01
Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
januari 2014
in dit nummer Interview met Ann Verreth, nieuwe secretaris-generaal VSKO Cultuur in de spiegel / Succes Fins onderwijssysteem
forum nr. 01 • januari 2014
Hoofdartikel SBK?
3
In de kern Voor ieder een GPS als geschenk
4
Algemeen onderwijsbeleid Ann Verreth, nieuwe secretaris-generaal VSKO
5
Cultuur in de spiegel opent deuren in Nederland en Vlaanderen
7
Schoolbesturen in het katholiek onderwijs Krijtlijnen voor een toekomstige bestuurlijke schaalvergroting
10
Basisonderwijs Vormingsdag VVKBaO. Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen
13
Secundair onderwijs Katholiek onderwijs in 3D. Denken-doen-dialoog Studiedagen voor directies en pedagogisch begeleiders SO bisdom Gent
16
Secundair onderwijs van de toekomst Ronde van Vlaanderen
18
Pedagogische ondersteuning Het succes van het Fins onderwijssysteem in de praktijk
23
Sociale stage: Rozenberginstituut Mol
29
Schoolbesturen Besturen op de digitale snelweg
30
SBK? Scholenassociaties, scholengroepen, schoolbesturen met bijzondere kenmerken (SBK: term gehanteerd in het ontwerp van decreet), minimale leerlingenaantallen van 2 000, gemiddelde leerlingenaantallen voor alle schoolbesturen van een bepaald net 6 000, …. Voor onze ogen verscheen het spookbeeld van de mislukte drastische schaalvergroting in Nederland. Mastodontscholen (in NL 25 000 – 50 000 leerlingen), geleid door managers met maar één doelstelling effectiviteit en efficiëntie. Lees: besparing. Grijze eenheidsworst in het aanbod. Een structuur, opgedrongen top-down, waar verbondenheid en betrokkenheid geen plaats meer krijgen. Dit nooit! Na deze eerste impulsieve reactie, kwam een tijd van rustige bezinning. Wat komt vandaag allemaal op het bestuurlijke niveau van onze scholen af? Naast de steeds complexer wordende onderwijsregelgeving worden onze scholen geconfronteerd met een waaier aan niet-onderwijs gebonden regelgeving. Ik noem voor de vuist weg: milieuwetgeving, veiligheid, data-beveiliging, voedselveiligheid, welzijnswetgeving, wet op overheidsopdrachten, Reprobel, Sabam, Billijke vergoeding … Ook een gewijzigde samenleving met excessen in juridisering, die elke school dwingt om voor alles het juiste document in te vullen, met een uitvoerige verplichte motivering. Kunnen onze kleinere schoolbesturen, bevolkt met enthousiaste vrijwilligers dit aan? Verplicht de beperkte administratieve omkadering, zoals in het basisonderwijs, de directeur niet om de opvolging van deze ‘papierwinkel’ zelf op te nemen, hetzij ten koste van zijn/haar kernopdracht of in de vrije, voor het gezin voorbehouden, tijd? Het samenbrengen van mensen en middelen (met een aangekondigde ondersteuningsbonus er boven op) om dit bestuurlijke niveau te versterken, blijkt dus niet alleen nuttig, maar noodzakelijk. Bestuurders met een hart voor onderwijs, ook al nemen ze managementbeslissingen. We willen die weg dan ook gaan, zonder overhaasting (het decreet komt er toch niet op korte termijn), met de nodige tijd om een goede keuze te maken in de zoektocht naar partners en ook met oog voor kwetsbare scholen, die we een ‘herberg’ (gepast na de Kersttijd) willen aanbieden. Twee fundamentele randvoorwaarden zullen we als VSKO met overtuiging bewaken: het behoud van de pedagogische autonomie van elke school binnen dit SBK enerzijds en het blijven inzetten op het behoud van de vrijwillige inzet van zovelen anderzijds. De veelkleurigheid van de invulling van het gezamenlijke pedagogische project als katholiek, christelijk-geïnspireerde school moet behouden blijven met een directie, die zich opnieuw kan concentreren op haar kerntaak. De eigen cultuur van een school, die verbondenheid en betrokkenheid realiseert bij medewerkers, oud-medewerkers, leerlingen, oudleerlingen, ouders, cursisten en de lokale omgeving willen we niet laten verloren gaan. Ze is een element van kwaliteit van ons onderwijs, ook al steunt ze niet op objectief meetbare criteria. De hele discussie van schaalvergroting teneinde meer bestuurskracht in het katholieke onderwijsveld te brengen, geeft ten onrechte de indruk dat we als VSKO geen waardering hebben voor de grote inzet en gedrevenheid van onze zo talrijke vrijwilligers in onze schoolbesturen. De zin: ‘hebben we het dan niet goed gedaan?’ werd bij herhaling uitgesproken. De complexiteit van het schoolgebeuren roept om professionele ondersteuning. Ik leg de nadruk op: ‘Steun aan’ en niet ‘vervanging van onze vrijwilligers’. Zij zijn, samen met onze medewerkers, het kloppende hart van onze organisatie. Ze geven invulling aan de evangelische opdracht eigen, ‘gekregen’ talenten in te zetten voor anderen. Beste bestuurders. Dank voor wat we nu al van u als engagement mogen ontvangen. We rekenen verder op u. We blijven u nodig hebben.
Mieke Van Hecke Directeur-generaal VSKO
© Mareo Mertens
l e k i t r a d Hoof
IN DE KERN
voor ieder een GPS als geschenk De kerst- en nieuwjaarsdagen zijn voorbij. De kerststal zit ingepakt in de doos op zolder en de naalden van de boom zijn weggeveegd. De nieuwjaarsgeschenken zijn uitgepakt en sommige staan reeds te koop op internet. Ook de kerstvakantie is voorbij en alles begint weer zijn normale gang te gaan. Hier en daar moeten mensen er nog wat werk van maken om overtollige kilo’s weg te krijgen of om gemaakte beloftes na te komen. De kerst - en nieuwjaarsperiode is elk jaar opnieuw een fijne tijd. Even de riemen afgooien, wat tot rust komen, tijd maken voor familie en vrienden, en ook een beetje uitzien naar de nieuwjaarsbrieven die de kinderen voorlezen en de geschenken die mensen elkaar geven. Dit jaar wil ik elke lezer van Forum een bijzonder geschenk aanbieden nl. een symbolisch GPS-toestel. Ik ben een veelgebruiker van een dergelijk toestel: als ik ergens naar een school of vergadering moet en ik weet niet precies de weg ernaartoe, dan tik ik het adres in. Ik kies de snelste, kortste of alternatieve route en enkele seconden later hoor ik de vertrouwde stem die nooit tegenspreekt. Ik kijk even naar het scherm en ik weet hoeveel kilometer ik moet rijden en wanneer ik ongeveer zal aankomen. Kan het nog eenvoudiger? De symbolische GPS, die ik wil schenken, nodigt iedereen uit om hem te gebruiken op de weg van het leven. Elke mens zoekt in zijn leven naar geluk. Sommigen denken dat ze dit geluk kunnen vinden in Geld, Prestatie en Succes of Snelheid. Vaak komen ze echter tot de vaststelling dat deze hen niet de juiste weg tot levensgeluk kunnen tonen. De GPS zal dan ook een andere weg moeten aanwijzen. Mijn fictieve GPS zal worden ingesteld op Geloof en Goedheid, Positief en Samen in Solidariteit. Het echte geluk van mensen is te vinden in het geloof in zichzelf, in de anderen en de Andere en in de goedheid voor elkaar. De mens is niet gemaakt om alleen te zijn: hij heeft anderen nodig om op weg te gaan. Samen de hand aan de ploeg
slaan, samen school vormen. Jezus stuurde destijds zijn leerlingen niet alleen weg. Hij stuurde hen twee aan twee, omdat Hij wist dat de weg korter, mooier en zinvoller wordt als je deze samen kan afleggen. Dat maakt onze onderwijswereld ook zo boeiend: we hoeven niets alleen te doen. De GPS nodigt ons uit om de tocht van het leven niet alleen te gaan, maar om samen in solidariteit met elkaar te bouwen aan de toekomst. En hierin kunnen we ons nog laten leiden door ons geloof in de vele woorden en daden van Jezus. Zij zijn onze inspiratiebron om samen in solidariteit op weg te gaan, de weg van het leven, de weg van het geluk. Als de mens samen met anderen op weg gaat, dan wil hij positief tegen het leven aankijken. Mensen, en vooral jongeren, hebben nood aan andere mensen die het beste in zichzelf naar boven laten komen en het beste in de andere naar boven weten te halen. Het geeft de andere de energie om positief tegen het leven aan te kijken en in het leven te staan. Het hoeven niet steeds grote woorden te zijn: een luisterend oor en een bemoedigend woord kunnen reeds wonderen doen. Jezus gaf zelf de aanzet. Waar Hij kwam, was zijn eerste woord: “Vrede aan dit huis.” Als er vrede is in het hart van mensen, is er automatisch ook een positieve kijk op het leven. En die positieve kijk leidt tot echt geluk. Ik nodig alle schoolparticipanten en lezers van Forum uit om in 2014 op weg te gaan en zich te laten leiden door de GPS van Geloof en Goedheid, Positief, Samen in Solidariteit. Ik hoop en wens dat de ‘onzichtbare stem’, Gods Geest genaamd, ons daarbij mag begeleiden. Misschien zal die stem ons al wel eens tegenspreken, maar geen nood. Ze zal ons alvast veilig en wel naar de bestemming van geluk brengen. Ik wens ieder van harte het allerbeste toe op de levenstocht in 2014. Zet je GPS maar aan! Jan Vander Velpen VSKO-pastor
CONTACTBLAD VOOR SCHOOLBESTUREN, PEDAGOGISCH BEGELEIDERS DIRECTIES EN PERSONEELSLEDEN VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS
MAANDBLAD Verschijnt niet in juli en augustus VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO Guimardstraat 1 - 1040 Brussel EINDCOÖRDINATIE: Willy Bombeek EINDREDACTIE: Rita Herdies REDACTIELEDEN: Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bogaert, Mieke Van Hecke, Ann Verreth
4
januari 2014
REDACTIEADRES: VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail:
[email protected] - Website: www.vsko.be ABONNEMENT Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr. 000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel PRE-PRESS EN DRUK: Licap cvba, tel. 02 509 96 83 COVER: © Ilse Prinsen 2010
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
ann verreth nieuwe secretaris-generaal VSKO
O
nderhandelingen zijn haar zeker niet vreemd. Haar liefde voor het middenveld is een trouwe partner van jaren.. Daar wil zij zich nu graag engageren voor een langere termijn. Onze nieuwe secretaris-generaal heet Ann Verreth. Forum had met haar een opgewekte, vlotte babbel. ‘Zorgen voor de positionering van een sterk middenveld, waar je als VSKO toe behoort, is volgens mij een absolute uitdaging’. Een gesprek.
Hoe kende u het huis?
U hebt Politieke Wetenschappen gestudeerd. Vanwaar uw interesse voor het onderwijs?
Hoe bent u dan in de politiek beland?
Ann Verreth: Vooreerst vind ik het belangrijk te zeggen dat je met een diploma Politieke Wetenschappen heel wat kanten uit kunt. Het is een opleiding waarbij je veel elementen van verschillende domeinen leert kennen, zonder je te specialiseren in één vak. Hoe ben ik in onderwijs terechtgekomen? Eigenlijk redelijk toevallig. Ik ben gestart met werken, niet voor Onderwijs, maar voor Tewerkstelling en Opleiding voor Personen met een Handicap en Kansengroepen van het Europees Sociaal Fonds.
investeerde ACW heel wat in Onderwijs. Ik had toen de mogelijkheid – een kans uit de duizend - om alle mogelijke Raden, de Algemene Raad en onder meer het vast bureau van de VLOR (Vlaamse Onderwijsraad)te volgen. Daarnaast waren er regelmatig overlegvergaderingen, dus ik werd er van het eerste moment in ondergedompeld. Zo ben ik in Onderwijs terechtgekomen. Toevallig? Niet helemaal, want Opleiding en Tewerkstelling heeft er natuurlijk ook mee te maken, zeker waar het gaat over personen met een functiebeperking.
Ann Verreth: In 2004, na vele jaren oppositie, kwam CD&V terug in de Vlaamse regering. Een week na het sluiten van het regeerakkoord, kreeg ik een telefoontje van Yves Leterme, die ik eigenlijk niet zo goed kende. Hij had iemand nodig voor Onderwijs, toen nog Onderwijs en Werk. Ook tijdens mijn jaren aan de universiteit dacht ik al: ‘dat wil ik ook wel eens doen, werken op een ministerieel kabinet en mee beleid maken.’ Op 1 september 2004 zat ik dus op het kabinet van Yves Leterme, voor Onderwijs en kwam zo in het onderhandelingscomité terecht.
Aanvankelijk vond ik Onderwijs een zeer lastig domein, omdat het zo divers en uitgebreid is. Niet evident om daar alle facetten van te leren kennen. Ik ben het graag beginnen zien en nog steeds, en mijn interesse daarin blijft groeien.
Dat zal dit jaar tien jaar geleden zijn. Ik ben ondertussen nog twee jaar secretaris-generaal van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) geweest. Wanneer Kris Peeters in 2009 opnieuw minister-president werd, kreeg ik het aanbod om terug te komen. Het domein was
© Rudi Warson
Op een bepaald moment deed ik mee aan een selectie op de Studiedienst van het ACW en toen daar een vacature was, ging dat over het dossier “Onderwijs”. Zo ben ik daar in “gesukkeld”. En ik durf dat zo zeggen, want van Onderwijs kende ik niets. Maar destijds
Ann Verreth: Door enorm veel overlegfora, bijvoorbeeld in de VLOR, maar ook in huis. Zo was er ook binnen VVKSO, de adviescommissie Deeltijds Leren, Deeltijds Werken waar met de sociale partners heel nauw werd samengewerkt. Ik zat daar toen als afgevaardigde voor het ACW.
januari 2014
5
toen ruimer : Onderwijs, Wetenschap en Gelijke Kansen, en dan ben ik als adjunct-kabinetschef teruggekomen. Vanwaar de keuze om te solliciteren voor de functie van secretaris-generaal bij het VSKO? Ann Verreth: Als je naar de functie-inhoud kijkt, zijn er heel wat raakvlakken met wat ik in het verleden heb gedaan. Ik zal nog veel moeten leren daar waar het gaat over onderhandelingen anders dan met de overheid. En zoals ik reeds zei, ik ben Onderwijs graag beginnen zien en ik wil er graag mee verder gaan. Ik hecht ook veel belang aan het middenveld en wil nu gaan voor een engagement op langere termijn (in tegenstelling tot een politiek engagement, dat per definitie van kortere duur is). Ik kijk uit naar een engagement met perspectief in dat middenveld, met name in Onderwijs, hier, bij de belangrijkste en bij de grootste speler. Wat is de uitdaging in die functie? Ann Verreth: De onderhandelingen op alle niveaus, het samenspel met werknemersorganisaties. Die banden zal ik moeten aanhalen en daarin groeien. Een andere uitdaging is hier intern, maken dat we klaar zijn voor de toekomst en samen met Mieke en haar opvolger toch ook onze positie proberen te consolideren en waar mogelijk te versterken in het landschap. Ik zie daar toch ook een opdracht in. Topics voor de onmiddellijke toekomst? Ann Verreth: Ik denk dat we, in het onderhandelingswerk, ons werk moeten optimaliseren, zodat we zeer goed weten wat ons standpunt is en in hoeverre het gedragen is,
om onze legitimiteit te versterken. Ik vind het belangrijk ons constant te bezinnen over hoe we ervoor zorgen onze representativiteit, onze legitimiteit en onze dienstbaarheid ook, proberen te verstevigen. Wat zijn uw uitdagingen? Ann Verreth: Er liggen heel wat inhoudelijke uitdagingen op ons te wachten. Hervormingen in secundair onderwijs, implementatie van “leerzorg”, scholenbouw, schaalvergroting, het lerarentekort,….. De onderhandelingsagenda met overheid en andere sociale partners zal zelden een tekort aan agendapunten kennen, denk ik. Ik wil niet krampachtig vasthouden aan wat is omdat het is, maar wel onze belangrijke rol vervullen, nadenken over hoe we er nog meer de nadruk op kunnen leggen en onze dienstverlening in de ruime zin van het woord optimaliseren. Zonder volledig over te hellen naar dienstverlening en alleen dienstverlening. Het is zoeken naar een evenwicht. En intern? Ann Verreth: Zoals ik dat nu op maandag meemaak (nvdr: tijdens de vergadering van het Comité Secretarissen-generaal) ervaar ik wel dat er overleg is om op korte tijd tot een gedragen standpunt proberen te komen. Dat vraagt een constante reflectie om onze interne structuren. Hoe ziet u dat concreet? Ann Verreth: Daar ga ik niet op antwoorden. Vooreerst omdat ik daarop (nog) niet kan antwoorden, ten tweede omdat ik het zeer voorbarig vind daar op te antwoorden. Ik wil dat eerst ervaren, observeren.
