Het Onderwijssysteem in Nederland
Onderwijssysteem Voortgezet onderwijs / Middelbare school In Nederland wordt voortgezet onderwijs op verschillende niveaus aangeboden: •
vmbo (voortgezet middelbaar beroeps onderwijs),
•
havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) en
•
vwo (voortgezet wetenschappelijk onderwijs).
Voortgezet middelbaar beroeps onderwijs (vmbo) De leerwegen Niet alle kinderen die naar het VMBO gaan zijn hetzelfde. De een leert makkelijker uit boeken, een ander werkt graag met zijn handen. Het VMBO houdt rekening met die verschillen tussen kinderen en biedt vier leerwegen aan: − de theoretische leerweg − de gemengde leerweg − de kaderberoepsgerichte leerweg − de basisberoepsgerichte leerweg Op onze school kun je alleen de theoretische leerweg volgen. De sectoren Halverwege het derde leerjaar dien je een keuze te maken uit vier sectoren waarin je
Onderwijsssysteem en Doorstroming
1
examen kan doen. Deze sectorkeuze heeft als doel een betere aansluiting met het middelbaar beroepsonderwijs te verkrijgen. Aan iedere sector zit een aantal vakken vast ‐ het sectorgebonden deel ‐ naast de vaste examenvakken in het gemeenschappelijk deel die alle leerlingen volgen en nog enkele vrij te kiezen vakken die het pakket compleet maken. Sector Gemeenschappelijk deel Sectorgebonden deel Vrije deel Techniek Nederlands, Engels, gymnastiek, wiskunde Twee of drie maatschappijleer, culturele en natuur‐ / scheikunde 1 algemene vakken kunstzinnige vorming Zorg en welzijn Nederlands, Engels, biologie Twee of drie gymnastiek, maatschappijleer, wiskunde of geschiedenis of algemene vakken culturele en kunstzinnige aardrijkskunde vorming Economie Nederlands, Engels, gymnastiek, economie Twee of drie maatschappijleer, culturele en Frans of Duits of wiskunde algemene vakken kunstzinnige vorming Groen Nederlands, Engels, gymnastiek, wiskunde Twee of drie maatschappijleer, culturele en natuur‐/scheikunde 1 algemene vakken kunstzinnige vorming of biologie Na een vierjarige vmbo‐opleiding is het mogelijk naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) door te stromen. De twee hoogste niveaus van voortgezet onderwijs (vijfjarige havo en zesjarige vwo) geven rechtstreeks toegang tot hoger onderwijs. Het vwo‐diploma geeft toelating tot zowel universiteiten als hogescholen. Het havo‐diploma is de minimale eis voor hogescholen maar geeft geen toegang tot de universiteit. Middelbaar beroepsonderwijs (mbo) Het middelbare beroepsonderwijs (mbo) leidt iemand op voor een specifiek beroep. Mbo‐opleidingen zijn er voornamelijk op de volgende gebieden: economie, technologie, gezondheidszorg, welzijnswerk en landbouw. Mbo‐opleidingen worden op vier niveaus gegeven die variëren in lengte. Het hoogste niveau (het vierde niveau) geeft toegang tot het hoger onderwijs en duurt drie tot vier jaar.In het MBO zijn er mogelijkheden op verschillende niveaus, afhankelijk van de gevolgde leerweg. In het schema hieronder zie je de niveaus, de toelatingsvoorwaarden, de duur van de opleidingen en de doorstroommogelijkheden. Opleidingsniveau
Toelatingsvoorwaarden
1 assistentenopleiding
drempelloos, maar voor de beroepsbegeleidende leerweg: 16 jaar en ouder VMBO‐diploma basisberoepsgerichte leerweg VMBO‐diploma met theoretische leerweg, gemengde leerweg, kaderberoepsgerichte leerweg VMBO‐diploma met theoretische leerweg, gemengde leerweg, kaderberoepsgerichte leerweg diploma vakopleiding
2 basisberoepsopleiding 3 vakopleiding
4 middenkaderopleiding
4 specialistenopleiding
Onderwijsssysteem en Doorstroming
2
Duur van de opleidingen 0,5 – 1 jaar
Doorstroommogelijkheden basisberoepsopleiding
2 – 3 jaar
vakopleiding
2 – 4 jaar
middenkader‐ of specialistenopleiding
3 – 4 jaar
HBO
1 – 2 jaar
soms HBO
Het hoger beroepsonderwijs leidt op voor niveau 5 Je ziet dat je als leerling van de theoretische (T) of gemengde leerweg (G) in principe naar de opleidingen op niveau 3 en 4 kunt. Wat houden deze opleidingen in? vakopleidingen middenkaderopleidingen
specialistenopleidingen
Deze leiden je op tot zelfstandig beroepsbeoefenaar. Je vakbekwaamheid wordt verdiept en verbreed. Je mag de verschillende werkzaamheden volledig zelfstandig uitvoeren. Als middenkaderfunctionaris voer je de werkzaamheden volledig zelfstandig uit. Bovendien word je breed opgeleid, zodat je mogelijkheden krijgt voor een leidinggevende functie. Ook kun je op dit niveau een opleiding tot zelfstandig ondernemer volgen. Je wordt opgeleid tot een zeer gespecialiseerde beroepsbeoefenaar.
