Kombi Nieuwsbrief 42
- 0 -
winter 2008
Inhoudsopgave Kombi organiseert Van de redactie Van het bestuur W’bork; G v/d Vlugt
Tineke Wibaut Guilonardlezing 13 maart 2009 ............................ ....................................................................................................... ....................................................................................................... Gastsprekersduo 28 november 2008, mijlpaal in de geschiedenis
2 .2 3 3
Thema: De brug tussen de generaties Westerbork e.a. ‘Beladen Verleden’ voorblad lesmateriaal 2008 ........................... Hilbrand Westra gedicht: Gemis............................................................................... Gonda Scheffel-Baars Transgenerationele traumatisering...naoorlogse generatie ............ Rien Timmermans themadag 27-9-2008: openingswoord bestuur .............................. Gonda Scheffel-Baars themadag 27-9-2008: verslag ........................................................ Hans van der Burg themadag 27-9-2008: overdenkingen ............................................ Gonda Scheffel-Baars themadag 31-5-2008 te Maarn ...................................................... Nationaal.Comité.5 mei gedicht: Vrijheid............................................................................ Wil Reimer Nationale dodenherdenking. 4 mei 2008....................................... Jos van Hest/N.C.5 mei gedicht/foto: ‘een mens sinds ........................................................ Jet Bussemaker Herdenking einde WOII op 15 augustus ....................................... Chantal Maschke Herdenkingsrede 15-8-2008 .......................................................... An van der Burg Herdenking 15-8-2008 bij het Indisch Monument ........................ Erik Guns/Westerbork Themadag OpenArchief/kind.van (politiek) foute ouders ............ Carla O./Gonda Scheffel Oproep ervaringsdeskundigen voor Kombi kenniscentrum ......... Rozette Katz Landelijke dag steunpunt Gastsprekers WO-II heden................... G.Weiss/Marije van Urk Herinneringen Herzberg Sachsenhausen....................................... Minko Kaszo gedicht: De aarde herinnert zich.................................................... Loes Bertholée 1989, een groep kinderen van de oorlog ....................................... Diny Klaassen Mijn Kombi-ervaringen.................................................................
5 5 6 12 12 16 17 18 19 19 20 21 24 25 26 26 27 29 29 30
Hier en daar Westerbork St. Vredeseducatie Westerbork Alzheimer.nl Stichting Cogis Museon Jos van der Burg
Het interneringskamp Westerbork 1945-1948 .............................. Fort van de democratie .................................................................. Tentoonstelling Westerbork – Sobibor.......................................... Dementie en oog voor de oorlog ................................................... Dienstverlening oorlogsgetroffenen .............................................. film: Oorlogsrust ........................................................................... PACE Tekeningen Japanse Interneringskampen .......................... film Un secret; zie hier links: tussen colofon en inhoud
Achterkaft: gedichten
Streep, Lang geleden (T.Tellegen); Onrecht (J.van der Waal)
bronvermelding illustraties: Omslag Nieuwsbrief 42 De brug, foto voorop Hans van der Burg; achterop Gelske v/d Vlugt. Foto’s blz. 6,15,21-24,28-30 Gelske vd Vlugt; foto’s blz. 8-10 monument ondergedoken kind, Carla Ossendrijver; blz. 10,11,26,32 Westerbork; Comité 5 mei blz.20; blz. 33 Museon; blz. 31 St.Vredeseducatie; foto’s 16,27,30 Milena Eshuis.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 1 -
winter 2008
30 31 31 32 32 32 33
Kombi organiseert Tineke Wibaut Guilonardlezing: Ik ben van na de oorlog en dat wil ik graag zo houden. vrijdag 13 maart 2009 te Maarn Kombi houdt op vrijdagmiddag 13 maart a.s. in cultureel centrum De Twee Marken, Maarn, de TWG-lezing. Centraal staat de Naoorlogse Generatie. Met als motto: Ik ben van na de oorlog en dat wil ik graag zo houden. Er worden twee inleidingen gehouden, met de volgende vraagstellingen: Bestaat er naoorlogse generatie problematiek of kunnen we beter spreken van een verborgen naoorlogse generatie-problematiek? …Waarom hoor je daar zo weinig over; Waardoor kenmerkt zich deze problematiek, welke kenmerkende aspecten zijn er te noemen? Wat zijn ontwikkelingsinterferenties; De nasleep van de oorlog: hoe heeft de wijze waarop de oorlog werd bekeken, ons als naoorlogse generatie beïnvloed; Wat hebben Kombi en of andere vrijwilligersorganisaties te bieden. Reacties van mensen. Aansluitend wordt de film: vertoond, zie ook bladzijde 32.
Oorlogsrust
Doelgroep: alle leeftijden betrokkenen bij dit thema en WO-II (mensen jong/geboren in de oorlog, de naoorlogse generaties), de zusterorganisaties en de professionele hulpverlening. Info/aanmelding per e-mail:
[email protected];
[email protected]. Telefoon Kombi 0317-424202 Stichting Kombi kent een nieuw emailadres:
[email protected]. De Kombi website is online februari 2009 (na afgesproken aanpassingen.) Themadagen In 2009 organiseert Kombi twee themadagen, een in het voorjaar een in het najaar.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 2 -
Gespreksgroep Ben je van na de oorlog, of was je kind in de oorlog, maakten je ouders de oorlog mee en wil je daar graag eens over praten? Deed je al eerder mee en wil je ‘op herhaling’? In 2009 kan Kombi een gespreksgroep starten mits haalbaar binnen de randvoorwaarden van organisatie en voldoende deelnemers. Geef je dus op zeker als het de eerste deelname betreft. Voor opgave en informatie: Marja Vinjé, tel. 026-3270315, E-mailadres:
[email protected].
Van de redactie U hebt nieuwsbrief No. 42 in handen. Dat zou de laatste nieuwsbrief oude stijl zijn, maar sinds de themadag van 31 mei jl. gloort er weer hoop aan de horizon. Een aantal Kombianen van na de oorlog wil doorgaan met een meer op hun leefstijl aangepast Kombi. Na de themadag van 27 september jl., waarvoor Gonda Scheffel-Baars buitengewoon veel werk verrichtte, bleek er genoeg menskracht te zijn om dit plan ook uit te voeren. We gaan dus nog even verder: komend jaar blijft de nieuwsbrief op papier verschijnen. We heten een nieuw lid van de redactie welkom, Marjan Veenman. In Nieuwsbrief 43 hoort u meer van haar. Nieuwsbrief 42: De brug tussen de generaties. In dit nummer vindt u de verslaglegging van beide themadagen voorafgegaan door de lezing van de themadag 27 september. Titel: transgenerationele traumatisering: problemen bij de naoorlogse generatie. Deze inleiding van Gonda kwam voort uit een uitgebreide en zeer interessante studie gewijd aan transgenerationele traumatisering. Een waardige opening en onderbouwing van het thema: Brug tussen de generaties. In deze lijn ook de actuele ontwikkelingen rond de gastsprekers en ‘goed en fout’ in de context van Tenslotte houdt De brug… verband met de TWG-lezing op 13 maart 2009. Na het themagedeelte berichten we over de herdenkingen van 4 mei en 15 augustus 2008. Dan leest u, een stuk terug in de tijd, over belangrijke ervaringen van een voor-oorlogse en een na-oorlogse kombiaan. Weer een lezenswaardige Nieuwsbrief vindt de redactie.
winter 2008
Onze volgende uitgave is gepland vóór de meidagen 2009 met als thema: Vrede verbindt. Hierin ook ruim aandacht aan de TWG-lezing; speciaal voor de naoorlogse generatie is de ondertitel bedoeld: “Ik ben van na de oorlog en dat moet zo blijven”. Uw bijdragen zien we graag vóór 15 maart 2009 tegemoet. Liefst per e-mail naar:
[email protected]; ook geschreven bijdragen blijven van harte welkom. Adres: redactie Kombi Nieuwsbrief: Slûswei 10; 9215 VX De Veenhoop. Rest ons degenen te bedanken die kopij inzonden en u allen voor dit jaar goede feestdagen te wensen.
Van het bestuur Met grote opluchting kon ik de Themadag van 27 september jl. afsluiten. Nieuw perspectief, nieuwe hoop en nieuwe verwachtingen. Op de Themadag van 31 mei was al duidelijk geworden dat de behoefte aan het voortbestaan van Kombi voor met name de naoorlogse generatie groot was. Sindsdien deed Gonda Scheffel –Baars literatuuronderzoek juist over die naoorlogse generatie en concludeerde dat “oorlog” interfereert met de levens van de nakomelingen van de betroffen mensen en slachtoffers. Afgezien van de wetenschappelijke discussie of trauma’s nu wel of niet overgedragen kunnen worden, moge duidelijk zijn dat de inwerking van ouders op kinderen er is. Interfereren …misschien wel “…tot in het zevende geslacht”. Deze Bijbelse uitspraak was oud-testamentisch en mogelijk niet vrij van van wraakgedachten. In de na-Christelijke werking ligt de nadruk vooral op de innerlijke stem van het geweten. Dit geweten; dit weten; hoe belastend soms ook, gevormd door het voorgeslacht, geeft ruimte voor wederzijds begrip aan alle Kombianen: in-oorlogs en na-oorlogs. Mét elkaar concludeerden we aan het einde van de themadag dat er nog werk aan de oorlogswinkel is. In praktische zin is door de mensen die zich uitspraken om taken in Kombi te verrichten een belangrijke keuze gemaakt binnen hun kwaliteiten en mogelijkheden (leest u het uitgebreide verslag van Gonda in het thema De brug tussen de generaties).
Kombi Nieuwsbrief 42
- 3 -
Redenen tot dankbaarheid aan al die mensen. Ook redenen tot tevredenheid zelfs blijdschap over het nieuwe perspectief. Samen en met elkaar gaan we door en komen we verder. In de structurele samenstelling van onze (zelfhulp)organisatie zijn inmiddels op de netwerkbijeenkomst van 4 oktober jl. nieuwe afspraken gemaakt: Voor elke taakgroep zijn personen benoemd die als aanspreek- en samenroeppunt fungeren. Ook zullen twee keer per jaar alle leden van de taakgroepen uitgenodigd worden voor overleg. Toch kunnen we de dag nog niet prijzen voor het avond is; we kunnen nog steeds aanvulling van diverse taakgroepen gebruiken. Daarom wil ik vanaf deze plaats wederom belangstellenden uitnodigen actief voor Kombi te zijn. Vooral diegenen die tijd, energie en kwaliteiten hebben op de diverse terreinen. Wees van harte welkom om u aan te melden of verder te informeren! Rien Timmermans Secretaris bestuur Kombi Verslag/achtergronden v.a. bladzijde 12 (red.). Taakgroepen en personen/aanspreekpunt: Hand- en spandiensten Wil Reimer Website Ineke Bekenkamp Kenniscentrum open (via denktank) Denktank Gonda Scheffel-Baars Contacten Marja Vinjé P.R. M. Vinjé/W.v.Bergen T.W.G.-lezing Gelske vdVlugt (2009) Themadagen Milena Eshuis(2009-1) Nieuwsbrief Milena Eshuis Bestuur Rien Timmermans.
28 november 2008 – Een bijzondere dag, een mijlpaal in de geschiedenis 28 november ... mijlpaal in de geschiedenis. Op vier basisscholen is op deze dag een heel bijzondere gastles gegeven. Een kind van zgn. ‘foute’ ouders en een kind van Joodse ouders hebben samen hun verhaal verteld. Op een school in Veendam, een school in Ommen, een in Westerbork en een in Den Haag. Onder de titel ‘beladen verleden’ is speciaal lesmateriaal voor een bezoek van een kind van politiek foute ouders op scholen verkrijgbaar.
winter 2008
“Nooit eerder vertelden een overlevende van Auschwitz en iemand die in zijn jeugd lid was van de Nationale Jeugdstorm samen hun verhaal aan leerlingen in het basisonderwijs. Ook NSB-kinderen en Joodse kinderen traden niet eerder gezamenlijk naar buiten”. Vrijdag 28 november 2008 is dit voor het eerst gebeurd op vier plaatsen in Nederland. In Den Haag, Veendam, Ommen en Westerbork zijn basisschoolleerlingen getuige van deze bijzondere ontmoetingen in hun klas. Uiteraard mogen zij ook vragen stellen en is er ruimte voor een gesprek. De gastlessen zijn georganiseerd door het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO IIHeden. Dit Steunpunt is ondergebracht bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork en wordt financieel mogelijk gemaakt door het Ministerie van VWS (OHW). Ter voorbereiding op het bezoek van (destijds) een kind van politiek foute ouders is er in samenwerking met Herinneringscentrum Kamp Westerbork voor scholen speciaal lesmateriaal ontwikkeld. Tot op heden was er geen lesmateriaal beschikbaar over de geschiedenis van de NSB en de nawerking daarvan. In het kader van de presentatie van dit lesmateriaal, onder de titel Beladen Verleden, worden de duo-gastlessen georganiseerd. Het is de bedoeling dat alle scholen in de toekomst van deze unieke mogelijkheid gebruik kunnen maken. In Den Haag komt de Jodenvervolging en het beladen verleden van kinderen van politiek foute ouders aan de orde. Dit in de personen van kampoverlevende Ernst Verduin (1927) en Dirk Bruggeman (1927), die lid was van de Nationale Jeugdstorm en opgroeide in Den Haag. Hun ontmoeting vindt plaats op de Jan van Nassauschool. In Veendam zullen Rozette Kats (1942), kind van Joodse ouders, en Tineke van Hal (1938), haar vader was lid van de NSB, op basisschool De Viermaster hun verhaal vertellen. Tineke heeft een speciale band met Veendam; ze groeide op in deze plaats maar moest deze noodgedwongen verlaten omdat een normaal leven na de oorlog niet meer mogelijk was. Het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO IIHeden bracht de gastsprekers met hun diverse achtergronden van de Tweede Wereldoorlog bij elkaar. Zij hebben met elkaar gemeen dat ze in de oorlog kind waren en deze tijd met zich meedragen.” Op basisschool De Wegwijzer in
Kombi Nieuwsbrief 42
- 4 -
Westerbork zijn twee kampkinderen aanwezig van verschillende achtergrond: Tanja van der Woud, in 1945 geboren in interneringskamp Vught waar moeder net na de oorlog was opgesloten en Joop Waterman die in 1943 als Joods kind geboren was in doorgangskamp Westerbork en het concentratiekamp Bergen-Belsen overleefde. Gastsprekers Fred Mouw (1938) en Jeanette Diele-Staal (1937) laten op de Guido de Bresschool in Ommen zien dat de tijd rijp is voor het kweken van wederzijds begrip. Kamp Westerbork heeft een verschillende betekenis: kort nadat Fred Mouw, die ondergedoken had gezeten, bevrijd werd in kamp Westerbork, werd de vader van Jeanette Diele-Staal daar als ‘foute’ Nederlander binnengebracht. De meerwaarde van deze duo-gastlessen zit niet alleen in de kwetsbare opstelling van de gastsprekers ten opzichte van elkaar, maar vooral in het feit dat ze de leerlingen een spiegel voorhouden. Het gaat daarbij om de vertaling van begrippen als vooroordelen, buitensluiten, pesten, maar ook om gesprek, naar elkaar luisteren en zelfs verzoenen. Uit het persbericht van het Landelijk Steunpunt Westerbork: “Ik heb de les bijgewoond in Veendam waar Rozette Katz en Tineke van Hal hun verhaal vertelden. Tineke opgegroeid in Veendam, kind van ‘foute’ ouders en Rozette, Joods onderduikkind uit Amsterdam. Een indrukwekkend, gezamenlijk verteld pijnlijk deel van de geschiedenis, twee kindverhalen over onbegrepen gebeurtenissen, ervaringen waar niets van werd begrepen, …klein als ze waren. Het levensverhaal van twee dappere sterke vrouwen die ieder op hun eigen wijze hun verleden hebben verwerkt. Waar 40 kinderen uit groep acht meer dan een uur lang naar hebben geluisterd en daarna nog in een kleine groep over nagepraat hebben. Het ontroerde me en ik was plaatsvervangend trots, dit wilden we met KOMBI bereiken”. Gelske van der Vlugt Het voorblad lespakket illustreert hier –niet in kleur- het thema: de brug tussen de generaties.
