GRENSWAARDEN BIJ BLOOTSTELLING AAN SCHEIKUNDIGE STOFFEN GRENSWAARDEN EN DE ANALYSE VAN HET GEZONDHEIDSRISICO BIJ BLOOTSTELLING AAN SCHEIKUNDIGE STOFFEN Deze brochure bevat de lijst van grenswaarden voor blootstelling aan chemische agentia op de werkplaatsen waarnaar het artikel sexies van het A.R.A.B verwijst (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming). De lijst is niet identiek met die in Bijlage II bij titel II, hoofdstuk IIbis van het ARAB gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 juni 1995. Bij het ter perse gaan in het Belgisch Staatsblad zijn er enkele fouten in geslopen. Deze brochure bevat een verbeterde tekst en de vergissingen zullen rechtgezet worden bij de volgende aanpassing van het desbetreffende besluit (K.B. van 11 april 1995). De bedoeling van deze brochure is de gebruiker een handig werkinstrument te bieden om hem behulpzaam te zijn bij de risicoanalyse en –evaluatie voor de gezondheid van de werknemers op de werkplek. Artikel 103sexies 4.a) van het ARAB schrijft voor dat de aard en de mate van blootstelling van de werknemers moeten worden bepaald om het risico te kunnen ramen en de te nemen maatregelen te kunnen vaststellen. Verder bepaalt punt 4.b) dat de grenswaarden moeten worden nageleefd. De regelgeving schrijft geen bepaalde techniek van risicoanalyse en –evaluatie voor, maar laat de keuze aan de verantwoordelijke werkgever. De techniek dient echter consistent te zijn met de algemene voorschriften in de regelgeving; die staan in Bijlage I bij titel II, hoofdstuk IIbis van het ARAB. (zie deel II reglementaire teksten). Ten behoeve van degenen die deze risico-evaluaties moeten uitvoeren werd door Technisch Comité 137 van CEN (Comité européen de normalisation) een leidraad opgesteld. Die leidraad (“Werkplaatsatmosferen – leidraad voor het evalueren van de blootstelling aan chemische agentia bij inademing voor vergelijking met grenswaarden en meetstrategie”) is als norm NBN-EN 689 gedeponeerd bij het Belgisch Instituut voor Normalisatie, Brabançonnelaan 29, te 1040 Brussel en is bij deze instelling verkrijgbaar. De risicoanalyse dient aan de basis te liggen van de maatregelen die zullen worden genomen om de gezondheid, de veiligheid en het welzijn op de werkplek zo goed mogelijk te kunnen beschermen. Het is de bedoeling dat de gezondheidsrisico’s van elke afzonderlijke werknemer worden ingeschat. Hiertoe kan het noodzakelijk zijn dat eerst een collectieve risicoanalyse wordt uitgevoerd. Deze analyse wordt op een multidisciplinaire wijze uitgevoerd. De inbreng van tal van personen is immers van groot belang: in de eerste plaats de betrokken werknemers, het diensthoofd veiligheid, de persoon belast met de organisatie van het werk, eventueel de werkgever zelf, de arbeidsgeneesheer, ergonomen, meetlaboratoria en andere deskundigen binnen of buiten de onderneming. Eens de collectieve risicoanalyse is verricht, moet die daarna “vertaald” worden naar elke afzonderlijke werknemer: de individuele risicoanalyse. Deze analyse houdt rekening met risicofactoren en beperkingen die eigen zijn aan de 1
persoonlijke levenssfeer van elk individu (genetische, fysiologische). Daarom valt de individuele risicoanalyse onder de medische geheimhouding en behoort ze tot het exclusieve werkgebied van de arbeidsgeneeskundige. Voorbeelden van aspecten die tot het domein van de individuele risicoanalyse behoren zijn: een allergie voor isocyanaten, een verlaagde longcapaciteit, een vroeger doorgemaakte hepatitis, enz. Hoewel de individuele risicoanalyse tot het exclusieve werkdomein van de bedrijfsarts behoort, kan deze onmogelijk de individuele risicoanalyse uitvoeren indien hij niet betrokken is geweest bij het uitvoeren van de collectieve risicoanalyse. De term “risico” wordt soms op verschillende wijzen begrepen, volgens de context of volgens