Nu gaan ook andere factoren meespelen, niet alleen politiek overleg, ook bijvoorbeeld, milieuwetgeving. Ann Verreth: Het zal multidisciplinair worden. Ik zal dus nog veel moeten leren. Dat is boeiend en eveneens een grote uitdaging. Mag ik de invulling van uw nieuwe functie als een soort kabinetscheffunctie begrijpen? Ann Verreth: Zoiets, ja. U begint op 1 januari? Ann Verreth: Absoluut! Of neen, toch niet, ik begin op 2 januari! (schaterlach)
Bio Ann Verreth (°1972), Master in de Politieke Wetenschappen • Adjunct-kabinetschef voor Onderwijs, Wetenschapsbeleid en Gelijke Kansen • Secretaris-generaal Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) • Adviseur voor Onderwijs bij ACW (nationale studiedienst) • Adjunct van de directeur op het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (afdeling Europa Werkgelegenheid) • Wetenschappelijk medewerker Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Leuven (HIVA)
Interview: Willy Bombeek Redactie: Rita Herdiest
VVKHO – Studienamiddag 14 februari 2014 DE BEDREIGDE BELEIDSRUIMTE VAN DE HOGESCHOLEN!(?) “Het wegschrijven van de keizer-koster”, zo vatte toenmalig minister Luc Van den Bossche indertijd het nieuwe onderwijsbeleid van de Vlaamse Gemeenschap samen. Ondanks de ordewoorden autonomie, beleidsvoerend vermogen en deregulering, is de overheid in de praktijk evenwel dikwijls de weg ingeslagen van detailregelgeving en bijkomende vormen van verantwoording. Of toch niet? Debatteer mee met Peter Kwikkers, Adri De Brabandere, Adelien Decramer, Tom Dekeyzer, Wim Leybaert, Machteld Verbruggen en Micheline Scheys. Alle informatie en de inschrijvingsmodaliteiten vindt u op de VVKHO-website. Opgelet, inschrijven uiterlijk op 7 februari 2014!
6
januari 2014
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
cultuur in de spiegel opent deuren in Nederland en Vlaanderen
O
p een en twee oktober 2013 namen Marleen Lippens (VVKSO) en Kris De Ruysscher (VVKBaO) deel aan een werkbezoek in Groningen. Het bezoek was het resultaat van de samenwerking tussen ‘Cultuur in de spiegel (CIS) – Nederland’ en ‘Cultuur in de spiegel – Vlaanderen’, een onderzoek met betrekking tot cultuureducatie in het onderwijs dat momenteel in opdracht van de Canon Cultuurcel in Vlaanderen loopt. Tijdens het bezoek kon de Vlaamse delegatie, bestaande uit de koepels, onderwijsinspectie, onderzoekers en enkele CANON Cultuurcel-medewerkers participeren aan overleg met de Nederlandse onderzoeksploeg onder leiding van professor dr. Barend van Heusden. Daarbij kwamen er enkele bezoeken aan scholen die met de CIS-theorie aan de slag gingen. Het bezoek vormt een mooie aanleiding voor een toelichting bij het CIS-gebeuren in Vlaanderen.
Situering
antwoord bieden aan de zogenaamde curriculaire discontinuïteit binnen het onderwijs die ook Bamford en de Commissie onderwijs en cultuur eerder vaststelden. Het onderzoek probeert ook een duidelijk antwoord te geven op de vraag wat cultuur is en wat het belang ervan is voor het onderwijs.
In september 2007 presenteerde minister van onderwijs Frank Vandenbroucke het onderzoeksrapport van professor Ann Bamford ‘Kunst -en cultuureducatie: kwaliteit en consistentie’. Onderzoekster Bamford had de opdracht gekregen om gegevens te verzamelen over de omvang en kwaliteit van kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen. In haar rapport werden acht aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot kunst- en cultuureducatie waaronder deze: ‘Er moeten duidelijke leerlijnen voor kunsteducatie komen om de hele opleiding van het kind te omvatten.’
Op 1 juli 2012 startte, in opdracht van de Vlaamse onderwijsoverheid, Canon Cultuurcel het onderzoek ‘Cultuur in de Spiegel - Vlaanderen’. Dit ontwerpend onderzoek kwam er om duidelijkheid te scheppen met betrekking tot de inhoud, de functies en de doelen van cultuureducatie. Het stelt zich als doel om een referentiekader te ontwikkelen voor geintegreerde cultuureducatie. Dit kader wil een
Omdat de basisdoelstellingen van het Nederlandse onderzoek, dat al in 2008 van start ging, ook aan de orde waren in Vlaanderen (Bamford) werd al in een vroeg stadium van het Nederlandse onderzoek (in 2009) een samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse overheid en de Universiteit van Groningen gesloten. Naast inzage in de Nederlandse onderzoeksresultaten werd een gelijkaardig onderzoek opgestart in Vlaanderen. Het werkbezoek van begin oktober kaderde in die samenwerking.
Cultuur in de spiegel – Vlaanderen en Nederland
De theorie in een notendop
Het onderzoek Cultuur in de spiegel - Vlaanderen loopt tot eind februari 2016. Er wordt gewerkt met een klankbordgroep en met expertenpanels uit de onderwijs- en cultuursector. In beide organen is het VSKO vertegenwoordigd.
Van Heusden gaat uit van een brede definitie van menselijke cultuur en specifieert cultuureducatie binnen het onderwijs als reflecteren op ‘cultuur-in-ruime-zin’. Die reflectie leidt tot een - in de eerste plaats persoonlijk, maar ook gezamenlijk - cultureel zelfbewustzijn
© Marleen Lippens
De onderwijsminister stelde daarop de Commissie Onderwijs en Cultuur samen. Die ging met dit rapport aan de slag. Dat resulteerde in een advies dat onder de titel ‘Gedeeld / Verbeeld’ in 2008 aan beleid en onderwijsveld werd voorgesteld. In dat advies nam de commissie onder andere een referentielijn cultuureducatie op die een eerste stap moest vormen in de richting van een continuüm voor cultuureducatie doorheen het kleuter- en leerplichtonderwijs.
Het onderzoek verloopt volgens een aantal fases. In de tweede fase komt een vertaling van het theoretisch kader naar een doorlopend referentiekader (referentielijn) en de afstemming met beleid en praktijk hierover. In een volgende fase wil het onderzoek het doorlopend referentiekader in de concrete onderwijspraktijk experimenteel toepassen. Er wordt gewerkt met vier projectscholen, twee basisscholen en twee secundaire scholen en dit gedurende één schooljaar (2014-2015).
januari 2014
7
of culturele metacognitie. Cultuureducatie leert met andere woorden het individu na te denken over zijn of haar eigen individuele en collectieve betekenisgeving. Het ontwikkelen van die reflectie in al zijn facetten is volgens de theorie een essentieel ingrediënt van cultuureducatie. Aan het ontwikkelen van die reflectie op cultuur, koppelt de theorie vier ‘culturele basisvaardigheden’: • Waarneming (voelen, luisteren, kijken, ruiken, smaken) en de reflectie op waarneming. • Verbeelding (omzetten van waarneming in beelden: fantasie, kunst … waardoor op basis van herinnering en ervaring nieuwe mogelijkheden worden gemaakt) en de reflectie op verbeelding. • Conceptualisering (het verder vertalen van waarneming en verbeelding in abstracte concepten: taal, symbolen …) en de reflectie op conceptualisering. • Analyse (het ontdekken van logica, structuren, modellen …) en de reflectie op analyse. Cultuur en de reflectie op cultuur krijgen, aldus Van Heusden, vorm in en met verschillende cultuurdragers. Daarmee bedoelt hij de media of talen die we bij de reflectie hanteren en waardoor cultuur waarneembaar (tastbaar, zichtbaar, hoorbaar …) wordt. De theorie deelt de dragers van cultuur als volgt in:
© Marleen Lippens
• Lichaam (bv. gebaren, klanken, rituelen …) • Voorwerpen (bv. een instrument, een kledingstuk, een gerecht …) • Taal (gesproken en geschreven) • Grafische symbolen (tekeningen, plaatjes, schema’s, foto’s, beelden …)
Basisvormen van cultuur
accomodatie
concreet
waarneming
verbeelding
abstract
analyse
concepten
Cultuuronderwijs wordt omschreven als de reflectie op een onderwerp door gebruik te maken van de culturele vaardigheden via een gekozen medium. Samengevat kunnen we stellen: alle onderwijs is onderwijs ‘in’ cultuur, maar cultuureducatie is educatie ‘over’ cultuur en in cultureel zelfbewustzijn. Kunsteducatie ziet Van Heusden als een deel van cultuureducatie. Daarbij wordt in hoge mate ingezet op de verbeelding en wordt gebruikgemaakt van vooral artistieke media (beeldende kunst, dans, drama, poëzie …).
De ervaring van het bezoek In Nederland werd de CIS-theorie in de voorbije twee schooljaren in CIS-pilootscholen uitgeprobeerd en dat zowel in primair als
We waren getuige van het werken met een brainstormblad op basis van vier basisvaardigheden bij O&O-projecten (onderzoek en ontwerp).
8
januari 2014
assimilatie
voortgezet onderwijs. Het begeleidingswerk werd opgenomen door iemand van de onderzoeksgroep én door een leerplankundige van SLO. De ondersteuning in de scholen bestond uit lezingen, discussies en oefeningen. Soms waren volledige teams betrokken bij het CISgebeuren, soms richtte de implementatie zich op een specifieke doelgroep, bijvoorbeeld de docenten kunstvakken. Er werd altijd gestart vanuit een contextanalyse vanuit het CIS-kader. Daarbij werd gebruikgemaakt van een raster (kijkwijzer), documentanalyse en gesprek. Vervolgens werden drie stappen gezet richting curriculum: het voorbereiden van een les (beoogd leerplan), de uitvoering van de les (uitgevoerd leerplan) en de bespreking van de gerealiseerde les (gerealiseerd leerplan). De docenten kregen telkens feedback bij elke stap en duiding vanuit het CIS- kader. Uit gesprekken met de onderzoekers en de docenten in de CIS-scholen in Groningen onthouden we deze zaken. • Het werken met de CIS-theorie draagt bij tot een hoger professioneel bewustzijn bij de docenten. Het gemeenschappelijke kader verbindt het gezamenlijke denken over onderwijs. • De culturele basisvaardigheden vinden snel hun weg en vertalen zich in concrete acties tot op de klasvloer. Zo waren we getuige van het werken met een brainstormblad op basis van de vier basisvaardigheden bij O&O-projecten (onderzoek en ontwerp) en zagen we hoe leerlingen gebruik maakten van de verschillende hoeken in een atelierruimte. Afhankelijk van de fase in hun onderzoek vertoeven ze er in de denktankhoek, de ontwerphoek, de techniekhoek of de presentatiehoek (Technasium Werkman College Groningen). In het Zernike College
© Marleen Lippens
verlopen de reflectiegesprekken in de kunstvakken volgens de CIS-theorie. Komen tot meer cultureel zelfbewustzijn blijkt in alle scholen de moeilijkst te zetten stap. • De doorlopende leerlijn is in de Nederlandse scholen nog niet echt gerealiseerd. Daarvoor loopt het project nog niet lang genoeg en is meer en langerlopende ondersteuning nodig.
De CIS-toekomst
• BAMFORD, Anne, Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen. Kwaliteit en consistentie, Agentschap voor Onderwijscommunicatie, Brussel, 2007. • COMMISSIE VOOR ONDERWIJS EN CULTUUR, Gedeeld/Verbeeld, eindrapport, Agentschap voor Onderwijscommunicatie, Brussel, september 2008. • Meer informatie betreffende het onderzoek ‘Cultuur in de spiegel – Vlaanderen’: http://www.canoncultuurcel.be/ cultuur-de-spiegel-vlaanderen
© Marleen Lippens
In Nederland zitten de onderzoekers in de eindfase van hun onderzoek. Vanuit hun ervaring zien ze de Vlaamse optie om te investeren in een degelijke referentielijn als een meerwaarde voor een geslaagde implementatie van de CIS-theorie in onderwijs. Die lijn kan leerplanontwikkelaars inspireren en kan leraren houvast bieden bij het uitwerken van ontwikkelingsgerelateerde en doorlopende cultuureducatie van kleuter tot en met secundair onderwijs en dat voor álle leerlingen. Kris De Ruysscher (VVKBaO) en Marleen Lippens (VVKSO)
Bronnen en meer info
januari 2014
9
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
schoolbesturen in het katholiek onderwijs
Krijtlijnen voor een toekomstige bestuurlijke schaalvergroting
O
p 3 mei 2013 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota ‘Besturen in het leerplichtonderwijs: de scholengroepen’ goed. In deze conceptnota stelt ze een nieuw concept van besturen voor dat gekenmerkt wordt door een zekere schaalgrootte en dat in incentives voorziet voor die besturen die tot een scholengroep toetreden. Deze conceptnota werd vertaald in een voorontwerp van decreet. De kans dat tijdens deze legislatuur dit voorontwerp van decreet wordt goedgekeurd, is quasi onbestaande.
Situering
Context van vandaag
Ook zonder initiatief van de overheid is het VSKO ervan overtuigd dat het katholiek onderwijs afspraken moet maken over hoe het zich in de toekomst op het bestuurlijke vlak zal organiseren om in een wijzigende context de volgende decennia kwaliteitsvol katholiek onderwijs te kunnen organiseren. Deze nota doet niets af van de enorme waardering die het VSKO heeft voor de huidige bestuurders van de katholieke scholen en wil hun engagement op geen enkele wijze in twijfel trekken.
• Gezien de toenemende complexiteit van onderwijs (juridisering, stijgende verantwoordingsplicht, impact van niet-onderwijsgebonden regelgeving) en grotere verantwoordelijkheid van schoolbesturen heeft het katholiek onderwijs nood aan schoolbesturen met een hoge professionaliteit.
Het VSKO wil met deze nota de krijtlijnen uittekenen waarbinnen de gesprekken tussen de verschillende schoolbesturen kunnen verlopen. Deze gemeenschappelijke principes zijn van belang om het katholiek onderwijs van de toekomst op het bestuurlijke vlak vorm te geven. Het VSKO opteert bewust niet voor één model zodat de huidige schoolbesturen bij het uittekenen van de toekomst maximaal kunnen rekening houden met de lokale context. Een belangrijk principe is dat de initiatieven in functie van schaalvergroting vertrekken van de gelijkwaardigheid van alle betrokken schoolbesturen.
• Het katholiek leerplichtonderwijs wordt vandaag bestuurd door ongeveer 800 schoolbesturen en bijna 6000 bestuurders waarvan het overgrote deel vrijwilligers zijn. Het lijkt niet realistisch om te veronderstellen dat al deze schoolbesturen in de nabije toekomst over voldoende bestuurskracht zullen beschikken. • Het blijft een uitdaging om bestuurders met een bepaalde expertise aan te trekken die voldoende betrokken zijn en affiniteit hebben met het opvoedingsproject. • Het wordt een grote uitdaging om de beschikbare middelen efficiënter in te zetten. Het evolueren naar een grotere bestuurlijke schaal kan daartoe bijdragen.
Deze nota beperkt zich tot de krijtlijnen voor het bestuurlijke niveau en doet op geen enkele wijze uitspraken over de schaalgrootte van scholen. Het is dus geenszins de bedoeling om te streven naar mastodontscholen. Deze nota wil ook niet raken aan de autonomie van de school op het pedagogisch-didactische vlak.
• Om kwaliteitsvol onderwijs in Vlaanderen te continueren, is een grondig debat over de loopbaan van het personeel (zowel onderwijzend personeel, maar ook bestuursen ondersteunend personeel) nodig. Om de autonomie die het katholiek onderwijs vraagt op een professionele wijze in te vullen, is bestuurskracht een absolute voorwaarde.
