Studie Prijzen, kosten en rendabiliteit in de varkenskolom
Prijzen, kosten en rendabiliteit in de varkenskolom
2
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Vooruitgangstraat 50 B - 1210 BRUSSEL Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be tel. 02 277 51 11 Vanuit het buitenland: tel. + 32 2 277 51 11 Verantwoordelijke uitgever:
Regis Massant Voorzitter a.i. van het Directiecomité Vooruitgangstraat 50 B-1210 BRUSSEL
Wettelijk depot: internet versie S4-09-0152/012-10
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Inhoudstafel Inhoudstafel............................................................................................................................................................................................................................ 3 Lijst van afkortingen. .................................................................................................................................................................................................. 5 Inleiding........................................................................................................................................................................................................................................ 7 1.
Voorstelling van de varkenskolom. .......................................................................................................................................... 9
2.
De varkenshouderij in België.......................................................................................................................................................11 2.A. Economisch belang en structuur van de varkenshouderij in België......................11 2.B. Buitenlandse handel in levende varkens......................................................................................................13 2.C. Kostenstructuur, met speciale aandacht voor de voederkost..........................................17 2.D. Prijzen van levende varkens en biggen............................................................................................................19 2.E. Rendabiliteit..........................................................................................................................................................................................22
3.
De vleesproducerende en de vleesverwerkende sector. ........................................................................30 3.A. Verschillende stappen in de productie van varkensvlees.......................................................30 3.B. Situering van de sector..........................................................................................................................................................31 3.C. In- en uitvoer van karkassen en versneden varkensvlees....................................................34 3.D. Rendabiliteit..........................................................................................................................................................................................37
4.
Consumptieprijzen voor het varkensvlees.................................................................................................................42 4.A. Prijsverloop van het varkensvlees in België.............................................................................................42 4.B. Verloop van de gemiddelde prijs en de prijs per type distributeur van varkensgebraad...................................................................................................................................................................44 4.C. Vergelijking van het verloop van de consumptieprijs voor varkensvlees met het buitenland.......................................................................................................................................................................46
Besluit.........................................................................................................................................................................................................................................49 Statistische bijlage.....................................................................................................................................................................................................53
3
4
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Lijst van afkortingen ADSEI:
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (FOD Economie)
AMS:
Afdeling Monitoring en Studie (Vlaams Gewest)
BEMEFA:
Beroepsvereniging van Mengvoerderfabrikanten
BIRB:
Belgisch Interventie en Restitutie Bureau
CBS:
Centraal Bureau voor de Statistiek (Nederland)
EC:
Europese Commissie
EU:
Europese Unie
Eurostat:
Statistical Office of the European Commission
FADN:
Farm accountancy data network
FEBEV:
Federatie van het Belgische Vlees
Fedis:
Belgische federatie van de distributie
Fenavian:
Nationale Federatie der Fabrikanten van Vleeswaren en Vleesconserven
FOD Economie: Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie IMF:
Internationaal Monetair Fonds
INR:
Instituut voor nationale rekeningen
INSEE :
Institut National de la Statistique et des Etudes Economiques (Frankrijk)
NBB:
Nationale Bank van België
OTE:
Orientation techno-économique
OVR:
Opbrengst Voer Ratio
StBa:
Statistiches Bundesamt Deutschland (Duitsland)
5
6
VEVA:
Vereniging voor varkenshouders
ZMP:
Zentrale Markt- und Preisberichtstelle GmbH
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Inleiding Deze nota tracht meer duidelijkheid te verschaffen omtrent het prijstransmissiemechanisme in de varkenskolom. Daarnaast wordt in elke schakel van de kolom aandacht besteed aan de kosten en de rendabiliteit. In het regeerakkoord van 18 maart 2008 besliste de federale regering om een prijzenobservatorium te installeren. Gevolg gevend aan deze beslissing werden de taken van het INR uitgebreid met de opdracht tot prijsobservatie en -analyse. De wetswijziging hieromtrent werd op 30 april 2009 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. In afwachting van de eigenlijke werkzaamheden van dit Comité, en geconfronteerd met de hoge prijsstijgingen voor onder meer voedingswaren, richtte de minister voor Ondernemen eind juni 2008 de werkgroep “Transparantie van de prijzen in de vleesen melksector” op. Deze werkgroep verzocht de Federale Overheidsdienst Economie om meer duidelijkheid te verschaffen in de prijsvorming in drie specifieke productketens van voedingswaren. De eerste twee studies, over de prijzen in de melk- en rundvleesketens werden afgerond in respectievelijk oktober 2008 en februari 2009. Het derde luik, over de prijzen van het varkensvlees, werd op 12 februari 2009 door de minister voor Ondernemen, toevertrouwd aan de FOD Economie. Naar analogie met de vorige studies, wordt het prijstransmissiemechanisme in de volledige productiekolom op systematische wijze ontleed op basis van objectieve, betrouwbare statistieken. Daarbij wordt het traject gevolgd dat start bij de varkenshouderij en dat, via diverse tussenschakels (varkensslachthuis, uitsnijderij, vleeswarenfabrikant en distributiesector) eindigt bij de consument. De studie werd afgesloten op 28 mei 2009. Naast de analyse van het bestaande cijfermateriaal, maakte een gespreksronde met de organisaties die de verschillende betrokkenen vertegenwoordigen eveneens deel uit van de gevolgde aanpak. Tussen half maart en half april werden de Boerenbond, FEBEV, Fenavian, VEVA, Fedis, BIRB, de afdeling Monitoring en Studie en de dienst landbouw en visserij van het Vlaams Gewest, en de vakgroep landbouweconomie (UGent) geraadpleegd. De insteek van de studie, zoals die werd toegelicht door diverse leden van de werkgroep, was de penibele financiële situatie van de varkenshouder. Begin 2009 lijkt die er nauwelijks in te slagen om het hoofd boven water te houden. De keten voor de productie van varkensvlees wordt beschreven in het eerste deel van de nota, en is gelijkaardig aan die van de runderkolom. Er bestaan echter twee wezenlijke verschillen met het rundvlees. Enerzijds is er het belang van de buitenlandse handel.
7
Terwijl de rundvleessector het magere vlees van het Belgisch witblauwras specifiek voor de Belgische markt produceert, is de markt van varkensvlees een Europese en zelfs mondiale markt. Anderzijds bestaat het eindproduct dat voorkomt uit het varken niet alleen uit vers vlees zoals gebraad, kotelet, ribben, … maar wordt een belangrijk deel van varkensvlees verder verwerkt tot vleeswaren zoals ham en salami . Het tweede en meest volumineuze deel is gewijd aan de varkenshouderij. De meeste aandacht gaat daarbij uit naar de rendabiliteit van de varkenshouder. Kosten (voederkosten en andere) en opbrengsten (prijzen voor levende varkens en biggen) worden in kaart gebracht. Daarbij wordt tot en met 2008 gebruik gemaakt van reeds officieel gepubliceerde cijfers. Voor begin 2009 werd een indicator opgesteld die toelaat om de evolutie van de financiële situatie van de varkenshouders voor de afgelopen maanden in te schatten. Andere aspecten die aan bod komen in dit deel zijn onder meer de structuur van de varkenshouderij, het economische belang, en in- en uitvoer van levende varkens.
8
De vleesproducerende (slachthuizen en uitsnijderijen) en de vleesverwerkende industrie worden belicht in het derde deel. Er wordt onder andere aandacht besteed aan de diverse stappen in het productieproces van consumptieklaar varkensvlees. Producentenprijzen, productiekosten en marges binnen deze sectoren worden besproken evenals de demografie van de ondernemingen en de buitenlandse handel. In het vierde deel worden de consumentenprijzen geanalyseerd. Het verloop van de Belgische consumentenprijs wordt vergeleken met die in de buurlanden, het prijsverloop wordt eveneens uitgesplitst per type distributeur en per soort vlees, en ook de onderlinge prijsbewegingen tussen diverse soorten vlees komen aan bod. In het laatste deel wordt onderzocht of er enerzijds een verband bestaat tussen het verloop van diverse producentenprijzen en anderzijds wordt ook de mogelijke band met de consumentenprijs besproken. Daarbij wordt de prijsvorming van vers varkensvlees en die van vleeswaren samen behandeld.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
1. Voorstelling van de varkenskolom Bijgevoegde figuur geeft schematisch de belangrijkste stromen in de varkenskolom weer. Het schema is gebaseerd op gesprekken met de diverse stakeholders. De eerste schakel in de keten is de mengvoederindustrie, die voeder (zeugen-, biggen en afmestvoer) produceert voor de varkenshouderij. In de varkenshouderij kunnen drie types varkensbedrijven worden onderscheiden: fokvarkensbedrijven, mestvarkensbedrijven en gesloten bedrijven. Deze indeling wordt overigens ook op Europees niveau gebruikt. Fokvarkensbedrijven produceren biggen om ze vervolgens door te verkopen aan mestvarkensbedrijven, die instaan voor de vetmesting ervan. Gesloten bedrijven kweken biggen en staan vervolgens ook zelf in voor de vetmesting ervan. In België komt verticale integratie op het niveau mengvoederindustrie – varkenshouderij voor via zogenaamde garantiecontracten en looncontracten. Bij looncontracten is de mengvoederfabrikant eigenaar van de varkens, terwijl de varkenshouder in ruil voor een arbeidsloon een dienst levert. Uit de interviews blijkt dat zo een 50 % van de mestvarkens in België onder contract geproduceerd worden. Wanneer er een garantiecontract wordt afgesloten, verkoopt de varkenshouder zijn dieren aan een voorafbepaalde prijs (prijsgarantiecontract) of met een voorafbepaalde winst (winstgarantiecontract). Levende dieren worden vervolgens geslacht in Belgische slachthuizen of worden geëxporteerd voor verwerking naar de ons omringende landen, waarbij veehandelaren fungeren als tussenpersoon. Integratie op het niveau slachthuis – uitsnijderij komt in België veelvuldig en in diverse vormen voor. Karkassen worden dan in dezelfde onderneming verder versneden tot deelstukken of zelfs consumeerbaar varkensvlees (zie ook deel 3). Uitsnijderijen hebben vier verschillende soorten afzetkanalen: de grootdistributie, de verwerkende industrie, de slagers en tenslotte wordt een groot deel van hun productie uitgevoerd. In de Belgische varkenskolom komt nauwelijks integratie voor tussen uitsnijderijen en verwerkende industrie. Hiermee verschillen de Belgische verwerkende bedrijven sterk van hun buitenlandse concurrenten. De grootdistributie koopt ofwel karkassen aan bij de slachthuizen ofwel verderop in de keten bij de uitsnijderijen. Bij de aankoop van karkassen gebeurt de verdere verwerking van het vlees door de vleesafdeling van de supermarkt zelf. De beenhouwer koopt zijn vlees ofwel rechtstreeks aan bij vleesverwerkers en slachthuizen of uitsnijderijen ofwel via de groothandel die dan als tussenpersoon fungeert.
9
Grafiek 1: Schema van de varkenskolom
10
Bron: FOD Economie
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
2. De varkenshouderij in België 2.A. Economisch belang en structuur van de varkenshouderij in België De varkenshouderij is goed voor ongeveer 21 % van de totale productiewaarde in de Belgische landbouw. Tussen 2000 en 2007 bedroeg deze gemiddeld meer dan 1,4 miljard euro, waarmee deze sector meteen ook de grootste tak is binnen de Belgische veeteelt. Het overgrote deel van de productiewaarde wordt gecreëerd in Vlaanderen. Deze regio staat in voor 95 % van de totale productie in de varkenshouderij. In Vlaanderen is de varkensstapel en het aantal varkensbedrijven sterk geconcentreerd in West–Vlaanderen. Grafiek 2: Verdeling van de gemiddelde productiewaarde in de Belgische landbouw (2000-2007) (in %) Landbouwdiensten 1%
Plantaardige producten 44%
Melk 13%
11 Varkens 21%
Overige dierlijke producten 2%
Pluimvee 5%
Runderen 14%
Bron: Berekeningen FOD Economie
In 2008 waren er nog ongeveer 6.500 varkensbedrijven in België met in totaal meer dan 6 miljoen varkens. Tussen 2000 en 2008 is de varkensstapel in België met 15 % gekrompen, terwijl het aantal varkensbedrijven met meer dan 35 % afnam. Het aantal varkens per bedrijf nam in de beschouwde periode dus toe, van 720 eenheden in het jaar 2000 tot 960 in 2008, een stijging met 33 %. Deze trend tot schaalvergroting zet zich al decennialang door1.