de gehanteerde taal. Hetzelfde geldt voor andere termen die bij de risicobeoordeling worden gebruikt. Daarom is het belangrijk dat begrippen al “gevaar”, “risico”, “schade” en “risicofactor” op een eenduidige manier worden gedefinieerd. “Gevaar” wordt gedefinieerd als een intrinsieke eigenschap of een vermogen van een product, een werkmethode, een werkuitrusting of een situatie om schade toe te brengen. Elke bedrijfsmatige handeling houdt dus een specifiek gevaar in (het vervaardigen van een bepaald product met welbepaalde hulpmiddelen door het toepassen van een welbepaalde werkmethode). Dit gevaar moet zo objectief mogelijk worden gedocumenteerd. Het volstaat dus niet enige kennis te hebben van het gevaar van een bepaalde stof. Kennis van het gevaar van de werkmethode die bij deze stof gebruikt wordt, is evenzeer noodzakelijk. Met “risico” wordt de kans op schade voor de gezondheid door de inwerking van een of meerdere risicofactoren bedoeld. “Kans” is een verhouding en is dus een onbenoemd getal, begrepen tussen 0 en 1 (van volstrekt veilige situatie tot gegarandeerde gezondheidsschade). “Risicofactoren” zijn factoren die medebepalend zijn voor de kans, en dit zowel in positieve als in negatieve zin. Men onderscheidt zowel collectieve als individuele risicofactoren. We spreken van collectieve risicofactoren wanneer het gaat over: * arbeidsomstandigheden * agentia (chemisch, fysisch, biologisch) en procédés * arbeidsorganisatie * psychosociale factoren. We spreken van individuele risicofactoren wanneer ze zijn: * * *
genetisch gedragsbepalend (rokers, voeding, kleding…) fysiologisch (inspanning, zwangerschap, ziekte…)
Een risico kan geassocieerd worden met verschillende risicofactoren: zo kan de ontwikkeling van een beroepsziekte in de hand gewerkt worden door de arbeidsomstandigheden (slechte ventilatie), door de aanwezigheid van een bepaalde substantie (giftig), door de toestand van de werknemer (stofwisseling), door het gedrag of ook nog door de gezondheidstoestand en leeftijd van de werknemers. 2
Met “schade” worden de nadelige gevolgen bedoeld. Die kunnen zich situeren op verschillende niveaus: bijvoorbeeld het bedrijfsresultaat, de kwaliteit van het product, het milieu, de veiligheid en de gezondheid, het werkcomfort, enz. Wij beperken ons hier tot schade aangericht aan de gezondheid. Bij een risicoanalyse dient de schade nauwkeurig te worden bepaald: bijvoorbeeld aantasting van de nierfunctie, huidirritatie, enz. Schade kan, om praktische en systematische doeleinden, worden ingedeeld in verschillende ernstgraden (b.v. met het oog op een systeem van financiële vergoeding voor opgelopen beroepsziekten). Men kan opmerken dat voor elke gezondheidsschade een welbepaalde afzonderlijke kans (risico) bestaat. Hoe kunnen grenswaarden voor blootstelling aan scheikundige agentia in een systeem van risicoanalyse en –evaluatie worden gebruikt? In de eerste plaats dient te worden gekeken naar de definitie van de gebruikte grenswaarde. Gaat het om een zogenaamde gezondheidsgrenswaarde of om een operationele grenswaarde? Gezondheidsgrenswaarden zijn gebaseerd op een definitie die poogt een blootstellinggrens te trekken waaronder gezondheidsschade (haast) niet voorkomt. Deze grenswaarden zijn zoveel waard als de wetenschappelijke documenten waarop zij gesteund zijn (de zogenaamde criteriadocumenten). De wetenschappelijke kennis is echter in voortdurende beweging, zodat gezondheidsgrenswaarden na verloop van tijd heel vaak naar onderen worden herzien. Door een dergelijke (strengere) herziening wordt meteen bewezen dat de vorige waarde toch geen “echte” gezondheidsgrenswaarde was. De zogenaamde gezondheidsgrenswaarden (waarvan de lijst van “Threshold Limit Values” van de “American Conference of Governmental Industrial Hygienists” een voorbeeld is) kunnen evenwel altijd als