Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf Boekjaar 2003
35
210
30
180
25
150
20
120
15
90
10
60
5
30
0
0
publicatie n° 2.05 januari 2005
Centrum voor Landbouweconomie
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf Boekjaar 2003
Centrum voor Landbouweconomie publicatie n° 2.05 januari 2005
Als schakel tussen observatie en dienstverlening voert het Centrum voor Landbouweconomie onderzoek uit rond een breed spectrum van onderwerpen. De resultaten worden in verschillende reeksen gepubliceerd. Deze publicatie is een onderdeel van de reeks:
1. Studies en analyses
;
2. Verslagen
3. Informatieve documenten
4. Statistieken
Contactadres: Centrum voor Landbouweconomie Treurenberg 16 4e verdieping 1000 Brussel
Beheer adressenbestand en verzendingen: Martine MULDER 02/553.15.34 e-mail:
[email protected]
Meer informatie over deze publicatie: Dirk VAN LIERDE 02/553.15.05 e-mail:
[email protected]
Vermenigvuldiging of overname van gegevens toegestaan mits duidelijke bronvermelding. Aansprakelijkheidsbeperking Deze publicatie werd door het Vlaams Gewest met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van de informatie in deze publicatie, De gebruiker van deze publicatie ziet af van elke klacht tegen het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van de via deze publicatie beschikbaar gestelde informatie. In geen geval zal het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de via deze publicatie beschikbaar gestelde informatie.
DE RENDABILITEIT van het TUINBOUWBEDRIJF in 2003
INHOUD VOORWOORD
Blz. 1
INLEIDING
2
HOOFDSTUK I. – ENKELE ALGEMENE KENMERKEN
6
1. Algemene kenmerken van de bestudeerde bedrijven 2. Het weder 3. De kosten
6 8 8
HOOFDSTUK II. – DE AANWENDING van de PRODUCTIEFACTOREN
13
HOOFDSTUK III. – ANALYSES van de BEDRIJFSRESULTATEN per PRODUCTIESECTOR
15
1. DE GROENTEBEDRIJVEN
15
1.1. De champignonbedrijven 1.2. De aardbeibedrijven 1.3. De gespecialiseerde glasgroentebedrijven 1.4. De overige glasgroentebedrijven 1.5. De bedrijven met overwegend groenten in open grond
17 19 21 24 26
2. DE SIERTEELTEDRIJVEN
29
2.1. De kasplantenbedrijven 2.2. De azaleabedrijven 2.3. De begoniabedrijven 2.4. De snijbloemenbedrijven 2.5. De overige bloemenbedrijven 2.6. De boomkwekerijbedrijven
29 32 32 35 35 38
3. DE FRUITBEDRIJVEN
40
HOOFDSTUK IV. – EVOLUTIE en SPREIDING van het ARBEIDSINKOMEN van de TUINBOUWBEDRIJVEN
42
HOOFDSTUK V. – HET ONDERNEMERSINKOMEN op de TUINBOUWBEDRIJVEN
46
SAMENVATTING
49
BIJLAGE: I. Het aantal volwaardige arbeidskrachten (V.A.K.) per bedrijf II. Toelichting bij de gegevens van de tabellen 9 tot 23
53 55
LIJST DER TABELLEN
62
LIJST DER FIGUREN
64
VOORWOORD
Het Centrum voor Landbouweconomie (C.L.E.) is een wetenschappelijke instelling van het Ministerie van het Vlaamse Gewest. Door het Centrum werd een systeem van weging uitgewerkt dat toelaat, om op basis van de bedrijfsresultaten van de Vlaamse tuinbouwbedrijven die deel uitmaken van het C.L.E. - boekhoudnet, een schatting te maken van de rendabiliteit van het gemiddeld tuinbouwbedrijf (voor de bedrijven die behoren tot het waarnemingsveld). In voorliggend rapport worden de gewogen bedrijfsresultaten van het Vlaamse tuinbouwbedrijf gepubliceerd, en dit voor het boekjaar 2003. Er wordt opgemerkt dat vanaf 2000 het boekjaar voor alle bedrijfstypes samenvalt met het kalenderjaar.
Dit verslag gaat uit van de Afdeling "Boekhoudkundige en financiële analyses" van het Departement "Micro-economie" van het C.L.E.
Het betreft de bedrijfsresultaten die werden bekomen dankzij de medewerking van de tuinbouwers waarvan de bedrijven werden gekozen om deel uit te maken van het boekhoudkundig informatienet van het C.L.E.
De opgegeven waarden zijn dus zoals reeds werd vermeld, geen gewone rekenkundige gemiddelden van de waargenomen waarden, maar het zijn gemiddelden die berekend werden door een systeem van weging.
Teneinde meer bij de actualiteit aan te sluiten wordt voor elk bedrijfstype op een beknopte wijze de situatie in 2004 geschetst. Deze gegevens zijn niet gebaseerd op boekhoudkundige gegevens, er werd wel gebruik gemaakt van veilinggegevens en andere informatie die over de betrokken sectoren beschikbaar was.
De boekhoudgegevens werden verzameld door de tuinbouwboekhouders van het C.L.E.. De controle van het omvangrijk cijfermateriaal en het opstellen van het verslag werd uitgevoerd door H. GIELIS, hoofddeskundige, onder leiding van ir. N. TARAGOLA, wetenschappelijk attaché en ir. D. VAN LIERDE, wetenschappelijk directeur. Aangezien het tuinbouwboekhoudnet vanaf het boekjaar 2004 werd overgedragen aan de afdeling Monitoring en Studie (AM&S) van de administratie land- en tuinbouw (ALT) is dit het laatste verslag dat door het Centrum voor Landbouweconomie zal worden samengesteld.
2
INLEIDING
De resultaten die in dit verslag worden vermeld zijn afkomstig van 270 tuinbouwboekhoudingen die worden bijgehouden door de Afdeling "Boekhoudkundige en financiële analyses" van het Centrum voor Landbouweconomie, en dit tijdens het boekjaar dat loopt van 1 januari 2003 tot 31 december 2003.
Er dient te worden opgemerkt dat de opgegeven waarden geen gewone rekenkundige gemiddelden zijn van de waargenomen waarden. De gemiddelden in dit rapport worden berekend door een systeem van weging, waarbij de waargenomen waarden worden geëxtrapoleerd naar de verschillende groepen van de betrokken tuinbouwbedrijven in het waarnemingsveld. Om het aantal bedrijven voor elke groep in het waarnemingsveld te bepalen wordt gebruik gemaakt van het classificatieschema voor de tuinbouwbedrijven zoals dit door het C.L.E. werd opgesteld1.
De aandacht wordt er op gevestigd dat als gevolg van het afnemend aantal bedrijven in het boekhoudnet, de resultaten voor sommige bedrijfstypes gebaseerd zijn op een beperkt aantal waarnemingen. Deze gegevens dienen dan ook met de nodige omzichtigheid te worden benaderd.
De set van bruto standaardsaldi (B.S.S.) die gebruikt worden voor de berekening van de bedrijfstypologie is een set van B.S.S. die gebaseerd is op vijfjaarlijkse gemiddelden. Het gebruik van vijfjaarlijkse gemiddelden vangt beter de variaties op van de B.S.S. die veroorzaakt worden door de jaarlijkse schommelingen van de opbrengsten als gevolg van wisselende weersomstandigheden en prijsfluctuaties. Om beter de dynamiek van de tuinbouwsector te volgen wordt de set van B.S.S. om de twee jaar vervangen door een meer recente set van B.S.S. Voor het boekjaar 2001 en 2002 wordt gewerkt met de set van B.S.S. die gecentreerd is op het jaar 1998 (dus een gemiddelde van de gegevens van de boekjaren (1996, 1997, 1998, 1999, 2000). Voor de berekening van de gegevens van het boekjaar 2003, werd gebruik gemaakt van de set B.S.S. gecentreerd op 2000.
1
Een nieuw classificatieschema voor de Belgische tuinbouwbedrijven” D.VAN LIERDE. CLE-Publicaties nr. 7, november 1986
3
Aangezien in dergelijk systeem de opeenvolgende sets van B.S.S. niet alleen verschillen omwille van de wijzigingen die plaatsgrijpen op het bedrijfseconomisch vlak, maar ook omwille van de inflatie wordt de dimensie van de bedrijven niet langer uitgedrukt in euro B.S.S. maar in een nieuwe grootte-eenheid, de standaardgrootte-eenheid of SGE. De standaardgrootte-eenheid (SGE) komt overeen met een bepaalde waarde van B.S.S., deze waarde is verschillend voor elke set van B.S.S. Voor de set van B.S.S. gecentreerd op 1998 werd een standaardgrootte-eenheid of SGE vastgesteld op een B.S.S van 5.305 euro. De SGE voor de set van B.S.S. gecentreerd op 2000 komt overeen met 5.380 euro.
Er wordt aan herinnerd dat het waarnemingsveld alle bedrijven omvat die bij de landbouwtelling van 15 mei van het Nationaal Instituut voor de Statistiek verklaren een beroeps- of gelegenheidsbedrijf te zijn (categorieën 1 tot 3) en waarvan meer dan 2/3 van het totaal bruto standaardsaldo (B.S.S.) afkomstig is van tuinbouwteelten. Alleen de bedrijven waarvan de economische bedrijfsomvang groot genoeg is om beschouwd te kunnen worden als een bedrijf met een echt professioneel karakter worden opgenomen in het waarnemingsveld. Het zijn bedrijven waarvan de bedrijfseconomische dimensie minstens 4 standaardgrootte-eenheden of SGE bedraagt. Om het wegingsysteem te kunnen toepassen, worden de bedrijven van de steekproef en van de referentiepopulatie (dus de bedrijven die behoren tot het waarnemingsveld) verdeeld in 12 bedrijfstypes en 4 klassen van economische bedrijfsomvang (gemeten in B.S.S.). Voor meer informatie over de wijzigingen wordt verwezen naar de CLE-studie nr. A90 “Structuur van de Belgische tuinbouwbedrijven in 1999" (D. VAN LIERDE & N. TARAGOLA).
De bedrijfstypes die werden opgenomen in de steekproef zijn de volgende 2: 1. De champignonbedrijven 2. De aardbeibedrijven 3. De gespecialiseerde glasgroentebedrijven 4. De overige glasgroentebedrijven 5. De bedrijven met overwegend groenten in open grond 6. De kasplantenbedrijven 7. De azaleabedrijven 8. De begoniabedrijven 9. De snijbloemenbedrijven 10. De overige bloemenbedrijven 11. De boomkwekerijen 12. De fruitbedrijven
2
In de classificatie van de tuinbouwbedrijven zijn nog twee andere types voorzien, nl. de bedrijven met overige blijvende teelten en de overige tuinbouwbedrijven. Deze bedrijfstypes zijn niet opgenomen in de steekproef omdat ze enerzijds te weinig in aantal zijn en anderzijds een te gemengd bedrijfstype vormen.
4
De vier klassen van economische bedrijfsomvang die in het schema van het wegingsysteem werden voorzien zijn de volgende: B1: van 4 tot minder dan 11 SGE B2: van 11 tot minder dan 16 SGE B3: van 16 tot minder dan 26 SGE B4: van 26 tot minder dan 100 SGE Tenzij anders vermeld zijn de gegevens die in dit rapport voorkomen voor een bedrijfstype bekomen door weging van de waargenomen (berekende) gemiddelden in de verschillende cellen van dit bedrijfstype (klassen van economische bedrijfsomvang) met het aantal bedrijven die in de referentiepopulatie in deze cellen voorkomen. Indien het gaat over de verhouding tussen twee gegevens (opbrengst per hectare cultuurgrond...), dan betreft het de deling van de gewogen gemiddelde waarde van de teller door de gewogen gemiddelde waarde van de noemer3. Het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht dat in de tabellen met de rendabiliteit wordt opgegeven wordt bekomen door het globale arbeidsinkomen te berekenen voor al de bedrijven van het bestudeerde bedrijfstype en dit vervolgens te delen door het totale aantal volwaardige arbeidskrachten, dat berekend werd voor dit bedrijfstype. De weging beperkt zich niet tot de bedrijfstypes alleen; op basis van de gewogen gemiddelden van de bedrijfstypes worden gewogen gemiddelden voor de gehele tuinbouwsector berekend. Bovendien worden ook voor de groep van de groentebedrijven enerzijds, en voor de groep van de sierteeltbedrijven anderzijds (inclusief boomkwekerij) tabellen met de gegevens van de rendabiliteit opgenomen. Op basis van deze stratificatie, benadert de gewogen gemiddelde bedrijfsomvang van het geheel van de bedrijven van het boekhoudnet steeds zeer dicht de gemiddelde bedrijfsomvang van de bedrijven zoals die voorkomen in de 15 mei-telling; de afwijking tussen deze twee types van gemiddelden is voor sommige bedrijfstypes echter groter. De meest recente gegevens zijn deze van de 15 mei-telling 2000. De gegevens in verband met de rendabiliteit van de verschillende bedrijfstypes worden weergegeven in de tabellen 9 tot 23. De meeste gegevens van deze tabellen worden uitgedrukt per are of hectare cultuurgrond (voor de champignonbedrijven per 100 m² champignons). Hierbij dient te worden opgemerkt dat, afhankelijk van de samenstelling van de steekproef, de verhouding tussen de oppervlakte teelten onder glas en in open grond in de loop der jaren kan veranderen. Hoewel dit weinig invloed heeft op de gemiddelde bedrijfsomvang uitgedrukt in bruto standaardsaldo (B.S.S.), kan dit toch de vergelijking van kosten- en opbrengstgegevens uitgedrukt per oppervlakte-eenheid bemoeilijken (hoe meer open grond er is, hoe lager de opbrengsten en kosten per oppervlakte-eenheid zullen zijn). De gegevens van de tabellen worden in een beknopte commentaar toegelicht. 3
In voornoemd geval gaat men als volgt te werk: men berekent voor elke cel de gemiddelde opbrengst per bedrijf en de gemiddelde oppervlakte cultuurgrond. Men vermenigvuldigt deze gegevens met het aantal bedrijven uit de referentiepopulatie die in de overeenkomstige cellen voorkomen. Men maakt voor dit bedrijfstype de totalen van de vier cellen en vervolgens deelt men de waarde van de opbrengsten door de waarde die men voor de oppervlakte cultuurgrond heeft bekomen (men berekend dus in feite de totale opbrengst van al de bedrijven van de groep in de referentiepopulatie en deelt deze vervolgens door de totale oppervlakte van al deze bedrijven). Dit geeft de gewogen gemiddelde opbrengst per hectare cultuurgrond.
