een toekomstige calamiteit te voorkomen die niet zichtbaar is voor anderen. Anticipeert op kansen en bedreigingen in de toekomst: Anticipeert op situaties in de toekomst (1 - 2 jaar vooruit) en onderneemt actie om een kans te creëren of een toekomstige crisis te voorkomen die niet zichtbaar is voor anderen. Onderneemt acties hierop of zet anderen hiertoe aan
Integriteit Definitie: Handhaven van algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in activiteiten die met de functie te maken hebben.
Deze persoon: 1.
Spreekt open en eerlijk: Spreekt eerlijk over activiteiten die moeten worden ondernomen en de hoeveelheid moeite die hiervoor nodig is. Communiceert over verwachtingen en bedoelingen, in niet tegenstrijdige boodschappen. Komt beloftes en verplichtingen na. 2. Benadert de ander op een open en duidelijke wijze: Bespreekt verwachtingen, problemen, irritaties en dergelijke met de desbetreffende persoon zelf, zelfs wanneer het makkelijker is dit niet te doen. Komt openlijk uit voor zelfgemaakte fouten en neemt hiervoor de verantwoordelijkheid. 3. Behandelt anderen met respect: Blijft consistent in zijn handelwijze, ook als hij onder druk wordt gezet. Laat iedereen te allen tijde in zijn waarde. Brengt anderen niet in situaties die door hen niet zijn te hanteren. Neemt het naar buiten toe op voor collega's. 4. Treedt onpartijdig op: Overziet bij machtsconflicten het geheel en handelt daarnaar; kiest niet automatisch partij. Weegt belangen en verschillende zienswijzen zorgvuldig tegen elkaar af en geeft volledige duidelijkheid over de situatie. Voorkomt belangenverstrengeling door het openlijk bespreken van de verschillende belangen.
Klantgerichtheid Definitie: Onderzoeken van wensen en behoeften van de klant/gebruiker en ernaar handelen.
Deze persoon: 1. 2.
3.
4.
5.
Volgt op: Volgt op na vragen of klachten van klanten. Doet dat wat afgesproken is voor de klant. Houdt de klant op de hoogte van de voortgang van projecten (vraagt niet door op onderliggende problemen of vraagstukken). Onderhoudt duidelijke communicatie: Onderhoudt duidelijke communicatie met de klant met betrekking tot wederzijdse verwachtingen. Vraagt naar wensen en behoeften van de klant. Let op klanttevredenheid. Geeft behulpzame informatie aan klanten op vriendelijke wijze. Maakt duidelijke afspraken over te leveren producten en diensten met de klant. Neemt persoonlijke verantwoordelijkheid: Neemt persoonlijke verantwoordelijkheid voor het corrigeren van problemen bij klanten. Corrigeert problemen snel en is niet defensief ten opzichte van de klant. Vraagt door op wensen en behoeften van de klant. Stelt zichzelf beschikbaar op voor de klant, met name wanneer deze in een kritieke periode zit (bijvoorbeeld: noodsituaties). Biedt ongevraagd extra service. Adresseert mogelijke behoeften van klant: Kent de business van de klant en/of gaat op zoek naar informatie over de (mogelijke) behoeften van de klant. Denkt met de klant mee, vraagt door om het probleem of de behoefte helder te krijgen. Komt met voorstellen die inspelen op de belangen van de klant, levert maatwerk. Heeft een langetermijnperspectief: Werkt met een langetermijnperspectief aan het oplossen van klantproblemen. Onderzoekt mogelijke toekomstige behoefte van de klant. Doet investeringen met het oog op de langetermijnrelatie. Zoekt naar langetermijnopbrengsten voor de klant
Luisteren en sensitiviteit Definitie: Zich bewust tonen van andere mensen en de omgeving, alsmede de eigen invloed hierop. Belangrijke informatie oppikken uit mededelingen. Onderkent de gevoelens en behoeften van anderen.
Deze persoon: 1. 2. 3.
4.
5.
Luistert en stelt vragen: Luistert naar wat de ander zegt en haakt hierop in. Komt terug op wat eerder in een gesprek is gezegd. Vraagt door op onduidelijke uitspraken. Vraagt door en gaat in op reacties: Pakt onduidelijke uitspraken of signalen over gevoelens en bedoelingen van anderen gemakkelijk op. Stelt vragen om te achterhalen of de gemaakte inschatting van de ander goed is begrepen. Vat de boodschap van de ander correct samen. Stelt zichzelf beschikbaar voor anderen: Is toegankelijk en probeert begrip te verkrijgen van de ander. Begrijpt zowel de inhoud als het onderliggende aspect in een boodschap (bijvoorbeeld: emotie, problemen en dergelijke). Laat anderen in hun waarde en laat dit blijken. Is makkelijk om mee te praten over persoonlijke (niet-technische) zaken. Geeft de ander aandacht en biedt hulp. Begrijpt bedoelingen en voorspelt reacties van anderen: Begrijpt huidige onuitgesproken of slecht uitgesproken bedoelingen; begrijpt onuitgesproken gedachten, zorgen of gevoelens. Herkent misverstanden en maakt deze bespreekbaar. Gebruikt kennis en begrip van andere mensen (gedrag, eigenschappen enz.) om op reacties van hen te anticiperen (met het oog op beïnvloeding, ontwikkeling of hulp bieden). Begrijpt onderliggende gedachten/gevoelens/problemen: Begrijpt en verwoordt onderliggende gevoelens en problemen van anderen en houdt daar rekening mee. Begrijpt de onderliggende reden voor gevoelens, gedachten of zorgen van iemand op de lange termijn. Spreekt begrip voor de gevoelens of gedachten van de ander uit. Presenteert een gebalanceerd beeld van specifieke sterke en zwakke punten
Management-identificatie en discipline (loyaliteit) Definitie: De bereidheid om eigen gedrag te liëren aan de behoeften, prioriteiten en doelen van de organisatie. Bij veranderingen bevestiging zoeken bij de juiste autoriteit.
Deze persoon: 1. 2. 3.
4. 5.
Past zich aan: Sluit aan bij de manier waarop dingen worden gedaan in de organisatie, doet wat van hem verwacht wordt. Houdt zich aan afgesproken procedures, afspraken en verwachtingen (bijvoorbeeld met betrekking tot taal, kleding en omgang met anderen). Committeert zich aan afspraken: Houdt zich aan afgesproken regels en procedures ook indien dit negatieve reacties bij anderen oproept. Zoekt bij onduidelijkheden bevestiging bij de juiste autoriteit. Handelt snel en adequaat op vragen van het management. Toont zich loyaal: Stelt zich loyaal op ten aanzien van de gemaakte managementkeuzen. Is op de hoogte van beleidskeuzen en plannen die door het management zijn geformuleerd en respecteert en accepteert deze keuzen. Houdt zich aan gemaakte afspraken ondanks tegenspel ('afspraak is afspraak'). Ondersteunt de organisatie: Neemt actie om de doelen van de organisatie te ondersteunen. Maakt keuzes, stelt prioriteiten en werkt met anderen samen om de doelen van de organisatie te behalen. Stemt eigen handelen af op missie en doelen van de organisatie. Is kritisch en constructief: Is kritisch op voornemens en plannen van het management en brengt dit op een wijze waarop het management er baat bij heeft. Laat het belang van de organisatie prevaleren boven eigen belang. Staat achter beslissingen die voor de gehele organisatie goed zijn, zelfs als ze op de korte termijn een minder goed effect hebben.
Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid en presentatie Definitie: Ideeën, feiten en meningen in begrijpelijke taal en op heldere wijze aan anderen duidelijk maken, gebruikmakend van terzake doende middelen.
Deze persoon: 1.
Spreekt goed verstaanbaar, is goed te volgen: Formuleert in goedlopende, vloeiende zinnen. Praat rustig en duidelijk, articuleert goed. 2. Heeft een heldere opbouw en structuur: Drukt zich helder uit, de boodschap wordt goed begrepen. Houdt een samenhangend en helder betoog, waarin hoofd- en bijzaken gescheiden zijn. Beantwoordt inhoudelijke vragen afdoende. 3. Vat besprokene helder en to-the-point samen: Verheldert de eigen boodschap met aansprekende vergelijkingen, voorbeelden of metaforen. Vat het eigen betoog op gezette tijden goed samen. 4. Legt zaken begrijpelijk en stapsgewijs uit: Hanteert een goed evenwicht tussen het ingaan op reacties van de toehoorders enerzijds en het vasthouden van de structuur van zijn betoog anderzijds. Legt complexe zaken stapsgewijs en in simpele bewoordingen uit. Verkrijgt hiermee begrip voor (on)mogelijkheden.
Omgang met details (accuratesse) Definitie: Langdurig en effectief kunnen omgaan met detailinformatie.
Deze persoon: 1.
Werkt nauwkeurig: Werkt zorgvuldig met oog voor detail. Kan over een langere periode met details werken zonder fouten te maken. 2. Controleert eigen werk: Bekijkt het eigen werk op correctheid en volledigheid. Checkt nauwkeurigheid en juistheid van de gebruikte informatie. Gebruikt hulpmiddelen om het eigen werk te controleren. 3. Controleert werk van anderen: Herkent onvolledigheden/inconsistenties in werk van anderen. Geeft uit eigen beweging, in korte tijd aan waar het in het werk van anderen aan schort. 4. Benoemt relevante details uit complexe gegevens: Haalt de meest relevante details naar boven uit een grote hoeveelheid en/of complexe
Onafhankelijkheid Definitie: Acties ondernemen die meer gebaseerd zijn op eigen overtuigingen dan op de wens anderen een plezier te doen. Een eigen koers varen.