operationele grenswaarden worden beschouwd en aldus worden benut. Operationele grenswaarden pretenderen dus niet de gezondheidsgrenzen van blootstelling te zijn. Bij de bepaling van operationeel grenswaarden wordt rekening gehouden met alle mogelijke gegevens in verband met een beïnvloeding van de gezondheid door het agens. Maar er is meer: operationele grenswaarden houden ook rekening met andere factoren dan gezondheidsfactoren, bijvoorbeeld technische realiseerbaarheid, meetbaarheid en zelfs economische criteria. Zij zijn evenzeer op wetenschappelijk onderzoek gestoeld, maar worden nadien onderworpen aan een technische en sociaal-economische toetsing. De afgedrukte reeks grenswaarden is voor het overgrote deel gebaseerd op de “Threshold Limit Values” van de “American Conference of Governmental Industrial Hygienists”. Sinds hun publicatie in het Belgisch Staatsblad hebben zij evenwel het karakter gekregen van operationele grenswaarden, die ingevolge artikel 103sexies van het ARAB moeten worden toegepast. Operationele grenswaarden worden gekoppeld aan actieniveaus voor welbepaalde en doelgerichte preventiemaatregelen. Zo kan, bij voorbeeld, bij een blootstelling van acht uur per dag aan een concentratie onder één vierde van de grenswaarde, een welbepaalde reeks maatregelen worden genomen; bij een blootstelling aan de helft van de grenswaarde moet dan weer een andere reeks (strengere) maatregelen worden genomen, enz.
3
Vanzelfsprekend moeten de opgelegde maatregelen in overeenstemming zijn met het risicogehalte, dat op zijn beurt is gesteund op de wetenschappelijke kennis van het ogenblik. Vandaar dat men aan grenswaarden op zich geen definitieve waarde mag hechten. Ze moeten worden beschouwd als één van de vele noodzakelijke hulpmiddelen om, bij een bepaalde stand van de wetenschappelijke kennis, een risicoanalyse en –evaluatie uit te voeren. Deze werkzaamheden moeten dan op hun beurt leiden tot een goed onderbouwd preventiebeeld. In Bijlage I bij titel II van hoofdstuk IIbis van het ARAB staat als definitie van grenswaarde: “de maximale concentratie van een chemisch agens, als tijdsgewogen gemiddelde over een referentieperiode, waarboven geen enkele werknemer mag worden blootgesteld”. De blootstelling heeft betrekking op de concentratie van het agens in de onmiddellijke ruimtelijke omgeving, voor zover geen adembescherming wordt gebruikt. Dit betekent dat de grenswaarden voor geen enkel werknemer mogen worden overschreden ingeval geen persoonlijke ademhalingsbescherming wordt gedragen of kan worden gedragen. De naleving van de grenswaarden houdt echter niet noodzakelijk in dat het werk voor alle werknemers een aanvaardbaar niveau van veiligheid biedt. Zoals gezegd, moet ook rekening worden gehouden met individuele risicofactoren, zoals een verminderde lever- of nierfunctie, die de eliminatie van de agentia in het lichaam kan vertragen. Indien wordt vastgesteld dat de grenswaarden worden overschreden, dan moeten ingevolge artikel 103sexies d) van het ARAB de oorzaken hiervan onmiddellijk worden opgespoord om de toestand te corrigeren. In elk geval is het hoofddoel niet het naleven van de grenswaarden, maar het maximaal waarborgen van de gezondheid en de veiligheid op de werkplek. Om deze redenen blijft de regel vervat in artikel 148decies 2.2, § 1, derde lid, punt a) van het ARAB bindend: de concentraties aan gevaarlijke stoffen op de werkplek moeten zo laag mogelijk worden gehouden. Wij hopen dat deze brochure de gebruiker zal in staat stellen een steeds betere risicoanalyse en –evaluatie op de werkplek uit te voeren. Het tweede gedeelte van deze brochure herneemt op bladzijde: 7- de artikelen 103 ter tot 103 octies van het ARAB 9- artikel 148 decies 2 11- bijlage I bij titel II, hoofdstuk ll bis van het ARAB (referentiemethode) 17- bijlage ll bij titel ll, hoofdstuk ll bis van het ARAB (alfabetische lijst en limietwaarden) 39- een lijst met de substanties gerangschikt volgens CAS nummer. UITTREKSELS UIT HET A.R.A.B. Art. 103ter. Dit hoofdstuk heeft tot doel de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van hun gezondheid, inbegrepen de voorkoming van dergelijke risico’s, die hen bedreigen of kunnen bedreigen ten gevolge van blootstelling aan als schadelijk beschouwde chemische, fysische en biologische agentia. 4
