11 November 2013
MARTIJN KLEPPE Proefschrift over icoon-foto's Pagina 4
u i t g av e v o o r v r i e n d e n va n h e t
ZEITUNGSMUSEUM Op bezoek bij onze Duitse concullega Pagina 7
DE KRANT VAN KEES Journalist in de hoofdrol in een kinderboek Pagina 8
HARDE LESSEN
Gerard Mulder op zoek naar kwartjes Pagina 9
Sylvia Witteman eert haar idool Simon Carmiggelt Afgeladen vol is het Persmuseum bij de opening van de Carmiggelt-expositie. De honderdjarige leeft! Ze gaat nooit slapen zonder eerst iets van haar idool te lezen, bekende Sylvia Witteman donderdag 7 november in een volgepakt Persmuseum. “Zonder Carmiggelt was ikzelf nooit gaan schrijven.” Witteman opende de tentoonstelling door zich te laten interviewen door Job Schouten, de drijvende kracht achter deze expositie. “Hij droomt alleen nog maar van Carmiggelt,” veronderstelde Persmuseumdirecteur Niels Beugeling. Maar dat gesprek kon natuurlijk pas plaatsvinden nadat eerst, geheel in stijl, saxofonist Jan Menu (hij maakte een tussenstop op weg naar het Bimhuis) In a sentimental mood had gespeeld, het nummer van Duke Ellington dat Carmiggelt als herkenningsmelodie gebruikte als hij op de televisie een Kronkel voordroeg, en dat zeker ook daardoor onsterfelijk is geworden. Dat voordragen nam nu Job Schouten op zich, die zijn best had gedaan een even hilarisch als melancholiek voorbeeld uit Carmiggelts rijke oeuvre te kiezen. Bewonderaars Het was wel een beetje schrijnend te beseffen, dat Volkskrant-columniste Sylvia Witteman in deze tijd waarschijnlijk een veel grotere schare lezers en bewonderaars heeft dan Simon Carmiggelt. Dat vreest zij zelf ook. “Ik ben bang dat hij niet zo veel meer wordt gelezen. Als ik om me heen kijk: de mensen
foto Karin Liefting
DOOR Bert Steinmetz
Job schouten interviewt Sylvia Witteman. hier zijn ook allemaal oud.” Waarop die mensen reageerden met een afkeurend gejoel. “Ik ben zelf ook oud,” ging Witteman ietwat sussend verder, “maar ik denk toch dat ik een van de jongsten ben die Carmiggelt nog leest.” Dat zij hier stond om de tentoonstelling bij gelegenheid van zijn honderdste geboortedag te openen, was dan ook vooral omdat zij een van de vurigste pleitbezorgers is voor het blijven lezen van Carmiggelt. Al in 1998, ver voordat zij zelf zo bekend was, schreef zij (met Thomas van den Bergh) Carmiggelt – Een levensverhaal; een jaar later kwam Henk van Gelder
met zijn 'officiële' biografie van Carmiggelt. En in 2007 gaf Witteman een bundel uit met haar favoriete Kronkels, Ik lieg de waarheid. In haar voorwoord, ook opgenomen in het boekje bij de huidige tentoonstelling, memoreerde Witteman hoe zij thuis al werd grootgebracht met schrijvers als Reve, Elsschot en Carmiggelt. Vooral die laatste boeide haar: “Als ik groot was, zou ik ook zo gaan schrijven, besloot ik.” En met het voordragen van een eigen column bewees zij dat daar behoorlijk goed in is geslaagd.
Lees verder op pagina 2 A
2
de PersMus
Op de expositie blijkt dat trouwens ook de jonge Carmiggelt is begonnen als bewonderaar van illustere voorbeelden als Herman Heijermans, de auteur van de Falklandjes, en rubriekschrijvers als A.B. Kleerekoper, Luc Willink en Johan Luger (Pasquino). Eerste Kronkel Hij is pas achttien jaar als Simon Carmiggelt aan de slag mag bij Vooruit, de Haagse editie van Het Volk. In 1936 schrijft hij zijn eerste eigen rubriek, Kleinigheden, die drie keer in de week in Vooruit verschijnt. De Tweede Wereldoorlog is niet alleen een beslissende breuk in zijn leven – zijn oudere broer Jan wordt vermoord in Kamp Vught – maar brengt hem ook bij Het Parool. Op 24 oktober 1946 verschijnt in die krant het eerste cursiefje onder de schuilnaam Kronkel; het begin van een zegetocht met als hoogtepunten de Constantijn Huygensprijs in 1961 en de P.C. Hooftprijs in 1974. Het 'stukkie' in de krant wordt officieel als literatuur bekroond. Het is allemaal te zien op de expositie in het Persmuseum: een bescheiden bloemlezing uit de enorme stapel gebundelde columns die van Carmiggelt zijn uitgegeven, maar ook uniek historisch materiaal als enkele schriften waarin hij zijn Kronkels opschreef, naast onderwerpen voor later te schrijven columns. En het borstbeeld uit de Stadsschouwburg, jaren zoek nadat het tijdens een Boekenbal was gestolen, en onlangs weer opgedoken. Een mooi overzicht; hoeveel heb je dan nog nodig om de mensen weer aan het lezen van Carmiggelt te krijgen. De tentoonstelling is nog te zien tot en met 26 januari 2014. ■
foto's: Daniel Hentschel
Schrift met Kronkels.