Deze persoon: 1.
Spreekt zich uit over eigen normen en waarden: Komt met een geheel eigen mening. Spreekt uit wat hij denkt, zonder dat dit vereist is, zelfs wanneer het makkelijker is erover te zwijgen. 2. Onderneemt acties die consistent zijn met eigen normen en waarden: Handelt volgens eigen normen en waarden. Trekt zijn eigen plan en handelt ernaar. Bepaalt zelf de speelruimte die nodig is om het werk naar eigen inzicht te kunnen uitvoeren. 3. Houdt vast aan principes ondanks druk van anderen: Houdt vast aan zijn (professionele) principes ondanks druk van anderen om deze opzij te zetten. Volgt een aanpak waarin hij gelooft, ook als anderen bezwaren maken. Brengt voorstellen in, ook wanneer hier nog geen draagvlak voor is of wanneer er onzekerheid is over draagvlak. 4. Handelt op basis van eigen overtuigingen, ook wanneer hier risico's aan zijn verbonden: Gaat weloverwogen risico's aan, ook wanneer anderen dit afraden of hem onder druk zetten. Is altijd open en eerlijk in onderhandelingen, noemt zowel kosten als opbrengsten, voor- en nadelen. Houdt vast aan de eigen uitgangspunten, doet alleen concessies als dat uiteindelijk voordeel oplevert.
Ondernemerschap Definitie: Signaleren van kansen in de markt, zowel voor bestaande als nieuwe producten/diensten, ernaar handelen en daarbij risico's durven nemen.
Deze persoon: 1.
Volgt de markt: Toont zich op de hoogte van relevante producten en diensten van de eigen organisatie en hoe deze zich verhouden tot behoeften in de markt. 2. Reageert op commerciële kansen: Signaleert kansen in de markt en geeft aan welke investeringen nodig zijn om hierop in te kunnen spelen. Brengt investeringen en opbrengsten nauwgezet in kaart en neemt op basis hiervan beslissingen. Stelt prioriteiten of kiest doelen op basis van het afwegen van input en output. Maakt duidelijke afwegingen van mogelijke winst of opbrengst door middel van kosten-batenanalyses. 3. Creëert commerciële kansen: Maakt verborgen behoeften manifest. Bepaalt op eigen kracht uitdagende commerciële doelen, op basis van eigen verbeeldingskracht en inzicht. Komt met voorstellen die gericht zijn op het vergroten van de marktgerichtheid of het marktaandeel. 4. Neemt weloverwogen ondernemingsrisico's: Maakt een significante hoeveelheid aan tijd en/of middelen beschikbaar om de winstgevendheid te vergroten (bijvoorbeeld: prestaties verbeteren, een uitdagend doel bereiken enz.). Combineert visie met actiegerichtheid. Neemt weloverwogen risico's om een bepaald voordeel voor de organisatie en/of de klant te behalen.
Onderzoeksvermogen (leervermogen) Definitie: Nieuwe informatie vergaren en in zich opnemen en deze effectief toepassen.
Deze persoon: 1.
Stelt vragen: Stelt directe vragen aan de betrokken personen of aan de personen die normaliter dergelijke vragen moeten beantwoorden. Raadpleegt beschikbare bronnen. Gebruikt beschikbare informatie. 2. Toepassen van kennis: Gaat er persoonlijk op uit om een probleem of situatie te onderzoeken. Vraagt aan de personen die met het probleem te maken hebben, wat er is gebeurd. Integreert nieuwe kennis in bestaande kennis. Neemt nieuwe feiten/gegevens snel op en past deze correct toe. 3. Graaft dieper: Stelt vragen om tot de kern van een probleem/situatie te komen of zoekt naar mogelijke kansen. Vraagt anderen die niet persoonlijk betrokken zijn, om hun mening of ervaring en dergelijke. Stopt niet bij het eerste antwoord, zoekt uit waarom iets is gebeurd. Toont zich nieuwsgierig/leergierig om huidige kennis te verbreden en/of te verdiepen. 4. Doet onderzoek en gebruikt eigen systemen: Onderneemt gedurende een lange periode zelf actie om benodigde gegevens of feedback te krijgen. Voert grondig onderzoek uit. Probeert nieuwe aanpakken uit en evalueert deze adequaat. Gebruikt systematisch eigen netwerken en persoonlijke methoden om aan bruikbare informatie te komen. Laat regelmatig anderen informatie verzamelen voor hem of haar.
Ontwikkelen van medewerkers Definitie: Analyseren van ontwikkelbehoeften en het (laten) uitvoeren van ontwikkelingsactiviteiten.
Deze persoon: 1. 2.
3. 4.
5.
Uit positieve verwachtingen over een persoon: Maakt positieve opmerkingen met betrekking tot de toekomst van een medewerker: huidige en verwachte mogelijkheden en/of leerpotentieel. Gelooft erin dat anderen willen en kunnen leren, of hun prestaties verbeteren. Geeft directe ontwikkelpunten aan: Geeft aan waar iemands ontwikkel-/verbeterpunten liggen. Geeft gedetailleerde instructies en/of demonstraties over deze ontwikkel/verbeterpunten, vertelt hoe een taak moet worden uitgevoerd, geeft specifieke behulpzame suggesties. Geeft ruimte en steun: Brengt medewerkers in situaties die voor hen uitdagend en leerzaam zijn. Geeft ruimte en steun aan degene die nieuwe dingen wil oppakken. Zet mensen aan tot het leveren van een betere prestatie. Creëert situaties waarvan men kan leren. Geeft feedback om te stimuleren: Geeft specifieke of afgewogen positieve en negatieve feedback met het oog op ontwikkeling. Geeft steun na een mislukking of tegenslag. Geeft duidelijke en opbouwende feedback op geleverde prestatie. Is kritisch naar geleverde prestaties, maar spreekt ook vertrouwen uit in de mogelijkheden van de medewerker. Doet aan langetermijncoaching of -training: Zorgt voor de juiste en ontwikkelingsgerichte taken, training of andere ontwikkelervaringen met het doel de ontwikkeling van een medewerker te realiseren. Laat mensen zelf de antwoorden op problemen vinden in plaats van zelf het antwoord te geven zodat zij het echt begrijpen. Onderzoekt op welke wijze men zich verder kan ontwikkelen.
Organisatiesensitiviteit Definitie: Onderkennen van invloed en gevolgen van eigen beslissingen of activiteiten op andere onderdelen van de organisatie.
Deze persoon: 1. 2. 3.
4.
5.
Begrijpt de formele structuur: Herkent of gebruikt de formele structuur binnen de organisatie. Kent de regels en procedures en handelt hiernaar. Kent en handelt naar de formele regels van het spel. Begrijpt de informele structuren: Schat verhoudingen, relaties binnen de organisatie goed in en gebruikt deze (machtsverhoudingen, sleutelfiguren en dergelijke). Betrekt diverse partijen in de oordeelsvorming over een bepaald voorstel. Begrijpt klimaat en cultuur: Herkent onuitgesproken grenzen binnen de eigen organisatie en/of klantorganisatie - wat mogelijk is en wat niet op bepaalde posities. Past de organisatiecultuur en -taal toe om de juiste respons te krijgen. Heeft een plan van aanpak waarbij rekening is gehouden met de gevoeligheden en acceptatie in de organisatie. Begrijpt politieke relaties binnen de organisatie: Begrijpt, beschrijft en/of gebruikt politieke relaties binnen de eigen organisatie en klantorganisatie (allianties, coalities en dergelijke). Weet wie hij moet benaderen ten behoeve van besluitvorming. Toetst bij de juiste partijen of er voldoende draagvlak is voor een bepaald voorstel. Begrijpt onderliggende problematiek van de organisatie: Begrijpt waarom de organisatie zich op de gekozen manier positioneert. Begrijpt onderliggende problemen, kansen en politieke 'krachten' die de organisatie aangaan en houdt hier bij het doen van voorstellen en/of nemen van besluiten terdege rekening mee. Toont zich op de hoogte van de politieke verhoudingen en informele circuits binnen klantorganisaties en houdt hier rekening mee.
Overtuigingskracht Definitie: Anderen overtuigen van een bepaald standpunt gericht op het verkrijgen van instemming met bepaalde plannen, ideeën of producten.
Deze persoon: 1.
2.
3.
4.
5.