Art. 103quater. In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: -
agens: het chemische, fysische of biologische agens dat een risico voor de gezondheid kan bieden;
-
werknemer: iedere in artikel 28 van onderhavig reglement bedoelde persoon die aan een agens is blootgesteld of kan worden blootgesteld;
-
limietwaarde: de blootstelling of limietwaarde voor een biologische indicator in het beschouwde milieu, naar gelang van het agens.
Art.103quinquies. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 28bis tot 28sexies neemt de werkgever de maatregelen voorzien in artikel 103sexies om de blootstelling van de werknemers aan de agentia te voorkomen of op een zo laag mogelijk niveau te houden als technisch gesproken uitvoerbaar is. Wanneer het één van de agentia betreft die opgenomen werden in de bijlage ll bij artikel 124, 2°, neemt hij, bovendien, de aanvullende maatregelen voorzien in artikel 103septies. Voor de toepassing van de voorgaande leden past de werkgever elk van de maatregelen voorzien in de artikelen 103sexies en 103septies toe, rekening houdend met de aard van het agens, de mate en de duur van de blootstelling, de ernst en het risico en de daaromtrent beschikbare kennis, alsmede met de mate waarin de te nemen maatregelen dringend zijn. Wanneer het één van de agentia betreft die, opgenomen werden in bijlage ll bij voormeld artikel 124, 2° neemt de werkgever de nodige maatregelen om een passende bewaking van de gezondheidstoestand van de werknemers te verzekeren tijdens de periode van blootstelling en om de werknemers en/of leden van het comité voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing van de Werkplaatsen of, bij ontstentenis van dergelijk comité, de vakbondsafvaardiging, de beschikking te geven over een aangewezen informatie met betrekking tot de gevaren die genoemde agentia inhouden. Art. 103sexies. De maatregelen bedoeld bij artikel 103quinquies, eerste lid, zijn: 1
beperking van het gebruik van het agens op het werk;
2
beperking van het aantal werknemers dat aan het agens wordt of kan worden blootgesteld;
3
preventieve maatregelen;
4
a) voor alle werkzaamheden die een blootstellingrisico voor de werknemers kunnen opleveren, bepaling van de aard en de mate van blootstelling van de werknemers ten einde alle risico’s voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers te kunnen ramen en de te nemen maatregelen te kunnen vaststellen; b) het rekening houden met de in dit reglement opgenomen grenswaarden en voor de stoffen waarvoor dit reglement geen enkele grenswaarde is vermeld, de meest recente waarden van de “Threshold Limit Values” die door de “American Conference of Governmental Hygienists” werden aangenomen;
5
c) vaststelling van de bemonsteringsprocedures en regels voor meting en evaluatie van de resultaten; in geval van chemische agentia, vaststelling van bemonsteringsprocedures en regels voor meting en evaluatie van de resultaten overeenkomstig de in de bijlage van dit hoofdstuk beschreven referentiemethode of een methode die gelijkwaardige resultaten oplevert; d) wanneer en grenswaarde wordt overschreden, het onverwijld vaststellen van de oorzaken van deze overschrijding en zo spoedig mogelijk uitvoering van maatregelen om verbetering te brengen in de situatie. 5
beschermingsmaatregelen, onder meer toepassing van passende arbeidsprocédés en –methoden.