5
Naast de resultaten van 2003 worden ook deze van 2002 en 2001 vermeld. Zodoende kunnen de jongste resultaten vergeleken worden met deze van de twee voorgaande jaren.
De opbrengsten en kosten worden "exclusief B.T.W." geboekt. Bij de beoordeling van de resultaten dient te worden rekening gehouden met de verschillende principes die in de bedrijfseconomische boekhouding werden aangenomen (toegerekende lonen voor eigen arbeid, toegerekende rente op de geïnvesteerde kapitalen, afschrijvingen berekend op vervangingswaarde enz...).
Bij de kritische analyse van de absolute waarden die in dit document worden voorgesteld, mag men niet uit het oog verliezen dat de bestudeerde bedrijven niet willekeurig gekozen werden en dat zij, vanuit het statistisch standpunt, niet op een volmaakte wijze het bestudeerde universum vertegenwoordigen. Nochtans zou het beeld dat deze cijfers geven in verband met de evolutie van de opbrengsten, de kosten en de bedrijfsresultaten, voldoende betrouwbaar moeten zijn.
In bijlage wordt een uitvoerige toelichting bij de gegevens van de tabellen verstrekt. Voor een juiste interpretatie van de cijfers is het noodzakelijk deze toelichting te raadplegen.
6
HOOFDSTUK I. - ENKELE ALGEMENE KENMERKEN
1. Algemene kenmerken van de bestudeerde bedrijven
Bij de keuze van de bestudeerde bedrijven wordt er naar gestreefd representatieve tuinbouwbedrijven te vinden met voor hun bedrijfstype normale productie- en afzetomstandigheden.
Het aantal bedrijven in de steekproef wordt in tabel 1 aangegeven per bedrijfstype en per provincie. In tabel 2 worden de bedrijven in de steekproef per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang gegeven. In tabel 3 worden dezelfde gegevens vermeld voor de tuinbouwbedrijven in de referentiepopulatie volgens de 15 mei-telling van 2000 (inclusief de twee bedrijfstypes die niet in de steekproef vertegenwoordigd zijn)4.
TABEL 1. - Spreiding van de bedrijven in de steekproef per bedrijfstype en per provincie, boekjaar 2003. Bedrijfstype
Antwerpen
Vlaams – West Oost – Brabant Vlaanderen Vlaanderen
Limburg
Totaal
Champignons Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Kasplanten Azalea’s Begonia’s Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit
7 34 1 10
1 1 1 16
6 1 3 1 1
2 15 3 5
6 5 2 1 4
13 15 55 7 36
4 3 2 2 2
1 3 2 13
1 1 2 5
16 19 8 15 5 4 5
4 27
22 19 8 21 14 8 52
totaal
65
38
21
97
49
270
4
Voor meer informatie betreffende de bedrijven in de referentiepopulatie wordt verwezen naar de publicatie : “Structuur van de Belgische tuinbouw in 1999 op basis van de 15 mei-telling van 1999" van D. VAN LIERDE & N. TARAGOLA, CLE-STUDIE Nr A90, december 2000.
7
TABEL 2. - Verdeling van de Vlaamse bedrijven in de steekproef per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang - Boekjaar 2003
Bedrijfstype
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Champignons Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Kasplanten Azalea’s Begonia’s Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit Totaal
Klassen van economische bedrijfsomvang B1
B2
B3
B4
Totaal
4 2 5 2 2 1 4 3 4 3
6 5 1 7 2 4 2 3 1 6
2 3 14 1 10 5 7 4 6 3 11
11 2 36 3 14 13 6 1 8 7 4 32
13 15 55 7 36 22 19 8 21 14 8 52
30
37
66
137
270
TABEL 3. - Verdeling van de Vlaamse bedrijven in het waarnemingsveld per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang - 15 mei 2000
Bedrijfstype
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Champignons Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Kasplanten Azalea’s Begonia’s Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit Overige blijvende teelten Overige bedrijven Totaal
Klassen van economische bedrijfsomvang B1
B2
B3
B4
Totaal
11 149 124 86 284 66 55 33 93 157 158 293 7 69
5 64 136 68 107 45 31 17 53 58 82 159 1 38
15 89 247 56 111 80 85 11 39 65 87 275 4 41
68 91 430 44 63 123 88 8 32 101 197 309 3 61
99 393 937 254 565 324 259 69 217 381 524 1.036 15 209
1.585
864
1.205
1.628
5.282
8
2. Het weder De winterperiode 2003 kende afwisselend fris en zacht weer. Januari kende veel neerslag terwijl februari werd gekenmerkt door veel zonneschijn. De lente begon extreem zacht, met temperaturen die hoger waren dan normaal. De lente bracht meer zonneschijn dan normaal het geval is. De neerslag in de lente was van een normaal niveau. Tijdens de zomer was het opmerkelijk warm met temperaturen die praktisch gans het seizoen hoger waren dan normaal. In augustus was er zelfs sprake van een hittegolf. De hoeveelheid neerslag was normaal in de maand juni; in juli en augustus viel er dan weer te weinig regen. Ook de herfstperiode was zeer zonnig, met een te lage hoeveelheid neerslag tot gevolg. De maand oktober was vrij fris. Het jaar 2003 was een uiterst zonnig jaar, met hoge temperaturen en een vrij normale hoeveelheid neerslag.
3. De kosten De kosten kunnen in vier groepen worden ingedeeld: - de arbeidskosten - de kosten van de duurzame productiemiddelen - de brandstofkosten - de overige kosten Over de eerste drie groepen van kosten kunnen vooraf enkele bemerkingen worden gemaakt die geldig zijn voor al de tuinbouwbedrijven.
A. De arbeidskosten De kosten van de arbeid (zowel de betaalde als de berekende lonen) vormen, op alle types van tuinbouwbedrijven, het belangrijkste bestanddeel van de totale kosten. Het aandeel van de arbeidskosten in de totale kosten ligt tussen 34 pct. bij de bedrijven met overige bloemen en 57 pct. bij de begoniabedrijven. Voor het geheel van de tuinbouwbedrijven bedraagt het aandeel van de arbeidskosten in de totale kosten 38,5 pct. De evolutie van de uurlonen zal dan ook een belangrijke invloed hebben op de totale kosten.
9
In bijgaand staatje worden voor 2001, 2002 en 2003 de uurlonen van een geschoolde arbeider weergegeven. Het zijn deze uurlonen, sociale lasten van werkgever en werknemer inbegrepen, die door het C.L.E. worden aangewend voor de berekening van het loon van de bedrijfsleider en de meewerkende gezinsleden. In 2003 vertonen de uurlonen een stijging, die afhankelijk van het type begrepen is tussen 4 pct. en 5 pct. Voor 2004 zullen de lonen in beperkte mate toenemen.
Uurloon van de geschoolde arbeider:
A B C D
2001 Euro 13,61 13,61 12,12 15,30
2002 Euro 14,05 13,78 12,59 15,52
2003 Euro 14,65 14,53 13,06 16,34
2001=100 108 107 108 107
2002=100 104 105 104 105
A: champignonbedrijven, glasgroentebedrijven, aardbei- en fruitbedrijven B: bloemenbedrijven C: de bedrijven met overwegend groenten in open grond D: boomkwekerijen
B. De kosten van de duurzame productiemiddelen
Als tweede belangrijke kostenbestanddeel zijn de kosten van de duurzame productiemiddelen te vermelden. Zij omvatten de kosten van de grond, gebouwen, glasopstand, installaties, aanplantingen, grondverbeteringen en werktuigen. Hun aandeel ligt tussen 14 pct. bij de champignonbedrijven en 32 pct. bij de fruitbedrijven. Voor het geheel van de tuinbouwbedrijven bedraagt het aandeel van de kosten van de duurzame productiemiddelen 21,4 pct. van de totale kosten. Deze kosten bestaan hoofdzakelijk uit de afschrijvingen en de berekende interesten. De afschrijvingen worden berekend op de vervangingswaarde. De vervangingswaarde van al deze duurzame productiemiddelen wordt bepaald met behulp van de C.L.E.-index van de landbouwconstructies. In 2003 nam de vervangingswaarde met 2 pct. toe. Voor 2004 zal de vervangingswaarde met 2 pct. toenemen. In de bedrijfseconomische boekhouding wordt er van uitgegaan dat de geïnvesteerde kapitalen volledig eigendom zijn van het bedrijf. Als vergoeding voor dit kapitaal wordt er een interest op berekend die in de kosten wordt opgenomen. De interesten worden berekend op het gemiddelde van de inventariswaarde (vervangingswaarde verminderd met de gecumuleerde afschrijving) bij het begin en het einde van het boekjaar.
10
Voor de interestberekening worden volgende percenten toegepast: - grond: 1,5 pct. Er wordt voor de grond een waarde genomen welke voor de streek en het bedrijfstype normaal kan genoemd worden. - grondverbeteringen, gebouwen, glasopstand, installaties, aanplantingen en werktuigen: 5 pct. Voor de bestudeerde bedrijven bedraagt de werkelijk betaalde rente gemiddeld 39,5 pct. van de berekende rente. Dit neemt echter niet weg dat voor recent opgerichte bedrijven, met veel vreemd vermogen, die al hun leningen aan hogere rentevoeten hebben moeten aangaan, de werkelijk te betalen rente groter kan zijn dan de in de boekhouding berekende rente. C. De brandstofkosten Voor de bedrijven met teelten onder glas zijn de brandstofkosten vrij belangrijk. Zo bedragen voor de gespecialiseerde glasgroentebedrijven de brandstofkosten 18 pct. van de totale kosten. Voor het geheel van de tuinbouwbedrijven bedraagt het aandeel van de brandstofkosten 7 pct. van de totale kosten. - Prijzen In volgend staatje worden de gemiddelde prijzen van de stookolie gegeven voor 2001, 2002 en 2003. Het betreft hier de gemiddelde prijzen op jaarbasis (exclusief B.T.W.) die werden berekend op basis van de maximumprijzen van de lichte en extrazware stookolie (met 1 pct. zwavel). Figuur 1. - Evolutie van de prijzen van de lichte en extrazware stookolie (maximumprijzen excl. B.T.W.; excl. taksen) Periode 2001-2003. Prijs van de stookolie (excl. B.T.W.; excl. taksen) Soort brandstof
2001
2002
2003
Euro
Euro
Euro
2001=100
2002=100
Lichte stookolie (euro/100L)
27,53
25,25
26,13
95
103
Extrazware stookolie (euro/100kg)
17,33
18,14
18,84
109
104
Bron: CLE-statistieken
Uit deze gegevens blijkt dat de gemiddelde prijs van lichte stookolie in 2003 met 3 pct. gestegen is t.o.v. 2002. De extrazware stookolie (met een zwavelgehalte van 1 %) is gemiddeld 4 pct. duurder geworden dan in 2002. Figuur 1 geeft het prijsverloop per maand van de lichte en de extrazware stookolie, en dit voor de periode 2001-2004. Het betreft hier de gemiddelde prijzen per maand (exclusief B.T.W.; exclusief taksen), die werden berekend op basis van de maximumprijzen van de lichte en de extrazware stookolie.
11
Figuur 1. – Evolutie van de prijzen van de lichte en extrazware stookolie (maximumprijzen excl. B.T.W.; excl. Taksen) – Periode 2001 - 2004
Zoals blijkt uit figuur 1 zijn de olieprijzen in de periode 2001 – 2003 vrij stabiel. Na een tijdelijke daling vanaf oktober 2001 stijgen de prijzen geleidelijk aan om in oktober 2002 een maximum te bereiken. In april 2003 is er een plotse daling waarna de prijzen terug toenemen. Vooral voor lichte stookolie blijft de prijsstijging toenemen; vanaf mei 2004 is de prijstoename als gevolg van de energiecrisis sterk uitgesproken. Voor extra zware stookolie blijft de prijstoename echter vrij beperkt.
- Verbruik In tabel 5 wordt voor de belangrijkste types van tuinbouwbedrijven het brandstofverbruik per 100 m2 staand glas gegeven (rekenkundige gemiddelden). Voor de champignonbedrijven wordt het brandstofverbruik per 100 m2 teeltoppervlakte van het bedrijf berekend (het product van het aantal cellen vermenigvuldigd met de gemiddelde teeltoppervlakte per cel geeft de teeltoppervlakte van het bedrijf). Het brandstofverbruik wordt uitgedrukt in kilogram extrazware stookolie per 100 m2 staand glas; voor andere brandstoffen dan extrazware stookolie wordt het verbruik dus eerst omgerekend.
12
TABEL 4. - Het gemiddelde brandstofverbruik van de tuinbouwbedrijven in 2001, 2002 en 2003 uitgedrukt in kilogram extrazware stookolie per 100 m2 staand glas (rekenkundige gemiddelden)
Bedrijfstype
2001
2002
2003
Champignons (x) Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Kasplanten Azalea's Begonia's Snijbloemen Overige bloemen
2.476 1.263 2.939 1.259 3.097 691 1.266 2.596 1.865
2.197 1.247 2.845 879 2.761 708 1.120 2.279 1.710
2.066 1.419 2.945 1.092 2.708 776 1.093 2.426 1.621
(x) per 100 m2 teeltoppervlakte
Het brandstofverbruik van de bedrijven van eenzelfde bedrijfstype kan grote verschillen vertonen. In tabel 6 wordt de spreiding van de bedrijven weergegeven in functie van hun brandstofverbruik.
TABEL 5. -
Spreiding van de bedrijven volgens hun brandstofverbruik en per bedrijfstype in 2003 (niet omgerekend naar de populatie), verbruik in kg extrazware stookolie per m² staand glas.