Onderneemt een enkele actie om te overtuigen: Gebruikt directe overtuiging in een discussie, vergadering of gesprek (bijvoorbeeld: gebruikt concrete voorbeelden, visuele hulpmiddelen bij presentaties en dergelijke). Doet geen duidelijke poging om aan te sluiten bij interesse of niveau van de ander. Onderneemt meerdere acties om te overtuigen: Neemt meerdere stappen om te overtuigen zonder zich aan te passen aan interesse of niveau van de ander. Hieronder valt ook zorgvuldige voorbereiding van gegevens voor een presentatie, vergadering of gesprek. Brengt zijn voorstellen met enthousiasme en beslistheid. Heeft er plezier in de ander te winnen voor zijn opvattingen. Berekent de impact van eigen woorden of acties: Sluit in een gesprek of discussie aan bij interesse of niveau van de ander. Presenteert en bouwt met name voort op punten waar de ander gevoelig voor blijkt te zijn. Anticipeert op wat het effect kan zijn van een bepaalde actie of uitspraak. Hanteert argumenten die de ander aanspreken. Gebruikt indirecte invloed: Onderneemt twee of meer stappen om te beïnvloeden, waarbij elke stap is aangepast aan de ander. Beïnvloedt stapsgewijs; creëert bijvoorbeeld eerst draagvlak bij collega's en gaat vervolgens een stap verder. Gebruikt experts of andere derde partijen om te beïnvloeden. Doseert zijn argumenten/standpunten op beslissende momenten. Gebruikt complexe beïnvloedingsstrategieën: Bouwt politieke coalities, bouwt 'achter de schermen' aan steun voor ideeën. Geeft informatie op strategisch juiste momenten om beoogde doelen te bereiken. Benoemt weerstand, maakt deze bespreekbaar en buigt deze om. Presenteert naast eigen standpunt ook tegenwerpingen van de andere partij en ontkracht deze één voor één.
Plannen en organiseren Definitie: Op effectieve wijze doelen en prioriteiten bepalen en benodigde acties, tijd en middelen aangeven om de bepaalde doelen te kunnen bereiken.
Deze persoon: 1. 2. 3. 4. 5.
Werkt ordelijk en systematisch: Werkt ordelijk en systematisch en zorgt dat benodigde middelen tijdig beschikbaar zijn. Combineert verschillende werkzaamheden: Combineert verschillende soorten werkzaamheden op een effectieve en efficiënte manier en weet hiermee optimaal gebruik te maken van de beschikbare middelen. Komt met plan van aanpak: Brengt activiteiten/te verrichten taken in kaart die tot het gewenste doel leiden. Komt met plan van aanpak om gesteld doel te bereiken. Werkt stap voor stap naar zijn doel toe, ook over een langere periode. Stelt prioriteiten: Stelt prioriteiten in een plan van aanpak, stelt concrete doelen zowel voor zichzelf als voor anderen. Anticipeert: Anticipeert op wijzigingen en ontwikkelingen, realiseert doelen. Coördineert, stemt doelen van diverse teams/afdelingen/activiteiten op elkaar af.
Prestatiemotivatie Definitie: Gedrag dat getuigt van het stellen van hoge eisen aan eigen werk. Laten zien niet tevreden te zijn met een gemiddelde prestatie.
Deze persoon: 1.
Toont het werk goed te willen doen: Probeert het werk goed of juist te doen. Geeft aan te streven naar efficiency. Neemt geen genoegen met bijvoorbeeld verloren tijd en wil dingen beter doen. Brengt in het werk verbeteringen aan op aanwijzing van een ander of signaleert verbetermogelijkheden. 2. Creëert eigen maatstaven voor uitstekende prestaties: Stelt hoge eisen aan het eigen functioneren en probeert hieraan te voldoen. Zet prestaties af tegen die van anderen en werkt zelfstandig aan verbeteringen in het werk en/of het gedrag. Vraagt om feedback over het eigen functioneren. 3. Verbetert prestaties: Brengt specifieke veranderingen aan in systemen of in eigen werkmethode (bijvoorbeeld: doet iets beter, sneller, tegen lagere kosten, efficiënter, verbetert kwaliteit). Tracht continu tot verbetering in bestaande werksituaties en tot verbetering van bestaande werkpraktijken te komen, komt met voorstellen ter verbetering. Werkt gericht naar verbeterdoelen toe, bewandelt geen zijpaden. 4. Zoekt uitdagingen voor zichzelf en anderen: Is continu bezig zijn grenzen te verleggen. Zoekt actief naar mogelijkheden om zich te ontwikkelen en zwakke punten te verbeteren. Werkt met een duidelijk plan aan verbetering van eigen prestaties. Daagt ook anderen uit om tot hogere prestaties te komen.
Probleemanalyse en oordeelsvorming Definitie: Signaleren van problemen; herkennen van belangrijke informatie; verbanden leggen tussen gegevens. Opsporen van mogelijke oorzaken van problemen; zoeken van terzake doende gegevens. Gegevens en mogelijke handelswijzen in het licht van relevante criteria tegen elkaar afwegen en tot realistische beoordeling komen.
Deze persoon: 1.
Herkent en identificeert problemen: Herkent welke problemen veel voorkomen. Benoemt inconsistenties in informatie die bij probleemanalyse betrokken wordt. Geeft aan welke informatie ontbreekt. Vindt terzake doende informatie. Stelt gerichte vragen om problemen helder in kaart te brengen en een oordeel te kunnen vormen. Deelt problemen op: scheidt hoofd- van bijzaken. 2. Legt verbanden: Signaleert trends en samenhangen in informatie en onderscheidt deze van incidenten. Legt verbanden tussen afzonderlijke kwesties en zaken. Deelt problemen op. Legt relatie tussen twee delen: A leidt tot B, kan opdelen in voors en tegens. Stelt vragen in de diepte (één aspect), maar ook in de breedte (verscheidene aspecten), teneinde een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen. Geeft aan welke informatie vereist is voor een goede beeldvorming. Ziet de kern van problemen en mogelijke oplossingen. 3. Trekt het probleem breder: Plaatst problemen in een breder kader en bekijkt problemen vanuit diverse invalshoeken. Lost problemen op door zaken grondig uit te zoeken. Analyseert relaties tussen meerdere delen van een probleem of situatie. Legt meervoudige causale relaties: meerdere mogelijke oorzaken en meerdere consequenties bij het nemen van actie of meerdere kettingreacties (A leidt tot B leidt tot C leidt tot D). Anticipeert op hindernissen en denkt vooruit over mogelijke stappen. Onderscheidt feiten van veronderstellingen. 4. Maakt complexe analyses: Gebruikt verscheidene analysetechnieken om complexe problemen door te lichten. Gebruikt verscheidene analysetechnieken om meerdere oplossingen te identificeren en weegt de waarde van elke oplossing. Maakt bijvoorbeeld lijsten met criteria en toetst de oplossingen daaraan. Toetst voorstellen vanuit verschillende invalshoeken. Schat haalbaarheden realistisch in. Benoemt de voor- en nadelen van de verschillende oplossingen voor een probleem. Gebruikt scenario's waarin 'als-dan' veronderstellingen zijn uitgewerkt.
Relatienetwerken Definitie: Het bouwen aan langetermijnrelaties en deze effectief benutten voor de eigen functie of organisatie. Gemakkelijk naar anderen toe stappen en zich gemakkelijk in gezelschap mengen.
Deze persoon: 1.
Gebruikt bestaande netwerken: Maakt gebruik van bestaand netwerk. Stapt gemakkelijk op anderen, buiten de eigen afdeling, af indien dit gewenst is voor een goede uitvoering van de eigen taak of in het algemeen belang. Levert een bijdrage aan het gewenste imago van de organisatie in de markt. 2. Ontwikkelt netwerken: Ontwikkelt en onderhoudt netwerken van de, voor de organisatie belangrijke, (markt)partijen. Beweegt zich gemakkelijk in een onbekende sociale omgeving. Spreekt mensen aan en legt gemakkelijk contact met anderen binnen en/of buiten de organisatie. Weet hen op hun gemak te stellen, respectievelijk hun interesse op te wekken en de relatie te onderhouden. 3. Creëert mogelijkheden door netwerken: Denkt na over mogelijke ontwikkelingen en de rol van de eigen organisatie daarin en handelt daarnaar. Benut netwerken voor het realiseren van zakelijke voordelen. Treedt zodanig naar buiten dat hiermee het gewenste imago van de organisatie tot stand wordt gebracht. 4. Begrijpt en optimaliseert interactie van de organisatie en haar omgeving: Begrijpt hoe de interactie van de organisatie met de omgeving in elkaar zit, relaties met de politiek, stakeholders, concurrentie en partnerships. Ontwikkelt deze kennis en contacten ten behoeve van het vergroten van de resultaten van de organisatie.
Samenwerken Definitie: Bijdragen aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet van direct persoonlijk belang is.
Deze persoon: 1.
2. 3.
4.
5.
Werkt samen: Participeert en ondersteunt waar groepsbesluiten genomen worden, doet zijn of haar deel van het werk. Houdt als lid van de groep andere groepsleden op de hoogte; deelt alle relevante of bruikbare informatie met de groep of groepsleden. Speelt informatie die voor anderen van belang is, tijdig door. Uit positieve verwachtingen over de groep: Spreekt positieve verwachtingen over anderen uit in termen van hun mogelijkheden/kunnen. Spreekt in positieve zin over anderen. Toont respect voor anderen. Betrekt anderen actief bij het gesprek. Vraagt om input: Waardeert input en ervaring van anderen, is bereid van anderen te leren (ook van medewerkers en collega's). Vraagt om ideeën en/of meningen van anderen om besluiten te nemen of plannen te maken. Houdt rekening met de (mogelijke) inbreng van een ander. Laat het eigen standpunt/belang los als hiermee het gezamenlijke doel gediend wordt. Moedigt anderen aan: Geeft openlijk krediet aan anderen die goed hebben gepresteerd. Moedigt anderen aan en geeft ze het gevoel dat ze belangrijk zijn. Reageert actief en op een constructieve wijze op de ideeën van anderen, zowel binnen als buiten het eigen bedrijfsonderdeel en/of de eigen afdeling. Draagt actief bij aan het bevorderen van onderlinge bekendheid met elkaars werk. Zorgt voor 'team spirit': Probeert een goede sfeer te creëren, samenwerking binnen de groep (het team) te bevorderen en de moraal hoog te houden. Lost problemen binnen de groep (het team) op en spreekt positief over groepsleden tegen buitenstaanders. Kijkt over de grenzen van het eigen verantwoordelijkheidsgebied heen en heeft oog voor het gezamenlijk belang. Stimuleert acties/projecten waarbij samengewerkt wordt met medewerkers van andere onderdelen om win-winsituaties te creëren.
Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid Definitie: Ideeën en meningen in begrijpelijke en correcte taal op schrift stellen.
Deze persoon: 1.
Maakt correct gebruik van taal: Maakt geen taalfouten en maakt op de juiste wijze gebruik van de grammatica. 2. Gebruikt een heldere opbouw: Hanteert in teksten een heldere opbouw en structuur (in notities, presentatiemateriaal, brochures en dergelijke). 3. Maakt samenvattingen: Schrijft duidelijk en op heldere wijze een samenvatting van de tekst, boek, conferentie, enz. 4. Maakt aansprekende teksten: Maakt heldere, aansprekende en bondige teksten die voor een breed publiek leesbaar zijn.
Stressbestendigheid Definitie: Effectief blijven presteren ingeval van tegenslag, ingeval van vijandigheid van anderen of ingeval van grote druk.
Deze persoon: 1.
Bedwingt zijn emoties: Bedwingt, met enige moeite, zijn eerste (re)actie en houdt zijn emoties onder controle. Maar kan moeilijk de werkzaamheden afronden. 2. Blijft beheerst: Blijft beheerst reageren bij spanningen en emoties. Laat zich er niet te erg door afleiden. Is goed in staat af te maken waar hij mee bezig was. 3. Gaat effectief met stress om: Blijft bij grote problemen/tijdsdruk en/of hevige emoties naar een mogelijke oplossing zoeken om deze te reguleren en het werk te blijven uitvoeren. Blijft onder druk constante prestaties leveren. Herstelt snel na een tegenslag of teleurstelling. 4. Gaat pro-actief met stress om: Onderkent tijdig oplopende spanningen, ziet grote tijdsdruk of problemen aankomen en onderneemt acties om deze terug te brengen. Heeft speciale manieren of plannen op voorhand om met heftige emoties of stress om te gaan.
Vakkundigheid/marktgerichtheid Definitie: Het ontwikkelen van de eigen kennis over de markt en het vakgebied en deze kennis effectief benutten voor de eigen functie of organisatie.
Deze persoon: 1.
Toont interesse in eigen vakgebied: Is nieuwsgierig naar recente trends en ontwikkelingen op het eigen vakgebied. Herkent trends op het eigen vakgebied in een vroeg stadium. 2. Blijft op de hoogte van ontwikkelingen in het eigen vakgebied: Neemt het initiatief om op de hoogte te blijven van de nieuwe trends en van ontwikkelingen in het eigen vakgebied door erover te lezen, congressen te bezoeken, cursussen te volgen en dergelijke. 3. Vertaalt de kennis over het vakgebied en de markt naar de juiste aanpak: Kent de trends en ontwikkelingen in het eigen vakgebied en de markt. Weet wie de belangrijkste concurrenten zijn en ziet de betekenis hiervan voor de organisatie. Houdt bij beslissingen rekening met toekomstige ontwikkelingen in de markt. 4. Past kennis toe op marktbehoefte: Heeft continu een volledig begrip van de markt en het vakgebied. Heeft zicht op de mogelijkheden in de toepassing van de huidige of toekomstige technologie/benaderingen die aansluiten op de behoeften in de markt. Houdt bij een aanpak rekening met de huidige en toekomstige behoeften in de markt, alsmede de sterkten en zwakten van de concurrenten.
Vasthoudendheid Definitie: Bij een bepaald actieplan of een bepaalde opvatting blijven, totdat het beoogde doel is bereikt of ophoudt redelijkerwijze bereikbaar te zijn.
Deze persoon: 1.
Toont zich optimistisch: Ziet ook in negatieve omstandigheden mogelijkheden om tot een oplossing te komen. Laat merken zich in een project of andere taak vast te willen bijten. 2. Toont zich op korte termijn volhardend: Staat achter een ingenomen standpunt en draagt dit ook uit als anderen het er niet mee eens zijn. Komt in actie om tegenwerpingen het hoofd te bieden. 3. Blijft volhardend ook op langere termijn: Blijft consequent op zijn standpunt staan, ook bij tegenstand of tegenwerking, zonder te vervallen in een dogmatische of rigide opstelling. Is op lange termijn gericht op het bereiken van het doel, blijft bij zijn standpunt tot anderen het erkennen of er rekening mee houden. 4. Onderneemt meerdere verschillende acties: Onderneemt verschillende acties om tegenstanders te overtuigen. Gaat omzichtig en voorzichtig te werk om zijn doel te bereiken, en slaagt daar in.
Visie Definitie: Het vermogen om afstand te nemen van de dagelijkse praktijk; zich te concentreren op de hoofdlijnen en het langetermijnbeleid en dit te vertalen naar kortetermijnbeleid.
Deze persoon: 1.
2.
3.
4.
5.
6.
Begrijpt bedrijfsstrategieën: Is in staat om reeds bestaande strategieën te begrijpen en te analyseren, maar heeft zelf nog geen effectieve strategie ontwikkeld. Licht toe waarom een verandering in de strategie van de organisatie of afdeling is ingezet. Geeft de consequenties van dagelijkse gebeurtenissen voor te nemen besluiten aan. Legt een link tussen huidige acties en strategische doelen: Beschrijft hoe de kloof tussen de gewenste situatie van de eigen organisatie en de huidige situatie overbrugd kan worden. Houdt bij het inplannen van activiteiten rekening met de bedrijfsdoelstellingen. Geeft aan hoe de eigen activiteiten zijn afgeleid van de bedrijfsstrategie. Brengt op basis van bedrijfsdoelstellingen prioriteiten aan in het werk, handelt in overeenkomst met de strategie en doelen. Denkt in strategische (toekomstgerichte) termen: Praat over langetermijndoelen van de eigen afdeling of het eigen organisatieonderdeel en benoemt eventuele problemen of kansen (zonder daarbij rekening te houden met externe ontwikkelingen en zonder daarbij actie te ondernemen). Draagt zijn/haar mening uit over hoe kansen en mogelijkheden op de langere termijn gerealiseerd kunnen worden. Legt de relatie tussen huidige gebeurtenissen en bedrijfsstrategie of een langere termijn visie: Meet en relateert kortetermijntaken in de context van lange termijn businessstrategieën of langetermijndoelstellingen; overweegt of kortetermijndoelen voldoen aan langetermijndoelstellingen. Plaatst kortetermijnplannen in het langere termijn perspectief. Heeft een duidelijk langetermijndoel en een scenario om hiertoe te komen. Begrijpt externe invloeden op interne strategie: Praat over relevante trends en ontwikkelingen buiten de eigen organisatie en geeft aan wat de mogelijke consequenties zijn voor de eigen organisatie. Overweegt hoe het huidige beleid, processen en methoden, kunnen worden beïnvloed door toekomstige externe ontwikkelingen en trends. Wijst anderen op nieuwe problemen of nieuwe situaties die voor hen nog niet duidelijk zijn. Plant acties om de strategie te realiseren en te voldoen aan externe ontwikkelingen: Vertaalt externe ontwikkelingen in doelstellingen en strategie. Bereidt voor en herziet alternatieve scenario's of plannen voor problemen en situaties die zich kunnen voordoen, zoals herontwerp van de afdeling of organisatie om beter te voldoen aan langetermijndoelen: ontwikkelt een hoeveelheid acties om langetermijndoel of langetermijnvisie te bereiken en/of deelt met anderen het beeld van de gewenste toekomstige staat van de business, afdeling of organisatie.
Voortgangscontrole Definitie: Opstellen en uitvoeren van procedures om de voortgang van processen, taken of activiteiten van medewerkers, alsook de voortgang van eigen functieactiviteiten en verantwoordelijkheden te bewaken en te controleren.
Deze persoon: 1. 2. 3. 4. 5.
Creëert duidelijkheid: Spreekt van tevoren duidelijke mijlpalen of meetpunten af. Stuurt aan op een duidelijke rol-/taakverdeling en zet dit op schrift. Controleert de voortgang van eigen werk: Controleert de uitvoering van het eigen werk tussentijds. Vraagt aan anderen of afspraken volledig zijn nagekomen. Controleert de voortgang van het werk van anderen: Creëert voor zichzelf en voor anderen inzicht in de gang van zaken. Houdt gedetailleerd de voortgang van het werk van anderen bij. Controleert de voortgang van processen/projecten: Houdt deadlines en mijlpalen van processen/projecten in de gaten. Signaleert snel afwijkingen op een gemaakt plan en komt met voorstellen om dit bij te sturen. Bewaakt de samenhang van meerdere processen/projecten: Houdt deadlines en mijlpalen van meerdere samenhangende processen/projecten in de gaten. Signaleert snel afwijkingen op gemaakte plannen en de consequenties daarvan op meerdere processen/projecten en komt met voorstellen om dit bij te sturen.