6
maatregelen voor collectieve bescherming.
7
maatregelen voor individuele bescherming , wanneer de blootstelling aan het agens technisch niet kan worden vermeden.
8
hygiënische maatregelen;
9
a) de noodzakelijke informatie en een volledige opleiding door de werkgevers van de werknemers of de leden van het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen of, bij ontstentenis ervan, de vakbondsafvaardiging over de potentiële gevaren van blootstelling, de door de werknemers in acht te nemen technische preventiemaatregelen, en de door de werkgever genomen en door de werknemers te nemen voorzorgsmaatregelen; b) de noodzakelijke informatie en een volledige vorming door de werkgevers van de werknemers of de leden van het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen of, ontstentenis ervan, de vakbondsafvaardiging over de procedures voor de beoordeling van de risico’s, over het bestaan van grenswaarden als bedoeld in punt 4, b) en de noodzaak metingen te verrichten, alsmede over de in punt 4, d) voorgeschreven maatregelen bij het overschrijden van een grenswaarde.
10 gebruik van waarschuwings- en veiligheidssignalisatie; 11 medisch toezicht op de werknemers, zoals voorzien bij artikel 124, § 1. 12 houden en bijhouden van registers met blootstellingsniveaus, van lijsten van werknemers die zijn blootgesteld volgens de procedure beschreven in artikel 124, § 2, en van medische dossiers zoals voorzien in artikel 146quinquies, 13 in geval van abnormale blootstelling toe te passen noodmaatregelen; 14 zo nodig, en onverminderd het gebruiksverbod gesteld bij dit reglement, beperkt of algemeen verbod van het agens wanneer het gebruik van de andere beschikbare middelen geen voldoende bescherming garandeert. Art. 103septies. De aanvullende maatregelen bedoeld in artikel 103quinquies, tweede lid zijn: 1
het uitoefenen van medisch toezicht op de werknemers voordat zij worden blootgesteld en, daarna, met vaste tussenpozen zoals voorzien bij de artikelen 6
124 en 128bis. in bijzondere gevallen moeten de werknemers die aan het agens zijn blootgesteld geweest toezicht op hun gezondheidstoestand kunnen genieten na de beëindiging van hun blootstelling; 2
mogelijke kennisneming voor de werknemers en/of voor de leden van het Comité voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing van de Werkplaatsen of, bij ontstentenis van dergelijk comité, voor de vakbondsafvaardiging van de resultaten van metingen aangaande de blootstelling en, wanneer die het verband met de blootstelling aantonen;
3
de mogelijkheid voor elke betrokken werknemer kennis te nemen van de resultaten van zijn eigen biologische onderzoeken die het verband met de blootstelling aantonen;
4
voorlichting van de werknemers en/of de leden van het Comité voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing van de Werkplaatsen of, bij ontstentenis van dergelijk comité, van de vakbondsafvaardiging, in geval van overschrijding van de limietwaarden bedoeld in artikel 103sexies, over de oorzaken van de overschrijding en over de maatregelen die genomen werden of moeten worden genomen om eraan te verhelpen;
5
mogelijke kennisneming van de werknemers en/of van de leden van het Comité voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing van de Werkplaatsen of, bij ontstentenis van dergelijk comité, voor de vakbondsafvaardiging, van een passende informatie waardoor zij een betere kennis kunnen opdoen met betrekking tot de gevaren waaraan zij zijn blootgesteld;
Art. 103octies. de werkgever zorgt ervoor at: 1
de leden van het Comité voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing van de Werkplaatsen of, bij ontstentenis van dergelijk comité, de vakbondsafvaardiging, zich van de toepassing van de bepalingen bedoeld in artikel 103quinquies hierboven kunnen vergewissen of erbij kunnen worden betrokken;
2
elke werknemer die op medische gronden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 146bis, tijdelijk wordt onttrokken aan blootstelling aan de werking van een agens, voor zover mogelijk ander werk krijgt.