Een overzicht van boekomslagen.
Het onlangs weer opgedoken borstbeeld uit de Stadsschouwburg.
de PersMus
3
Sneak preview in MuseumNacht D
Een deelnemer aan de Carmiggelt-look-alike-wedstrijd.
foto's: Karin Liefting
e bezoekers van de MuseumNacht konden 2 november al een eerste blik werpen op de Carmiggeltexpositie in het Persmuseum. Directeur Niels Beugeling, samensteller Job Schouten en de andere medewerkers hadden overuren gemaakt om al zoveel mogelijk materiaal op te hangen en neer te zetten. Het werd, met zo'n 250 bezoekers, een gezellige boel met royaal drank en (toepasselijk) kronkeltjes als borrelhapje. Het trio van jazzsaxofonist Jan Menu speelde al even bijpassende muziek, uiteraard vooral In a sentimental mood van Duke Ellington als Job Schouten weer een Kronkel kwam voordragen, of een gedicht uit de bundels die Carmiggelt onder het pseudoniem Karel Bralleput schreef – een van zijn vele aliassen trouwens. De bezoekers konden zich laten fotograferen in een Carmiggelt-regenjas, met stropdas en karakteristieke bril. De resultaten zijn nog steeds bij de museumingang te bewonderen. Er zijn gave look-alikes bij. Marcel van Roosmalen, hedendaagse navolger van Carmiggelt die zijn scherpe waarnemingen in NRC Next publiceert, liet horen dat er ook vandaag nog genoeg valt mee te maken om even geestig als vilein aan de kaak te stellen. Het werd een vrolijke opmaat naar de échte opening van de expositie.
Marcel van Roosmalen.
4
de PersMus
Martijn Kleppe analyseert icoonfoto’s
Waar kijk ik naar, zie ik wel wat ik zie? Het ‘napalmmeisje’ in Vietnam, de protesterende student die in Beijing een legertank trotseert, het portret van Che Guevara met de baret. Maar ook: Baas-in-eigen-buik, de rookbom bij het huwelijk van Beatrix en Claus en provo’s op het Spui. Het zijn nieuwsfoto’s uit de twintigste eeuw die je direct herkent. Ze maken deel uit van ons collectief geheugen. Icoonfoto’s zijn het: ze verbeelden belangrijke gebeurtenissen, kunnen emotie opwekken, de betekenis is in één oogopslag duidelijk, je ziet ze om de haverklap terug in de media. Maar ook worden ze in allerlei variaties toegepast (Che op T-shirts).
Het (inmiddels wereldberoemde) portret van Che Guevara, 'El Guerrillero heróico', gemaakt door Alberto Korda in 1960.
de PersMus
A
an het fenomeen icoonfoto’s heeft de wetenschapper Martijn Kleppe (34) zijn proefschrift gewijd. Hij verdiepte zich in de toepassing van dit soort foto’s in de geschiedenismethoden op middelbare scholen: hoe kiezen lesboekschrijvers de beelden in combinatie met het verhaal, welke invloed hebben ze? Wat dat betreft zijn de auteurs te vergelijken met de fotoredacteuren bij kranten en tijdschriften. Ook zij bepalen in belangrijke mate wat de lezer te zien krijgt en in welke context dat gebeurt. En dan opeens wordt het interessant. Want welke routine speelt er mee, welke persoonlijke voorkeuren, wat vraagt het publiek, hoe kan het medium zich door zijn fotokeuze onderscheiden van de concurrentie? Het thema liet Kleppe na zijn promotie niet meer los. Hij confronteert er studenten mee in de postacademische journalistenopleiding aan de Erasmusuniversiteit, hij publiceert er geregeld over – in de NRC analyseert hij nu maandelijks een bijzondere nieuwsfoto (wat doet Pechtold daar in het felle licht in het Torentje waar de gordijnen zijn open gelaten?). Martijn Kleppe poneert enkele stellingen: “Een icoonfoto dankt die status niet aan zichzelf, maar aan degene die besluit de foto te publiceren en aan de mensen die vervolgens bepalen welke betekenis de foto voor hén krijgt.” En: “Er wordt beweerd dat een foto meer zegt dan duizend woorden. Maar soms heeft een foto duizend woorden nodig om te worden begrepen.”