Aantal bedrijven in de steekproef 0-10 kg
10-20 kg
20-30 kg
30-40 kg
> 40 kg
Totaal aantal bedrijven
Champignons (x) Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Kasplanten Azalea’s Begonia's Snijbloemen Overige bloemen
2 3 21 3 3 16 3 5 1
4 6 2 2 6 3 5 5 9
4 2 3 2 6 5 3
1 6 2 2 1
2 23 5 4 -
13 11 55 7 22 19 8 21 14
Totaal
57
42
25
12
34
170
Bedrijfstype
(x) per m² teeltoppervlakte bedrijf
13
HOOFDSTUK II. - De AANWENDING van de PRODUCTIEFACTOREN
In tabel 7 worden de structurele gegevens van de verschillende bedrijfstypes gegeven, wat moet toelaten de gegevens van de tabellen 9 tot 23 beter te interpreteren.
TABEL 6. - Gemiddelde structurele gegevens voor het boekjaar 2003
Bedrijfstype
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Champignons (b) Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Kasplanten Azalea's Begonia's Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit Totaal
Gemiddelde oppervlakte
Glasopper- Aantal V.A.K vlakte per bedrijf (a)
ha
pct.
0,1812 2,8289 1,1286 2,8528 13,1199 0,8344 1,9414 1,9643 0,6336 1,3428 3,3988 13,5287 5,5335
9,88 89,40 20,07 0,22 58,21 51,31 11,35 79,38 41,68 0,96 0,00 6,96
Oppervlakte per V.A.K.
Gewerkte uren per ha
ha 5,41 3,11 3,24 2,95 2,37 2,56 2,66 1,76 1,99 2,78 2,42 2,90 2,82
0,0335 0,9108 0,3488 0,9685 5,5265 0,3264 0,7309 1,1190 0,3187 0,4837 1,4054 4,6630 1,9649
84.832 2.973 7.758 2.777 512 8.827 3.676 2.539 9.326 5.641 1.845 585 1.392
(a) Voor het begrip V.A.K., zie bijlage I. (b) De vermelde oppervlakte is de teeltoppervlakte van het bedrijf.
In tabel 8 wordt het kapitaal (exclusief grond en omlopend kapitaal) van de bestudeerde bedrijven onderverdeeld in zijn bestanddelen. Het gaat hier niet om de oorspronkelijke aankoopprijzen van de werktuigen, glasopstand, vaste installaties, bedrijfsgebouwen enz..., maar wel om hun vervangingswaarde aan prijzen geldig voor het betrokken boekjaar. Verder dient te worden opgemerkt dat de vervangingswaarde zoals die wordt gegeven in tabel 8 geen rekening houdt met de ouderdom van de werktuigen, glasopstand, vaste installaties, bedrijfsgebouwen enz..., deze zijn doorgaans al een zeker aantal jaren in gebruik en bijgevolg gedeeltelijk afgeschreven. Om een idee te geven over de ouderdom van de betrokken goederen wordt in tabel 8 de verhouding gegeven tussen de boekwaarde en de vervangingswaarde van de duurzame productiemiddelen. Teneinde de kapitaalomvang van de verschillende bedrijfstypes beter te kunnen vergelijken wordt ook de vervangingswaarde van het kapitaal (exclusief grond en omlopend kapitaal) per volwaardige arbeidskracht gegeven.
14 TABEL 7. - Samenstelling van het kapitaal (a), boekjaar 2003, vervangingswaarde per 100 m² cultuurgrond.
Bedrijfstype
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Champignons (d) Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Kasplanten Azalea's Begonia's Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit Gemiddeld tuinbouwbedrijf
Werktuigen
Bedrijfs Glasopstand gebouwen en/of installaties
Beplanting + steunmateriaal
Grond verbeteringen
Plantopstand
Totaal (b)
Boekwaarde in pct. vervangingswaarde (c)
Kapitaal per V.A.K. (a)
Euro
Euro
Euro
Euro
Euro
Euro
Euro
Pct.
Euro
8.161 223 1.078 448 130 1.124 920 480 1.083 764 324 136
24.943 225 688 222 93 788 296 75 873 447 252 201
15.610 898 5.705 1.470 43 6.816 3.239 884 8.775 3.885 172 2
37 7 12 18 1 13 4 1 589 12 1 136
162 15 88 25 4 80 61 20 69 49 55 5
1.108 515 1 6 106 367 1
48.913 1.368 7.571 2.184 272 9.930 5.036 1.461 11.395 5.263 1.171 481
19,3 27,3 30,9 15,8 34,2 21,0 26,3 33,6 23,2 26,6 47,0 38,2
163.741 124.576 264.118 211.477 150.081 324.094 368.041 163.468 363.150 254.544 164.597 224.408
239
224
556
74
15
46
1.155
30,4
226.949
(a) Exclusief grond en omlopend kapitaal. (b) Het kapitaal vee is in het totaal begrepen. (c) Boekwaarde en vervangingswaarde van de duurzame productiemiddelen (exclusief grond). (d) Per 100 m² teeltoppervlakte van het bedrijf.
15
HOOFDSTUK III. - ANALYSES van de BEDRIJFSRESULTATEN per PRODUCTIESECTOR
1. DE GROENTEBEDRIJVEN
Zoals uit de gegevens van tabel 9 blijkt, is het gewogen gemiddelde arbeidsinkomen per arbeidseenheid op de groentebedrijven in 2003 met 20 pct. toegenomen t.o.v. 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 32.094 euro, tegen 26.749 euro in 2002. Per 1.000 euro kosten worden 1.011 euro opbrengsten behaald tegen 950 euro tijdens het vorige boekjaar. In de tabellen 10 tot 14 worden de gegevens in verband met de rendabiliteit van de verschillende types van groentebedrijven vermeld. Om een idee te krijgen van de bijdrage van elk bedrijfstype tot het gemiddeld groentebedrijf wordt verwezen naar tabel 3, die de verdeling van de bedrijven in het waarnemingsveld per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang geeft.
*
* *
Er wordt verwacht dat de rendabiliteit van de groentebedrijven beduidend slechter zal zijn dan in 2003. Vooral de rendabiliteit van de glasgroenteteelt, na een goed 2003, zou terugvallen.
16
Tabel 8. - Rendabiliteit van de groentebedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
133 73 8 30
135 73 9 31
131 72 9 31
Totaal bewerkingskosten
244
248
243
12 26 67 49 13
12 27 54 48 14
12 26 60 48 12
167
155
158
76 22 12 20
80 22 12 21
77 23 15 21
130
135
136
541
538
537
25 Teelten onder glas 30 Teelten in open lucht 42 Overige
379 136 3
367 139 5
405 119 6
43 TOTALE OPBRENGSTEN
518
511
543
-23 -27 183 181 25675 26749 957 950
6 209 32094 1011
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
5 6 7 8 12
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen Totaal grondstoffen
13 14 15 17
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten Totaal
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
44 45 46 47
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
17
1.1. De champignonbedrijven ----------------------------------
In tabel 10 worden de belangrijkste resultaten van de champignonbedrijven weergegeven. Het jaar 2003 wordt gekenmerkt door een iets beter prijsverloop voor de champignons dan in 2002.
De gewogen gemiddelde prijs van de champignons die op de bedrijven van het boekhoudnet werden verkocht bedraagt 1,35 euro/kg, dit is 3 pct. hoger dan in 2002. Het betreft hier een gewogen prijs van alle verkochte champignons zonder onderscheid tussen champignons voor verse consumptie en champignons voor de verwerkingsindustrie, een verschuiving naar meer champignons voor de verse consumptie zal de gemiddelde prijs doen stijgen en omgekeerd. De gemiddelde kostprijs stijgt tot 1,47 euro/kg, tegen 1,39 euro/kg in 2002, dit is een toename van 6 pct. De kilogramopbrengst per 100 m² champignons daalt met 6 pct. Dit alles heeft ertoe geleid dat het arbeidsinkomen per arbeidskracht met 15 pct. is afgenomen en 23.382 euro bedraagt. Per 1.000 euro kosten worden 922 euro opbrengsten behaald tegen 945 euro in 2002.
*
* *
In vergelijking met 2003 is de prijsvorming van de champignons in 2004 minder goed. Op basis van het prijspeil op de tuinbouwveilingen kan een prijsdaling van 10 pct. worden vooropgesteld. Enkel in de periode van maart tot juni kunnen de prijzen gelijke tred houden met deze die in dezelfde periode van 2003 werden behaald. Men mag dan ook aannemen dat de rendabiliteit van de champignonbedrijven minder goed zal zijn dan in 2003.
18
Tabel 9. - Rendabiliteit van de champignonbedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
497 813 127 167
512 836 127 152
569 807 110 170
Totaal bewerkingskosten
1604
1627
1656
Bestrijdingsmiddelen Brandstoffen Kompost Broed Dekaarde Overige materialen
56 108 1233 16 169 28
51 77 1183 5 172 27
47 78 1207 5 162 24
Totaal grondstoffen
1610
1515
1523
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
399 91 42 162
383 87 41 173
354 109 42 169
Totaal
694
684
674
3908
3826
3853
21 Champignons 42 Overige
3784 115
3512 103
3423 129
43 TOTALE OPBRENGSTEN
3899
3615
3552
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
5 7 9 10 11 12
13 14 15 17
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
44 45 46 47 48 49
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten Gemiddelde verkoopprijs (€/kg) Gemiddelde kostprijs (€/kg)
-9 -211 -301 1301 1137 1075 28489 24598 23382 998 945 922 1,32 1,31 1,35 1,32 1,39 1,47
19
1.2. De aardbeibedrijven ---------------------------Op deze bedrijven staat de teelt van aardbeien centraal. Men vindt er zowel aardbeien onder glas, onder grote of kleine plastiekkappen als in open grond. In open grond worden benevens aardbeien ook augurken, prei, sla, spruiten en andere groenten geteeld. Het bedrijfsresultaat zal op deze bedrijven vooral afhangen van de geldopbrengsten van de aardbeien. Er dient rekening te worden mee gehouden dat in het boekhoudnet de teelt van aardbeien in open lucht waarschijnlijk onvoldoende vertegenwoordigd is omdat de grote bedrijven met teelt in open lucht ontbreken. Voor de aardbeienteelt was 2003 een goed jaar. Zowel de glasaardbeien als de aardbeien onder plastiek en in open lucht kenden in 2003 een vlotte afzet met goede prijsvorming. Vooral voor de aardbeien in open lucht, als voor de verlate teelt waren de geldopbrengsten beduidend hoger dan in 2002. Omwille van het mooie zomerweer werd het een vroeg en kort seizoen voor de openluchtaardbeien, de prijzen waren zeer goed. Als gevolg van de hogere opbrengsten van de teelt van aardbeien nemen de geldopbrengsten per hectare met 6 pct. toe; de kosten dalen met 2 pct.. Als gevolg hiervan neemt de rendabiliteit van deze bedrijven in belangrijke mate toe. Per 1.000 euro kosten worden 1.014 euro opbrengsten behaald, in 2002 was dit slechts 939 euro. Het arbeidsinkomen per V.A.K. neemt met 17 pct. toe, en bedraagt 29.419 euro.
*
* *
Het glasaardbeienseizoen kent een vroege start met betere prijzen dan in 2003. Vanaf de maand mei zet zich een prijsdaling in waarbij de prijzen voor de rest van het aardbeienseizoen ver beneden het peil van 2003 zakken. De aanvoeren zijn groter dan in 2003, maar deze toename is onvoldoende om de prijsdalingen te compenseren. Er wordt dan ook verwacht dat de rendabiliteit van de aardbeibedrijven minder goed zal zijn dan in 2003.
20
Tabel 10. - Rendabiliteit van de aardbeibedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
Kosten (in € per hectare) 1 2 3 4
5 6 7 8 12
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
18934 20848 19320 10335 12042 12061 240 380 242 3143 3076 3119
Totaal bewerkingskosten
32652 36346 34742
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen Totaal grondstoffen
13 14 15 17
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten Totaal
18 TOTALE KOSTEN
1479 957 3931 7486 2686
1340 1038 2798 6311 2385
1403 1226 3497 6839 1673
16539 13872 14638
7642 3325 1371 1971
8221 3315 1435 2055
7778 3617 1510 1797
14309 15026 14702 63500 65244 64082
Opbrengsten (in € per hectare)
26 28 30 42
Teelten onder glas Fruit Groenten in open lucht Overige
30950 32364 28717 602 99 24 22513 24969 30907 2890 3808 5352
43 TOTALE OPBRENGSTEN
56955 61240 65000
44 45 46 47
-6545 -4004 918 22724 28886 32299 19482 25168 29419 897 939 1014
Winst of verlies (in € per hectare) Arbeidsinkomen (in € per hectare) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
21
1.3. De gespecialiseerde glasgroentebedrijven ------------------------------------------------------In vergelijking met 2002 hebben de gespecialiseerde glasgroentebedrijven beduidend betere resultaten geboekt. Het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht nam met 49 pct. toe en bedraagt 41.952 euro tegen 28.165 euro in 2002. Drukt men de kosten en opbrengsten uit per 100 m² glas dan kan men vaststellen dat de kosten met 13 pct. zijn gestegen, de brandstofkosten zijn met 24 pct. gestegen. De opbrengsten per 100 m² glas zijn met 28 pct. gestegen. Per 1.000 euro kosten werden 1.086 euro opbrengsten behaald, tegen 956 euro in 2002.
In de maanden maart en april liggen de prijzen van de tomaten op een lager peil dan in dezelfde periode van 2002. In de maanden mei en juni zijn de prijzen beduidend beter dan in 2002, maar in juli zakken de prijzen tot beneden de prijzen van juli 2002. Vanaf augustus herstelt de markt zich echter en zijn de prijzen beter dan in dezelfde periode van 2002. Tijdens de laatste maand van het jaar zijn de prijzen weer lager dan in 2002. De geoogste hoeveelheden zijn hoger dan in 2002. De gemiddelde prijs van de tomaten ligt hoger dan deze van 2002. De resultaten van de tomatenteelt waren dan ook beter dan deze die in 2002 werden bekomen.
Tijdens de eerste twee maanden van 2003 liggen de prijzen van de kropsla op een lager peil dan de hoge prijzen die in 2002 werden behaald. In maart en april zijn de prijzen echter veel beter dan in 2002, toen het prijspeil laag was. Het seizoen van de herfstkropsla zet in september in met matige prijzen. Later trekken de prijzen echter aan om in november en december op een hoog peil te liggen. De geldopbrengsten van de lentekropsla en de herfstkropsla zijn beduidend beter dan in 2002; voor de winterkropsla is dit niet het geval.
