Studiewijzer aardrijkskunde vwo Klas: 10VWO groep Datum: september 2013
Bron: Dagblad De Pers, 14 april 2008, blz. 3. Als een les wegens ziekte uitvalt dan kan je zelfstandig door werken. Zorg voor een groot schrift (A4-formaat) waarin je duidelijke aantekeningen kunt maken en schema‟s kunt tekenen. Bewaar je aantekeningen goed. Deze heb je de komende jaren in de lessen en voor het Centraal Examen ook weer nodig. Maak altijd de opgaven met de atlas deze zijn van wezenlijk belang voor het oefenen van de (geografische) vaardigheden. Leer de begrippen goed. De begrippen zijn de basis voor het verkrijgen van inzicht in de geografische vraagstukken. Dus leer niet alleen de betekenis van de begrippen, maar ook de context waarin de begrippen worden gebruikt.
Studiewijzer Klas: 10VWO Datum: september 2013 Datum Lesinhoud 2 t/m 8 sept 36 Wo: Uitdelen gebundelde lesbrieven en maken lesbrief kaartvaardigheden 37 9 t/m 15 sept
38 16 t/m 22 sept
39 23 t/m 29 sept.
40 30 sept t/m 41
Ma: Afronden lesbrief kaartvaardigheden. Antwoorden controleren met antwoordenmodel. HW: In tweetalleen lijst van vijftien AGFproducten maken met de herkomst in een supermarkt. Wo: Uitdelen studiewijzer theorie van Ullman; Voedsel in Nederland. HW: Verslag bij lesbrief AGF maandag inleveren Ma: Lesbrief Bio-industrie in Nederland; blz. 6 & 7. HW: afronden Wo:Bespreken van de lesbrieven AGF en andere lesbrieven HW: lesbrief van het AGF definitief maken en inleveren Ma: Wereldwijs; wereld 1 meenemen. Hoofdstuk 2: Het wereldvoedselvraagstuk. §1 Oriëntatie en actualiteit. HW: opdrachten 1 t/m 4 (niet 2b/c) en §1 & §2 lezen. Wo:§2 Wat is het voedselprobleem HW: opdrachten 1 t/m 8 (niet 2b/c) en behandelde stof lezen. Geen AK les i.v.m. landmeetweek
Jaaragenda Ma: opmaat geen les Di: Begin school Wo: eerste lessen Ma: 12H/V t/m 6u les Di: 12H/V t/m 4u les Wo t/m Vr:12H/V t/m 4u les; i.v.m. eindpresentatie
Ma: schoolfotograaf
Do:12H/V ondertekening examendossier Vr: inhaalmiddag vanaf 14.15u
Ma 5&6u: michaëlsponseractie;
6 okt
Wo: 10M/H voorlichtingsavond
7 t/m 13 okt
Landmeten 10A/B/C Wo: 10V voorlichtingsavond Do&Vr: kunstreis 12e klassen
Ma: §3 Denkers over het voedselprobleem HW: opdrachten 9 t/m 11
Wo: Denkers over het voedselprobleem Vraag bij het artikel „voedselhulp is grootste vijand‟: Welke Denker over voedselproblemen kan zijn model met dit artikel “bewijzen”. Geef argument ontleent aan het artikel. Hoe zullen de twee andere denkers op het
2
42
14t/m 20 okt
krantenbericht hebben gereageerd? Ma: : Bron 42 (blz. 114) bespreken, relatie tussen koopkracht en ondervoeding. Lesbrief beroepsamenstelling en lesbrief inkomen. HW: lesbrieven afronden
Landmeten 10P Kunstreis 12e klassen Werkweek 9e klassen
Wo: §4 De productie van voedsel in de wereld. Atlasopdracht over bodemgebruik,
43 21 t/m 27 okt 44 28 okt t/m 3 nov
45 4 t/m 10 nov
46 11 t/m 17 nov
47 18 t/m 24 nov
Herfstvakantie Ma: ontwikkelingslanden en landbouwsystemen (shifting cultivation, nomaden, sedentaire landbouw, extensieve/intensieve landbouw) HW: begrippen leren&opdrachten 12 t/m 20 Wo: §5 Globalisering en handel in voedsel HW Opdrachten 21 t/m 28(belangrijk 23, 25, 26, 28, opdr. 27 reeds behandeld) Ma: Huiswerk bespreken. Lesbrief Vleesdump Begrippen: protectionisme, importheffingen, handelspolitiek, exportsubsidies Wo: §6 draagkracht en technologie Nog aanpassen voor presentatie Presentatie rijstbouw op Java HW: Ma: Opdrachten 29 t/m 33 en begin lesbrief draagkracht van het milieu. HW:
Vr: inhaalmiddag vanaf 14.15u
Stage 10P
Stage 10P Toetsweek 1 12H/12V
Wo: §7 Op weg naar duurzaamheid HW: opdrachten 34 t/m 38 Toetsweek Alle behandelde lesstof (o.a. lesbrieven) en uitgereikte materialen. Dus aantekeningen en gemaakte vragen zijn zeer belangrijk. Hoofdstuk 2 Het Wereldvoedselvraagstuk van Wereld 1 Aanwijzingen: . . . . De toets is alleen voor een rapportcijfer. Het geen PTA-toets.