Pim Fortuyn Zo is het beeld van de vermoorde Pim Fortuyn op het parkeerterrein van het Mediapark een typische Nederlandse icoonfoto geworden. Maar toen Martijn Kleppe in 2002 betrokken raakte bij de jurering van World Press Photo, viel hem iets anders op. Buitenlandse juryleden gingen bij de beoordeling volstrekt aan deze foto voorbij. Voor hen viel Fortuyn niet te plaatsen in een mondiale context. Zij herkenden de dramatische gebeurtenis niet, en zagen slechts een dode man liggend op straat. Andersom gebeurt hetzelfde. Neem de afbeelding van de vier soldaten die in 1945 de Stars-and-stripes plantten bij hun landing op het eiland Iwo Jima in de Stille Oceaan. Een auteur die ‘m zou opnemen in een Nederlands geschiedenisboek zal het tafereel vooral moeten duiden met behulp van het verhaal over de aanval op Japan. Maar bij alle Amerikanen, ook bij jonge scholieren, zit de foto in het geheugen gegrift en is er geen uitleg bij nodig.
Zelfs wanneer hij wordt ‘misbruikt’ als spotprent weet nog iedereen waar hij vandaan komt. Er bestaan karikaturen waarop de Amerikaanse militairen zich inspannen om een kerstboom rechtop te zetten, of om een zuil met het logo van McDonald’s in de grond te persen. Icoonfoto’s kunnen ook voor iets groters staan dan de gebeurtenis zelf. De student die op het Tiananmen-plein de tank tegenhoudt, symboliseert de kleine man die niet opzij gaat voor de machtige staat. David tegen Goliath. In Nederlandse media gebeurt overigens iets soortgelijks. In zijn proefschrift ontleedde Martijn Kleppe twee foto’s die met stip de top-10 aanvoeren als meest gebruikte in geschiedenisboeken: de socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra die in 1912 een menigte toespreekt op het Houtrustterrein in Den Haag tijdens een demonstratie voor algemeen kiesrecht, en vrouwen die in 1970 bij een gynaecologencongres in Utrecht hun bovenkleding opstropen waarbij zij de tekst ‘Baas in eigen buik’ tonen.
Het is aardig om te weten dat fotograaf Jaap Herschel van persbureau ’t Sticht de opname in scène heeft gezet: ruim voordat de eigenlijke artsenvergadering begon liet hij de vrouwen in een zijzaaltje poseren En om de kans op publicatie te vergroten had de actiegroep bewust een paar aantrekkelijke meiden naar voren geschoven. De strategie was perfect voorbereid: vrijwel alle kranten drukten de ontblote buiken af. De protestbeweging is allang ter ziele, maar de foto wordt nog altijd uit het archief gehaald. In lesboeken en de media komt hij nu vooral terug als teken van de emancipatiestrijd in brede zin. En in een advertentie van een telecom-aanbieder: Baas in eigen bundel…
Symboliek De foto van Troelstra overkomt hetzelfde. Staand met gespreide armen en gebalde vuisten illustreert hij niet alleen een toespraak voor algemeen kiesrecht (1912). De plaat wordt – ten onrechte – ook regelmatig afgedrukt bij artikelen over zijn mislukte poging tot revolutie
FOTO: HENK SCHAAF
DOOR HENK SCHAAF
5
Martijn Kleppe: “Icoonfoto’s worden symbool voor iets groters.”
de PersMus
Dolle Mina's demonstreren voor het recht op geboortebeperking en abortus.
(1918). In schoolboeken staat hij weer model voor de opkomst van de arbeidersbeweging als totaal. En de Volkskrant gebruikte hem in 2007 nog zelfs bij een verhaal over politieke welsprekendheid, onder de kop “Gewoon praten op hoge toon”. De analyse van de lesboeken geschiedenis laat zien dat deze twee Nederlandse icoonfoto’s een eigen leven zijn gaan leiden. Ze zijn losgezongen van de gebeurtenis zelf. De foto’s krijgen een symbolische betekenis die ook in de loop van de tijd verandert. In zijn proefschrift maakte Kleppe nog een onderscheid tussen unieke en generieke iconen. Uniek is de foto die terugvoert naar een eenmalige gebeurtenis: de naakte Kim Phuc die met andere kinderen vlucht voor de napalmaanval. Dat is met recht een mondiaal supericoon. Generiek wordt een foto als plaats en tijdstip er minder toe doen. Dit is het geval bij foto’s van Afrikaanse kinderen in een grote hongersnood. Kenmerkend is dan het beeld van de wanhopige moeder met haar kind in de armen. Met gemak staat zo’n afbeelding bij allerlei verhalen over humanitaire rampen. Martijn Kleppe: “Dit beeld kennen we al vanuit de vroege kunsthistorie. De Piëta, Maria met de gestorven Christus op schoot. En juist door die herkenning spreekt het cliché nog altijd tot de verbeelding.” Maar die verbeelding gaat ook wel eens met de realiteit aan de haal. Nog onlangs was er een foto van grof oorlogsgeweld in Syrië, die in werkelijkheid al enige jaren terug in Irak was gemaakt.