Voor komkommers en paprika zijn de prijzen veel beter dan in 2002.
*
* *
Bij de start van het tomatenseizoen 2004 ligt de prijs hoger dan in 2003. Vanaf de maand april dalen de prijzen tot ver beneden het peil van 2003. In juni en juli liggen de prijzen 40 pct. lager dan in dezelfde maanden van 2003. In augustus en september bedraagt de prijs van de tomaten slechts 40 pct. van deze in 2003. Naar het einde van het jaar toe trekken de prijzen weer aan. Er wordt verwacht dat op jaarbasis de gemiddelde prijs van de tomaten ongeveer één derde lager zal zijn dan in 2003.
22
Voor de teelt van kropsla is de prijs in januari nog behoorlijk. Vanaf de maand februari dalen de prijzen sterk. Tijdens de periode februari – april bedraagt de gemiddelde prijs minder dan de helft van deze in dezelfde periode van 2003. Voor de lentekropsla zal de geldopbrengst dan ook beduidend lager liggen dan in 2003.
Het seizoen van de herfstkropsla zet in september in met matige prijzen. In oktober en november liggen de prijzen echter beduidend hoger dan in 2003. Voor herfstkropsla zou 2004 beter uitvallen dan 2003. Voor de bedrijven met jaarrondteelt van sla zal 2004 echter slechter zijn dan 2003.
Voor komkommers ligt de gemiddelde jaarprijs 10 pct. onder het peil van 2003, voor paprika is dit 16 pct.
Er wordt verwacht dat de geldopbrengsten van de glasgroentebedrijven beduidend kleiner zullen zijn dan in 2003. De gemiddelde rendabiliteit van de bedrijven zal veel lager liggen dan de goede resultaten die in 2003 werden geboekt. Vooral de bedrijven met tomatenteelten zullen minder goede resultaten boeken.
23
Tabel 11. - Rendabiliteit van de gespecialiseerde glasgroentebedrijven
BOEJAREN 2001
2002
2003
514 365 25 108
525 345 31 117
572 384 38 135
1012
1018
1129
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen
53 72 527 231 64
55 75 421 221 65
58 86 520 235 74
Totaal grondstoffen
947
837
973
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
422 107 54 108
430 102 52 108
464 127 58 118
Totaal
691
692
767
2650
2547
2869
1490 195 486 384 28 4
1558 175 376 297 26 3
2039 227 433 364 26 26
2587
2435
3115
-63 816 27809 976
-112 758 28165 956
246 1202 41952 1086
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten Totaal bewerkingskosten
5 6 7 8 12
13 14 15 17
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
22 23 24 25 30 42
Tomaten Komkommers Kropsla Andere groenten onder glas Groenten in open lucht Overige
43 TOTALE OPBRENGSTEN
44 45 46 47
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
24
1.4. De overige glasgroentebedrijven -------------------------------------------
De rendabiliteit van de overige glasgroentebedrijven was beter dan deze in 2002. Op deze bedrijven zijn voor de glasteelten vooral de licht verwarmde en de koude teelt van tomaten en de verschillende slateelten belangrijk. De geldopbrengsten van de tomatenteelten waren merkelijk beter dan deze van 2002. De prijzen van de serrekropsla op deze bedrijven liggen in 2003 boven het peil van 2002. Voor de kropsla in open lucht liggen de prijzen hoger dan in 2002, maar de aanvoer is beduidend lager. Voor de klassieke wintergroenten (kolen, prei, spruiten) vielen over het algemeen de prijzen goed mee.
Het arbeidsinkomen per V.A.K. neemt met 17 pct. toe en bedraagt 26.276 euro tegen 22.363 euro tijdens het voorgaande boekjaar. Per 1.000 euro kosten worden 916 euro opbrengsten behaald; het vorige boekjaar was dit 843 euro. Er dient wel te worden opgemerkt dat voor dit bedrijfstype het aantal bedrijven in het boekhoudnet zeer klein is geworden.
*
* *
De prijzen van de lentekropsla zullen in 2004 slechter zijn dan in 2003; voor herfstkropsla kunnen betere resultaten worden geboekt. Voor de tomatenteelt stonden de prijzen onder zeer grote druk zodat de geldopbrengsten veel lager zullen zijn dan in 2003. Voor openluchtsla zijn de prijzen slecht. Voor de klassieke wintergroenten (kolen, prei en spruiten) is het nog te vroeg om duidelijk tendensen waar te nemen, het lijkt er echter op dat ook voor deze groenten de prijsvorming zal tegenvallen. Er wordt verwacht dat de rendabiliteit van de overige glasgroentebedrijven sterk zal tegenvallen in 2004.
25
Tabel 12. - Rendabiliteit van de overige glasgroentebedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
229 59 11 38
201 56 10 36
260 74 9 45
Totaal bewerkingskosten
337
303
388
19 19 61 54 13
20 20 38 47 11
24 20 60 68 11
166
136
183
89 22 10 20
83 22 10 20
101 32 13 24
141
135
170
644
574
741
26 Teelten onder glas 27 Teelten in open lucht 42 Overige
364 173 5
318 164 2
508 170 1
43 TOTALE OPBRENGSTEN
542
484
679
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
5 6 7 8 12
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen Totaal grondstoffen
13 14 15 17
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten Totaal
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
44 45 46 47
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
-102 -90 -62 186 167 272 21625 22363 26276 842 843 916
26
1.5. De bedrijven met overwegend groenten in open grond -------------------------------------------------------------------------Op ongeveer de helft van deze bedrijven is de witloofteelt de belangrijkste teelt. Op deze bedrijven wordt de teelt van witloof aangevuld met landbouwgewassen, en soms ook met andere tuinbouwteelten. De bedrijven met overwegend groenten in open grond, die geen witloof in het teeltplan hebben opgenomen en die de andere helft van het totale aantal bedrijven uitmaken, beperken zich meestal uitsluitend tot tuinbouwteelten. Op deze bedrijven is vooral de teelt van bloemkolen, prei, kropsla en aardbeien van belang5.
De tuinbouwteelten leveren samen 94 pct. van de totale geldopbrengsten van deze bedrijven.
Vanaf 2000 wordt voor dit bedrijfstype het boekjaar gelijk gesteld aan het kalenderjaar. Tijdens de voorgaande jaren liep het boekjaar op deze bedrijven van 1 mei tot 30 april. Het belangrijkste gevolg hiervan is dat voor de witloofteelt niet meer met de opbrengsten per forcerieseizoen wordt gewerkt. De opbrengsten voor het witloof worden nu verrekend als de opbrengsten tijdens het kalenderjaar. Dit heeft als gevolg dat in de opbrengsten zowel witloof wordt verrekend dat werd geforceerd van wortelen van de oogst van het voorgaande jaar, als van wortelen die tijdens dit boekjaar werden geteeld. Deze wijziging bracht met zich mee dat de witloofwortelteelt als een aparte teelt dient beschouwd te worden, waarbij de geproduceerde witloofwortelen een waarde krijgen die een kost wordt voor de witloofforcerie. De opbrengsten zullen dus toenemen met de waarde van de geproduceerde wortelen en de kosten van zaad- en plantgoed zullen eveneens toenemen. Vanaf het boekjaar 2000 is het dan ook onmogelijk geworden om de opbrengsten van de witloofforcerie uit te drukken per hectare witloofwortelen.
In vergelijking met het kalenderjaar 2002 is de gemiddelde prijs van het witloof sterk gedaald. De middenprijs daalt met meer dan 20 pct.. Gedurende het ganse jaar blijft de prijs op een laag niveau. De rendabiliteit van de bedrijven met witloof in het teeltplan vallen dan ook sterk tegen.
De resultaten van de bedrijven met overwegend groenten in open grond die geen witloof in het teeltplan hebben opgenomen, zijn ook beduidend slechter dan deze die tijdens het voorgaande boekjaar werden behaald. De resultaten van de bloemkoolteelt werden negatief beïnvloed door het weer. Ook voor de klassieke wintergroenten (kolen, spruiten en prei) vallen de prijzen voor het teeltseizoen 2003 tegen.
5
De extensieve groenteteelt en de teelt van industriegroenten komt niet voor op dit type van tuinbouwbedrijven. In de bedrijfstypologie worden deze extensieve teelten tot de landbouwteelten gerekend.
27
De rendabiliteit van de bedrijven met overwegend groenten in open grond is beduidend slechter dan in 2002, het arbeidsinkomen per V.A.K. daalt met 29 pct. en bedraagt 19.692 euro tegen 27.809 euro. Per 1.000 euro kosten worden 874 euro opbrengsten behaald, tegen 985 euro in 2002.
*
* *
Voor het kalenderjaar 2004 is de prijs van witloof beter dan in 2003; gemiddeld was het witloof 10 pct. duurder dan in 2003. Met uitzondering van de maanden februari, augustus en september zijn de prijzen hoger dan tijdens het voorgaande jaar. Toch blijft de gemiddelde prijs beneden 1 euro, wat onvoldoende is om de kosten te dekken. De bloemkolen behaalden in mei en juni betere prijzen dan in 2003, maar tijdens de andere maanden was de prijs lager dan in dezelfde maanden van het voorgaande jaar. Voor de kropsla uit open grond was de prijsvorming zeer slecht; de gemiddelde prijs bedraagt slechts één derde van deze in 2003. Voor de klassieke wintergroenten (kolen, prei en spruiten) is het momenteel nog te vroeg om duidelijke tendensen waar te nemen; het lijkt er momenteel echter op dat voor deze groenten de prijsvorming zal tegenvallen.
Zoals de situatie momenteel is lijkt het er op dat de rendabiliteit van de bedrijven met overwegend groenten in open grond die witloof in het teeltplan hebben beter zal zijn dan in 2003. Op de overige groentebedrijven zal de rendabiliteit minder goed zijn.
28
Tabel 13. - Rendabiliteit van de bedrijven met overwegend groenten in open grond
BOEKJAREN 2001
2002
2003
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
4868 1338 438 1421
4667 1119 439 1450
4143 1061 501 1291
Totaal bewerkingskosten
8065
7675
6996
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen
383 300 84 1708 88
390 336 51 1871 74
375 297 57 1747 46
Totaal grondstoffen
2563
2722
2522
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
1581 557 460 457
1771 539 465 520
1702 430 838 507
Totaal
3055
3295
3477
13683
13692
12995
32 Tuinbouwteelten 33 Landbouwteelten 42 Overige
12754 613 151
12863 454 167
10672 523 161
43 TOTALE OPBRENGSTEN
13518
13484
11356
44 45 46 47
-165 6041 27041 988
-208 5578 27809 985
-1639 3565 19692 874
Kosten (in € per hectare) 1 2 3 4
5 6 7 8 12
13 14 15 17
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per hectare)
Winst of verlies (in € per ha) Arbeidsinkomen (in € per ha) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
29
SIERTEELTBEDRIJVEN Zoals uit de gegevens van tabel 15 blijkt is het gewogen gemiddelde arbeidsinkomen per arbeidseenheid op de sierteeltbedrijven in 2003 lager dan dit van 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 25.773 euro tegen 27.853 euro in 2002, dit is een afname van 7 pct. Per 1.000 euro kosten worden 898 euro opbrengsten behaald tegen 932 euro tijdens het vorige boekjaar. In de tabellen 16 tot 21 worden de gegevens in verband met de rendabiliteit van de verschillende types van sierteeltbedrijven vermeld. Om een idee te krijgen van de bijdrage van elk bedrijfstype tot het gemiddelde sierteeltbedrijf wordt verwezen naar tabel 3, die de verdeling van de bedrijven in het waarnemingsveld per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang geeft.
*
* *
Voor 2004 wordt verwacht dat de rendabiliteit in de sierteeltsector minder goed zal zijn dan in 2003. Voor de begoniabedrijven worden betere resultaten verwacht dan in 2003.
2.1. De kasplantenbedrijven -------------------------------In tabel 16 worden de belangrijkste resultaten van de kasplantenbedrijven gegeven. De afzet van kasplanten kende een eerder kalm verloop tijdens het voorjaar van 2003. De marktsituatie was vrij gunstig. Ook tijdens de rest van het seizoen blijft de markt positief gestemd. Opmerkelijk is dat de prijsvorming voor groene planten beter is dan voor de bloeiende kasplanten. Afhankelijk van het sortiment kunnen dan ook grote verschillen optreden. Uitgedrukt per 100 m² glas dalen de kosten met 3 pct. De opbrengsten nemen met 4 pct. af. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 35.105 euro, dit is een toename met 3 pct. Per 1.000 euro kosten worden 973 euro opbrengsten behaald, in 2002 was dit 990 euro. Tussen de bedrijven onderling kunnen, afhankelijk van het geteelde plantensortiment, grote verschillen bestaan. Dit komt duidelijk tot uiting in tabel 25.
*
* *
De afzet van kasplanten verloopt kalm. Voor de groene kasplanten valt de prijsvorming echter tegen. Er wordt verwacht dat de kasplantenbedrijven minder goede resultaten zullen behalen dan in 2003. Afhankelijk van het sortiment kunnen grote verschillen optreden.
30
Tabel 14. - Rendabiliteit van de sierteeltbedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
238 103 15 61
282 98 15 66
338 129 20 85
Totaal bewerkingskosten
417
461
572
11 10 65 99 71
14 12 69 135 79
16 14 87 166 107
Totaal grondstoffen
256
309
390
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
120 27 70 34
150 38 34 40
179 45 46 50
Totaal
251
262
320
924
1032
1282
26 Teelten onder glas 27 Teelten in open lucht 42 Overige
554 296 7
685 267 10
773 371 7
43 TOTALE OPBRENGSTEN
857
962
1151
-67 -70 274 310 25916 27853 927 932
-131 336 25773 898
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
5 6 7 8 12
13 14 15 17
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
44 45 46 47
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
31
Tabel 15. - Rendabiliteit van de kasplantenbedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
626 506 95 145
675 528 106 163
636 536 98 165
1372
1472
1435
30 30 331 373 323
30 26 310 618 311
28 25 308 582 333
1087
1295
1276
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
406 146 201 119
440 175 129 130
424 152 128 125
Totaal
872
874
829
3331
3641
3540
35 Potplanten 41 Overige tuinbouwteelten 42 Overige
2600 661 28
2487 1101 17
2281 1136 27
43 TOTALE OPBRENGSTEN
3289
3605
3444
-42 -36 1090 1167 31837 34078 987 990
-96 1076 35105 973
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten Totaal bewerkingskosten
5 6 7 8 12
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen Totaal grondstoffen
13 14 15 17
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
44 45 46 47
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
32
2.2. De azaleabedrijven -------------------------Aanvankelijk was de prijsvorming van het seizoen 2003 vrij goed. Naarmate het aanbod groter wordt dalen de prijzen. Er wordt vastgesteld dat het aanbod groter is dan de vraag, met negatieve gevolgen voor de afzet. De gemiddelde prijs voor het seizoen 2003 is dan ook beduidend lager dan in het afzetseizoen 2002.