3
Lesbrief aardappelen, groeten en fruit De verscheidenheid aan aardappelen, groente en fruit in de winkel neemt steeds meer toe. Welke processen liggen hier te grondslag. Voor dit onderzoek moet je één winkelbezoeken en daar veldwerk verrichten. Vervolgens moet deze informatie verwerkt worden in een verslagje met mogelijke verklaringen. Onderzoeksvragen 1. Wat ligt er op de agf-afdeling in de supermarkt en wat is de herkomst van deze producten? Minimaal 10 producten Geef de naam van de winkel en de datum van bezoek. 2. Geef een verklaring, met behulp van de theorie van Ullman, van één product? 3. Bedenk een product waarbij het model van Ullman geen bevredigende verklaring geeft? Op de volgende bladzijde staat de uitles van de theorie van Ullman. Specifieke informatie over aardappelen, groenten en fruit bieden de volgen sites voldoende informatie. http://www.voedingswaardetabel.nl/ www.voedingscentrum.nl http://www.weetwatjeeet.nl/gifmeter/ http://www.milieucentraal.nl/
Verdere aanwijzingen worden tijdens de les mondeling gegeven.
4
Theorie van Ullman Met het model van Ullman kan je het volgende verklaren Verplaatsing van: • goederen, • energie, • informatie • en migratie Een ander woord voor verplaatsing is ruimtelijke interactie Volgens de interactietheorie van Ullman wordt de kans op een verplaatsing groter als voldaan wordt aan de volgende 3 voorwaarden: Complementariteit Letterlijk aanvulbaarheid. Gebieden vullen elkaar aan omdat ze verschillen. Iets wat een gebied heeft (aanbod) en een ander land heeft het niet, maar wil het wel graag hebben (vraag) dan is er sprake van complementariteit. Voorbeeld: een gebied met een tekort aan arbeidskrachten en een gebied met een overschot. Transferability / transporteerbaarheid / verplaatsbaarheid De mogelijkheid om goederen, ideeën, energie en mensen van het ene gebied naar het andere gebied te vervoeren. Dit is bijv. afhankelijk van de relatieve afstand: de afstand in kosten, tijd en moeite. Maar kan ook door politieke situaties worden bepaald, zo moet je in het bezit zijn van een geldig paspoort wil je een grens oversteken. Migratie komt niet opgang als je de afstand niet kan overbruggen. Bijvoorbeeld doordat de grenzen voor bepaalde groepen mensen gesloten is of de relatieve afstand te groot is. Vervoer kan rozen met de boot uit Afrika naar Nederland is niet mogelijk. De relatieve afstand is te lang. Immers de rozen zijn niet zolang houdbaar. Dus rozen met de boot zijn niet transporteerbaar. Intervening opportunity / Tussenliggende Mogelijkheden Tussen twee gebieden zal geen interactie/verplaatsing zijn als er alternatieven zijn (bijv. in een ander tussenliggend gebied). Voorbeeld: oost Europeaan kan naar Nederland, maar Duitsland is aanvankelijk het zelfde als Nederland dus Duitsland is een alternatief dat dichterbij is
Relatieve afstand Absolute afstand
= de afstand uitgedrukt in tijd, geld of moeite. = de afstand in kilometers
5
Lesbrief over de bio-industrie in Nederland De varkenshouderij behoort bij de bio-industrie. De bio-industrie is een niet-grond gebonden vorm van landbouw. Dit betekent dat de dieren leven in stallen en (bijna) nooit buiten komen. Ook het voer van de dieren komt niet van het land van de boer, maar is een samenstelling van diverse landbouwgewassen die door andere boeren elders in de wereld worden verbouwd. a. Beschrijf het spreidingspatroon van de varkenshouderijen in Nederland.
b.