1 In 1988 bezat een varkensbedrijf gemiddeld slechts 264 varkens.
Grafiek 3: De varkensstapel en het aantal varkensbedrijven in België (index 2000 = 100) 100
Varkensstapel Aantal varkensbedrijven
90
80
70
60
50
12
40 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Bron: ADSEI
Ondanks de daling van de varkensstapel, heeft België nog steeds een hoge zelfvoorzieningsgraad voor varkensvlees, in 2005 (meest recente cijfer) bedroeg deze nog 211 %. De Belgische productie van varkens is meer dan dubbel zo hoog als het binnenlandse verbruik ervan. Belgische varkensbedrijven worden, zoals eerder gesteld, ingedeeld volgens specialisatiegraad, hierbij gebruikmakend van de Eurostat-classificatie. Enerzijds onderscheiden we binnen de gespecialiseerde bedrijven 3 verschillende klassen: de fokvarkensbedrijven, de mestvarkensbedrijven en de gesloten bedrijven. Gesloten bedrijven zijn de belangrijkste bedrijfstak qua aantal levende dieren. Zij hadden in 2007 ongeveer 29 % van de totale varkensstapel in handen. Mestvarkensbedrijven nemen 28 % van de totale varkensstapel voor hun rekening. Fokvarkensbedrijven daarentegen komen veel minder vaak voor in België. Er zijn amper 189 dergelijke bedrijven in België, ongeveer 3 % van de totale populatie, en ze hebben nauwelijks 4 % van het aantal levende varkens in hun bezit. De niet–gespecialiseerde bedrijven anderzijds halen een belangrijk deel van hun omzet uit een andere activiteit dan de varkensteelt (veelal gaat het om pluimveeteelt in combinatie met varkensteelt). Hoewel deze bedrijfstak nog steeds een groot aandeel heeft in de totale varkensstapel en in het totale aantal varkensbedrijven, nam hun be-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
lang de afgelopen jaren sterk af. We stellen een toenemende tendens tot specialisatie vast, en dan vooral in de richting van de vetmesting. Tussen 2000 en 2007 is het aantal mestvarkens in België gedaald met 11 % terwijl de globale varkensstapel met meer dan 15 % afnam. In dezelfde periode is het aantal biggen en fokvarkens gedaald met respectievelijk 21 % en 23 %. Tussen 1990 en 2007 daalde het aantal gespecialiseerde mestvarkensbedrijven met amper 9 %, terwijl het aantal niet–gespecialiseerde bedrijven, fokvarkensbedrijven en gesloten varkensbedrijven daalde met respectievelijk 73 %, 69 % en 40 %. Ondanks de daling van het aantal mestvarkens- en gesloten bedrijven bleef het aantal slachtingen in België stabiel2, wat kon worden gehandhaafd door de stijging van het aantal ingevoerde mestvarkens. Tabel 1: Uitsplitsing van de varkenshouderij per bedrijfstak in 2007 Exploitaties Aantal
Levende dieren %
Aantal
%
Gespecialiseerde bedrijven Fokvarkensbedrijven
189
3
248.791
4
Mestvarkensbedrijven
1.303
19
1.777.320
28
Gesloten bedrijven
1.067
15
1.792.665
29
Niet-gespecialiseerde bedrijven
4.434
63
2.436.628
39
Totaal
6.993
100
6.255.404
100
Bron: ADSEI
2.B. Buitenlandse handel in levende varkens Gezien de hoge zelfvoorzieningsgraad van België en het belang van de internationale varkenshandel voor de varkensprijs, verdient de in- en uitvoer van varkensproducten de nodige aandacht. De Europese Unie is een netto-uitvoerder van levende varkens en varkensvlees (karkassen en versneden vlees). In 2007 voerden de Europese lidstaten voor bijna 2,7 miljard euro aan varkensproducten (98 % varkensvlees en 2 % levende varkens) uit naar derde landen terwijl amper 116 miljoen euro werd ingevoerd uit de rest van de wereld.
2 Zie ook grafiek 1 in bijlage: Aantal slachtingen in België.
13
Grafiek 4: De extracommunautaire handelsbalans in varkensproducten (levende varkens en varkensvlees) (in euro) 3.000.000.000 Invoer Uitvoer 2.500.000.000
2.000.000.000
1.500.000.000
1.000.000.000
500.000.000
14 0 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Bron: Eurostat
In dit deel wordt, na een korte schets van de buitenlandse handel op Europees niveau, de Belgische in- en uitvoer van levende varkens en biggen bestudeerd. De handel in varkensvlees wordt in het volgende deel verder uitgewerkt. De in- en uitvoer van levende varkens is voornamelijk een intracommunautair gebeuren, 98 % van de totale EU-uitvoer (jaarlijks gemiddeld ongeveer 19 miljoen varkens gedurende 2003-2008) is bestemd voor andere EU-lidstaten. De grootste uitvoerders zijn Denemarken (27 %), Nederland (20 %), Duitsland (15 %) en Spanje (11 %). België komt pas op de 8ste plaats, met een aandeel van 2,6 %. Binnen de Europese Unie is Duitsland met grote afstand de grootste afnemer van levende varkens, met bijna 50 % van de totale invoer van levende varkens. De uitvoer van levende varkens naar niet-lidstaten (voornamelijk mestvarkens naar Rusland en Kroatië) vindt plaats via Polen, Hongarije en Litouwen, die samen ongeveer 58 % van de extracommunautaire uitvoer voor hun rekening nemen. Tussen januari 2005 en december 2008, is de uitvoer van mestvarkens naar niet-EU-lidstaten echter explosief (meer dan vertienvoudigd) toegenomen. Ook de uitvoer van biggen is de afgelopen vier jaar stelselmatig toegenomen. De invoer van levende varkens vanuit derde landen naar de Europese Unie is daarentegen vrijwel onbestaand.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
België is een netto-invoerder wat betreft levende varkens. Alleen in 1999 en 2000 was dit niet het geval. Tussen 2001 en 2005 werden minder levende varkens in- en uitgevoerd. De laatste drie jaar lijkt zich een kentering voor te doen en herneemt de buitenlandse handel in varkens, voor België een bijna uitsluitend Europese aangelegenheid. De belangrijkste handelspartner is Nederland, goed voor 71 % van de ingevoerde levende varkens in de periode 2005-2007. Vanuit Nederland worden voornamelijk biggen en mestvarkens (jaarlijks gemiddeld 400.000 biggen en 190.000 mestvarkens over de periode 2005-2008) ingevoerd. Bijna 3/4 van de uitgevoerde levende varkens is bestemd voor Nederland. Deze uitvoer bestaat voor bijna 90 % uit mestvarkens (jaarlijks gemiddeld ongeveer 400.000 mestvarkens over de periode 2005-2008). Grafiek 5: Belgische in- en uitvoer van levende varkens: voornaamste handelspartners 20052007 en verloop van de in- en uitvoer (in % en aantal levende varkens) Uitvoer
Invoer 1,81%
2,43%
3,74%
5,39% 7,97%
20,71%
3,31%
10,52%
15 72,81%
71,32% Nederland
Frankrijk
Denemarken
Overige landen
Luxemburg
Nederland
Italië
Spanje
Overige landen
Duitsland
1.500.000 Invoer
Uitvoer
1.300.000
1.100.000
900.000
700.000
500.000
300.000 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Bron: Eurostat
Gezien de structuur van de Belgische varkenshouderij met veel mestvarkensbedrijven voert België veel biggen in. Sinds 2000 worden echter ook meer mestvarkens ingevoerd3: het binnenlands aanbod daalt en de vleesproducerende industrie verhoogt haar volume. In 2004 werden er zelfs meer mestvarkens dan biggen ingevoerd. De invoer van biggen kende een piek in 1995, maar is daarna sterk afgenomen. In 2004 daalde de invoer van biggen zelfs met meer dan 70 % ten opzichte van 1995. Sinds 2005 herneemt de biggeninvoer en in 2008 lag de invoer opnieuw boven het niveau van 1993. De invoer van mestvarkens is in de periode 2000-2007 bijna vervijfvoudigd. In 2008 kende deze invoer echter een terugval.
16
In 1993 bedroeg het aandeel van mestvarkens in de totale uitvoer van levende varkens nog 95 % maar in 2008 zakte dit aandeel naar 85 %. In 1999 (varkenspest in Nederland) piekte de uitvoer van levende varkens, zowel van biggen als van mestvarkens. Deze piek werd gevolgd door een scherpe daling in 2001, wellicht door de dioxinecrisis. Sinds 2004 neemt de uitvoer van levende varkens terug toe (herstel van de uitval, na de dioxinecrisis) en in 2008 werden bijna dubbel zoveel varkens (+ 80 %) uitgevoerd dan in 1993. De uitvoer in waarde van levende varkens lag dankzij het volume en ondanks de lage prijs voor mestvarkens, in 1999 en 2000 vrij hoog. De daaropvolgende jaren daalde de uitvoer in waarde, maar sinds 2005 is de uitvoerwaarde van levende varkens aan het stijgen, zowel door een stijging van het aantal uitgevoerde varkens als door een stijgende prijs (met een lichte terugval in 2007) voor levende varkens. Zowel de door de Belgische varkenshouder betaalde prijs voor de aankoop van een big uit het buitenland, als de prijs die een varkenshouder bekomt voor de verkoop van een slachtvarken aan het buitenland vertonen hetzelfde verloop als de prijzen op de binnenlandse markt. Tabel 2: Binnenlandse prijzen en in- en uitvoerprijs voor een levend varken en een big. (in euro per big en in euro/kg)
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Biggenprijs (BE)
28,93
23,84
27,56
29,42
34,03
23,83
32,11
Eenheidsprijs ingevoerd big
41,86
35,33
36,85
43,76
48,78
41,53
50,44
Varkensprijs (BE)
1,00
0,90
1,02
1,02
1,06
0,96
1,08
Eenheidsprijs uitgevoerd varken
1,32
1,22
1,28
1,31
1,34
1,23
1,42
Bron: Westvlees, Sint-Truiden, Eurostat
3 Zie ook grafiek 2 in bijlage: Belgische buitenlandse handel in levende varkens.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
2.C. Kostenstructuur, met speciale aandacht voor de voederkost In een gespecialiseerd varkensbedrijf bestaan de daadwerkelijke en verrekende kosten (per dier geraamd, maar rekening houdend met alle activiteiten) vooral uit variabele kosten (bijna 60 %). Deze variabele kosten bestaan voor gemiddeld 90 % uit voederkosten. Het varkensvoeder vormt globaal meer dan de helft van alle kosten4. Grafiek 6: Gespecialiseerde bedrijven – verdeling van de kosten, gemiddelde 2005-2007 (in %) 6%
2%
1% Zaai-en pootgoed
0,24%
Veevoeders Mestoffen
15%
Bestrijdingsmiddelen Diergeneeskundige Energie Werktuigkosten 54%
11%
Grond- en gebouwenkapitaal Berekende lonen Betaalde lonen Werk door derden
3% 3%
Overige kosten 4% 1%
0,35%
Bron: AMS
Grafiek 7 geeft enerzijds het prijsverloop weer van verschillende soorten varkensvoeder: mestvarkensmeel, zeugenmeel en biggenmeel en anderzijds de gewogen gemiddelde prijs-evolutie van vier belangrijke grondstoffen voor de productie van varkensvoeder (tarwe, gerst, maïs en sojaschroot5). Gezien de totale kosten voor de veevoederfabrikanten voor 90 % uit de aankoop van grondstoffen bestaat, doet er zich een grote correlatie voor tussen het prijs-verloop van het varkensvoeder en dat van de 4 De gezinsarbeid (verrekende kosten) vertegenwoordigt 15 % van de totale kosten. Als men deze post buiten beschouwing laat, bedraagt het aandeel van het voeder in de totale kosten gemiddeld 63 %. 5 Voor de berekening van de gewogen gemiddelde prijsevolutie werd een gewicht van 46 % toegekend aan tarwe, 25 % aan gerst, 22 % aan maïs en 7 % aan soja.
17
samengestelde grondstoffenkorf. Tussen januari 2000 en september 2006 bleven de veevoederprijzen op een stabiel niveau. Vanaf oktober 2006 tot maart 2008 is de gewogen gemiddelde grondstoffenprijs gestegen met 75 %, terwijl in dezelfde periode ook de prijzen van mestvarkensmeel, zeugenmeel en biggenmeel sterk toegenomen zijn met respectievelijk 46 %, 44 % en 32 %. Na gepiekt te hebben in maart 2008, daalden de voederprijzen met ongeveer 14 % tussen maart 2008 en maart 20096. Het lijkt er op dat de prijzen voor varkensvoeder zich de afgelopen maanden gestabiliseerd hebben, weliswaar op een hoger niveau (zoals ook de prijzen van de onderliggende grondstoffen) dan voor het uitbreken van de grondstoffenrally. Volgens de meest recente jaarrekeninggegevens, zijn de marges in de sector van de mengvoederfabrikanten (NACE 15.71) dan ook niet substantieel verhoogd (netto verkoopmarge van 1,7 % in 2007 t.o.v. 2,0 % in 2006 en 1,7 % in 2000). Grafiek 7: Prijsverloop van varkensvoeder en zijn grondstoffen, en vergelijking met de buurlanden (index 2000=100, resp. 2005=100) 200 180
Gewogen gemiddelde prijs vier grondstoffen (maïs, tarwe, gerst en sojaschroot) Prijs mestvarkensmeel Prijs zeugenmeel
170
België
Duitsland
160
Frankrijk
Nederland
150
Prijs biggenmeel
140
140
130 120
120
110
100
100
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
jan feb maa apr mei jun jul aug sept okt nov dec jan feb maa apr mei jun jul aug sept okt nov dec jan feb maa apr mei jun jul aug sept okt nov dec jan feb maa apr mei jun jul aug sept okt nov dec jan feb
90
80 apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr
18
160
180
2008 2009
2005
2006
2007
2008
2009
Bron: IMF, BEMEFA, EC en berekeningen FOD Economie
De Europese Commissie publiceert voor een aantal Europese landen ook prijshistorieken van varkensvoeder (in euro/kg). Aangezien de kwaliteit en/of samenstelling van varkensvoeder verschilt van lidstaat tot lidstaat, heeft een vergelijking van het prijsniveau tussen de Europese landen onderling weinig zin. Een analyse van de prijsevoluties is echter wel relevant. Daaruit blijkt dat de Belgische prijzen de afgelopen jaren minder snel en sterk gestegen zijn dan in de ons omringende landen. Terwijl de voederprijzen begin 2008 in alle Europese landen pieken, liggen de Belgische prijzen ongeveer de helft hoger dan in het referentiejaar 2005, de Nederlandse prijzen liggen meer dan 62 % hoger en de Franse en Duitse prijzen meer dan 73 à 74 %. Omgekeerd lijkt het alsof de algemene prijsdaling van de jongste maanden zich trager doorzet in België dan in de ons omringende landen. In vergelijking met januari 2005, toen de voederprijzen nog een stabiel gedrag vertoonden, kost het varkensvoeder in België in februari 2009 22 % meer, net zoals in Frankrijk. In Duitsland en Nederland bedraagt de stijging ongeveer 30 %. 6 Tussen maart 2008 en maart 2009 daalden de prijzen voor mestvarkens-, zeugen- en biggenmeel met respectievelijk 15 %, 16 % en 10 %.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
2.D. Prijzen van levende varkens en biggen De prijs die de varkenshouder ontvangt voor zijn levend varken kent een cyclisch patroon, Dit fenomeen is ook wel gekend als de varkenscyclus en het wordt op zijn beurt verklaard door het spinnenwebtheorema. Een hoog aanbod op de markt leidt tot een lage prijs7 en geeft een impuls om de productie in te krimpen, hetgeen op een volgend tijdstip zal resulteren in een lager aanbod met een hogere prijs. De varkenshouder reageert op deze prijsverhoging door zijn productie te verhogen en aldus het aanbod te vergroten. Grafiek 8 illustreert deze cyclus. Hij bevat een overzicht van de prijzen voor varkenskarkassen per trimester sinds 1990. Een varkenscyclus duurt ongeveer 3 tot 5 jaar. De verschillende crisissen die in 1996 en 1997 plaats vonden (o.a. varkenspest in Nederland) lagen aan de basis van de historisch hoge prijzen. De jaren daarop, waarin de varkensproductie zich herstelde en zelfs toenam, bereikte de varkensprijs een dieptepunt, ook onder invloed van de dioxinecrisis die toen losbarstte. In 2001 zorgde de 2de BSE-crisis opnieuw voor een forse toename van de prijs. De vraag naar varkensvlees, als substituut voor rundvlees, nam immers toe. De afgelopen jaren, toen de vleessector gespaard bleef van grote crisissen, lijken de uitschieters van de varkensprijs wat uitgevlakt. Grafiek 8: Verloop van de prijs van varkenskarkassen 2,00 Gemiddelde prijzen per trimester 1,80
1,60
1,40
1,20
0,80
Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1
1,00
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
20082009
Bron: BIRB
Naast het cyclische prijzenpatroon op lange termijn, wordt de varkensprijs eveneens gekenmerkt door een uitgesproken seizoenspatroon. De karkasprijzen, in se dus ook 7 Zie ook grafiek 3 in bijlage: Aantal slachtingen in Europa en de prijs van levende varkens.