De organisatie Bijna alle MBO‐opleidingen worden verzorgd door een ROC: een Regionaal Opleidingen Centrum. Alle groene opleidingen zijn te vinden bij een AOC: een Agrarisch Opleidingen Centrum. Niet elk ROC heeft alle sectoren in huis. Bovendien worden niet altijd alle opleidingen binnen een sector aangeboden. Dit geldt ook voor het AOC. Raadpleeg je decaan, het naslagwerk "Selectie", of de site van het betreffende ROC/AOC. De sectoren In het MBO zijn er, net als in het VMBO, vier sectoren. Bij elke MBO‐sector horen zogenaamde beroepensectoren. TECHNIEK ECONOMIE metaal – techniek horeca, huishoudelijke dienst en voeding textiel, mode en lederwaren handel en reclame laboratorium en procestechniek toerisme grafisch administratie transport en logistiek uniformberoepen kunst en vormgeving bouw ZORG EN WELZIJN GROEN medisch agrarisch sociaal uiterlijke verzorging sport en lichamelijk opvoeding
Onderwijsssysteem en Doorstroming
3
De leerwegen Er zijn in het MBO twee leerwegen: de beroepsopleidende leerweg (BOL) en de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Wie kiest voor de BOL is het grootste deel van de opleiding op school, leert vooral vanuit de theorie en volgt af en toe stage (tussen de 20% en de 60%). Dat heet beroepspraktijkvorming. Als je meer praktisch bent ingesteld, kies je voor de BBL: je werkt het grootste deel van de tijd in de praktijk (meer dan 60%) en gaat minimaal 1 dag per week naar school voor de theorie. BOL BBL Je meldt je aan bij het ROC of AOC. Je solliciteert bij een baas en je meldt je vervolgens aan bij het ROC of AOC. Je gaat vijf dagen per week naar school. Je gaat één dag per week naar school. Je gaat 20% tot 60% van de studietijd op stage Je werkt vier dagen per week in een bedrijf of in een (beroepspraktijkvorming). instelling (meer dan 60% van de tijd). Je sluit met de school een onderwijsovereenkomst. Je sluit met het bedrijf een overeenkomst, die de school ook ondertekent. Je betaalt het volledige lesgeld. Je betaalt niet veel lesgeld. Als je 18 jaar of ouder bent krijg je studiefinanciering Je krijgt meestal salaris. Je krijgt dan geen en een OV‐jaarkaart. studiefinanciering en geen OV‐jaarkaart. De school helpt je meestal bij het vinden van een Je moet meestal zelf een werkplek zoeken. stageplaats. Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs (havo) Als je ‐ om wat voor reden dan ook ‐ (nog) niet wilt of kunt kiezen voor een beroepsopleiding is het mogelijk om door te stromen naar de vierde klas van de havo, indien je: 1. graag studeert 2. zelfstandig kunt en wilt werken 3. een hoger werktempo aan kan 4. meer leerstof in één keer kunt overzien 5. een flink doorzettingsvermogen hebt 6. ruim voldoende examenresultaten op vmbo‐t hebt behaald 7. de juiste vakken in je pakket hebt. De profielen in de havo In de laatste twee jaar van havo kiezen de cursisten een proefiel. Er zijn vier profielen in de Tweede Fase van de havo, die voor een deel overeenkomen met de sectoren in het MBO. Profiel Wat houdt het in? Welke vakken? Cultuur en Maatschappij ‐ werken met talen talen ‐ belangstelling voor werken met de geschiedenis krant, radio, t.v. of film aardrijkskunde ‐ maatschappelijke taken economie ‐ artistiek bezig zijn ‐ interesse in mensen Economie en Maatschappij ‐ werken op kantoor economie ‐ adviseren over zaken wiskunde ‐ gevoel voor cijfers geschiedenis Onderwijsssysteem en Doorstroming