De principes van professionaliteit, subsidiariteit en solidariteit binnen het katholiek onderwijs lopen als een rode draad doorheen deze nota.
• Het is de bedoeling om in het secundair onderwijs van de toekomst het aantal studierichtingen te reduceren en het studieaanbod te ordenen in studiedomeinen. Deze
10
januari 2014
reductie en de ordening in studiedomeinen zal leiden tot een herverkaveling in een rationeler, gedifferentieerd en voldoende complementair studieaanbod. Schoolbesturen met grote bestuurskracht zullen deze operatie makkelijker laten verlopen. • De implementatie van het decreet over de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften heeft consequenties voor het aanbod van gewoon en buitengewoon onderwijs. Voor deze aanpassingen zijn schoolbesturen met grote bestuurskracht nodig.
Schaalvergroting als middel tot versterking van bestuurskracht Het katholiek onderwijs heeft de ambitie om op langere termijn kwaliteitsvol onderwijs op christelijk gelovige basis te continueren. Gezien de huidige context (zie punt 2) is een verhoging van de professionaliteit van schoolbesturen nodig. Eén van de wegen om tot een verhoging van professionaliteit te komen, is schaalvergroting. De essentie is om tot minder schoolbesturen te komen zodat alle schoolbesturen voldoende sterk worden. Door vergroting van de schaal moet het mogelijk worden om, naast mensen die op vrijwillige basis het engagement van bestuurder van een schoolbestuur opnemen, mensen vrij te stellen om het besturen van scholen op zich te nemen. Ze kunnen vanuit een schooloverstijgende invalshoek het katholiek onderwijs op het lokale niveau mee vorm geven (zie ook punt 4.4). Een schoolbestuur met een zekere schaalgrootte creëert de mogelijkheid om de verschillende beleidsdomeinen1 op niveau van het schoolbestuur aan te pakken en eventueel hiervoor experten aan te stellen. Hierdoor kunnen de beschikbare middelen efficiënter worden gebruikt, verhoogt de professionaliteit, kunnen de niet-gebruikte middelen voor an1 We verwijzen naar het VIMKO-document ‘Hoekstenen kwaliteitsvol bestuur’: De beleidsdomeinen zijn identiteit en pastoraal, pedagogisch-didactisch beleid, personeelsbeleid, schoolorganisatie en -administratie, financieel en materieel beleid, welzijnsbeleid, inspraak en communicatie.
dere doeleinden worden ingezet en kunnen de directies zich vooral focussen op hun pedagogische kernopdracht, nl. de optimalisering van het onderwijsproces.
Krijtlijnen voor de schoolbesturen Opvoedingsproject Het schoolbestuur kenmerkt zich door de gedragenheid van een gemeenschappelijk opvoedingsproject.2 Het uitgangspunt is dat alle scholen van een schoolbestuur dit gemeenschappelijk opvoedingsproject delen en er een schooleigen invulling aan geven. Waar scholen van verschillende opvoedingsprojecten toetreden tot een schoolbestuur met één opvoedingsproject zal een groeiproces nodig zijn.
Rol van het schoolbestuur Het schoolbestuur treedt op als organisator van onderwijs, ontwikkelt vanuit het opvoedingsproject een termijnvisie met strategische doelstellingen en laat ruimte voor een schooleigen invulling (schoolcultuur). De maatschappelijke concretisering van het opvoedingsproject in de individuele school is erg belangrijk en verschilt afhankelijk van de context (directieteam, populatie, locatie, onderwijsniveau, buitengewoon onderwijs ed.) van school tot school. De individuele school krijgt de ruimte om binnen de strategische doelstellingen een pedagogisch-didactisch beleid uit te tekenen. In dit kader bepaalt de directeur/het directieteam de operationele doelstellingen en is hij/het verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van de school en voor het personeelsbeleid.
sidieert met werkingsmiddelen, omkaderingsmiddelen en middelen voor infrastructuur.
een maximale complementariteit tussen de vrijwillige bestuurders en de ‘vrijgestelden’.
Omdat het schoolbestuur de volheid van bevoegdheid heeft en het de ambitie is om naar minder maar sterkere schoolbesturen te evolueren, is een keuze voor een (koepel)vzw met (onderliggende) vzw’s geen optie als einddoel omwille van de complexiteit van de besluitvorming. In een groeiproces naar één vzw met een zekere schaalgrootte kan de koepel(vzw) mogelijkerwijze wel als tussenfase gebruikt worden.
Voor zowel diegenen die vrijwillig als beroepshalve bezig zijn met het besturen van scholen, blijven voldoende betrokkenheid bij de werking van de scholen en affiniteit met het opvoedingsproject prioritaire kenmerken.
Op basis van het principe van subsidiariteit is de organisatievorm van de vzw vrij. Het schoolbestuur bepaalt welke bevoegdheid op welk echelon (schoolbestuur/campus/school) wordt uitgeoefend. Het schoolbestuur kan in haar organisatie ook rekening houden met de specifieke accenten van onderwijsniveaus en/of buitengewoon onderwijs. Voor niveauoverschrijdende schoolbesturen kan bijvoorbeeld geopteerd worden voor bestuurscomités met specifieke bevoegdheden gerelateerd aan vb. het basisonderwijs, het secundair onderwijs of buitengewoon onderwijs.
Bestuurders Ook in de toekomst zal het katholiek onderwijs een beroep doen op mensen die op vrijwillige basis het engagement van bestuurder van een schoolbestuur opnemen. Het blijft ook in de toekomst van belang dat deze ‘vrijwilligers’ de nodige expertise in verschillende domeinen binnenbrengen in de raden van bestuur.
Het schoolbestuur opteert voor de rechtspersoonlijkheid van een vzw die de eindverantwoordelijkheid draagt voor de organisatie van katholiek onderwijs in al zijn aspecten (werkgeverschap, ed. ) Dit betekent ook dat de overheid de schoolbesturen rechtstreeks sub-
De grotere schaal (zie ook punt 4.7 ) van de schoolbesturen moet het mogelijk maken mensen vrij te stellen om (de operationele aspecten van) het besturen van scholen op zich te nemen. Deze ‘vrijgestelden’3 zijn beroepshalve bezig met het ondersteunen van het bestuur van katholieke scholen. Zij hebben de tijd en ruimte om vanuit een schooloverstijgende invalshoek na te denken over de strategische doelstellingen van het schoolbestuur, stellen hun onderwijsexpertise ten dienste van de raad van bestuur, zijn het eerste aanspreekpunt voor directies/het directieteam en zijn bereid een breder belang te dienen. Het lijkt aangewezen dat deze ‘vrijgestelden’ beschikken over de nodige onderwijsexpertise en een doordachte visie hebben op een toekomstig katholiek onderwijs in de regio waar het schoolbestuur onderwijs organiseert4. Er moet gestreefd worden naar
2 We leggen in deze nota sterk de klemtoon op het opvoedingsproject van het schoolbestuur. Het is van belang te vermelden dat deze verschillende opvoedingsprojecten vanuit een gemeenschappelijke basis vertrekken, nl. de opdrachtsverklaring van het katholiek onderwijs in Vlaanderen van juni 1994.
3 We doen in deze nota geen uitspraak over de mogelijke statuten van de vrijgestelden en wijze van vrijstelling. 4 Deze bestuurders kunnen ook een wezenlijke bijdrage leveren tot het onderwijsbeleid op macroniveau, in casu het VSKO en zijn geledingen.
De bedoeling is dat het schoolbestuur/de schoolbesturen de verantwoordelijkheid opneemt/opnemen voor het katholiek onderwijs in een bepaalde regio.
VZW als juridische structuur
Regiogebonden/Vlaanderen-breed Het schoolbestuur organiseert op professionele wijze onderwijs op christelijk gelovige basis. Het is ook de bedoeling dat het schoolbestuur zijn bestuurskracht gebruikt om de verantwoordelijkheid voor het katholiek onderwijs in een bepaalde regio op te nemen. Om deze verantwoordelijkheid te kunnen invullen, is een schoolbestuur bij voorkeur regionaal verankerd. Het lijkt niet overal haalbaar om binnen een geografische omschrijving naar één schoolbestuur te evolueren. De specificiteit van het opvoedingsproject zal sommige schoolbesturen weerhouden om op te gaan in het gemeenschappelijk opvoedingsproject van de nieuwe schoolbesturen. Ook zal de keuze voor één schoolbestuur in sommige regio’s een dergelijke grote schaal inhouden dat de menselijke maat verdwijnt en de maximale efficiëntie in vraag kan gesteld worden. Het VSKO wil de verhoging van bestuurskracht prioritair stellen aan de regionale verankering en nietregiogebonden schoolbesturen mogelijk maken. Ook de schoolbesturen die niet-regiogebonden georganiseerd zijn, blijven medeverantwoordelijk voor de uitbouw van een toekomstig katholiek onderwijs in die regio’s waar ze scholen organiseren. In regio’s waar het secundair onderwijs wordt aangeboden door meerdere schoolbesturen wordt voor het secundair onderwijs de oprichting van een regionale structuur noodzakelijk. Deze regionale structuur is netgebonden en o.a. verantwoordelijk voor de ordening van het studieaanbod en leerlingenoriëntering5. De bestaande 44 onderwijszones die tot stand kwamen op basis van rekrutering van leerlingen en leerlingenstromen in het secundair onderwijs kunnen als mogelijk ordeningskader dienen6.
5 Het studieaanbod en de daaraan gerelateerde leerlingenoriëntering behoren sowieso tot de bevoegdheden van deze structuur. Ook bevoegdheden zoals inschrijvingsbeleid, clb, contacten met welzijn en met steden in het kader van flankerend onderwijsbeleid kunnen aan deze structuur worden gekoppeld. 6 Het moet mogelijk zijn om aan de onderwijszones enkele retouches aan te brengen en we dienen ook rekening te houden met de specifieke situatie van de grootsteden Antwerpen, Brussel en Gent.
januari 2014
11
Niveaugebonden/ niveau-overschrijdend
Aandachtspunten
De schoolbesturen hebben de vrijheid om zich niveaugebonden of niveauoverschrijdend te organiseren. Een schoolbestuur kan ervoor opteren om enkel basisonderwijs, enkel secundair onderwijs of basis- en secundair onderwijs te organiseren.
Solidariteit
De keuze voor een niveaugebonden of niveauoverschrijdend schoolbestuur is geen doel op zich. Vanuit de ambitie om sterke, bestuurskrachtige schoolbesturen met een zekere schaalgrootte te creëren, die de verantwoordelijkheid voor het katholiek onderwijs in een regio opnemen, doet het VSKO een oproep om de opportuniteiten van niveau-overschrijdende schoolbesturen te onderzoeken. Op deze wijze kunnen alle scholen gebruik maken van de bestuurlijke ondersteuning door diegenen die hiervoor worden vrijgesteld (zie punt 4.4). Met de verhoging van de bestuurskracht als doel en de gewijzigde situatie n.a.v. het VNverdrag inzake de rechten van personen met een handicap die een evolutie naar meer inclusief onderwijs inhoudt, lijkt het opportuun te zijn dat ook de scholen van buitengewoon onderwijs worden opgenomen in de nieuwe besturen met een zekere schaalgrootte. De aandacht voor specificiteit van buitengewoon onderwijs kan tot uiting komen in de organisatievorm van het schoolbestuur (zie punt 4.3) Vanuit diezelfde ambitie lijkt het wenselijk om te onderzoeken of de nieuwe schoolbesturen in de toekomst ook de internaten kunnen besturen.
Schaal: normering Het VSKO pleit voor een realistische schaalgrootte van het schoolbestuur die een combinatie van voldoende betrokkenheid en professionaliteit toelaat. Het doet dan ook geen uitspraak over de ideale schaalgrootte omdat afhankelijk van de bevoegdheid die men uitoefent en de finaliteit die het schoolbestuur wil nastreven de ideale schaal verschillend zal zijn. Het VSKO roept de schoolbesturen op om een schaal aan te nemen die hen toelaat om professioneler te werken. We verwijzen hiervoor naar punt 4.4 van deze nota.
12
januari 2014
Alle scholen moeten de mogelijkheid krijgen om opgenomen te worden in de (nieuwe) schoolbesturen. Het VSKO doet hiervoor een beroep op de solidariteit in het katholiek onderwijs. Scholen met infrastructuur die grote investeringen vergt en/of met een kwetsbaar leerlingenpubliek en/of een onaantrekkelijk studieaanbod en/of…mogen niet uit de boot vallen. Het is dan ook van belang dat vandaag geen definitieve beslissingen worden genomen die een hypotheek leggen op een toekomstige bestuurlijke structuur in een regio (zie punt 7 Timing)
Patrimonium De regelingen voor het patrimonium kennen een grote verscheidenheid. De infrastructuur van een school is niet steeds ondergebracht in de vzw die als doel heeft onderwijs te organiseren (onderwijs-vzw). Vaak behoren de gebouwen tot een patrimonium-vzw (met rechtstreekse link naar de onderwijs-vzw), de congregatie, een stichting of tot een vzw van het bisdom. Er moet worden nagedacht in welke mate de schoolbesturen van de toekomst in het kader van hun verantwoordelijkheid voor een toekomstig katholiek onderwijs ook voldoende zeggenschap hebben over het gebruik van het gebouwenpark. Er moet alleszins een duidelijke en duurzame regeling tot stand worden gebracht.
Bottom-up Het VSKO pleit voor een bottom-up benadering. Op basis van de krijtlijnen van deze nota nemen de schoolbesturen initiatieven voor de oprichting van nieuwe schoolbesturen. Het is van belang dat de gesprekken tussen de verschillende schoolbesturen vertrekken vanuit een gelijkwaardig partnerschap.
Ondersteuning Het VSKO en de diocesane diensten zullen de schoolbesturen ondersteunen bij dit proces. De ondersteuning vanuit VSKO/diocesane diensten houdt het volgende in:
• Het VSKO en de diocesane diensten zorgen ervoor dat in elk bisdom de krijtlijnen van deze nota worden gevolgd, dat kwetsbare scholen tot vernieuwde schoolbesturen kunnen toetreden en doen mogelijks voorstellen (blauwdruk) • De schoolbesturen worden ter plaatse ondersteund door experten die het proces naar de vernieuwde schoolbesturen ondersteunen. • Het VSKO installeert een cel met expertise over technische dossiers zoals herstructureringen van vzw’s, patrimonium, overdrachten van personeel, erfpachten ed.
Timing Waar scholen vanuit verschillende opvoedingsprojecten toetreden tot vernieuwde schoolbesturen met een gemeenschappelijk opvoedingsproject is een groeiproces nodig. De schoolbesturen moeten, rekening houdende met de krijtlijnen van deze nota en specificiteiten van de lokale situatie, voldoende tijd nemen om de mogelijkheden af te toetsen, de consequenties en opportuniteiten in kaart te brengen. Het lijkt ons nog veel te vroeg om op korte termijn definitieve beslissingen te nemen die voorafnames kunnen zijn en een valabele toekomstige bestuurlijke structuur in een regio kunnen hypothekeren. Anderzijds kan het geenszins de bedoeling zijn om dynamiek die ondertussen ontstaan is te fnuiken. Om de schoolbesturen de nodige tijd te gunnen, is er zeker nog een nieuwe periode van scholengemeenschappen nodig. Het VSKO opteert voor een verlenging van de scholengemeenschappen met 3 schooljaren (met de mogelijkheid om nadien nog drie schooljaren te verlengen). Op die wijze krijgen besturen rustig de tijd om een mogelijke schaalvergroting voor te bereiden en wordt de dynamiek die reeds her en der op gang is gekomen, niet afgestopt. Het VSKO pleit ervoor dat alle schoolbesturen de stap zetten naar de vernieuwde schoolbesturen met een zekere schaalgrootte.