19
de varkensprijzen (zie infra), bouwen steeds opnieuw op naar een piek in de zomermaanden om dan de laatste vier maanden van het jaar terug te dalen. Dit seizoenspatroon kan verklaard worden door een grotere uitval van biggen in de winter, waardoor er een lager aanbod is in de zomer en eveneens door een grotere vraag naar varkensvlees in de zomer (onder meer vanwege het barbecueseizoen). De prijsdaling in februari 2009 lijkt enigszins af te wijken van de gewone gang van zaken. In maart herstelt de varkensprijs zich en de laatste cijfers van april 2009 wijzen erop dat deze positieve kentering aanhoudt. Grafiek 9: Het seizoenspatroon van de varkensprijs (in euro/kg) 1,30
1,20
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1,10
20 1,00
0,90
0,80
de c
no v
t ok
pt se
au g
l ju
n ju
m ei
ap r
m aa
fe b
ja
n
0,70
Bron: Westvlees
De prijs die de Belgische varkenshouder bekomt, wordt bepaald door vraag en aanbod op de Europese markt, doorslaggevend daarbij is de prijs die in Duitsland betaald wordt voor een levend varken. De Duitse varkensprijs is richtinggevend voor de volledige Noord-Europese markt (Duitsland, Denemarken, Nederland, België, …). Duitsland is immers de voornaamste uitvoerbestemming in de Europese Unie, zowel voor levende varkens als varkensvlees. De diverse prijzen voor levende varkens in verschillende landen zijn in absoluut niveau niet zomaar te vergelijken. Elk land hanteert immers een eigen definitie, en ook de gehanteerde toeslagen op de basisprijs verschillen sterk. De prijzen voor zowel levende varkens als varkensvlees in België, Nederland, Frankrijk en Duitsland kennen wel een gelijkaardig verloop8. 8 Grafiek 4 in bijlage illustreert het verloop van prijzen voor levende varkens en varkenskarkassen in België, Duitsland, Nederland en Denemarken.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Het inkomen dat een varkenshouder haalt uit de verkoop van een mestvarken of big bestaat uit twee componenten: enerzijds de basisprijs, maar anderzijds bestaat er eveneens een arsenaal aan toeslagen (onder meer een kwaliteitstoeslag, volumetoeslag, …) hetgeen de transparantie in de sector niet ten goede komt. Vaak geciteerde basisprijzen voor mestvarkens zijn de Danis- en Westvleesprijs (beide kennen een identiek verloop en na overleg met de sector werd gekozen voor de Westvleesprijs als prijsindicator). De prijzen voor varkenskarkassen worden verzameld en verspreid door het BIRB9. Voor de biggenprijzen, zijn de prijzen van de markt van Sint-Truiden representatief. Algemeen kan worden gesteld dat de prijzen van levende varkens en varkenskarkassen in België, net zoals op Europees vlak, een gelijkaardig verloop kennen. Over de beschouwde periode evolueren de varkens- en biggenprijzen in dezelfde richting. Als de prijs voor een levend varken zich op een hoog niveau bevindt, is er immers eveneens een grotere vraag naar biggen. Prijsdalingen en prijsstijgingen zijn echter meer uitgesproken voor biggenprijzen dan voor mestvarkensprijzen. Grafiek 10: Prijzen van levende varkens, varkenskarkassen en biggen in België (index januari 2001 = 100) 150 Levende varkens
Varkenskarkassen
21
Biggen
130
110
90
70
50
jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr
30 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Bron: Westvlees, BIRB, Biggenveiling St-Truiden
9 De slachthuizen geven de prijzen door aan de Vlaamse overheid, die deze overmaakt aan het BIRB.
De prijs die de varkenshouder in 2008 kon verkrijgen voor zijn levend varken lag beduidend hoger dan de afgelopen jaren. Zeker gedurende de eerste helft van 2008 stond de varkensprijs zeer hoog. Naar het einde van het jaar toe, daalde de prijs opnieuw. Het seizoenspatroon en de terugval van de extracommunautaire vraag droegen daar ongetwijfeld toe bij. De prijs voor een levend varken is de eerste twee maanden van 2009 verder blijven dalen tot 0,91 euro per kg. In maart en april is de prijs voor een levend varken weer beginnen aantrekken. Maar in mei 2009, lijkt de inhaalbeweging afgestopt te zijn. De prijs voor een levend varken bedroeg toen 1,02 euro per kg, ongeveer 10 % lager dan het voorgaande jaar. Voor de biggenprijzen was 2008 eveneens een goed jaar. De biggenprijs begon in oktober 2007 aan een steile klim, die zich even stabiliseert, en vanaf het derde kwartaal van 2008 weer stijgt. De laatste maanden houdt deze prijsstijging aan. In januari en februari werd er 35 euro betaald voor een big, in april stond de prijs met 37 euro op zijn hoogste peil sinds juni 2006, in mei 2009 daalde de biggenprijs naar 36,25 euro. Tabel 3: Gemiddelde prijs voor een mestvarken en een big (in euro/kg en per big)
22
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Levend varken Big
Eerste 5 maanden 2008
Eeste 5 maanden 2009
1,27
1,00
0,90
1,02
1,02
1,06
0,96
1,08
1,00
0,96
46,15
28,93
23,84
27,56
29,42
34,03
23,83
32,11
29,63
35,82
Bron: Westvlees, StTruiden
Gedurende de eerste vijf maanden van 2009 ontving de varkenshouder voor zijn levend varken gemiddeld 4 eurocent minder per kg levend varken dan één jaar geleden, voor een big werd gemiddeld 6,19 euro meer betaald. De Europese Commissie verwacht10 dat de varkensprijzen in de lente en zomer weer gaan aantrekken tot een niveau dat zich net onder het niveau van 2008 situeert.
2.E. Rendabiliteit In dit hoofdstuk wordt beoogd om de verschillende, meest recente ramingen van de economische rendabiliteit van de varkensbedrijven voor te stellen. De meeste ramingen houden rekening met het onderscheid tussen de drie grote categorieën varkensbedrijven: de fokvarkensbedrijven, de mestvarkensbedrijven en de gesloten bedrijven.
10 The European Pigmeat sector, Single CMO Management Committe 19 March 2009
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Elk van deze categorieën heeft namelijk een eigen, typerende kosten- en opbrengstenstructuur. De rendabiliteit kan rechtstreeks of onrechtstreeks geraamd worden. De rechtstreekse benadering berust op de gegevens van het FADN11 en biedt de mogelijkheid een jaarlijkse rendabiliteitsberekening op te stellen, met de activiteiten van een heel jaar dus. Via de indirecte benadering kan men de financiële situatie snel en regelmatig volgen, van maand tot maand, op basis van het verloop van verkoop- en aankoopprijzen. Aan de hand van de gegevens van het FADN kan men de algemene rendabiliteit van gespecialiseerde varkensbedrijven (OTE 501)12 ramen, op jaarbasis en rekening houdend met alle activiteiten van deze bedrijven. Deze berekening bevat dus alle kosten en alle opbrengsten die met deze activiteiten samenhangen. De totale inkomsten en kosten worden gerelateerd aan het gemiddelde aantal aanwezige varkens. Er zijn enkel gegevens beschikbaar van het netwerk van de Vlaamse Gemeenschap. Het Waalse netwerk omvat namelijk geen bedrijven van dit type. De Vlaamse steekgroep omvat 64 bedrijven die 2.435 bedrijven van de OTE 501 vertegenwoordigen. De recentste gegevens dateren van 2007. De gegevens van het boekhoudnetwerk, gebaseerd op de gespecialiseerde varkensbedrijven, tonen aan dat de rendabiliteit in 2007 negatief was, na 2 positieve jaren. Men dient hierbij te vermelden dat in deze berekening rekening gehouden is met de gezinsarbeid (verrekende kosten). In het geval van de gespecialiseerde vetmestbedrijven wordt de aankoop van biggen als een negatief inkomen in de verkoop van een varken beschouwd.
11 Het FADN (Farm Accountancy Data Network) is een netwerk van landbouwbedrijven die gedetailleerde gegevens over hun boekhouding leveren voor invoering in een geharmoniseerde databank van de Europese Commissie (Eurostat). In België beheren het Vlaams Gewest en het Waals Gewest elk hun eigen netwerk. 12 Een varkensbedrijf wordt als gespecialiseerd beschouwd wanneer de standaard brutomarge (SBM) van de varkensactiviteit meer dan 2/3 van de totale standaard brutomarge vertegenwoordigt. In elk bedrijf wordt voor elke productie een SBM berekend door het aantal hectare van de oppervlakte of het aantal stuks vee te vermenigvuldigen met de coëfficiënt die overeenstemt met het beschouwde product en de beschouwde regio. Deze coëfficiënt omvat het verschil tussen de standaardwaarde van de productie en de specifieke standaardkosten die met deze productie samenhangen. De totale SBM verkrijgt men door de som te maken van de SBM’s van de verschillende producties.
23
Grafiek 11: Gespecialiseerde bedrijven, netto resultaat met verrekening van de gezinsarbeid13 euro/varken 350 Variabele kost Totale kost
300
Vaste kost Inkomen
Saldo
250
200
150
100
50
24
0 2001
2002
2003
2005
2006
-50
2007
gemiddelde 2001-2007
Bron: FADN, AMS
Een AMS studie van april 2009, brengt de economische resultaten van de bedrijfstakken fokvarkensbedrijven en mestvarkensbedrijven in kaart van 2006 tot en met 200814. Deze studie hanteert concepten zoals brutosaldo (opbrengsten min variabele kosten), familiaal arbeidsinkomen (brutosaldo min vaste kosten, exclusief toegerekend loon bedrijfsleider) en nettobedrijfsresultaat (familiaal arbeidsinkomen min toegerekend loon van de bedrijfsleider). De resultaten hebben betrekking op varkensbedrijven die aangesloten zijn bij het landbouwmonitoringsnetwerk (FADN). Er wordt echter enkel rekening gehouden met de opbrengsten en kosten die betrekking hebben op een activiteit in de varkenssfeer. De economische kengetallen afkomstig van andere activiteiten, zoals akkerbouw, worden niet meegenomen in de analyse (dit in tegenstelling tot de informatie weergegeven in grafiek 11). Een ander verschilpunt is de bestudeerde populatie. Die wordt onder meer bepaald door een ondergrens: het aantal dieren op een bedrijf. Voor de bedrijfstak fokvarkensbedrijven gaat het om bedrijven met meer dan 50 zeugen (66 bedrijven werden bevraagd), terwijl voor de vleesvarkensbedrijven, de ondergrens op 300 vleesvarkens lag (gebaseerd op 63 bedrijven). De economische resultaten voor de gesloten varkens13 Voor het jaar 2004 werden de gegevens niet gepubliceerd. 14 Voorlopige resultaten voor 2008.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
bedrijven werden verzameld voor 49 bedrijven die gemiddeld meer dan 50 zeugen en meer dan 300 vleesvarkens houden. In de praktijk gaat het om een combinatie van de kengetallen uit de fokvarkens- en de vleesvarkensbedrijven. Grafiek 12: Economische resultaten van de varkenshouderij per bedrijfstak, 2006 tot 200815 (in euro, per gemiddeld aanwezige zeug of per gemiddeld aanwezig mestvarken) Fokvarkensbedrijven
1000
Mestvarkensbedrijven 300
800
250
600 200 400 150 200 100 0 2006
2007
2008
50
-200 -400
0 2006
2007
2008
Bron: AMS
De fokvarkensbedrijven zagen hun resultaten in 2008 verbeteren, ten opzichte van het bijzonder zwakke jaar 2007, maar ze slaagden er nog steeds niet in om uit de kosten te komen. Het familiale arbeidsinkomen bleef immers negatief. In 2007 zorgde de lage biggenprijs, samen met de stijging van de voederkost (+16 %) voor een heel sterke afkalving van het brutosaldo. Dit nam af van 258 naar 37 euro per gemiddeld aanwezige zeug. Vanaf de 2de helft van 2008 gaan de voederprijzen dalen, terwijl de biggenprijs opnieuw naar het hogere niveau van 2006 klom, resulterend in een brutosaldo van 152 euro per gemiddeld aanwezige zeug. De vaste kosten, vooral gestuwd door afschrijvingen en fictieve intresten, namen zowel in 2007 als in 2008 toe, wat leidde tot een negatief familiaal inkomen. Wanneer daar bovenop nog eens rekening wordt gehouden met de vergoeding voor de bedrijfsleider, bedroeg het nettobedrijfsresultaat in 2008, voor een gemiddeld fokvarkensbedrijf, -233 euro per gemiddeld aanwezige zeug. In de bedrijfstak mestvarkensbedrijven is de tendens veelal gelijkaardig. De situatie in 2008 is beter dan in 2007, maar blijft achterop ten opzichte van 2006, wat voor de mestvarkensbedrijven een goed jaar was. In tegenstelling tot de fokvarkensbedrijven was de bedrijfsvoering in de bestudeerde periode wel nog winstgevend, gezien het positief familiaal arbeidsinkomen.