VERKLARING VEILIGHEIDSBEGRIPPEN
Begrip AGW AMvB Audit
Beoordeling (in het kader van de inspectie)
BEVI Bevinding
Bevoegd gezag Arbo (Arbeidsomstandigheden)
Bevoegd gezag Rb (Rampenbestrijding)
Uitleg Alarmeringsgrenswaarde Algemene Maatregel van Bestuur Systematisch, onafhankelijk en gedocumenteerd proces voor het verkrijgen van auditbewijsmateriaal en het objectief evalueren daarvan om vast te stellen in welke mate wordt voldaan aan de auditcriteria die de organisatie heeft opgesteld voor het veiligheidsbeheerssysteem (afgeleid van ISO 14001:2004, 3.14) Bevindingen worden beoordeeld. Bij de beoordeling kunnen naar keuze van het inspectieteam de drie criteria (gedocumenteerd, geschikt en geïmplementeerd) worden gehanteerd. Op elk criterium wordt de waardering met de vierpuntsschaal toegepast. De uitkomst van de beoordeling kan leiden tot het kenmerken van de bevinding als overtreding of niet. Zie ook het begrip Waardering Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen Een bevinding is een waarneming die ten aanzien van een bepaald onderwerp van onderzoek tijdens een inspectie wordt gedaan. Bevindingen kunnen na beoordeling ervan leiden tot de kwalificatie wel of geen overtreding. De arbeidsinspectie: deze is op basis van de „Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW-wetgeving‟ aangewezen om toezicht te houden op de naleving van wetgeving op het terrein van de arbeidsbescherming, de arbeidsverhoudingen en de arbeidsmarkt (de Arbeidsomstandighedenwet 1998). Bestaande uit drie in het BRZO‟99 genoemde besturen, welke op basis van de Brandweerwet 1985, de Wet Rampen en Zware Ongevallen en de daaronder resulterende besluiten, afwisselend bevoegd zijn: de Burgemeester verantwoordelijk voor communicatie over de (integrale) risico‟s in zijn gemeente bij dreiging of bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval, en voor het vaststellen van de rampenbestrijdingsplannen; het College van B&W, bevoegd tot het aanwijzen van een bedrijfsbrandweer, de voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen en draagt zorg voor een onderzoek indien een ramp of zwaar ongeval heeft plaatsgevonden het Bestuur van de Regionale Brandweer, verantwoordelijk voor de voorbereiding van de coördinatie bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Toelichting:
Bevoegd gezag Wm (Wet milieubeheer)
In de praktijk worden deze bevoegde gezagen vertegenwoordigd door één gemandateerd bestuursorgaan, zoals de regionale of gemeentelijke brandweer of de veiligheidsregio Burgemeester en Wethouders, Gedeputeerde Staten of een bestuursorgaan met mandaat: deze is op basis van de Wet milieubeheer en het IVB (Inrichtingen- en Vergunningen Besluit) aangewezen om toezicht te houden op de naleving van wetgeving op het terrein van milieubeheer.
Bevoegd gezag Wvo (Wet verontreiniging oppervlaktewateren)
Bg bg Wm
BIR Boa Bottom-up Bow-tie BRI BRZO BRZO-coördinator
Buitengewoon opsporingsambtenaar
Close-out meeting
Close-out statement
Constructie
Coördinerend bevoegd gezag Criteria (in het kader van de inspectie)
De waterkwaliteitsbeheerder en/of beheerder van de regionale rioolwaterzuivering: deze is op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren aangewezen om toezicht te houden op de naleving van wetgeving op het terrein van de oppervlaktewaterkwaliteit. Bevoegd gezag. Burgemeester en Wethouders, Gedeputeerde Staten of een bestuursorgaan met mandaat: deze is op basis van de Wet milieubeheer en het IVB (Inrichtingen- en Vergunningen Besluit) aangewezen om toezicht te houden op de naleving van wetgeving op het terrein van milieubeheer. Besluit Informatie inzake Rampen en zware ongevallen Zie Buitengewoon opsporingsambtenaar. Zie Maatregelgerichte inspectie Zie Vlinderdas. Besluit Rampbestrijdingsplannen Inrichtingen Besluit Risico's Zware Ongevallen Medewerker bij het coördinerend bevoegd gezag (bevoegd gezag Wm) die verantwoordelijk is voor het adequaat uitvoeren van de samenwerkingsprocessen van de inspectiepartners en voor het eenduidig reageren van de overheid naar bedrijven en burgers (één-loket). Boa: een door het ministerie van Justitie, in een per bestuursorgaan vast te stellen „Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar …‟, aangewezen ambtenaar (inclusief benoeming van de voor deze functie strekkende competenties en bevoegdheden). Afsluitend overleg aan het einde van de inspectie waarin het inspectieteam aan het bedrijf verslag doet van de uitgevoerde inspectie. Bij dit overleg komt het verloop van de inspectie aan de orde, worden op hoofdlijnen de bevindingen teruggekoppeld en wordt, voor zover dat op dat moment reeds mogelijk is, al aangegeven wat de vervolgacties vanuit de afzonderlijke toezichthouders zullen zijn. Hierbij komen op zijn minst mogelijke handhavingszaken aan de orde. Ten aanzien van de eventuele handhavingszaken wordt daarbij aangegeven dat de terugkoppeling in deze fase nog niet volledig kan zijn. Samenvattende mondelinge rapportage van de bevindingen (zonder formele status) aan de bedrijfsleiding van een BRZOinrichting, na afronding van de BRZO-inspectie bij het bedrijf. De levensfase „Constructie‟ (Construction) is gerelateerd aan het bouwen, construeren van installaties. De mate van beheersing van de constructiefase is afhankelijk van de rol van de maatregel die een bepaalde keten van gebeurtenissen onderbreekt. Ook het risico bij dat gedeelte van het scenario is van belang. De constructiefase wordt bovendien onderkend bij het ontwerpen van onderdelen van het veiligheidsmanagementsysteem. Het bevoegd gezag zoals bedoeld in artikel 1, sub h van het BRZO‟99, i.c. het bevoegd gezag Wm. In de inspectiemethode worden drie criteria onderscheiden: gedocumenteerd; er is sprake van een deugdelijke en volledige beschrijving Deugdelijk: helder, inzichtelijk, goed leesbaar, actueel
Directe oorzaken
Domino-inrichting
Eén-loket EPEL Extern noodplan Foutenboom
Gebeurtenissenboom
Gebruik
Geloofwaardig scenario
Gevaarlijke stoffen
Handhaving
Volledig: alle relevante aspecten zijn benoemd geschikt (passend); technische onderdelen voldoen aan de stand van de techniek (voor zover dat redelijkerwijze verlangd kan worden) en zijn passend voor de getroffen situatie geïmplementeerd; er wordt gewerkt zoals beschreven is. Er is sprake van een goed functionerende managementloop en verbeteractiviteiten op alle onderdelen zijn structureel en onlosmakelijk met de bedrijfsvoering verbonden. Oorzaken voor een LOC zijn (zoals vermeld in BRZO‟99): corrosie, erosie, externe belasting, impact, overdruk, onderdruk, lage temperatuur, hoge temperatuur, trillingen, menselijke fout tijdens gebruik, wijziging en onderhoud. Een BRZO-inrichting waarvan de risico‟s van een zwaar ongeval of de gevolgen daarvan ten gevolge van de ligging ten opzichte van andere inrichtingen die onder het BRZO vallen en de gevaarlijke stoffen in die inrichtingen groter kunnen zijn dan op grond van de in die afzonderlijke inrichtingen aanwezige hoeveelheden gevaarlijke stoffen kan worden verwacht. Centraal aanspreekpunt van de overheid (onder meer voor de uitvoering van het BRZO‟99) voor bedrijven en burgers. Eenmalige populatie exposure limit. Rampbestrijdingsplan. Met een foutenboom wordt de linkerkant van het scenario (zie ook Vlinderdas) ingevuld. Hierbij wordt de aaneenschakeling van fouten vanaf één of meer basisoorzaken tot een directe oorzaak tot het falen van een omhulling beschreven. Met een gebeurtenissenboom wordt de rechterkant van het scenario (zie ook Vlinderdas) ingevuld. Hierbij wordt de aaneenschakeling van vervolggebeurtenissen vanaf het vrijkomen van een gevaarlijke stof tot de uiteindelijk mogelijke effecten op mens, milieu of aan installaties duidelijk (denk aan slachtoffers in de vorm van doden en gewonden en schade aan installaties). De gebruiks- of bedieningsfase is één van de vier levensfasen van een installatie of gedeelte (maatregelen) daarvan. Het is de fase waarin de inrichting, inclusief het opstarten en uitschakelen van de installatie, normaal in bedrijf is. Een beschrijving van de aard, de omvang, het verloop in de tijd en de bestrijding of de beheersing van een brand of een ongeval op het terrein van de inrichting die gegeven de aard van de installatie of de inrichting, rekening houdend met de daarin aangebrachte preventieve voorzieningen, als reëel en typerend voor de inrichting wordt geacht waarbij schade aan gebouwen of personen in de omgeving van de inrichting kan ontstaan en waarbij van preventieve of repressieve maatregelen duidelijk effect verwacht mag worden, waardoor escalatie kan worden voorkomen. (bron: artikel 3, lid c van het Besluit bedrijfsbrandweren). Stoffen, mengsels of preparaten, genoemd in bijlage I, deel 1, of behorend tot een categorie als genoemd in bijlage I, deel 2, en aanwezig als grondstof, product, bijproduct, residu of tussenproduct, met inbegrip van stoffen, mengsels of preparaten waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij door het onbeheersbaar worden van een industrieel chemisch proces ontstaan (bron: art 1, sub b BRZO‟99). Het samenstel van activiteiten die door een toezichthouder