Zoek de kaart NEDERLAND grondsoorten. Welke grondsoort heeft de grootste concentratie varkens per hectare?1
Veel varkenshouderijen zijn gevestigd op de zandgronden. De verklaring hiervoor heeft een historisch karakter. Hier gaan we nu niet dieper op in. De grote concentratie aan varkens- en kipveehouderijen op de zandgronden veroorzaken wel milieuproblemen in Nederland. Bekijk NEDERLAND milieu. c. Welke kaart(en) geeft/geven informatie over de gevolgen van de grote concentratie aan varkens- en kipveehouderijen op de zandgronden?
d.
1
Lees het volgende artikel: http://nl.wikipedia.org/wiki/Ammoniak . Leg uit welke milieueffecten ammoniak heeft.
Hier is de kaartvaardigheid relateren aanbod.
6
Ontwikkeling van de vleesconsumptie in Nederland
Bron: Terugblikken; een eeuw in statistieken 2010. a. Bekijk de bovenstaande grafieken. Geef de verklaring van de toegenomen vleesconsumptie in Nederland sinds WO2. b. Hoe zal de vleesconsumptie zich komende 10 jaar wereldwijd ontwikkelen? De vleesconsumptie neemt af / toe / blijft gelijk. Leg je keuze uit. c. Welke belangrijke bestanddelen bevat vlees? En van welk bestanddeel is een kaart in de atlas aanwezig? Geef het kaartnummer en titel. d. Gebruik de geselecteerde kaart van de vorige vraag. Noem drie landen die een te kort hebben aan dit bestanddeel. Geef hiervoor een verklaring en ondersteun dit met een gegeven uit de atlas. e. Maak de onderstaande zinnen af. Landen met een grote vleesconsumptie per inwoner worden gekenmerkt door ……….. Landen met een lage vleesconsumptie per inwoner worden gekenmerkt door ………… De bovenstaande zinnen worden in de aardrijkskunde algemene regels genoemd.
7
Lesbrief Geografische vaardigheden
Mens = Sociale Geografie Natuur= Fysische geografie Verschillende dimensies = economie, politiek, social-cultureel en ecologie
8
PGO Geografisch kijken (1)
Wat is er op de cartoon te zien?
Waar gaat de cartoon over?
Waar speelt de cartoon zich af? En welke deelgebieden zijn erbij betrokken?
Bedenk een (voorlopige) titel voor de cartoon en zet het boven dit blad?
9
PGO Geografisch kijken naar de cartoon (2) Wat weten jullie al over het thema van de cartoon. Noteer kernachtig jullie gezamenlijke kennis.
Orden de kennis in een overzichtelijk schema (mind map)
Vaak weet je nog niet alles over het thema. Bedenk (geografische) vragen met behulp van de 5 W‟s over dit thema.
Geef een toelichting bij de onderstaande zin Bio-industrie is een niet grondgebonden landbouw
Huiswerk beantwoorden van de vragen over de bio-industrie door zelf de vragen te zoeken.