FOTO: IISG
FOTO: NATIONAAL ARCHIEF / SPAARNESTAD PHOTO / ’T STICHT, JAAP HERSCHEL
6
Troelstra tijdens de betoging voor algemeen kiesrecht in 1912.
Joris Luijendijk stelde als correspondent in het Midden-Oost al eerder vast dat je vaak “niet ziet wat je ziet”, dat foto’s en tv-beelden lang niet altijd de werkelijkheid weergeven.
Steniging Ook Martijn Kleppe ervaart dat het publiek af en toe misleid wordt. Er zijn kenmerkende voorbeelden. Bij een optreden in het tv-programma ‘De wereld leert door’ toonde hij de gruwelijke foto van een vrouw die in een streng islamitisch land was gestenigd. Het hoofd bebloed, de ogen gesloten. “Ik wil in zo’n geval weten wat ik zie. Als ik op internet zoek, vind ik de oorspronkelijke, veel grotere foto. Die toont een zandbak, en de vrouw heeft zich laten ingraven. Een kleine menigte voert de bak mee op een kar. Wat ik zie is een demonstratie in Brussel, tégen de steniging van vrouwen. En zij is een figurant.” Ander voorbeeld. Bij een artikel over het ‘Marokkanenprobleem’ is een plaat afgedrukt van allochtone jongens op een bankje. Ze zitten ineengedoken, capuchons over het hoofd getrokken, een van hen met de handen voor het gezicht. Maar weer is het slechts een deel van een groter geheel. Kleppe: “Weer vraag ik me af: waar kijk ik naar, zie ik wel wat ik zie? Wat blijkt? De Marokkaanse jongens brengen een bezoek aan het herinneringskamp Westerbork, zij luisteren in de openlucht aandachtig naar het verhaal van de rondleider en hebben hun capuchon opgezet omdat het die dag regent! En zodra ik de hele foto tevoorschijn haal, zie ik ook prikkeldraad en een houten barak op de
achtergrond.” “Je moet je bij het zien van een krantenfoto dus kritisch afvragen: wáár komt hij vandaan, hoe is er gefotografeerd? Ik ben historicus en wil weten wie iets gemaakt heeft, en waarom.”
Beeldredactie Die vraag horen beeldredacteuren zich ook te stellen, vindt Kleppe. “De beeldredacteur is een onderschatte medewerker in de journalistiek. Hij is vaak onzichtbaar, maar bepaalt in belangrijke mate wat wij als lezers voorgeschoteld krijgen. Meestal nemen beeldredacteuren niet de eindbeslissing bij de keus welke foto geplaatst gaat worden, maar ze maken wel de voorselectie.” Lachend: “Naar hun werkwijze is eigenlijk nog weinig onderzoek gedaan. Ik ben benieuwd hoe ze ’t aanpakken, welke bronnen ze gebruiken, hoe zij fotografen briefen voor een opdracht. Ik zie de voorkeuren veranderen. Fotografen fotograferen anders dan vroeger. Er staan steeds minder harde nieuwsfoto’s in de bladen. Ze worden meer beschouwend en documentair; zeker in de weekendbijlagen. Qua vorm wordt er veel geëxperimenteerd. Het fotografisch beeld zal gaandeweg – mede onder invloed van de multimedia – een andere rol gaan spelen.” ■ Martijn Kleppe: ‘Canonieke icoonfoto’s; de rol van (pers)foto’s in de Nederlandse geschiedschrijving’. Uitg. Eburon, 2013. Op de website mijnicoonfotos.nl staat een game waarbij men zijn eigen iconen kan selecteren.
de PersMus
7
Persmusea over de grens
Zeitungsmuseum Aken wel erg grondig en serieus Ook in andere landen is soms een Persmuseum te vinden. Nog lang niet overal, en er zijn grote verschillen. Vandaag een Duits familielid: het Internationales Zeitungsmuseum in Aken. DOOR BERT STEINMETZ
n het hart van Aken, vlakbij de Markt met zijn schitterende gothische raadhuis, is het Internationales Zeitungsmuseum gevestigd in een al even historisch pand. Locatie en ligging zijn zonder meer jaloersmakend voor iedereen die ons Amsterdamse Persmuseum een warm hart toedraagt. Inhoudelijk biedt het Zeitungsmuseum ook een heel ander verhaal. De vaste expositie – over twee hele verdiepingen – is buitengewoon interactief; het wordt op den duur haast vervelend om overal iets te moeten aanraken of ondergaan, wil je enige informatie opdoen. Glad, groot en glimmend, veel videoschermen, dat werk. Deze opstelling is dan ook gloednieuw: in juli 2011 is het museum heropend na een grondige interne verbouwing. Van buiten moest het pand intact blijven, als monument uit 1495. Het stadspaleis is sinds 1660 bezit van de gemeente die het voor van alles en nog wat verhuurde; jarenlang werd er bijvoorbeeld tol geïnd. Maar in 1912 werd er een eerste museum geopend. Verzamelaar In 1931 besloot de stad Aken hier de grote verzameling historische kranten onder te brengen, die aan de gemeente was geschonken door de weduwe van Oskar von Forckenbeck (1822-1898). Deze hartstochtelijke verzamelaar had tijdens vele reizen een verzameling van 80.000 kranten en 1500 boeken opgebouwd, die hij in 1886 begon te exposeren in het Sürmondt Museum in Aken. Na de Tweede Wereldoorlog zette de stadsarchivaris van Aken zich in voor een nieuw leven voor het Zeitungsmuseum. In 1962 kon het weer geopend worden met een expositie over Julius Reuter, oprichter van het fameuze