Handhavingstraject HAZOP Initiële inspectie
Insluitsysteem
Inspecteur Inspectie
Inspectieagenda
Inspectieduur Inspectiefrequentie Inspectieinhoud Inspectieonderwerp
Inspectieplan
Inspectieprogramma
Inspectierapport
worden uitgevoerd en waarmee naleving van bepalingen en/of voorwaarden wordt verkregen, dit naar aanleiding van overtredingen, geconstateerd tijdens een inspectie of anderszins. Het traject dat moet worden afgelegd om de handhavingsactiviteiten formeel uit te voeren. Studie naar de gevaren die voortvloeien uit het bedrijven van processen (HAzard and OPerability study). De eerste inspectie in een vijfjarencyclus bij een BRZO-bedrijf. Deze wordt uitgevoerd door de toezichthouders in het kader van het BRZO‟99. Bij een VR-plichtig bedrijf start de cyclus op het moment dat er een eerste of een herzien VR wordt ingediend (dus in ieder geval na iedere periode van 5 jaar). Bij een PBZO-bedrijf bij het begin van iedere periode van 5 jaar, te beginnen vanaf het van kracht worden van de BRZOverplichtingen voor het betreffende bedrijf. Een insluitsysteem bestaat uit een of meerdere toestellen, waarvan onderdelen blijvend met elkaar in open verbinding staan en bestemd om één of meerdere stoffen te omsluiten, die in geval van een (dreigend) zwaar ongeval in korte tijd kan worden afgesloten. De voor het toezicht aangewezen ambtenaar. De inspectie is een hulpmiddel om toezicht uit te oefenen op de naleving van gestelde voorschriften, bepalingen en/of voorwaarden. Een uittreksel uit het inspectieplan waarmee met het bedrijf wordt gecommuniceerd over de relevante informatie aangaande de op handen zijnde inspectie. Het aantal dagen of dagdelen dat bij een BRZO-bedrijf wordt geïnspecteerd. Het aantal inspecties per jaar. De inhoud van de inspectie, waarmee wordt bedoeld welke verplichtingen uit het BRZO‟99 worden geïnspecteerd. Hiermee worden de onderdelen van een bepaald onderwerp bedoeld waarop de waarderingscriteria worden toegepast. Inspectieonderwerpen zijn bijvoorbeeld VBS-elementen met managementthema‟s als beoordelingsgebied en het PBZO met bijbehorende hoofdaandachtsgebieden. Een ambtelijk op te stellen plan waarin een bepaalde inspectie staat beschreven. Het plan wordt opgesteld mede op basis van het meerjareninspectieplan (MIP), samen met eventueel overige relevante actuele informatie die beschikbaar is. Het plan bevat informatie betreffende taken en rollen van inspecteurs in het inspectieteam, de data van de inspectie, de inhoud van de inspectie, de vanuit het bedrijf bij de inspectie betrokken functionarissen, de relevante bedrijfsdocumentatie en het tijdpad tot en met het opleveren van het inspectierapport. Een bestuurlijk vast te stellen programma waarin voor het betreffende ambtsgebied (bevoegd gezag ex Wet milieubeheer) het beleid staat beschreven ten aanzien van het uitvoeren van de inspecties (conform artikel 24 BRZO‟99) bij BRZO-bedrijven. Rapport van een inspectie waarin de informatie tot op een zodanig niveau is opgenomen dat het kan dienen als verslag van de inspectie onder andere ten behoeve van komende vervolg- en initiële inspecties bij het bedrijf. Het rapport dient tevens om het bedrijf te voorzien van informatie over het verloop van de inspectie en over de resultaten ervan in de zin van bevindingen en overtredingen en dient om aan te geven
Inspectieteam
Installatie
wat de voor het bedrijf eventuele vervolgprocessen zoals handhaving zullen zijn. Het team van inspecteurs, afkomstig uit de bevoegde gezagen zoals genoemd in het kader van het BRZO‟99, dat de inspectie uitvoert. Een technische eenheid binnen een inrichting waar gevaarlijke stoffen worden vervaardigd, gebruikt, gebezigd, verwerkt, of opgeslagen; daartoe worden mede gerekend alle uitrusting, constructies, leidingen, machines, gereedschappen, eigen spooremplacementen, laad- en loskades, aanlegsteigers voor de installatie, pieren, depots of soortgelijke, al dan niet drijvende constructies, die nodigzijn voor de werking van de installatie. (bron: BRZO'99 artikel 1 onder I) Toelichting: Onder installaties en activiteiten zijn in ieder geval begrepen procesinstallaties, utillities, opslagtanks, opslagloodsen, overslaginstallaties, transportleidingen, transporteenheden (tankauto's, spoorketelwagons, schepen) van waaruit of waarheen overslag plaatsvindt en het transport op het terrein. Bij een magazijn is een brandcompartiment, zoals bedoeld in het Bouwbesluit, een installatie.
Intern noodplan
In de ARIE-regeling staan aanvullende bepalingen. Een plan waarin de maatregelen die moeten worden genomen bij een ramp zijn opgenomen. Dit plan dient te worden opgesteld door het bedrijf. De maatregelen zijn gericht op het beperken en beheersen van zware ongevallen en op de gevolgen ervan voor de werknemers (artikel 22 BRZO‟99), en werkt door naar het voorkomen van/beheersen van de effecten voor mens en milieu. Toelichting:
Jaarprogramma Kennisgeving
Kernbepaling Kortstondige opslag
Een wijziging van het BRZO is in voorbereiding om ‘mens en milieu’ beter te verankeren in art 22 BRZO Programma waarin de in dat jaar uit te voeren inspecties in de tijd zijn gepland en zijn toegewezen aan inspecteurs. Document van een BRZO-plichtige inrichting, dat specifieke gegevens bevat over de aanwezige gevaarlijke stoffen en over de activiteiten die in de inrichting en de onmiddellijke omgeving van de inrichting worden uitgevoerd. Een bepaling in het (milieu-)recht waarvoor bij overtreding proces-verbaal moet worden opgemaakt. Opslag van gevaarlijke goederen voor een periode van maximaal veertien dagen. Toelichting: De bovengegeven definitie is een gangbare, maar geen verplichte definitie. Het betreft een door de vergunningverlener (het bg Wm) vast te leggen begrip. Kortstondige opslag kan dus door het bg Wm voor de betreffende inrichting anders zijn gedefinieerd.
Kwantitatieve risico-analyse LAT BRZO LBW Leider inspectieteam
Levenscyclus (Lifecycle)
QRA, een methode om risico‟s in de omgeving van mogelijk risico-opleverende inrichtingen te berekenen. LAndelijk regieTeam (LAT) BRZO. Levensbedreigende waarde. Inspecteur die door de inspectiepartners is aangewezen als eerst verantwoordelijke voor de tijdige en juiste uitvoering van een inspectie. In het BRZO worden vier levensfasen onderscheiden: ontwerp, bouw, gebruik en onderhoud. De vier levensfasen samen vormen de levenscyclus. De te treffen maatregelen en wijze van benadering is voor iedere levensfase specifiek. Bij een technische installatie, of onderdelen (maatregelen) daarvan wordt de onderverdeling van de levenscyclus in de vier levensfasen dan ook nadrukkelijk toegepast bij een inspectie.
Line of Defence (LOD) Loss of Containment Maatgevend scenario
Maatlat
Maatregel
Ook organisatorische maatregelen zoals procedures kennen een levenscyclus. Zie Maatregel. Vrijkomen van gevaarlijke stoffen, bijvoorbeeld door het falen van een fysieke omhulling. Dit is een scenario waarmee inzicht wordt verkregen in de situaties die mede bepalend zijn voor de omvang, het materieel en het materiaal van de bedrijfsbrandweer. Een maatgevend scenario wordt geselecteerd uit de set van geloofwaardige scenario‟s. De maatlat bestaat uit de criteria voor de kwaliteit van inspectieteams en van organisaties waaraan tenminste voldaan moet zijn om de BRZO-taken adequaat te kunnen uitvoeren. De aanwezige technische en organisatorische voorzieningen om de risico‟s van zware ongevallen te beheersen. Deze kunnen zijn toegespitst op een insluitsysteem (specifiek) of op de gehele inrichting van toepassing zijn (generiek). Toelichting: om aangemerkt te worden als LOD dient een apparaat, systeem of actie:
effectief te zijn in het voorkomen van consequenties wanneer het werkt zoals ontworpen; onafhankelijk te zijn van de basisoorzaak en van de componenten van iedere LOD aangemerkt voor hetzelfde scenario; verifieerbaar/valideerbaar te zijn. Maatregelgerichte inspectie Inspectie die inhoudelijk wordt vormgegeven vanuit de gekozen maatregel(en). De maatregelen kunnen afkomstig zijn uit scenario‟s of kunnen anderszins (zoals uit ongevalonderzoek) zijn geselecteerd. Bij de inspectie wordt, afhankelijk van de inspectiedoelstelling, geïnspecteerd of de maatregel of maatregelen juist zijn, of de documentatie op orde is en of ze geïmplementeerd zijn. Daarbij kan ook aan de orde komen of de maatregel voortkomt uit het veiligheidsmanagementsysteem (VMS) en of de maatregel is geborgd in het VMS. Major Accident Reporting System MARS, systeem van de Europese Commissie en in beheer bij het Joint Research Centre (Ispra, Italië). Hier wordt de ongevalsinformatie verzameld die volgens de Seveso-richtlijn door de lidstaten verstrekt moet worden wanneer op hun grondgebied een ramp of zwaar ongeval plaatsvindt.