15 Zie ook tabel 2 in bijlage: Economische resultaten per bedrijfstak in de varkenshouderij
25
Na een kleine daling van de opbrengsten (waarbij de aankoop van het big in mindering is gebracht) in 2007 als gevolg van de lagere mestvarkensprijzen, hernam deze prijs in 2008. Dit resulteerde in een klim van de totale opbrengst per gemiddeld aanwezig mestvarken van 206 naar 246 euro. In 2007 en 2008, stegen de variabele kosten met respectievelijk 26 % en 12 %. Het brutosaldo zakt fors in 2007, en nam terug toe in 2008. De vaste kosten bleven stabiel tussen 2006 en 2007, maar stegen vervolgens iets in 2008. Bovendien hebben ze een veel kleiner gewicht in de totale kost in vergelijking met de situatie bij de fokvarkensbedrijven (11 t.o.v. 20 %). Synthetische indicator voor recente tendensen in de financiële situatie van de varkenshouder
26
Voor het jaar 2009 zijn er nog geen officiële rendabiliteitscijfers beschikbaar. De opzet van de studie is echter om ook de huidige financiële situatie in beeld te brengen. Om hieraan tegemoet te komen ontwikkelde de FOD Economie, een vereenvoudigde synthetische rendabiliteitsindicator. Deze vereenvoudigde indicator is slechts gebaseerd op enerzijds de verkoopprijs van een levend varken of een big en anderzijds de kostprijs van varkensvoeder. Daarnaast stellen ook de Boerenbond en PKS (adviesbureau aan de veehouderij) samen met het tijdschrift Varkensbedrijf, rendabiliteitsindicatoren op. Daarbij wordt wat een dier opbrengt wanneer het voor de meest recente prijs verkocht wordt vergeleken met een raming van zijn (gehele of gedeeltelijke) kost. Deze benadering geeft dus niet het jaarlijkse bedrijfsresultaat van een onderneming weer, maar het laat toe wekelijks het verloop van een rendabiliteitsindicator te volgen evenals de rendabiliteitsvariaties in de loop van een jaar. Het uitgangspunt van de indicator, volgens de door de FOD Economie gehanteerde methode, is om de prijsevolutie van de output (verkopen van levende varkens of biggen) te relateren aan die van de gebruikte input (voederkost, en aankoop van biggen voor mestvarkensbedrijven). Deze indicator (de gele curve op de drie grafieken) geeft dan het verschil weer tussen de index van de opbrengsten uit verkoop van levende varkens of van biggen en de index van de voederkosten. Per type varkensbedrijf is een aparte indicator opgesteld. Voederkosten zijn veruit de belangrijkste kostenfactor in varkensbedrijven (zie deel 2C). Afhankelijk van het type varkensbedrijf, zijn verschillende soorten voeder in rekening gebracht namelijk biggen-, zeugen-, en mestvarkensvoeder. De index van de voederkost per type varkensbedrijf in maand t wordt berekend via een voortschrijdend en gewogen gemiddelde van de maanden daarvoor voor biggen-, zeugen- en mestvarkensvoeder. Hierbij is rekening gehouden met de diverse soorten voeder dat een
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
varken nodig heeft gedurende de cyclus (zeug met big tot mestvarken)16. De prijsinformatie is verkregen via de Beroepsvereniging van Mengvoederfabrikanten (Bemefa). Bij mestvarkensbedrijven, die biggen aankopen om ze als mestvarkens te verkopen, wordt de aankooprijs van de biggen in mindering gebracht van de verkoopprijs voor mestvarkens om de nettoverkoopprijs17 van mestvarkens te berekenen. Voor fokvarkensbedrijven is enkel gewerkt met de opbrengstprijzen van biggen, terwijl voor gesloten bedrijven gewerkt is met de verkoopprijzen van mestvarkens. De prijzen van levende varkens zijn de verkoopprijzen Westvlees, de prijzen voor biggen die zijn van Sint-Truiden. Grafiek 13 geeft de evolutie weer van de belangrijkste variabelen die aan de basis liggen van de berekening van het brutosaldo door AMS via het landbouwmonitoringnetwerk, met name de opbrengstprijzen (verminderd met de aankoopprijs van een big voor een vleesvarkensbedrijf) en de prijzen voor varkensvoeder. De evolutie van het brutosaldo is dan herkenbaar in de grafiek: voor fokvarkensbedrijven verslechtert de situatie sterk in 2007, en toont de synthesecurve in 2008 een stijgende tendens, terwijl de curve voor mestvarkensbedrijven wijst op een vermindering van het brutosaldo in 2007, die voortduurde in 2008. De indicator toont aan dat de brutorendabiliteit in zowel de gesloten varkensbedrijven als de mestvarkensbedrijven de afgelopen maanden sterk onder druk staat. Bij mestvarkensbedrijven is de indicator pas vanaf december 2008 onder het break-evenniveau gedaald, terwijl voor gesloten varkensbedrijven de indicator vanaf augustus 2008 sterk is beginnen dalen tot ver onder het break-evenniveau. De scherpe daling van de nettoverkoopprijs bij mestvarkensbedrijven, gedurende de laatste 6 maanden, is de resultante van een scherpe stijging van de aankoopprijs voor biggen enerzijds (+30 % tussen februari 2008 en augustus 2008, de maanden waarin de varkens verkocht in augustus 2008 en februari 2009, als big werden aangekocht) en een daling van de verkoopprijs van levende varkens anderzijds (-27 % tussen augustus 2008 en februari 2009). Zoals hierboven meegedeeld, vertoonde de OVR-indicator van PKS in de beschouwde periode geen dergelijke daling van de rendabiliteit. De OVRindicator houdt dan ook geen rekening met de aankoopprijs van biggen. 16 De voederindex voor een gesloten varkensbedrijf in de maand t is dan het gewogen gemiddelde van de evolutie van de voederprijs voor mestvarkens van t-4 tot en met t-1, de evolutie van de voederprijs voor biggen van t-6 tot en met t-5 én de evolutie van de voederprijs voor zeugen van t-10 tot en met t-7. Voor een fokvarkensbedrijf gaat het dan om het rekenkundig gemiddelde van de evolutie van de voederprijs voor biggen van t-2 tot en met t-1 en de evolutie van de voederprijs voor zeugen van t-6 tot en met t-3. Bij mestvarkensbedrijven houden we enkel rekening met de evolutie van de voederprijs voor mestvarkens van t-4 tot en met t-1. 17 De berekening gebeurt aan de hand van de verkoopprijs van een levend varken in maand t, bij een gewicht van 114 kg verminderd met de aankoopprijs van het big in t-6.
27
Bij gesloten bedrijven speelt uiteraard enkel de daling van de verkoopprijs van levende varkens een rol. De index van de voederprijzen daalt voor beide types maar bevindt zicht nog steeds op een hoog niveau. Zo is de index van voederprijzen voor mestvarkensbedrijven slechts met 13 % gedaald tussen augustus 2008 en februari 2009, en de index van voederprijzen voor gesloten bedrijven met 9 % in dezelfde periode. De financiële situatie op zeugenhouderijen lijkt daarentegen iets beter. De gesynthetiseerde curve bereikte zijn dieptepunt in oktober 2007 en begon toen aan een steile opgang. Tussen oktober 2007 en februari 2009 nam de biggenprijs met maar liefst 77 % toe, terwijl de berekende index van de voederprijs voor fokvarkensbedrijven in dezelfde periode slechts met 9 % toenam. Grafiek 13: Synthesegrafieken rendabiliteit per bedrijfstak (index 2005=100) Mestvarkensbedrijf
-60
2005
2006
2007
2008
160
2005
2009
Gesloten varkensbedrijf
jan
apr
juli
okt
jan
apr
2008
2009
jan
apr
juli
2008
okt
jan
apr
juli
2007
okt
-60 jan
-50
60 apr
-40
70 juli
-30
80
okt
-20
90
jan
-10
100
apr
0
110
juli
10
120
okt
20
130
jan
30
140
2006
2007
40
40
150
2005
2006
juli
50 okt
-60
jan
-50
60
apr
60 juli
-50
okt
-40
70
jan
70
apr
-40
juli
-30
80
okt
80
jan
-30
apr
-20
90
jan
90
apr
-20
juli
-10
100
okt
100
jan
-10
apr
0
110
juli
110
okt
0
jan
10
120
apr
120
juli
10
okt
20
130
jan
130
apr
20
juli
30
140
okt
140
jan
150
30
apr
28
Fokvarkensbedrijf
40
150
apr
160
2009
Bron: Berekeningen FOD Economie
De rendabiliteit in de varkenshouderij werd via verschillende indicatoren en bronnen in kaart gebracht, we zetten ze nog eens op een rijtje. De rendabiliteit van de gespecialiseerde varkenshouderij varieert sterk. 2001, 2005 en 2006 waren goede jaren, terwijl 2002, 2003, 2007 en 2008 als minder goede jaren kunnen worden bestempeld.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De onderliggende bedrijfstakken presteerden in 2007 zwakker dan in het voorgaande jaar, 2008 vertoonde een beperkte kentering, maar de resultaten bleven onder het peil van 2006. De fokvarkensbedrijven halen in 2007 en 2008 zelfs geen bedrijfswinst (negatief familiaal inkomen). In 2006 was dat wel het geval, maar als een vergoeding voor de bedrijfsleider in de analyse wordt meegeteld, dan wordt het nettobedrijfsresultaat ook in 2006 negatief. De mestvarkensbedrijven boeken wel een kleine winst in de periode van 2006 tot 2008. De eerste indicaties voor 2009, met achterophinkende varkensprijzen, laat vermoeden dat hier ook problemen zouden kunnen rijzen. Diverse contacten met verenigingen die de varkenshouders vertegenwoordigen bevestigen deze situatie, volgens hun berekeningen raken noch mestvarkens- noch fokvarkensbedrijven op dit moment uit hun kosten18.
29
18 Zie ook tabel 3 in bijlage: kostenstructuur van fokvarkens- en mestvarkensbedrijven
3. De vleesproducerende en de vleesverwerkende sector 3.A. Verschillende stappen in de productie van varkensvlees De verkoopprijs van het levende varken kan niet zomaar worden afgezet tegenover de consumptieprijs van vers vlees. Alvorens te worden aangeboden aan de consument worden immers steevast een aantal stappen doorlopen die zorgen voor een toename van de kostprijs per kilo19. In deze paragraaf wordt dit verder uitgewerkt.
30
De varkenshouder verkoopt een slachtklaar mestvarken per kilogram levend gewicht (zowat 114 kg). Na het slachten blijft er zowat 89 kilo warm geslacht gewicht over (dus 25 kilo slachtafval, het gaat onder meer om botten, darmen met inhoud, organen, haren, bloed … Deze bijproducten worden onder meer verder verwerkt door de farmaceutische en diervoederbedrijven). Onder andere door het verbod op het gebruik van diermeel, kunnen botten niet meer gevaloriseerd worden. Ook de economische waarde van de andere nevenstromen is fors afgenomen. Vervolgens wordt een karkas gekoeld, wat opnieuw een gewichtsverlies (7 kilo) met zich meebrengt. De kostprijs gaat hier omhoog omwille van de slachtkost en het dubbele gewichtsverlies. In de uitsnijderijen wordt een karkas verder versneden. Naast de loonkost voor de versnijding, treedt er hier opnieuw een gewichtverlies op. Uiteindelijk blijft er zo een 80 kg varkensvlees over dat geschikt is voor menselijke consumptie. Een half karkas weegt ongeveer 40 kg, en bestaat uit een ribstuk, achter- en voorham, buik- en rugspek en een halve kop. Bepaalde stukken van het varken worden niet als dusdanig als vers vlees verkocht, maar worden verder verwerkt door de vleesverwerkende industrie. Dergelijke producten zullen in de praktijk aan een lagere prijs worden gevaloriseerd dan producten voor vers vlees. De aankoop van vlees en de loonkost zijn voor slachthuizen en uitsnijderijen de voornaamste kostenposten (zie ook deel 3.D). Voor de theoretische kostenopbouw naar de consument toe, vormt de aankoopkost van het vlees de kostenpost voor de distributiesector. Andere variabele kosten zijn de energie- en verpakkingskost. Samen met afschrijvingen, transport en marges bepalen zij de kostenopbouw, zoals tabel 4 illustreert.