FOTO: Bert Steinmetz
I
Het Internationales Zeitungsmuseum in Aken persbureau. Toch kwam het museum opnieuw in verdrukking. In 1993 dreigde sluiting vanwege gebrek aan bezoekers. Op initiatief van de burgemeester van Aken gingen vrienden en begunstigers van het museum aan de slag om fondsen te werven voor behoud. Dat leidde tot een ingrijpende inwendige verbouwing en de fonkelnieuwe opstelling die twee jaar geleden werd geopend. Daarbij werd het verhaal dat het museum vertelt wel drastisch verbreed: anders dan de naam doet vermoeden komt nu de totale geschiedenis van de massamedia aan bod, tot en met actuele aspecten als censuur en manipulatie. Duits grondig, om maar eens een vooroordeel te bevestigen. Geschiedenis De bezoeker leert bijvoorbeeld hoe journalisten hun nieuws selecteren, en hoe de maatschappelijke betekenis moet worden geduid
van krant, radio en televisie. De geschiedenis van het lezen wordt belicht, van kleitablet tot smartphone. De bezoeker mag zelfs ervaren wat een overdosis aan informatie met hem doet. Ook de wisseltentoonstellingen lijden onder enig overgewicht aan historische ernst. De eerstvolgende (van 22 november tot 25 april 2014) gaat over de voorgeschiedenis van de Eerste Wereldoorlog: 'Niemand heeft de bedoeling een oorlog te beginnen' is de titel. Het Nederlandse Persmuseum kent enige vorm van samenwerking met de zusterorganisatie in Aken. In 2007 was 'onze' expositie Ständig auf der Lauer (over het Duitslandbeeld in Nederlandse politieke prenten) ook daar te zien. ■ Internationales Zeitungsmuseum, Pontstrasse 13, 52062 Aachen, www.izm.de, toegangsprijs € 5,-.
8
de PersMus
DE KRANT IN HET KINDERBOEK
De krant van Kees In een serie (her)lezen we kinder- en jeugdboeken waarin journalistiek een rol speelt. Kuifje stond niet alleen.
Journalist, klopt zijn hart. Journalist! Journalist!
Door PAUL ARNOLDUSSEN
L
eonard Roggeveen (1898-1959), onderwijzer, kinderboekenauteur en illustrator, kende de journalistiek: hij had een jeugdrubriek in de Schager Courant en in de Westlandse Courant. Zijn Bram Vingerling inspireerde Harry Mulisch. Van zijn Daantje en zijn Okkie Pepernoot kon ik niet opgewonden raken, maar de tearjerker De Krant van Kees van Dam uit 1935 mogen we een meesterwerk noemen. Na de oorlog heeft Uitgeverij Van Goor het boek nog eens herdrukt, met een kleurenomslag. Maar ingekort. Die geamputeerde editie werpen we verre van ons. Kees zit in de hoogste klas van de ulo als zijn vader sterft. Met veel pijn moet de ingoede jongen de school verlaten; zijn moeder die het hoofd boven water probeert te houden met was- en verstelwerk, kan die school niet meer betalen, er moet geld in het laatje komen. Kees wil al jaren ‘bij de krant’ en hoewel hij snapt dat dat niet gaat zonder ulo-opleiding weet hij toch de kamer te bereiken van meneer Timmermans, de bekende en door velen gevreesde directeur-hoofdredacteur van dagblad Plaatselijk Belang, die we, ik speculeer, in Schagen moeten situeren. ‘Jongmens.' Meneer Timmermans schreeuwde het woord bijna uit. Hij gooide zijn sigaret in een grote koperen asbak, bekeek Kees van hoofd tot voeten en zei kortaf: ‘Niet nodig, jongmens. Doe verder geen moeite. In deze kamer komen alleen mensen die door mij geroepen zijn. Wees zo goed en verdwijn. Goede morgen jongmens.’ Vuurrood en met zijn ogen vol tranen druipt Kees af. Hem wacht een baantje bij Ome Gerrit, in brandstoffen. Mocht hij nog blij mee zijn, in die crisistijd. 'Kolenboer, kolenboer,’ gaat het door hem heen. Maar in november vindt hij nieuw elan. Hij begint in het schuurtje een eigen gehectogra-
feerde krant: Goede Tijding. Nieuws en advertentieblad voor ’t hele dorp. Dit blad verschijnt iedere zaterdag. De abonnementsprijs bedraagt 5 cents per week. Alle abonnees mogen vrij adverteren! Voor het eerste nummer verzamelt hij nieuwtjes in de sfeer van De grote appelboom van de heer J. C. van Stralen, wonende aan het Kerkplein, staat dit jaar voor de tweede maal in bloei. Mogen wij uit dit zeldzame feit opmaken dat wij een zachte winter tegemoet gaan? Met zakelijk inzicht en omdat Sinterklaas voor de deur staat plaatst hij een Sinterklaasvers waarin alle middenstanders een pluim krijgen. De bakker Jansma op het Plein bakt speculaasjes o zo fijn. In de zaak van Jac. ter Braak, vindt u lederwaren naar ieders smaak. En op de achterpagina zet hij maar vast advertenties. Moeder ziet bovenaan kolom 3: Wed. van Dam. Kerkweg 17. Wassen, strijken, mazen, verstellen. Ook aan huis. Er springen een paar lastige tranen in Moeders ogen. Natuurlijk schrijft Roggeveen Moeder met een hoofdletter. Kees maakt nog een paar proefnummers, hij krijgt niet meer dan tien abonnees en moet gaan werven. Dat levert hartverscheurende