4
Natuur en Gezondheid
Natuur en Techniek
‐ in zijn voor leidinggeven ‐ verkoper zijn in hart en nieren ‐ medische interesse ‐ oog hebben voor het milieu ‐ mensen helpen of verzorgen ‐ van planten en dieren houden ‐ graag adviseren ‐ gaan voor ontwerpen en bouwen ‐ niet weglopen voor berekeningen ‐ gevoel voor techniek ‐ advies geven ‐ oog hebben voor het milieu
aardrijkskunde biologie wiskunde‐B natuurkunde scheikunde wiskunde‐B natuurkunde scheikunde
Opmerkingen 1. Voor de leerlingen die NG of NT kiezen, wordt er na het eindexamen in VMBO‐4 een aansluitcursus wiskunde‐B georganiseerd. 2. Natuurkunde staat op het VMBO bekend als natuur‐/scheikunde 1; scheikunde als natuur‐/scheikunde 2. OVERIGE OPLEIDINGEN • Behalve het MBO en de HAVO zijn er ook verschillende opleidingsmogelijkheden bij de landmacht, de luchtmacht en de marine, de zogenaamde uniformberoepen. Een goede lichamelijke conditie is een vereiste, soms zijn er aanvullende eisen ( bv. leeftijd). • Voor sommige beroepen (bijvoorbeeld secretaresse, kapper, autoverkoper) bestaan er ook particuliere opleidingen. Deze zijn soms korter dan op het MBO, maar zijn meestal veel duurder. Voortgezet Weteschappelijk Onderwijs (vwo) Vakkenpakket / Profielen In de laatste drie jaar van vwo moeten leerlingen kiezen uit vier verschillende vakkenpakketten (ook profielen genoemd): 1. Natuur en Techniek 2. Natuur en Gezondheid 3. Economie en Maatschappij 4. Cultuur en Maatschappij Deze profielen zijn ingesteld in het voorgezet onderwijs om jongeren beter voor te bereiden op hoger onderwijs. Voor toelating tot sommige studierichtingen kan een bepaald vakkenpakket op de middelbare school verplicht zijn. Als het vakkenpakket niet toereikend is, dan kunnen eventueel aanvullende eisen worden gesteld door de hoger‐ of beroepsonderwijsinstelling. Hoger onderwijs Sinds het academische jaar 2002‐2003 is officieel de bachelor‐masterstructuur in het Nederlandse onderwijssysteem ingevoerd. Dit is een internationaal erkend diploma. Eerst moet een bachelordiploma gehaald worden voordat doorgestudeerd kan worden voor een mastersdiploma. Studenten die al studeren kunnen tot 2009 afstuderen in het oude systeem. Het onderscheid in oriëntatie tussen het meer praktische hoger beroepsonderwijs (hbo) en het vooral theoretische wetenschappelijk onderwijs (wo) is gehandhaafd. Hoger beroepsonderwijs (hbo) [in de volksmond: hogeschool] Het hoger beroepsonderwijs is gericht op de theoretische en praktische voorbereiding op de beroepspraktijk, waarvoor een hogere beroepsopleiding vereist is. Van de hbo‐studenten wordt verwacht dat ze tijdens hun studie de praktijk in gaan om werkervaring op te doen (stage). Om af te studeren moeten ze een afstudeerproject doen of een scriptie schrijven. Dit allemaal naast alle hoorcolleges, lessen, opdrachten en zelfstandige studie.