Art. 148decies. 2. Specifieke maatregelen. 2. Strijd tegen de bezoedeling van de werkplaatsen. § 1. Het verwekken van stof, gas, damp, wasem of rook in de atmosfeer der werkplaatsen dient te worden vermeden door de middelen die het best zijn aangepast aan de omstandigheden. Deze hinder wordt uitgeschakeld aan de bron, hetzij door een lokaal zuigsysteem, of door het uitvoeren in “besloten ruimte” van de verrichtingen waardoor hij kan teweeggebracht worden. Wanneer de uitschakeling aan de bron technisch niet mogelijk is, worden de werklokalen voorzien van een algemeen ventilatiesysteem, waarvan de inrichting onderworpen is aan het eerbiedigen van de volgende voorwaarden:
7
a) de atmosfeer van de werklokalen moet het voorwerp uitmaken van een voortdurend toezicht, opdat het concentratieniveau van de bezoedeling in de atmosfeer van deze lokalen zo laag mogelijk zou zijn en in ieder geval nooit de grenzen van de toelaatbare limietwaarden zou overtreffen, die werden vastgesteld voor een aantal chemische stoffen (T.L.V. values); b) de verspreiding van het stof dient verholpen door het neer te slaan en zo mogelijk door vochtige werkwijzen toe te passen of door de poedervormige stoffen te besproeien; c) het ventilatiesysteem mag geen bron van ongemak zijn voor de werknemers; d) in de omstandigheden waarin moet worden gevreesd dat schadelijke uitwasemingen vanuit belendende lokalen in de werklokalen zouden binnendringen heeft de kunstmatige ventilatie tot doel een overdruk teweeg te brengen in het te beschermen lokaal. § 2. Indien de technische middelen voor de uitschakeling van deze hinder ontoereikend of onafdoend zijn, dragen de werknemers een ademhalingstoestel van het gepaste type, dat hun ter beschikking wordt gesteld door de werkgever. § 3. Bepalingen toepasselijk op sommige machines. a) Voor de in de werkplaatsen gebruikte houtbewerkingmachines, wordt de verwijdering van spaanders, houtkrullen, schaafsel zaagsel en stof door doeltreffende middelen verzekert. Wanneer zij niet mechanisch worden verwijderd, worden de grote stukken afval naarmate hun productie in daartoe bestemde vergaarbakken geplaatst. De in open lucht gebruikte houtbewerkingmachines worden zodanig opgesteld dat een snelle verwijdering van spaanders, houtkrullen, schaafsel, zaagsel en stof verzekerd is. De bovenvermelde bepalingen zijn eveneens van toepassing op houtbewerkingmachines die gebruikt worden voor de bewerking van andere materialen. b) de afzuiging van schuur- en polijstmachines gebeurt mechanisch. Zo die machines stof voortbrengen bestaande uit gevaarlijke elementen, al dan niet gemengd met houtstof, dan wordt een afzuiginstallatie aangebracht die onafhankelijk is van de algemene afzuiginstallatie.