In vergelijking met 2002 dalen de opbrengsten per are cultuurgrond met 6 pct., de kosten stijgen met 4 pct. In vergelijking met het voorgaande boekjaar daalt het arbeidsinkomen per V.A.K. met 23 pct. en bedraagt 24.892 euro. Per 1.000 euro kosten worden er 896 euro opbrengsten behaald, in 2002 was dit 993 euro.
*
* *
Voor de azaleateelt kent het teeltseizoen 2004 een vrij kalm verloop. Er wordt verwacht dat de prijzen beter zullen zijn dan voor het teeltseizoen 2003 (2004). Toch is er nog geen sprake van een duurzaam herstel. De rendabiliteit van de azaleateelt zou in 2004 vergelijkbaar zijn met deze van 2003.
2.3. De begoniabedrijven ---------------------------Als gevolg van de warme zomer valt de oogst en de knolmaat kleiner uit dan normaal. Dit heeft ertoe geleid dat de vraag naar bepaalde knolmaten groter was dan de oogst. De prijsvorming van de begoniaknollen verliep vrij vlot. Op de begoniabedrijven viel een daling van de rendabiliteit vast te stellen. Het arbeidsinkomen per V.A.K. neemt met 8 pct. af en bedraagt 12.354 euro. De opbrengsten per 1.000 euro kosten bedragen 618 euro tegen 636 euro tijdens het voorgaande seizoen.
*
* *
De teelt van begoniaknollen verliep zonder grote problemen. Na de tegenvallende oogst van 2003 zal de oogst van 2004 op een normaal peil liggen. De prijsvorming van de begoniaknollen is vergelijkbaar met deze van het voorgaande seizoen. De rendabiliteit van de begoniabedrijven zou dan ook kunnen verbeteren.
33
Tabel 16. - Rendabiliteit van de azaleabedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
328 123 13 110
322 105 12 116
345 123 14 114
Totaal bewerkingskosten
574
555
596
22 14 93 15 92
22 16 85 12 89
22 17 94 10 86
Totaal grondstoffen
236
224
229
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
250 37 42 41
258 42 41 45
254 42 44 51
Totaal
370
386
391
1180
1165
1216
36 Azalea's 41 Overige tuinbouwteelten 42 Overige
1098 42 3
1085 71 1
991 94 4
43 TOTALE OPBRENGSTEN
1143
1157
1089
-37 -8 414 419 30787 32334 969 993
-127 341 24892 896
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
5 6 7 8 12
13 14 15 17
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
44 45 46 47
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
34
Tabel 17. - Rendabiliteit van de begoniabedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
335 19 2 37
315 19 1 42
323 22 4 43
Totaal bewerkingskosten
393
377
392
25 10 42 15 16
22 9 30 15 14
28 11 33 13 19
108
90
104
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
72 1 10 15
83 1 9 17
89 2 9 18
Totaal
98
110
118
599
577
615
37 Begonia's 41 Overige tuinbouwteelten 42 Overige
326 45 0
311 52 4
316 58 7
43 TOTALE OPBRENGSTEN
371
367
380
-228 -210 126 124 13005 13409 619 636
-235 110 12354 618
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
5 6 7 8 12
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen Totaal grondstoffen
13 14 15 17
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
44 45 46 47
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
35
2.4. De snijbloemenbedrijven ----------------------------------
In 2003 bleef de prijsvorming van de snijbloemen beneden de verwachtingen. Er vallen grote verschillen vast te stellen afhankelijk van het snijbloemenassortiment.
De rendabiliteit van de snijbloemenbedrijven is slechter dan tijdens het voorgaande boekjaar. De kosten per are stijgen met 2 pct., de opbrengsten dalen met 1 pct.. Het arbeidsinkomen per V.A.K. daalt met 12 pct. en bedraagt 17.350 euro tegen 19.782 euro in 2002. Per 1.000 euro kosten worden 806 euro opbrengsten behaald, tegenover 831 euro in 2002. Er dient te worden opgemerkt dat de evolutie van de rendabiliteit van bedrijf tot bedrijf sterk kan variëren. *
* *
Ook in 2004 blijft de prijsvorming van de snijbloemen beneden de verwachtingen. Voor de meeste bloemensoorten is de prijs lager dan in 2003. Er wordt dan ook verwacht dat de rendabiliteit van de snijbloemenbedrijven minder goed zal zijn dan in 2003.
2.5. De overige bloemenbedrijven ---------------------------------------Deze bedrijven leggen zich vooral toe op de teelt van perkplanten en allerhande plantgoed; deze leveren 66 pct. van de totale geldopbrengsten van het bedrijf. Als meest geteelde perkplanten kunnen worden vermeld: Bellis, Calceolaria, Dahlia, Impatiens, Lobelia, Pelargonium, Petunia, Primula, Salvia, Tagetes en Viola. Naast de perkplanten komen ook andere teelten voor: potchrysanten, Cyclamen, Poinsettia's en andere potplanten, snijbloemen, boomkwekerij.
In tabel 20 worden de belangrijkste resultaten van de overige bloemenbedrijven weergegeven. De rendabiliteit van de overige bloemenbedrijven is minder goed dan in 2002; per 1.000 euro kosten worden 906 euro opbrengsten behaald, tegenover 986 euro in 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. neemt met 22 pct. af en bedraagt 23.930 euro tegen 30.628 euro in 2002. *
* *
Voor de perkplanten verliep de afzet in 2004 vrij zwak. Vooral de teelt van potchrysanten kende een lage rendabiliteit. Er wordt dan ook verwacht dat de rendabiliteit van de overige bloemenbedrijven minder goed zal zijn dan in 2003.
36
Tabel 18. - Rendabiliteit van de snijbloemenbedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
884 213 22 119
967 233 28 146
946 233 25 147
1238
1374
1351
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen
59 41 398 229 26
73 46 359 266 18
69 42 427 273 19
Totaal grondstoffen
753
762
830
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
559 148 39 212
632 172 41 219
654 177 42 218
Totaal
958
1064
1091
2949
3200
3272
39 Snijbloemen 41 Overige tuinbouwteelten 42 Overige
2272 77 12
2484 42 133
2526 81 31
43 TOTALE OPBRENGSTEN
2361
2659
2638
-588 -541 509 659 16002 19782 801 831
-634 545 17350 806
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten Totaal bewerkingskosten
5 6 7 8 12
13 14 15 17
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
44 45 46 47
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
37
Tabel 19. - Rendabiliteit van de overige bloemenbedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
463 195 22 122
426 140 17 95
514 178 26 125
Totaal bewerkingskosten
802
678
843
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen
14 15 171 476 170
19 14 124 368 157
19 15 148 434 207
Totaal grondstoffen
846
682
823
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
264 65 46 65
237 70 30 49
267 71 34 64
Totaal
440
386
436
2088
1746
2102
38 Perkplanten en plantgoed 41 Overige tuinbouwteelten 42 Overige
1122 862 34
1009 701 11
1255 638 11
43 TOTALE OPBRENGSTEN
2018
1721
1904
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
5 6 7 8 12
13 14 15 17
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
44 45 46 47
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
-70 -25 -198 588 541 494 26432 30628 23930 966 986 906
38
2.6. De boomkwekerijbedrijven -------------------------------------
In tabel 21 worden de resultaten van de boomkwekerijbedrijven gegeven. De boomkwekerijproducten leveren 99 pct. van de totale geldopbrengsten. Het geteelde sortiment is groot, maar met de klemtoon op de teelt van sierbomen en sierheesters. Op vele bedrijven worden ook, om het te koop aangeboden assortiment te verbreden, sierbomen en -heesters aangekocht en verder doorverkocht aan het cliënteel.
Vanaf 2000 valt ook voor de boomkwekerijen het boekjaar samen met het kalenderjaar. De voorgaande jaren liep het boekjaar van 1 mei tot 30 april. Deze wijziging heeft tot gevolg dat in het boekjaar nu twee verkoopseizoenen samen komen; het laatste deel van het voorgaande verkoopseizoen en het eerste deel van het nieuwe verkoopseizoen. Bij de interpretatie van de cijfers dient hiermee rekening te worden gehouden.
De situatie van de boomkwekerijbedrijven in 2003 is beter dan in het voorgaande boekjaar. In het voorjaar van 2003 bleef de afzet van de boomkwekerijproducten maar matig. Er komt echter een heropleving in het najaar waarin de markt aantrekt. Opmerkelijk voor de boomkwekerij is dat na een aantal minder goede jaren de bosboomkwekerij een heropleving van de prijzen kent.
Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 26.110 euro tegen 21.100 euro in 2002, dit is een toename van 24 pct. Per 1.000 euro kosten worden 881 euro opbrengsten behaald, tegen 810 euro in 2002.
Er dient te worden opgemerkt dat de resultaten van de boomkwekerijen onderling zeer grote verschillen vertonen (zie ook tabel 25). Naast de bedrijven met goede resultaten zijn er ook bedrijven die zeer slechte resultaten behalen. Verder wordt aangestipt dat het aantal boomkwekerijen in het tuinbouwboekhoudnet aan de lage kant ligt. Bij de interpretatie van de gemiddelden die in tabel 21 worden gegeven, dient hiermee rekening te worden gehouden. *
* *
De boomkwekerijen kende een vrij goede marktsituatie in 2004. De productiewaarde en de omzet nemen toe. Er wordt verwacht dat de rendabiliteit van de boomkwekerijen minstens even goed zal zijn als in 2003.
39
Tabel 20. - Rendabiliteit van de boomkwekerijen
BOEKJAREN 2001
2002
2003
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
10808 13002 4315 2543 704 398 3117 2882
17095 4383 766 4671
Totaal bewerkingskosten
18944 18825
26915
Kosten (in € per hectare) 1 2 3 4
5 6 7 8 12
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen
339 520 51 2140 3064
470 618 35 3033 3068
579 866 96 5118 5468
Totaal grondstoffen
6114
7224
12127
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
2434 256 7165 1043
3307 285 2324 1282
4728 1113 4006 2043
10898
7198
11890
35956 33247
50932
40 Boomkwekerij 41 Overige tuinbouwteelten 42 Overige
31912 26588 0 0 178 357
44742 0 124
43 TOTALE OPBRENGSTEN
32090 26945
44866
44 45 46 47
-3866 -6302 11257 9243 23592 21100 892 810
-6066 15412 26110 881
13 14 15 17
Totaal 18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per hectare)
Winst of verlies (in € per hectare) Arbeidsinkomen (in € per hectare) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
40
3. DE FRUITBEDRIJVEN
Op basis van de gegevens van het boekhoudnet kan worden vastgesteld dat in het teeltseizoen 2003 de geoogste hoeveelheden appelen per hectare in opbrengst ongeveer 6 pct. lager was dan in het seizoen 2002. De gemiddelde prijs van de appelen is met 12 pct. gestegen en bedraagt 0,36 euro per kilogram. Door de lagere kilogramopbrengsten enerzijds en de gestegen prijs neemt de geldopbrengst per hectare appelen met 3 pct. toe.
De prijs van de peren stijgt met 9 pct. en bedraagt 0,58 euro per kilogram. Door de iets lagere kilogramopbrengsten steeg de geldopbrengst van de peren per hectare met slechts 5 pct.
De rendabiliteit van de fruitbedrijven was in 2003 vergelijkbaar met deze van 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 29.131 euro, dit is 1 pct. meer dan in 2002. Per 1.000 euro kosten worden er 1.000 euro opbrengsten behaald, tegen 1.007 euro in 2002. De geldopbrengsten per hectare nemen met 4 pct. toe, de kosten stijgen met 5 pct.
*
* *
Voor de appelen van het oogstseizoen 2004 is de prijs die tot november werd verkregen beduidend lager dan in 2003. Ook voor de peren zijn de prijzen tot op heden veel lager dan in 2003. De aangevoerde hoeveelheden peren zijn echter beduidend groter dan tijdens het voorgaande oogstseizoen. Hoe het prijsverloop tijdens de rest van het afzetseizoen zal zijn valt moeilijk te voorspellen. Hoewel er momenteel nog geen duidelijk zicht is op de situatie kan toch worden aangenomen dat de rendabiliteit slechter zal zijn dan deze van het voorgaande seizoen.
41
Tabel 21. - Rendabiliteit van de fruitbedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten
3256 2046 410 1241
3494 2323 363 1258
3556 2674 334 1306
Totaal bewerkingskosten
6953
7438
7870
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen
751 130 11 16
819 175 4 11
883 186 21 21
Totaal grondstoffen
908
1009
1111
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten
2832 770 305 537
3079 854 331 580
3148 906 325 544
Totaal
4444
4844
4923
12305 13291
13904
28 Fruit 31 Andere teelten 42 Overige
10384 11975 245 334 897 1069
12530 474 897
43 TOTALE OPBRENGSTEN
11526 13378
13901
44 45 46 47 50 51
-779 87 4523 5904 23304 28799 937 1007 0,32 0,32 0,9 0,55
-3 6227 29131 1000 0,36 0,58
Kosten (in € per hectare) 1 2 3 4
5 6 8 12
13 14 15 17
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per hectare)
Winst of verlies (in € per hectare) Arbeidsinkomen (in € per hectare) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten Gemiddelde verkoopprijs appel (€/kg) Gemiddelde verkoopprijs peer (€/kg)
42
HOOFDSTUK IV. - EVOLUTIE en SPREIDING van het ARBEIDSINKOMEN van de TUINBOUWBEDRIJVEN
In tabel 23 wordt de rendabiliteit van de tuinbouwbedrijven gegeven. Het arbeidsinkomen per V.A.K. neemt t.o.v. 2002 met 7,4 pct. toe, het bedraagt 29.572 euro tegen 27.537 euro in 2002. Bij een inflatie van 1,59 pct. komt dit overeen met een reële toename van het inkomen met 5,7 pct. Per 1.000 euro kosten worden 971 euro opbrengsten behaald tegen 952 euro in 2002.