Onderwijsssysteem en Doorstroming
5
Een vwo‐diploma, een havo‐diploma of een niveau 4 mbo‐diploma geven in principe toegang tot hbo. Een hogeschool kan ook eisen dat de student op de middelbare school een bepaald vakkenpakket heeft gevolgd. Als de student het geëiste vakkenpakket niet heeft, kan het verplicht volgen van keuzevakken alsnog tot toelating leiden. Een toelatingsexamen afleggen kan ook toegang geven tot het hbo. Alleen iemand ouder dan 21 mag een toelatingsexamen afgeleggen. De hbo‐bacheloropleiding kan in vier jaar worden afgerond. Een student heeft daarna in beginsel toegang tot een masteropleiding aan zowel een hogeschool als aan een universiteit. Hogescholen en universiteiten stellen de instroomvereisten vast. Een hbo‐masterdiploma kan in een tot twee jaar worden behaald, afhankelijk van de gekozen studie. Wetenschappelijk onderwijs (wo) [in de volksmond: universiteit] Wetenschappelijk onderwijs is gericht op wetenschappelijke kennis en bij sommige studies op de toepassing van deze kennis voor een bepaald beroep. Studenten moeten een onderzoek doen en/of een scriptie schrijven om af te studeren. Dit allemaal naast alle hoorcolleges, opdrachten en zelfstandige studie. Een vwo‐diploma of een hbo‐diploma geven in principe toegang tot een wo‐opleiding. Een universiteit kan ook eisen dat de student op de middelbare school een bepaald vakkenpakket heeft gevolgd. Als de student het geëiste vakkenpakket niet heeft, kan het verplicht volgen van keuzevakken alsnog tot toelating leiden. Een toelatingsexamen afleggen kan ook toegang geven tot het wo. Alleen iemand ouder dan 21 mag een toelatingsexamen afleggen. De wo‐bacheloropleiding duurt drie jaar. Een student heeft daarna in beginsel toegang tot een masteropleiding aan zowel hbo als aan de universiteit. Hogescholen en universiteiten stellen de instroomvereisten vast. Een wo‐ masterdiploma kan in een tot drie jaar worden behaald, afhankelijk van de gekozen studie. Doctoraat Na een wo‐masterdiploma is het mogelijk om de hoogste academische titel te behalen; doctoraat. Studeren voor een doctoraat wordt promoveren genoemd. Het doctoraat is voornamelijk een onderzoekstitel en wordt gehaald door een proefschrift te schrijven en wetenschappelijke artikelen te publiceren gebaseerd op eigen onderzoek. Studiepunten In het bachelor‐mastersysteem wordt de zwaarte van studievakken aangegeven met studiepunten. Een studiepunt staat voor 28 uur studeren en onderwijs volgen. Een schooljaar bestaat uit 42 weken van 40 uur, daarom moeten 60 studiepunten per jaar worden behaald. 42 weken van 40 uur = 1680 uur per jaar 1 studiepunt is 28 uur, dus 1680 /28 = 60 studiepunten per jaar Aan het begin van ieder jaar staat in de studiegids hoeveel studiepunten elk vak waard is. Als een vak 3 studiepunten waard is dan zou een student 84 uur (3x28) aan dat vak moeten besteden om het vak te kunnen halen. Sommige vakken kunnen zelfs 10 of meer studiepunten waard zijn. Niet alle studiepunten hoeven in één jaar gehaald te worden om toegelaten te worden tot het volgende studiejaar. Wel moeten uiteindelijk alle studiepunten gehaald zijn om een diploma in ontvangst te mogen nemen. Een universiteit of hogeschool kan eisen dat bepaalde vakken worden gehaald voordat deelgenomen mag worden aan nakomende vakken. Vaak moeten bijvoorbeeld alle vakken uit het eerste jaar worden gehaald voordat stage gelopen mag worden. Beoordelingssysteem In Nederland worden toetsen en werkstukken beoordeeld met cijfers van 1 (slecht) tot 10 (voortreffelijk). Voor een voldoende moet minimaal een 5,5 worden behaald. Loting Als teveel studenten zich inschrijven voor een bepaalde studie dan vindt er een selectie plaats via loting. Loting kan nodig zijn wanneer over heel Nederland teveel studenten zich voor een bepaalde studie inschrijven of als teveel studenten zich voor een bepaalde studie bij één instelling inschrijven. In het eerste geval moet een student iets anders gaan studeren of een jaartje wachten en zijn kansen bij de volgende loting afwachten. In het tweede geval kan de gewenste studie aan een andere universiteit of hogeschool worden gevolgd. Er wordt via gewogen loting bepaald welke studenten recht hebben op een plaats. Dat betekent dat hoe hoger het gemiddelde eindexamencijfer van de middelbare school is, hoe groter de kans op inloting. Studenten met Onderwijsssysteem en Doorstroming
6
een gemiddeld eindexamencijfer van acht of hoger worden direct toegelaten tot de opleiding, mits hun vakkenpakket overeenkomt met de eisen van de studie. Kandidaten mogen slechts twee keer meeloten en kandidaten met een verkeerd vakkenpakket mogen niet meer meedoen aan de loting. Voor de populaire studies geneeskunde en dierengeneeskunde vinden vrijwel ieder jaar lotingen plaats. Ook journalistiek studeren in Utrecht is zo in trek dat er vaak eerst geloot moet worden. Als na inschrijving blijkt dat er een loting nodig is voor de gekozen studie, dan wordt de student daar door de Informatie Beheer Groep van op de hoogte gesteld. De IB‐groep is de instantie die inschrijving regelt.