scènes op. Middenstanders reageren bot of lachen hem uit. Particulieren wijzen hem de deur. Hij stuit op het bordje Aan de deur wordt niet gekocht. Opeens zag hij ze voor zich. Al die mannen met knopen en scheermesjes, en borstels en enveloppen en bloemzaden. Al die mannen met kammen en kalenders en potloden en pennen. Eén abonnee, na een hele avond sjouwen in de regen, nee, ’t wordt niets met mijn krant. Dan ligt er een brief van meneer Timmermans op de mat. Of hij de volgende dag langs wil komen. Even schiet het door hem heen of hij misschien toch... maar nee, dat verwerpt hij, zeker nadat zijn moeder hem erop wijst dat meneer Timmermans wel eens boos zou kunnen zijn. Die gratis advertenties, dat is vast verboden, daar gaat meneer Timmermans hem over onderhouden. Waarom had moeder dan niet eerder gezegd, dat dat wellicht verboden was? Tegelijk begreep Kees. Moeder, zei hij, met trillende stem. Dacht u dat toen al, dat ’t toch wel mis zou lopen met mijn krant? Verwachtte u dan bij ’t eerste nummer al, dat er niet genoeg abonnees zouden komen. Zei u daarom niets Moeder? Ja Kees, zei Moeder zacht. Daarom was het. Dat het gesprek bij Plaatselijk Belang uiteindelijk heel zonnig verloopt, vermoedt de lezer van de Persmus evenzeer als tachtig jaar geleden de lezer van het boek zelf. Hij kijkt naar de foto van zijn vader. Vader....., dacht Kees. En hij wist zelf niet dat hij de woorden luid uitsprak. Ik kom aan de krant. Vader....! Wat we vroeger afgesproken hebben.... dat gebéúrt, Vader! En de eerste dag, onderweg naar de krant: Journalist, klopt zijn hart. Journalist! Journalist! Ook bij herlezing hield ik het niet droog. ■
de PersMus
9
Harde lessen van Gerard Mulder Gerard Mulder (1947) werkte voor diverse dag- en opiniebladen, waaronder NRC Handelsblad, Vrij Nederland, HP/De Tijd en Het Vrije Volk. In een serie met terugblikken trekt hij daar de harde lessen uit. Deel 10: Hoe de leerling zestig kwartjes per avond nodig had.
Voor het AD was Amsterdam maar een randverschijnsel Z
owel letterlijk als figuurlijk was mijn nieuwe standplaats in het middelpunt van het Nederlandse krantenheelal. In 1968 was de Amsterdamse redactie van het Algemeen Dagblad gevestigd op de bovenste verdieping van een oud grachtenpand aan de Nieuwezijds Voorburgwal, naast het gebouw van het toen nog verschijnende Algemeen Handelsblad, en schuin boven het beroemde journalistencafé Scheltema. Aan de overkant loeiden de persen van De Telegraaf en zijn middageditie De Courant Het Nieuws van de Dag. Op een steenworp afstand zat Trouw, eveneens in een grachtenpand. Het Kasteel van Aemstel, zoals de roodbakstenen burcht van De Tijd heette, was een paar minuten lopen. Voeg daarbij nog weekblad Haagse Post, dat tijdens zijn voortdurende omzwervingen door de binnenstad een tijdje pleisterde tegenover De Tijd, en de financiële redactie van het ANP die ook ergens aan de Nieuwezijds domicilie had, en het is duidelijk dat ik kon denken mijn bestemming te hebben gevonden. O ja, 1968 was het laatste volledige kalenderjaar waarin het hoofdkwartier van Het Vrije Volk nog aan het verlengde van de Nieuwezijds, de Martelaarsgracht, troonde in zijn eigen Rode Burcht zonder dat de buitenwereld nog wist dat de reus op lemen voeten stond te wankelen. De Fleet Street van Amsterdam was, kortom, nog intact, en ik maakte er, hoe nederig ook als tweedejaars leerling-journalist, deel van uit! Parkeerwekkers De dynamiek van deze wereld werd, althans in mijn oren, gesymboliseerd door de wekkertjes die telkens afgingen wanneer mijn chef, Dick van Reeuwijk, en zijn tweede man Jan Harren op de redactie waren. Het fenomeen `parkeerwekker’ kende ik nog niet; telkens wanneer zo’n ding afging , snelde Jan of Dick
met fladderende jaspanden het gebouw uit om de meter bij te vullen. Parkeerwekkers en de gunstigste parkeerplekken aan en rond de Nieuwezijds waren belangrijke gespreksonderwerpen voor mijn collega’s (als bromfietser kon ik er uiteraard niet over meepraten). Op den duur viel me op hoe veel tijd parkeren en praten over parkeren opslokte. En dat in een bestaan dat voor een krantenman toch zo jachtig behoort te zijn. Uiteindelijk viel bij mij het kwartje: ik mocht dan wel denken in het centrum van het journalistenuniversum te zijn gestationeerd, bezien vanuit de Witte de Withstraat in Rotterdam, waar de centrale redactie van het AD zat, zag dat universum er heel anders uit. In deze optiek was Amsterdam niet het middelpunt, maar een randverschijnsel.