10
Lesbrief Vleesdump http://www.netwerk.tv/uitzending/2008-09-01/vleesdump-afrika (13 minuten)link werkt niet. http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1138843#00:07:27 vanaf 7 min te zien Bekijk de video en lees de achtergrond informatie. Maak daarna de opdrachten. Achtergrond: enkele recente voorbeelden van EU subsidie op varkenssector Kamervraag van PvdD aan de ministers van LNV en Ontwikkelingssamenwerking (2007) Kunt u aangeven op welke wijze de exportsubsidie op varkensvlees kan leiden tot een verstoring van de markt waarin dit vlees terechtkomt? Antwoord: De Europese Commissie heeft gemeend exportrestituties te moeten herintroduceren vanwege de sterk gestegen voerkosten en de zwakke dollar, en stelt daarmee Europese exporteurs in staat in derde landen te kunnen blijven concurreren met andere aanbieders. Dit kan inderdaad leiden tot marktverstoring. Om die reden is Nederland - ook in dit geval terughoudend met de verlening van exportrestituties. Overigens kunnen ontwikkelingslanden conform de WTO-regels veelal hogere invoertarieven hanteren op ingevoerde (landbouw)producten dan ze nu in de praktijk toepassen. Daarnaast hebben ze het recht specifieke vrijwaringsmaatregelen te treffen bij (dreigende) schade voor eigen producenten. Daardoor hebben ze in beginsel veel ruimte om hun binnenlandse producenten af te schermen als zij dat wensen. Het is de verantwoordelijkheid van elk land om bij een dergelijke beslissing de verschillende binnenlandse belangen van en effecten op overheid, lokale boeren, consumenten en regionale markten tegen elkaar af te wegen. 11 april 2011: De Europese Unie kent exportsubsidie toe voor de opslag van varkensvlees. De subsidie wordt verleend i.v.m. de scherpe prijsdaling door het dioxineschandaal in Duitsland (met dioxine vervuild veevoer, waardoor de export ineenstortte). Totaal: 50-60 miljoen Euro steun aan varkensboeren, handelaren en slachterijen. De subsidie is na drie weken stopgezet, omdat de prijs zich snel herstelde. 13 april 2011: Een veehouder in het Limburgse Leunen heeft van staatssecretaris Henk Bleker van Landbouw 550.000 euro subsidie gekregen voor een milieu- en diervriendelijke varkensstal die hij ontwierp. De stal is voorzien van een nieuw systeem waarbij mest en urine direct uit de stal worden verwijderd. De innovatie verbetert welzijn en gezondheid van de dieren, is goed voor het milieu, verbetert de werkomstandigheden en heeft een hoog rendement. De boer wil met de subsidie een bedrijf opzetten om deze innovatieve stal verder te ontwikkelen en het gebruik ervan te verspreiden.
11
Opdracht bij video over Vleesdump 1. Wat is vleesdump?
2. Welke landen zijn erbij betrokken?
3. Noem 6 partijen die betrokken zijn bij de keten in de vleessector in elk land.
4. Welk voordeel heeft de exporterende partner bij vleesdump?
5. Noem twee nadelen voor de importerende partner die ontstaan bij vleesdump.
6. Welk voordeel ontstaat bij de importerende partner?
7. Wat is volgens Wim van der Pelt van de Centrale Organisatie voor de Vleessector de oorzaak voor het probleem in de Kameroenese varkensvleessector? En wat is dus zijn oplossing?
8. Waarom heft Kameroen geen invoerrechten op varkensvlees volgens Marieke Gaanderen van ICCO?
9. Welke rol speelt de WTO in dit verhaal?
10. Wat vind je zelf van het EO-item?
12
Lesbrief Denkers over het wereldvoedselprobleem Lees het artikel Welke denker over het voedselvraagstuk is van toepassing op dit artikel. Welke argumenten zijn hiervoor te bedenken?
Ander artikel: Een Ethiopische oplossing voor dure voedselhulp, Geplaatst op 18 maart 2008. http://eremelamela.wordpress.com/2008/03/18/een-ethiopische-oplossing-voor-dure-voedselhulp-irin/ , geraadpleegd op 26 augustus 2008.
13
Lesbrief ontwikkelde landen versus ontwikkelingslanden Wat zijn ontwikkelingslanden? Op aarde valt de geweldige tegenstelling op tussen enerzijds gebieden met een grote welvaart en anderzijds gebieden waar de levensomstandigheden bedroevend laag is, waar de bevolking gebukt gaat onder schrijnende armoede en ellendige omstandigheden. (Noord-Zuid tegenstelling) Het is moeilijk een definitie te geven van het ontwikkelingsland of de ontwikkelingslanden, omdat ertussen de ontwikkelingslanden onderling vaak grote verschillen bestaan. Vaak worden deze landen ook met verschillende termen aangeduid, zoals: het zuiden, de arme landen, de derde wereld, onderontwikkelde- of ontwikkelingslanden. In hoofdstuk 1 van handboek wereld gaan we dieper in op de verschillende benamingen. Maar duidelijk is:
Ontwikkelingslanden zijn zo verschillend dat het onzinnig is ze als één groep te beschouwen
Tegenwoordig spreek men over ontwikkelingslanden. Sommige landen die zich (economisch) ontwikkelen hebben die kenmerken van zowel een ontwikkelingsland, als een ontwikkelingsland. Ook zijn er landen die zich niet ontwikkelen of waar zelfs achter uitgaan kan worden geconstateerd. Deze landen worden minst ontwikkelde landen genoemd (MOL‟s). Landen die zich economisch ontwikkeld hebben zijn de zogenaamde Newly industrialising Countries (NIC‟s).
Kenmerken van de ontwikkelingslanden I Een zwakke economische structuur welke blijkt uit een gefragmenteerde modernisering: a een laag bruto nationaal product b opbouw van de beroepsbevolking c samenstelling van het import en exportpakket II Een geringe welvaart, of beter; de uitgesproken armoede c veel patiënten per arts e hoge kindersterfte f lage gemiddelde levensverwachting g het grote percentage analfabeten III De explosieve bevolkingsgroei Veroorzaakt door een drastische daling van het sterfte cijfer en het hoog blijven van het geboorte cijfer. IV Politieke structuur Veel corruptie en een weinig betrouwbare overheid, instituties ( rechtbank, kadaster, politie) zijn niet onafhankelijk. Gebrekkige persvrijheid. V De gebrekkige benutting en inrichting van het woongebied. Dit blijk o.a. uit: a. inefficiënte productie van de landbouw. b. gebrekkige verkeersontsluiting (infrastructuur). c. megasteden Ontwikkelingslanden zijn: .......landen die gekenmerkt worden door een zwakke economische structuur en ernstige armoede onder brede lagen van de (snel groeiend) bevolking, welke armoede men in toenemende mate bewust ervaart.
14
Deze begrippen leren! Primaire sector Sector van de beroepsbevolking. Letterlijk eerste sector. De sector waar de productiefactor natuur relatief belangrijk is, zoals landbouw, veeteelt, mijnbouw, bosbouw en visserij. In de atlassen staat alleen een kaart van de landbouwsector. Secundaire sector Sector van de beroepsbevolking. Letterlijk tweede sector. Alle activiteiten die de producten van de primaire sector verwerken, zoals ambacht en industrie. In de atlas staat een kaart van de industrie sector hierbij wordt ook de mijnbouw gerekend, als leverancier van grondstoffen aan de industrie Tertiaire sector Sector van de beroepsbevolking. Letterlijk, derde sector. Hiertoe behoren de diensten, de handel en het verkeer.
15
Lesbrief: De draagkracht van het milieu in Marokko Atlasvragen bij §6
1.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
9. 10.
11.
12.
Zoek in de atlas het kaartblad van Marokko. Gebruik de kaart neerslag en de natuurkundige kaart. Welke relatie kan gelegd worden tussen het reliëf en de neerslag in Marokko? Kan je deze relatie ook verklaren? (dit kun je als je de aardrijkskunde periode in de 10e hebt gehad) Bekijk de bovenstaande foto. Als hier veel regen valt, wat is dan het gevolg? (controleer je antwoord m.b.v. GB53 219C). Waarom is dit (antwoord vraag 3) een probleem? Hoe kan de mens dit probleem oplossen of verminderen? Bekijk nogmaals de bovenstaande foto. Waar vind je de beste landbouwgronden op deze foto? Kan je hiervoor een verklaring geven? Welke vormen van landbouw kunnen voorkomen op deze foto? Onderbouw je antwoord met een verhaaltje. Controleer je antwoord van de vorige vraag. Zoek een de kaart op continentale schaal over het bodemgebruik in de atlas. Welken vormen van bodemgebruik komt in het Rifgebergte voor? Geef nog eens antwoord op de vorige vraag, maar dat met een kaartje over bodemgebruik op nationale schaal? Als het goed is heb je bij de vorige vraag de legenda eenheid bossen gevonden. Welke functies vervullen de bossen in het Rifgebergte
Gebruik GB53 166A. Voor de vraag gebruik je de legenda eenheden die met vlakken zijn weer gegeven en niet de symbolen. Zet de verschillende vormen van landbouw in een rij van hoge naar lage opbrengsten per hectare. In welke legenda eenheid komt de shifting cultivation voor?
16
Bronnen uit de krant en aanvullende literatuur.
Voedselcrisis is erger dan de kredietcrisis, graan twee keer zo duur. Door Jan-Hein Strop. De_Pers_dinsdag_15_april_2008.pdf (op Internet en bij docent). Straks raakt het eten op, De_Pers_dinsdag_21_april_2008.pdf (op Internet en bij docent), vele artikelen over dit thema zijn opgenomen in deze editie. Thema Thema biomassa http://www.isonline.nl/?node_id=63584 ,Internetbron geraadpleegd 4 sept 2008 IS nummer 03 2008 Ze gelden als de oplossing voor klimaatproblemen en afhankelijkheid van oliestaten: biobrandstoffen. en passant zouden ze ook nog arme boeren van een royaal inkomen kunnen voorzien. Maar zijn die claims ook waar? IS maakt de balans op van maïs, soja, suikerriet en jatropha. Gentechnologie voor de kleine boeren http://www.isonline.nl/?node_id=62430 , 4 sept 2008 IS oktober 2008 nr 08 Hulporganisaties en regeringen van arme landen zijn huiverig. Maar wetenschappelijk houden de bezwaren tegen genetisch gemodificeerde gewassen steeds minder stand. Ook kleine boeren stappen nu steeds vaker over op gemodificeerd zaaizaad dat de opbrengst vergroot en gezondheidsrisico's verkleint. Is dit de oplossing voor het wereldvoedselprobleem? Het lijkt even vanzelfsprekend als ademen en rechtop lopen. We gaan aan tafel, pakken ons bestek en nemen een smakelijke hap, ons niet bewust van het wereldwijde netwerk dat zich vanuit ons bord vertakt. Ons vlees komt van varkens die worden gevoederd met ZuidAmerikaanse soja. We eten druiven uit Zuid-Afrika, bananen uit Costa Rica, olijfolie uit Italië en ons sinaasappelsap komt uit Brazilië. De moderne maatschappij heeft ons, in ruil voor ons huishoudgeld, verlost van de lasten van het verbouwen, oogsten en zelfs het bereiden van ons dagelijks voedsel. Alleen als de prijzen stijgen, besteden we er aandacht aan. En dat gebrek aan interesse heeft ingrijpende gevolgen. Vorig jaar schoten de voedselprijzen omhoog en de wereld werd wakker geschud. Tussen 2005 en de zomer van 2008 verdrievoudigde de prijs van tarwe en maïs; rijst ging vijf keer over de kop. In ruim twintig landen leidde dat tot voedselrellen, terwijl er 75 miljoen mensen extra de armoede in werden gejaagd. Maar in tegenstelling tot eerdere gevallen die het gevolg waren van kortdurende voedseltekorten, deed deze prijspiek zich voor in een jaar waarin graanboeren over de hele wereld recordoogsten binnenhaalden. De hoge prijzen zijn een aanwijzing voor een grote bedreiging van de wereldwijde voedselvoorziening, een bedreiging die niet zo maar zal verdwijnen. Om het simpel te stellen: in het grootste deel van het afgelopen decennium was de voedselconsumptie groter dan de productie. Bron: National Geographic, juni 2009 en een foto reportage op http://ngm.nationalgeographic.com/2009/06/cheap-food/stanmeyer-photography
http://www.geobronnen.com/de-wereldhandel-in-chocola.html
17
18
Regionale uitwerking van het Wereldvoedselvraagstuk. Casus 1 Lees het artikel: Ontbossing in het Amazone gebied toegenomen. Maak de onderstaande vragen a. Bolivia heeft bijna alle kenmerken van een ontwikkelingsland. In hoeverre is Brazilië een ontwikkelingsland in vergelijking met Bolivia. b. Waarom maakt het WNF zich zoveel zorgen over de ontbossing? c. Het artikel is uit 2005. De grafiek laat zien dat er een stijgende tendens is, steeds meer oerwoud wordt gekapt. Doe een uitspraak over de ontwikkelingen sinds 2005 tot heden. Beargumenteer je antwoord. d. Citaat: “eerst komen de kleine boeren die vee houden. Als de grond na een paar jaar is uitgeput, kopen de sojatelers de grond”. Leg uit waarom de grond zo snel uitgeput is? e. Welke ontwikkelingen ziet het WNF om de ontbossing tegen te gaan? f. Naast het steunen van natuurorganisaties, zoals het WNF kunnen jij en ik ook op een andere manier bijdragen om de ontbossing van tropische regenwouden tegen te gaan. Wat kan jij/familie daar tegen ondernemen? g. Bij het artikel staat een kaartje. Geef in het kaartje aan welke land Bolivia is. h. Welke aanvullende informatie geeft de atlas over dit onderwerp? Geef de kaartnummers en schrijf in steek woorden de aanvullende informatie op.
Casus2 Lees eerst de onderstaande vragen. Nu je de vragen hebt gelezen weet je het doel deze casus. Lees het artikel Braziliaanse landlozen strijden voor eigen lap grond. a. Welke partijen staan tegenover elkaar en waarom? b. De grootgrondbezitter onderleiding van de Braziliaanse Plattelandsvereniging is van mening dat grootschalige landbouwproductie het enige antwoord is op de wijdverbreide armoede op het platteland. Bedenk argumenten die deze redenering ontkrachten ga hierbij uit van de teelt van Soja. c. Wat vind jij van de situatie? Onderbouw je mening met argumenten. De argumenten hoeven niet uit de tekst te komen.
19
20
Lesbrief Trade but not Aid (video) Trade but not aid is een documentaire gemaakt door Sunny Bergman. Op de volgende bladzijde is een recensie over deze documentaire. Lees het artikel en verklaar de titel van de documentaire. De stelling van presentatrice Sunny Bergman: voedselhulp vanuit Europa naar Afrika sturen werkt vaak contraproductief. Kijkvragen: Maak de onderstaande vragen tijdens het kijken. 1) Hoe onderbouwt Bergman haar stelling? 2) Welke relatie heeft voedselhulp met de politiek van een ontwikkelingsland volgens Paul Muitte, oppositieleider van Kenia? 3) Op welke manier probeert Bergman haar lijfspreuk Trade but not Aid in de praktijk te brengen? 4) Waarom hebben de Samburu moeite met het verkopen van hun koeien? Vanuit welke invalhoek bekijken zij dit thema? 5) Hoe kijkt Sunny zelf terug op haar plan? Beschrijf kort en krachtig de boodschap van de documentaire. Gebruik de onderstaande vragen met de begrippen Wat is de boodschap van Sunny? Wat is het probleem? Wat zijn de oplossingen? Gebruik de volgende begrippen: globalisering, landbouw overschotten, protectie
Discussie: Zullen bij het verdwijnen van de Europese handelsbelemmeringen ook het einde betekenen van de hongersnoden in Afrika? Welke factoren spelen hierbij nog meer een rol? Maak een begrippenweb met als middelpunt hongersnood. Welke landen/gebieden hebben de maken met een hongersnood en wat zijn hiervan de oorzaken? Is Hier een algemene regel uit af te leiden.
21
22
Webopdracht bij Vleesdump Bekijk na afloop van deze opdracht de website: http://www.trademap.org/tradestat/Bilateral_TS.aspx Volg de aanwijzingen nauwkeurig op en maak de vragen. Klik rechtsboven op: trade map light version. Klik het pop-up scherm weg. Selecteer imports. Selecteer in het invulveld bij product, single: 0203meat of swine, fresh, chilled or frozen Type in het invulveld bij country: Cameroon Klik op Trade Indicators. 1. Welke drie landen zijn de belangrijkste varkensvleesexporteurs naar Kameroen in 2010? Volgens de gegevens per november 2010: Frankrijk, België en Brazilië. Keer terug naar het invulscherm met het pijltje linksboven. Selecteer wederom imports. Selecteer in het invulveld bij product, single wederom: 0203meat of swine, fresh, chilled or frozen Type in het invulveld bij country: Cameroon Type in het invulveld bij partner: Netherlands Klik op: Yearly Time series. In het nieuwe scherm klik je op: Time period (number of columns): 10 per page. Je ziet nu een scherm met o.a. de waarde van de Nederlandse export in US$ van diverse vleesproducten tot 2006. 2. Welke ontwikkeling maakte de varkensvleesexport door? 3. Vergelijk de export van kip met varkensvlees wat betreft hoeveelheid en ontwikkeling. Scroll helemaal naar rechts. Daar zie je wat de wereld exporteerde naar Kameroen. Bekijk de hoeveelheden en de ontwikkelingen in de varkens- en kippenvleesexport. In 2004 stelde Kameroen importheffingen voor kippenvlees in. 4. Leg uit hoe deze importheffingen van invloed zijn geweest op de invoer van kippenvlees. 5. Leg uit hoe deze importheffingen van invloed zullen zijn geweest op de Kameroenese kippenboeren. 6. Leg uit hoe deze importheffingen van invloed zullen zijn geweest op de prijs van kip voor de consument. 7. Geef twee redenen waarom de Kameroenese overheid de varkenssector niet wil helpen met importheffingen.
8. Wat vind je nu van het EO-item over vleesdump?
23
Antwoorden bij opdracht over video Vleesdump 1. Wat is vleesdump? Het te goedkoop exporteren van vlees van Nederland naar Kameroen. 2. Welke landen zijn erbij betrokken? Nederland en Kameroen 3. Noem 6 partijen die betrokken zijn bij de keten in de vleessector in elk land. Boeren, overheid, handelaren (importeurs/exporteurs), slachterijen, consumenten, inspecties 4. Welk voordeel heeft de exporterende partner bij vleesdump? Ze exporteren het afval en goedkope delen en ontvangen daar geld voor. 5. Welke nadelen ontstaan bij de importerende partner? Door de import van goedkoop vlees, kunnen de lokale boeren hun vlees niet meer afzetten. Daardoor is er ook minder werk bij deze boeren, bij de slachterijen. De traditionele marktlui verliezen klandizie. 6. Welk voordeel ontstaat bij de importerende partner? Er komt goedkoop vlees beschikbaar voor de consumenten. 7. Wat is volgens Wim van der Pelt van de Centrale Organisatie voor de Vleessector de oorzaak voor het probleem in de Kameroenese varkensvleessector? En wat is dus zijn oplossing? De Kameroenese boeren zijn niet efficiënt genoeg. Oplossing: training van Kameroenese boeren door Nederlandse boeren, zodat ze efficiënter worden. 8. Waarom heft Kameroen geen invoerrechten op varkensvlees? Ze doen dat al op kippenvlees, dan willen ze het niet ook op varkensvlees nog eens doen. Electorale redenen dus. 9. Welke rol speelt de WTO in dit verhaal? De WTO stelt regels op voor de vrijhandel, waarmee Kameroen zijn boeren kan beschermen of niet: je moet keuzes maken. 10. Wat vind je van het EO-item? Eigen antwoord.
24
Antwoorden bij webopdracht over vleesdump. 1. Welke drie landen zijn de belangrijkste varkensvleesexporteurs naar Kameroen in 2010? Volgens de gegevens per november 2010: Frankrijk, België en Brazilië. 2. Welke ontwikkeling maakte de varkensvleesexport door? Er is weinig export, een piek in 2002, maar daarna daalde het weer. 3. Vergelijk de export van kip met varkensvlees wat betreft hoeveelheid en ontwikkeling. Veel meer kipexport. Een stijging tot 2004, daarna sterke daling, maar nog altijd veel meer dan varkensvleesexport. 4. Leg uit hoe deze importheffingen van invloed zijn geweest op de invoer van kippenvlees De invoer van kippenvlees daalde sterk na 2004. 5. Leg uit hoe deze importheffingen van invloed zullen zijn geweest op de Kameroenese kippenboeren. De kippenboeren zullen hiervan geprofiteerd hebben, de prijs en hun afzet steeg. 6. Leg uit hoe deze importheffingen van invloed zullen zijn geweest op de prijs van kip voor de consument. Die steeg. 7. Geef twee redenen waarom de Kameroenese overheid de varkenssector niet wil helpen met importheffingen. De varkensimport is gering. De overheid denkt dat de consument niet ook nog eens een verhoging van de prijs van varkensvlees zal accepteren. 8. Wat vind je nu van het EO-item over vleesdump? Eigen antwoord.
25