In tabel 24 wordt voor de twaalf onderscheiden groepen nagegaan in welke mate het vergelijkbare inkomen werd bereikt. Dit vergelijkbare inkomen bedraagt 31.678 euro in 2001, 32.979 euro in 2002 en 33.808 euro in 2003.
Globaal genomen behalen 31 pct. van de tuinbouwbedrijven een arbeidsinkomen per V.A.K. dat groter is dan, of gelijk is aan het vergelijkbaar inkomen, dit is 5 pct. meer dan in 2002.
Enkel op de gespecialiseerde glasgroentebedrijven wordt het vergelijkbaar inkomen door meer dan de helft van de bedrijven behaald. De situatie is het slechtst op de begoniabedrijven, de snijbloemenbedrijven, de bedrijven met overwegend groenten in open gronden en de aardbeibedrijven. Minder dan 20 pct. van de bedrijven van deze bedrijfstypes behalen een inkomen dat groter is dan, of gelijk is aan het vergelijkbaar inkomen.
Dat dit arbeidsinkomen, zelfs in een zeer homogene groep bedrijven, zeer sterk kan variëren van bedrijf tot bedrijf is bekend. De uitsplitsing met intervallen van 5000 euro die in tabel 25 wordt gemaakt illustreert dit ten volle. 57 pct. van de bestudeerde bedrijven behalen een arbeidsinkomen per V.A.K. dat groter is dan 20.000 euro (in 2002 was dit 51 pct.). Het aantal bedrijven met een inkomen lager dan 10.000 euro per arbeidseenheid bedraagt 19 pct. tegenover 15 pct. in 2002. Het aantal bedrijven met een inkomen groter dan 25.000 euro per arbeidseenheid bedraagt 48 pct., tegen 39 pct. in 2002. Figuur 2 illustreert de spreiding van het arbeidsinkomen per arbeidseenheid van de tuinbouwbedrijven in 2003.
Net zoals in 2002 kan men vaststellen dat deze gemiddelden een zeer grote variabiliteit verbergen. Vooral op de sierteeltbedrijven (vooral de boomkwekerijen), op de bedrijven met overwegend groenten in open grond en op de fruitbedrijven zijn er onderling grote verschillen tussen de bedrijven.
43
Tabel 22. - Rendabiliteit van de tuinbouwbedrijven
BOEKJAREN 2001
2002
2003
98 51 7 26
103 51 7 26
105 55 7 28
182
187
195
10 11 33 32 15
10 12 28 35 15
11 12 32 37 17
101
100
109
58 15 16 15
64 17 10 16
66 18 12 16
104
107
112
387
394
416
26 Teelten onder glas 27 Teelten in open lucht 42 Overige
213 145 7
219 148 8
238 158 8
43 TOTALE OPBRENGSTEN
365
375
404
-22 -19 127 135 25285 27537 943 952
-12 148 29572 971
Kosten (in € per are) 1 2 3 4
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden Betaald personeel Werk door derden Werktuigkosten Totaal bewerkingskosten
5 6 7 8 12
Bestrijdingsmiddelen Meststoffen Brandstoffen Zaad- en plantgoed Overige materialen Totaal grondstoffen
13 14 15 17
Kosten van grond- en gebouwenkapitaal Verkoopkosten Directe kosten teelten Algemene onkosten Totaal
18 TOTALE KOSTEN
Opbrengsten (in € per are)
44 45 46 47
Winst of verlies (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per are) Arbeidsinkomen (in € per V.A.K.) Opbrengsten per 1.000 € kosten
44 ²Tabel 23.- Aantal tuinbouwbedrijven (in pct.) die het vergelijkbaar inkomen bereiken of overschrijden (2001 – 2003) Boekjaren Bedrijfstype 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
2001 pct.
2002 pct.
2003 pct.
Champignons Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Kasplanten Azalea’s Begonia’s Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit
37 14 32 28 25 31 30 0 5 17 24 20
30 11 34 17 22 25 35 0 7 58 10 23
25 19 60 28 9 39 16 0 9 28 39 39
Totaal
23
26
31
Figuur 2. - Spreiding van het arbeidsinkomen per arbeidseenheid (V.A.K.) van de tuinbouwbedrijven in 2003
45 TABEL 24. - Spreiding van het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht - boekjaar 2003 Percentage van bedrijven in de inkomensklasse Arbeidsinkomen per V.A.K. in euro
Bedrijfstype
<0
0 - 5.000
5.000 – 10.000 – 15.000 – 20.000 – 25.000 – 30.000 – 35.000 – 40.000 – 45.000 – >50.000 10.000 20.000 25.000 30.000 35.000 40.000 45.000 50.000 15.000
1.
Champignons
7
-
-
22
10
-
22
14
-
17
-
7
2.
Aardbeien
-
-
-
7
32
10
18
14
11
3
3
3
3.
Gespecialiseerde glasgroenten
-
-
5
4
5
8
19
4
9
14
11
23
4.
Overige glasgroenten
-
-
6
-
23
17
-
48
-
-
6
-
5.
Overwegend groenten in open grond
10
2
16
5
25
9
20
8
3
-
2
-
6.
Kasplanten
3
11
18
3
8
-
13
11
3
14
3
14
7.
Azalea’s
24
6
3
5
13
12
15
6
6
-
-
10
8.
Begonia’s
13
-
4
71
12
-
-
-
-
-
-
-
9.
Snijbloemen
36
2
12
22
11
3
2
3
7
-
-
3
10.
Overige bloemen
15
15
21
-
15
7
-
3
15
3
7
-
11.
Boomkwekerij
12
-
-
12
-
-
13
24
-
26
-
13
12.
Fruit
2
9
-
18
16
14
4
16
4
2
5
9
Tuinbouw Tuinbouw (gecumuleerd)
7
5
7
9
15
9
11
12
6
6
4
9
12
19
28
43
52
63
75
81
87
91
100
46
HOOFDSTUK V. - HET ONDERNEMERSINKOMEN op de TUINBOUWBEDRIJVEN
In tegenstelling tot de landbouwbedrijven waar de arbeid in hoofdzaak door de ondernemer en zijn echtgenote wordt verricht, worden in de tuinbouw relatief veel betaalde arbeidskrachten tewerkgesteld. Bovendien wordt ook beroep gedaan op familiale (niet betaalde) arbeidskrachten. Het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht geeft aan welke vergoeding de arbeidskrachten uit de bedrijfsactiviteiten hebben behaald, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen de familiale en de betaalde arbeidskrachten. Dit inkomen geeft echter niet altijd een duidelijk idee over het inkomen dat door de ondernemer zelf uit zijn bedrijf wordt behaald. Indien het behaalde arbeidsinkomen per arbeidseenheid kleiner is dan de lonen die moeten betaald worden, of die werden toegerekend voor de echtgenote en de overige meewerkende gezinsleden, dan zal de arbeidsvergoeding van de ondernemer lager liggen dan het berekende arbeidsinkomen per arbeidseenheid, en omgekeerd.
De ondernemer stelt niet enkel zijn eigen arbeid ter beschikking van zijn bedrijf, maar hij heeft er ook eigen kapitaal in geïnvesteerd. Hij verwacht dan ook dat voor dit kapitaal een vergoeding wordt bekomen. De vergoeding die de ondernemer bekomt voor zijn eigen arbeid, zijn bedrijfsbeheer en zijn kapitaal is het ondernemersinkomen. Het ondernemersinkomen wordt berekend door bij de winst of het verlies van het bedrijf (opbrengsten verminderd met al de kosten, zowel betaalde als toegerekende) het toegerekende loon van de bedrijfsleider op te tellen evenals de toegerekende interest op het volledige geïnvesteerde kapitaal, en hiervan de werkelijk betaalde interest af te trekken.
+ + -
Winst of Verlies toegerekend loon ondernemer toegerekende interest op het volledige geïnvesteerde kapitaal betaalde interest Ondernemersinkomen
In tabel 26 wordt voor de laatste drie boekjaren en voor de verschillende bedrijfstypes het behaalde ondernemersinkomen gegeven. Uit deze gegevens blijkt dat in 2003 op een aantal bedrijfstypes een te laag ondernemersinkomen wordt behaald. Op de begoniabedrijven en de snijbloemenbedrijven wordt een zeer laag ondernemersinkomen behaald. Op basis van de boekhoudkundige gegevens kon worden geschat dat in 2003 ongeveer 21 pct. van de tuinbouwbedrijven van het waarnemingsveld een negatief ondernemersinkomen hebben behaald (de betrouwbaarheid van deze schatting is echter minder nauwkeurig dan de schatting van het arbeidsinkomen). Uit deze schatting blijkt dat in 2003 15 pct. van de groentebedrijven, 35 pct. van de sierteeltbedrijven en 13 pct. van de fruitbedrijven een negatief ondernemersinkomen behaalden.
47
TABEL 25. - Gemiddeld ondernemersinkomen voor de verschillende types van tuinbouwbedrijven (2001-2003) en gemiddeld gezinsinkomen voor 2003 (in euro)
Ondernemersinkomen
Gezinsinkomen
BOEKJAREN Bedrijfstype
2001
2002
2003
2002
2003
Champignons Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Groentebedrijven Kasplanten Azalea's Begonia's Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij
37.059 16.216 32.200 11.221 34.535 27.793 40.887 41.236 249 -3.591 28.910 28.548
17.143 27.287 28.789 10.083 35.074 27.548 43.506 46.059 2.870 5.368 31.568 15.224
7.094 41.025 72.201 20.755 16.339 43.650 38.100 24.546 -80 -1.001 14.360 66.345
42.035 48.195 54.865 38.101 57.194 51.847 61.117 75.047 24.852 33.487 61.442 34.039
38.204 61.455 100.272 63.036 38.600 70.583 56.267 55.829 22.261 23.495 48.457 87.897
Sierteeltbedrijven
27.742
26.595
33.294
50.376
58.886
Fruit
30.417
45.218
45.277
59.723
60.722
Tuinbouw
28.322
30.891
40.288
52.963
64.347
Er kan geconstateerd worden dat het ondernemersinkomen gedurende de laatste drie bestudeerde boekjaren ver beneden peil bleef op de begoniabedrijven en de snijbloemenbedrijven.
De vraag kan gesteld worden waarom sommige bedrijven ondanks het lage ondernemersinkomen nog steeds verder kunnen blijven bestaan. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat ook voor de meewerkende gezinsleden lonen worden toegerekend; indien men deze bij het ondernemersinkomen telt en aldus het gezinsinkomen berekent, blijft er toch nog een inkomen over. Het gezinsinkomen is echter veel lager dan wat normaal zou moeten verdiend worden.
48
Het spreekt voor zich dat dergelijke situatie niet te lang mag blijven duren aangezien anders de continuïteit van de bedrijven in het gedrang komt. Indien deze slechte situatie een aantal jaren zou aanhouden zouden de grootste bedrijven wel eens het meest kwetsbaar kunnen zijn. Op de grotere bedrijven is het aandeel van de betaalde kosten in de totale kosten groter dan op de kleinere (de verhouding betaalde arbeid op eigen arbeid is er groter), bovendien werden op de meeste van deze bedrijven belangrijke investeringen gedaan waarvoor zware leningen werden aangegaan die gepaard gaan met zware financiële lasten. In 2003 waren er in totaal 8 pct. van de tuinbouwbedrijven waar het gezinsinkomen negatief was. In figuur 3 worden een aantal kengetallen van het inkomen gegeven van de tuinbouwbedrijven in functie van de bedrijfsdimensie. Men kan vaststellen dat het arbeidsinkomen per V.A.K. toeneemt met toenemende bedrijfsdimensie. De bedrijven van de grootste dimensieklasse behalen gemiddeld genomen het hoogste arbeidsinkomen per V.A.K. In de grootste dimensieklasse is het ondernemersinkomen meer dan dubbel zo groot als in de andere dimensieklassen. Het gezinsinkomen, dit is het ondernemersinkomen verhoogd met de toegerekende lonen voor de meewerkende gezinsleden, is uiteraard groter dan het ondernemersinkomen. Het gezinsinkomen neemt toe met groter wordende dimensieklassen; voor de grootste dimensieklasse is dit twee maal zo groot als voor de tweede grootste dimensieklasse. Figuur 3. – Inkomen van de tuinbouwbedrijven in 2003 in functie van de bedrijfsdimensie
49
SAMENVATTING
Volgens het bedrijfstype worden de gewogen gemiddelde bedrijfsresultaten gegeven van de Vlaamse tuinbouwbedrijven, en dit op basis van de gegevens van 270 tuinbouwbedrijven met een C.L.E.-boekhouding. Het waarnemingsveld wordt beperkt tot de bedrijven waarvan het bruto standaardsaldo minstens 4 standaardgrootte-eenheden bedraagt.
Naast de gemiddelde resultaten van het boekjaar 2003 worden ook deze van 2001 en 2002 vermeld. Bij de beoordeling van deze resultaten dient te worden rekening gehouden met de verschillende principes die in de bedrijfseconomische boekhouding werden aangenomen (toegerekende lonen voor eigen arbeid, toegerekende rente op de geïnvesteerde kapitalen, afschrijvingen op vervangingswaarde enz...).
Sinds het boekjaar 2000 valt het boekjaar voor alle bedrijfstypes samen met het kalenderjaar.