Zelfs mijn `specialisme’, het Amsterdamse politienieuws, bleek geen bal voor te stellen. Weliswaar was het AD een landelijke krant, inhoudelijk lag het accent op de zuidelijke Randstad en de rest van zuidelijk Nederland. Daar woonden ook de meeste abonnees. In de praktijk betekende dit dat Amsterdam voor het AD niet meer was dan een bron van betrekkelijk marginaal nieuws. Nieuws dat wij in Amsterdam dan ook in de krant terugzagen als een- en tweekolommertjes. Zodra er echt iets van landelijke betekenis gebeurde, bijvoorbeeld een grote rechtszaak of een opzienbarende moord, kwam er een kanon uit Rotterdam. Voor mij als leerling bleef alleen keutelnieuws over: de politierechter als het meezat, persconferenties over volstrekt triviale onderwerpen, een demonstratietje op de Dam. In dit
baantje had ik oud kunnen worden, maar ik voelde me als een vis die in een fuik was gezwommen. Zelfs mijn `specialisme’, het Amsterdamse politienieuws, bleek geen bal voor te stellen. Vijf keer per avond werd ik geacht alle wijkbureaus – dat waren er toen nog een stuk of twaalf - te bellen en de dienstdoende hip (hoofdinspecteur) te vragen of er nieuws was. Als dat er inderdaad bleek te zijn (maar daarvan herinner ik mij niets), moest ik Rotterdam bellen. Kwartjes Het AD had voor mij geregeld dat de PTT op mijn huurkamer in de Van Woustraat telefoon zou komen aanleggen. In afwachting daarvan, en dat kon lang gaan duren, moest ik me maar met een telefooncel behelpen. Bij dit ongeluk had ik ten minste één geluk: stomtoevallig stond pal aan de overkant van mijn kamer een batterij van vier cellen, zodat er altijd wel eentje vrij was, en ik niet werd gestoord door wachtenden die uitzinnig van woede op het raam gingen bonken terwijl ik mijn telefonische ronde langs de wijkbureaus maakte. Voor deze routine had ik ruim zestig kwartjes per avond nodig. Uiteraard kon ik ze declareren, maar waar haal je elke dag zestig kwartjes vandaan? Hoe me dat lukte, weet ik niet meer, wél herinner ik me dat kwartjes me net zo gingen obsederen als mijn collega’s in de ban waren geraakt van hun parkeerwekkertjes. Kortom, ik had me mijn standplaats Amsterdam opwindender voorgesteld.
DE LES: Trap niet in de val de journalistiek in te willen omdat het zo’n romantisch vak is. Besef dat de sterke verhalen die je van oudere collega’s te horen krijgt, niet meer zijn dan een paar flintertjes goud in een zeef vol zand. Luister naar deze oude goudzoeker!
Bezoekersinformatie Persmuseum Zeeburgerkade 10, 1019 HA Amsterdam T 020-692 88 10 F 020-468 05 05 E
[email protected] W www.persmuseum.nl
Bus 48 vanaf Station Sloterdijk via Centraal Station Amsterdam. De bus neemt een prachtige route langs het IJ. Rij mee tot halte Borneolaan en loopt dan verder de C. Van Eesterenlaan af. Direct over de brug loopt u links de (Zeeburger) kade op.
