SV begrippen leerjaar 2 vwo SPREKEND VERLEDEN DEEL 2 BEGRIPPEN HOOFDSTUK 1 EEN NIEUWE TIJD BEGINT Begrippen die je al gehad hebt en voor dit hoofdstuk ook nodig hebt: klassieke cultuur, regering, bestuur, monarchie, christendom, ketter, kolonie, staat, kerk en staat, economie, standensamenleving Nieuwe tijd
Periode in de geschiedenis van West-Europa van ±1500 - ±1800. Nieuw zijn: Renaissance, splitsing in het christendom (katholiekprotestant), ontdekkings-reizen, wetenschappelijke revolutie, Verlichting, grondwetten, industriële revolutie.
Mensbeeld
De mening die iemand of die een groep mensen heeft over de plaats van mensen in de wereld, wie/wat ze zijn, hoe ze zich zouden moeten gedragen e.d. Voorbeeld: Leeft een mens bv om te genieten van iedere dag leven, of leeft die om zich voor te bereiden op doodgaan en wat daarna komt.
Wereldbeeld
1-De denkbeelden die iemand heeft over de vorm van de wereld. Lang hebben mensen gedacht dat de wereld een platte schijf was. In de tijd van de ontdekkingsreizen werd duidelijk dat de aarde een bol is. 2-De mening die iemand heeft over de vraag of en indien ja in hoeverre God invloed heeft in de wereld waarin wij leven.
Renaissance
Letterlijk: wedergeboorte. Periode tussen ± 1400 - ± 1600 waarin kunstenaars en onderzoekers in Italië en later West-Europa zich lieten inspireren door de Klassieke Cultuur. Nieuw mensbeeld: Minder memento mori en meer carpe diem.
Memento mori
De term waarmee het mensbeeld van de ME wordt samengevat Zorg er voor dat je leeft volgens de regels van de christelijke kerk en naar de paus en priesters luistert. Dan volg je de wil van God en zul je met een gerust hart kunnen sterven en naar de hemel gaan.
Carpe diem
De term waarmee het mensbeeld van de Renaissance wordt samengevat. Letterlijk: pluk de dag = probeer te genieten van iedere dag die je leeft.
Anatomie
De wetenschap die onderzoekt hoe alles in een organisme, en dus ook in mensen, in elkaar zit en werkt.
SV begrippen leerjaar 2 vwo Ontdekkingsreizen
Europeanen gaan vanaf ± 1420 de wereld verkennen, de wereld in kaart brengen, kolonies stichten, wereldwijd handelen in mensen en goederen. Rond 1500 ontdekking Amerika en zeeweg naar Azië om Afrika. Er begint een wereldeconomie tot ontwikkeling te komen.
Handelskapitalisme
Veel kapitaal = geld verdienen door producten zo goedkoop mogelijk in te kopen en met zoveel mogelijk winst weer te verkopen. Een groep mensen werd vooral rijk door handel in producten uit de nieuw ontdekte gebieden.
Kolonialisme
Het streven van landen om buiten hun eigen land gebieden te veroveren en daar de baas te gaan spelen.
Scheiding kerk-staat
Een regering bemoeit zich niet rechtstreeks met de gang van zaken in een kerk en een kerk bemoeit zich niet rechtstreeks met hoe een regering zaken regelt.
Absolutisme
Een land heeft een koning of vorst die probeert zo veel mogelijk in zijn eentje te beslissen en die vindt dat hij alleen maar aan God verantwoording af hoeft te leggen en niet aan de onderdanen.
Droit divin
De opvatting dat een koning door Gods wil koning is geworden en dat de koning daarom voor alles wat hij doet alleen aan God verantwoording moet afleggen en niet aan onderdanen.
Renaissancehumanisten (± 1500)
Geleerden die op grond van eigen onderzoek van de bronnen van het christelijk geloof (de bijbel dus) voorstellen deden om de praktijk van de christelijke kerk te verbeteren.
Hervorming of Reformatie
Het oprichten van nieuwe kerkgenootschappen rond 1530 vanwege ontevredenheid over de gang van zaken in het bestaande christendom/de katholieke kerk. Zo ontstaan o.a. Lutheranisme, Calvinisme, Anglicanisme.
Protestantisme
De opvattingen van de Hervorming. De belangrijkste is: de bijbel is het woord van God, iedere christen moet zelf die bron lezen en zo tot geloof komen. Over gewoontes en gebruiken die niet in de Bijbel voorkomen zijn protestanten kritisch ► B.v. de paus en geestelijken zijn niet of minder van belang.
Celibaat
Kiezen voor een leven zonder seks. Zo kun je bijv. je beter concentreren op leven in dienst van God en zijn kerk.
SV begrippen leerjaar 2 vwo Sacrament
Gewijde handelingen in de christelijke kerk die teruggaan op uitspraken of handelingen van Jezus tijdens zijn leven. Sacramenten kunnen alleen worden uitgevoerd of toegediend door gewijde geestelijken. Bijv. doopsel, huwelijk, sacrament der stervenden.
Calvinisme
De leer van Calvijn. Een belangrijk onderdeel was: mensen hebben het recht in verzet te komen tegen een vorst als die volgens hen ‘Gods geboden’ zoals die in de Bijbel staan ernstig overtreedt. Mede daarom kwamen mensen in de Nederlanden in opstand tegen Philips II, Heer van de Nederlanden en koning van Spanje.
Contra-reformatie
De acties van de katholieke kerk tussen ± 1650 en ±1750 om de hervorming terug te dringen en het katholicisme te versterken.
Inquisitie
Rechtbank van de katholieke kerk tegen ketters► martelen, brandst.
SV begrippen leerjaar 2 vwo HOOFDSTUK 2 WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE, VERLICHTING EN FRANSE REVOLUTIE Begrippen die je al gehad hebt en voor dit hoofdstuk ook moet kennen: Bestuur, regering, monarchie, absolutisme, standensamenleving, Wetenschappelijke methode
Een heleboel afspraken over hoe je moet onderzoeken. De basis is observeren en/of experimenteren en vervolgens beredeneren en conclusies trekken. Alles wat je doet moet je goed beschrijven, zodat voor ieder ander controleerbaar is wat je gedaan hebt.
Wetenschappelijke revolutie
De periode tussen 1600-1750 waarin de wetenschappelijke methode steeds meer standaard wordt. Voorbeelden: bewijzen hoe de bloedsomloop werkt, dat er bacteriën zijn, dat er zwaartekracht bestaat, dat je stoom kunt omzetten in kracht en beweging, onderzoeken hoe je de samenleving bestuurt.
Verlichting
Een nieuwe manier van denken uit de 18de eeuw. Het nieuwe was: onze mening is dat ieder mens in principe vrij en gelijk is ► geen absolutisme meer, geen standensamenleving meer, grondrechten voor ieder mens ►iedereen is voor de wet gelijk, de inwoners van een land beslissen via gekozen vertegenwoordigers welke regels/wetten er moeten zijn, de regering voert die wetten uit en de gekozen vertegenwoordigers controleren of de regering de wetten/regels goed uitvoert. Deze gedachten worden nu in veel landen als basis genomen.
Rationalisme
Term die vaak wordt gebruikt in plaats van Verlichting. Komt van Latijnse ratio = verstand.
De Encyclopédie
Een reeks boeken uit de 2de helft van de 18e eeuw waarin de resultaten van de wetenschappelijke revolutie en de opvattingen van de Verlichting worden beschreven. Dit boek overtuigde veel mensen van nieuwe gedachten over hoe een rechtvaardige samenleving er uit zou moeten zien.
Censuur
Er is een instantie die je kan verbieden om iets aan anderen bekend te maken of te laten zien in een boek, op tv, in een film, op de radio, via internet enz.
Bourgeoisie
De sociale laag in de 18e en 19de eeuw van burgers met veel bezit of een goede opleiding zoals bankiers, kooplieden, fabriekseigenaren, juristen. Zij wilden dat hun sociale laag meer invloed en macht kreeg. Uit hun groep kwam, niet toevallig, de Verlichting.
Ancien régime
De naam voor de wijze waarop Frankrijk werd bestuurd vanaf ± 1650 tot de Franse revolutie ► absolutisme/standensamenleving.
SV begrippen leerjaar 2 vwo Franse revolutie
Een revolutie in Frankrijk in de jaren 1789-1793, waarbij voor het eerst in Europa werd geprobeerd de gedachten van de Verlichting in een grondwet vast te leggen.
Democratische revolutie
Die voltrok zich bij het ontstaan van de Verenigde Staten en bij de Franse revolutie, rond 1790. Burgers kregen burgerrechten en kregen op papier beslissende invloed op wie hen bestuurde en hoe ze bestuurd werden.
Grondwet of constitutie
Een document waarin de hoofdregels staan voor wie wat heeft te zeggen in een land: welke rechten en plichten hebben de mensen die een land besturen, welke rechten en plichten hebben de burgers.
Constitutioneel
Grondwettelijk.
Grondrechten of burgerrechten
Basisrechten voor elke burger die zijn vastgelegd in een grondwet. Bijv. ieder mens is bij de toepassing van de wet gelijk, vrijheid van godsdienst, vrijheid van mening, vrijheid om een vereniging op te richten, vrijheid van drukpers.
Staatsburgerschap
Iedere staat legt vast aan welke voorwaarden je moet voldoen om erkend te worden als staatsburger van een land met alle (burger)rechten die daar bij horen.
Machtenscheiding
In de grondwet van een land vastleggen dat er 3 gescheiden machten ofwel 3 verantwoordelijke groepen zijn om een land zo eerlijk mogelijk te kunnen besturen. Iemand mag maar in één macht tegelijk een functie hebben. De 3 gescheiden machten zijn: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. In een echte democratie heb je machtenscheiding.
Wetgevende macht
Een groep mensen die over nieuwe wetten beslist: de wetgevende macht . In een democratie moet die liggen bij de burgers van een land of bij de vertegenwoordigers die ze kiezen.
Uitvoerende macht
Een groep mensen die de wetten die zijn aangenomen door de wetgevende macht gaat uitvoeren: de uitvoerende macht . Die ligt bij een regering; die moet aan de wetgevende macht vertellen wat ze doet en hoe ze iets doet, en de wetgevende macht moet dat goed genoeg vinden. Anders moet er een nieuwe regering komen.
SV begrippen leerjaar 2 vwo Rechtsprekende of rechterlijke macht
Een groep vakmensen die beoordeelt of mensen zich wel of niet aan de wetten houden: de rechterlijke macht. Als de rechterlijke macht tot de conclusie komt dat overtreding van de wet bewezen is, dan doet ze een uitspraak wat er moet gebeuren: boete, vrijheidsstraf, vrijlaten enz.
Parlement
Volksvertegenwoordiging. De inwoners van een land kiezen uit kandidaten van politieke partijen vertegenwoordigers. Deze vertegenwoordigers krijgen de wetgevende macht en controleren de uitvoerende macht.
Code Napoléon
Een wetboek dat door de verovering door Napoleon van grote delen van Europa overal bekend werd. Onderdelen zijn: Iedereen gelijk voor de wet zonder onderscheid, geen straf zonder een uitspraak van een rechter, invoeren van burgerlijke stand en vastleggen van een huwelijk(scontract) door de overheid. HOOFDSTUK 3 INDUSTRIALISATIE EN ISMEN
Begrippen die je al gehad hebt en voor dit hoofdstuk ook moet kennen: middel van bestaan, economie, cultuur, kolonie, koloniseren. Industriële revolutie De periode tussen ± 1780 - ±1914 waarin in West-Europa en NoordAmerika werken in fabrieken met machines voor steeds meer mensen het belangrijkste middel van bestaan werd; landbouw was niet langer voor de meeste mensen hét middel van bestaan zoals dat sinds 3000 vC. het geval was geweest. Industriële samenleving
Een samenleving waarin 1) producten steeds meer met machines in fabrieken worden gemaakt en 2) de meeste mensen in steden wonen of in verstedelijkte gebieden.
Productiemiddelen
Alle middelen die je nodig hebt om iets te kunnen produceren: 1) Natuur ► grond en grondstoffen, 2) kapitaal = geld en 3) arbeid.
Kapitaal
Het geld dat je nodig hebt voor het kopen van grond en/of grondstoffen en/of gereedschappen of machines en/of gebouwen voor werkplaats, fabriek, kantoor e.d.
Kapitalist
Iemand die kapitaal heeft en dat gebruikt om te investeren in grond enz. met de bedoeling winst te maken zodat hij/zij nog meer kapitaal krijgt enz.
Kapitalisme
Het is in een land zo geregeld dat in principe alle grond en alle bedrijven (met alles wat bij die bedrijven hoort) privé-eigendom zijn van kapitalisten/ondernemers en dus ook de winst die zij maken of de verliezen die ze lijden. Kapitalisme is een economisch systeem waarin de opvattingen van het liberalisme op economisch gebied in praktijk worden gebracht.
SV begrippen leerjaar 2 vwo Naamloze Vennootschap
Een bedrijf dat eigendom is van een aantal kapitalisten samen. Ieder van hen heeft kapitaal geïnvesteerd door (aan)delen van het bedrijf te kopen.
Dienstensector
Alle bedrijvigheid waarin mensen hun inkomen niet verdienen met het maken van goederen maar met het verlenen van diensten aan anderen. Bijv. onderwijs, verzekeringen, banken, ziekenhuizen, winkels, ambtenaren, vervoer.
Vakvereniging of vakbond
Een vereniging van arbeiders die werken in eenzelfde soort beroep, bijv. de metaal, de bouw, onderwijs. Een vakvereniging komt op voor salaris, werktijden, werkomstandigheden, regels voor ontslag, regels bij ziekte enz.
Socialisme
Een verzamelnaam voor allerlei politieke stromingen en bewegingen die streven naar een maatschappijvorm die is gebaseerd op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit tussen alle leden van een samenleving.
Marxisme
Een van de stromingen binnen het socialisme. De opvattingen van Karl Marx (±1850) zijn: tot nu toe is er altijd en overal een heersende klasse (adel, geestelijkheid en nu kapitalisten) die de rest voor zich laten werken en in hun greep houden. Marx verwacht dat de arbeiders van zijn tijd, het proletariaat, dat niet langer zullen pikken, de macht zullen grijpen, de kapitalisten en het kapitalisme vernietigen en een nieuwe samenleving gaan organiseren: een communistische samenleving.
Communisme of communistische samenleving
Een samenleving die via een revolutie tot stand komt. Een kleine groep revolutionairen grijpt met geweld de macht. Hoofdkenmerken: Economisch: alle productiemiddelen (natuur, kapitaal, arbeid) zijn gezamenlijk bezit . Er is dus geen privé-eigendom meer en er is geen heersende en uitbuitende klasse meer. Politiek: Door gezamenlijk bezit is er nog maar één klasse en hebben mensen alleen nog één gezamenlijk belang. Daarom is er ook nog maar één politieke partij nodig, de communistische. Die waakt over het gezamenlijk belang en straft mensen die daar volgens de communisten anders over denken.
Sociaal-democratie
Socialisten die via vertegenwoordigers in het parlement, en dus langs democratische weg, streven naar een samenleving met meer gelijkheid, meer sociale rechtvaardigheid en meer solidariteit.
SV begrippen leerjaar 2 vwo Liberalisme
Een stroming die zoveel mogelijkheid vrijheid wil voor ieder individu op politiek, op economisch, op sociaal, op godsdienstig gebied. De taak van de overheid is die vrijheid beschermen en bewaken. Politiek betekent dit: burgers moeten beslissende invloed hebben op wetten. Economisch betekent dit: kapitalisme en vrijhandel.
Conservatisme
Als je denkt dat vroeger veel dingen beter waren en dat je die wilt vasthouden of daar naar terug wilt.
Natie
Een groep mensen met een gemeenschappelijk verleden in taal en cultuur. Daardoor is er een gevoel van saamhorigheid.
Nationalisme
1-Als een natie streeft naar de vorming van een eigen staat voor die natie. 2-Als een bepaald land vooral naar zijn eigen belang kijkt waar andere landen zonodig maar voor opzij moeten gaan of worden gezet.
Zelfbeschikkingsrecht Iedere natie/ieder volk heeft het recht om een eigen staat te vormen. Volkssoevereiniteit
Ieder volk of iedere natie moet het recht hebben zijn eigen bestuursvorm te kiezen.
(Modern) imperialisme
In de periode ± 1870 - ±1914 veroveren vooral West-Europese landen grote delen van Afrika en Zuid-Azië en maken daar kolonies van.
Feminisme
Het streven van vooral vrouwen om die in alle opzichten gelijke rechten te geven als mannen in de politiek, recht op werk, recht op onderwijs, recht op gelijk loon, als (huwelijks)partner.
Sociale wetten
Wetten die mensen bescherming bieden bij ziekte, ontslag, arbeidsongeschiktheid, leeftijd waarop je betaald mag werken enz.
CAO
Collectieve ArbeidsOvereenkomst. Een overeenkomst waarin voor alle werknemers in een bepaald beroep de lonen, werktijden, vakantie, overwerkvergoeding, scholing enz. wordt vastgelegd. Alle werkgevers en werknemers in dat beroep zijn verplicht zich daaraan te houden.
SV begrippen leerjaar 2 vwo HOOFDSTUK 4 DE NEDERLANDEN: VAN REPUBLIEK TOT PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE
Begrippen die je al gehad hebt en voor dit hoofdstuk ook moet kennen: Verlichting, Code Napoleon, grondwet, parlement, monarchie, democratie, grondrechten, machtenscheiding, socialisme, liberalisme De Nederlanden
Tussen ± 1470 en 1581 de naam voor 17 gewesten in het gebied waarin nu ongeveer Nederland, België en Luxemburg liggen. Deze 17 gewesten hadden in deze periode allemaal dezelfde landsheer gekregen ► Karel V en na hem Philips II.
Gewesten
Delen van De Nederlanden die wel een landsheer hadden, maar ook een eigen bestuur, eigen rechtspraak en eigen belastingheffing. Bijv. Holland, Zeeland, Brabant, Vlaanderen.
Gewestelijke Statenvergadering
De vergadering van afgevaardigden van adel, geestelijkheid en steden in ieder van de 17 gewesten. Daar namen ze besluiten voor hun gewest.
Staten-Generaal tot 1581
De vergadering van afgevaardigden uit alle 17 gewesten. De landsheer organiseerde deze vergadering met name als hij geld nodig had voor de Nederlanden. Hij had de gewesten dan nodig omdat die allemaal zelf hun belastingen regelden.
Stadhouder
1-Eerst een soort uitkijkpost in ieder gewest namens de landsheer van de Nederlanden. De stadhouder was ook de legeraanvoerder van de soldaten in een gewest. 2-In de tijd van De Republiek een militaire bevelhebber met veel invloed. De stadhouders kwamen toen uit de familie Oranje Nassau.
Karel V
Landsheer over De Nederlanden van 1515 – 1555.
Philips II
Landsheer over De Nederlanden van 1555 – 1581.
Vader des Vaderlants
Willem van Oranje. Omdat hij van 1568 – 1584 leiding gaf aan De Opstand die uiteindelijk leidde tot onafhankelijkheid wordt hij beschouwd als de grondlegger van Nederland.
De Opstand of De 80-jarige oorlog
De Opstand van de Nederlanden tegen landsheer Philips II en zijn opvolgers van 1568 – 1648.
Acte of Plakkaat van Verlatinge 1581
De verklaring van 7 noordelijke Nederlandse gewesten dat zij Philips II niet langer erkenden als hun wettige landsheer.
SV begrippen leerjaar 2 vwo De Republiek of de Republiek der (7) Verenigde Nederl.
De republiek die ontstond in 1588 en bleef bestaan tot 1795. Bestond uit 7 noordelijke gewesten + de Generaliteitslanden Zeeland, Brabant en Limburg.
Staten – Generaal 1588 - 1795
Vergadering van afgevaardigden van de 7 gewesten die samen De Republiek vormden. Zij overlegden over buitenlandse zaken, oorlog en de belasting die nodig was om leger en vloot te betalen.
Vrede van Münster
Gesloten in 1648. Einde van de 80-jarige oorlog. Vrede tussen De Republiek en Spanje. Spanje en alle andere Europese landen erkennen De Republiek die in feite al bestond sinds 1588.
Regenten
De kleine groep families die in De Republiek overal alle macht had.
Raadspensionaris
Een regent die de leiding had over de dagelijkse gang van zaken in met name het gewest Holland. De bekendste zijn Oldenbarnevelt en Johan de Witt.
Gouden Eeuw
De bloeiperiode van De Republiek in de 17de eeuw. De handel leidde tot rijkdom, rijkdom leidde tot bloei van de schilderkunst, de wetenschap, uitgeven van boeken.
VOC
Verenigde Oostindische Compagnie, opgericht 1602. Een handelsvereniging van Hollandse en Zeeuwse steden die vooral specerijen haalde uit het Verre Oosten en die met veel winst verkocht. Niemand anders mocht in Nederlands-Indië handel drijven.
WIC
Verenigde WestIndische Compagnie. Een handelsvereniging die zich bezig hield met kaapvaart, slavenhandel en handel in goederen als bont, koffie, cacao, suiker en tabak.
Patriotten
Een groep burgers die onder invloed van de Verlichting na 1770 de macht van regenten en van stadhouders wilde afbreken en burgers meer invloed wilde geven.
Prinsgezinden
De aanhangers van de stadhouders uit de familie Oranje Nassau die de Oranjes meer macht wilden geven. Zij stonden tegenover de Patriotten.
Bataafse Republiek
1795 – 1806. De patriotten waren met hulp van Franse legers aan de macht gekomen en voerden een grondwet in.
Franse Tijd
1806 – 1813. De Fransen waren in Nederland de baas. Nederland raakte gewend aan centraal bestuur. Er kwam burgerlijke stand, dezelfde maten en gewichten, dienstplicht, Code Napoleon, belasting voor het land als geheel.
SV begrippen leerjaar 2 vwo Koninkrijk der Verenigde Nederlanden
1815 – 1830/1839. Koninkrijk dat bestond uit het tegenwoordige Nederland en België.
Koninkrijk der Nederlanden
1839 – nu.
Staten – Generaal 1815 - nu
De naam voor de volksvertegenwoordiging in Nederland. Deze bestaat uit 2 Kamers, de 2de Kamer en de 1e Kamer of Senaat.
Belgische Opstand
De Belgen wilden vanaf 1830 geen onderdeel meer zijn van het Koninkrijk der Nederlanden. In 1839 ontstond het koninkrijk België.
1848
Grondwetswijziging o.l.v. Thorbecke. Daardoor werd Nederland een parlementaire monarchie en een parlementaire democratie.
Rechtsstaat
Een staat met een grondwet, met grondrechten voor iedere inwoner, met een overheid die al zijn daden baseert op wetten, met onafhankelijke rechters die recht spreken op basis van wat in de wetten staat.
Censuskiesrecht
Je hebt kiesrecht als je (genoeg) census = belasting betaalt. In NL heeft dit bestaan vanaf ± 1800 tot 1917.
Confessionele partijen
Politieke partijen die hun politieke standpunten baseren op een godsdienstige overtuiging. Bijv. katholiek, protestant, islamitisch.
Bijzondere scholen
Scholen die door aanhangers van een bepaald geloof worden opgericht om hun kinderen onderwijs te laten volgen dat steeds hun godsdienstige overtuiging volgt en waar de kinderen ook les krijgen in de leer van hun geloof.
Openbare scholen
Scholen die door de overheid worden opgericht. Aandacht voor een geloof staat niet op het rooster vanwege de opvatting dat iemands godsdienstige overtuiging zijn eigen verantwoordelijkheid is en niet die van de overheid.
Schoolstrijd
Een politieke strijd over de vraag of vrijheid van godsdienst ook tot gevolg mag hebben dat de overheid scholen op godsdienstige grondslag betaalt zoals ze openbare scholen betaalt. In Nederland was na 40 jaar in 1917 de uitkomst dat de overheid scholen op godsdienstige grondslag even veel ging betalen als openbare scholen.
SV begrippen leerjaar 2 vwo HOOFDSTUK 6 DE VERENIGDE STATEN WORDEN EEN WERELDMACHT Begrippen die je al gehad hebt en voor dit hoofdstuk ook moet kennen: machtenscheiding, wetgevende macht, uitvoerende macht, rechterlijke macht, grondrechten of burgerrechten Congres De naam voor de volksvertegenwoordiging in de V.S. In de V.S. bestaat die uit twee Kamers. 1-Het Huis van Afgevaardigden met vertegenwoordigers van de inwoners van iedere deelstaat op basis van het inwoneraantal. 2-De Senaat met voor iedere deelstaat 2 vertegenwoordigers. Huis van Afgevaardigden en Senaat hebben de wetgevende macht. Capitool of Capitol Hill
Het gebouw waarin het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden en de Amerikaanse Senaat vergaderen.
Witte Huis
De ambtswoning van de president van de V.S.
Federale regering
De regering voor de Verenigde Staten als geheel, voor alle 50 staten samen.
Presidentiële democratie
De V.S. hebben een democratie waarin de president zeer veel invloed heeft. Hij is staatshoofd, regeringsleider, opperbevelhebber van alle strijdkrachten en hij heeft een beperkt vetorecht. De president geeft leiding aan de uitvoerende macht.
Hooggerechtshof
De hoogste rechtbank in de V.S. die vooral tot taak heeft om te controleren of wetten van de V.S. of van een deelstaat wel of niet in strijd zijn met de Amerikaanse grondwet. Het Hooggerechtshof heeft de hoogste rechterlijke macht.
Check and balances
De Amerikaanse naam voor de scheiding van de drie machten. De drie machten kunnen elkaar controleren en houden elkaar in evenwicht.
Aantal H. 6 De Verenigde Staten worden een wereldmacht: Totaal leerjaar 2:
7 99