8
EINECS Nr
CAS Nr
Naam van het Agens
Grenswaarde ppm
Grenswaarde mg/m3
Korte Korte Bijkomen tijdstijdsde waarde waarde indeling@ ppm mg/m3
200-662-2
00067-64-1
Aceton
750
1806
1000
2415
205-500-4
00141-78-6
Ethylacetaat
400
1461
*
*
--
--
Glasvezelstof
*
10
*
*
200-817-4
00074-87-3
Methylchloride
50
104
100
210
200-838-9
00075-09-2
Methyleenchloride
50
177
*
*
215-661-2
01338-23-4
Methylethylketonperoxide
0,2
1,5
*
*
--
12926-00-8
Silicagel
*
10
*
*
202-851-5
00100-42-5
Styreen (monomeer)
50
216
100
432
238-877-9
14807-96-6
Talk (asbestvrijinadembaar stof)
*
2
*
*
215-535-7
01330-20-7
Xyleen (alle isomeren)
100
440
150
660
D
M
D
9
KANKERVERWEKKENDE SCHEIKUNDIGE STOFFEN BIJ DE MENS Definitie en klassificatie Dit overzicht van kankerverwekkende stoffen is ontstaan uit een samenvoeging van de meest recente lijsten die gepubliceerd werden door organismen en instellingen waarvan het (wetenschappelijk) werk als referentie geldt voor de hele wereld. Het betreft: -
IARC - Monographs on the evaluation of carcinogenic risk to humans. Overall evaluations of carcinogenicity: an updating of IARC Monographs vol. 1 to 42, Lyon, IARC 1987, suppl. 7.
-
Maximale Arbeitsplatzkonzentrationen und Biologische Arbeitsstofftoleranzwerte. Mitteilung XXIII der Senatskommission zur Prüfung gesundheitsschädlicher Arbeitsstoffe. (Deutsche Forschungsgemeinschaft DFG 1987).
-
Second Annual Report on Carcinogens. National Toxicology programm (US Department of health and human services dec. 1981).
-
Potential atmospheric carcinogens (US Environmental Protection Agency – 1980).
-
Treshold limit values and biological exposure indices for 1988 – 1989 – ACGIH Cincinnati – Ohio.
-
SAX, N. IRVING - Dangerous Properties of Industrial Materials. N. IRVING SAX and RICHARD J. LEWIS Sr.
-
7th edition
Kankerverwekkende scheikundige stoffen De kankerverwekkende stoffen worden ingedeeld in 4 categorieën. Klasse 1:
Kankerverwekkend bij de mens Stoffen met erkend kankerrisico bij de mens. Er zijn voldoende aanwijzingen om het causaal verband aan te tonen tussen blootstelling aan deze stoffen en het ontstaan van kanker.
Klasse 2:
Waarschijnlijk kankerverwekkend bij de mens Stoffen waarbij de carcinogeniteit bijna voldoende aantoonbaar is. Stoffen waarbij men beschikt over beperkte aanwijzingen betreffende de carcinogeniteit bij de mens, en die weerhouden werden wegens voldoende aanwijzingen betreffende de carcinogeniteit bij het dier.
10
Klasse 3:
Mogelijke kankerverwekkers bij de mens Stoffen waarvan de carcinogeniteit bij de mens onvoldoende kan aangetoond worden, maar van dewelke voldoende aanwijzingen bestaan dat ze kankerverwekkend zijn bij dieren. Eveneens stoffen waarvan de kankerverwekkende werking absoluut niet werd bewezen bij de mens, maar waarvan voldoende aanwijzingen bestaan dat ze carcinogeen zijn bij het dier.
Mutagenen: Mutagene scheikundige stoffen Stoffen die bij zoogdieren genetische afwijkingen kunnen teweegbrengen.
ALFABETISCHE LIJST VAN GEKLASSIFICEERDE PRODUKTEN EN STOFFEN CAS
FORMULE
KLASSE
BENAMING
36
1327-33-9
O3 SB2
C3
ANTIMOONOXIDE
255
74-87-3
CH3 CL
MJ
METHYLCHLORIDE
260
75-09-2
CH2 CL2
C3
METHYLEENCHLORIDE
337
100-42-5
C8 H8
C3 MU
STYREEN
360
79-01-6
C2 H CL3
MU
TRICHLOORETHYLEEN
11