Toegangsprijzen Volwassenen 13 - 18 jaar, 65+ Groepen vanaf 10 personen Stadspas Cultuurkaart / CJP Studenten met collegekaart 0 - 12 jaar, Museumkaart ICOM, Vrienden
€ 4,50 € 3,25 € 2,50 € 2,75 € 2,25 gratis
onderwijsprogramma’s en rondleidingen Informatie over en prijzen van onze onderwijsprogramma’s en rondleidingen vindt u op www.persmuseum.nl
Vanaf Centraal Station: één van de hierboven genoemde bussen
Bus 65: Vanaf Station Zuid (via Amstelstation) richting KNSM Eiland, halte Veelaan. U vind het Persmuseum aan de kadekant, bij het water. U kunt zich oriënteren op de vlaggen. Meer informatie: www.9292ov.nl
Vanaf Station Muiderpoort: lopend (ca. 15 minuten). U loopt de Insulindeweg op (oostelijke richting) en gaat na ongeveer 500 meter links op de Molukkenstraat. Deze loopt u af tot u het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis bereikt (pakhuis recht voor u). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum. Meer informatie: www.ns.nl/reisinfo
Tram
Auto
Tram 14 naar het Javaplein (5 minuten lopen)
Vanaf de rondweg (A10) afslag Zeeburg (S114). De borden Zeeburg volgen. Voor de Piet Heintunnel linksaf, richting Indische Buurt. Bij de eerste stoplichten na de brug rechtsaf. Vervolgens de tweede rechts. Bij de rotonde de tweede afslag nemen (= doodlopend) om op de Zeeburgerkade te komen. Deze geheel uitrijden (ca. 400 m.), aan het einde bevindt zich het Persmuseum.
Openingstijden Dinsdag – vrijdag 10.00 –17.00 uur Zondag 12.00 –17.00 uur Het museum is gesloten op zaterdag, maandag en op feestdagen.
Trein
Tram 10 naar de Van Eesterenlaan (5 minuten lopen) Tram 7 naar de Molukkenstraat (10 minuten lopen) Meer informatie: www.9292ov.nl
Toegankelijkheid Het Persmuseum is goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Het museum beschikt over een aangepast toilet en de expositieruimte bevindt zich op 0-niveau.
Routebeschrijving Bus Bus 22: Vanaf Centraal Station richting Indische Buurt, halte Veelaan (iedere 20 minuten). Vertrekhalte bij Centraal Station is te vinden voor het Victoriahotel. Loop naar het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (groot grijs pakhuis). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum.
Word Vriend van het persmuseum!
Colofon DE PERSMUS is een uitgave van het Persmuseum, die mede mogelijk wordt gemaakt door de Stichting Vrienden van het Persmuseum. Redactie: Paul Arnoldussen, Sjoukje Posthuma, Henk Schaaf, Bert Steinmetz Aan dit nummer werkte mee: Gerard Mulder Vormgeving: Bildermann.nl Redactieadres: Persmuseum Zeeburgerkade 10 1019 HA Amsterdam T 020-6928810
[email protected] De PersMus verschijnt ca. 10 maal per jaar. Deze krant wordt per e-mail kosteloos verstrekt aan Vrienden en relaties van het Persmuseum. Vrienden die prijs stellen op een papieren editie, kunnen deze aanvragen. Bij de balie van het museum zijn ook geprinte exemplaren te verkrijgen. © Persmuseum Op gesigneerde artikelen berust het auteursrecht. Overname is slechts toegestaan na toestemming van de redactie.
Amsterdam
En steun de aandacht voor persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en het behoud van het journalistiek erfgoed. De Stichting Vrienden van het Persmuseum stelt zich ten doel de bloei en de naamsbekendheid van het Persmuseum te bevorderen en extra inkomsten te verwerven ten behoeve van collectieaankopen en activiteiten.
Voor minimaal € 50,- per jaar krijgt u tevens: • een gratis publicatie/catalogus
U bent al Vriend met een bijdrage van minimaal € 25,00 per jaar!
U kunt ook Vriend voor het leven worden door eenmalig een bedrag van € 500,- te doneren. U geniet dan altijd van alle voordelen die een Vriend(in) van het Persmuseum heeft.
Een vriend van het Persmuseum krijgt: • gratis toegang tot het Persmuseum • 10% korting op uitgaven van het Persmuseum • uitnodigingen voor openingen en andere speciale activiteiten • 10 x per jaar het digitale blad De PersMus
Word of maak nu een Vriend! Vul het aanvraagformulier in op www.persmuseum.nl onder het kopje ‘Vrienden’. U kunt telefonisch (020-6928810), of per e-mail (
[email protected]) het aanvraagformulier ‘Word of maak een Vriend’ opvragen.
Een donatie is ook altijd welkom! Postbank 5761042 t.n.v. Stichting Vrienden van het Persmuseum o.v.v. ‘donatie’
Het Persmuseum is hét levendige en herkenbare landelijke centrum van de Nederlandse pers en de politieke prent, met een breed scala aan activiteiten. Het Persmuseum is uniek in Nederland. Al meer dan honderd jaar beijvert het Persmuseum zich om de geschiedenis, het heden en de toekomstige ontwikkelingen van de Nederlandse pers te documenteren, te bestuderen en toegankelijk te maken.