BASISONDERWIJS
vormingsdag VVKBaO Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen
O
p 21 november 2013 ontvingen VVKBaO en de Diocesane Pedagogische Begeleidingsdienst ruim 140 geïnteresseerden in het Guislain Centrum voor een vormingsdag rond de vernieuwde publicatie Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen (OKB). Onder de toehoorders onder meer pedagogisch begeleiders basisonderwijs, nascholers en inspecteurs-adviseurs rooms-katholieke godsdienst. In het plenaire gedeelte maakten ze kennis met de vernieuwde uitgave en ze kregen een inhoudelijke toelichting bij de opdrachten. In de werkwinkels werden ideeën aangereikt om OKB te integreren in de dagelijkse begeleidings- of nascholingspraktijk. We verwachten van katholieke basisscholen dat ze werk maken van een schooleigen opvoedingsproject. Daarin beschrijven ze hun missie en visie met betrekking tot opvoeding, vorming en onderwijs. Wat willen ze gegeven de specifieke context en populatie van de school met hun leerlingen bereiken? Hoe willen ze dat realiseren?
• de ontplooiing van ieder kind, vanuit een brede zorg • de school als gemeenschap en als organisatie. Sinds 2000 is de onderwijscontext grondig gewijzigd (o.a. het ontstaan van de scholengemeenschappen, verdere uitbouw van het gelijke-onderwijskansenbeleid en zorgbeleid). Het was dan ook nodig om OKB te herwerken. Daarbij hebben de auteurs niet geraakt aan de structuur van de bestaande publicatie. De vijf opdrachten bleven bewaard. Wel hebben ze geprobeerd om via verschillende invalshoeken (een lied, een kunstwerk, een Bijbelfragment, een brief, de tekst van de eigenlijke opdracht) de doelgroep directer aan te spreken. Naast schoolbesturen en directies willen ze immers ook leerkrachten vertrouwd maken met het christelijke mens- en wereldbeeld en hen een taal aanreiken om over de
5 opdrachten voor katholieke basisscholen
De gemeenschappelijke stam van het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen wordt beschreven in vijf opdrachten. Zij geven schoolteams een impuls om te reflecteren op hun dagelijks werk en inspireren hen bij het werken aan: • een schooleigen christelijke identiteit • een geïntegreerd onderwijsinhoudelijk aanbod • een stimulerend opvoedingsklimaat en een doeltreffende didactische aanpak
Werken aan de schooleigen christelijke identiteit Welke visie zet OKB uit voor een katholieke school? Ludo Guelinckx, coauteur van het nieuwe OKB, ging inhoudelijk op elk van de vijf opdrachten in. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om de kunstwerken van Koen Lemmens aan het publiek voor te stellen. Ze werden telkens ludiek ingeleid door leerlingen van de Stapsteen uit Mol-Sluis en de Regenboog van Geel. Opdracht 1 (Werken aan de schooleigen christelijke identiteit) is fundamenteel. Het beschrijft het christelijke mens- en wereldbeeld waarop pedagogisch-didactische en organisatorische keuzes rond het aanbod (opdracht 2), de aanpak (opdracht 3), de zorg voor leerlingen (opdracht 4), het opvoedingsklimaat of de schoolorganisatie (opdracht 5) gemaakt worden. Twee bakens zijn daarbij richtinggevend: uniciteit (respect voor de talenten en geloof in de groeikracht van elk kind) en verbondenheid (met zichzelf, met anderen, met de gemeenschap, met de wereld, met God).
© Marcel Vanlommel
Om katholieke scholen daarbij een kader aan te reiken, zijn er de Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen (OKB). Zoals Marc Van den Brande in het openingsreferaat toelichtte, is de publicatie niet nieuw. Hij schetste de evolutie van de eerste Opdrachten voor een eigentijdse basisschool (1974) naar de huidige tekst van de opdrachten. Daar waar in de eerste publicaties de nadruk ligt op een kritische analyse van de school en haar omgeving – geheel in de lijn van mei ’68 – is het OKB van 2000 een antwoord op de behoefte van scholen naar een achterliggende visie waarbinnen het schooleigen opvoedingsproject gestalte kan krijgen.
evangelische inspiratie van een katholieke basisschool te spreken en die te integreren in hun dagelijkse praktijk. Het is dan ook interessant om elke nieuwe leerkracht een exemplaar te bezorgen.
januari 2014
13
Elke opdracht werd geconcretiseerd met behulp van filmpjes waarin directies, leden van een schoolbestuur, leerkrachten én leerlingen over hun ervaringen vertelden. De aanwezigen reflecteerden via opdrachten en gerichte vragen over het theoretische kader.
Katholieke school als dialoogschool Een katholieke school die werk wil maken van haar identiteit, kan dat niet anders doen dan vanuit dialoog, zoals Hans Van Crombrugge in zijn lezing beargumenteerde. Vanuit een onvoorwaardelijke liefde – geïnspireerd door Jezus’ voorbeeld – staat een katholieke school open voor elke mens, voor alle dimensies van de mens en voor de wereld in zijn verscheidenheid. Dat zijn de drie sleutelprincipes van
elk katholiek pedagogisch project. Hoewel een katholieke school fundamenteel gastvrij is, wil dat niet zeggen dat ze alles en iedereen zonder meer tolereert. Een katholieke school durft afstand te nemen en de gang van zaken kritisch te beoordelen. Vanuit die fundamentele openheid enerzijds en die kritische tolerantie anderzijds, wordt diversiteit in een katholieke school ‘omarmd’. Alle onderwijsbetrokkenen laten zich door elkaars opvattingen inspireren en verrijken. De identiteit van een katholieke school wordt erdoor verdiept. De vijf opdrachten van OKB werden door Kris De Ruysscher bevattelijk verpakt in een OKBlied dat zowel aan het begin als op het einde van de plenaire sessie werd gebracht en door de aanwezigen werd meegezongen. Het reikt een directe taal aan om met leerkrachten en leerlingen over OKB te praten.
Ervaringen uit de begeleidingspraktijk Pedagogisch begeleiders dienen basisscholen te ondersteunen bij het werken aan een schooleigen opvoedingsproject. Elke pedagogisch begeleider is immers identiteitsbegeleider. Hoe kan dit concreet in zijn werk gaan? Rik Snijkers, inspecteur-adviseur coordinator rooms-katholieke godsdienst en auteur van het OKB uit 2000, wees vanuit zijn ervaring op mogelijke valkuilen. Hij gaf ook aanbevelingen. Identiteitsbegeleiding en -ondersteuning is een gedeeld verhaal, waarin nascholing, pedagogische begeleiding en inspecteursadviseurs rooms-katholieke godsdienst een rol te spelen hebben. Nascholers rond identiteit hebben specifieke knowhow waarmee ze een school op weg kunnen zetten om werk te maken van hun schooleigen opvoedingsproject. Dergelijke nascholingsprojecten zijn evenwel van korte duur. Samenwerking met de schoolbegeleider en inspecteurs-adviseurs is dan ook essentieel om het traject nadien verder te zetten. In het bisdom Hasselt loopt dat al zo. Ervaring leert dat het van belang is om genoeg tijd te nemen voor de intake (Wat vraagt de school precies?). Er moet ook geïnvesteerd worden in de professionalisering van begeleiders rond identiteit.
© Marcel Vanlommel
En dan zelf aan de slag … Vooraf konden de aanwezigen kiezen uit 9 werkwinkels. Doel van de werkwinkels was om de deelnemers handvatten aan te reiken waarmee ze concreet aan de slag kunnen gaan. In heel wat werkwinkels werd het identiteitsverhaal geïntegreerd binnen een bepaald leergebied. Zo werd aangetoond dat ‘werken aan identiteit’ niet beperkt hoeft te blijven tot het leergebied godsdienst of tot pastoraal, maar dat elke begeleider er werk van kan maken. Bovendien werd zo ook duidelijk dat ‘zinsvragen’ op school niet alleen aan bod hoeven te komen binnen de les godsdienst, maar dat ook andere leergebieden kansen bieden om met leerlingen over dergelijk thema te praten.
© Marcel Vanlommel
Ludo Guelinckx en Koen Lemmens gingen in hun werkwinkel aan de slag met de 5 kunstwerken uit OKB. De schilderijen verbinden de inhoud van de opdracht aan het bijhorende Bijbelverhaal. Ze kunnen een schoolteam ondersteunen bij het werken aan hun schooleigen identiteit. De deelnemers bespraken de kunstwerken vanuit de 5 brillen van Parsons. De werkwinkel werd zo geïntegreerd binnen
14
januari 2014
het leergebied muzische vorming. De deelnemers kregen heel wat werkvormen en ideeën aangereikt om de kunstwerken binnen schoolteams te gebruiken. In de werkwinkel van Bart Masquillier gingen de deelnemers met verhalen aan de slag. Verhalen reiken een taal aan om het ‘onzegbare’, het ‘onnoembare’ onder woorden te brengen. Ze bieden leerkrachten de kans om levensbeschouwelijke ervaringen op een geintegreerde manier aan bod te laten komen. De deelnemers bespraken in kleine groep een verhaal en gingen op zoek naar levensbeschouwelijke thema’s. Ze zochten naar manieren om het verhaal in de klas en binnen een schoolteam te gebruiken. Ellen Bauwens dompelde de deelnemers aan haar werkwinkel onder in het Ontwikkelingsplan voor de katholieke kleuterschool. In het Ontwikkelingsplan worden 17 wegwijzers onderscheiden die richting geven aan de realisatie ervan. De keuze van de wegwijzers is onder meer gebaseerd op OKB. Tijdens de werkwinkel werden de 17 wegwijzers belicht en werden ze gelinkt aan OKB. Er werden suggesties gedaan om OKB een plaats te geven in de kleuterschool. De deelnemers kregen methodieken aangereikt om kleuterscholen te ondersteunen en de inhoud van OKB in de kleuterklas te implementeren. Helena Vanden Bergh en Kris De Ruysscher namen de deelnemers mee in het kader van Relationele vorming in de katholieke basisschool. Een concept. De deelnemers stelden vast dat relationele vorming heel wat mogelijkheden biedt om de opdrachten uit OKB te expliciteren. Uniciteit en verbondenheid staan ook in relationele vorming centraal. Het werken aan de school als gemeenschap wordt ook vanuit de doelen van relationele vorming
geëxpliciteerd. De zorg voor elke leerling krijgt volop aandacht. De deelnemers ontdekten de mogelijkheden van de instrumenten en materialen die bij het Concept werden ontwikkeld. Hilde Hendrickx en Jef Pazmany stuurden de deelnemers met onderzoeksvragen op pad in het nabijgelegen Guislain museum. De opdracht was om de relatie tussen OKB en wereldoriëntatie te ontdekken in één of meerdere tentoonstellingen en dat aan de hand van vragen als “Waar is de katholieke identiteit in de tentoonstelling aanwezig?”, “Welke symbolen in verband met katholieke identiteit merk je op?” Er werd nagedacht over manieren om langs die weg de opdrachten voor een schoolteam bespreekbaar te stellen of concepten als uniciteit en verbondenheid voor leerlingen te verduidelijken. Rik Lamote, directeur van de vrije basisschool Eernegem, en Rik Depré, domeinbegeleider pastoraal en nascholer identiteit en pastoraal, getuigden van het identiteitstraject dat het schoolteam gedurende vijf schooljaren doorlopen heeft. De deelnemers kregen de kans om erop te reflecteren. Hans Van Crombrugge zocht samen met de deelnemers naar een taal om het concept dialoogschool bespreekbaar te maken. De deelnemers gingen op zoek naar het prototype van een leidinggevende om de dialoogschool te realiseren. In een andere werkwinkel stond opdracht 4 ‘Werken aan de ontplooiing van ieder kind, vanuit een brede zorg’ centraal. Ludo Boey ontleedde samen met de deelnemers het Bijbelfragment aan het begin van de opdracht. Hoe kan het verhaal van de vijgenboom gelinkt worden aan zorg? Daarna werd de tekst van de opdracht voorgesteld en in verband
gebracht met onder meer het Vademecum zorg. De aanwezigen bespraken mogelijke werkvormen die ze als begeleider van school- en zorgteams kunnen gebruiken. In de werkwinkel van Hilde Boven, Maddy Appelen en Rob Vandueren ten slotte werd een praktijkverhaal vanuit het bisdom Hasselt gebracht. Ze lichtten toe hoe binnen de Diocesane Onderwijsdiensten schoolteams worden begeleid naar een schooleigen opvoedingsproject. Met name door het gelijktijdig inzetten van de expertise van de pedagogische begeleiding, van de godsdienstinspectie en van de nascholing rond identiteit. De deelnemers verkenden enkele belangrijke werkvormen en bespraken afgewerkte modellen van enkele opvoedingsprojecten in het licht van het vernieuwde OKB.
Waardering voor de publicatie en voor de organisatie De vormingsdag werd afgesloten met een receptie aangeboden door het DPB Gent. Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO, sprak in haar slotwoord waardering uit voor de publicatie. Dat de deelnemers de vormingsdag konden smaken, blijkt uit de vele complimenten voor de organisatie en de inhoudelijke invulling van de vormingsdag die we op de evaluatieformulieren mochten lezen. Deze studiedag is een eerste stap in de implementatie van OKB. VVKBaO maakt nu werk van de implementatie van de opdrachten bij onder meer schoolbesturen, directies, schoolteams en lerarenopleiders. Marijke Van Bogaert, stafmedewerker VVKBaO
Bronnen en meer info Je kunt de publicatie Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen bestellen via www.vvkbao.be (> uitgaven VVKBaO bestellen). Het boek (72 blz., 21x24 cm) kost 5,00 € (incl. btw, excl. verzendingskosten). Leden van VSKO betalen slechts 3,50 € Bij vragen rond OKB kun je bij Ludo Guelinckx, pedagogisch begeleider identiteit en pastoraal VVKBaO, terecht (
[email protected]).
januari 2014
15
SECUNDAIR ONDERWIJS
“katholiek onderwijs in 3D” Denken - Doen – Dialoog
www.pixelfarm
Studiedagen voor directies en pedagogisch begeleiders SO bisdom Gent
Denken en dialoog
Prof. Didier Pollefeyt
In een maatschappij die volop worstelt met haar identiteit is het niet eens zo verwonderlijk dat ook scholen en schooldirecties af en toe tijd nemen voor stilstand en reflectie rond de eigen identiteit van onze katholieke scholen. Is er nog toekomst voor de katholieke school? En zo ja, hoe moeten we ons in de toekomst profileren binnen een onderwijskundige context van verkleuring en pluraliteit? De directies en begeleiders van het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs van het bisdom Gent zochten antwoorden tijdens hun jaarlijks driedaags congres in de Ardeense rust van Houffalize. Een congres in 3D: denken, doen en dialoog. Maar dergelijk congres is meer dan herbronning alleen.
16
januari 2014
Tijdens het referaat van professor Didier Pollefeyt op dag 1 van het congres werden de toehoorders ingewijd in de methodologie die aan de KU Leuven ontwikkeld werd voor kwantitatief en kwalitatief empirisch onderzoek naar katholieke schoolidentiteit, waaronder de zogenaamde Victoriaschaal. Deze schaal zet de verschillende schooltypes van het identiteitsvierkant uit Nederlands onderzoek om in een instrument dat toelaat de identiteit van scholen in kaart te brengen. De resultaten van onderzoek ter zake in Vlaanderen moeten directies en schoolbesturen wakker schudden: er is een geleidelijke verschuiving
merkbaar van dialoogscholen (maximale christelijke identiteit & maximale solidariteit) naar kleurrijke scholen (secularisering). Nochtans verdient het model van de dialoogschool onze preferentiële aandacht en moet de dialoogschool een locus van ‘recontextualisering’ zijn, leerden de Oost-Vlaamse directies en begeleiders: we moeten constant op zoek gaan naar nieuwe wegen om het evangelie uit te drukken en te beleven, naar nieuwe praktijken om het ‘katholiek zijn’ in de eenentwintigste eeuw waar te maken. Onze identiteit moeten we aftoetsen aan de mate waarin we als scholen investeren in ‘vermiddelingen’ om mensen met elkaar te verbinden en met de God die doorheen de traditie spreekt.
Identiteitsvierkant (Wim ter Horst & Chris Hermans)
In een panelgesprek op dag 3 van het congres sloot Mieke Van Hecke zich aan bij dat pleidooi voor de dialoogschool, waarbij de katholieke school niet op zichzelf terugplooit, maar zich gastvrij opstelt zonder de eigen identiteit in het gedrang te laten komen. We moeten durven zeggen wat wel en wat niet kan, maar ook waarom. Vanuit een dialoog met de context en ‘cross-cultural communication’ moeten we het christelijke herbronnen en de waarden ervan ook daadwerkelijk beleven: naastenliefde, vergevingsgezindheid, barmhartigheid.