19 In grafiek 5 in bijlage worden deze stappen schematisch voorgesteld.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tabel 4: Theoretische kostenopbouw van de consumentenprijs voor een varkenskotelet (in %)
Gewicht van de diverse kostenposten in de finale prijs aan de consument Aankoopkost deelstuk (*)
54
Overige variabele kost
21
- versnijden (arbeid)
6,1
- verpakken (arbeid)
4,9
- verpakkingskost (materiaal)
5,3
- huur of aankoop bakken
4,7
Vaste kost (afschrijving, transport, marge)
25
Totaal
100
* Deze bevat naast de aankoopkost van het levend varken ook andere kosten van de schakels voor de distributie (slachtkost, marge, grove versnijding in deelstukken en afschrijvingen). Bron: FEBEV
In de praktijk verschilt het stadium waarop de grootdistributie zijn vlees gaat aankopen. Afhankelijk van de keten, worden er volledige varkenskarkassen aangekocht die in de vleesafdeling verder worden versneden, worden er deelstukken aangekocht, of koopt het grootwarenhuis reeds voorverpakt vlees aan. In sommige gevallen werkt de filière met een ‘open calculatie’, waarbij de vaste partners inzicht geven in hun directe kosten.
3.B. Situering van de sector Voor de populatie van ondernemingen die in dit hoofdstuk bestudeerd wordt onder de noemer vleesproducerende sector (NACE 15.11), heeft het verschil in organisatie van de distributiesector gevolgen op hun uitgeoefende activiteit. Deze varieert van het louter slachten van varkens tot het uitsnijden en zelf verpakken van vers varkensvlees in consumeerklare porties. De uitsnijderijen leveren, naast hun uitvoer, deels rechtstreeks aan de distributiesector en deels aan de vleesverwerkende industrie (NACE 15.13) die vleesbereidingen en vleeswaren produceert, vooral op basis van varkensvlees (80 %) en in mindere mate op basis van gevogelte en rundvlees. Zoals blijkt uit tabel 5 zijn er heel wat activiteitencombinaties mogelijk. Zes varianten kunnen worden onderscheiden, vertrekkend van specialisatie in één branche tot volledige integratie. Deze analyse is gebaseerd op de gegevens van in totaal 142 bedrijven of bedrijfsgroepen, die actief zijn in één van de drie branches (slachten, vleesproductie en vleesverwerking). In de praktijk zijn heel wat meer bedrijven aanwezig in de sector, waaronder vele kmo's, maar daarover zijn minder gegevens beschikbaar.
31
Tabel 5: Aandeel van elke variante per branche in 2007 (in %)
Aandeel in Aantal slachtingen Volledige integratie
Vleesverwerking
C
C
C
Integratie aan het begin van de keten
19,2
20,1
0,0
Integratie aan het einde van de keten
C
C
C
67,2
0,0
0,0
0,0
48,5
0,0
Specialisatie slachthuis Specialisatie vleesproductie Specialiasatie vleesverwerking Totaal
32
Vleesproductie
0,0
0,0
85,7
100,0
100,0
100,0
C: confidentieel (statistische geheim). Bron: ADSEI, FEBEV
De eerste drie varianten zijn op de één of andere manier geïntegreerd, de laatste drie zijn gespecialiseerd in de eigen branche: • de zgn. volledig geïntegreerde bedrijven halen een belangrijk aandeel van hun omzet uitelk van de drie branches. Slechts twee bedrijven behoren tot deze categorie, nl. Westvlees en Detry Frères, maar ze behoren tot de grotere ondernemingen uit de sector; • de bedrijven die geïntegreerd zijn aan het begin van de keten combineren slachthuis met uitsnijderij. Het gaat om negen bedrijven; • één bedrijf is geïntegreerd aan het einde van de keten: Vlevico, het heeft een aanzienlijk aandeel zowel in de productie als in de verwerking van varkensvlees; • de gespecialiseerde slachthuizen (17 in totaal); • de uitsnijderijen (36 in totaal), gespecialiseerd in vleesproductie; • de bedrijven (77 in totaal) gespecialiseerd in de productie van charcuterie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De drie branches zijn sterk versnipperd. Het totale marktaandeel (in de omzet) van de acht grootste bedrijven bedraagt 62,3 % bij de slachthuizen (ter vergelijking, in landen zoals Nederland en Denemarken is telkens één bedrijf, respectievelijk Vion en Danish Crown dominant aanwezig op de markt van varkensslachtingen), 61,1 % bij de vleesproductie en slechts 42,7 % bij de vleesverwerking. Uit onderstaande grafiek blijkt dat van 2001 tot 2007 de geproduceerde volumes van beide sectoren toenemen, met 38 % voor de vleesproductie (15.11) en met 17 % voor de vleesverwerking (15.13). In waarde daarentegen is de output van beide sectoren met ongeveer 40 % gegroeid. Dat wil zeggen dat de prijs per geproduceerde eenheid in de vleesverwerkende sector sterker steeg, ofwel omdat producten met een hogere toegevoegde waarde werden gemaakt, of omdat de sector erin slaagde om hogere prijzen aan te rekenen voor dezelfde producten. Grafiek 14: Productie van de vleesproducerende (15.11) en de vleesverwerkende (15.13) sector (index januari 2001 = 100) 150 Waarde 1511 Volume 1513
Waarde 1513 Prijs per eenheid 1511
Volume 1511 Prijs per eenheid 1513
33
140
130
120
110
100
Bron: ADSEI
2006
jul
2007
okt
apr
okt
jan
jul
jan
apr
jul
2005
okt
apr
jan
jul
2004
okt
jan
apr
jul
2003
okt
jan
apr
jul
2002
okt
jan
apr
jul
2001
okt
jan
apr
90
3.C. In- en uitvoer van karkassen en versneden varkensvlees Gezien het belang van de Europese markt voor de Belgische vleesproducerende sector die ongeveer 40 % van zijn omzet in het buitenland realiseert, wordt de buitenlandse handel in varkenskarkassen en versneden vlees20 (samen hier verder bestempeld als varkensvlees) in dit hoofdstuk apart behandeld. Eerst wordt er een algemeen beeld geschetst van de Europese in- en uitvoer, vervolgens komt de Belgische buitenlandse handel in varkensvlees aan bod, met aandacht voor het verloop en de voornaamste partners. Van de totale Europese uitvoer van varkenskarkassen (2,066 mia euro of 1.202.783 ton in 2008) en versneden vlees (10,151 mia euro of 4.864.531 ton) is ruim 4/5 bestemd voor de andere lidstaten van de Europese Unie. De voornaamste uitvoerders van varkensvlees zijn Denemarken (22 %), Duitsland (17 %), Nederland (14 %), Spanje (12 %) en België (11 %).
34
Denemarken is, met een aandeel van 42 %, de grootste uitvoerder van varkensvlees naar niet-EU-lidstaten. Ruim ¼ van de totale extra-EU-uitvoer is bestemd voor Japan. Andere grote afnemers zijn Rusland (22 %) en Zuid-Korea (13 %). Vanaf november 2007 waren er uitvoerrestituties van kracht waardoor de extra-EU-uitvoer fors toenam21. Voornamelijk de uitvoer van onversneden varkenskarkassen heeft hier van kunnen profiteren. De uitvoer van dit product was verzesvoudigd in juli 2008 ten opzichte van november 2007. De uitvoer van versneden vlees is in deze periode gestegen met ongeveer 55 %. In juli 2008 liep deze maatregel ten einde en verminderde de handel met derde landen opnieuw. Tegen december 2008 lag de uitvoer van onversneden varkenskarkassen maar liefst 66 % lager dan in juli 2008 terwijl de uitvoer van versneden vlees in deze periode met ongeveer 40 % gedaald is. De bijkomende uitvoer dankzij de uitvoerrestituties droeg vermoedelijk bij tot de scherpe prijsstijging van karkassen 20 Onder de noemer versneden vlees worden de volgende Eurostatclassificaties gegroepeerd.
02031211 – Hammen en delen daarvan, met been, van varkens "huisdieren", vers of gekoeld 02031913 – Karbonadestrengen en delen daarvan, van varkens "huisdieren", vers of gekoeld 02031915 – Buiken "buikspek" en delen daarvan, van varkens "huisdieren", vers of gekoeld 02031955 – Vlees van varkens "huisdieren", uitgebeend, vers of gekoeld (m.u.v. buiken "buikspek" en delen daarvan) 02032955 – Vlees van varkens "huisdieren", uitgebeend, bevroren (m.u.v. buiken "buikspek" en delen daarvan)
De cijfers betreffende karkassen zijn afkomstig van de volgende productgroep: 02031110 – Varkens "huisdieren", hele en halve dieren, vers of gekoeld. 21 Zie grafiek 6A, extracommunautaire uitvoer van varkensvlees, in bijlage
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
in de zomer van 2008 (minder aanbod op de intra-Europese markt). De terugval van de handel na de afschaffing ervan zorgde voor een prijscorrectie (groter aanbod op de intra-Europese markt)22. In november en december is de uitvoer van varkensvlees naar niet-EU-lidstaten echter tot een dieptepunt gekomen. Voornamelijk de uitvoer naar Rusland en Japan is sinds juli 2008 fel gedaald (met respectievelijk 48 % en 62 % tussen juli en december). De verminderde koopkracht, ten gevolge van de financieeleconomische crisis, het gebrek aan exportgaranties en de blijvend sterke euro zouden daar een rol in kunnen spelen. De invoer van varkensvlees van buiten de Europese Unie is vrijwel onbestaand (ongeveer 1 % van de totale invoer). De voornaamste invoerlanden zijn Duitsland (22 %) en Italië (20 %), en verder nog Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Binnen de EU is België één van de voornaamste uitvoerders van varkensvlees. Net zoals de voorbije jaren, vertoont de Belgische handelsbalans voor zowel karkassen (+ 495 mio euro) als versneden varkensvlees (+ 577 mio euro) een overschot in 2008. Grafiek 16 illustreert dat maar liefst 53 % van de Belgische uitvoer van varkensvlees bestemd is voor de Duitse markt. Verder wordt er ook nog uitgevoerd naar Italië (9 %), Nederland (8 %) en het Verenigd Koninkrijk (7 %). De invoer van varkensvlees is vooral afkomstig uit Nederland (33 %), Duitsland (27 %) en Frankrijk (16 %). Vanuit Duitsland wordt voornamelijk reeds versneden varkensvlees ingevoerd, uit Frankrijk voornamelijk onversneden varkenskarkassen. Nederland is een belangrijke partner voor de invoer van zowel versneden vlees als onversneden varkenskarkassen.
22 Uiteraard speelt ook het gekende seizoenspatroon hierin een rol, met hogere prijzen in de zomermaanden dan in de wintermaanden.
35
Grafiek 15: Uitvoer van Belgisch varkensvlees: voornaamste handelspartners (2005-2007) en verloop (in %, in ton en 1.000 euro) Uitvoer
Invoer
17,33%
53,01%
12,35%
5,78%
26,58%
11,71% 7,93%
7,18%
16,07% 8,78%
33,30%
Duitsland
Italië
Verenigd Koninkrijk
Nederland
Frankrijk
Overige landen
Volume (in ton)
Totaal
600.000
Karkassen
Versneden vlees
Nederland
Spanje
Overige
Waarde (in 1.000 euro)
Totaal
Frankrijk
Karkassen
Versneden vlees
1.050.000 950.000
500.000
850.000 750.000
400.000
650.000 550.000
300.000
450.000 350.000
200.000
250.000
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08
150.000
100.000 1993
36
Duitsland
Bron: NBB, Eurostat
De Belgische uitvoer van varkensvlees23 in volume is de afgelopen jaren geleidelijk aan gestegen. Deze stijging is vooral te danken aan een stijgende uitvoer van onversneden karkassen. In 2008 lag de uitvoer van onversneden karkassen maar liefst 109 % hoger dan in 1993, terwijl de uitvoer van versneden vlees amper 14 % hoger lag dan in 1993. In 2008 werden in volume zelfs meer onversneden karkassen uitgevoerd dan versneden vlees. In waarde kende de uitvoer van varkensvlees een dieptepunt in 1999. Deze daling is te wijten aan een daling in de uitvoer in waarde van zowel onversneden karkassen als versneden vlees. De daling van de waarde van de uitvoer in 1999 was grotendeels te wijten aan een daling van de prijs, na de dioxinecrisis. In 2008 is de uitvoer in waarde van onversneden karkassen gestegen met 41 % ten opzichte van 2007. De uitvoer
23 Zie tabel 2 in bijlage: Belgische uitvoer van varkensvlees
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
in waarde van versneden vlees daarentegen is in 2008 verder gedaald. Hierdoor haalde België in 2008 bijna evenveel inkomsten uit de uitvoer van onversneden karkassen als uit de uitvoer van versneden vlees. In 1993 was de uitvoer in waarde van versneden vlees nog goed voor twee derde van de totale uitvoer in waarde. België voert voornamelijk versneden varkensvlees in. De waarde van de totale invoer van varkenskarkassen wordt dan ook vooral bepaald door de waarde van de invoer van versneden vlees.
3.D. Rendabiliteit In dit deel komen achtereenvolgens de kostenstructuur, de producentenprijzen en de gerealiseerde marges aan bod. Zoals tabel 5 illustreert, verkleint het aandeel van de aankoopkost van varkensvlees in de totale kostenstructuur naarmate de branche zich meer stroomafwaarts in de keten bevindt. In slachthuizen en uitsnijderijen gaat het om respectievelijk 85 % en 78 % van de totale kosten, terwijl het in de vleesverwerkende bedrijven nog slechts om 54 % gaat. Het aandeel van de loonkost, de afschrijvingen en de aankoop van overige goederen en diensten is in de vleesverwerking opmerkelijk hoger dan in de andere twee bedrijfstakken. Zo zijn de lonen in de vleesverwerkende bedrijven goed voor 18,6 % van de totale kosten (tegenover nauwelijks 4,7 % in de slachthuizen en 5,6 % in de uitsnijderijen), bedragen de afschrijvingen 5 % van de totale kosten (tegenover 1,3 % in de slachthuizen en 1,7 % in de uitsnijderijen). Ook de aankoop van overige goederen en diensten is een belangrijke kostenfactor met een aandeel van 13,9 % in de totale kosten (tegenover 4,8 % voor de slachthuizen en 7,9 % voor de uitsnijderijen). Deze informatie is samengesteld op basis van jaarrekeningengegevens (bron: Balanscentrale NBB) en op basis van statistische informatie afkomstig van de structuurenquête (bron: ADSEI).
37
Tabel 6: Kostenstructuur van de drie branches in de vleesproducerende en vleesverwerkende sectoren (in %)
Kostensoort
Gewicht Slachthuizen Vleesproductie Vleesverwerking
Goederen en diensten
93,0
92,5
75,9
Aankoop van de basisgrondstof (*)
85,1
78,1
54,0
Andere grond- en hulpstoffen
1,2
0,9
Verpakkingen
2,7
2,0
Energie
0,6
0,7
1,8
0,3
0,5
0,3
1,0
1,3
0,1
0,8
Vervoer
2,2
0,5
0,7
Overige
4,8
7,9
13,9
Bezoldigingen
4,7
5,6
18,6
Afschrijvingen
1,3
1,7
5,0
Andere
1,0
0,2
0,5
100,0
100,0
100,0
Huur en operationele leasing Onderhoud en herstellingen Marktonderzoek, marketing en publiciteit
38
Totaal
(*) Voor slachthuizen, vleesproductie en vleesverwerking, is de basisgrondstof respectievelijk de aankoop van het levend varken, van het karkas en van het versneden vlees. Bron: ADSEI
Ten overstaan van de kosten van een onderneming staan de opbrengsten die de onderneming realiseert. Deze hangen af van het verkochte volume dat voor beide sectoren stijgt (zie hoger) en van de aangerekende prijs.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 16: De producentenprijs in de vleesproducerende en vleesverwerkende sectoren (index 2005=100) 113 111
Producentenprijs 15.11
Loonmassa 15.11
Producentenprijs 15.13
Loonmassa 15.13
109 107 105 103 101 99 97 95 Q1
Q2
Q3
2005
Q4
Q1
Q2
Q3
2006
Q4
Q1
Q2
Q3
2007
Q4
Q1
Q2
2008
Bron: ADSEI
De producentenprijs van uitsnijderijen (15.11) kent een schommelend verloop. Deze volatiliteit houdt nauw verband met het grote aandeel van de aankoopkost van vlees in de totale kosten, waarvan de prijs een cyclisch patroon kent (zie ook deel 2D). Midden 2008 bedroeg de loonmassa bij de vleesproducerende bedrijven 12 % meer dan in 2005. Ondanks het relatief beperkte belang van de loonkost (ongeveer 5 %) in de totale kostenstructuur, kunnen dergelijke loonkostenstijgingen de krappe marges in de sector verder onder druk zetten. De versnippering in deze sector en de geringe mogelijkheid tot productdifferentiatie, waardoor buitenlandse concurrentie en rol speelt, beperkt de mogelijkheden om de kostenstijgingen door te rekenen aan de sterk geconcentreerde distributiesector en de vleesverwerkende industrie. Dit wordt eveneens bevestigd door een VECM-analyse, waaruit blijkt dat een verhoging van de loonkost in de vleesproducerende sector, niet resulteert in een verhoging van de producentenprijs. De producentenprijzen in de sector van de vleesverwerking (15.13) vertonen een stabiel stijgend patroon. Door het beperkte aandeel in de totale kosten van de vleesaankopen, zijn hun producentenprijzen minder onderhevig aan de volatiliteit van de varkensvleesprijs. De vleesverwerkende bedrijven slagen er in om tussen 2005 en midden 2008 de totale loonmassa licht te reduceren terwijl hun productie toeneemt, hetgeen bijdraagt tot het behoud van een positieve rendabiliteit.
39
De netto verkoopsmarge is een betrouwbare indicator voor de operationele rendabiliteit van bedrijven. Het geeft de verhouding weer tussen het bedrijfsresultaat en de omzet van het betrokken jaar. Grafiek 17 geeft de evolutie weer van de netto verkoopsmarge tussen 2000 en 2007 voor de verschillende soorten bedrijfscategorieën. Grafiek 17: Netto verkoopsmarges in de vleesproducerende en vleesverwerkende sector (in %) Volledige integratie Slachterij
Integratie aan het begin Uitsnijderij
Integratie aan het einde Vleesverwerking
8% 7% 6% 5% 4% 3%
40
2% 1% 0% -1% -2% 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Bron: Balanscentrale NBB
Over het algemeen is de netto verkoopsmarge van de onderzochte bedrijven beduidend hoger naarmate de ondernemingsactiviteit zich verder stroomafwaarts in de keten bevindt. De marges voor de gespecialiseerde slachthuizen en voor de bedrijven die slachthuis met uitsnijderij combineren zijn het laagst (gemiddeld respectievelijk 0,56 % en 0,41 % voor de periode 2003-200724). De marges voor de uitsnijderijen (vleesproductie) liggen iets hoger (1,07 %), terwijl de marges voor de twee volledig geïntegreerde bedrijven een wisselend patroon vertonen (gemiddeld rond 1,18 %). Voor een onderneming in de vleesproducerende sector is het dus lonend om producten te maken met een zo hoog mogelijke toegevoegde waarde. De eerder aangehaalde gewijzigde vraag vanuit Duitsland25 (eerder karkassen dan versneden vlees) is dan ook nefast voor de winstgevendheid van de vleesproducerende sector. 24 Zie tabel 3 in bijlage: netto verkoopmarges in de vleesproducerende en vleesverwerkende sector. 25 Zie grafiek 6B in bijlage: De uitvoer van varkensvlees van België naar Duitsland
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De gespecialiseerde vleesverwerkende bedrijven hebben samen met het geïntegreerde bedrijf aan het einde van de keten (Vlevico) veruit de hoogste marges (respectievelijk 4,99 % en 5,18 %). Hun marges liggen zelfs iets hoger dan het gemiddelde in de gehele voedingsnijverheid.
41
4. Consumptieprijzen voor het varkensvlees 4.A. Prijsverloop van het varkensvlees in België Nadat de Belgische gezinnen tussen 2000 en 2006 hun vleesverbruik milderden, stijgt het aangekocht volume vlees opnieuw sinds 2007. De consumptie van varkensvlees verloopt gelijkaardig. Het aandeel van varkensvlees in de totale vleesconsumptie blijft ongeveer constant (ca 22 %). De Belgische consument koopt zijn vers varkensvlees vooral bij de grootdistributie (67 %), één op vier consumenten doet dat bij de traditionele slagerijen. Het vleeswarenverbruik blijft al jaren stabiel. De supermarktdominantie voor de consumptie van vleeswaren is nog meer uitgesproken, met een aandeel van bijna 80 %. Dit aandeel neemt bovendien jaarlijks toe. Statische analyse wijst op een negatief verband tussen de hoogte van het gezinsinkomen en het verbruik van varkensvlees. Tabel 7: Het verbruik van varkensvlees (in kg en in euro)
42
Volume (kg per capita) Totaal vlees Rund
Bestedingen (euro per capita)
2000
2006
2007
2008
52
41,9
43,5
44,2
2000
2006
342,2
340,9
2007 361
2008 372,2
9,71
8,68
8,77
8,87
17,1
17,7
18,2
17,1
Gevolgelte, kleinvee & wild
13,13
10,51
11,26
11,61
70,8
71,5
81
87,1
Varkens
12,87
9,27
9,6
9,81
70
65,3
69,2
71,3
Overige
16,29
13,44
13,87
13,91
184,3
186,4
192,6
196,7
16,89
16,31
16,49
16,54
Vleeswaren
156,1
171,4
177,8
179,7
Bron: VLAM op basis van GfK Panelservices Benelux
Tussen januari 1999 en maart 2009, steeg de prijs van zowel het varkensvlees als de vleeswaren, respectievelijk met 28 en 29 %. Deze toename komt overeen met die van de hoger liggende aggregaten waar beide componenten toe behoren, namelijk vlees en voedingsmiddelen. In vergelijking met het globale indexcijfer stijgen deze categorieën over het geheel van de periode iets sterker, maar dat heeft te maken met de lage inflatie van de laatste maanden, ten gevolge van de lagere prijzen voor aardolieproducten. Op grafiek 18 is duidelijk af te lezen dat de prijs voor vers varkensvlees in de 1ste helft van 2001 fors de hoogte inging, in de 2de helft van 2006 deed zich eveneens een prijsschok voor.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 18: Prijsverloop van vers varkensvlees, vleeswaren en de hogere aggregaten (vlees, voedingswaren en consumptieprijsindex) (index januari 1999=100) 130
Consumptieprijsindex Voedingsmiddelen en dranken Vlees Varkensvlees Vleeswaren & vleesbereidingen
125
120
115
110
105
100
43 jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan
95 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008 2009
Bron: ADSEI
Grafiek 19 bevat het prijsverloop van alle varkensproducten die gevolgd worden in de korf producten van het indexcijfer der consumptieprijzen. Voor vers varkensvlees zijn dat varkensgebraad, filetkotelet en spieringkotelet. Bij de vleeswaren bevat de korf ondermeer gekookte en rauwe ham, salami en gehakt. Ook verse worsten behoren tot deze laatste categorie. Uit een statistische analyse blijkt dat binnen de groep vers vlees, de grootste volatiliteit zich voordoet bij salami en rauwe en gekookte ham (zij vertonen de grootste standaardafwijking). Ten opzichte van de grootte van de gemiddelde prijs (gemeten via de variatiecoëfficiënt), zijn gerookt spek, salami en pensen de producten met de meeste prijsvolatiliteit. Binnen vers vlees, varieert de prijs van een varkensribspiering samen met die van een varkensrib van de filet. In de productgroep vleeswaren kunnen vijf subgroepen worden onderscheiden waarvan de prijs een gelijkaardig verloop kent, gerookt spek en rauwe ham; hespenworst en vleessalade; gehakt en braadworst; gekookte ham; en tenslotte Frankfurter worstjes.
Grafiek 19: Prijsverloop van de onderliggende categorieën van vers varkensvlees, en van bereidingen van vlees en vleeswaren (in euro/kg) Vleeswaren en bereidingen van vlees
Vers varkensvlees Varkensrib spiering
8,00
20,5
7,50
18,5
Pensen Gekookte ham Vleessalade Frankfurter worstjes
Gehakt Gerookt spek Salami Hespenworst
Rauwe ham Boerenpastei Verse worst
16,5
7,00
14,5
6,50
12,5
6,00
10,5 8,5
5,00
6,5
4,50
4,5
jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan
5,50
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
20082009
jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan
8,50
Varkensrib van de filet Varkensgebraad van de hesp
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 20082009
Bron: ADSEI
4.B. Verloop van de gemiddelde prijs en de prijs per type distributeur van varkensgebraad 44
In dit hoofdstuk wordt het verloop van de gemiddelde prijs van varkensgebraad gevolgd. De bestudeerde periode begint in januari 1999 en loopt tot maart 2009, dat is de langste periode waarvoor homogene gegevens per type distributeur beschikbaar zijn. De gemiddelde prijs wordt berekend voor drie soorten winkels: detailhandel (zelfstandige slagerijen), discountzaken en supermarkten. Prijsanalyse voor varkensgebraad In maart 2009 werden 442 prijzen voor varkensgebraad genoteerd in 187 slagerijen, 192 supermarkten en 63 discountzaken. De gemiddelde prijs voor varkensgebraad bedroeg 8,14 euro in maart 2009, tegenover 6,58 euro in januari 1999. Dat komt neer op een stijging van 23,6 %. In het begin van de geanalyseerde periode schommelden de consumptieprijzen voor varkensgebraad bijzonder sterk. Na tussen midden 1999 en midden 2000 tot een bodempeil onder dan 6,5 euro gezakt te zijn, piekten ze midden 2001 op meer dan 7,5 euro. Deze aanzienlijke prijsstijging werd in de volgende jaren slechts zwak en ook slechts zeer gedeeltelijk afgeremd. De prijzen voor varkensgebraad bleven tot midden 2003 hangen bij ongeveer 7,25 euro. Vanaf juni 2003 begonnen ze vrij regelmatig te stijgen tot maart 2009, toen ze 8,1 euro bedroegen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 20: Verloop van de globale gemiddelde prijs voor een kilo varkensgebraad per type distributeur (in euro/kg) 9,0 Supermarkten
Discountzaken
Slagerijen
8,5
8,0
7,5
7,0
6,5
6,0
jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan
5,5 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008 2009
Bron: ADSEI
Uit een studie van de drie groepen distributeurs blijkt dat de slagerijen hun verkoopprijs voor varkensgebraad stelselmatig verhoogden, meer dan de twee andere groepen distributeurs. Over de volledige periode genomen steeg de prijs van het varkensgebraad in de slagerijen van 6,94 euro naar 8,84 euro, een stijging van 1,9 euro of 27,3 %. Tijdens de eerste periode stegen de prijzen lichtjes, na een sterke daling in 1999 ten gevolge van de dioxinecrisis. Door de gekkekoeienziekte in 2000 stegen de prijzen voor varkensgebraad vervolgens tot midden 2001 in alle types van winkels, voornamelijk in de discountzaken. Maar terwijl de prijs van het varkensgebraad vanaf het tweede halfjaar van 2001 begon te dalen in de supermarkten en discountzaken, bleef hij stijgen in de slagerijen. Tijdens de laatste periode, van midden 2003 tot het eerste kwartaal van 2009, begonnen de prijzen voor varkensgebraad in de supermarkten en discountzaken terug te stijgen, maar in mindere mate dan in de slagerijen.
45
Tabel 8: Verloop van de gemiddelde prijs voor varkensgebraad per type distributeur en per subperiode (in euro/kg, en in %)
Supermarkten Gemiddelde prijs in jan-1999 (euro/kg) Gemiddelde prijs in maart-2009 (euro/kg)
6,18
Discountzaken 5,98
Slagerijen 6,94
7,64
7,56
8,84
- jan-99/mei-00
+0,05
+0,16
-0,04
- juni-00/mei-01
+0,98
+1,22
+0,74
- juni-01/mei-03
-0,30
-0,56
+0,22
- juni-03/maart-09
+0,72
+0,76
+0,98
1,46
1,58
1,90
Geaccumuleerde wijziging (euro/kg) Geaccumuleerde wijziging (in %)
23,6
26,4
27,3
Bron: ADSEI
46
4.C. Vergelijking van het verloop van de consumptieprijs voor varkensvlees met het buitenland Dit hoofdstuk schetst het verloop van de consumptieprijzen voor varkensvlees in België en in de buurlanden, met name Frankrijk, Duitsland en Nederland. In het algemeen wordt het - door Eurostat gepubliceerde - geharmoniseerde indexcijfer der consumptieprijzen (GICP) gebruikt om het verloop van het indexcijfer der consumptieprijzen van de diverse landen te vergelijken. Aan dit indexcijfer zijn echter twee nadelen verbonden. Ten eerste kan men dankzij het GICP weliswaar het verschillende verloop van de prijzen tussen de lidstaten vergelijken, maar er is geen enkele informatie over het prijspeil. Ten tweede stopt de publicatie van dit geharmoniseerde indexcijfer bij de specificatie « vlees », waartoe naast het varkensvlees nog een reeks andere vleessoorten behoren (rundvlees, pluimvee,…). In deze studie wordt daarom gebruik gemaakt van de nationale indexcijfers der consumptieprijzen, die meer gedetailleerd zijn maar ook specifiek voor elk land. De gebruikte gegevens werden verstrekt door de nationale instellingen voor statistiek van België (FOD Economie, ADSEI), Frankrijk (Institut National de la Statistique et des Etudes Economiques, INSEE), Nederland (Centraal Bureau voor de Statistiek - CBS) en Duitsland (Statistisches Bundesamt Deutschland - StBa). Voor elk land werden de indexcijfers met betrekking tot het varkensvlees geselecteerd. De hierna opgegeven cijfers vertegenwoordigen een eenvoudig gemiddelde van de verschillende categorieën varkensvlees (varkensgebraad, varkensrib, varkensfilet).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 21: Verloop van de indexcijfers der consumptieprijzen voor varkensvlees in België en in de buurlanden. (index 1998=100) 120 België
Frankrijk
Nederland
Duitsland
115
110
105
100
95
47 90 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Bron: ADSEI
Hoewel de gegevens niet perfect vergelijkbaar zijn, komen uit de analyse toch een aantal tendensen naar voren. Als men de voorbije tien jaar in hun geheel bekijkt, steeg de consumptieprijs voor varkensvlees met 15 % à 20 % in België, Frankrijk en Nederland, terwijl hij in Duitsland gedurende dezelfde periode nauwelijks met iets meer dan 5 % steeg. Van 1998 tot 2001 vertoonde de consumptieprijs voor varkensvlees in België dezelfde schommelingen als in de buurlanden. In 1999, het jaar van de dioxinecrisis, bereikte de prijs voor varkensvlees zijn laagste peil van de hele beschouwde periode, tot hij in 2001 terug beduidend steeg kende. Vanaf 2002 ging hij in België en in Frankrijk verder in stijgende lijn. In Duitsland en in Nederland daarentegen daalde de consumptieprijs voor varkensvlees tot 2004, om dan vanaf 2005 terug te beginnen stijgen. Zoals aangetoond in een vorige studie van de FOD Economie over de prijs van het rundvlees, volgt de prijs van het varkensvlees in België en in Frankrijk een sterk gelijklopend traject. Zoals hierboven echter uitgelegd, kan men op basis van het verloop van het indexcijfer der consumptieprijzen geen conclusies trekken over het prijspeil.
In de volgende analyse wordt getracht een vergelijking te maken tussen het gemiddelde prijspeil in België en in Frankrijk, de enige landen die deze gegevens bekendmaken. De gegevens van het INSEE voor Frankrijk en die van de FOD Economie voor België geven een prijspeil voor een aantal categorieën consumptiegoederen, waaronder bepaalde soorten varkensvlees. Er bestaat evenwel geen exacte overeenstemming tussen de verschillende categorieën varkensvlees in Frankrijk en België. Enkel varkensgebraad vinden we in beide statistische bronnen terug. Grafiek 22: Verloop van de consumptieprijs van varkensgebraad in België en Frankrijk (in euro/kg) 10,00 België
Frankrijk
9,50 9,00 8,50 8,00 7,50 7,00 6,50 6,00 jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan
48
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008 2009
Bron: ADSEI, INSEE
Het prijspeil van het varkensgebraad ligt voor de consument duidelijk hoger in Frankrijk dan in België. In 2008 bedroeg het prijsverschil tussen beide landen gemiddeld 17,8 % tegenover 11,4 % in 1998.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Besluit Uit de voorgaande delen bleek al dat het verloop van de diverse producenten- en consumentenprijzen die in de varkenskolom kunnen worden onderscheiden, grondig van elkaar verschillen. Terwijl de consumentenprijs een langzaam stijgend verloop kent, vertoont de varkensprijs heel wat meer schommelingen. De beschouwde periode loopt van januari 2002 tot en met maart 2009. De producentenprijs van de uitsnijderijen vertoont in grote lijnen een gelijkaardig verloop met de prijs van het levende varken, wat verwacht kon worden, gezien de aankoop ervan een groot deel uitmaakt van de globale kost voor de vleesproducerende sector. Hoe verder in de keten, hoe minder de prijs van het levende varken een rol gaat spelen, vermits er steeds meer elementen (lonen, energie, marges van elke tussenliggende schakel,…) de kostprijs gaan bepalen. Berekeningen op basis van de theoretische opbouw van de consumentenprijs (zie tabel in deel 3.A) wijzen erop dat de genoteerde stijging voor de consumentenprijs heel sterk de theoretisch verwachte prijsstijging26 volgt. Alleen in die jaren waarin de aankoop van het deelstuk, de voornaamste kostenpost (54 %), sterk in prijs stijgt, heeft de reële consumentenprijs de neiging om minder sterk te stijgen. De opgelopen vertraging wordt dan in het volgende jaar ingehaald. Deze situatie deed zich voor in 2003 en 2004. Ook in 2008 is er een kleine kloof in het verloop van de genoteerde (+ 8,7 %) en de theoretische consumentenprijs (+ 12,2 %), mogelijk wordt ook deze kloof in de loop van dit jaar gedicht. Om de diverse onderliggende kostenposten van de theoretische prijs te schatten, werden de volgende proxy’s gebruikt: • het verloop van de producentenprijs (NACE 15.11) van versneden varkensvlees voor de aankoopkost van het deelstuk van het varken; • de ontwikkeling van de loonmassa voor de arbeidskost van de distributiesector; • het verloop van de producentenprijs (NACE 25.22) van verpakkingsmaterieel; • de algemene inflatie voor de vaste kost en de huur van bakken. Waar er bij het verse vlees meestal een kloof bestaat tussen het verloop van de retailprijs en de producentenprijs van de schakel ervoor (in casu, de uitsnijderijen), situeert het grootste verschil in prijsverloop in de vleeswarenkolom zich wat vroeger in de keten, namelijk tussen de uitsnijderijen en de vleeswarenindustrie. De producentenprijs van de vleesverwerkende industrie en de consumentenprijs voor vleeswaren kennen immers een vrijwel identiek verloop. Ze stijgen over de beschouwde periode met 13,9 % (producentenprijs) en met 15,1 % (consumentenprijs). 26 Zie tabel 4 in bijlage: Opbouw van de theoretische consumentenprijs van varkensvlees
49
Grafiek 23: Prijsverloop in de varkenskolom (index 2002=100) 130
Prijs levend varken Producentenprijs uitsnijderijen Producentenprijs vleeswarenindustrie Retailprijs vleeswaren Retailprijs varkensvlees
120
110
100
90
80
2002
jan
jul
2008
okt
jan
apr
jul
2007
okt
jan
apr
jul
2006
okt
jan
apr
jul
2005
okt
jan
apr
jul
2004
okt
jan
apr
jul
2003
okt
jan
apr
jul
okt
jan
70 apr
50
2009
Bron: ADSEI, Westvlees
Gezien het seizoenspatroon en de varkenscyclus dient de nodige omzichtigheid in acht te worden genomen bij het vergelijken van de varkensprijzen tussen twee tijdstippen of zelfs periodes. Wanneer de prijs die een varkenshouder gedurende 2008 ontving, wordt afgezet tegenover de gemiddelde varkensprijs van 2002, dan steeg die prijs met 8 %. Gedurende dezelfde periode namen de producentenprijzen van de uitsnijderijen toe met 5,1 %. Zoals eerder gesteld was 2008 echter een jaar met uitzonderlijk hoge varkensprijzen. Ter illustratie, één jaar eerder (2007 t.o.v. 2002), daalde de varkensprijs met 4,0 %, bleef de producentenprijs van de uitsnijderijen stabiel, en nam de consumentenprijs toe met 7,6 %. Het is met andere woorden aan te raden om de situatie over een globale, langere periode te beschouwen om storende cyclische fenomenen uit te schakelen. 2002 lijkt daarbij een goed basisjaar met een gemiddelde varkensprijs en rendabiliteit. Bij die oefening, de vergelijking van de gemiddelde prijswijziging over de periode 2002-2008 met het basisjaar 2002, valt op dat de gemiddelde uitbetaalde prijzen aan de varkenshouder vrijwel ongewijzigd bleven (+0,14 %), ook de gemiddelde producentenprijzen van de uitsnijderijen namen maar met een fractie toe (+0,37 %). Op dezelfde manier berekend steeg de inflatie gedurende deze periode met 6,6 % (varkenshouders en de vleesproducerende sector zagen hun financiële situatie in reële termen dus verzwakken), en de consumptieprijs voor varkensvlees aan de consument met 4,1 %. Behoudens enkele pieken in de varkensprijs situeert het verloop van de consumentenprijs zich dan ook meestal boven de twee andere curven. De
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
producentenprijs van de vleesverwerkende industrie steeg, eveneens berekend over de globale periode, gemiddeld met 5,0 % van 2002 tot 2008, terwijl, over dezelfde periode 2002-2008, de consument gemiddeld 5,5 % meer betaalde voor de aankoop van vleeswaren. Wanneer de rendabiliteit in kaart wordt gebracht, ziet de varkenshouderij zich na 2 goede jaren (2005 en 2006) geconfronteerd met een verslechterde winstgevendheid in 2007 en 2008. De fokvarkensbedrijven zagen hun brutosaldo (opbrengsten min variabele kosten) toenemen in 2008, dankzij de hogere biggenprijzen. Door de hoge vaste kosten blijkt deze verbetering echter onvoldoende om een positief bedrijfsresultaat te boeken. Samen met de hoge voederkost, speelde de hoge biggenprijs de mestvarkensbedrijven parten. Hoewel de (Europees bepaalde) gemiddelde varkensprijs in 2008 hoog lag, resulterend in een billijk resultaat over het geheel van 2008, was het jaareinde er één in mineur. Toen viel de varkensprijs terug tot op zijn gebruikelijke “winterniveau”, terwijl de voederprijzen nog steeds 20 à 30 % hoger lagen dan vóór de grondstoffenrally. In mei 2009 blijkt de varkensprijs wat achterop te blijven ten opzichte van de verwachte verbetering, zodat de situatie zich niet rooskleurig aankondigt. De tussenliggende schakels kennen een uiteenlopend verhaal. Terwijl slachthuizen en uitsnijderijen kampen met lage marges, slaagt de vleesverwerkende industrie erin om aanzienlijk hogere marges te realiseren. Net zoals voor het rundvlees, wordt er volgens de distributiesector en diverse studies vrijwel geen marge gerealiseerd op de verkoop van vers varkensvlees in de supermarkt. Varkensvlees wordt mogelijk ook hier gebruikt als traffic generator: een lokmiddel om klanten naar de winkel te krijgen in de wetenschap dat de klant de winkelkar vermoedelijk aanvult met andere producten uit het winkelassortiment. De consument lijkt, althans voor de aankoop van varkensvlees, van dit verhaal te kunnen profiteren.
51
52
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Statistische bijlage Grafieken Grafiek 1: Aantal varkensslachtingen in België................................................................................................................ 55 Grafiek 2: Belgische buitenlandse handel in levende varkens.................................................................... 56 Grafiek 3: Aantal slachtingen in Europa en de prijs van levende varkens.................................... 57 Grafiek 4: Belgische en buitenlandse prijzen van levende varkens en van varkenskarkassen................................................................................................................................................................................ 57 Grafiek 5: Productstromen bij het slachten en het uitsnijden van een varken...................... 58 Grafiek 6A: Extracommunautaire uitvoer van varkensvlees........................................................................... 59 Grafiek 6B: Uitvoer van varkensvlees (karkassen en versneden vlees) van België naar Duitsland............................................................................................................................................................................... 59 Tabellen Tabel 1: Economische resultaten per bedrijfstak in de varkenshouderij. ..................................... 60 Tabel 2: Kostenstructuur van de bedrijfstakken fokvarkensbedrijven en mestvarkensbedrijven volgens de vereniging voor varkenshouders, situatie mei 2009.......................................................................................................................................................................................................... 61 Tabel 3: Belgische uitvoer van varkensvlees (karkassen en versneden vlees). .................... 62 Tabel 4: Netto verkoopsmarges van de vleesproducerende en -verwerkende sector.................................................................................................................................................................................... 64 Tabel 5: Opbouw van de theoretische consumptieprijs van varkensvlees.................................... 64
53
54
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 1: Aantal varkensslachtingen in België 12.000.000 Aantal slachtingen 11.000.000
10.000.000
9.000.000
8.000.000
7.000.000
6.000.000 2000
Bron: ADSEI
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
55
Grafiek 2: Belgische buitenlandse handel in levende varkens (aantal dieren, 1.000 euro en prijs per dier) 1.600.000
Invoer levende dieren (aantal)
1.400.000
Totaal Biggen Mestvarkens
1.400.000 1.200.000
1.200.000 1.000.000
1.000.000
Totaal Biggen Mestvarkens
800.000
800.000
600.000
600.000
400.000
400.000
200.000
0
0
Invoer levende varkens (waarde)
19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08
19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08
200.000
140.000
120.000 100.000
Uitvoer levende varkens (aantal)
Totaal Biggen Mestvarkens
120.000 100.000
80.000
Uitvoer levende varkens (waarde) Totaal Biggen Mestvarkens
80.000 60.000
60.000
40.000
20.000
0
200 180 160
Invoer levende varkens (prijs/stuk) Totaal Biggen Mestvarkens
140
19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08
19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08
0
180
140 120
100
100
80 60 40
80 60 40
0
20
Totaal Biggen Mestvarkens
19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08
20
Bron: Eurostat
Uitvoer levende varkens (prijs/stuk)
160
120
19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08
56
40.000
20.000
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 3: Aantal slachtingen in Europa en de prijs van levende varkens (index 2002=100) 130 Prijs levende varkens Aantal slachtingen 120
110
100
90
80
2002
2004
2005
2006
jul
okt
ap
jan
jul
2007
okt
ap
jan
jul
okt
ap
jan
jul
okt
ap
jan
jul
okt
ap
jan
jul
2003
okt
ap
jan
jul
okt
ap
jan
70 2008
Bron: EC, Westvlees
Grafiek 4: Belgische en buitenlandse prijzen van levende varkens en van varkenskarkassen (euro/100kg) 200 Nederland Denemarken Duitsland Karkassen (BE) Levende varkens (BE)
180
160
140
120
100
jan feb maa apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb maa apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb maa apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb maa apr
80
2006
2007
Bron: Vion-NL, Danish Crown-DK, ZMP-DE (karkassen), BIRB en Westvlees
2008
2009
57
Grafiek 5: Productstromen bij het slachten en het uitsnijden van een varken
58
Bron: LEI, Wageningen
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 6A: Extracommunautaire uitvoer van varkensvlees 700.000 Varkenskarkassen Versneden vlees
600.000
500.000
400.000
300.000
200.000
100.000
jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt
0 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Bron: Eurostat
Grafiek 6B: Uitvoer van varkensvlees (karkassen en versneden vlees) van België naar Duitsland (in volume, 100 kg) 170.000 Uitvoer karkassen
Uitvoer versneden vlees
160.000
150.000
140.000
130.000
120.000
100.000
jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt jan apr jul okt
110.000
1996
Bron: Eurostat
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
59
Tabel 1: Economische resultaten per bedrijfstak in de varkenshouderij Fokvarkensbedrijven
Gesloten varkensbedrijven
2006
2007
2008
2006
2007
2008
2006
2007
2008
Totale opbrengsten
826
698
913
208
206
247
324
304
367
Variabele kosten
568
661
761
126
158
183
208
255
284
Brutosaldo
258
37
152
82
48
64
116
49
83
Vaste kosten
160
187
195
21
21
24
43
45
47
Familiaal arbeidsinkomen
98
-150
-43
61
27
40
73
4
36
Toegerekend loon
197
188
190
14
13
13
43
42
39
Nettobedrijfsresultaat
-99
-338
-233
47
14
27
30
-38
-3
Bron: AMS
60
Mestvarkensbedrijven
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tabel 2: Kostenstructuur van de bedrijfstakken fokvarkensbedrijven en mestvarkensbedrijven volgens de vereniging voor varkenshouders, situatie mei 2009 (in euro en in %)
Fokvarkensbedrijf Kostprijs (euro)
Gewicht (%)
Mestvarkensbedrijf Kostprijs (euro)
Gewicht (%)
Vaste kost
326
23,45
17,39
10,46
Investeringskost
200
14,39
10,67
6,42
Intrest
96
6,91
5,12
3,08
Onderhoud & herstel
30
2,16
1,6
0,96
1064
76,55
148,84
89,54
474
34,10
63,07
37,94
0
0,00
57,94
34,86
211
15,18
5,63
3,39
45
3,24
0
0,00
0
0,00
5
3,01
90
6,47
2,7
1,62
Variabele kost Voederkost Aankoop big Arbeid Waardeverlies zeugen Uitval Medicatie, ereloon Verwarming, electriciteit & water
70
5,04
2,5
1,50
Dekkingskosten
19
1,37
0
0,00
Mestafzet
90
6,47
8
4,81
Intrest op levend kapitaal
25
1,80
2
1,20
Overige
40
2,88
2
1,20
1390
100,00
Totale kost Kostprijs per big (24 biggen) Kostprijs per kilo levend gewicht (115kg/varken)
Bron: VEVA
166,23
57,92 1,45
100,00
61
Tabel 3: Belgische uitvoer van varkensvlees (karkassen en versneden vlees) (waarde in 1.000 euro, volume in ton, prijs euro/kg)
Totaal Index 1993=100
Niveau Jaar
62
Waarde
Volume
Prijs
Waarde Volume 100
1993
735.390
359.127
2,05
1994
717.421
373.034
1,92
97,56
100 103,87
1995
848.117
439.856
1,93
115,33
1996
949.284
434.718
2,18
129,09
1997
956.740
417.431
2,29
1998
787.141
463.176
1999
625.045
418.034
2000
Prijs 100
Veranderingspercentage Waarde
Volume
Prijs
93,92
-2,44
3,87
-6,08
122,48
94,16
18,22
17,91
0,26
121,05
106,64
11,93
-1,17
13,25
130,10
116,23
111,93
0,79
-3,98
4,96
1,70
107,04
128,97
82,99
-17,73
10,96
-25,85
1,50
85,00
116,40
73,02
-20,59
-9,75
-12,02 26,92
844.258
444.884
1,90
114,80
123,88
92,67
35,07
6,42
2001 1.044.178
463.435
2,25
141,99
129,04
110,03
23,68
4,17
18,73
2002
873.824
459.106
1,90
118,82
127,84
92,95
-16,31
-0,93
-15,53
2003
785.878
458.187
1,72
106,87
127,58
83,76
-10,06
-0,20
-9,88
2004
909.700
492.361
1,85
123,70
137,10
90,23
15,76
7,46
7,72
2005
898.165
474.673
1,89
122,13
132,17
92,40
-1,27
-3,59
2,41
2006
948.907
477.267
1,99
129,03
132,90
97,09
5,65
0,55
5,08
2007
922.384
512.893
1,80
125,43
142,82
87,82
-2,80
7,46
-9,55
2008 1.045.798
539.134
1,94
142,21
150,12
94,73
13,38
5,12
7,86
Karkassen Index 1993=100
Niveau Volume
Prijs
Waarde Volume
1993
Jaar
Waarde 225.484
136.855
1,65
100
100
1994
229.446
143.001
1,60
101,76
104,49
1995
288.964
175.099
1,65
128,15
1996
323.563
172.633
1,87
143,50
1997
322.629
165.289
1,95
1998
255.788
186.744
1,37
1999
203.453
166.889
2000
273.860
173.978
2001
373.295
2002 2003
Prijs
Veranderingspercentage Waarde
Volume
97,38
1,76
4,49
-2,62
127,95
100,16
25,94
22,45
2,85
126,14
113,76
11,97
-1,41
13,57
143,08
120,78
118,47
-0,29
-4,25
4,14
113,44
136,45
83,13
-20,72
12,98
-29,83
1,22
90,23
121,95
73,99
-20,46
-10,63
-11,00
1,57
121,45
127,13
95,54
34,61
4,25
29,12
198.196
1,88
165,55
144,82
114,31
36,31
13,92
19,65
267.012
175.159
1,52
118,42
127,99
92,52
-28,47
-11,62
-19,06
252.378
177.797
1,42
111,93
129,92
86,15
-5,48
1,51
-6,88
2004
308.333
199.215
1,55
136,74
145,57
93,94
22,17
12,05
9,04
2005
312.029
195.389
1,60
138,38
142,77
96,93
1,20
-1,92
3,18
2006
340.790
205.295
1,66
151,14
150,01
100,75
9,22
5,07
3,95
2007
351.069
233.316
1,50
155,70
170,48
91,33
3,02
13,65
-9,36
2008
496.997
286.614
1,73
220,41
209,43
105,24
41,57
22,84
15,24
100
Prijs
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Niveau Jaar
Waarde
Versneden vlees Index 1993=100
Veranderingspercentage Waarde
Volume
Prijs
-7,53
Volume
Prijs
Waarde Volume
1993
509.906
222.273
2,29
100
1994
487.975
230.032
2,12
95,70
103,49
92,47
-4,30
3,49
1995
559.153
264.757
2,11
109,66
119,11
92,06
14,59
15,10
-0,44
1996
625.721
262.084
2,39
122,71
117,91
104,07
11,91
-1,01
13,05
1997
634.111
252.142
2,51
124,36
113,44
109,63
1,34
-3,79
5,34
1998
531.353
276.432
1,92
104,21
124,37
83,79
-16,21
9,63
-23,57
1999
421.592
251.145
1,68
82,68
112,99
73,18
-20,66
-9,15
-12,67
2000
570.398
270.907
2,11
111,86
121,88
91,78
35,30
7,87
25,43
2001
670.883
265.239
2,53
131,57
119,33
110,26
17,62
-2,09
20,13
2002
606.811
283.948
2,14
119,00
127,75
93,16
-9,55
7,05
-15,51
2003
533.499
280.390
1,90
104,63
126,15
82,94
-12,08
-1,25
-10,97
2004
601.367
293.146
2,05
117,94
131,89
89,42
12,72
4,55
7,82
2005
586.136
279.284
2,10
114,95
125,65
91,48
-2,53
-4,73
2,31
2006
608.117
271.973
2,24
119,26
122,36
97,47
3,75
-2,62
6,54
2007
571.315
279.577
2,04
112,04
125,78
89,08
-6,05
2,80
-8,61
2008
548.801
252.521
2,17
107,63
113,61
94,74
-3,94
-9,68
6,35
Bron: NBB, Eurostat
100
Prijs 100
63
Tabel 4: Netto verkoopsmarges van de vleesproducerende en -verwerkende sector (in %)
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Volledige integratie
0,18
1,24
-1,17
0,84
1,90
1,21
1,30
0,64
1,18
Integratie aan het begin
1,56
0,53
0,49
1,33
0,20
-0,06
0,26
0,33
0,41
Integratie aan het einde
6,58
5,43
6,10
7,26
5,33
4,55
3,75
4,06
4,99
-0,02
1,53
0,05
0,27
0,31
0,18
1,30
0,77
0,56
Vleesproductie
1,59
1,52
1,13
0,72
1,28
1,21
0,78
1,33
1,07
Vleesverwerking
3,80
4,72
5,49
5,82
5,59
5,29
4,50
4,72
5,18
4,15
4,75
4,58
3,63
Slachthuis
Voedingsnijverheid
2007 Gemidd. 20032007
4,28
Bron: Balanscentrale NBB
64
Tabel 5: Opbouw van de theoretische consumptieprijs van varkensvlees* (index 2002=100)
Aankoopkost deelstuk (*)
Gewicht 2002
2003
2004
2006
99,03 100,62
2007
2008
0,54
100
Arbeid
0,11
100
105,29 108,93 113,98 120,10 128,01 135,51
Verpakkingskost (materiaal)
0,053
100
99,76 102,84 106,69 110,29 114,41 117,76
Huur of aankoop bakken
96,81 102,61
2005
99,34 105,11
0,047
100
101,59 103,72 106,61 108,52 110,49 115,45
Vaste kost (afschrijving, transport, marge)
0,25
100
101,59 103,72 106,61 108,52 110,49 115,45
Berekende consumentenprijs
1
100
99,32 103,65 103,33 105,62 106,61 112,20
100
100,64 102,59 103,82 105,09 107,64 108,77
Reële consumentenprijs
* ervan uitgaand dat de gewichten niet wijzigen Bron: Berekeningen FOD Economie
Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel Ondernemingsnummer: 0314.595.348 http://economie.fgov.be