In verband met de kosten kunnen vooraf enkele bemerkingen worden gemaakt die geldig zijn voor al de tuinbouwbedrijven:
- de arbeidskosten zijn op de tuinbouwbedrijven de belangrijkste kostencomponent. In vergelijking met het voorgaande boekjaar en afhankelijk van het bedrijfstype nemen de lonen toe met 4 à 5 pct.; - als tweede belangrijkste kostencomponent zijn de kosten van de duurzame productiemiddelen te vermelden; voor 2003 nam de vervangingswaarde met 2 pct. toe t.o.v. 2002; - op de bedrijven met glasteelten zijn de brandstofkosten belangrijk. De brandstoffen zijn gemiddeld iets duurder geworden dan in 2002. De prijs van de extrazware stookolie is op jaarbasis met 4 pct. gestegen, deze van de lichte stookolie is met 3 pct. toegenomen.
50
Voor de verschillende types van tuinbouwbedrijven was de rendabiliteit in 2003 als volgt: 1. De groentebedrijven De rendabiliteit van de groentebedrijven is beduidend beter dan deze van het boekjaar 2002. Het arbeidsinkomen per arbeidseenheid (V.A.K.) is met 20 pct. toegenomen en bedraagt 32.094 euro tegen 26.749 euro tijdens het voorgaande boekjaar. Per 1.000 euro kosten worden 1.011 euro opbrengsten behaald tegen 950 euro in 2002. Voor de verschillende types van groentebedrijven was de rendabiliteit als volgt: - Op de champignonbedrijven is als gevolg van de hogere kosten de rendabiliteit afgenomen. Het arbeidsinkomen per arbeidseenheid bedraagt 23.382 euro, dit is 15 pct. minder dan in 2002. Per 1.000 euro kosten worden 922 euro opbrengsten behaald, in 2002 was dit 945 euro. - De aardbeibedrijven behalen beduidend betere resultaten dan in 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 29.419 euro, dit is 17 pct. meer dan tijdens het voorgaande boekjaar. Per 1.000 euro kosten worden 1.014 euro opbrengsten behaald. - De rendabiliteit van de gespecialiseerde glasgroentebedrijven is veel beter dan in 2002. In 2003 waren de geldopbrengsten van de tomatenteelten beter dan in 2002. Voor komkommers, paprika en herfstkropsla vielen de prijzen goed mee. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 41.952 euro, dit is 49 pct. hoger dan in 2002. Per 1.000 euro kosten worden 1.086 euro opbrengsten behaald, tegen 956 euro in 2002. - Ook voor de overige glasgroentebedrijven is de rendabiliteit beter dan in 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 26.276 euro, dit is 17 pct. meer dan in 2002. Per 1.000 euro kosten worden 916 euro opbrengsten behaald tegen 843 euro in 2002. - De rendabiliteit van de bedrijven met overwegend groenten in open grond ligt ver beneden het niveau van 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 19.692 euro, dit 29 pct. lager dan tijdens het voorgaande jaar. Zowel op de bedrijven met witloof als op de bedrijven met groenten in open grond die geen witloof telen is de rendabiliteit slechter dan deze van het voorgaande jaar.
51
2.De sierteeltbedrijven De rendabiliteit van de sierteeltbedrijven is minder goed dan deze behaald in 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 25.773 euro tegen 27.853 euro tijdens het voorgaande boekjaar, dit is een daling van 7 pct.. Per 1.000 euro kosten worden 898 euro opbrengsten behaald tegen 932 euro in 2002. Voor de verschillende types van sierteeltbedrijven was de rendabiliteit in 2003 als volgt: - De rendabiliteit van de kasplantenbedrijven was vergelijkbaar met deze van 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 35.105 euro, dit is 3 pct. meer dan tijdens het vorige boekjaar. Per 1.000 euro kosten worden 973 euro opbrengsten behaald. - De rendabiliteit van de azaleabedrijven is slechter dan in 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 24.892 euro, dit is een daling van 23 pct.. Per 1.000 euro opbrengsten worden 896 euro opbrengsten behaald. - De rendabiliteit van de begoniabedrijven is minder goed dan deze behaald in 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 12.354 euro, dit is een daling van 3 pct.. Per 1.000 euro kosten worden 618 euro opbrengsten behaald. - De snijbloemenbedrijven behalen minder goede resultaten dan tijdens het vorige boekjaar. Het arbeidsinkomen daalt met 12 pct. en bedraagt 17.350 euro. Per 1.000 euro kosten worden 806 euro opbrengsten behaald. - Op de overige bloemenbedrijven neemt het arbeidsinkomen per V.A.K. met 22 pct. af en bedraagt 23.930 euro. Per 1.000 euro kosten worden 906 euro opbrengsten behaald. - De boomkwekerijen behalen een arbeidsinkomen per V.A.K. dat 24 pct. hoger is dan het lage inkomen dat in 2002 werd behaald. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 26.110 euro tegen 21.100 euro in 2002. Per 1.000 euro kosten worden 881 euro opbrengsten behaald, in 2002 was dit nog 810 euro. 3.De fruitbedrijven De rendabiliteit van de fruitbedrijven is vergelijkbaar met deze die in 2002 werd behaald. De prijs van de appelen en peren was hoger dan in 2002, maar de kilogramopbrengsten waren lager waardoor de toename van de geldopbrengsten beperkt bleef. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 29.131 euro, dit is 1 pct. meer dan in 2002. Per 1.000 euro kosten worden 1.000 euro opbrengsten behaald.
52
Globaal genomen kan worden gesteld dat de rendabiliteit van de tuinbouwbedrijven in 2003 beter was dan in 2002. Het arbeidsinkomen van het gemiddeld tuinbouwbedrijf neemt met 7 pct. toe in vergelijking met het voorgaande boekjaar en bedraagt 29.572 euro.
*
* *
Op basis van de informatie die momenteel beschikbaar is lijkt het er op dat de rendabiliteit van de tuinbouwbedrijven in 2004 minder goed zal zijn dan deze van 2003. Voor alle grote sectoren, de groentebedrijven, de sierteeltbedrijven en de fruitbedrijven zou de rendabiliteit minder goed zijn dan in 2003.
53
BIJLAGE I. Het aantal volwaardige arbeidskrachten (V.A.K.) per bedrijf Alle arbeidskrachten welke hetzij volledig, hetzij onvolledig voor het bedrijf beschikbaar zijn worden opgenomen: a) mannelijk of vrouwelijk niet-betaald personeel dat geen nevenactiviteiten uitoefent en geregeld op het bedrijf werkzaam is, wordt als één eenheid beschouwd; b) mannelijke of vrouwelijke niet-betaalde gezinsleden die niet gans de tijd beschikbaar zijn, worden slechts als beschikbaar gerekend gedurende de tijd waarin zij werkelijk voor het bedrijf gewerkt hebben. De beschikbaarheid wordt bepaald door de gewerkte uren te delen door 3.000; c) het betaald personeel (mannelijk en vrouwelijk) staat ter beschikking van het bedrijf gedurende de periode waarover loon wordt betaald. Voorbeeld van berekening: -
tuinbouwer, gans het jaar beschikbaar: 1,00 arbeidskracht echtgenote, 600 uren op het bedrijf gewerkt: 0,20 " zoon van 18 jaar, gans het jaar beschikbaar: 1,00 " dochter van 19 jaar, 900 uren op het bedrijf gewerkt:0,30 " losse arbeider van 20 jaar, 750 uren gewerkt: 0,25 " Totaal:
2,75
“
De beschikbare arbeidskrachten worden omgerekend tot volwaardige arbeidskrachten (V.A.K.) met behulp van volgende normen, voor mannen en vrouwen: a) gezinsleden : Leeftijd 20 18 17 16 14
tot 65 jaar tot 19 jaar jaar jaar - 15 jaar
norm 100 83 67 58 50
pct. pct. pct. pct. pct.
b) betaald personeel : - geschoolde meerderjarigen - ongeschoolde meerderjarigen
: 100 pct. : 83 pct.
Voor het minderjarig betaald personeel gelden dezelfde percentages als voor de gezinsleden van dezelfde leeftijd. In geval van abnormale vermindering van de arbeidsgeschiktheid bv. tengevolge van ziekte of invaliditeit, zowel van gezinsleden als van betaald personeel, worden bovenstaande percentages aangepast.
54
Voor de arbeidskrachten ouder dan 65 jaar mag de omrekeningsnorm in geen geval hoger zijn dan 67 pct.
Een volwaardige arbeidskracht (V.A.K.) is dus een volwassen persoon, jonger dan 65 jaar, volledig arbeidsgeschikt en bestendig beschikbaar voor het bedrijf.
55
BIJLAGE II.
Toelichting bij de gegevens van de tabellen 9 tot 23
(Door de afronding van de cijfers kunnen de totalen soms licht afwijken van de som der gedeeltelijke resultaten)
A. Kosten
1
Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden: het toegerekend loon voor de handenarbeid van de bedrijfsleider en de gezinsleden. Voor deze arbeid wordt het uurloon berekend op basis van de minimumlonen vastgesteld door het Nationaal Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, verhoogd met de sociale lasten. Er worden vier verschillende loonbarema's toegepast: a. Voor de champignonbedrijven, de glasgroentebedrijven, de aardbeibedrijven- en de fruitbedrijven. b. Voor de bloemenbedrijven (kasplantenbedrijven, azalea, begonia-, snijbloemenbedrijven en de overige bloemenbedrijven). c. Voor de bedrijven met overwegend groenten in open grond. d. Voor de boomkwekerijbedrijven.
2
Betaald personeel: de werkelijk betaalde lonen en sociale lasten, eventueel verhoogd met de waarde van de voordelen in natura.
3
Werk door derden: de werken door ondernemers met hun eigen machines (bv. ploegen, sproeien, vervoer), vanaf het boekjaar 1984 wordt het werk door derden voor grondontsmetting vermeld bij de bestrijdingsmiddelen.
4
Werktuigkosten: het normaal onderhoud van werktuigen (machines en voertuigen), de aanschaffing van klein gereedschap, de kosten van brand- en smeerstoffen, verzekeringen en belastingen alsmede de toegerekende kosten van interesten en afschrijvingen. De afschrijving wordt berekend op de vervangingswaarde. Zodra het bedrag van de gecumuleerde afschrijving gelijk is aan de vervangingswaarde wordt geen afschrijving meer toegerekend voor het betrokken werktuig. Er wordt 5 pct. interest berekend op het gemiddelde van de inventariswaarde bij begin en einde van het boekjaar.
56
5
Bestrijdingsmiddelen: de verbruikte bestrijdingsmiddelen met betrekking tot de oogst van het boekjaar, vanaf het boekjaar 1984 wordt het werk door derden voor grondontsmetting samen met de kosten van het gebruikte product opgenomen bij de bestrijdingsmiddelen.
6
Meststoffen: alle verbruikte meststoffen (organische, kunstmeststoffen) voor de teelten van het boekjaar zijn in deze post begrepen.
7
Brandstoffen: de brandstoffen, verbruikt voor de verwarming van de champignoncellen of warenhuizen en serren.
8
Zaad- en plantgoed: alleen het zaad- en plantgoed voor de teelten van het boekjaar wordt in rekening gebracht (aangekocht en van eigen bedrijf). Aangekochte planten, bestemd voor voortverkoop worden ondergebracht bij de "Directe kosten teelten" (nr. 15); dit kan vooral voorkomen op de potplantenbedrijven. De kosten van jonge bomen voor de aanleg van nieuwe fruitpercelen worden hier niet geboekt; ze worden als investering beschouwd.
9
Kompost: de verbruikte kompost voor de champignons van het boekjaar.
10
Broed: het verbruikte broed voor de champignons van het boekjaar.
11
Dekaarde: de verbruikte dekaarde voor de champignons van het boekjaar.
12
Overige materialen: de overige grond- en hulpstoffen voor de teelten van het boekjaar: bv. turf, plastiekzakken, bindkoord, stoomplastiek, potgrond, bloempotten enz... Voor de fruitbedrijven worden de brandstofkosten opgenomen bij de overige materialen.
57
13
Kosten van het grond- en gebouwenkapitaal: onder grond- en gebouwenkapitaal dient hier te worden verstaan: -
-
de grond de grondverbeteringen (bv. drainage) de bedrijfsgebouwen (bv. opslagplaats, garage, cham pignoncellen, ketelhuis) de glasopstand met de bijhorende installaties, hierin zijn ook begrepen de installaties voor de witlooffor cerie en de installaties op de champignonbedrijven de kunstwerken (bv. afsluitingen en steunmateriaal) de blijvende beplantingen (bv. bomen, struiken).
De kosten van het grond- en gebouwenkapitaal omvatten de betaalde kosten (pacht, huur, verzekeringen, belastingen, normaal onderhoud) en de toegerekende kosten van interest en afschrijving op het geïnvesteerd kapitaal.
De afschrijving wordt berekend op de vervangingswaarde. Zodra het bedrag van de gecumuleerde afschrijving gelijk is aan deze vervangingswaarde wordt geen afschrijving meer toegerekend voor het betrokken goed. Er wordt geen afschrijving berekend op de blijvende beplantingen welke nog niet in opbrengst zijn. Voor de interestberekening worden volgende procenten toegepast:
- grond: 1,5 pct. Er wordt een waarde van de grond genomen welke voor de streek van ligging normaal kan genoemd worden. Er wordt alleen interest berekend op de waarde van de grond in eigendom; - grondverbeteringen, bedrijfsgebouwen, glasopstanden, installaties, blijvende beplantingen in opbrengst : 5 pct. op het gemiddelde van de inventariswaarde bij begin en einde van het boekjaar; - blijvende beplantingen welke nog niet als in opbrengst beschouwd worden bij het begin van het boekjaar: 5 pct. op de waarde bij het begin van het boekjaar.
14
Verkoopkosten : de veilingkosten, huur kisten, marktgeld, inpakmaterialen, commissielonen, productiefonds, enz... Een deel van de verkoopkosten kan echter begrepen zijn in het "werk door derden" (bv. vervoer).
58
15
Directe kosten teelten: de keuringskosten, de aankoop van planten voor voortverkoop, de hagelverzekering, de kosten van de bijen, de aankopen op stam, de toegerekende intresten voor planten en het omlopend kapitaal. Voor het kapitaal aan planten wordt 5 pct. interest berekend op de gemiddelde waarde van begin- en eindinventaris. Voor de berekening van het omlopend kapitaal komen volgende kosten in aanmerking: - arbeidskosten - werk door derden - werktuigkosten (behalve de afschrijvingen, de interesten en de huur van werktuigen) - bestrijdingsmiddelen - meststoffen - materialen champignonteelt: kompost, dekaarde, broed - brandstoffen - het zaad- en plantgoed - overige materialen - verzekeringen en onderhoud van het grond- en gebouwenkapitaal - de directe kosten teelten (uitgezonderd de interest op het kapitaal aan planten en de interest op het omlopend kapitaal) - de algemene onkosten Er wordt een interest van 5 pct. berekend over: 3 maand voor de champignonbedrijven 4 maand voor de bedrijven met glasgroenten en de bloemebe drijven. 6 maand voor de aardbeibedrijven, de fruitbedrijven, de bedrijven met overwegend groenten in open grond en de boomkwekerijbedrijven.
17
Algemene onkosten: elektriciteit, water, telefoon, abonnementen, lidgelden, grondontleding enz... Indien er op het bedrijf vee aanwezig is worden de kosten veehouderij opgenomen in de algemene onkosten. De kosten veehouderij omvatten: de kosten van veevoeders, zowel aangekocht veevoeder als dit van eigen bedrijf. Zijn eveneens in deze post begrepen : veeartskosten, veeverzekering, alsmede de interest op het levend kapitaal.
18
Totale kosten : de som van de voorgaande rubrieken.
59
B. Opbrengsten
De totale opbrengst (nr. 43) wordt uitgesplitst in haar voornaamste bestanddelen. Deze indeling zal voor de verschillende bedrijfstypes niet dezelfde zijn. van nr. 21 tot 42 worden de bestanddelen gedefinieerd die kunnen voorkomen.
21
Champignons: de waarde van de champignons van het boekjaar welke werden verkocht en verbruikt op het bedrijf uitgedrukt in euro per 100 m2 geteelde champignons.
22
Tomaten: de waarde van de tomaten van het boekjaar uitgedrukt in euro per are cultuurgrond. Het betreft hier zowel tomaten van de verwarmde teelten, de koude teelten als de late teelten.
23
Komkommers: de waarde van de komkommers van het boekjaar uitgedrukt in euro per are cultuurgrond. Het betreft hier zowel komkommers van de vroege als van de late teelt.
24
Kropsla: de waarde van de kropsla van het boekjaar uitgedrukt in euro per are cultuurgrond. Het betreft hier de lentekropsla, de zomerkropsla, de herfstkropsla en de winterkropsla.
25
Andere groenten onder glas: de waarde van de groenten geteeld onder glas, met uitzondering van tomaten, komkommers en kropsla. Deze waarde is uitgedrukt in euro per are cultuurgrond.
26
Teelten onder glas: de waarde van al de teelten onder glas uitgedrukt in euro per are cultuurgrond (voor de aardbeibedrijven is dit uitgedrukt in euro per hectare). In de tabel met de rendabiliteit van al de tuinbouwbedrijven worden de opbrengsten van de champignons in deze rubriek opgenomen.
27
Teelten in open lucht: de waarde van al de teelten in open lucht uitgedrukt in euro per are.
28
Fruit : de waarde van het grootfruit uitgedrukt in euro per hectare. Het betreft hier voornamelijk de opbrengst van appelen, peren, krieken, pruimen. Ook de opbrengst van kleinfruit is onder deze rubriek opgenomen (rode bes, zwarte bes, stekelbes, framboos, de opbrengsten van aardbeien zijn niet opgenomen).
60
30
Groenten in open lucht: de waarde van de groenten, aardbeien inbegrepen, geteeld in open lucht, uitgedrukt in euro per hectare.
31
Andere teelten: de waarde van de teelten die naast de teelt van fruit en kleinfruit worden beoefend. Deze opbrengst is uitgedrukt in euro per hectare.
32
Tuinbouwteelten: de waarde van de tuinbouwteelten uitgedrukt in euro per hectare.
33
Landbouwteelten: de waarde van de landbouwteelten uitgedrukt in euro per hectare.
35
Potplanten: de waarde van de opbrengst van de potplanten uitgedrukt in euro per are.
36
Azalea's: de waarde van de opbrengst van de azalea's uitgedrukt in euro per are.
37
Begonia's: de waarde van de opbrengst van de begonia's uitgedrukt in euro per are.
38
Perkplanten en plantgoed: de waarde van de opbrengst van de perkplanten en het geteelde plantgoed uitgedrukt in euro per are.
39
Snijbloemen: de waarde van de opbrengst van de snijbloemen uitgedrukt in euro per are.
40
Boomkwekerij: de waarde van de opbrengst van de boomkwekerijproducten uitgedrukt in euro per hectare.
41
Overige tuinbouwteelten: het is de waarde van de tuinbouwteelten die in de betreffende tabel nog niet werden vernoemd, uitgedrukt in euro per are.
42
Overige: het is de waarde van de overige opbrengsten uitgedrukt in euro per are of euro per hectare.
43
Totale opbrengsten: de waarde van de totale opbrengsten in euro per are (of hectare) cultuurgrond.
61
C. Resultaten 44
Winst of verlies per 100 m2 (of per ha): dit bedrag is het verschil tussen de totale opbrengsten per 100 m2 of ha en de totale kosten per 100 m2 of ha. Een positief (negatief) bedrag duidt een winst(verlies) aan.
45
Arbeidsinkomen per 100 m2 of per ha: het arbeidsinkomen verdiend op het bedrijf door de bedrijfsleider zelf, door de overige gezinsleden en eventueel door het betaald personeel. Dit arbeidsinkomen is gelijk aan de arbeidskosten (toegerekend en betaald loon), vermeerderd met de winst of verminderd met het verlies (nr. 45 = nr. 1 + nr. 2 + nr. 44).
46
Arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht: het arbeidsinkomen per omgerekende volwaardige arbeidskracht (zie bijlage I.). Dit arbeidsinkomen per V.A.K. werd berekend door het globale arbeidsinkomen te berekenen voor al de bedrijven van het bestudeerde bedrijfstype en dit te delen door het totaal aantal volwaardige arbeidskrachten dat berekend werd voor het bedrijfstype.
47
Opbrengsten per 1.000 euro kosten: dit kengetal verschaft een duidelijk beeld van de verhouding tussen opbrengsten en kosten.
48
Gemiddelde verkoopprijs van de champignons
49
Gemiddelde kostprijs van de champignons: deze kostprijs werd per bedrijf als volgt berekend : de totale kosten werden in mindering gebracht met alle overige opbrengsten (mest e.a.) en daarna gedeeld door het totaal aantal kg champignons.
50
Gemiddelde verkoopprijs appel: de gemiddelde verkoopprijs voor alle appelvariëteiten samen.
51
Gemiddelde verkoopprijs peer: de gemiddelde verkoopprijs voor alle perenvariëteiten samen.
62
LIJST der TABELLEN
Blz. 1. Spreiding van de bedrijven in de steekproef per bedrijfstype en per provincie, boekjaar 2003
6
2. Verdeling van de bedrijven in de steekproef per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang – Boekjaar 2003
7
3. Verdeling van de bedrijven in het waarnemingsveld per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang –15 mei 2000
7
4. Het gemiddeld brandstofverbruik van de tuinbouwbedrijven in 2001, 2002 en 2003 uitgedrukt in kilogram extrazware stookolie per 100 m2 staand glas (rekenkundige gemiddelden)
12
5. Spreiding van de bedrijven volgens hun brandstofverbruik en per bedrijfstype in 2003 (niet omgerekend naar de populatie), verbruik in kg extrazware stookolie per m2 staand glas
12
6. Gemiddelde structurele gegevens voor het boekjaar 2003
13
7. Samenstelling van het kapitaal (a), boekjaar 2003, vervangingswaarde per 100 m2 cultuurgrond
14
8. Rendabiliteit van de groentebedrijven
16
9. Rendabiliteit van de champignonbedrijven
18
10. Rendabiliteit van de aardbeibedrijven
20
11. Rendabiliteit van de gespecialiseerde glasgroentebedrijven
23
12. Rendabiliteit van de overige glasgroentebedrijven
25
13. Rendabiliteit van de bedrijven met overwegend groenten in 28 open grond 14. Rendabiliteit van de sierteeltbedrijven
30
15. Rendabiliteit van de kasplantenbedrijven
31
16. Rendabiliteit van de azaleabedrijven
33
17. Rendabiliteit van de begoniabedrijven
34
63
18. Rendabiliteit van de snijbloemenbedrijven
36
19. Rendabiliteit van de overige bloemenbedrijven
37
20. Rendabiliteit van de boomkwekerijen
39
21. Rendabiliteit van de fruitbedrijven
41
22. Rendabiliteit van de tuinbouwbedrijven
43
23. Aantal tuinbouwbedrijven (in pct.) die het vergelijkbaar inkomen bereiken of overschrijden (2001 - 2003)
44
24. Spreiding van het arbeidsinkomen per volwaardige arbeid kracht - Boekjaar 2003
45
25. Gemiddeld ondernemersinkomen (in euro) voor de verschillende types van tuinbouwbedrijven(2001 - 2003) en gemiddeld gezinsinkomen voor 2003 (in euro)
47
64
LIJST der FIGUREN
1. Evolutie van de prijzen van de lichte en extrazware stookolie (maximumprijzen exclusief B.T.W.; exclusief taksen) - periode 2001 - 2004
11
2. Spreiding van het arbeidsinkomen per arbeidseenheid V.A.K.) van de tuinbouwbedrijven in 2003
44
3. Inkomen van de tuinbouwbedrijven in 2003 in functie van de bedrijfsdimensie.
48
Lijst van de meest recente C.L.E.- publicaties Reeks 1: Studies en analyses 1.01
Annemie MAERTENS Dirk VAN LIERDE
Het energieverbruik in Vlaamse land- en tuinbouw
Januari 2003
68 p.
1.02
Ann VERSPECHT, Dirk VAN LIERDE Nicole TARAGOLA
Werkverwachtingen van schoolverlaters in het land- en tuinbouwonderwijs in Vlaanderen
Maart 2003
34 p.
1.03
Ludwig LAUWERS, Veerle CAMPENS Sonia LENDERS
Mestverwerking(splicht): garantie voor het voortbestaan van de intensieve veehouderij of loden reddingsboei?
Maart 2003
36 p.
1.04
Nicole TARAGOLA
Personeelsmanagement op de Vlaamse glastuinbouwbedrijven
Mei 2003
70 p.
1.05
Nicole TARAGOLA
Knelpunten en toekomstperspectieven van de Vlaamse snijbloemensector
Juni 2003
70 p.
1.06
Peter MORTIER Werner BOSMANS
Analyse van de economische aspecten van de dioxinecrisis
Juli 2003
68 p.
1.07
Ann VERSPECHT Dirk VAN LIERDE An VAN DEN BOSSCHE
Optimale schaalgrootte van de Vlaamse glastuinbouwbedrijven
Augustus 2003
67 p.
1.08
Ann VERSPECHT Dirk VAN LIERDE An VAN DEN BOSSCHE
Arbeidsproblematiek in de Vlaamse glastuinbouw
Oktober 2003
52 p.
1.09
Hadewych GEORGES Dirk VAN LIERDE Ann VERSPECHT
De Vlaamse glastuinbouw en zijn concurrenten
December 2003
75 p.
1.10
Ludwig LAUWERS Peter Jan CARLIER Sonia LENDERS Erik MATHIJS
Mestproblematiek en verhandelbare emissierechten: verkennend onderzoek en discussie
December 2003
31 p.
1.11
Peter Jan CARLIER Ludwig LAUWERS Erik MATHIJS
Verhandelbare substitutierechten: April 2004 Simulatie van de kostenefficiëntie en -effectiviteit in de vleesvarkenshouderij
49 p.
1.12
Mieke VERVAET Ludwig LAUWERS Sonia LENDERS Stijn OVERLOOP
Het driesporen-mestbeleid: evaluatie en toekomstverkenning
December 2004
60 p.
1.13
Mogelijke gevolgen van de Bruno FERNAGUT suikerhervorming voor de Pieter GABRIËLS Belgische bietenplanters Gudrun BEERLANDT Koenraad HOLMSTOCK Ludwig LAUWERS Jeroen BUYSSE Olivier HARMIGNIE Bruno HENRY DE FRAHAN Guido VAN HUYLENBROECK Philippe POLOMÉ
December 2004
52 p.
Reeks 2: Verslagen 2.01
De rendabiliteit van het landbouwbedrijf in 2001
April 2003
69 p.
2.02
De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf in April 2003 2001
62 p.
2.03
De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf in Juni 2004 2002
73 p.
2.04
Dakerlia CLAEYS
2.05
Vlaamse bruto standaardsaldi voor de gewassen en de veehouderij (periode 1996 – 2002)
Juli 2004
De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf in Januari 2005 2003
112 p.
64 p.
Reeks 3: Informatieve documenten 3.01
Lieve DE COCK
OECD Workshop on Organic Agriculture
Februari 2003
32 p.
Colofon Als schakel tussen observatie en dienstverlening voert het Centrum voor Landbouweconomie onderzoek uit rond een breed spectrum van onderwerpen. De resultaten worden in verschillende reeksen gepubliceerd.
Dit is een publicatie in de reeks: 2. Verslagen Publicatienummer: 2.05 Uitgave: januari 2005
Verantwoordelijke uitgever: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Centrum voor Landbouweconomie Treurenberg 16 4e verdieping 1000 Brussel ¬ 02 / 553 15 15 website: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/publicaties/cle/ Auteur: Dirk Van LIERDE Hugo GIELIS Nicole TARAGOLA Meer informatie over deze publicatie: Dirk VAN LIERDE 02/553.15.05 e-mail:
[email protected]
Deze publicatie is te verkrijgen bij: Martine MULDER 02/553.15.34 e-mail:
[email protected] Foto’s voorpagina: Kleine foto’s: 1 tot 3, 6 en 8: Vlaams Informatiecentrum voor Land- en Tuinbouw (Vilt) 4: Documentatiedienst Administratie Land- en Tuinbouw (ALT) 5 en 7: Centrum voor Landbouweconomie (CLE) 9: Verbondsnieuws voor de Belgische Sierteelt en Groenvoorziening Grote collage: prei, azalea en appel: CLE; aardbeien: ALT; tomaten en witloof: VILT Druk: Reprografie, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel
Wettelijk depot: D/2005/9760/1