Lectoraat eLearning
Students’ Voices (verkorte versie) Onderzoek naar de verwachtingen en de ervaringen van studenten, leerlingen en jonge, startende leraren met betrekking tot het leren met ICT in het Nederlandse onderwijs Beschrijving In het voorgestelde onderzoek zullen gegevens worden verzameld en geanalyseerd over de verwachtingen en ervaringen van studenten, leerlingen en jonge, beginnende leraren aangaande het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën in leersituaties in het Nederlandse onderwijs. Dit onderzoek is bedoeld parallel te lopen met identiek onderzoek in Australië, en naar alle waarschijnlijkheid ook in de Verenigde Staten, Engeland en Ierland. Dit houdt in dat het mogelijk is – aan het eind van het onderzoek – een vergelijking te maken tussen de bevindingen in de participerende landen. Het idee is om het onderzoek in drie fasen te laten verlopen. De eerste fase is een kleinschalig
literatuuronderzoek,
de
tweede
een
herijking
van
het
voorgestelde
onderzoeksmodel aan relevante bevindingen uit het literatuuronderzoek en tenslotte de belangrijkste derde fase: het verzamelen en analyseren van onderzoeksgegevens. Alle onderzoeksresultaten zullen in onderzoeksrapporten worden geformuleerd en aangeboden aan Kennisnet. Dit voorgestelde onderzoek dient eveneens om te testen hoe op de meest adequate manier de gewenste gegevens bij de doelgroep boven water kunnen worden gekregen. Dit om eventuele soortgelijke onderzoeken in de toekomst met meer kennis van zaken te kunnen opzetten en uitvoeren. Bovendien kan er dan ook naar worden gestreefd om op basis van de INHolland Lectoraat eLearning – Onderzoeksvoorstel STUDENTS VOICE NL
Pagina 1
resultaten concrete aanbevelingen te doen aan scholen en onderwijsinstellingen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren door het adequaat gebruik van ICT in leer- en onderwijssituaties. Uiteenzetting van beweegredenen (rationale) De jongere generaties lijken gemakkelijker in te spelen op nieuwe ontwikkelingen op het terrein van computers, multimedia en het internet. Op het internet zien we een voortdurend groeiende generatie webtoepassingen die iedereen in staat stellen op een simpele wijze online inhoud te creëren, te publiceren, verbanden te leggen en te delen met anderen. Enkele bekende zijn Hyves, Facebook, YouTube, Flickr, Wikipedia en Google Earth. Het internet is daarmee een social softwareplatform geworden dat onder de Web 2.0-vlag vaart en gaandeweg zorgt voor baanbrekende veranderingen: het individu, de eindgebruiker staat op de eerste plaats en kan optimaal profiteren van een omgeving waarvan de sleutelwoorden luiden: radicaal gebruikers-georiënteerd, gedecentraliseerd, collectief en massaal. ‘Een omgeving waarin elke participant niet enkel luistert, maar ook zijn stem kan laten horen’: het Sociale Web. De vraag is: zijn al deze nieuwe ontwikkelingen te gebruiken in onderwijs- en leersituaties? Hoe kijken jongeren daar tegen aan? Tegelijkertijd zien we scholen worstelen met dropout- en motivatieproblemen bij leerlingen, voor een deel wellicht veroorzaakt doordat het traditionele onderwijs niet snel genoeg aansluiting vindt bij de manier waarop hedendaagse kinderen kennis en informatie op lijken te doen in hun eigen digitale wereld. Ze worden op school niet of te weinig begeleid in het verantwoord en doordacht gebruik van wat het internet en multimedia te bieden hebben. Bovendien: de schoolpopulatie wordt steeds heterogener door toenemende culturele diversiteit en vraagt om verschillende leerniveaus en meer individuele aandacht, en dat is niet zo gemakkelijk te realiseren. Hoewel jongeren bij uitstek bedreven lijken in het benutten van nieuwe technologieën wordt er nauwelijks onderzoek gedaan dat ingaat op de ervaringen, verwachtingen en ideeën van jongeren in het gebruik van die nieuwe technologieën bij het leren, zeker niet naar het gebruik van op het internet voor iedereen vrij toegankelijke social software. Het lijkt daarom nuttig relevante en degelijke gegevens te verzamelen van jongeren in onderwijs- en leersituaties.