Managementthema
MARS
Meerjareninspectieplan (MIP)
Milieurisicoanalyse MIP MRA Onderhoud
Onderdelen van VBS-elementen die moeten zijn geregeld om het VBS volledig en goed in te vullen en die afzonderlijk zijn te inspecteren. MARS, systeem van de Europese Commissie en in beheer bij het Joint Research Centre (Ispra, Italië). Hier wordt de ongevalsinformatie verzameld die volgens de Seveso-richtlijn door de lidstaten verstrekt moet worden wanneer op hun grondgebied een ramp of zwaar ongeval plaatsvindt Een ambtelijk op te stellen plan waaruit blijkt hoe de inspecties in het kader van het BRZO‟99 voor een bepaald bedrijf gedurende een periode van vijf jaar worden ingericht. Het plan bevat informatie over zowel de inspectiefrequentie als de inhoud van de verschillende inspecties. MRA, een methode om de risico's te berekenen, die activiteiten van een inrichting voor het milieu kunnen opleveren. Zie Meerjareninspectieplan. Zie Milieurisicoanalyse. De levensfase „Onderhoud‟ (Maintenance) is gerelateerd aan het onderhouden van installaties. Meestal is de betreffende installatie in deze fase uit bedrijf genomen. Beheersing van risico‟s tijdens deze fase is van groot belang, zeker wanneer een gedeelte van de installaties niet uit bedrijf is en dus nog gevaarlijke stoffen bevat.
Ondersteunende procesbeschrijving
Ontwerp
Overtreding PBZO PBZO-document
PBZO-inrichting
Periodieke inspectie Preventie
Aansturing van de levensfase „Onderhoud‟ vindt plaats aan de hand van een deugdelijk inspectie- en testprogramma. Procesbeschrijving die nodig is voor het juist en actueel houden van de primaire processen. De meeste ondersteunende processen (zoals over financiële zaken, het werven en het opleiden van personeel en het middelenmanagement) voeren de partners individueel uit. Alleen die ondersteunende processen die gezamenlijk moeten worden uitgevoerd, worden in de Werkwijzer beschreven. Het betreft de processen A t/m G. De levensfase „ontwerp‟ (Design) is gerelateerd aan het ontwerpen van maatregelen ter voorkoming van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen en ter beperking van de gevolgen van het vrijkomen. Bij het ontwerpen speelt de identificatie van gevaren en de beoordeling van risico‟s een belangrijke rol. Het ontwerpen kan een technische of organisatorische maatregel betreffen en combinaties van beide. Ook bij het ontwerpen van onderdelen van het veiligheidsmanagementsysteem wordt deze levensfase onderkend. Een overtreding is een bevinding omtrent het niet-naleven van vergunningen, wet- en regelgeving. Zie PreventieBeleid Zware Ongevallen. Document waarin het door de inrichting gevoerde beleid ter voorkoming van zware ongevallen is vastgelegd, rekening houdend met de aanwezigheid en de omvang van de risico‟s en waarin het aan het beleid gekoppelde veiligheidsbeheerssysteem op hoofdlijnen is beschreven. De inrichting die gevaarlijke stoffen opslaat, zodanig naar aard en hoeveelheid dat wel de in het BRZO genoemde ondergrens wordt overschreden, maar niet de in het BRZO genoemde bovengrens (voor één of meer genoemde gevaarlijke stoffen) wordt overschreden. Zie vervolginspectie. Het beperken van de kansen op en de gevolgen van ongevallen met behulp van het doorvoeren van maatregelen.
Preventiebeleid Zware Ongevallen Het beleid dat op basis van het BRZO‟99 moet worden gevoerd en dat ten dienste staat van het voorkómen van zware ongevallen en van de beperking van de gevolgen daarvan. Primaire procesbeschrijving Procesbeschrijving waarin een product direct tot stand komt. In dit kader beperkt tot gezamenlijke producten in het kader van het BRZO (procesbeschrijvingen 4 t/m 14 en 19). Procedure Gespecificeerde wijze van het uitvoeren van een activiteit of proces. Proces Een set van samenhangende activiteiten om input (bv. planningen, veiligheidsrapporten, adviezen) om te zetten in output (bv. inspecties, onderzoeksrapporten, handhavingsmaatregelen). Een proces wordt gestart door een duidelijke trigger en eindigt met een duidelijk resultaat. Procesbeschrijving Een gespecificeerde werkwijze waarop een proces wordt uitgevoerd. Bij autorisatie door de leiding is het een norm voor procesvoering. Quantitatieve Risico Analyse QRA
Ramp (of zwaar ongeval)
Zie kwantitatieve risicoanalyse. Gebeurtenis als gevolg van onbeheersbare ontwikkelingen tijdens de bedrijfsuitoefening in een organisatie, waardoor hetzij onmiddellijk, hetzij na verloop van tijd ernstig gevaar voor de gezondheid van de mens binnen of buiten de inrichting of voor het milieu ontstaat en waarbij één of meer gevaarlijke stoffen zijn betrokken (conform BRZO '99 artikel 1.f) Toelichting 1: Een zwaar ongevalbetreft altijd een zogenoemde Loss of Containment (LOC), dat wil zeggen het vrijkomen van gevaarlijke stoffen uit de installatie.
Rampbestrijdingsplan
Rampbestrijdingsscenario Rampenbestrijdingsorganisatie
Rampenplan
Rb Repressie Restrisico
Risico
Toelichting 2: Een zwaar ongeval dat vanwege het voldoen aan de criteria in bijlage VI van de Seveso richtlijn door de overheid gemeld moet worden aan de Europese Commissie, wordt een MARS-ongeval genoemd (MARS = Major Accident Reporting System). Een plan voor een VR-plichtige inrichting (soms ook een PBZOinrichting), vastgesteld door de burgemeester. Dit plan bevat het geheel van te treffen maatregelen in geval van een ramp of een zwaar ongeval. Een scenario dat dient als informatiebron voor het opstellen van het rampbestrijdingsplan. De organisatie die is ingericht om gecoördineerd de gevolgen van een ramp te bestrijden. Vanuit de betrokken overheden zijn dat vooral de gemeente en de hulpverleningsdiensten (politie, ambulancediensten en de brandweer). Vanuit het betrokken bedrijf zijn dat vooral de bedrijfshulpverleningsorganisatie en de bedrijfsbrandweer. Een gemeentelijk organisatieplan waarin is aangegeven hoe in het geval van een ramp, of een dreigende ramp gehandeld dient te worden om tot een doelmatige bestrijding van de ramp en de gevolgen daarvan te komen. Rampbestrijding. De bestrijding en hulpverlening in noodsituaties door inzet van interne en externe hulpverleningsdiensten. Het risico van een ongewenste gebeurtenis dat resteert na het nemen van alle maatregelen om de ongewenste gebeurtenis te voorkomen resp. de gevolgen daarvan te beperken. De waarschijnlijkheid dat een bepaald effect zich binnen een
Risicomatrix
bepaalde periode of onder bepaalde omstandigheden voordoet. Een matrix waarin de restrisico‟s worden aangegeven. Op de ene as wordt de kans aangegeven, op de andere as de ernst van de gevolgen. Zowel de kans als de gevolgen worden kwalitatief gekenmerkt, waarbij een vijfpuntsschaal wordt gehanteerd. Ernst van de gevolgen: verwaarloosbaar; gering; aanzienlijk; groot; zeer groot. Kans:
Rol
RRZO Scenario
zeer groot: komt met enige regelmaat voor; groot: komt af en toe voor; gemiddeld: komt zelden voor; klein: niet waarschijnlijk; maar mogelijk; zeer klein: zeer onwaarschijnlijk. Samenhangende verzameling van kennis en vaardigheden die een persoon in zich moet verenigen om een activiteit te kunnen uitvoeren. Bij het maken van procesbeschrijvingen wordt een rol meestal gekoppeld aan een processtap. Individuele medewerkers kunnen afhankelijk van hun opleiding en senioriteit meerdere rollen vervullen. Zo kennen de in de BRZO-keten samenwerkende organisaties de rollen van bestuurder, manager, inspecteur, handhaver, vergunningverlener, planner en coördinator. Regeling Risico's Zware Ongevallen Een scenario is een beschrijving van de keten van gebeurtenissen vanaf basisoorzaken via een foutenboom naar een directe oorzaak die vervolgens leidt tot het vrijkomen van een gevaarlijke stof (LOC; Loss of Containment). Vanaf het vrijkomen van de gevaarlijke stof worden de vervolggebeurtenissen via een gebeurtenissenboom beschreven tot de beschrijving van het uiteindelijk effect.
De presentatie van het scenario kan plaatsvinden via een vlinderdasmodel, grafisch, tekstueel of via een tabel. Scenario‟s voor bedrijfsbrandweer Dit is de verzameling van de geloofwaardige en de maatgevende scenario‟s voor de bedrijfsbrandweer.