Onderwijsssysteem en Doorstroming
7
Doorstroming
bron: Verkenning Doorstroom en talentontwikkeling, uitgebracht aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. November 2007.
In het Nederlandse onderwijssysteem vindt al in groep 8 van de basisschool selectie van leerlingen plaats. Dit is relatief vroeg in vergelijking met veel andere westerse landen, waar naast een ongedifferentieerd basisonderwijs ook een aantal jaren van voortgezet onderwijs zonder differentiatie bestaat. Deze vroege selectie biedt op het eerste gezicht ruimte voor de ontwikkeling van specifieke talenten, maar zou ten koste kunnen gaan van de ontplooiingskansen voor laatbloeiers en achterstandsgroepen. Meeste leerlingen zijn goed opgeleid Niettemin slaagt het gedifferentieerde Nederlandse systeem erin om de meeste leerlingen behoorlijk goed op te leiden. De gemiddelde taal‐ en rekenvaardigheden van Nederlandse 15‐jarigen zijn behoorlijk hoog. Dat neemt niet weg dat er ook een groep van 11% is met een laag vaardigheidsniveau. Deze groep is echter kleiner dan in de ons omringende landen en referentielanden als Zweden en de Verenigde Staten. Alleen Finland heeft minder laaggeletterden. Opmerkelijk genoeg zijn vooral de prestaties van leerlingen aan de onderkant relatief goed, en blijven de prestaties van leerlingen aan de bovenkant juist achter. Hetzelfde geldt ook voor de prestaties van eerste‐ en tweedegeneratie‐immigranten: aan de onderkant van de talentverdeling zijn hun prestaties relatief goed ten opzichte van achterstandsjongeren in andere landen, terwijl de prestaties aan de bovenkant juist achterblijven. Dit suggereert dat het, ondanks de vroege selectie, uiteindelijk meevalt met de selectiviteitvan het Nederlands onderwijs. Zorgen over bepaalde groepen leerlingen Hoewel het Nederlands onderwijs over het geheel genomen dus behoorlijk presteert, bestaat er toch een aantal zorgen: • te veel talent blijft onbenut, zo haalt ruim 10% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs een lager niveau dan er volgens de basisschool inzat; • het aantal jongeren dat het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie blijft relatief hoog; • het kennisniveau van leerlingen met een diploma blijkt soms onvoldoende voor een goede aansluiting met een vervolgopleiding, getuige vele reparatieprogramma’sin het hoger onderwijs; en • nog steeds kiezen relatief weinig leerlingen voor bèta en techniek. Onderwijsssysteem en Doorstroming
8
Handige bronnen
http://jeugdmonitor.cbs.nl/nl‐NL/menu/home/default.htm
http://www.ambitiebox.nl/ontwikkelingen
Onderwijsssysteem en Doorstroming
9
http://www.onderwijsincijfers.nl/pages/aanmelden/?ReturnUrl=/Default.aspx
http://www.aanvalopschooluitval.nl/
Onderwijsssysteem en Doorstroming
10
http://www.ecbo.nl/smartsite.dws?ch=ECB&id=1280
Onderwijsssysteem en Doorstroming
11