Intervisie
Betoverende vertolking van Frans chanson door Sarah D’Hondt Quartet
De stuurgroep die het congres inhoudelijk aanstuurt, kiest er al enkele jaren voor om de tweede dag van het congres voor te behouden voor workshops, waarin deels specialisten worden uitgenodigd om een actueel thema uit te diepen, deels ervaringsdeskundigen uit de scholen. Identiteit en diversiteit, sociale media en onderwijs, jongeren en geloof, …: het zijn slechts enkele thema’s die aan bod kwamen in deze werkwinkels door specialisten. Ervaringsdeskundigen deelden hun expertise rond omgaan in vertrouwen met leerlingen die problematisch gedrag vertonen, omgaan met ASS-leerlingen in gewoon onderwijs, enz. Stuk voor stuk boeiende en praktijkgerichte getuigenissen waarbij het leren van elkaar centraal staat. Nieuw in dit congres was dat scholen ook uitgenodigd werden om tijdens een walking workshop “In de kijker” specifieke schoolprojecten voor te stellen: een boeiende en kleinschalige methodiek om inspiratie op te doen voor de eigen werking vanuit goede praktijkvoorbeelden.
Ont-haasten en ont-moeten Of het nu gaat om de betoverende vertolking van Frans chanson door het Sarah D’Hondt Quartet, een inspirerende eucharistische viering, een fikse wandeling in de Ardeense bossen of de gezellige tafel- en barmomenten, al die elementen geven de directies en begeleiders de nodige zuurstof om enkele dagen het drukke gedoe achter zich te laten en elkaar beter te leren kennen in een informele en positieve sfeer. Als professor Pollefeyt verbondenheid aangeeft als het belangrijkste kenmerk van de dialoogschool, dan moeten directies en begeleiders dat ook zelf kunnen
Afscheidnemend hoofdbegeleider secundair onderwijs, Marleen Lietaer
beleven in hun denken en doen. In een tijdsgeest waarin bestuurlijke schaalvergroting en hervorming van het onderwijslandschap leidende thema’s zijn, is die verbondenheid tussen directies geen loze doelstelling en een congres in 3D is dan ook de ideale hefboom om de onderlinge verstandhouding te bevorderen.
Na 13 jaar gedreven engagement in dienst van de scholen in het bisdom Gent geeft zij op 1 januari 2014 de fakkel door aan Jeroen Van Acker, momenteel schoolbegeleider. Hans Vanhulle lid van de stuurgroep Houffalize
Afscheidnemend hoofdbegeleider Het congres gaf de aanwezige directies ook de gelegenheid om hoofdbegeleider secundair onderwijs, Marleen Lietaer, letterlijk en figuurlijk in de bloemetjes te zetten.
januari 2014
17
SECUNDAIR ONDERWIJS
secundair onderwijs van de toekomst Ronde van Vlaanderen
De opkomst is groot. Op vijf avonden bereiken we ruim 1000 leden van schoolbesturen en directieteams, begeleiders en coördinerend directeurs zowel van het secundair en als van het basisonderwijs.
Gewijzigde context
• al komt er tijdens de huidige legislatuur geen decreet meer over de bestuurlijke schaalvergroting, toch is het ook de overtuiging van het VVKSO dat er een grote rol is weggelegd voor sterkere schoolbesturen met een grote beleidskracht om de nieuwe visie op het eigen lokale niveau te realiseren.
Chris Smits, secretaris-generaal van het VVKSO, neemt het eerste deel voor zijn rekening. Hij verwijst vooreerst naar de visiedag van 8 mei 2012 toen het VVKSO naar buiten trad met “TOEKOMST SO inKLEUREN”. Inmiddels werd het Katholiek onderwijs echter geconfronteerd met een gewijzigde context die de eigen bewegingsruimte heeft beperkt:
• ten slotte is er een ontwerpdecreet ‘Maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften’ waarvan de uitvoering mogelijk repercusies heeft op de leerlingenpopulatie binnen het secundair onderwijs.
• zo zal het decreet betreffende de Vlaamse kwalificatiestructuur een grote impact hebben op het onderwijslandschap in de toekomst. De onderwijskoepel moet afwachten welke beroepskwalificaties er zullen komen en hoe die aan onderwijskwalificaties te linken om de arbeidsmarktgerichte studierichtingen concreter te maken.
Bij het concretiseren van de visie blijft het VVKSO trouw aan de basisprincipes uit de brochure ‘Toekomst SO inKleuren’. De leerling staat daarbij centraal. Leerlingen zijn niet gelijk, ze verschillen naar interesse en talenten, maar ze zijn wel allen gelijkwaardig. Het studieaanbod moet men dan ook op de verschillende leerlingenprofielen afstemmen en het moet voldoende transparant zijn. Bovendien ligt de nadruk op de vorming van de totale persoon voor welke studierichting een leerling dan ook kiest.
• alhoewel het masterplan de nodige kansen biedt1, werden niet alle plannen van het VVSKO erin weerhouden. Een voorbeeld: het VVKSO ging in de eerste graad niet langer uit van basisopties, terwijl die in het masterplan uitdrukkelijk behouden blijven. De vraag luidt nu: ‘Hoe kunnen wij invulling geven aan het masterplan zonder de principes van de studiedag te verloochenen?’
1 Zie Chris SMITS, Het masterplan hervorming SO, gewikt en gewogen, Forum oktober 2013, p.5-7.
18
januari 2014
De leerling in de focus
Traject van de leerling in het toekomstig so Dominiek Desmet, directeur van de dienst Leren en Onderwijzen, geeft verduidelijking bij het traject dat een leerling so in de toekomst aflegt (zie schema p. 19). We vatten het hier beknopt samen.
© Marleen Lippens
2
december 2013. De eerste halte in de Ronde van Vlaanderen is Mechelen. Het VVKSO heeft zich voorgenomen om het denkwerk dat het Verbond de voorbije maanden verrichtte over het secundair onderwijs van de toekomst te delen met de achterban. Daarvoor trekt het begin december naar elk diocees. De presentatie heeft niet de pretentie volledig te zijn. Integendeel, het gaat slechts om voorstellen en daarom juist stelt het VVKSO zich bescheiden op. Communicatie naar en dialoog met wie de visie straks in de praktijk moet brengen, zijn cruciaal.
Carl Snoecx, stafmedewerker VVKSO
• Overgang basisonderwijs => secundair onderwijs De instroom in de A-stroom zal in de toekomst heterogener zijn. Het masterplan bepaalt immers dat elke leerling die aan het einde van de basisschool de eindtermgerelateerde leerplandoelen behaalt en dus het getuigschrift basisonderwijs krijgt, automatisch naar de A-stroom gaat. De andere leerlingengroep komt terecht in de B-stroom, die daardoor een heel andere samenstelling en karakter krijgt. Overgaan naar het secundair onderwijs zal daar zo veel mogelijk op basis van leeftijd gebeuren. Bovendien zal er ook een verschuiving plaatsvinden van leerlingen buitengewoon secundair naar het regulier secundair onderwijs.
• Eerste graad: enkele principes Voor de eerste graad worden enkele principes meegegeven, maar nog geen concrete invulling. A-stroom: De heterogene instroom, zowel naar interesse als naar abstractieniveau, zal gevolgen hebben voor de vorming in de eerste graad. Alle leerlingen hebben recht op àlle vormingscomponenten met inbegrip van de socioeconomische component. Maar die vorming wordt niet aan elke leerling op dezelfde wijze aangeboden. In de leerplannen zullen mogelijkheden worden aangegeven om gedifferentieerd met de basisvorming om te gaan. Het streefdoel is wel dat elke leerling het basisniveau bereikt. Leerlingen die vanuit het ‘concrete’ leren, komen voldoende aan bod.
januari 2014
19
Chris Smits, Secretaris-generaal VVKSO
Leerlingen die een hoger abstraherend vermogen hebben, kunnen aan de slag met verdiepende doelstellingen. Het VVKSO pleit er dus voor om eindtermen in de toekomst op te stellen met het basisniveau als referentiepunt en die voor alle leerlingen bereikbaar zijn. In het tweede leerjaar van de eerste graad A-stroom kiezen de leerlingen op basis van hun interesse uit een beperkt aantal basisopties. De toegang tot een bepaalde optie kan niemand ontzegd worden. Binnen een bepaalde basisoptie gaat de leraar met dezelfde doelen uit de basisvorming aan de slag, maar dan op een geïntegreerde wijze. Eenmaal de basisopties gekend, zal ook nagedacht worden over de invulling van het keuzegedeelte in het eerste jaar. Basisopties staan los van de domeinen in de tweede graad. B-stroom: Ook voor deze leerlingen is een brede algemene vorming belangrijk met nadruk op geletterdheid. Die jongeren moeten immers voldoende geletterd zijn om te functioneren in zo veel mogelijk verschillende contexten en om zichzelf te blijven ontplooien. Vorming beoogt bij deze groep leerlingen het ontwikkelen van informatieverwerkende vaardigheden, gecijferdheid, ICT-vaardigheden evenals probleemoplossend denken, samenwerken, communiceren. De vroegere finaliteit die een terugkeer naar de A-stroom mogelijk wilde maken, wordt voortaan verlaten. In het tweede leerjaar van de eerste graad B-stroom kiezen de leerlingen op basis van hun interesse uit een beperkt aantal beroepenvelden, die ook los staan van de domeinen in de tweede graad.
20
januari 2014
© Marleen Lippens
© Marleen Lippens
• Overgang tweede graad => derde graad Normaliter blijft de leerling bij de overgang naar de derde graad binnen hetzelfde studiedomein. Een overstap naar een nieuw studiedomein zal echter mogelijk blijven. De derde graad heeft niet drie, maar vier finaliteiten. Dat betekent dat elke leerling opnieuw kiest voor de juiste plaats op het continuüm en daarbinnen voor een bepaalde studierichting. Afhankelijk van de plaats waarop de leerling zich bevond in de tweede graad, kan hij nu wat meer naar links of naar rechts opschuiven. De klassenraad zal de leerling gericht oriënteren om de juiste keuze te helpen maken. Dominiek Desmet, Directeur Dienst leren en onderwijzen
• Overgang eerste graad => tweede graad Op het einde van de eerste graad maakt elke leerling een drievoudige keuze. • Op basis van de eigen interesse zal hij/zij opteren voor een van de vijf studiedomeinen namelijk: Economie en maatschappij, Kunst en creatie, Taal en cultuur, Welzijn en maatschappij of Wetenschappen en techniek. • Gedurende de eerste graad heeft de leerling de eigen mogelijkheden leren kennen. De school, met name de leraar, speelt een belangrijke observerende en oriënterende rol. Afhankelijk van de eigen talenten en van de meer praktische of abstraherende vaardigheden kiest de leerling nu voor een van de drie plaatsen op het continuüm. • Als zich op die plaats meer studierichtingen situeren, maakt de leerling ook hier een keuze. Leerlingen uit de eerste graad A-stroom zullen breed uitstromen over het continuüm, zij zullen zich verdelen over de drie finaliteiten. Leerlingen uit de B-stroom komen voornamelijk terecht in de meest toepassingsgerichte studierichtingen, rechts op het continuüm. Zij kiezen meer arbeidsmarktgericht.
• Opbouw tweede graad De tweede graad bestaat uit de vijf studiedomeinen met daarin telkens drie finaliteiten. Een verdere concretisering is nog moeilijk. Wel staat vast dat binnen elk studiedomein, op elke plaats van het continuüm zich minimum één studierichting bevindt. Het blijft mogelijk dat een leerling binnen de tweede graad nog van studiedomein en/ of van studierichting verandert.
• Het aanbod in de derde graad Dominiek Desmet verwijst ten slotte naar de uitgebreide analyse van de doorstromingscijfers (naar hoger onderwijs en arbeidsmarkt). Die is gemaakt in voorbereiding op de studiedag van 8 mei 2012. De bevindingen per studierichting staan op de website van het VVKSO. Uit die analyse volgden belangrijke conclusies die de visiebepaling over een toekomstig secundair onderwijs sterk hebben beïnvloed. Zo wil het VVKSO komen tot een transparant aanbod waardoor kiezen eenvoudiger wordt. • Er zijn duidelijk vier verschillende leerlingenstromen te onderscheiden, die gelinkt worden aan de vier verschillende finaliteiten op het continuüm: - leerlingen die succesvol doorstromen naar een academische bachelor, - leerlingen die succesvol doorstromen naar een professionele bachelor, - leerlingen die zowel gericht (binnen hun studiedomein of richting) doorstromen naar hoger onderwijs, HBO5 en Se-n-Se én tevens gericht zijn op de arbeidsmarkt, - leerlingen die zuiver arbeidsmarktgericht zijn en doorstromen naar Se-n-Se. • Wanneer het huidige aanbod op het continuüm wordt geplaatst, dan constateren we een aantal leemtes. Bepaalde studiedomeinen bieden niet op alle abstractieniveaus studierichtingen aan. Dat aanbod wordt in de toekomst aangevuld. • Anderzijds is er vaak een overlap in het studieaanbod. Verschillende richtingen, binnen verschillende onderwijsvormen brengen leerlingen naar dezelfde richtingen binnen het hoger onderwijs. Dat aanbod kan en moet uitgezuiverd worden.
• Diploma secundair onderwijs Na het zesde jaar krijgt elke leerling een diploma secundair onderwijs, met de nadruk op de gelijkwaardigheid van alle leerlingen. Daarmee kan hij terecht in het hoger onderwijs of op de arbeidsmarkt.
Invulling derde graad Ondertussen zijn we aan het derde gedeelte van de avond gekomen. Het is opvallend hoe aandachtig het publiek blijft luisteren naar elke spreker. Carl Snoecx, stafmedewerker VVKSO, geeft toelichting bij de verdere invulling van het continuüm in de derde graad. Dit is duidelijk het meest gevorderde deel van de toekomst-
visie waarover het meeste denkwerk al is verricht. We beperken ons in dit artikel tot de gehanteerde werkwijze. • Per studiedomein gaan we na wat de interesse van de leerlingen opwekt. Dit is de verbindende factor van het domein. Er wordt als het ware een definitie gegeven. Vanuit de definitie kunnen de bestaande studiegebieden gelinkt worden aan één of meer domeinen. • Vervolgens analyseert het VVKSO de vier verschillende finaliteiten binnen elk domein. Het is belangrijk bij het aanbod de juiste vragen te stellen. Wat hebben leerlingen precies nodig om succesvol te kunnen doorstromen na het zesde jaar? Waarnaar stromen de leerlingen door na hun zesde jaar? Kunnen zij op de arbeidsmarkt
terecht nadat ze afstuderen? Welke inhoudelijke aanpassingen zijn daarvoor nodig? We moeten hierover durven nadenken, los van de bestaande onderwijsvormen bso en tso of aso en tso en kso, los ook van het bestaande aanbod aan studierichtingen. • Zo blijkt dat – om tot een transparant kader te komen – we hier en daar lacunes moeten invullen en elders overlappende richtingen tot eenzelfde richting moeten reduceren. De concretisering hiervan is te bekijken in een document dat op de website ter beschikking is gesteld. Voor een goede lezing van dit document wijzen we nog op enkele aspecten. De benamingen zijn slechts werkbenamingen, maar geven wel een idee van het aantal types van richtingen dat in de toekomst per finaliteit wordt aangeboden. Aan de rechterkant verwijzen we voor de arbeidsmarktgerichte richtingen naar sectoren. Hier is het VVKSO, samen met de overheid afhankelijk van door de sectoren opgestelde beroepskwalificaties. De vertaling van die beroepskwalificaties in studierichtingen wordt geen gemakkelijke opdracht. Binnen twee domeinen, nl. Kunst en creatie en Wetenschappen en techniek, is het nodig om een opdeling te maken in twee clusters die elk het hele continuüm zullen beslaan. Tot slot geeft Carl Snoecx nog een belangrijke aanvulling mee. Hij stelt dat niet alle leerlingen te vatten zijn in één domein. Een bepaalde leerlingengroep zal mogelijks domeinoverschrijdend gevormd worden van waaruit zij doorstroomt naar zeer uiteenlopende richtingen in het hoger onderwijs.
Torhout, 3 december 2013
Slotbeschouwingen • Work in progress Aan het einde van de voorstelling is het woord opnieuw aan Chris Smits.
Gent, 4 december 2013
Hij wijst erop dat het VVKSO zich ervan bewust is dat er nog veel uitgeklaard moet worden. Zo zullen de eerste en tweede graad nog meer invulling moeten krijgen en moet het continuüm worden ingevuld tot op het niveau van de studierichtingen. Ook over personeel en omkadering, over het attesteringsbeleid enzovoort, denken we verder na.
januari 2014
21
Tevens wordt ingezet op factoren die mee het succes van deze nieuwe visie bepalen. Het VVKSO denkt aan de rol van de toekomstige leraar als spilfiguur bij de vorming en in de begeleiding van het keuzeproces van de leerlingen. Samenwerking met de lerarenopleiding zal dus belangrijk zijn. Bovendien moet een goed tijdpad kansen creëren. Een nieuwe visie kan duidelijkheidshalve omgezet worden in structuren, maar een mentaliteitswijziging in de maatschappij is daarbij noodzakelijk. Opleidingen mogen niet langer op basis van hun abstractiegraad hiërarchisch gepercipieerd worden.
• Hoe kunnen we alle leerlingen in de eerste graad blijven motiveren voor die brede algemene vorming?
• In onderling overleg
• Hoe moeten we ons een sterk abstraherende studierichting Moderne talen concreet voorstellen?
Het VVKSO opteert bewust voor een inhoudelijke benadering van het secundair onderwijs in de toekomst. Het doet geen enkele uitspraak over mogelijke schoolstructuren of groeperingsvormen, noch over een invulling van het studieaanbod binnen een bepaalde school. De voorstellen van deze avond hebben tot doel de directies kapstokken aan te bieden om hierover binnen de eigen school/scholengemeenschap in gesprek te treden met de leraren, met ouders. Wel is het VVKSO bereid om, op vraag van de scholengemeenschappen, gedurende het tweede trimester mee na te denken over de consequenties van die uitgewerkte visie op de eigen lokale situatie.
• Timing Het masterplan heeft als timing uiterlijk 2016 vooropgesteld om de matrix concreet in te vullen. Wellicht zal dit werk al vroeger klaar zijn. Daarom beveelt het VVKSO zijn directies aan tijdig vooruit te kijken.
Vraagstelling Na de presentatie van de voorstellen over het toekomstig secundair onderwijs krijgen de toehoorders de gelegenheid vragen te stellen. We geven er enkele mee. • Door de gewijzigde instroom in de B-stroom wordt de A-stroom heterogener ingevuld. Blijft dit een haalbare kaart voor leraren en leerlingen? Zijn er nog overgangen binnen de eerste graad mogelijk?
22
januari 2014
• Moeten leerlingen door het behoud van de basisopties toch weer niet snel voor een bepaald domein kiezen? • Zal het hele continuüm evenwichtig ingevuld geraken? Bestaat er geen gevaar dat bepaalde studiedomeinen overladen zullen zijn? • Is het behoud van een domeinoverstijgende studierichting niet in strijd met een zo mooi ingevuld continuüm?
• Wanneer zal er duidelijkheid zijn over de beroepskwalificaties? In de antwoorden verwijzen de sprekers telkens naar de toelichting en daar geponeerde principes. Hier en daar klinkt een interessante aanvulling. Het is belangrijk te weten dat het VVKSO niet de bedoeling heeft een verschillend kader aan te bieden dan de andere netten. Zoals gezegd, betekent visieontwikkeling voor het VVKSO het uitdenken van een inhoudelijk concept. Op de verschillende vragen die te maken hebben met de structuren of de toekomstige organisatie van scholen wordt niet ingegaan. Daarover doet de koepel van het Katholiek onderwijs geen enkele uitspraak. Chris Smits geeft aan dat hij beseft dat daarover in de publieke opinie soms een verwarring bestaat tussen onze visie en de beslissingen en uitspraken van de overheid. Het VVKSO heeft nooit gekozen voor domeinscholen als enige organisatievorm. Ook andere organisatievormen blijven valabel. Logischerwijze maken bepaalde directies direct de vertaalslag naar de eigen school. Zij vragen zich bijvoorbeeld af of het aanbieden van het hele spectrum van een domein binnen één school wel haalbaar is. Of ze weten nog niet goed hoe je die visie tot op het klasniveau kunt doortrekken. De sprekers geven aan te geloven in de beleidskracht van lokale scholengemeenschappen en wijzen op het belang om de dialoog daarover op gang te brengen.
Het klopt dat vandaag over Leren en Werken niet gesproken is. Hiervoor wordt verwezen naar de visietekst die is opgenomen in de brochure “TOEKOMST SO inKLEUREN”. Over de plaats van Leren en Werken binnen het toekomstig secundair onderwijs zal het VVKSO met de centra voor leren en Werken in gesprek gaan.
Indrukken Waardering voor het geleverde denkwerk en een verhoogd gevoeld van betrokkenheid blijken uit een babbel achteraf. Enkele indrukken: de voorstellen zijn op een heldere, duidelijke en gedreven wijze gebracht, het is een transparant aanbod, een mooi uitgewerkt continuüm … Een vlugge beslisser legt al een afspraak vast voor de concretisering naar de eigen scholengemeenschap in het tweede trimester. Je hoort er ook de appreciatie voor de communicatie over de vorderingen en openheid over de zaken die er nog niet zijn. Het VVKSO durft zich kwetsbaar opstellen. ‘Chapeau!’
In de media Nog voor de eerste sessie start, wordt Chris Smits geïnterviewd voor de radio. Daarna leidt hij de avond in. De journaliste van de radio luistert de hele sessie aandachtig mee en peilt na afloop naar de reacties van enkele deelnemers. Om 22.00 uur is de Ronde van Vlaanderen door het VVSKO een van de hoofdpunten in het radionieuws. ’s Anderendaags krijgt Mieke Van Hecke daarover nog het woord in de Ochtendspits. De dagen erna volgen de kranten. De visie is uitgedragen. De PowerPointpresentatie en de gebruikte schema’s met hun toelichting, staan ter beschikking op de website van het VVSKO. Ann Leysen (VVKSO)
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
het succes van het fins onderwijssysteem in de praktijk study visit Oulu
J
e leest het wel vaker: het Finse onderwijssysteem is één van de beste ter wereld. In de PISA-testen is Finland zowel voor wiskunde, wetenschappen als taal Europese koploper. Er zijn geen tussenschotten tussen onderwijstypes, onderwijsvormen en studiegebieden. Er wordt sterk gedifferentieerd lesgegeven, het welbevinden van leerlingen en leerkrachten is hoog. Getriggerd door dit alles, vertrokken we in het najaar van 2012 met een paar mensen op prospectie naar Oulu, een stad in het noordwesten van Finland. We bezochten er o.a. een aantal scholen en de universiteit en legden contacten met het Centre of Education and Cultural Services, waar op een vergelijkbare manier als in Vlaanderen nascholing georganiseerd wordt, aangestuurd door de advisory teachers (pedagogisch begeleiders). We deden ter plaatse een eerste aanzet tot een programma voor een mogelijke study visit voor directies enerzijds, en toetsten ook de mogelijkheden af voor een jobshadowing voor pedagogisch begeleiders anderzijds.
om via Epos Vlaanderen beurzen aan te vragen voor 3 pedagogisch begeleiders van het bisdom Mechelen-Brussel om op job-shadowing te gaan. De beurzen werden goedgekeurd en voor de study visit waren er binnen de kortste tijd 20 deelnemers ingeschreven. Na een voorbereidingsdag in Brussel, waarop Finlandkenner Hugo Winnelinckx de deelnemers wegwijs maakte in het Finse onderwijsconcept, vertrokken we van 14 tot 18 oktober 2013 met een groep van 22 naar Oulu. De 3 job-shadowers waren eerder vertrokken, zij zouden immers al een dag vroeger met een hen toegewezen advisory teacher beginnen meelopen.
Nog in de volle flow van alles wat we hadden gezien, startten we, via veel over en weer mailen met Oulu, met het op de rails zetten van een definitief programma voor een study visit. Tegelijk werd ook de procedure opgestart
Het werd een intense en zeer boeiende week met een erg gevarieerd programma. Het relaas van de study visit als geheel en een aantal impressies bij enkele onderdelen van het programma volgen hieronder.
Op prospectie in 2012: R. Vanderhauwaert (DNI), vertegenwoordiger uni Oulu, G. Vandevenne (DPB M-B), H. Winnelinckx, M. Slegtinck (DPB M-B)
Het relaas van een boeiende week Dit jaar organiseerde de dienst nascholing en internationalisering van het VSKO een studiereis naar Finland om ter plaatse de werking van het Fins onderwijs beter te leren kennen. Twintig geïnteresseerden schreven zich in. Onder ons bevonden zich leerkrachten, docenten van de lerarenopleiding, directeurs van zowel basisscholen als secundaire scholen, zorgcoördinatoren,… Ook enkele leden van de pedagogische begeleidingsdienst Mechelen-Brussel reisden mee. Iedereen was nieuwsgierig: wat is toch het geheim van het Fins onderwijs? Een verslag van een uiterst boeiend studiebezoek. Vanwaar komt die grote aandacht voor het Fins onderwijs? Finland scoort uiterst goed op de driejaarlijkse PISA-onderzoeken, waarbij over 65 landen leerlingen deelnemen aan testen i.v.m. wiskundige geletterdheid, leesvaardigheid en wetenschappelijke geletterdheid. Tegelijkertijd is het Finse onderwijs gekend voor hun motto: teach less, learn more. Niet verwonderlijk dus dat dit heel wat interesse opwekt. Tijdens de introductiedag in Brussel maakten we kennis met het Fins onderwijssysteem. Jonge kinderen gaan tot 7 jaar naar een ‘preschool’. Vanaf het jaar waarin ze 7 worden starten kinderen hun ‘basic education’, die duurt tot hun 16 jaar. Nadien volgen ‘upper secondary school’ of ‘vocational studies’. Vervolgens kunnen jongeren een master of bachelor behalen. Kinderen starten dus een jaar later dan in ons Vlaams systeem met het aanleren van schrijven, lezen en rekenen. Hun basisonderwijs duurt tot de leeftijd waarbij onze kinderen al enkele jaren in het secundair onderwijs vertoeven. De link met de vernieuwingsplannen voor het secundair onderwijs met een brede eerste graad wordt meteen duidelijk. Aangekomen in Oulu, een stad met ongeveer 190.000 inwoners, viel ons onmiddellijk de rust op; geen files in het straatbeeld, veel groen in het stadscentrum, ruimte om ons heen,… Daarbij merkte iedereen op hoe
januari 2014
23
aan de niet-cognitieve vakken. In het lespakket van hun basisonderwijs zitten vakken als textielvaardigheden, houtbewerking, huishoudelijke taken en heel wat creatieve vakken. De lessen houtbewerking gaan door in aangepaste lokalen die lijken op ateliers. Kinderen met speciale noden behoren tot de klas van hun leeftijdsgenootjes maar worden extra begeleid door een ‘special teacher’. Deze kinderen beleven enkele klasmomenten gezamenlijk. Op andere momenten krijgen ze aparte begeleiding. Inclusie in de ware zin van het woord.
Gezellige zithoeken die tot lezen uitnodigen
Anderstalige nieuwkomers worden ondergedompeld in een taalbad met verregaande begeleiding in een kleine, aparte klasgroep. Meestal schuiven ze na een jaar in het gewone onderwijs in. Volgens de directeur van de Teuvo Pakkalanschool een succesvolle aanpak. Heel vaak viel het woord ‘trust’. Vertrouwen blijkt een basisbegrip te zijn. Er heerst heel veel vertrouwen in de leerkrachten. Ouders respecteren hen. Een inspectiedienst zoals in Vlaanderen bestaat niet in Finland. Men vertrouwt de leerkrachten en erkent hen als verantwoordelijke professionals. In de universiteit van Oulu werd de opleiding van leerkrachten toegelicht. Elk jaar zijn er heel wat kandidaten die zich willen inschrijven om leerkracht te worden. Na strenge selectieproeven wordt slechts 10% toegelaten! Dat zette grote ogen bij velen van ons. Het verklaart dat Finse leerkrachten goed opgeleid en erg gemotiveerd zijn.
Sommige klaslokalen zijn echte ateliers, zelfs in de basisschool
netjes alles was. Hygiëne is blijkbaar erg belangrijk in Finland.
kussens nodigen uit om rustig een boek te lezen,…
Tijdens de bezoeken aan de verschillende scholen, werden we danig geïmponeerd door de indrukwekkende infrastructuur. Scholen zijn nette, goed onderhouden en vaak erg moderne gebouwen. Bij de inrichting ervan werd doordacht tewerk gegaan. Zo merkten we meermaals verschuifbare wanden. Die laten het makkelijk toe om klassen te splitsen of om groepen samen te zetten in het kader van inclusief werken met special-needsstudents of om het samenwerken van verschillende klassen te bevorderen.
Ook de ICT-infrastructuur was opvallend. Er stonden veel computers en I-pads ter beschikking van de leerlingen. Verschillende scholen hadden een ICT- samenwerkingsverband met de universiteit van Oulu.
In de scholen heerste steeds een gezellige, huiselijke sfeer. Kinderen lopen op kousenvoeten, er staan zetels om in te relaxen,
24
januari 2014
Onderwijs is helemaal gratis in Finland. Dat betekent dat alle schoolmateriaal, alle uitstappen en zelfs een warm middagmaal aan iedereen kosteloos wordt aangeboden. Steden en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de scholen en nemen de kosten hiervan op zich, al moet gezegd worden dat de crisis ook in Finland voelbaar is en over de gratis middagmalen wordt nagedacht. Opvallend is de aandacht die besteed wordt
Tijdens onze bezoeken aan de verschillende scholen, de universiteit, de oefenschool, het begeleidingscentrum en de bib staken we heel wat kennis op. Heel vaak bespraken we de verschillen met ons Vlaams onderwijssysteem en discussieerden we of wisselden we ideeën uit. Af en toe gaven we ook onszelf een schouderklopje: we doen het bij ons ook best goed, hoor. Sommige werkvormen die we zagen bijvoorbeeld, passen we in onze eigen scholen ook toe. Maar zonder meer ging iedereen geïnspireerd naar huis terug na een interessante en leerrijke week. Ann Broothaerts, directeur Sint-Amandus basisschool Malderen
Impressies bij het bezoek aan de Metsokangas School • Bij het binnenkomen van de school een grote inkomhal, schoenen in rekken, kinderen op sokken, orde, structuur en tegelijk een gezellige drukte van kinderen en leerkrachten. Er is heel duidelijk gekozen voor openheid, zichtbaarheid, voortdurend contact, vrijheid van bewegen, ... • Het is vanzelfsprekend dat inclusie een zaak is van en voor iedereen in de school. De leerkrachten van eenzelfde jaar kunnen als team beslissen hoe ze hun klassen organiseren. • ‘Teachers’, ‘assistant-teachers’ en ‘special needs-teachers’ staan samen voor de klas en begeleiden de leerlingen. • Ook dove kinderen blijven in de groep: ze krijgen instructie in gebarentaal. • Het verwerken van de leerstof kan aan de bank, in de gang of gewoon op de grond. • Leerlingen krijgen na de instructie een leermoment/verwerkingsopdracht en kiezen daarbij zelf hun werkvorm. • Er is bijzonder veel aandacht voor creatieve vaardigheden Eliane Kiesekoms, directeur Hartenlust Tessenderlo
Anders dan bij ons, maar toch niet helemaal: bezoek aan de Rajakyla en Teuvo Pakkalan School De Rajakyla school is een basisschool met grades 1 tot 9 en een bovenbouwschool. De school ligt buiten het centrum van Oulu. De ligging van de school bepaalt mede de diversiteit van de instromende leerlingen en kleurt bepaalde uitgangspunten van het beleid en concrete condities op school in. De samenwerking met kleine technologiebedrijven uit de omgeving leidt tot het invoeren van lessen ‘digitale technologie’ - met o.a. het programmeren van (Lego) robots en het ontwerpen van digitale spellen en dit al voor leerlingen van het derde jaar basisonderwijs. Ook verzorgen experten van de bedrijven navormingen voor leraren in de school. De omgevingscontext verandert en de school probeert op de gevolgen hiervan te anticiperen. Door de veranderingen in het industriele landschap (Nokia) is er een groot aanbod aan ervaren werknemers. Het aantal werkloze ouders en immigranten uit Somalië, Soedan, Afghanistan en Rusland stijgt. Meer gezinnen ondersteunen het leren van hun kinderen onvoldoende. Voor de invulling van het takenpakket van de nieuwe functie van ‘schoolmentor’ - te vergelijken met onze GOK-coördinatoren? vertrekt de school heel bewust van deze veranderingen in de omgeving. B.v. de schoolmentor volgt problematische afwezigheden van leerlingen op en doet zelfs huisbezoeken, hij ondersteunt de ouders en de school bij specifieke administratie o.a. bij leerlingen met leerstoornissen ...
Op niveau van de stad wordt er een schooldokter, een schoolpolitieman, ...voor de verschillende scholen voorzien. Aan de individuele scholen worden extra budgetten toegekend in verhouding tot het aantal leerlingen met specifieke noden o.a. een OKANklas voor immigranten, Islam leraren, ... In 2016 komt er een nieuw curriculum. De concretisering ervan wordt op verschillende niveaus voorbereid en besproken: nationaal, regionaal (Oulu) en lokaal (in de school). Een leraar wiskunde van de school is ook pedagogisch adviseur en lid van een denktank om de nieuwe methode wiskunde ‘Mathland’, te verspreiden en te integreren. Deze methode vertrekt vanuit concrete toepassingen (op basis van verhalen en gebruik van tactiel materiaal) om wiskunde eerst inzichtelijk te laten verwerven en verwerken om nadien over te gaan naar de weergave in en het werken
met abstracte cijfers en rekenregels. De directie heeft een grote autonomie wat personeelsbeleid betreft. Nieuw is dat ze geen extra bezoldigde vervangende leraren meer mogen inzetten bij een afwezigheid van minder dan 4 dagen. Het systeem van het inplannen van gratuite vervanguren door collega’s, zoals wij dat kennen bij korte afwezigheden, hebben ze aandachtig beluisterd. In hun LOC/ onderhandelingscomité hebben ze een overeenkomst gemaakt betreffende het aantal te presteren uren voor een basissalaris (24 lestijden voor fulltime opdracht), gedifferentieerd volgens de onderwezen vakken b.v. moedertaal, 18 uren - vreemde talen, 20 uren - wiskunde, 21 uren - sport, handvaardigheid en plastische opvoeding, 24 uren. De onderwijsloopbaanbegeleiding is de verantwoordelijkheid van de studiekeuzebegeleider: hij geeft lessen studiekeuzebegeleiding in het 7de, 8ste en 9de jaar en hij voert individuele gesprekken met leerlingen, ouders en klassenleraren om zelfconceptverheldering en horizonverruiming te bevorderen. Op basis van hun resultaten voor de vakken, worden de leerlingen ‘aanvaard’ in de bovenbouw van hun 1ste of 2de keuze. De leerlingen met leerstoornissen krijgen dispenserende maatregelen op basis van een diagnose die door ‘interne specialisten’ wordt uitgevoerd en die bekrachtigd moet worden door de baas van het departement onderwijs. Hij krijgt een ‘curriculum op maat’ en resultaten met een ‘ster’. Irène Indemans, pedagogisch coördinator middenschool H. Hartinstituut Bree
Een muziekklas, indrukwekkend
januari 2014
25
Teuvo Pakkalan koulu is een school van ongeveer 300 leerlingen van 7 tot 13 jaar. Meteen valt de ruime infrastructuur op en de rust die de school daarmee uitstraalt. Bij de rondgang in de school valt de aandacht op die uitgaat naar de niet-cognitieve vakken zoals handwerk, techniek, muziek en andere muzische vakken. Nogal verwonderlijk omdat Finse leerlingen hoog scoren op cognitieve vakken in de Pisatesten. Blijkbaar zorgt men voor een evenwicht aan belang tussen theoretische en muzische vaardigheden. Uit de schoolpraktijk blijkt dat leerkrachten veel meer aangesproken worden om eigen talenten over te brengen op kinderen. Vakleerkrachten geven zangles, techniek, instrumentenleer,… Zo werden we vergast op een prachtig zangmoment door de kinderen onder leiding van hun zangleerkracht. Dat doet vragen rijzen bij het feit dat in ons systeem leerkrachten in het basisonderwijs quasi alle
vakken geven. Heeft onderwijs, gegeven door vakleerkrachten soms geen duidelijke meerwaarde? We vernamen ook hoe men hier omgaat met anderstalige nieuwkomers. Kinderen die de Finse taal niet beheersen, worden opgevangen in een (deels) afgesplitste groep om daar een taalbad te krijgen. Volgens de directeur een succesvolle aanpak. Vaak schuiven deze leerlingen in de klas van hun leeftijdsgenoten in na één jaar. Ten slotte merkten we op hoeveel belang wordt gehecht aan hygiëne. Alle kinderen wassen hun handen voor de gratis maaltijd, nergens is vuil te bespeuren op de grond, stoelen in de kantine werden voorzien van geluidsdempende toppen om storend lawaai te voorkomen,… Els Wauters, directeur VBS “De heide”, Londerzeel
Alleen de besten worden leraar: bezoek aan de universiteit Sinds 1974 is de lerarenopleiding op universitaire leest geschoeid: een 5-jarige opleiding met een streng ingangsexamen en een interview (analytisch denken). De onderwijsdidactiek berust op wetenschappelijk onderzoek, teamwork (= hoe kunnen we er samen voor zorgen dat leerling X er beter van wordt), talrijke in service-trainingen ( = levenslang leren waarbij talrijke nascholingen deels verplicht, deel uit eigen beweging dienen gevolgd te worden). Studenten mogen 35 van de 180 studiepunten in hun bachelorprogramma en nog eens 35 van de 120 in hun masterprogramma kiezen. Zo komen ze met een sterke troef op de arbeidsmarkt. Het zijn tienkampers die wellicht in alle disciplines uit de voeten kunnen, maar ook uitblinken in één ervan. We spreken niet alleen over het secundair onderwijs, maar ook over het lager onderwijs. Eenmaal leerkracht heb je een grote autonomie. Er zijn geen evaluatiegesprekken met de directie, er is geen inspectie, er is een groot maatschappelijk vertrouwen in de leraar. Patrick De Smet, Directeur Vrije Basisschool Sint-Jozef, Overmere en Coördinerend directeur SG OLV-ter-Schelde. Johan De Wilde, docent KH Sint-Lieven, Aalst
Promotie van leervaardigheden in een krachtige leeromgeving: bezoek aan de trainingsschool Oulun Normaalikou In de oefenschool worden nieuwe didactische principes, nieuwe materialen, nieuwe werkvormen,… omgezet in de praktijk. M.a.w. welke rol spelen de ruimte (klas- en schoolruimte), de materialen en de technologie op het ‘leren leren’ van kinderen en op het ‘zelfregulerend leren’ van kinderen? In samenwerking met de universiteit, een architect en een aantal leerkrachten uit de oefenschool werd een plan uitgewerkt in de realiteit. Eenvoudig en toch subliem: • rond een centrale ruimte zijn een 4-tal klassen gebouwd, die met schuifwanden allemaal mogelijks in verbinding staan met de centrale ruimte; • allemaal vasttapijt met functionele kleuren: bv. rood voor de communicatiehoek; • meubilair dat heel makkelijk te verplaatsen is voor groepswerk; • in de centrale ruimte staan een prachtig schip met knusse hoeken en een tweetal tribunes met functionele achterwand; • in één van de klassen loopt een experiment met de mogelijkheden van directe en indirecte verlichting, in een andere klas worden nieuwe geluidswerende schermen aan het plafond uitgeprobeerd. Er is veel aandacht voor de zelfregulerende leercyclus van de kinderen: • leerlingen moeten leren doelen te formuleren. Indien ze deze doelen niet realiseren, moeten ze de doelen herformuleren; • welke leerstrategie gebruik je als leerling om je doelen te bereiken? Zijn deze leerstrategieën effectief? • evaluatie van de doelen en het leren • leerlingen zijn zich bewust van de eigen mogelijkheden Patrick De Smet, Directeur Vrije Basisschool Sint-Jozef, Overmere en Coördinerend directeur SG OLV-ter-Schelde Jean Linden, Algemeen directeur Campus de Helix, Maasmechelen
Verplaatsbaar design meubilair in de trainingschool
26
januari 2014
Hun intentie is onderzoeken hoe technologie de kinderen kan ondersteunen in hun fysieke activiteit en het ontwikkelen van op technologie gebaseerde pedagogische praktijken, die het welbevinden van de kinderen en hun fysieke activiteit verhogen in een door technologie ondersteunde leeromgeving. Dit ambitieuze project is tot stand gekomen in samenwerking met Nokia, de universiteit van Oulu en de stad Oulu en bestaat uit drie subprojecten: 1. Digitale verhalen: de kinderen maken digitale verhalen, video’s op computer, die gepubliceerd worden, waardoor ze ook toegankelijk zijn voor de ouders, wat hun betrokkenheid verhoogt en de communicatie bevordert.
Toelichting bij het FSR-project
Educational and Cultural Services: de spil van het onderwijs in Oulu Vanuit dit onderwijsbureau wordt het onderwijs in Oulu aangestuurd. Hier werken pedagogisch begeleiders en wordt nascholing georganiseerd. Pedagogical advisors zijn klas- en vakleerkrachten die beschikken over een breed gamma aan competenties, ze hebben verschillende jaren leservaring en zijn meestal betrokken bij innoverende projecten of het ontwikkelen van didactisch materiaal. Ze worden voor een termijn van 3 jaar aangesteld en worden voor 40% vrijgesteld van lesopdracht. Gewoonlijk werken ze 2 dagen per week als pedagogisch begeleider, de overige dagen staan ze voor de klas. Hun loon is dat van een gewone leraar, ze hebben 10 weken vakantie per jaar en krijgen een laptop en gsm ter beschikking. Ze ondersteunen de scholen vanuit het onderwijsbureau, maar ook op de school zelf en zorgen vooral voor de ontwikkeling van netwerken. Vanuit het Centre for Educational and Cultural Services wordt ook de ICT-werking op de scholen in Oulu aangestuurd. Zo zijn er 2 ICT-trainers die zorgen voor de opleiding van leerkrachten, dit zowel in het onderwijsbureau als op de school zelf. De ICT- aankopen worden centraal geregeld en niet door iedere school apart. Iedere school heeft een eigen ICT-coördinator die maar een paar uur lesvrij gesteld is en zich vooral bekommert om het pedagogische aspect van ICT op school.
Future School Research Project of hoe technologie bijdraagt tot het welbevinden van de leerlingen Päivi Jokinen werkt als onderzoeker aan de Universiteit van Oulu voor het project ‘Future School Research 2nd Wave (2011-2013)’ en leidt ons in in de wereld van FSR. Wat is het uitgangspunt van dit onderzoek? De globalisering, de snel veranderende technologie in communicatie en de multiculturele verscheidenheid in de hedendaagse maatschappij liggen aan de basis van dit project. Een multidisciplinair onderzoeksteam stelt als doel van FSR het bevorderen van het psychische en fysische welzijn van de kinderen, m.a.w. van de toekomstige burgers.
2. NFC (Near Field Communication)gebruikt als uitgangspunt de leefwereld van de kinderen. Via spelletjes in de klas met een mobiele telefoon verhogen de leerlingen hun geletterdheid, in de ruimste zin van het woord, van eenvoudige woordjes tot poëzie. 3. Activarium: via een monitor met 6 camera’s wordt de activiteit van kinderen gemeten tijdens het leren. Dit spel is ontwikkeld in samenwerking met de faculteit van technologie. Zo kan men meten hoeveel de kinderen bewegen tijdens het leerproces. Deze projecten hebben één ding gemeen: Leren door actie! Dit heeft meer dan één voordeel: het is gezond en het stimuleert tegelijkertijd de creativiteit. In de huidige maatschappij bewegen kinderen minder (dit wordt een zeer groot probleem), anderzijds is technologie alom aanwezig en kan ze heel motiverend werken voor het leerproces. Een belangrijke vraag die we echter nooit uit het oog mogen verliezen is hoe we technologie kunnen aanwenden op een betekenisvolle manier. Wat de kinderen leren is hetzelfde, enkel de methode is anders. Internationaal onderzoek geeft alleszins bemoedigende resultaten. Nieuwe technologieën werken inspirerend en verhogen het welbevinden van de leerlingen. School is leuk en de leerlingen leren met plezier. Het project Future School Research 2nd Wave loopt tot eind 2013, maar het onderzoek zal zeker nog verdergezet worden, niet enkel in Finland, maar ver over de grenzen. Ann Van Hemelen, directeur O.L.Vrouwinstituut, Sint-Genesius-Rode
januari 2014
27
De bibliotheek in Oulu: 3000 ontleningen per dag! Dat Finland een sterke leescultuur heeft, was me bekend, maar na het bezoek aan de stadsbibliotheek blijft me het volgende bij: • In Finland bestaat er een bibliotheekdecreet dat een aantal zaken aan de verschillende regio’s oplegt; • In Oulu zijn er dagelijks 3000 bibliotheekontleningen; • In elke school is er een mediatheek met schoolbibliotheek aanwezig; • Scholen spelen een belangrijke rol in de leescultuur van de Finnen; • Elke school heeft een eigen webpagina die vanuit de bibliotheek wordt aangestuurd: hierop staan allerlei evenementen, auteurslezingen, leesoefeningen, …; • Voorlezen is zowel in de gezinnen als in de scholen een ‘dagdagelijkse’ gewoonte en is zéér belangrijk. Dit verklaart misschien waarom de Finnen ook goed scoren op de Pisa-resultaten voor ‘leesmotivatie’? Patrick De Smet, directeur Vrije Basisschool Sint-Jozef en coördinerend directeur SG OLV-ter-Schelde
Tot slot: de 3 V’s Hebben we na deze study visit het wondermiddel van het Finse onderwijssucces gevonden? We durven ons na 5 dagen niet aan een grondige analyse wagen. Wel kunnen we zeggen dat heel veel draait om de 3 V’s: Vertrouwen, Vrijheid en Verantwoordelijkheid. Een goed gevormde leerkracht die niet alleen voor elk kind wil gaan, maar ook van elke Finse scholier verantwoordelijkheid verwacht, iemand die onder het sociaal beroep waar hij voor kiest ook het plezier verstaat te mogen samenwerken met collega’s die bepaalde competenties meer in de vingers hebben dan hij, zo iemand verdient de pedagogische vrijheid die hij krijgt; zo iemand is het vertrouwen van de gemeenschap dat eruit spreekt waardig. Zin om dit ook eens mee te maken? Bij voldoende interesse zal DNI volgend schooljaar opnieuw een study visit naar Oulu organiseren. Er zijn alvast 2 infosessies rond het Finse onderwijssysteem gepland op 17 en 18 maart 2014. Gedetailleerde info hierover op www.nascholing.be. Kies voor niveau-overstijgend, 8313Q-Ind Finnish lessons: Teach less, learn more. Marina Slegtinck, nascholingscoördinator DPB-OND Mechelen-Brussel
28
januari 2014
Gemaakt op basis van de 5 woorden die iedere deelnemer als kenmerkend beschouwde voor het Finse onderwijssysteem na de study visit
ERASMUS + Het is zover: Erasmus+ (zie ook Forum september 2013, pp. 24-25), de opvolger van het Levenslang Leren Programma, gaat begin januari 2014 van start. Na lange onderhandelingen en discussies over het wettelijk kader is het akkoord ondertekend door de Europese Raad en het Europees Parlement. De eerste oproep is verschenen op 12 december 2013, samen met de uitgebreide Gids voor aanvragers en aanvraagformulieren. De bedoelde stroomlijning tussen de velden van schoolonderwijs, beroepsonderwijs en –opleiding, volwassenenonderwijs en hoger onderwijs is minder verregaand dan aangekondigd. Voor Leonardo da Vinci en Erasmus Hoger Onderwijs verandert er, buiten de herschikking van de acties, niet zo veel. De grootste wijzigingen voor aanvragers liggen bij Comenius en Grundtvig: nascholingsaanvragen worden er gebaseerd op de institutionele prioriteiten die Europees uitgeklaard worden, het European Development Plan. Aanvragen voor samenwerkingsprojecten zullen een stevige impact moeten aantonen op de organisatie. Ook het duurzaam integreren van de verworvenheden zal een issue worden. U kunt informatie krijgen bij de heer Wim Cloots, Comeniuscoördinator bij Epos, bij Ryckevelde en Alden Biezen, die in opdracht van Epos aanvragers ondersteunen, bij de heer Rik Vanderhauwaert voor het aanbod internationale cursussen van de Dienst Nascholing en Internationalisering. U kunt bij uw schoolbegeleider terecht voor ondersteuning bij beleidsontwikkeling. U kunt ook bij uw Verbond, Dienst, of bij ons terecht met uw vragen. Meer informatie : https://pincette.vsko.be/meta/properties/dc-identifier/DOCD_TS_Forum-2014-1_28 Karine Van Thienen, Stafmedewerker Internationalisering VSKO – Pedagogisch Bureau,
[email protected]
SOCIALE STAGE
rozenberginstituut mol
‘O
nze leerlingen van het zesde jaar Gezondheids- en Welzijnswetenschappen (GWW) helpen per twee in één en hetzelfde gezin. Door de leerlingen in één vast gezin te brengen, krijgen ze de kans “hun gezin” beter te leren kennen en leren ze elkaar in vertrouwen te nemen.’
plooien. De Rozenberg staat bovendien bekend als sociaal geëngageerde school. Tot nu toe kregen we overwegend positieve reacties van zowel onze leerlingen als onze gezinnen. We werken dan ook al vele jaren samen met dezelfde bereidwillige gezinnen en hebben met hen een band opgebouwd. “Op 28 september gingen we met een redelijk klein hartje voor het eerst op Vrijwilligerswerk bij onze gezinnen. (…) We deden de meest uiteenlopende activiteiten met hen. In één gezin werd wekelijks Rummikub gespeeld, in een ander gezin pakten we het luizenprobleem aan. We gingen naar zee en stelden een prachtige kerstboom op bij de slechtzienden, maakten een braillekaart van Mol-Achterbos, kookten lasagne, bakten pannenkoeken, ...Kortom, ‘zorg op maat’.
Uitreiking Johh-trofee, Zaal Depot Leuven, 24 mei 2013
De leerlingen offeren hun middagpauze en speeltijden op en ook tijdens hun vrije tijd brengen ze een volledige dag met het gezin door: een dagje naar zee met een slechtziend koppel, een dagje naar de Zoo met een 96-jarige man, naar de markt met een blinde vrouw, met een kansarm gezin naar Springedingdag en de Carnavalstoet in Ham, noem maar op… Het vrijwilligerswerk vormt het vertrekpunt van hun geïntegreerde proef, dat hierdoor minder theoretisch is dan voorheen. Vanuit dit werk krijgen zij relevante opdrachten. Voor de vakken Psychologie en Pedagogiek gaan zij bijvoorbeeld een hulpmiddel ontwikkelen voor hun zorgvrager; voor het vak Toegepaste Biologie bespreken ze aan de hand van zelfgekozen onderzoeksvragen een gezondheidsprobleem in het gezin. De gezinnen waar onze kinderen kunnen helpen, zijn zeer divers: jonge slechtziende mensen, oudere mannen en vrouwen die behoefte hebben aan gezelschap, jonge kansarme gezinnen, een veertiger met een lichamelijke handicap, enzovoort ... . De taken van onze leerlingen zijn dan ook heel verschillend: helpen poetsen, de kerstboom helpen opzetten, gezelschap bieden, pétanque of scrabble
spelen, een blindenkaart opstellen, samen naar het kerkhof wandelen, gaan fietsen, … Het voorbereidende werk gebeurt voornamelijk door de begeleidende leerkrachten, Greet Van Tichelen en mezelf. Wij gaan op prospectie bij de gezinnen. Doorheen het schooljaar gaan wij ook op regelmatige basis op bezoek bij hen, wanneer onze leerlingen er aan het werk zijn, om te checken of het project voor beide partijen werkt. Ook bespreken we met de gezinnen hoe zij de bezoeken ervaren en wordt er nagevraagd of ze opnieuw willen deelnemen. Op het einde van het schooljaar organiseren de leerlingen een slotmoment voor alle gezinnen, zodat ook zij wat ervaringen kunnen uitwisselen. Dit is ook het moment waarop de leerlingen van het vijfde jaar voor het eerst met de gezinnen kennis kunnen maken.
Tot onze verrassing leerden we zelf ook veel van onze mensen: choco en advocaat maken, een stervende duif afmaken, het opkweken van zeldzame vlinders. We zagen hoe moedig mensen met een beperking in het leven kunnen staan. We hebben ingezien hoe belangrijk het is om er te zijn voor elkaar, zowel voor onze Gippartner als voor andere mensen. “(…) Het Rozenberginstituut in Mol was met zijn Vrijwilligerswerk genomineerd voor de JOHH-trofee (Jonge Helpende Handen) en behaalde de tweede plaats.
Sabrina Geuens Leerkracht in de 3de graad Gezondheids- en Welzijnswetenschappen aan het Rozenberginstituut S.O. in Mol
Een pluspunt is zeker dat we van onze directie de kans krijgen dit project vorm te geven, wat niet zo evident is omdat we lesuren in blok nodig hebben. Het project past dan ook volledig in de visie van onze school. We geven onze leerlingen namelijk de kans hun talenten in sociale vaardigheden te ont-
januari 2014
29
SCHOOLBESTUREN
besturen op de digitale snelweg
I
n het voorjaar publiceerden de Vereniging van Inrichtende Machten van het Katholiek Onderwijs (VIMKO) en de Dienst voor Inrichtende Machten van het VSKO de Gids voor besturen met in het verlengde daarvan een volledig vernieuwde E-gids op het communicatieplatform voor besturen. Begin september ging de nieuwe publieke website besturen.vsko.be online. In de aanloop naar Kerstmis werd het inloggen op de websites van het VSKO voor bestuurders aanzienlijk vereenvoudigd. Op de koop toe ontving elke bestuurder de eerste editie van de gloednieuwe digitale nieuwsbrief voor bestuurders op haar of zijn persoonlijk e-mailadres. Nu al die cadeaus uitgepakt zijn, kunnen we erop klinken met de wens dat ze in 2014 en verder de bestuurstaak daadwerkelijk zullen ondersteunen. Gelukkig nieuwjaar, beste bestuurder. En tot uw dienst!
E-gids voor besturen De Gids voor besturen verzamelt basisinformatie voor bestuurders van het katholiek onderwijs. Hij is uitgegeven bij Licap en daar in papieren versie te bestellen tegen de prijs van € 17,50. De digitale versie maakt deel uit van vimko.vsko.be, het elektronische communicatieplatform voor besturen. Het communicatieplatform is toegankelijk voor alle bestuurders die beschikken over een inlogcode. Men kan er ook, met dezelfde inlogcode, rechtstreeks naartoe surfen op het webadres www.gidsvoorbesturen.be. Vooral informatie die op langere termijn van toepassing blijft, komt in de Gids aan bod. Complementair met die gids is ook de E-gids of elektronische gids volledig herwerkt. De E-gids
heeft dezelfde indeling als het boek gekregen, zodat beide hulpmiddelen zeer herkenbaar naar elkaar verwijzen. De E-gids bevat over de diverse onderwerpen die in het boek behandeld worden, meer verdiepende, verbredende, actualiserende en concretiserende teksten. Het gaat vaak ook om links naar uitvoeriger informatie op websites van diensten en verbonden van het VSKO en van het onderwijsdepartement. Bijzondere aandacht is besteed aan de congruentie tussen de gids en de digitale aanvullingen. Beide naslag- en werkinstrumenten hanteren dezelfde trefwoorden en verwijzen telkens en consequent naar elkaar. De centrale begrippen uit het boek zijn verzameld in een zoekindex, zodat men de bijkomende informatie snel op het spoor komt.
Openingspagina van besturen.vsko.be
30
januari 2014
Website De website van de Dienst voor Inrichtende Machten kreeg een grondige facelift. Men kan nu rimpelloos surfen naar besturen.vsko.be en vindt daar o.a. informatie over de VIMKO, links naar de diocesane comités van inrichtende machten en een overzicht van beschikbare publicaties. Alle artikelen die in de rubriek Schoolbesturen van Forum verschijnen, kunnen er bijvoorbeeld integraal online worden gelezen. Ook wordt het vormingsprogramma voor de besturen er in geuren en kleuren toegelicht en helpt een vormingskalender de bestuurders om hun permanente vorming te plannen. Via een snelmenu surft men zonder omwegen door naar het communicatieplatform voor besturen en de E-gids. Een besturenzoeker helpt om elk bestuur van katholiek onderwijs in Vlaanderen op het spoor te komen. Tot slot is er de nieuwsrubriek die permanent bestuurders up to date houdt met berichten over aangelegenheden die besturen aanbelangen. Het nieuws wordt gepresenteerd in vijf subrubrieken: actualiteit, diocesaan nieuws, nieuw in de E-gids, vorming en varia. Dat is op zich nieuws, want de nieuwsrubriek zelf is helemaal nieuw en wordt voortaan regelmatig, van week tot week, vernieuwd. Raadpleeg dus regelmatig deze site met specifiek nieuws op maat van de bestuurders van het katholiek onderwijs.
Nieuwsbrief
Openingspagina van www.gidsvoorbesturen.be
Vereenvoudiging inloggen Het was voor bestuurders hinderlijk en verwarrend om, afhankelijk van de toepassing, nu eens de bestuurscode en dan weer een persoonlijke inlogcode te moeten gebruiken om toegang te krijgen tot de diverse onderdelen van de VSKO-websites die alleen voor de eigen leden opengesteld worden. Vanaf midden december 2013 is dat inloggen aanzienlijk eenvoudiger geworden. Iedere bestuurder die bij het VSKO geregistreerd is, kreeg met éénzelfde persoonsgebonden inlogcode toegang tot: • het elektronisch communicatieplatform voor bestuurders (http://vimko.vsko.be); • de E-gids voor besturen (http://www.gidsvoorbesturen.be); • de inschrijvingsmodule voor vormingsinitiatieven (http://www.nascholing.be); • de beschermde delen van de websites van het Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs (http://www.vvkbao.be), het Vlaams Verbond van het Katholiek Buitengewoon Onderwijs (http://www.vvkbuo.be) en de Vlaamse Dienst van het Katholiek Volwassenenonderwijs (http://www.vdkvo.be); • de afgeschermde items in de nieuwsbrieven van de betrokken verbonden en diensten van het VSKO. Uitzondering: bestuurders van het gewoon secundair onderwijs met toegang tot de website http://mededelingen.vvkso.be blijven voorlopig voor die toepassing de inlogcode die zij destijds van het Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs ontvingen, verder gebruiken. Het aansluiten bij de eengemaakte persoonlijke inlogcode zal later gebeuren. Iedere bestuurder ontving zijn nieuwe eengemaakte persoonlijke inlogcode via digitale weg op zijn persoonlijk e-mailadres en werd er tevens via een brief onder omslag van op de hoogte gebracht. Elke nieuwe bestuurder die het VSKO registreert, zal voortaan automatisch een persoonlijke inlogcode toegekend en op zijn e-mailadres bezorgd krijgen. Gelieve ook bij wijzigingen steeds het actuele e-mailadres te bezorgen.
De nieuwe website besturen.vsko.be die relevante berichten voor besturen verzamelt in de rubriek Nieuws en de vereenvoudiging van het inloggen op de diverse VSKO-websites baanden de weg om een periodieke digitale nieuwsbrief voor bestuurders te lanceren. Bestuurders die hun e-mailadres meedeelden aan de Dienst voor Inrichtende Machten, hebben inmiddels de primeur van de eerste nieuwsbrief mee kunnen beleven. De nieuwsbrief is zeer herkenbaar ingedeeld in dezelfde vijf nieuwsrubrieken die op de website zelf worden onderscheiden: actualiteit, diocesaan nieuws, nieuw in de E-gids, vorming en varia. Ongeveer om de twee maanden verschijnt in die nieuwsbrief een compilatie van de belangrijkste nieuwsitems, geordend volgens de genoemde rubriceringen. Om meer nieuws te lezen dan wat via de digitale nieuwsbrief in de mailbox valt en om ook tussen twee nieuwsbrieven in op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, is het natuurlijk aangeraden om regelmatig ook zelf de nieuwsrubriek op de website te raadplegen. Wie nog uitvoeriger op de hoogte wil blijven van al wat er in het onderwijslandschap beweegt, kan zich bovendien aanvullend wenden tot de eigen nieuwsbrieven van de diverse verbonden en diensten van het VSKO. Zo is er voor iedere bestuurder wat wils: zowel degene die beknopt en kernachtig wil geïnformeerd blijven als degene die zich omstandig en diepgaand wil informeren. FAVORIETE URL’S OP EEN RIJTJE • Website besturen.vsko.be • Communicatieplatform voor besturen vimko.vsko.be (inlogcode nodig) • E-gids voor besturen www.gidsvoorbesturen.be (inlogcode nodig) André Janssens directeur Dienst voor Inrichtende Machten VSKO
Correct e-mailadres geregistreerd bij de Dienst voor Inrichtende Machten? Voor bestuurders die de brief met mededeling van hun persoonlijke inlogcode in december in hun e-mailbox ontvingen, is dat in orde. Indien men echter de digitale versie van die brief niet via e-mail ontving, dan wijst dat erop dat de Dienst voor Inrichtende Machten niet beschikt over het correcte e-mailadres. Graag per kerende bezorgen aan
[email protected]!
januari 2014
31
Heer van de elementen, Gij die Licht en Vuur zijt, steek ons aan. Wanneer wij weten wat ons te doen staat. zet ons dan aan het te doen. Gij die Stroom en Water zijt, dompel ons onder. Doe ons herleven wanneer we verdorren, niet uit onze woestijn geraken. Gij die Geest en Wind zijt, adem ons in en uit. Geef ons vrije lucht wanneer we dreigen te verstikken in eigen gelijk.
© Koen Lemmens
Gij die Grond en Aarde zijt, draag ons verder. Breng ons telkens in herinnering dat Gij de weg wilt zijn die wij gaan.
Durf, zoals de drie wijzen, het pad verlaten en onbekende wegen gaan. Vertrouw op de Heer, want Hij zal je leiden.
Niet in elementen te vatten zijt Gij toch ook daarin aanwezig, de Eeuwige Weerbarstige.
En weer vertrok Jezus; hij week uit naar het gebied van Tyrus en Sidon. Plotseling klonk de roep van een Kanaänitische vrouw die uit die streek afkomstig was: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon.’ Maar hij keurde haar geen woord waardig. Zijn leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen hem dringend: ‘Stuur haar toch weg, anders blijft ze maar achter ons aan schreeuwen.’ Hij antwoordde: ‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk van Israël.’ Maar zij kwam dichterbij, wierp zich voor hem neer en zei: ‘Heer, help mij!’ Hij antwoordde: ‘Het is niet goed om de kinderen hun brood af te nemen en het aan de honden te voeren.’ Ze zei: ‘Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hun baas vallen.’ Toen antwoordde Jezus haar: ‘U hebt een groot geloof! Wat u verlangt, zal ook gebeuren.’ En vanaf dat moment was haar dochter genezen. (Nieuwe Bijbelvertaling, Mt.15,21-28) Weerbarstigheid laat zich niet zo gemakkelijk vatten, en zeker niet in enkele woorden. Het woord zelf doet wat het zegt: het is niet volgzaam, wringt tegen. Weerbarstigheid duidt niet alleen op veerkracht hier en nu, maar ook op het ‘doorgroeivermogen’ van levende wezens. Dat geldt voor plantjes, dieren en mensen. Tegen de stroom in gaan duidt op levenskracht. Het vraagt overtuiging en moed, om de onvermijdelijke weerstand, tegenwind en tegenkanting te trotseren. In vele scholen bulkt het van mensen die dit doen. Ze verdienen meer bedankjes dan ze krijgen – maar daar doen ze het niet voor. Aan wie denk jij wanneer je dit leest?
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Surf ook naar de rubriek Leeftocht van pastoraal.vsko.be. Aarzel niet om je impressie te mailen naar
[email protected]. Het Leeftochtnummer op de website bevat linken die het nummer illustreren. Bij dit januarinummer van Forum vind je het Leeftochtnummer van februari ‘In geuren en kleuren’ en maart ‘Door merg en been’. Je krijgt bij dit nummer ook de vastenaffiche ‘Doet het je wat, wat doe je ermee?’ in twee formaten. Bijbestellen bij
[email protected].
Jg. 29, Oprapen of laten liggen nr. 5, januari 2014