INHolland Lectoraat eLearning – Onderzoeksvoorstel STUDENTS VOICE NL
Pagina 2
Vraagstelling Het voorgestelde onderzoek probeert antwoord te geven op de vraag: Welke ideeën hebben leerlingen, studenten en jonge startende docenten om computers, multimedia en het internet bij het leren te gebruiken? Deelnemers Leerlingen en studenten uit basis- en voortgezet onderwijs, MBO, lerarenopleidingen. Jonge, startende leraren. Overzicht van onderzoeksmethoden Het voorstel behelst de volgende onderzoeksmethoden die (gedeeltelijk) na en naast elkaar kunnen worden uitgevoerd: 1. Een korte literatuurverkenning naar wat er in Nederland over dergelijk onderzoek is gepubliceerd. Onderzoek dat zich dus richt op de mening van studenten en jonge startende docenten over het gebruik van ICT bij het leren. Het gaat hierbij vooral over mogelijke, eerdere onderzoeksresultaten en de daar gebruikte methoden. De internationale literatuurverkenning is overigens al gestart door de Australische onderzoekers, zodat de Nederlandse onderzoekers zich kunnen beperken tot wat er hierover is gepubliceerd het Nederlandse taalgebied. Een korte, snel te realiseren fase dus. 2. Het gebruiken van deze literatuurverkenning om de voorgestelde onderzoeksmethoden in de vervolgfasen bij te stellen. Bovendien kunnen de resultaten van recent – in opdracht van Kennisnet uitgevoerd – onderzoek op dit terrein worden verwerkt. Deze resultaten zijn eind september 2008 beschikbaar. 3. Kwantitatief onderzoek onder een grotere groep leerlingen naar de ervaringen van leerlingen en jonge, startende docenten met ICT binnen en buiten het onderwijs en naar hun verwachtingen en ideeën over toepassing van ICT bij het leren. De vragen zijn mede gebaseerd op de uitkomsten van het onder punt 2 vermelde deelonderzoek. 4. Kwalitatief onderzoek onder een grotere groep leerlingen naar de ervaringen van leerlingen en jonge, startende docenten met ICT binnen en buiten het onderwijs en naar hun verwachtingen en ideeën over toepassing van ICT bij het leren. De vragen zijn mede gebaseerd op de uitkomsten van het onder punt 2 vermelde deelonderzoek. Om te kunnen borgen dat de resultaten van het Nederlandse onderzoek te vergelijken zijn met het in andere landen te houden onderzoek, is gedurende het project structureel overleg noodzakelijk. Dit houdt in dat op dit moment wel de uitgangspunten van procedure van INHolland Lectoraat eLearning – Onderzoeksvoorstel STUDENTS VOICE NL
Pagina 3
selectie, aanpak en aantallen kunnen worden gegeven, maar dat deze straks wellicht op details kunnen verschillen, c.q. worden bijgesteld ten behoeve van de internationale vergelijking. Kwantitatief onderzoek Voor de Nederlandse situatie wordt kwantitatief onderzoek gedaan binnen twee verschillende doelgroepen (onder leerlingen van VO en MBO en onder studenten [inclusief die van lerarenopleidingen]) waarbij per doelgroep minimaal 500 respondenten worden gehaald. Bij de keuze van de scholen wordt gebruik gemaakt van een selecte steekproef, met zekere spreiding naar stad en platteland, leeftijdscategorieën, etc. in gelijkwaardige verhoudingen. Het kwantitatieve onderzoek onder de groep jonge startende docenten bedraagt minimaal 50 respondenten. Kwalitatief onderzoek Voor het kwalitatieve onderzoek worden gegevens verkregen via telkens minimaal 15 personen (verspreid over de schooltypen), waarbij bij de startende docenten de ‘sneeuwbalmethode’
wordt
gebruikt
en
bij
studenten
en
leerlingen
zogenaamde
‘focusgroups’. De sneeuwbalmethode impliceert dat er nieuwe respondenten worden benaderd zolang er sprake is van nieuwe informatie die daaruit voortvloeit. Zodra geen nieuwe visies of gezichtspunten meer naar voren komen, wordt aangenomen dat een verzadigingspunt is bereikt ten aanzien van de dataverzameling. Exacte procedures worden in nauw overleg met de buitenlandse partners vastgesteld om vergelijking van resultaten na afloop beter mogelijk te maken. Focusgroups worden gebruikt in het kader van kwalitatief onderzoek onder leerlingen en studenten vanwege efficiencyvoordelen en haalbaarheid, maar ook vanwege de wellicht grotere opbrengst als gevolg van uitwisseling en discussie binnen een groep. Dataverzameling Het is de bedoeling om een kwantitatief (online) onderzoek te ontwikkelen voor iedere deelcategorie van de te onderzoeken doelgroep (voorgezet onderwijs en MBO, studenten en jonge, startende leraren). De gegevens uit het kwalitatieve onderzoek zijn bedoeld om de data uit het kwantitatieve onderzoek te versterken. Dit zal bijvoorbeeld plaats hebben doordat concrete voorbeelden van bepaalde ideeën of praktijken die in het kwantitatieve onderzoek naar voren komen, in INHolland Lectoraat eLearning – Onderzoeksvoorstel STUDENTS VOICE NL
Pagina 4
het kwalitatieve onderzoek ter illustratie worden uitgediept. In de analysefase van het totale onderzoek zullen deze data met elkaar worden verbonden, zodat er sprake is van ‘versterking’ en er interpretatie mogelijk wordt. In deze opzet is het kwalitatieve onderzoek dus bedoeld om trends te signaleren en het kwalitatieve onderzoek om die trends nader te onderzoeken en te verklaren. Tijdsplanning In nauw overleg met de buitenlandse partners (University of Canberra Australia, BECTA UK, COSN USA, Ierland). Er wordt in ieder geval naar gestreefd om met het onderzoek in Nederland te beginnen in september 2008 met een afronding uiterlijk in augustus 2009, maar bij voorkeur in april 2009. Eindverantwoordelijkheid Het wordt voorgesteld het INHOLLAND Lectoraat eLearning, onder leiding van lector Dr. Guus Wijngaards, verantwoordelijk te maken voor het opzetten en uitvoeren van het Nederlandse onderzoek zoals hier beschreven en tevens voor de realisering van een goede afstemming met genoemde buitenlandse partners.
INHolland Lectoraat eLearning – Onderzoeksvoorstel STUDENTS VOICE NL
Pagina 5