Scenario‟s voor de MRA
Scenario‟s voor de QRA
Scenario‟s voor het interne noodplan
Stoffenlijst
Criteria voor de selectie van de scenario‟s en de inhoud ervan zijn uitgewerkt in het Besluit Bedrijfsbrandweren (BBB). De verzameling van scenario‟s waarmee inzicht kan worden verkregen in de gevolgen van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen voor het oppervlaktewater. De verzameling van scenario‟s waarmee inzicht kan worden verkregen in de gevolgen van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen voor de omgeving van de inrichting. De verzameling van scenario‟s die relevant zijn voor het opstellen van het interne noodplan. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van diverse soorten scenario‟s (bv. geloofwaardig scenario, ramp, MRA, QRA). Lijst waarop vermeld is welke gevaarlijke stoffen, in welke hoeveelheid en op welke locatie binnen de inrichting aanwezig
zijn. Ook de gevaarsgegevens van de stoffen zijn in deze lijst opgenomen.
Systeemgerichte inspectie
Toezicht
Toezichthouder Top-down Utilities
Er zijn meerdere stoffenlijsten: voor burgers en voor externe hulpverleners (zie RRZO). Inspectie gericht op het functioneren van het veiligheidsmanagementsysteem ofwel het Preventiebeleid Zware Ongevallen (PBZO) in samenhang met het Veiligheidsbeheerssysteem (VBS). Toezicht is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren. De ambtenaar die het toezicht uitvoert. Zie systeemgerichte inspectie. Systemen ter ondersteuning van het hoofdproces. Bijvoorbeeld electriciteit, stoom, inerte gassen, instrumentatielucht, koelsystemen. Toelichting:
VBS Veiligheidsbeheerssyteem Veiligheidsmanagementsysteem
Veiligheidsrapport Vervolginspectie
Vlinderdas
VMS Volledigheidstoets
VR VR-inrichting
Het betreft geen veiligheidskritische systemen (bijvoorbeeld: detectie, bluswaternet, stikstofblanketing, etc). Zie veiligheidsbeheerssysteem. Het onderdeel van het veiligheidsmanagementsysteem dat dient ter uitvoering van en ter vaststelling van het PBZO. VMS. Het veiligheidsmanagementsysteem wordt gevormd door het Preventiebeleid Zware Ongevallen (PBZO) en het ter uitvoering en ter vaststelling van dit beleid opgestelde en geïmplementeerde Veiligheidsbeheerssysteem (VBS). Een rapport als bedoeld in artikel 10 BRZO‟99. Een inspectie (uitgevoerd door de bevoegde toezichtouders in het kader van het BRZO‟99) die volgt op een initiële inspectie bij een BRZO-bedrijf. Het aantal vervolginspecties binnen een periode van 5 jaar en de inhoud ervan worden onder andere bepaald door de resultaten van de eraan voorafgaande initiële inspectie. De vlinderdas is een methode van presenteren en inzichtelijk maken van een scenario. Hierbij vormt het hart van de vlinderdas het vrijkomen van een gevaarlijke stof uit een omhulling die om de een of andere reden faalt. De linkerkant van de vlinderdas is de foutenboom waarmee de keten van fouten wordt beschreven vanaf basisoorzaken tot directe oorzaak van het falen van de omhulling. De rechterkant van de vlinderdas is de gebeurtenissenboom waarmee de keten van vervolggebeurtenissen vanaf het vrijkomen van een gevaarlijke stof tot de uiteindelijke schade wordt beschreven. Zie Veiligheidsmanagementsysteem. Een toets of het veiligheidsrapport, dat is ingediend door een bedrijf om te voldoen aan de artikel 10 BRZO‟99 verplichting, volledig is. De toets is er dus op gericht om te beoordelen of tenminste alle wettelijk verplichte onderwerpen die zijn opgenomen in bijlage III van het BRZO‟99 in het VR zijn opgenomen. Deze onderwerpen zijn verder uitgewerkt in PGS 6. Zie Veiligheidsrapport. De inrichting die gevaarlijke stoffen opslaat, zodanig naar aard en hoeveelheid dat de in het BRZO genoemde bovengrens (voor één of meer genoemde gevaarlijke stoffen) wordt
VRW Waardering
Waterkwaliteitsbeheerder
Zwaar ongeval (of ramp)
overschreden. Voorlichtingsrichtwaarde. Bij de waardering van de criteria wordt een vierpuntsschaal gehanteerd: goed: het item is aanwezig; redelijk: het item is vrijwel aanwezig; matig: het item is vrijwel afwezig; slecht: het item is afwezig. Het bestuursorgaan dat op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is aangewezen tot uitvoering van de in die wet genoemde taken. Gebeurtenis als gevolg van onbeheersbare ontwikkelingen tijdens de bedrijfsuitoefening in een organisatie, waardoor hetzij onmiddellijk, hetzij na verloop van tijd ernstig gevaar voor de gezondheid van de mens binnen of buiten de inrichting of voor het milieu ontstaat en waarbij één of meer gevaarlijke stoffen zijn betrokken (conform BRZO '99 artikel 1.f) Toelichting 1: Een zwaar ongeval betreft altijd een zogenoemde Loss of Containment (LOC), dat wil zeggen het vrijkomen van gevaarlijke stoffen uit de installatie. Toelichting 2: Een zwaar ongeval dat vanwege het voldoen aan de criteria in bijlage VI van de Seveso richtlijn door de overheid gemeld moet worden aan de Europese Commissie, wordt een MARS-ongeval genoemd (MARS = Major Accident Reporting System).
VAAK VOORKOMEND IN DE PETROCHEMIE
AOX Absorbeerbare organische halogeenverbindingen, hieronder vallen ondermeer gechloreerde oplosmiddelen. Avio Algemene voorwaarden voor het uitvoeren van industriële onderhoudswerkzaamheden en modificaties, standaardcontract voor de uitbesteding van onderhoudsactiviteiten dat sinds april 1997 wordt toegepast. Amorf Niet kristallijn. Aniline Kleurloze olieachtige vloeistof, C6H5NH2 Bat Best available techniques, beste beschikbare technieken. Bep Bedrijfsenergieplan. Biocrude Lichte stookolie gemaakt uit biomassa. Bitumen Mengsel van vaste en vloeibare stoffen. Corrosie Reactie waarbij metaal wordt aangetast door zuur of zuurstof, roestvorming. DVR Druk/vacuüm reinigen Design out maintenance (DOM) onderhoudsmethodiek gericht op continue verbetering van de prestaties van installaties door onderhoud. Distributed control system (DSC) systeem voor gedristribueerd integraal meten, regelen en visualiseren van een productieinstallatie, centrale data server staat volgens een spinstructuur één op één in contact met veldapparatuur, plc‟s, pc‟s, en business systems. EOX Extraheerbare organische halogeenverbindingen,bijvoorbeeld gechloreerde oplosmiddelen. EPC Engineering, procurement, Construction, benaming voor contracten waarbij één hoofdopdrachtnemer – een bedrijf of een consortium van bedrijven – verantwoordelijk is voor de engineering, de aanbesteding en de constructie van een fabriek of grote installatie. Emplyability Kostenbeheersing door arbeidsflexibiliteit. Foreign engineering contractor (FEC) engineering contractor die een fabriek, installatie of delen daarvan ontwerpt voor een land waar het zelf geen vestiging van betekenis heeft. Gebruiksafhankelijk onderhoud Onderhoud dat wordt uitgevoerd als een berekende termijn verstreken is.
IPC Industrial personal computer. Infrarood Elektromagnetische straling met golflengten groter dan die van zichtbaar licht. Joint venture Gezamenlijke onderneming van afzonderlijke bedrijven vaak voor een begrensd aantal activiteiten; nauw geformaliseerde vorm van alliantie. Key performance indicator (KPI) getal dat aangeeft hoe een fabriek of fabrieksonderdeel op een bepaalt aspect presteert. Key-suppliership Concept waarbij de klant de inkoop van onderdelen categoriseert en voor elke productsoort een vaste leverancier kiest. PDI Product data interchange, gericht is op het verstrekken van productinformatie zoals productsamenstelling, ontwerpgegevens, fabricagevoorschriften en veiligheidsaspecten. Programmable logic controller (plc) programmeerbare logische besturingscomputer. Risk Based Maintenance (RBM) Onderhoudsmethodiek waarbij beslissingen over onderhoud worden gebaseerd op risico‟s. Storingsafhankelijk onderhoud Onderhoud dat wordt uitgevoerd op basis van gesignaleerde storingen. Supply chain management Het rationeel besturen van een gehele toeleveringsketen, bedrijven van dit type zijn geen dozen schuivers meer, maar industriële dienstverleners die toegevoegde waarde bieden. Toestand afhankelijk onderhoud (TAO) vorm van periodiek preventief onderhoud waarbij de werkzaamheden worden afgestemd op de conditie of de toestand van productiemiddelen. Total productive maintenance (TPM) onderhoudsmethodiek die er op gericht is zoveel mogelijk onderhoudstaken te laten verrichten door de productiemedewerkers. VCA Veiligheids checklist aannemers. VCU Veiligheids checklist uitzendbureaus. VGM Veiligheid, Gezondheid en Milieu. VLG Reglement vervoer over land van gevaarlijke stoffen. VOS Vluchtige organische stoffen. VSA Vacuum swing absorption.
VSG Reglement vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen.