1 Succes. Wie wil dat niet hebben? Vorige keer ging het over macht, ook zoiets begerenswaardigs. Succes hebben is: dat bereiken waarnaar je verlangt. En dat waar je naar verlangt, dat vind je mooi. Begerenswaardig. Daar tegenover staat de angst dat je geen succes zult hebben. Dat je verlangen niet uitkomt. Dat je onbevredigd blijft. Dat je er niet toe doet. Niet meetelt. Doodloopt. Verlangen en angst: twee grote spelers in ieder mensenleven! Wat zou je willen? Waar ben je bang voor? Ik zeg: twee grote spelers in je leven. Twee spelers die elkaar beconcurreren; ze willen allebei winnen. Zijn dus in een continue wedstrijd verwikkeld. En ben jij niet meer dan de toeschouwer, die voor zijn lot ook nog eens overgeleverd is aan de uiteindelijke winnaar? Nee, natuurlijk niet: dat wil je niet! Jij zult daarom alles doen om ervoor te zorgen dat je succesvol bent. Ja, maar dat lost dus niets op. Integendeel: de wedstrijd wordt al grimmiger. Want op het moment dat je succesvol begint te worden groeit de angst: hoe lang houdt dit, houd ik, stand? Wie of wat maakt me mijn succes afhandig? Koning Nebukadnessar was diep onder de indruk geraakt - c.2 - van de God van Daniël. Want die God bleek als enige in staat tot het vertellen en duiden van de droom die hem zo vreselijk bang had gemaakt. In die droom speelde een immens beeld een grote rol. En in dat beeld speelde hijzelf, Nebukadnessar, weer de hoofdrol: hij was het gouden hoofd! De clou van de droom was wel geweest dat zijn rijk - en na hem dat van menig ander - zou verdwijnen doordat die God van Daniël zijn eigen rijk zou vestigen, maar dat was van later zorg. Want hoe je het ook wendt of keert: hij, Nebukadnessar, komt er in de droom toch prima vanaf: het gouden hoofd! En dat hijzelf als koning niet het eeuwige leven heeft, dat hoef je hem niet te vertellen. Maar zolang hij het voor het zeggen heeft, zal hij schitteren: het is goud wat er blinkt! Een imposant en schitterend symbool van zijn succes wordt ontworpen en neergezet: een zuil van drie bij dertig meter. En jawel: helemaal met goud overtrokken! De koning organiseert een soort van landdag, waarop hij alle belangrijke bestuurders in zijn grote wereldrijk bijeen wil zien, en ze weer des te meer onder de indruk wil laten komen van zijn succes: de schitterende resultaten van zijn koningschap.
2 En zo zijn onderdanen wil laten voelen en beseffen hoe bevoorrecht ze zijn om onderdeel te mogen wezen van deze pracht en praal. Nebukadnessar weet hoe de massa te bespelen: geef ze iets om trots op te zijn, iets aanlokkelijks, iets moois, iets begerenswaardigs. En confronteer ze met de ellendige gevolgen van niet meedoen. ‘Wie niet neerknielt en buigt, zal onmiddellijk in een brandende oven worden gegooid.’ Kijk, dat is duidelijke taal. En wel zó dreigend, dat iedere stommeling - ieder die ook maar even overweegt zijn heil en succes niet te zoeken bij de koning - binnen de kortste keren tegen zichzelf zegt: ‘Dáár ben ik bang voor, want ik verlang ernaar nog een mooi poosje comfortabel te leven. Dus meebuigen maar. Er is immers geen alternatief?’ En als je daar een keer met zoveel mensen bij elkaar bent, in díe ambiance, dan ga je toch ook zomaar en graag mee met de massa. Want je staat daar met z’n allen niet maar een beetje te staan, welnee: er is een immens orkest gaan spelen, samengesteld uit de beste muzikanten in het rijk. Het besef groeit: dit is ‘the place to be’! Dit is minstens zo indrukwekkend als de opening van de olympische spelen. ‘We are the champions’, wij zijn de bofkonten, de winnaars. Laat de loosers maar wegblijven. Hier gebeurt het! Inspelen op verlangen en angst. Dat is dus niet pas iets van vandaag de dag. De politiek van vandaag. De reclame van vandaag. Het amusement van vandaag. Dat instrument wist Babel van toen al prima te bespelen. En inderdaad: het is nooit verdwenen. Het speelt overal en altijd! De politiek van vandaag: ‘Het is het beste voor ons land en volk als de grenzen worden gesloten! Nederland is vol. En bovendien gaat anders onze eigenheid eraan. Dit land is van ons! Straks zijn alle kerken vervangen door moskeeën!’ Het lijkt alsof hier geärgumenteerd wordt. Dat het de kracht van argumenten is die tot de conclusie leidt: de grenzen moeten dicht! Maar het zijn vooral beweringen die als argumenten worden gehanteerd. Beweringen die niet worden aangetoond. Er wordt ingespeeld op angst: de vurige oven. En er spreekt verlangen uit: het gouden beeld. De reclame van vandaag. Het verlangen naar de eeuwige jeugd, de ultieme liefde en dito schoonheid. Naar harmonie. Naar gezelligheid. Het beeld dat reclame oproept komt niet van argumenten, maar van gevoelens. Die worden aangesproken en gemasseerd. Je weet het, en toch blijf je er allemaal intrappen.
3 Nee, niet in alle reclames, want jij bent een nuchter typ, en je weet heus wel wat er te koop is. Maar er blijven er voldoende over die wel degelijk een appel doen op jouw verlangens en op jouw angsten. En dat kunnen ze juist zo nadrukkelijk blijven doen, zolang wij elkaar voor de gek blijven houden met de bewering dat bij ons redelijke argumenten altijd doorslaggevend zijn. Dat wij ons niet emotioneel laten beïnvloeden. Zeker wij gereformeerden zijn van huis uit erg van de ratio. De dogmatiek. De theologie. Wij vergelijken Schrift met Schrift, hebben de juiste exegese hoog in het vaandel, we wikken en wegen, en komen tot conclusies. Regels en logica worden zeer gewaardeerd. En natuurlijk is het niet de bedoeling dat we ons van God gekregen verstand uitschakelen en helemaal overgaan op de emo-tour. Daar zullen de ongelukken niet minder van worden. Augustinus zei al: ‘Wij zijn geen denkende wezens; dat denken we maar. Wij zijn liefhebbende wezens.’ Waarom geloof je in God? Omdat dat redelijk is? Maar waar blijf je dan als iemand anders je bestookt met tal van redelijke argumenten tegen? Of als je jezelf met tegenargumenten bestookt? De twijfel toeslaat? Je gelooft toch in God omdat je in Hem wílt geloven? Omdat Hij je zover heeft gekregen dat je van Hem bent gaan houden? Liefde, dát is het verhaal! En bij die liefde passen uiteraard vele argumenten. Maar in díe volgorde. Je kiest voor wat je hart heeft. Voor dat wat, voor Hem die, je gegrepen heeft. Een atheïst kan zeggen dat hij het onvolwassen en onzelfstandig vindt om in God te geloven. Hij wil graag volwassen zijn. En dus gelooft hij niet in God. Maar dan is hij dus gewoon verliefd op dat wat hij ziet als volwassen-zijn. Het is zijn gouden beeld, dat hem gegrepen heeft. Daniëls drie vrienden (waar is trouwens Daniël in dit hele verhaal? Het zal toch niet waar zijn dat hij wel voor dat beeld is plat gegaan. We weten het niet. Wellicht doordat hij deel uitmaakte van de hofhouding, en zo buiten die meer publieke ceremonie van de landdag viel) voelen zich blijkbaar niet zo geraakt door de schoonheid van het beeld, noch door de dreiging van de oven, dat zij in aanbidding knielen. Hun verlangen en hun angst zitten dus duidelijk ergens anders. Het beeld is ze niet mooi genoeg. Het vuur is ze niet heet genoeg. Hun hart ligt bij God. Hij is nog veel mooier, veel begerenswaardiger: Hem hebben zij lief!
4 En zijn vuur is het vuur van zijn liefde voor hen! Het vuur - zo weten wij nu!, en wat doet dat met onze liefde? - dat verzengend en vernietigend neerkwam op Zijn eigen lieve Zoon, maar vervolgens ons van binnenuit verwarmt, de bron is van onze nieuwe en schone energie: de Heilige Geest. Hij maakt levend en liefdevol. Laten we goed kijken naar het beeld dat de vrienden van God hebben. Zij spannen Hem niet voor hun kar. Ze zeggen niet: Hij gaat ervoor zorgen, koning Nebukadnessar, dat wij levend uit uw oven komen. Ze zien en kennen de HEER dus niet als de bezorger van succes en voorspoed hier en nu. Ze laten het met een gerust hart aan Hem, die ze liefhebben, van wie ze weten dat Hij hen liefheeft, over. Zijn trouw is beter dan het leven. Dus: wat er ook gebeurt: wij aanbidden uw beeld niet, o koning. Wij aanbidden onze God. Niet om wat Hij doet of geeft, maar om wie Hij is. Hij is onze eerste liefde! Kijk: hier valt dus niet mee te marchanderen. Hier hoeven geen argumenten op tafel te komen. Hier helpt geen smeergeld. Geen stemverheffing. Geen discussie. Geen geweer. Geen oven. God komt niet met een beeld van goud. Hij is gekomen met een beeld van vlees en bloed en hout: zijn Zoon aan het kruis. En dat beeld argumenteert niet. Dat beeld doet - zoals ieder beeld - een appel op heel je wezen. Het wil niet door jou worden begrepen. Het wil door jou worden gegrepen, omarmd, aanbeden. In diepe verwondering en grote verbazing. Als de vervulling van je diepste verlangen. Als de bezwering van je grootste angst. En de hel dan? Doet God eigenlijk niet hetzelfde als Nebukadnessar? Zeggen: ‘Je moet buigen voor Mij, en anders is daar de oven waar die van Nebukadnessar je koud bij laat.’ Nee, toch niet. Hij zorgt - anders dan welke machthebber ook maar - voor diepe vrede en ware liefde. En die diepe vrede en ware liefde maken korte metten met alle angst (1jh4,18: De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden.) Alle angst is met Christus aan het kruishout gespijkerd! Hij maakt heel, en wijst juist alle afbraak - en wie zich daaraan blijft verbinden - definitief de deur: jij komt er bij Mij niet in!
5 Red jezelf buiten maar. Buiten Mij. Buiten mijn Rijk. Dus: prik heen door de succesverhalen in en van deze wereld. Laat je niet gek maken, meesleuren, intimideren. En wees ook eerlijk naar jezelf: Wat wil ik graag? Waar ben ik bang voor? Wat is je verlangen? Wat je angst? Kom je met deze vragen gelijk uit bij God? Of eerst ergens anders? Daniëls vrienden komen de laaiende oven uit alsof ze er nooit in zijn geweest. Nebukadnessar is weer even helemaal van zijn stuk gebracht, en neemt het op zijn manier op voor de God van deze drie mannen. Op zijn manier; hij heeft het nog niet helemaal begrepen: Eenieder die zich oneerbiedig uitlaat over de God van Sadrach, Mesach en Abednego, zal in stukken worden gehakt en zijn huis in puin gelegd! Dreigende schoonheid of bevrijdende heerlijkheid: dat is de keuze. Ik eindig met het citeren van Paulus in Filippenzen 4,17 (NBG’51): ‘Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus.’ Wil je voor Hem door het vuur gaan? amen