winter 2008
Thema: De brug tussen de generaties
Ons verdriet zit diep van binnen en wanneer niemand het ziet kunnen we vaak niet winnen van dat wat al lang verloren is Dat wat verbroken is zullen we nooit herwinnen ja ons verdriet zit diep diep van binnen een altijd dragend weten van gemis. Hilbrand Westra
Kombi Nieuwsbrief 42
- 5 -
winter 2008
Transgenerationele traumatisering: problemen bij de naoorlogse generatie Een jaar of twintig geleden stond traumatisering door overdracht volop in de belangstelling. Nu bij diverse organisaties de problematiek van de naoorlogse generatie weer op de agenda geplaatst is, leek het me een goede zaak eens in oude jaargangen van het blad Icodo-info naar wat informatie te zoeken. Zo in het algemeen weet iedereen wel dat mensen die na de oorlog geboren zijn toch te lijden kunnen hebben van de oorlog, doordat de ouders die niet goed hebben kunnen verwerken. Zij hebben de oorlog ‘geërfd’, terwijl kinderen van de oorlog de oorlog zelf hebben ervaren. Dat is dan meteen het grootste verschil. Maar, dacht ik, bestaan er nog meer verschillen tussen de twee groepen en zijn er ook overeenkomsten? Hoe kan in de organisa-ties die opgezet zijn door de diverse groepen kinderen van de oorlog en waarvan het grootste deel van de leden ook van vóór of van in de oorlog zijn een helpende hand geboden worden aan hen die erna geboren zijn? Wie is wat? Allereerst werd ik bij mijn zoektocht geconfronteerd met de onduidelijkheid in de terminologie. Na-oorlogse generatie (NOG) is duidelijk, maar de NOG wordt door sommige deskundigen ook met de term ‘tweede generatie’ aangeduid.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 6 -
Anderen gebruiken voor zowel de mensen die de oorlog als kind hebben meegemaakt (KVO) als voor de NOG de term ‘tweede generatie’. De KVO worden ook nog met andere termen aangeduid: child survivors (vooral als het om Joodse kinderen gaat, maar Lansen gebruikt die ook voor kinderen uit de Japanse kampen), ‘de jonge eerste generatie’ (Arnoldus) of de ‘lateregeneratie-oorlogsgetroffenen’. Maar Filet gebruikt deze term eveneens voor de NOG omdat hij veel overeenkomsten ziet in problematiek bij KVO kinderen van de oorlog en de NOG na-oorlogse generatie!). Judith Kestenberg leidde tussen 1974 en 1984 een groot onderzoek naar gevolgen van de oorlog voor enerzijds de child survivors en anderzijds de NOG en dit voornamelijk, maar niet uitsluitend, behorend tot Joodse families. Zij heeft, in tegenstelling tot Filet, grote verschillen in problematiek tussen de beide groepen geconstateerd! In slechts één artikel (dat van Arnoldus) werd er nadrukkelijk op gewezen dat KVO hun eigen traumatiserende ervaringen moesten zien te verwerken, maar ook opgroeiden bij getraumatiseerde ouders die te weinig emotioneel beschikbaar waren en in die zin zogezegd twee pakjes te dragen kregen. KVO en NOG hebben het stukje van de emotioneel niet beschikbare ouders gemeen, terwijl zij verschillen op het punt zélf de oorlog wel of niet meegemaakt te hebben. Maar ook dat
winter 2008
verschil is niet absoluut. Blom wees erop, dat er mensen na de oorlog geboren zijn die toch zelf direct getraumatiseerd zijn; hij noemt met name kinderen van politiek foute ouders die in een interneringskamp geboren werden en later opgroeiden in kindertehuizen of pleeggezinnen. De kinderen die in de Bersiapperiode geboren zijn zouden dan ook tot de na de oorlog maar toch direct-getraumatiseerden gerekend kunnen worden. Transgenerationele traumatisering In Nederland heeft psychiater dr. E. de Wind het begrip transgenerationele traumatisering (of indirecte, secundaire traumatisering) bekendheid gegeven. Traumatisering werd door hem als volgt gedefinieerd: ‘Een door bijzonder sterke, schadelijke, uiterlijke invloeden veroorzaakte verwonding van de psychische struktuur die niet spontaan en na korte tijd door innerlijke regeneratieve krachten weer genezen kan. Deze verwonding leidt tot een innerlijk lijden, misschien wel tot symptomen en eventueel storingen van de sociale aanpassingsmogelijkheden’. Met het onderstaande voorbeeld van de kuikentjes maakte hij duidelijk hoe indirecte traumatisering ontstaat. Als kuikentjes voor het eerst een slang zien, reageren zij daar niet geschrokken op omdat zij niet weten dat hij gevaarlijk kan zijn. De moederkip reageert wel hevig ontdaan, gaat kakelen en vlucht weg. De kuikentjes volgen haar voorbeeld en leren op die manier dat een slang gevaarlijk is. Kinderen van getraumatiseerden nemen het angstige gedrag van hun ouders over zonder precies te weten waarop de angst van de ouders berust. Hoe minder erover gesproken wordt, des te meer angst zij meestal overnemen. De Wind benadrukt meermalen dat lang niet alle kinderen van ouders met belastende oorlogservaringen indirect getraumatiseerd werden. Als er in het gezin op een open manier over die ervaringen kon worden gesproken of als de kinderen met anderen over de gezins-situatie konden spreken, konden zij meestal zonder veel problemen tot evenwichtige mensen opgroeien. Misschien speelden er wel steeds onrust en onbehagen op de achtergrond mee, soms was er ook een duidelijk vermoeden dat er een relatie met de oorlog was, maar meestal konden ze de problematiek zelf wel aan.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 7 -
Niet erover spreken In heel veel gezinnen is nu juist níet over de oorlogservaringen van de ouders gesproken. Ouders wilden hun kinderen niet met hun problemen opzadelen en gingen er oprecht van uit, dat als zij niks wisten er ook geen last van konden hebben. In andere gezinnen heerste een stemming van noodlot: er ligt voor ons niets goeds weggelegd. Het niet-praten over de ervaringen dat bij de kinderen zorgt voor een niet-weten lijkt een belangrijk element in de problematiek van de NOG. Er doet zich hier een dilemma voor: aan de ene kant is er de onmacht van de ouders om over hun ervaringen te spreken maar ook hun recht om erover te zwijgen, aan de andere kant is er de noodzaak voor de kinderen om erover te weten, opdat zij hun ouders en daardoor zichzelf beter kunnen begrijpen. Maar spreken over zeer angstaanjagende ervaringen is moeilijk, ouders zijn bang emotioneel onderuit te gaan in de aanwezigheid van hun kinderen. Tamarah Benima, zelf NOG, rechtvaardigde het zwijgen van de ouders door er op te wijzen, dat het doel van spreken over ervaringen, n.l. het delen van de daarbij gevoelde emoties, in de ouder-kindrelatie nauwelijks gerealiseerd kan worden. Ook een ander doel van spreken, n.l. het overdragen van levenservaring kan niet echt kan plaatsvinden, omdat de kinderen hopelijk nooit in hun leven in een kamp of in de onderduik terecht zullen komen. Weliswaar gaven haar ouders haar en haar zus veel raad, hun onbewust voorbereidend op een noodsituatie, maar wat hadden ze eraan om te weten hoe belangrijk het was om, bij het uitbreken van een oorlog een leren jas te hebben die je tegen kogels en kou kon beschermen, waar je eventueel in kon slapen, waarin je veel kon verstoppen of die een hoge omruilwaarde vertegenwoordigde? Kestenberg heeft gewezen op de ondermijnende invloed van het leven in twee werelden voor de identiteit van de NOG: aan de ene kant het bedreigde leven in de wereld van het verleden van de ouders en het voorbereiden op een volgende calamiteit, aan de andere kant het ontspannen leven in de wereld van nu met vrienden, hobby’s, werk en vakanties.
winter 2008
De onmacht van de ouders Diverse onderzoekers constateerden, dat getraumatiseerde ouders vrijwel nooit kunnen voldoen aan een belangrijke pedagogische voorwaarde, n.l. het kind vrij laten om zijn eigen mogelijkheden zo goed mogelijk tot ontwikkeling te laten komen. Enkelen wezen met name op de invloed van de depressivitiet van de ouders op de kinderen. Kinderen denken over het algemeen dat zij de oorzaak van de gedeprimeerde stemming in huis zijn, doen er alles aan om die te verbeteren maar zien hun pogingen daartoe mislukken. Die machteloosheid is fnuikend. Kinderen kunnen zich identificeren met de pijn en de schaamte van hun ouders en zich zelf als waardeloos gaan beschouwen of juist hun toevlucht nemen tot agressieve arrogantie.
De buitenwereld wordt bedreigend; maar ook het gezin zélf, de ouders zijn een bedreiging, omdat zij rondlopen met onverwerkte trauma’s die door de kinderen op een heel diep niveau worden gevoeld. Veel getraumatiseerde ouders kunnen niet de ‘good enough’ ouders zijn die kinderen voor hun ontwikkeling nodig hebben, ouders die geborgenheid, warmte en bemoediging geven. Daarom, zo stelde de Wind, zijn indirect getraumatiseerden, de kinderen dus, er soms slechter aan toe dan hun ouders die voordat zij hun trauma opliepen in hun jeugd bescherming en warmte hebben gekend en zelfvertrouwen hebben kunnen opbouwen.
Getraumatiseerde ouders houden hun kinderen onbewust vaak in grote afhankelijkheid, waardoor het moeilijk voor hen is op eigen benen te gaan staan. Kiezen voor een eigen leven veroorzaakt vaak gevoelens van schuld en schaamte, wordt ervaren als verraad van de ouders. Getraumatiseerde ouders dragen vaak hun wantrouwen ten opzichte van hun medemensen en hun verlies van geloof en vertrouwen in rechtvaardigheid en redelijkheid aan hun kinderen over.
De behandelmethoden van mensen met oorlogsproblematiek verschillen niet van die van mensen met andersoortige problematiek, al vonden zij dat enkele aspecten wel goed in de gaten gehouden moeten worden. Bij mensen met een Joodse achtergrond kunnen in de therapierelatie ook problemen met hechten en onthechten ontstaan, terwijl kinderen van verzetsdeelnemers zich nogal eens teleurgesteld voelen in de therapeut die wel tegen móet vallen vergeleken bij de geïdealiseerde ouders.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 8 -
Problematiek bij de NOG Een drietal medewerkers van het RIAGG in Vlaardingen stelden op grond van hun ervaring met de problematiek van de NOG dat er grote overeenkomsten zijn in de problematiek, ongeacht de achtergrondgroep waartoe hun cliënten behoorden. Vooral schaamte en pijn over het verdriet van hun ouders werden genoemd en het wantrouwen ten opzichte van de buitenwereld. Verschillen waren er ook. Voor mensen met een Joodse achtergrond signaleerden zij veel problemen met hechten en onthechten, problemen met agressie-regulatie en identiteitsvragen. Bij kinderen van verzetsdeelnemers merkten zij op hoe zij de hoge verwachtingen van henzelf of van de omgeving trachtten waar te maken, daarbij gehinderd door het gevoel niet te kunnen tippen aan wat de ouders ooit hebben gedaan. Bovendien kwam bij hen veel verdriet voor over het ontbreken van aandacht van de ouders voor hun (kleine) kinder-problemen. Bij kinderen van politiek foute ouders overheersten vooral problemen op het gebied van schaamte en schuld, maar ook loyaliteits- en identiteitsproblemen.
winter 2008
Cliënten met een Indische achtergrond willen nogal eens hun problemen wegmoffelen of bagatelliseren. Blom wees op de vaardigheid van kinderen van politiek foute ouders om een heel normale ongecompliceerde indruk te maken, geconditioneerd als zij zijn vanuit hun thuissituatie om niet op te vallen en het idee er eigenlijk niet te mogen zijn.
Over de ‘ongrijpbaarheid’ van de problematiek van zowel de KVO als de NOG schreef Filet: “Voor [hen] is het hebben van moeilijk definieerbaar psychisch lijden een soort tweede natuur, die zo vanzelfsprekend is geworden in het milieu waarin zij opgroeiden dat het niet als een symptoom herkend wordt”. De klachten waarmee zij komen, zijn niet specifiek, het zijn dezelfde waarmee andere cliënten komen. Toch is er verschil: “Wat men vaak kan herkennen in de kleur van het gevoelsleven of de kwaliteit van de stoornis, is de historische achtergrond van de sociale categorie oorlogsgetroffenen waarmee zij verbonden zijn. (…) Het zijn alle meer kenmerken van een innerlijk klimaat dan dat zij een uitgekristalliseerde vorm in gedrags-stoornis of klacht gekregen zullen hebben”. Judith Kestenberg concludeerde aan het eind van haar studie dat KVO en NOG met bepaalde thema’s anders omgaan. De na-oorlogse kinderen en kleinkinderen willen weten wat er in het verleden gebeurd is, terwijl mensen die de oorlog als kind meemaakten het verleden het liefst uit hun leven willen bannen. De NOG heeft vaak identiteitsproblemen omdat de identiteit van hun ouders onder grote druk heeft gestaan tijdens de oorlog, en de identiteit van KVO heeft zelf die druk ondervonden. De NOG heeft vaak een te hechte band met de ouders en kan moeilijk loskomen, terwijl de KVO juist moeite hebben om een hechte band met wie dan ook aan te gaan, omdat zij in de oorlog door de
Kombi Nieuwsbrief 42
- 9 -
volwassenen, ook de eigen ouders, in de ‘steek zijn gelaten’. Bij de NOG trof zij veel gevallen van anorexia of boulimia aan (mogelijk gerelateerd aan de honger waarmee hun ouders te maken kregen), terwijl de honger en ontberingen bij de KVO moeilijkheden met spijsvertering en vitaliteit deden ontstaan. De NOG ‘erfden’ angst en depressiviteit van hun ouders en durfden hun agressie (over het tekortschieten van de ouders) niet te uiten, terwijl de KVO hun agressie vaak wel op die ouders richtte in plaats van op de veroorzakers van hun eigen problemen en die van hun ouders. Veel KVO hebben te kampen met een depressieve kern, een gevoel van leegte en van verlies van continuïteit in het leven. Bestaat transgenerationele traumatisering wel of niet? We zijn er tot nu toe vanuit gegaan dat transgenerationele overdracht bestaat, dat traumatische ervaringen van ouders hun kinderen kunnen beïnvloeden, maar onomstreden is dat begrip niet meer. In 1990 werd een onderzoek ingesteld naar de Joodse na-oorlogse generatie. Specifieke problemen vond men niet, er bestaat dus niet zoiets als een tweede-generatie-problematiek, maar over het algemeen maakten kinderen van oorlogsgetroffenen veel vaker gebruik van medische en psychische hulpverlening en leek hun problematiek dieper te zitten en moeilijker te verwerken. In 1995 werd een onderzoek gedaan naar de na-oorlogse Indische generatie. De onderzoekers zetten zich bij voorbaat al af tegen de klinische onderzoekers en conclu-deerden, dat ‘de na-oorlogse problematiek niet bestaat en hooguit het produkt is van aan problemen verslaafde hulpverleners’. De onderzoekers van 1995, die mede in opdracht van de overheid hun studie verrichtten, kan echter verweten worden dat hun conclusies een ‘politiek en maatschappelijk comfortabele en weinig kostbare opvatting’ hebben opgeleverd. Zij constateerden geen verschillen tussen de Indische NOG en de controlegroep, maar zij hadden niet kritisch gekeken naar de samenstelling van de controlegroep. Deze bleek voor ruim de helft uit mensen te bestaan behorend tot families waar oorlogsproblematiek een rol speelde. Geen wonder dat er dus nauwelijks verschillen werden gevonden!
winter 2008
Prof. Ijzendoorn poneerde in 2002 aan het eind van zijn studie onder drie generaties vrouwen in Israël (50 grootmoeders en nakomelingen die de holocaust hadden overleefd en 50 die al voor de oorlog in Israël woonden): ‘De kortste samenvatting van de uitkomsten van onze holocauststudie luidt dat intergenerationele overdracht van trauma niet bestaat, althans niet wanneer de kinderen en kleinkinderen in normale omstandigheden functioneren. Een bewijs voor de indrukwekkende veerkracht van de holocaustoverlevenden die er blijkbaar in slagen hun kinderen af te schermen van hun eigen traumatische ervaringen.’ Met die laatste zin maakt hij m.i. duidelijk dat de eigenlijke bedoeling van zijn studie was aan te tonen dat de overlevenden geen zielige getraumatiseerden zijn. Hij wordt voor mij ongeloofwaardig als hij het doet voorkomen alsof de uitkomsten die voor Israël wel zullen kloppen ook voor de rest van de wereld gelden. Bovendien heeft hij maar één thema onderzocht, dat van het hechten en onthechten; weliswaar een belangrijk thema in de problematiek, maar toch maar één thema. En er zijn nakomelingen van holocaustoverlevenden die níet in normale omstandigheden kunnen opgroeien; en: wat is ‘normaal’? -foto p.8,9,10ond: voor het ondergedoken kind-
Kombi Nieuwsbrief 42
- 10 -
Kennelijk hebben veel onderzoekers een verborgen agenda en het gevecht daarover gaat over de hoofden van de NOG heen. Bestaat transgenerationele overdracht nu wel of niet? In een interessant artikel vertelt Willem Heuves hoe er tussen een moeder en een baby non-verbale communicatie bestaat. Ze reageren op elkaars signalen en zo bouwen ze wederzijds vertrouwen op. Het kind leert zijn eigen gevoelens kennen en de manieren hoe hij daar mee om moet gaan. Een depressieve moeder reageert niet of niet goed op de signalen van de baby, die daardoor in verwarring raakt en geen zelfvertrouwen opbouwt. Heuves vertelt ook hoe elk kind op een bepaald moment bang is van een eng dier onder zijn bed. Evenwichtige ouders kunnen door tal van manieren het kind helpen om die angst te overwinnen, maar sommige ouders worden door het zien van hun bange kind herinnert aan het angstige kind dat zijzelf waren en worden weer door de vroegere angst overstroomd. Het kind ziet een angstige ouder en wordt niet getroost of geholpen, maar identificeert zich met de angst van zijn ouders. Op die manier worden onverwerkte ervaringen en emoties doorgegeven. Soms interpreteren ouders het gedrag van hun kind op grond van hun eigen ervaringen. Een moeder die bijna over haar kruipende baby struikelde zei: ‘Dat doet hij nou altijd, hij is gewoon jaloers dat ik met u zit te praten’. Op grond van eigen ervaringen kunnen ouders ook reageren met agressiviteit of onverschilligheid. Ook dan wordt het kind en zijn behoefte niet waargenomen. Petra Aarts merkte op dat normale gedragingen van kinderen heftige emoties bij ouders kunnen oproepen. Op een bepaalde leeftijd gaan kinderen experimenteren met voedsel of ontlasting, gaan ze zich intensief bezighouden met thema’s als geboorte en dood. Ouders kunnen daardoor herinnerd worden aan honger, marteling, schaamte, angst, woede of de dood van geliefden tijdens de oorlog. Hun heftige emoties op het gedrag van hun kind hebben niets met dat feitelijke gedrag te maken. Zelfs als ouders ze weten te onderdrukken zal een kind ze opmerken en erdoor in zijn normale ontwikkeling geremd worden. Nu is het natuurlijk zo, dat ouders depressief of angstig geworden kunnen zijn door andere oorzaken dan door de oorlog. Overdracht van onverwerkte ervaringen bestaat in elk geval als ik de uitleg van Heuves volg.
winter 2008
Waarom zou overdracht van oorlogstrauma’s dan ontkend moeten worden door bepaalde onderzoekers? Aan de andere kant: is er reden om déze overdracht een aparte plaats te geven? De praktijk: het belang de oorlog erbij te betrekken De Vlaardingse groep stelde dat therapeuten zich enige relevante historische kennis moeten verwerven, zodat zij bijvoorbeeld weten wat de Bersiapperiode was en de effecten daarvan op hun cliënt beter kunnen inschatten. Uitwis-seling met collega’s komt de vaardigheid ten goede, want het herkennen van de specifieke thema’s gaat niet vanzelf en moet je gaande-weg leren. Want hoewel de problematiek waarmee KVO en NOG zich bij therapeuten melden niet afwijkt van die van andere cliënten (arbeidsconflict, relatieproblemen, schaamteen schuldgevoelens, verslavingsproblematiek), zijn er wel bepaalde thema’s die een grote rol spelen en is het vaak noodzakelijk om de samenhang met de oorlog expliciet te maken wil een therapie kans van slagen hebben. Enkele voorbeelden ter illustratie. Coopmans kreeg in zijn praktijk een onderwijzer die in een arbeidsconflict verwikkeld was. Voor diens depressiviteit waren er in zijn eigen leven nauwelijks aanknopingspunten te vinden, maar wel in de oorlogservaringen van zijn vader. Deze was als dwangarbeider in Duitsland geweest en had met zijn zoon een moeizame relatie. In de therapie kon een verband gelegd worden tussen de hoge idealen die zijn vader door de oorlogsomstandigheden nooit had kunnen verwezenlijken en de hooggestemde idealen waardoor de zoon in conflict kwam met minder bevlogen collega’s. Het onrecht dat zijn vader overkomen was probeerde de zoon a.h.w. teniet te doen door het nastreven van hoge doelen. De therapeut adviseerde hem meer over zijn vaders ervaringen aan de weet te zien te komen. Daarna ging het hem veel beter en kon hij elders weer een betrekking aanvaarden. In een gespreksgroep voor de Joodse NOG meldde zich een vrouw die wilde werken aan thema’s als aansluitingsproblemen, onveiligheid en eenzaamheid. Gaandeweg werd duidelijk dat haar werkelijke pijn haar kinderloosheid was. Dat is voor veel vrouwen een verdrietig probleem maar voor haar woog het nog veel zwaarder, omdat vrijwel haar hele familie in de holocaust was uitgeroeid.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 11 -
Als zij geen kinderen kreeg zou de familie ophouden te bestaan, dan verzaakte ze haar plicht en ‘had Hitler toch nog gewonnen’. Als in therapie alleen gewerkt zou worden aan het verdriet om de kinderloosheid, zou het kern-punt van de problematiek juist gemist worden. Kennis van de oorlogsgeschiedenis van de familie is hier onontbeerlijk om de diepte van het probleem te peilen en aanknopingspunten te zoeken om eraan te werken. Wat kan er gedaan worden? Het lijkt langzamerhand weer tijd om overdracht van trauma’s opnieuw op de publiciteitsagenda te plaatsen. Hulpverleners zouden meer aandacht voor dit thema moeten hebben, en meer aandacht in de media zou tot gevolg kunnen hebben dat na de oorlog geborenen die via hun ouders of grootouders last hebben van de oorlog eerder dat verband gaan zien en gerichte hulp gaan zoeken. Gonda Scheffel-Baars Dit artikel is een verkorte versie van een discussiepapier met een uitgebreid notenapparaat waarin verwezen wordt naar de artikelen die door mij bij het schrijven ervan werden geraadpleegd. Wie graag de langere versie wil lezen kan die opvragen: tel. 0345-573190 of
[email protected] .
winter 2008
Openingswoord bestuur voor de Kombi themadag 27 september 2008 Vandaag krijgt de Naoorlogse generatie binnen Kombi een nieuw accent; een sterker accent. Je zult daar straks meer over horen. Onlangs kreeg ik de uitgave “Het Indisch Monument”van de Stichting Herdenking 15 augustus 1945, in handen. Achterop deze uitgave is te lezen: “De emoties en het verdriet en de verwondingen van je familie meebeleven als je eigen emotie, je verdriet, je verwonding.” Daar begint het dus……. Dit is overdracht: vanuit een natuurlijk sympatisch proces wordt het opgenomen in je biologische weten: je herinneringen Zonder dat je zelf de woorden, de begrippen erover en het inzicht erin hebt. Dáár kun je last mee gaan krijgen… dáár kun je last van gaan krijgen….. Centrum 45 stelt op hun website over de Naoorlogse generatie dat NIET alle kinderen van oorlogsgetroffenen psychische problemen hoeven te ontwikkelen. Als dat wel zo is, zijn de klachten die ze ontwikkelen divers. Er zijn echter ook veel overeenkomsten: enkele noem ik er… - extreme loyaliteit met de ouders - problemen op het terrein van het ontwikkelen van de eigen identiteit - hechtings- en intimiteitsproblemen - extreme schuld en schaamtegevoelens. De stichting Kombi is niet een instelling waar diepgaande therapeutische behandeling kan plaatsvinden. In mijn optiek is het wel dé zelfhulporganisatie die “zonder aanziens des persoons” hulp biedt bij herkenning en erkenning van de thematiek “geraakt door de oorlog”. Of misschien ook wel “gedeukt door de oorlog “of “gewond door de oorlog”. We zijn binnen Kombi gewend dit te doen middels de dialooog.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 12 -
Niet via felle discussies of disputen; maar door te luisteren naar elkaar; ruimte te geven aan elkaar. Voor mij gaf dat verwerking en heling. Nieuwe syntheses tussen beleving en denken; een nieuw perspectief. Dáárom is Kombi het waard om voort te bestaan! Natuurlijk zijn er binnen Kombi ook verschillen. De in-oorlogse generatie geeft de laatste tijd duidelijk aan behoefte te hebben aan rust. De taken en verantwoordelijkheden die deze mensen jarenlang op zich genomen hebben lijken mij ook meer dan voldoende geweest om hen die rust te gunnen. Maar zeker willen zij NIET dat hun inzichten en wijsheden zo maar verloren gaan. Een nalatenschap die zij graag willen achterlaten. Dát is het grote gezamenlijke van Kombi. Vandaag kijken we of een nieuwe generatie – de naoorlogse – voldoende perspectief zien om de taken en verantwoordelijkheden voor Kombi vervolg te geven. Ik wens jullie veel inspiratie en creativiteit. Rien Timmermans
Themadag 27 september 2008 in De Prinsenhof te Utrecht Na een inleiding over Transgenerationele traumatisering (zie openingsartikel themadeel in deze Nieuwsbrief) werd door de aanwezigen in vier groepjes gediscussieerd over twee stellingen en twee vragen. Iedere deelnemer aan de themadag had bij aankomst een vrucht gekregen – een pruim, rode appel, mandarijn of groene appel – en de vrucht bepaalde in welk discussiegroepje men was ingedeeld. Verspreid door het gebouw gingen de groepjes aan de slag. Enige uitloop van tijd konden we ons permitteren, maar op een gegeven moment werd iedereen toch weer in de centrale zaal verwacht. Daar deed per groepje iemand verslag van wat er door hen besproken was. Gelske leidde deze verslaggeving en schreef op grote flappen (flip-over-vellen) de kernwoorden en kernzinnen, die aangevuld of verduidelijkt werden als er vragen over werden gesteld.
winter 2008
Hier volgt een samenvatting van de verslaggeving, gebaseerd op die flappen en mijn eigen aantekeningen van de plenaire discussie. Vraag 1. De naoorlogse generatie (NOG) heeft problemen die verband houden met de oorlog; - ze zijn zich dat bewust; - ze weten het niet; - ze mogen het niet weten; - de omgeving wil het niet weten. Alle groepen hebben deze stelling bevestigd: er is of kan een verband zijn tussen je eigen problemen en de oorlog van je (groot)ouders. Het besef van die invloed is meestal eerst afwezig, maar kan door publicaties in kranten of tijdschriften of in de hulpverlening of door de folder Kombi worden gewekt en in een stapsgewijs proces in iemands innerlijk wordt steeds duidelijker waaruit die invloed bestaat en hoe die zich manifesteert. Daarbij moet soms de eigen ontkenning (‘mijn probleem kan niet met de oorlog te maken hebben’) of ‘het eigenlijk niet mogen weten’ (‘mijn ouders hebben veel meer meegemaakt, dus mag ik toch niet zeuren’) doorbroken worden. Toenemend besef en het verwerken van de problemen kost tijd en energie en is voor de omgeving niet altijd plezierig, kan zelfs breuken veroorzaken. De invloed van de oorlog kan blijken uit kleine dingen, gezinspatronen, vreemde gewoonten e.d., die weliswaar zeer diep gefundeerd zijn in de oorlogservaringen, maar op zich ‘onnozele’ dingen zijn (bijvoorbeeld verplicht groeten van de hele familie, verzamelen van conserven voor ‘slechte tijden’). De omgeving, maar ook de hulpverlening, de oudere oorlogsgeneratie, wil de NOG-problematiek nogal eens ontken-nen of bagatelliseren, mogelijk ook omdat kennis daarover bij hen ontbreekt. Bij de NOG leeft een sterke behoefte aan kennis over wat de ouders (of de achtergrondgroep waartoe de ouders behoren) is overkomen. Als de (groot)-ouders overleden zijn, hoe achterhaal je dan nog hun geschiedenis? Hier zou een Kombi ‘kenniscentrum’ helpende hand kunnen bieden. Nog enkele uitspraken: De kennis van hoe het was verdwijnt; erover praten met buren, vrienden e.d. helpt ook vaak, het hoeft niet per se via de hulpverlening; De generatie van ’68 was (deels) de generatie van oorlogskinderen die in opstand kwam tegen de ouderen: ‘all you need is love’.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 13 -
Vraag 2: Kombi is vanuit het idee van bondgenootschap verplicht een rol te spelen in het bieden van een helpende hand aan de NOG De term ‘verplicht’ lokte precies de discussie uit die we er mee op het oog hadden! Het woord verplicht is niet het goede woord, een veel te zware term, hoewel in de statuten van Kombi de NOG met name genoemd wordt en we krachtens die statuten dus ‘verplicht’ zijn aandacht te besteden aan hun problematiek. Het gaat echter om een morele verplichting, binnen de mogelijkheden die iedere Kombiaan heeft en in de mate waarin hij/zij deze voelt en gestalte wil geven. Kombi is een bron van genuanceerde informatie en de organisatie moet als zodanig blijven fungeren. De ‘ouderen’ (KVO, voor- en inoorlogs) kunnen de rollen vervullen van praatpaal, vraagbaak en doorgeefluik. Zij geven niet alleen, zij mogen ook ontvangen: het is een wederkerig wederzijds proces. Nog enkele opmerkingen: Een van de conclusies van het boek De dialoog als handreiking was dat het bondgenootschap naar binnen met name t.o.v. de kinderen van verzetsdeelnemers en de NOG (te) weinig aandacht gekregen heeft. Er is vaak te weinig onderscheid geweest tussen de verschillende accenten in de problematiek bij KVO en NOG, zowel bij de KVO als bij de NOG. Het zou verschil kunnen maken of de ouders van de NOG in de oorlog volwassene waren, of kind. Er is in de vakliteratuur niets over te vinden! Vraag 3. Hoe kunnen we die hulp vorm geven? Door verzamelen van kennis en verhalen die de problematiek verhelderen, door die te inventariseren en door te geven. Binnen Kombi door de website, Nieuwsbrief, themadagen. Buiten Kombi via hulpverlening, Cogis, door media-aandacht te vragen, zusterorganisaties. Hoewel de groepjes op sommige punten dezelfde dingen naar voren brachten, lijkt het me zinvol om bij deze vraag de uitspraken niet samen te vatten, maar ze per groep weer te geven, omdat er ook enkele duidelijke verschillen te signaleren zijn (met name: Kombi voor iedereen, of alleen voor de NOG). Groene appeltjes: Kombi in de ‘oude’ vorm was een goed geolied, goed lopend systeem.
winter 2008
De NOG is meest volop in het arbeidsproces, heeft kinderen te verzorgen, heeft weinig tijd en moet de activiteiten dus aanpassen aan wat hun mogelijkheden zijn en deels ook andere activiteiten ondernemen (geen verplichting kunnen aangaan om tien maal een praatgroep bij te wonen bijv.) Het ‘nieuwe’ Kombi zou een meer afgebakend, minder breed georiënteerd takenpakket moeten hebben en zich dienen te beperken tot de NOG. Lotgenoten zouden gevonden moeten worden via website en de media, waarna zij zich bij Kombi nieuwe stijl kunnen melden. Mandarijnen: Kennis wordt verworven via verhalen, dat is de basis. Hoe verzamel je die verhalen? Via 1. de website – heel belangrijk; 2. themadagen; 3. Nieuwsbrief; 4. contacten zoals met Cogis. Alle middelen zouden benut moeten worden om Kombi naar buiten te brengen: TWG-lezing, contact met zusterorganisaties, gastsprekers op scholen of lerarenopleiding. Er wordt opgemerkt dat er ook aan andere organisaties gedacht kan worden, bijv. vredesgroepen. De verhalen moeten in kleine kring verteld kunnen worden, ‘geoefend’ worden, dus op een themadag of in een praatgroep. Verhalen moeten kunnen worden verteld en vragen daarover moeten kunnen worden gesteld (bijv. aan KVO). De gemengde samenstelling van mensen binnen Kombi is hierbij uiterst belangrijk! Wat de zusterorganisaties betreft wordt opgemerkt dat er bij Jonag en Jok, maar ook bij de Indische organisaties de laatste jaren een tendens is om zich vooral met culturele dingen bezig te houden en minder met de oorlog. Zoeken naar je ‘roots’, het leven in Indië voor 1940 of Joods leven in Nederland voor 1940. Rode appeltjes: Verhalen verzamelen en doorgeven. Daarbij zijn belangrijk: website, nieuwsbrief, themadagen, telefoondienst, P.R. t.b.v. hulpverlening en de media. Pruimen: Zij sluiten zich aan bij wat andere groepjes al hebben gezegd en vullen nog aan: Verhalen geven de mogelijkheid om bepaalde thema’s die bij jezelf spelen te herkennen. Verhalen verduidelijken de problematiek.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 14 -
De website zou interactief moeten zijn, een forum moeten bieden, moeten verwijzen naar het kenniscentrum (terwijl het kenniscentrum ook informatie van de reacties op de website zou kunnen benutten). Themadagen blijven belangrijk om elkaar echt te ontmoeten (en niet alleen op papier of via het internet), maar moeten rond een bepaald onderwerp gehouden worden, zodat er ook een educatief element in het programma zit. Er zou meer/opnieuw publiciteit moeten worden gezocht: het maatschappelijk geheugen is heel kort. Het publiek moet opnieuw geïnformeerd worden, zodat NOG-mensen de relatie met de oorlog kunnen leggen. Kombi heeft als voortgaande taak het ‘ontkennen van de ontkenning’, d.w.z. te weerspreken dat de NOG geen problemen heeft, aan te tonen dat die er zijn en dat bewustwording helpt om orde op zaken te stellen en grip op de problematiek te krijgen. Vraag 4. Zie je voor jezelf en/of Kombi een rol weggelegd in dit proces? In verband met de tijd hebben we de bespreking van deze vraag laten samenvallen met het aansluitende programmaonderdeel. In de zaal waren flappen opgehangen met daarop de taken die bij de beantwoording van vraag 3 als belangrijk naar voren kwamen. De deelnemers kregen nu stickertjes om op de flappen te plakken om daarmee duidelijk te maken welke taak zij voor Kombi het allerbelangrijkste vinden, los van de vraag of ze zich wel of niet voor zo’n taak zouden kunnen of willen inzetten. Natuurlijk kwam daarna toch het moment waarop gevraagd werd of de deelnemers zich voor een taak zouden willen aanmelden. Op een tafel achter in de zaal was een trekkertje opgesteld met een aantal fruitkarretjes erachter, die een bepaalde taak in Kombi vertegenwoordigden. De deelnemers konden op kleine vlaggetjes hun naam zetten en in een van de fruitkarretjes neerzetten. Een spannend moment: kon de trekker bemand worden met een bestuur en namen in de karretjes genoeg mensen plaats om de diverse taken te gaan uitvoeren? Dat bleek het geval! Hieronder staat een tabelletje van het aantal stickers dat per taak op de flap geplakt was; erachter staat vermeld hoeveel mensen zich voor deze taak hebben aangemeld, gevolgd door een puntsgewijze toelichting.
winter 2008
Themadagen/ontmoetingen (18) 7 Website (16) 2 Kenniscentrum (16) 4 PR- publiciteit zoeken (13) 1 TWG-lezing (12) 1 Nieuwsbrief (11) 3 Contacten met hulpverlening (9) Contacten met zusterorganisaties (6) Zowel contacten met hulpverlening als zusterorganisaties (3) Extra taken genoemd: - meer openstaan voor samenwerking met andere organisaties; - praat-/ontmoetingsgroepen houden; - toneel als verwerkingsmethode. Bestuur: Denktank: Hand- en spandiensten:
3 mensen 6 mensen 10 mensen
Het is duidelijk: we vinden met elkaar dat er voor Kombi nog werk aan de winkel is en dat we er ons naar vermogen voor willen inzetten. Themadagen scoren het hoogst en in overeenstemming hiermee hebben zich ook veel mensen gemeld die zich met het organiseren ervan willen bezighouden. De website scoort ook hoog, maar het aantal mensen dat er daadwerkelijk iets aan kan/wil doen is klein.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 15 -
Het bouwen en beheren van een website is een technisch karwei en bij de aanwezigen op de themadag ontbrak de noodzakelijke know-how. De mensen die zich opgaven voor de website willen als er een interactieve website komt vragen beantwoorden en contacten onderhouden. [Intussen is vaart gezet achter de website, die geruime tijd door allerlei oorzaken uit de lucht is geweest; in 2009 in de lucht]. Het kenniscentrum scoort ook hoog en trok ook een aantal mensen die zich ermee wil gaan bezighouden. PR wordt hoog ingeschat, maar om de taak ook praktisch invulling te geven (te bemensen) lijkt op dit moment erg moeilijk. TWG-lezing: de ene persoon die zich hiervoor opgaf, zou een beroep kunnen doen op de groep van de themadagen of op de hand- en spandiensten; voor de komende TWG-lezing is al een voorbereidingsgroep samengesteld. De Nieuwsbrief kan nog wel extra mensen gebruiken [en die meldden zich op de netwerkbijeenkomst gelukkig ook]. Contacten met andere organisaties en hulpverlening werden wel belangrijk gevonden, met vooreerst wel prioriteit aan de bovenstaande taken. De drie mensen die zich hiermee willen bezighouden kunnen van start. De denktank zal zich minder met praktische zaken gaan bezighouden, maar kan o.a. met het bestuur nadenken over de koers van Kombi in de doorstart, kan brainstormen met bijv. de mensen van het kenniscentrum en met hen die de contacten met andere organisaties en met de hulpverlening gaan onderhouden. De handen spandienstengroep (waar bijvoorbeeld ook de ‘oudgedienden’ die nog wel wát, maar niet meer structureel iets willen doen, zich zouden kunnen melden) zal zich met meer praktische zaken bezig kunnen houden. Te denken valt aan hulp bij TWG-lezing of themadag (niet inhoudelijk, maar het praktische terrein eromheen), maar bijv. ook als ‘oproep’kracht om op themadag of voor het kenniscentrum hun eigen verhaal te vertellen. Tot slot: we begonnen de dag zittend met onze rug naar de deur en kijkend naar de muur en de flapover, maar toen de trekker en de karretjes bemand/bevrouwd waren, hadden we onze stoelen omgedraaid en keken we naar de deur. Een deur naar de toekomst. Symbolisch? Gonda Scheffel-Baars
winter 2008
Overdenkingen bij de Kombi themadag 27 september 2008 De dag verliep zeer positief. Drie naoorlogse Kombianen gaven zich op voor het bestuur zodat de Stichting formeel kan blijven voortbestaan. Voor deelname aan de diverse activiteiten binnen de te vormen voortzetting van Kombi door de tweede generatie was veel animo. Niets aan de hand zou je zo zeggen. Toch is er iets dat mij persoonlijk nog steeds niet lekker zit. Geef eens antwoord op de volgende vragen. Wie zoek je het eerst op aan het begin van een themadag of een TWG-lezing? Aan wie heb je met rode ogen dingen verteld die je misschien nog nooit eerder aan anderen had toevertrouwd? Naar wie heb je geluisterd toen hij/zij geëmotioneerd en onder tranen zijn/haar levensverhaal vertelde? Bij wie heb je je zo veilig gevoeld dat dit mogelijk werd? Waar heb je herkenning en erkenning gevonden? M.a.w. waar heb je werkelijk je pijnlijke verhaal kunnen vertellen? Wie hebben met je mee gehuild? Met wie wil je het contact voortzetten, ook ná de groep of het weekend? Zijn het niet degenen met wie je een praatgroep hebt gedeeld of de mensen met wie je weekenden hebt meegemaakt? Zijn zíj het niet waarmee je een bijzondere band hebt opgebouwd? Praten we hier niet over de essentie van zelfhulp? Zijn de praatgroepen niet het wezen van Kombi? Is het niet zo dat al het andere van het begin af “slechts” voorwaarde scheppend is geweest (en moest zijn)?
Als we eens kijken naar andere groeperingen die zich bezig houden met de tweede generatie problematiek, dan zien we dat er meerdere bindende factoren zijn. Bij de INOG (Indische na-oorlogse generatie) zijn dat hun “roots”. Bij de JONAG (de Joodse naoorlogse generatie) zijn dat hun religie, hun voortbestaan als volk en hun eeuwenoude geschiedenis. Bij de KVV (kinderen van verzetsdeelnemers) is het de loyaliteit naar hun ouders. Bij de kinderen van politiek foute ouders is dit het gedeelde familiegeheim waar niet over gesproken wordt en het “er eigenlijk niet mogen zijn”. En wat zouden bij Kombi nu de bindende factoren kunnen zijn? Voor mij is dit het onderlinge vertrouwen, de veiligheid en de verbondenheid opgebouwd tijdens de intensieve contacten in de weekends en de praatgroepen. Onderling vertrouwen, veiligheid en verbondenheid. Voor mij zijn dat, in dit kader, zaken die méér waarde hebben dan alle hiervoor genoemde bindende factoren. De verplichting om hier vijftien keer een dagdeel met elkaar aan te werken heeft in mijn gevoel essentieel bijgedragen aan het leren binden en hechten. Ook de unieke saamhorigheid die er nog steeds tussen oud Kombianen bestaat is hieraan te danken. Zoiets ontstaat niet vanzelf tijdens vrijblijvende en vluchtige contacten of bij het enkel doorgeven van kennis. Wil Kombi, ook voor de na-oorlogse generatie zinvol doorstarten, dan zal n.m.m. juist hieraan hard gewerkt moeten worden. Hans
Als “al dit andere” (zoals de nieuwsbrief, de publiciteit, de contacten en de hulpverlening, de “denktank”, het kenniscentrum en de TWG lezingen) nu eens het doel zou hebben om naoorlogse jongeren die in de problemen zitten op te sporen en te helpen. Zou dat niet veel zinvoller zijn? Dan zouden we teruggaan naar zelfhulp, de kerntaak van Kombi.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 16 -
winter 2008
Themadag Kombi 31 mei 2008 in Maarn Het morgenprogramma was gewijd aan de verschillen in problematiek en hulpvragen tussen de diverse generaties kinderen van de oorlog, terwijl in het middagprogramma uitleg gegeven en geoefend werd met de zelfhulptechniek EFT (Emotional Freedom Technique, de emotionele vrijheidstechniek). Gelske van der Vlugt, een van de initiatiefneemsters van Kombi, schetste in haar welkomstwoord de bestuurlijke problemen waarmee Kombi op dit moment te maken heeft, waardoor de voortzetting van de organisatie zelfs op het spel staat. De ‘werkers van het eerste uur’ hebben twee jaar geleden de leiding overgedragen aan de jongeren, maar er is te weinig menskracht om de zaak echt draaiend te houden. Een klein groepje is aan het bekijken op welke manier Kombi voort-gezet zou kunnen worden, voornamelijk of uitsluitend voor de na-oorlogse generatie (NOG). Belangrijk is dan om te weten of er bij die naoorlogse generatie behoefte is aan ondersteunende zelfhulpactiviteiten en van welke aard deze dan zouden moeten zijn. Een inventarisatie van de verschillen tussen de generaties zou eveneens richting kunnen geven aan het verder zoeken naar (deels) andere en nieuwe wegen om mensen op het bestaan van Kombi attent te maken en ondersteuning aan te bieden. Voor degenen die nog niet zo lang deelnemen aan de activiteiten van Kombi is het voortbestaan van de organisatie belangrijk, eigenlijk een ‘must’. Zij hebben binnen de praatgroepen of op themadagen een begin gemaakt met het verwerken van bepaalde problemen, maar willen graag nog meer mogelijkheden benutten om, in contact met andere kinderen van de oorlog, persoonlijk te groeien. Erik Guns van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork interviewde 6 personen, één voor de oorlog geboren, één tijdens de oorlog gebo-ren, anderen van korter of langer na de oorlog. Uit de interviews met degenen die na de oorlog geboren zijn bleek duidelijk hoe moeilijk het voor hen was om in de gaten te krijgen dat de psychische en sociale problemen waarmee zij worstelden in verband konden worden gebracht met de (niet-verwerkte) oorlogs-ervaringen van hun ouders of grootouders.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 17 -
Een van hen ontdekte op een studiedag voor hulpverleners, indertijd door het ICODO georganiseerd, dat zijn vader als dwangarbeider tot een van de catgeorieën oorlogsgetroffenen werd gerekend. Dat veranderde zijn visie op hem en maakte hem ook duidelijk dat hun moeizame relatie sterk beïnvloed was geweest door zijn vaders oorlogsbelevenissen. Een van de anderen werd door zijn broer op mogelijke invloed van de oorlog gewezen, terwijl een ander de informatie over Herkenning en over Kombi, door een hulpverlener aan haar moeder gegeven, ging doorlezen en toen de relatie kon leggen met haar eigen problemen en de onverwerkte oorlogservaringen van haar ouders. De jongste die zelf begon te vermoeden dat haar problemen met de oorlog te maken hadden, ving bij haar therapeut bot, maar vond bevestiging van haar vermoeden op het internet toen ze de website van Kombi trof. Zij merkte ook op, dat als je niet op zoek bent naar opheldering van je problemen je geen oog hebt voor informatie die je verder kan helpen, omdat je die niet leest of de relevantie ervan voor jou niet oppikt. Rond de 90-er jaren is er vrij veel gepubliceerd over transgenerationele overdracht van trauma’s. Het lijkt nu weer tijd om dit onderwerp opnieuw op de publiciteitsagenda te plaatsen. Hulpverleners zouden meer aandacht voor dit thema moeten hebben, en meer aandacht in de media zou het effect kunnen hebben dat na de oorlog geborenen die via hun ouders of grootouders last hebben van de oorlog eerder die verbinding gaan leggen en gerichte hulp gaan zoeken. Het zou een taak van Kombi kunnen zijn om hulpverlening en media op de thematiek van de na-oorlogse generatie te wijzen. Op de eigen webstie zou ook (uitgebreidere) informatie over de problematiek van de NOG geplaatst kunnen/moeten worden Uit de interviews met de na de oorlog geborenen bleek dat zij willen weten wat hun (groot)ouders hebben meegemaakt en welke psychische problemen daaruit voor hen zijn voortgekomen. Zij willen het gedrag van hun ouders leren begrijpen en daardoor ook hun eigen gevoelens, gedachten en gedragingen. Want de problemen waarmee zij worstelen zijn vaag: ongedefinieerde angsten, onzekerheid, identiteitsvragen. Als je weet waardoor zij (mede) veroorzaakt worden, ben je al een stuk op weg om ze op te lossen. De ‘ouderen’ binnen Kombi kunnen de ‘jongeren’ die
winter 2008
infor-matie geven, waarbij het vaak ook zo is, dat het eenvoudiger is om met een ander dan de eigen ouders (of kinderen) over oorlogs-ervaringen te spreken. Dat zou op themadagen of in praatgroepen kunnen; dat betekent dat er een (klein) aantal groepsbegeleiders moet blijven om deze activiteiten te begeleiden. Elk van de geïnterviewden noemde een bepaald aspect dat binnen de activiteiten van Kombi belangrijk voor hem of haar was geweest. Freddie zocht vanuit haar Indische achtergrond naar rechtvaardigheid en zocht contact met kinderen van politiek foute ouders waarmee zij als kind van een ‘foute’ koloniaal veel gemeenschappelijks ontdekte. Ze heeft binnen Kombi de eigen ervaringen in een breder verband leren zetten en de losse mozaiekstukjes weer in een passend patroon gekregen. Mijn steun aan Kombi vanaf het begin was gebaseerd op wat ik in mijn eigen leven aan mogelijkheden had gekregen om mensen met een andere achtergrond te ont-moeten en mijn eigen angsten en vooroordelen onder ogen te komen en te overwinnen. Rien lukte het om bij Kombi zijn verloren kindgevoel weer terug te krijgen, om te ervaren wie hij zelf is. Hij heeft mede leiding gegeven aan weekends om ook anderen de ruimte te bieden die hij zelf ervaren had. Voor Rob betekende Kombi de mogelijkheid om terecht te komen bij de kern van het mens-zijn, waarbij voor hem de overeenkomsten tussen de diverse kinderen van de oorlog belangrijker waren dan de verschillen. In zijn ouderlijk huis, maar ook in de samenleving, heeft hij veel hinder ondervonden van al die zaken die impliciet van hem verwacht werden, zonder dat hij wist wat die dan waren. In Kombi is hem veel duidelijk geworden. Voor Lies betekende de bijeenkomsten van de praatgroep dat ze haar moeder leerde begrij-pen, maar ook haar eigen aanvallen van angst en paniek. Ze heeft zelfvertrouwen gekregen waardoor ze nu aan allerlei activiteiten deel-neemt waartoe ze vroeger nooit de moed zou hebben gehad. In de familie van Jessica werd niet over de oorlog gepraat, want ‘als je er niet over praat, dan is die er ook niet’. Emoties konden thuis niet worden geuit en bij Kombi heeft zij geleerd dat dat wel mogelijk is.
Rood is het vuur Het vuur is een vogel Wit is de vrijheid Kijk een vredesduif Blauw is de fakkel Een fakkel die brandt Het vuur van de vrijheid Gaan we het samen maken? Uit: Vrijheid maak je met elkaar
Kombi is voor haar een ontmoetingsplek waar mensen dezelfde taal spreken, waar je veel in elkaars verhaal herkent, zodat je eigen ervaringen verhelderd worden. In de discussie na de interviews werd gesproken over Kombi als ontmoetingsplaats, Kombi als kenniscentrum en Kombi als voorbeeld voor mensen in andere, maar toch vergelijkbare situaties (vluchtelingen, asiel-zoekers, herenigde gastarbeidersgezinnen). De conclusie is eigenlijk, dat Kombi moet blijven voortbestaan, dat ‘het licht nog niet mag worden uitgedaan’. Dat kan alleen als er genoeg menskracht gevonden wordt om de taken die er duidelijk nog liggen te gaan uitvoeren. De laatste vier jaar is er steeds naar mannen en vrouwen gezocht die die verant-woordelijkheid op zich willen nemen en toen dat niet echt goed lukte is er een wat moedeloze sfeer binnengesijpeld. Op deze morgen in Maarn was die afwezig, er hing iets sprankelends in de lucht, iets inspirerends. Welke mensen zijn bereid het scheepje van Kombi weer vlot te trekken? Marja Vinjé legde na de lunch uit wat de EFTmethode inhoudt. Petra was bereid om als ‘proefpersoon’ samen met Marja te laten zien hoe de methode werkt en de aanwezigen konden zelf mee-oefenen. We kregen een map met informatie mee naar huis, waardoor datgene wat gedemonstreerd was nog eens nagelezen en naar behoefte zelf uitgevoerd kon worden. Marja gaf ons een bloem mee naar huis en na afloop van het programma werd er bij een hapje en drankje nog wat nagebabbeld. Dank aan allen die deze themadag hebben voorbereid en hun bijdrage hebben geleverd. Gonda Scheffel-Baars
Kombi Nieuwsbrief 42
- 18 -
winter 2008
Nationale Dodenherdenking 4 mei 2008 Voorafgaand aan de officiële kranslegging bij het nationaal Monument op de Dam op 4 mei organiseert het Nationaal Comité de herdenkingsbijeenkomst in de Nieuwe Kerk aldaar. Deze wordt bijgewoond door genodigden overlevenden van de Tweede Wereldoorlog, nabestaanden van oorlogsslachtoffers, H.M. de Koningin, Z.K.H. prins Willem Alexander, H.K.H. prinses Maxima en tal van officiële genodigden. Ook bepaalde zusterorganisaties. In de kerk worden door het Nationaal Jeugd-koor de volgende liederen gezongen: Deze bijeenkomst van Huub Oosterhuis, De Stem, een compositie van Theo Loevendie en De vraag stellen van Remco Campert, ook gecomponeerd door Theo Loevendie. Voor iedereen (om mee te doen) was er een couplet van het Wilhelmus en het bidden van het Onze Vader. Toen volgde onverwacht een sprong in de tijd; de lezing van Marga Minco genaamd: "Een sprong in de tijd" welke werd voorgedragen door haar dochter, omdat Marga Minco helaas ziek was. Alle aanwezigen begeven zich dan op aanwijzing in een stille stoet naar het Nationaal Monument op De Dam. Er wordt speciaal gecomponeerde muziek gespeeld in verschillende delen, genaamd "Tot de doden." H.M. de Koningin en Z.K.H. de Prins van Oranje, leggen de eerste krans. Dan geeft de taptoe het sein tot Twee minuten stilte. Hierna zingen allen het eerste couplet van het Wilhelmus en volgt de toespraak van mevrouw Jet Bussemaker, Staatssecretaris Volkgezondheid, Welzijn en Sport. In stilte volgen de kransleggingen; tussendoor wordt door de winnaar "Dichter bij 4 mei," Bahar Azizi, het gedicht: "In mijn en ieder hart" voorgelezen. Dan volgt de bloemlegging door 63 kinderen en krijgen de genodigden de mogelijkheid, terwijl ze in defilé langs het monument lopen, hun bloemen neer te leggen. Dit markeert dan ook het einde van de dodenherdenking 4 mei 2008 in Amsterdam. Wil Reimer
Vreemd idee, net alsof je heel belangrijk bent Iemand met een naam die zelf mag bestaan Zoveel rechten als je hebt als je maar een mens bent! Lopen over velden en wegen zonder blok aan je been Wonen in een land dat openstaat als een raam En in je hoofd een droom die klopt als een hart Als ik een mens ben laat ik oorlog smelten Als sneeuw voor de zon en vrede groeien als gras
-gedicht & foto rechts: een mens sinds; bron: vrijheid maak je met elkaar-
Kombi Nieuwsbrief 42
Mensenrechten Als ik een mens ben gelden ze ook voor mij
Jos van Hest
- 19 -
winter 2008
Herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog op 15 augustus
officiële Japanse geschiedschrijving. 15 augustus wordt wel herdacht, maar voornamelijk om de eigen slachtoffers te herdenken.
De herdenking van de bevrijding van Nederlands Indië in Den Haag op vrijdag 15 augustus 2008 - Overdenking van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Jet Bussemaker, tijdens het herdenkingsprogramma in het WFCC.
Gelukkig zijn er in Japan steeds meer mensen die zich hier tegen afzetten en die hun verleden wel onder ogen willen zien. Ze willen weten wat er in die jaren is gebeurd en vooral waarom. Ze willen het stilzwijgen doorbreken.
Dames en heren,
Het verwerken van de oorlog kost tijd. Veel tijd. Voor iedereen. Het is daarom zo belangrijk dat we jaarlijks op 15 augustus stilstaan bij de oorlog.
Toen ik in de jaren zeventig op de middelbare school zat, werd er tijdens de geschiedenislessen weinig aandacht aan de oorlog in NederlandsIndië besteed. Europa kreeg alle aandacht. Azië nauwelijks. Thuis vertelde mijn vader wel over zijn leven in Indië. De dood van zijn vader – een marineofficier – en het Jappenkamp, waarin hij drie jaar had doorbracht. Maar zijn verhalen waren nooit lang. Zijn oorlogsverleden manifesteerde zich vooral stilzwijgend en door het afwijzen van alles waar Japan voor stond. Geen Japanse auto’s voor de deur; t.v. en stereo-installatie waren van Europese makelij. Voor mensen die de oorlog in Nederlands-Indië hebben meegemaakt, is de oorlog altijd aanwezig. De herinneringen aan de kampen, de mensonterende leefomstandigheden, de vernederingen, de fysieke pijn en het aangezicht van de dood zijn niet door de tijd te verdrijven. Mensen, zoals mijn eigen vader, leven al 63 jaar met de verschrikkingen van de oorlog. Voor hen – en voor velen hier aanwezig – is 15 augustus een belangrijke dag. Natuurlijk vanwege de capitulatie van Japan en de bevrijding uit de kampen, maar ook omdat deze dag een erkenning van het leed uit het verleden is. Een verleden waar lang over is gezwegen. Het is duidelijk dat het verwerken van de oorlog tijd kost. Veel tijd. Dat geldt niet alleen voor de slachtoffers uit Nederland en Indonesië, maar dat geldt voor de inwoners van alle landen die bij de oorlog betrokken zijn geweest. En niet in het minst voor Japan. In 1999 bezocht ik het oorlogsmonument in Hiroshima. Daar werd mij duidelijk dat, volgens de Japanse geschiedschrijving, de oorlog voor Japan pas in 1945 begon. Met de atoombom. De periode van 1938 – 1945 lijkt niet te bestaan in de
Kombi Nieuwsbrief 42
- 20 -
Maar stilstaan alleen is niet voldoende. We moeten ook vooruit. We moeten naar de toekomst durven kijken. Niet alleen, maar met elkaar. Ook met de daders. Dan kunnen we de oorlog een plaats geven en dan kan iedereen de noodzakelijke lering uit het verleden trekken. En dan kunnen we ons bevrijden van een traumatisch verleden. Ik begrijp dat dit voor veel mensen onaanvaardbaar is. Dat ze het niet kunnen opbrengen om de voormalige vijand tegemoet te treden. Maar wellicht dat sommige slacht-offers en jonge mensen, en dan denk ik vooral aan de tweede generatie oorlogsslachtoffers, hiertoe wél in staat zijn. Dat ze ondanks het verleden, aan de toekomst willen werken. Ik vind het bewonderenswaardig dat kleine groepjes mensen hierin al het voortouw nemen. Nederlanders en Japanners die elkaar opzoeken en oprecht interesse tonen voor elkaars leven. Mijn eigen vader is één van hen. Mijn eigen vader, die in mijn jeugd niks wou weten van Japan, is in contact gekomen met Akira, een Japanner wiens vader in de Tweede Wereldoorlog officier was op een onderzee-boot. Net als mijn opa. De vader van Akira is mede verantwoordelijk voor de vernietiging van een Nederlandse onderzeeboot en het leven van tientallen Nederlanders. Maar ook de Japanse onderzeeboot is getorpedeerd. De vader van Akira is daarbij omgekomen. Ondanks dit verleden, zijn mijn ouders en Akira vrienden van elkaar geworden. Doordat ze open staan voor elkaar en samen hun geschiedenis bespreken, weten ze respect voor elkaar op te brengen en zien ze elkaar niet als
winter 2008
tegenstanders of als vijand, maar als een persoonlijkheid. Als mensen van nu. Ik heb daar bewondering voor. Dit heeft rust gebracht in mijn vaders leven en in het leven van zijn familie. Ik gun het iedereen die een Indisch oorlogsverleden heeft van harte een dergelijke ervaring mee te maken. Natuurlijk, wat er is gebeurd door toedoen van de Japanners, mogen we niet vergeten. Nooit! Wat ons is aangedaan hoeven we niet te vergeven. Net zo min. Maar als we verder willen en ons sterk willen maken voor vrede, moeten we ons in elkaar verdiepen. Zodat we elkaar leren te accepteren en te waarderen. Als mensen met een verleden en met een toekomst.
Herdenkingsrede door Chantal Maschke op 15 augustus 2008 in het WFCC Ergens in Indië, een dag in december 1944 werd mijn moeder geboren, een kind van een Japanner, de vijand, maar op dat moment ook de vriend van mijn grootmoeder, die haar en de mensen om haar heen verzorgde en beschermde. Japan capituleerde nog geen jaar later en mijn grootmoeder bleef achter met een kind dat zichtbaar het uiterlijk had van de oude bezetter. Gegrepen door deze familie-geschiedenis heb ik onderzoek gedaan naar Indo-Europese vrouwen die een relatie aangingen met een Japanner en naar de kinderen die geboren zijn uit dergelijke relaties. Naast literatuur- en archiefonderzoek, heb ikzelf interviews afgenomen bij direct betrokkenen. Tijdens die interviews kwamen veel emoties vrij die mij de tragiek lieten zien van een nog onverwerkt verleden.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 21 -
Voor het ene kind was de Japanse afkomst nooit een geheim geweest, de ander hoorde het pas wanneer hij zijn geboorteakte nodig had of via de familie, bijvoorbeeld als moeder op sterven lag. Hoewel niet elk kind altijd van zijn afkomst heeft geweten, hebben zij met elkaar gemeen dat zij zich van kleins af aan anders voelden. Niet alleen door hun uiterlijk. Maar vaak ook door een andere behandeling binnen de familie. Een van de geïnterviewden vertelde mij hierover: Ik werd genegeerd door mijn stief-zusters en stiefbroers. Toen mijn moeder trouwde met mijn stiefvader voelde ik mij heel erg eenzaam. Mijn stiefvader sprak nauwelijks tegen mij, eigenlijk helemaal niet, alleen als er fouten gemaakt werden zei hij er wat van. Als de andere kinderen kleren kregen werd ik overgeslagen. Daaraan kon ik al zien dat ik anders was, overbodig eigenlijk. Het gevoel van anders zijn uitte zich in het niet op willen vallen. Dat het niet opvallen al met de paplepel werd ingegoten illustreert het volgende citaat: Je hoorde thuis af en toe wel eens wat: Jap of Jappenkind. Maar ik hield me altijd maar op de achtergrond, want thuis wilden ze liever niet dat … voor de andere mensen … kennissen van mijn oma mochten niet weten dat ik van Japanse afkomst was, omdat heel veel Indischen erg hebben geleden onder die oorlog. Dus daarom werd ik altijd wat op de achtergrond gehouden, ook als kind. Achtergehouden worden, uit worden gescholden voor Jappenkind, vriendjes en vriendinnetjes die niet met ze mochten spelen, het zijn allemaal nare ervaringen tijdens de jeugd, maar die waren zoals de geïnterviewden zelf aangaven wel te dragen. Helaas hebben Japans-Indische nakomelingen daarnaast vaak geleden onder psychische mishandeling in de vorm van genegeerd worden, overal de schuld van krijgen of het gevoel opgelegd krijgen nergens voor te deugen. Ook fysiek geweld en seksueel misbruik door familieleden of kennissen van de familie kwamen bij de groep van Japans-Indische nakomelingen in niet geringe mate voor. Zoals ik al eerder zei, hebben niet alle kinderen altijd van hun Japanse afkomst geweten. Velen kwamen zelfs pas na hun kinderjaren achter hun Japanse afstamming. Vaak bleek, dat het geheim dat ze dachten te hebben, bij velen uit hun Indische omgeving allang bekend te zijn. Maar hun afkomst was iets waar men gewoon niet over sprak. Ze konden de andere behandeling, het gefluister en pesterijen of ergere dingen ineens verklaren. Een Japans-Indische nakomeling
winter 2008
vertelde in een interview aan een krant over wat het met hem deed toen hij op 32-jarige leeftijd te horen kreeg kind van een Japanner te zijn. Voor hem vielen erva-ringen uit zijn jeugd op zijn plaats toen hij wist van zijn Japanse afkomst. Hij zegt hierover: Ik was zo in de war van dit schokkende nieuws. Ik verachtte de Japanners, omdat ik van de familie en anderen had gehoord van de verschrikkelijke dingen die zij tijdens de oorlog in Indië gedaan hadden. Toen ik aan mijn moeder vroeg of het waar was, knikte ze licht. Pas toen begreep ik waarom mijn stiefvader mij anders behandelde dan mijn andere broers en zusters. Hij heeft een vriend gehad die gemarteld is door Japanse soldaten. Hij zei wel eens tegen mij: jouw leven betekent niets! Waarschijnlijk omdat ik hem herinnerde aan de Japanse vijand. Men kan zich voorstellen dat als iemand een antiJapanse opvoeding heeft gehad, de schok des te groter was als diegene erachter kwam zelf een Japanse vader te hebben. Iets dat je altijd hebt gehaat was ineens deel van jezelf geworden. De identiteit die zo iemand in de loop van zijn leven had gevormd, was in één klap misvormd. Een geïnterviewde vertelde mij dat ze over haar afkomst te horen kreeg via haar broertjes en zusjes. Zij was toen 49 jaar. Thuis hadden ze geen goed woord voor Japanners over. Zijzelf had altijd geweigerd om spullen van Japanse makelij te kopen, want zij had een hekel aan Japanners. Ze vertelde mij wat de wetenschap over haar Japanse afkomst met haar deed: Ik had een slecht gevoel over mezelf, ja, ik voelde mij minderwaardig. Ik vond het vreselijk dat ik van zo’n man afstam. Vond ik echt heel vreselijk. Het heeft een paar jaar geduurd om het te accepteren, omdat je zo opgevoed bent met een beeld van ‘die mensen deugen niet’, en dan krijg je te horen dat je daar ook van afstamt. Dan stort je wereld in, je weet niet hoe je daar mee moet omgaan en hoe je dat moet zien. Met het weten over hun Japanse afstamming, kregen zij antwoorden en aan de andere kant rezen er ook weer vele vragen. Dat wat zij eerder te horen hadden gekregen over hun afkomst bleek niet waar en voor velen bleek de realiteit nog veel harder. Velen voelden zich identiteitloos. Omdat zij door de wetenschap van een Japanner af te stammen hun oude vertrouwde ik verloren hadden. Zij moesten hun nieuwe identiteit verwerken en een plaats geven. Dat werd bemoeilijkt, omdat in veel gezinnen niet werd gesproken over de oorlog.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 22 -
Op zoek naar antwoorden over hun Japanse afkomst stuitten zij op een muur van stilte; hun moeders en familie bleken in veel gevallen uiterst zwijgzaam. Juist dat zwijgen maakte de puzzel van de identiteit niet gemakkelijker. Het bracht de kinderen in tweestrijd. De kinderen hadden onbegrip voor de stilte rond het verleden waar zij zelf deel van uitmaakten, maar tevens hadden zij begrip voor het zwijgen, omdat de geschiedenis van hun ouders en familie wellicht pijnlijk was. De kinderen voelden duidelijk dat ‘het toen’ en ‘het daar’ gespreks-onderwerpen waren, waar een taboe op rustte. Ze durfden niet veel te vragen, omdat ze bang waren te horen niet uit liefde verwekt te zijn. Behalve het niet durven zoeken naar antwoorden in de directe omgeving, waren ze ook angstig om via andere wegen informatie in te winnen. Boeken, tentoonstellingen en documentaires over de Japanse bezetting werden dan ook in eerste instantie vermeden; lange tijd was de oorlog te confronterend. Omdat zij nog niet voor zichzelf hun Japanse afkomst hadden geaccepteerd, drukten kennis over de ellende en het leed uit die periode als een juk op hun schouders. Zij konden goed de narigheden, die mensen hebben moeten ondergaan tijdens de Japanse bezetting, meevoelen. Maar dat gevoel van medeleven bezorgde hen een schuldgevoel, want, zo vonden zij, ze waren toch ook deel van de macht die allerlei verschrikkingen over onschuldige mensen uitstortte. Zij wilden niets van de oorlog weten, omdat zij zich dan medeschuldig voelden: het feit dat je vader de vijand was en dat je daarop aangekeken werd en dat je jezelf daar ook op aankijkt, maakte het moeilijk. Want ik vond dat ik niet mocht praten over die Tweede Wereldoorlog, omdat ik schuldig was. Verstandelijk wist ik dat dat niet zo was, maar emotioneel zat dat wel zo in elkaar. Plus het was een geheim, dus er mocht ook niet over gepraat worden. Dat maakt het alleen maar zwaarder voor je.
winter 2008
Japans-Indische nakomelingen voelden zich (door hun Indische achtergrond) verbonden met de Indische gemeenschap, maar waren bang om door diezelfde gemeenschap afgewezen te worden, omdat zij een Japanse vader hadden. De kinderen waren zich bewust dat hun afkomst voor velen niet een simpel gegeven was, maar een beladen onderwerp. Daarom hielden zij rekening met gevoelens die leefden binnen de Indische kring. Het niet open zijn over hun afkomst kan gezien worden als een vorm van respect en zelfbescherming, hoewel het soms meer leek op angst of schaamte over hun afkomst. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de geslotenheid van de Japans-Indische nakomelingen over hun afkomst naar vrienden en kennissen toe. Want ook tegen hen durfden zij (soms tot nu toe) niet altijd open te zijn over hun Japanse afkomst. Het idee van ‘niet moeten opvallen’ speelde dus niet alleen in hun jeugd, maar ook toen zij al volwassen waren. Een geïnterviewde zegt hierover: ik vertel het niet aan al mijn vrienden, omdat zij achtergronden hebben die te maken hebben met de Japanse oorlog. Ik ben bang dat ze me straks met andere ogen bekijken. Hun gevoel van schaamte en angst was niet altijd ongegrond. Zij kenden de verschrikke-lijke verhalen over de Japanse bezetting en ook werden zij wel eens onheus bejegend. Wanneer zij te maken kregen met negatieve reacties, riep dat geen gevoel van boosheid bij ze op, maar eerder gevoelens van verbazing, teleurstelling, schuld en pijn. Een geïnterviewde kon begrip opbrengen voor het volgende voorval: in een supermarkt ben ik ook eens uitgescholden: vuile Jap! Ik was gewoon boodschappen aan het doen en toen was
Kombi Nieuwsbrief 42
- 23 -
er een vrouw en … ja, toen werd ik ineens uitgescholden voor vuile Jap. Een wild-vreemde! Ik heb er niets van gezegd, want het is alleen pijnlijk voor ze (voor de mensen die direct betrokken zijn geweest bij Japanse gruweldaden). De schaamte over hun Japanse origine en de angst voor negatieve reacties hadden als gevolg het niet open zijn naar anderen toe. Hierdoor verwerkten zij hun afkomst in veel gevallen alleen, zij hadden er immers al zo lang niet over gesproken, niet over kunnen praten. Het was een onmogelijke taak om hun afkomst alleen te verwerken. Het waren namelijk niet alleen de facetten angst, schaamte en schuld, ontstaan door hun Japanse afkomst, die de nakomelingen moesten overwinnen, maar hun gehele achtergrond speelde hun parten. Wie waren zij? Veel Japans-Indische nakomelingen dachten het probleem rond hun identiteit op te lossen door te gaan zoeken naar hun vader. Het vinden van hun biologische vader was (en is voor de mensen die nog steeds op zoek zijn) echter niet gemakkelijk. Moeders wilden of konden in veel gevallen niet meewerken. Omdat, zoals ik al eerder zei, bij de moeders en ook bij haar familieleden een taboe rustte op de periode van de Japanse bezetting, konden de kinderen door op zoek te gaan naar hun vader de familiebanden beschadigen. Want hun Indische familieleden vatten dat niet zelden op als het opentrekken van een beerput. Op ondernomen zoekacties door de kinderen werd in die gevallen mat, met een zekere desinter-esse of zelfs met animositeit gereageerd. Een van de geïnterviewden heeft met zijn moeder veel persoonlijke gesprekken gevoerd, maar niet over haar verleden. In die zin kende hij zijn moeder dan ook niet. Bij familie kwam hij ook niets te weten over de geschiedenis van zijn moeder: ik heb er ontzettend veel moeite mee, dat ik helemaal niets weet over mijn verleden (…). Daardoor ben ik inwendig onrustig (…). Iets moet je weten, als je iets niet weet kun je er niets mee. Ik neem mijn moeder niets kwalijk, maar ik vind het wel jammer dat ze niets over mijn vader en over die tijd heeft verteld (…). Maar ik vind niet dat ik het recht heb om een ander zoveel pijn te doen door informatie over mijn verleden af te dwingen (bij mijn moeder of tante). Juist het invullen van het verleden is belangrijk voor Japans-Indische nakomelingen om zichzelf te kunnen hervinden. Hoewel wij vandaag herdenken dat 63 jaar geleden een einde kwam aan de Japanse bezetting en stil staan bij hen die wij in de oorlogstijd zijn verloren, heb ik met dit verhaal ook stil willen
winter 2008
staan bij een groep die ons niet is ontvallen, die de oorlog niet eens bewust heeft meegemaakt, maar waarin de bezetting door Japan wel zit opgesloten. Voor Japans-Indische nakomelingen komt een bevrijding niet alleen door erkenning van hun bestaan door Japanse zijde, maar vooral door de groep waarin zij zijn grootgebracht; de Indische gemeenschap. Ik hoop dan ook voor de toekomst niet alleen op een samen stilstaan, maar juist ook op een samen verdergaan.
Herdenking 15 augustus 2008 bij het Indisch Monument Dit jaar staat het Indisch Monument al twintig jaar bij de waterpartij in den Haag. Tot nu toe was ik er nog nooit bij de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog op 15 augustus geweest, omdat ik een hekel heb aan officiële plechtigheden. Wel gingen we altijd, een dag later naar de bloemen kijken en dan herdacht ik degenen van mijn familie en bekenden die de oorlog in het verre oosten niet overleefden. Een broer van mijn moeder, een broer van mijn schoonmoeder, een broer van mijn schoonvader, de dochtertjes van tante Doortje, de moeder van de kinderen Plat en ook Oma de Winter. Via Kombi, de stichting die zich met alle kinderen van de oorlog verbonden voelt, kreeg ik een uitnodiging om dit jaar hen te vertegenwoordigen bij de Haagse herdenking en zo kwam het dat ik er op 15 augustus 2008 voor het eerst in levende lijve aanwezig was. De plechtigheid begon in de Java zaal van het World Forum Convention Center. Een zaal vol deelnemers met het gebruikelijke geroezemoes en af en toe een verraste uitroep van: Jij ook hier? Strikt op tijd de opening door de voorzitter van de Stichting Herdenking 15 Augustus 1945, de heer Joost van Bodegom, gevolgd door de overweging van staatssecretaris van VWS, mevrouw Jet Bussemaker. Heel bijzonder vond ik in haar toespraak het gedeelte over het contact van haar vader, zoon van een duikboot commandant, met een Japanse zoon van een vader met hetzelfde beroep. Beide vaders overleefden de oorlog niet. Ze meldde dat dit contact voor haar vader een belangrijke rol speelde in de verwerking van zijn oorlogsverleden. Daarna een muzikaal intermezzo door Patrick Wijnhamer, piano en zijn zus Bernadette viool.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 24 -
Mevrouw Chantal Maschke gaf een beeld van de problemen van de Japans- Indische nakomelingen. Een Kombi onderwerp bij uitstek. Wat heeft een kind immers in te brengen als het over zijn of haar afkomst gaat? Na het tweede optreden van de kinderen Wijnhamer, ditmaal met hun negenjarig broertje, ook met viool, werd de plechtigheid voortgezet bij het Indisch monument. De Residentie Bach Ensembles zongen en de Johan Willem Friso kapel speelde vóór de voordracht van de heer Kick Stokhuyzen. Treffend voor mij was dat zijn verhaal nagenoeg geheel overeen kwam met de geschiedenis van mijn echtgenoot. Tot en met de reis van Bandoeng naar Batavia om de andere familieleden te zoeken en te vinden. Na de declamatie door Sanne van der Velde, het Indisch Onze Vader en de twee minuten stilte begon de kranslegging. Wat een enorm aantal belangrijke mensen heeft zich daar aan overgegeven. Op het laatst wist ik bijna niet meer voor wie deze herdenking nu eigenlijk bedoeld was. Helemaal aan het slot, toen alle hoge Pieten vertrokken waren mochten de overlevenden en nabestaanden eindelijk hun bloemetje leggen, maar daarna wel doorlopen alstublieft. Zou het mogelijk zijn de officiële kransleggingen voortaan allemaal op 4 mei op de Dam te laten plaatsvinden en 15 augustus terug te geven aan de doelgroep waarom het hier gaat? Dan hoeft Hare Majesteit ook niet langer één keer in de vijf jaar tijd vrij te maken voor haar landgenoten van overzee en zijn we weer onder ons. We kunnen dan in alle rust stilstaan en denken aan hen die de oorlog niet overleefden, zonder enig eerbetoon in een matje gerold begraven werden, maar wel voor altijd in ons hart zullen blijven voortbestaan. An van der Burg
winter 2008
Bijzondere themadag over én voor kinderen van politiek ‘foute’ ouders in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork Jarenlang waren ze naaste collega’s. Elke dag met elkaar werkend, misschien wel lief en leed delend. Goede bekenden, zo zouden ze wellicht genoemd kunnen worden. Over hun eigen verleden vertelden ze elkaar echter weinig. Dat bleef een groot geheim. Tot ze elkaar op 30 oktober 2008 in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork tegenkwamen. Op de themadag over en én voor kinderen van (in WO-II politiek) ‘foute’ ouders. Pas toen kwamen beiden erachter dat ze dezelfde achtergrond deelden; dat ze lotgenoot waren. Allebei van ‘foute’ huize. De bovenstaande verrassende ontmoeting is slechts één van de vele bijzondere gebeurtenissen die er op de themadag over én voor kinderen van ‘foute’ ouders op 30 oktober jongstleden in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork plaatsvond. Een dag die niet alleen bijzonder kon worden genoemd, maar voor de verschillende betrokkenen misschien in eerste instantie ook als ongemakkelijk kan worden omschreven. Voor de deelnemers bijvoorbeeld: mannen en vrouwen van wie sommigen – zoals de genoemde collega’s – op deze themadag voor het eerst openlijk voor hun verleden durfden uit te komen. Die voor het eerst echt hun eigen verhaal durfden te vertellen. En dat in een museum opgericht ter herinnering aan 102.000 slachtoffers van het regime waaraan hún ouders zich bewust of onbewust gecommitteerd hadden. Ook voor het Herinneringscentrum Kamp Westerbork was deze themadag niet onproblematisch. Ook daar werd er de vraag gesteld of het Herinneringscentrum wel de juiste plek is om een dergelijk onderwerp aan te snijden. Was het organiseren van een themadag voor én over kinderen van ‘foute’ ouders wel verenigbaar met doelstelling van het in levend houden van de herinnering aan de moord op 102.000 mannen, vrouwen en kinderen tijdens de Tweede Wereldoorlog? Was dit alles eigenlijk niet een brug te ver?
Kombi Nieuwsbrief 42
- 25 -
In de loop van de dag verdween evenwel het ongemakkelijke gevoel bij de kinderen van ‘foute’ ouders. Het door hun eigen verleden vaak al aanwezige, en daarnaast door de historie van het Herinneringscentrum versterkte gevoel van wantrouwen – had Westerbork het onderwerp namelijk niet meer dan 25 jaar links laten liggen? – werd tijdens de verschillende activiteiten bij de kinderen van ‘foute’ ouders weggenomen. Het gevoel ‘er niet bij te horen’ kwam deels ten einde. ‘We voelden ons al thuis bij de Werkgroep Herkenning en bij Stichting Kombi. Nu voelen we ons ook welkom bij het Herinneringscentrum’, zo vertelde één van de deelnemers bijvoorbeeld na afloop van de dag. Het verdwijnen van dit gevoel van wantrouwen bij de kinderen van ‘foute’ ouders, sterkte het Herinneringscentrum in de gedachte dat het organiseren van de themadag de juiste beslissing was geweest. Want moet – juíst op een plek waar mensen om hun achtergrond werden opgesloten en weggevoerd – niet ieder “kind” gevrijwaard blijven van een oordeel op basis van geloof, huidskleur of in dit geval van het verleden van zijn of haar ouders? ‘Wat zijn joodse kinderen, anders dan andere kinderen?’, zo sprak een kampoverlevende regelmatig wanneer hij het had over zijn eigen jeugd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Geldt dit ook niet enigszins voor de deelnemers aan de themadag anno 2008? bijdrage ontvangen van Erik Guns, Herinneringscentrum Kamp Westerbork
winter 2008
Oproep aan ‘ervaringsdeskundigen’ ten behoeve van het Kombi kenniscentrum
Dag ‘Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO II-Heden’, bijdrage Rozette Katz
In haar interview in Dialoog als handreiking zei An van der Burg hoe goed het voor haar was om aan mensen die na de oorlog geboren waren haar verhaal te kunnen vertellen, temeer daar haar eigen kinderen nooit erg in haar verhaal geïnteresseerd waren. Achteraf bleek dat de kinderen bang waren hun ouders te veel te belasten door naar hun verhaal te vragen. Het al oude spaargedrag. Belangrijk was het ook voor de na-oorlogse Kombianen om haar verhaal te horen, als het ware plaatsvervangend voor het verhaal van hun (groot)ouders die over hun lotgevallen zwijgen. Ook op de themadag van 31 mei jl. bleek dat er bij de naoorlogse generatie behoefte is om te weten wat er gebeurd is; als het dan niet mogelijk is het specifieke verhaal van de eigen familie te weten te komen of te achterhalen, dan kan een soortgelijk verhaal van een andere familie toch belangrijke gegevens bevatten om de eigen achtergrond beter te leren begrijpen. In het kenniscentrum gaan we verhalen van Kombianen verzamelen, uit alle achtergrondgroepen en van diverse leeftijden: voor-, in- en na-oorlogs. Ook op de website zal een aantal verhalen komen te staan. Daarnaast stellen we ons voor dat er op een themadag, of in een nieuwe praatgroep, behoefte kan zijn aan het luisteren naar een levensverhaal uit een bepaalde achtergrond of naar verhalen van mensen uit verschillende achtergrondgroepen. Ook zou het mogelijk zijn dat via de website een vraag naar zo’n verhaal komt. Voor al die gevallen is het goed om een lijstje ervarings- deskundigen te hebben: een lijstje van mensen die ‘op afroep’ beschikbaar zijn om hun verhaal te vertellen. Lijkt het je wat om je verhaal te vertellen als er in een van de geledingen van Kombi behoefte aan blijkt te zijn? Geef je dan op bij Carla Ossendrijver, carlamarion.xmsnet.nl of tel. 033-4809085. Carla Ossendrijver, Gonda Scheffel-Baars
Op 24 september jl. vond in het Nationaal Monument Kamp Amersfoort de jaarlijkse bijeenkomst van het Landelijke Steunpunt Gastsprekers WOII- Heden plaats. De goed georganiseerde middag begon met een lunch in het nabijgelegen Tulip Inn Hotel. Er was een grote opkomst van wel ongeveer 150 gastsprekers uit het hele land, van wie sommigen er een heel grote inspanning voor bleken over gehad te hebben om aan deze bijzondere bijeenkomst te kunnen deelnemen. Bijzonder, omdat aan het eind ervan de mede door VWS gesigneerde certificaten als even zovele bewijzen van ieders kwalificatie als gastspreker uitgereikt zouden worden. De dag stond in het teken van het thema `De kunst van het overdragen', een inleiding door de directeur van het NM Kamp Amersfoort, Cees Biezeveld werd die kunst belicht vanuit verschillende perspectieven. Achtereenvolgens spraken acteur/regisseur/toneelschrijver Edwin de Vries, redactrice bij NOS-Actueel Esmeralda Böhm en Esther Captain, schrijfster van het boek Smaak van verlangen, droomrecepten en verhalen uit bezet Nederlands-Indië. Tijdens de voordracht van de laatste werden, heel verrassend, proefhapjes van een paar recepten rondgedeeld. De muzikale bijdragen van singer-songwriter Maarten Peters en pianist Co Vergouwen droegen op indrukwekkende wijze bij aan het thema. Sinds het Steunpunt Gastsprekers WO II-Heden in 1999 werd opgericht zijn reeds 140.000 scholieren van lager, middelbaar en hoger onderwijs bereikt. Om de noodzaak van het boeiend, maar vooral correct overdragen van de geschiedenis van de Tweede Wereld-oorlog aan de volgende generaties te onderstrepen, werd ook gesproken door Nine Nooter, directeur Nationaal Comite 4 en 5 mei, Ger Jan Onrust, docent geschiedenis op een school voor voortgezet onderwijs en Jet Bussemaker, staatssecretaris van VWS. Zij belichtten, elk vanuit hun eigen optiek, het belang van het gastsprekerswerk: het mondeling overdragen van de geschiedenis, door middel van het vertellen van een strikt persoonlijk verhaal. Mevrouw Bussemaker vertelde bovendien heel openhartig waar haar persoonlijke interesse voor en betrokkenheid bij WO-II en het vertellen van verhalen daarover vandaan komt.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 26 -
winter 2008
ter herinnering aan de Dodenmars uit Sachsenhausen in 1945. Als drie „kinderen van de oorlog” bezochten we samen concentratiekamp Sachsenhausen en nu – 62 jaar later – heeft Gerhard op mijn verzoek zijn ervaringen als achtjarig jochie voor de LKG(*) op schrift gesteld.
De staatssecretaris was ook degene die tot besluit van de middag de eerste drie certificaten uitreikte aan vertegenwoordigers van de 3 groepen gastsprekers, die - opgeleid door het Steunpunt Gastsprekers WO II-Heden in samenwerking met COGIS (vml. ICODO) - vanaf nu alleen gecertificeerd de scholen ingaan om hun belangrijke werk te doen. Als eerste kreeg Ronald Anthonio uit de groep gastsprekers WO-II Indië/Indonesië het certificaat uit handen van de staatssecretaris. Vervolgens nam Dutchbat-III-veteraan Wim Dijkema als eerste van de groep Veteranen-gastsprekers zijn certificaat in ontvangst. Tenslotte was het de eer aan Rozette Katz om als eerste uit de grote groep Joodse en niet-Joodse gastsprekers uit WestEuropa het certificaat overhandigd te krijgen.
Herinneringen aan een vreselijke tijd in een noordwestelijk van Berlijn gelegen dorp - eind april 1945 - van de toen achtjarige Gerhard Weiss. vertaling door Marije van Urk Eind april 1989 – niets wees erop dat de muur ooit zou vallen – logeerde ik bij mijn Duitse leeftijdgenoten Erna en Gerhard Weiss in de toenmalige DDR. Het viel me toen op dat in veel dorpen en stadjes in de omgeving van hun woonplaats gedenkstenen te vinden waren
Kombi Nieuwsbrief 42
- 27 -
Het gebeurde tijdens de laatste dagen van de Nazi-dictatuur, zoals we door de radio (zowel Duits als BBC) hoorden en ook van soldaten die nog naar Berlijn werden gestuurd om tegen de Russen te vechten. Van 16 tot 24 april duurden de gevechten die leidden tot insluiting van de “Reichshauptstadt” Berlijn door het Sovjetleger en Poolse hulptroepen. We woonden destijds in het dorp Herzberg ongeveer zeventig kilometer ten noordwesten van Berlijn - in het schoolhuis, waar we onzeker en bang op het eind van de oorlog wachtten. Wij – dat waren mijn moeder (mijn vader, die hoofdonderwijzer was, was op 44-jarige leeftijd nog opgeroepen en op eerste Kerstdag 1944 in Italië gesneuveld), mijn twee jaar oudere zus, mijn vier jaar jongere broertje, ikzelf en mijn bejaarde grootouders. Hun woning in Berlijn was al met alles erin in 1943 door geallieerde bommen verwoest. Ik was in april 1945 acht jaar oud en volgde nieuwsgierig, evenals mijn speelkameraadjes in het dorp, wat zich in deze turbulente “Eindtijd” afspeelde: inkwartiering en doortocht van Duitse vluchtelingen uit de oostelijke gebieden, die voor de naderende Russen met hoog opgeladen paard-en-wagens richting westen trokken, maar ook oponthoud en doortocht van Duitse troepen en geschut in oostelijke richting naar Berlijn. Op een dag echter, het moet 21 april geweest zijn (ons dorp ligt op ± 30 km van Sachsen-hausen, de ontruiming van het KZ moet vóór de 22ste april hebben plaatsgevonden want toen bereikte een Poolse legereenheid het kamp en vond slechts verlaten SS-kazernes), trokken merkwaardig geklede mensen in een bijna eindeloze colonne in noordwestelijke richting door ons dorp. Het waren magere, oud uitziende mannen in gestreepte, om hun lichaam slobberende pakken met een rode driehoek erop. Ze sleepten zich meer voort dan ze liepen en werden streng bewaakt en opgejaagd door met karabijnen en machinepistolen bewapende SS-ers die soms ook bloedhonden meevoerden. Het waren de gevangen uit het kamp Sachsenhausen, zoals opa meteen al vermoedde en nog diezelfde dag bevestigd kreeg.
winter 2008
Ze waren volkomen ontoereikend gekleed en ondervoed en verzwakt door hun verblijf in het concentratiekamp. Zoals we nu weten, waren 33000 van de 35000 gevangenen op 21 april 1945 in noordwestelijke richting voortge-dreven. Wie niet meer verder kon, werd door de SS doodgeschoten. Ikzelf ben van zo’n schietpartij direct getuige geweest: de stoet gevangenen trok door de Dorpsstraat en langs het kerkhof. Eén der gevangenen kon niet meer verder, twee anderen wilden hem ondersteunen, maar een SS-er beval hen de verzwakte man tegen de muur van het kerkhof te zetten. De SS-er wilde ons kinderen, die nieuwsgierig probeerden te zien wat er zou gebeuren, wegjagen. Wij renden echter maar een paar stappen weg en keken verder toe. De SS-er schoot de gevangene neer, deze zakte levenloos in elkaar tegen de muur van het kerkhof. Het was verschrikkelijk, dit beeld ben ik na al die jaren nog steeds niet kwijt. (Op het dorpskerkhof van Herzberg werden meerdere gevangenen in een massagraf bij elkaar gelegd; na de oorlog werd er een gedenkteken opgericht en werden zij met een plechtige kranslegging herdacht.) We renden allemaal naar ons eigen huis. Daar stonden mijn moeder, zusje en opa al aan de straat en voorzagen de voorbijtrekkende gevangenen van drinkwater uit een paar aangedragen emmers. Velen dronken meteen, anderen probeerden nog wat in schaaltjes of zelfs flessen mee te nemen. Alles in haast terwijl ze langzaam voorbijtrokken, want die SS-bewakers duldden geen oponthoud, vaak wilden zij het helemaal verbieden. Maar mijn opa, beslist geen nazi, was een moedig man, hoe oud hij ook was en liet het zich niet verbieden. Zover ik me kan herinneren, lieten de meeste SS-ers het toen toch toe, ze wisten natuurlijk ook wel dat het allemaal niet lang meer zou duren en dat het later alleen maar in hun voordeel kon werken. Zo sleepten we een paar uur lang emmers water van de pomp naar de straat want waterleiding hadden we toen nog niet. Sommige dorpsgenoten deden hetzelfde. Laat in de middag kwamen een paar vrachtauto’s en jeeps met SS-ers (kampleiding of een deel daarvan) en eisten inkwartiering in een groot klaslokaal van ons schoolhuis.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 28 -
Ze namen het er goed van, de hele nacht werd gegeten en gezopen, waarbij ze zich door een paar gevangenen lieten bedienen. Die hadden het daardoor een beetje minder slecht. Wij (opa en ik) waren stomverbaasd toen een paar gevangenen een zelf in elkaar geknutselde radio aan de pomp aardden en er in de schuur naar luisterden, onopgemerkt door de SS-ers. Mijn opa praatte met de gevangenen en heeft door hen veel over het concentratiekamp en actuele toestand gehoord, hoewel we niet met hen mochten spreken. Een aantal gevangenen sliep die nacht in onze schuur en had het tenminste warm, de anderen moesten in de open lucht overnachten. Die dag (of de volgende, dat weet ik niet meer precies) kwam een enorme vrachtwagen aan bij onze school, wit geschilderd en dat nog wel in de oorlog… Het was de eerste van een groep vrachtwagens van het Internationale Rode Kruis. De gevangenen noemden ze “witte engelen”. Er werden dozen met levensmiddelen voor de gevangenen uitgeladen – hopelijk heeft dat nog veel van hen geholpen te overleven. Op 22 april trokken de colonnes verder in noordwestelijke richting naar Wittstock, waar in het Belower Woud een kamp werd ingericht. Sinds 1981 bevindt zich daar een Museum van de Dodenmars, behorend bij de nationale “Maan- en Gedenkplaats Sachsenhausen”. Nadat Duitsland gecapituleerd had stonden we op een warme dag in mei weer urenlang aan de straat en gaven mensen uit emmers water te drinken: deze keer waren het eindeloze colonnes Duitse soldaten die, bewaakt door soldaten van het Rode Leger, gedeprimeerd en gedesillusioneerd, uitgevochten en vermoeid, in oostelijke richting liepen, op weg naar de Sovjet krijgsgevangenkampen. Een onzekere Een onzekere toekomst tegemoet - voor velen ook
winter 2008
zonder terugkomst – zoals een paar weken eerder die mensen in hun gestreepte gevangenispakken in omgekeerde richting. De gebeurtenissen zelf konden wij niet beïnvloeden, maar daarover nadenken is vaak heel goed. De volkeren van Europa hebben zich na de vreselijke ervaring van de twee wereldoorlogen en beëindiging van de koude oorlog verenigd in de Europese Unie, misschien nog niet allemaal totaal van harte, maar voor onze generatie is de vrede in Europa bereikt – een leven zonder geweld, oorlog en onmenselijk leed. Neuruppin, eind april 2007 Gerhard Weiss. (*) LKG Landelijke Kontaktgroep Verzetsgepensioneerden 1940-1945
De aarde herinnert zich De aarde herinnert zich de voetstap, lang nadat hij is uitgewist en weggeblazen door de wind die al wat stof is mild verheft en neervlijt waar het rusten zal tot hergebruik op nieuwe plek niets gaat verloren in die cyclus alles kent ooit weer een begin
En toen was daar, in 1989 een groep "kinderen van de oorlog" En toen was daar, in 1989 een groep "kinderen van de oorlog". Dat ik daar zelf niet opgekomen ben. We hebben alle achtergronden in onze familie (en de volwassenen, zwijgen in alle talen, maar de kinderen spreken wel over hun ervaringen). Fijn, dat iemand dit initiatief nam! Wel eng, als aan de telefoon wordt gevraagd: "tot welke achtergrondgroep hoor je?" -als ik nu opleg, weet niemand iets.... (er is dus toch iets van de "oordelen" onder mijn huid gekropen,wie had dat gedacht). Ik antwoord voorzichtig "moet U dat meteen weten?", "Ja zie je, we moeten met de samenstelling van de groep rekening houden dat er mensen van verschillende achtergronden in zitten". Logisch! Dan zijn. we bij elkaar, een weekend, binnen gelaten in een grote zaal. Zouden er meer kinderen "van de foute kant" zijn? Voorlopig drinken we zwijgend koffie. Twee bijzonder blijmoedige begeleidsters nodigen ons uit te vertellen, waarom we gekomen zijn. De meesten; om ervaringen uit te wisselen met mensen van een andere achtergrond. Een oudere man, zelf verzetsman geweest: "omdat ik vind, dat kinderen van NSB-ers niet in fascisme moeten vervallen" Bedeesd zeg ik, bijna fluisterend: "daar moet niemand in vervallen" (bijna was ik zo laf geweest mijn mond te houden). In dit en het volgende weekend maken we veel met elkaar mee: moeilijke, verdrietige dingen en veel herkenning, opluchting en hulp over en weer. We worden bondgenoten en vrienden. DAT KAN DUS, ONDANKS ALLES. En verder... Moet ik me over het verleden nog steeds druk maken? Ja, want hoe je omgaat met verleden en heden, kan de toekomst beïnvloeden. Het is nog vaak zo, dat niet wie je zelf bent telt, maar de groep waartoe je behoort. Wijlen mijn Chinese echtgenoot en mijn halfbloed-kinderen hebben dat meer dan eens ondervonden. Ik voel dus, dat ik me met de KOMBI-problematiek moet bezighouden. Samen kunnen we: - verschil maken, - bijdragen aan bewustwording, ...opdat discriminatie een einde neemt, ...opdat andere "kinderen van de oorlog" geen jaren hoeven te wachten op begrip, aandacht, heelwording.
alleen de wind jaagt eindeloos nimmer verzakend aan zijn taak uit welke richting hij ook komt
hij voegt zich naar het firmament
Minka Kaszó, 29 december 2004.
Loes Bertholée Kombi Nieuwsbrief 42
- 29 -
winter 2008
Hier en daar Interneringskamp Westerbork 1945 – 1948
Mijn Kombi ervaringen Op 30 oktober 1996 begon ik met mijn eerste praatgroep. Sindsdien heb ik er meerdere gedaan waaronder ook een Kombi vervolg groep en een creatieve groep. En is nu het eind in zicht, heeft Kombi zichzelf overbodig gemaakt? Het was een reis met ups en downs en gedurende die reis waren er bijzondere ontmoetingen. Sommige kontakten zijn gebleven, andere voorbij gegaan maar stuk voor stuk waren ze waardevol. De weekenden waren vaak erg confronterend, een rollercoaster van emoties. Er was zoveel verbondenheid, steun begrip en het gevoel ergens bij te horen. En dan die avonden met dans die waren erg gezellig, even je lekker uitleven op muziek na gedane arbeid. Vooral die weekenden hebben veel invloed gehad op mijn persoonlijke groei. Het contact met mede-Kombianen heeft mij de kracht gegeven om me door moeilijke tijden heen te slaan en geholpen met het maken van keuzes. Of ik nu weekenden, praatgroepen of creagroepen deed, altijd was er een gevoel van thuiskomen. En nu gaat Kombi met pensioen en mag genieten van een welverdiende rust. Ik wil de Kombimedewerkers bedanken voorhun geweldige inzet al die jaren. Kombi zal nooit vergeten worden: ‘You’re the wind beneath my wings’. Diny Klaassen (opm. redactie: dit stuk was met accoord van de schrijfster bewaard voor het laatste nummer, dat, zoals nu bekend, het laatste niet gaat worden).
Kombi Nieuwsbrief 42
- 30 -
Uitgebreide publicatie en tentoonstelling over een nog altijd onderbelicht deel uit de kampgeschiedenis in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. In het Herinneringscentrum Kamp Westerbork is sinds december 2008 tot en met 31 maart 2009 een uitgebreide tentoonstelling te zien over het Interneringskamp Westerbork 1945 –’48, met daarin unieke brieven en bijzondere persoonlijke verhalen van de ruim 8.000 van collaboratie verdachte mannen en vrouwen die er in deze periode gevangen zaten. Tevens komt er een publicatie en educatief materiaal bij de tentoonstelling en zijn er verschillende themadagen met bijdragen van o.a. historici, ooggetuigen, en de zgn. kinderen van ‘foute’ ouders georganiseerd. Tussen april 1945 en december 1948 fungeerde kamp Westerbork als een interneringskamp voor NSB’ers, SS’ers, en andere van collaboratie verdachte Nederlanders. Hiermee was het kamp geen uitzondering. Na de oorlog werden naar schatting tussen de 120.000 en 180.000 personen voor korte of langere tijd geïnterneerd. Ongeveer 10 procent van deze verdachten werd daarbij in afwachting van hun berechting in kamp Westerbork gehuisvest, de enige plek in Drenthe die voor deze functie geschikt werd geacht. Hiermee is Westerbork een van de langst in stand gebleven en grootste Bewarings- en Verblijfskampen geweest. Op het moment dat de eerste geïnterneerden op 24 april 1945 het kamp betraden ontstond er daarbij een bizarre situatie. Naar schatting waren op dat moment nog ongeveer 850 voormalige Joodse gevangenen in het kamp gehuisvest. Een deel van hen werd zelfs ingezet bij de bewaking van de nieuwe gevangenen. De eerste maanden van het kamp werden getekend door slechte leefomstandigheden, onvoldoende voorzieningen en psychische en fysieke mishandelingen. Als gevolg daarvan stierven 89 geïnterneerden. Vanaf september 1945 trad er verbetering op in deze situatie; 1 december 1948 werd het Bewarings- en Verblijfskamp Westerbork opgeheven. Waarom deze expositie? Uit het laatste transport dat eind 1944 vanuit Westerbork onderweg was naar Auschwitz wisten zeven gevangenen te ontsnappen. Een van hen verloor bij de sprong een hand. Direct na de vlucht ving een Drents boerenechtpaar haar op. Het waren NSB’ers. Toch brachten ze haar naar het ziekenhuis. De rest van de oorlogstijd zorgde het echtpaar voor haar. winter 2008
Deze gebeurtenis op zondag 3 september 1944 logenstraft twee misverstanden, of zijn het vooroordelen? Niet alle Joden lieten zich als makke schapen naar de slachtbank leiden. En niet alle NSB’ers waren antisemiet. Sterker, er waren onder hen die Joden hebben geholpen. Of dit echtpaar na de oorlog is geïnterneerd en veroordeeld, is niet bekend. Mocht dit wel gebeurd zijn, dan zijn ze zeker gevangenen gezet in kamp Westerbork. Want deze laatste verblijfplaats in ons land voor de hier levende Joden in de bezettingstijd bleef na de bevrijding op 12 april 1945 gewoon functioneren. Binnen een paar weken was het doorgangskamp geruisloos overgegaan in een van de grootste interneringskampen voor NSB’ers en SS’ers. Het Herinneringscentrum is er gekomen in het besef dat de vervolging en deportatie van de Joden, en Sinti en Roma in herinnering moet blijven. Kamp Westerbork als centraal vluchtelingenkamp en als Durchgangslager, dat was en is basis, richtsnoer en kader van het werk. De lange geschiedenis van dit kamp na de oorlog, daarmee welhaast onvergelijkbaar, is ook een feit: internering van NSB’ers, korte tijd woonoord voor Indische Nederlanders en lange tijd woonoord voor Molukkers. Dat betekent echter niet dat de informatieoverdracht over de tijd na 1945 mag en kan stoppen onder de noemer: de oorlog is afgelopen. Er moet ook aandacht worden gegeven aan wat we de ‘nasleep’ van de oorlog noemen; dat een oorlog niet met een bevrijding is beëindigd maar dat zo’n periode levens lang doorwerkt, ook in volgende generaties. Dat geldt voor kamp- en onderduikoverlevenden, voor verzetsstrijders, maar evenzeer voor hun kinderen en zelfs kleinkinderen. Dit geldt ook voor kinderen van ‘foute’ ouders en hun nageslacht; zij zijn evengoed een geschonden groep. Niet de schuld maar veelal wel levenslang de boete, zo kan men hun leven vaak typeren. Ook dat moet worden verteld, en dan valt er niet te ontkomen aan de geschiedenis van kamp Westerbork als interneringskamp. Hoe pijnlijk dat soms ook is.
Fort van de Democratie St. Vredeseducatie Het Fort van de Democratie is een nieuw educatief centrum van nationale allure. Bezoekers kunnen in een uitdagende tentoonstelling onderzoeken wat democratie voor hen betekent en wat zij aan de democratie kunnen bijdragen.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 31 -
Foto: flankkazemat en fortgracht gezien vanaf de Koningsweg. Het Fort van de Democratie ligt op Lunet I in Utrecht. In een tweehonderd jaar oude flankkazemat is een ontvangstruimte, een filmzaal en een cursuslokaal gerealiseerd. Deze ruimten zijn met een 60 meter lange ondergrondse gang verbonden met de voormalige atoomschuilkelder. Hier zijn interactieve ervaringsruimten gemaakt voor scholieren en studenten. Het Fort van de Democratie wil de democratie versterken en verdedigen. Niet met wapens maar met discussie, dialoog, spel en acties van mensen. Want mensen maken de democratie elke dag opnieuw. Daarom is iedereen welkom in het Fort van de Democratie. Het Fort van de Democratie is een project van de Stichting Vredeseducatie i.s.m. de Gemeente Utrecht, de Provincie Utrecht en de Stichting Vrede van Utrecht. Informeert u wel zelf voor uw komst naar dagen/tijden openstelling. Bezoekadres: Fort Lunet I, Koningsweg 290 3585 LD Utrecht. www.fortvandedemocratie.nl. Kantoor: St. Vredeseducatie, Biltsestraatweg 160 3573 PS Utrecht. Internet: www.vredeseducatie.nl E:
[email protected] Telefoon: 030-2723500.
Tentoonstelling Westerbork - Sobibor Vrijwel iedereen kent de kampen Auschwitz en Bergen-Belsen. Toch is er geen kamp waar relatief méér Joden uit Nederland werden vermoord dan in het vernietigingskamp Sobibor. Van de 34.313 gedeporteerden overleefden 18 de oorlog. Een wezenlijk moment in de korte geschiedenis van dit vernietigingskamp was een opstand van de gevangenen op 14 oktober 1943, die uiteindelijk leidde tot de ontmanteling van Sobibor. In het kader van de 65-jarige herdenking van deze opstand is de tentoonstelling Westerbork Sobibor er in Her.centrum Kamp Westerbork .
winter 2008
Westerbork - Sobibor is het resultaat van een samenwerking tussen de Stichting Sobibor en het Herinneringscentrum Kamp Westerbork en is financieel mogelijk gemaakt door het Ministerie van VWS (Eenheid Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II). De samenwerking heeft drie concrete uitwerkingen opgeleverd. Niet alleen is een reizende tentoonstelling samengesteld, ook is een audiotour in ontwikkeling voor mensen die de plek van het voormalige kamp in Polen willen bezoeken. Deze audiotour is binnenkort te downloaden via een speciale website over Westerbork en Sobibor. In de expositie Westerbork - Sobibor staat een maquette van het vernietigingskamp Sobibor centraal. Deze wordt toegelicht en uitgediept met foto- en tekstbanieren. Rode draad vormen persoonlijke koffers met voorwerpen, documenten en videoportretten. De expositie zal ook via internet te bekijken zijn. De tentoonstelling Westerbork - Sobibor is zó gemaakt, dat deze eenvoudig op andere plaatsen kan worden opgebouwd: een extra dimensie voor . lezingen van de Stichting Sobibor en voor overlevenden die als gastspreker optreden. De expositie is aan te vragen door scholen, bibliotheken of organisaties die bredere bekendheid willen geven aan het verhaal van Sobibor. De expositie Westerbork - Sobibor is te zien tot en met 4 januari 2009 in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. www.kampwesterbork.nl.
Dienstverlening Cogis aan Oorlogsgetroffenen Voor vragen op het gebied van wetten en regelingen; vragen over zelfhulp/therapie/m.werk; voor literatuur over WO-II, gevolgen van oorlog, vervolging en geweld kunt u terecht bij St. Cogis. Voor mensen als de oorlogsgetroffene, partner, NOG; voor bijv. onderzoekers, prof. betrokkenen.
[email protected] Bibl. open di-wo-do 9-17u. Churchillaan 11 4e etage, 3527 GV Utrecht 030-2968000
[email protected] www.cogis.nl
Kombi Nieuwsbrief 42
- 32 -
Dementie & oog voor de oorlog In opdracht van Stichting Alzheimer Nederland heeft Cogis een dvd ontwikkeld over oorlogsherinneringen onder de titel 'Dementie en oog voor de oorlog'. Aanleiding voor de ontwikkeling van de dvd was het tienjarig bestaan van de Alzheimer Cafés. Onder deze noemer vinden maandelijks door het hele land informele bijeenkomsten plaats voor mensen met dementie, partners, familieleden, hulpverleners en andere belangstellenden. In 2008 verzorgde Cogis in samenwerking met Alzheimer Nederland een viertal workshops in Alzheimer Cafés met als thema 'Dementie en oog voor de oorlog'. Afhankelijk van de behoefte volgen er mogelijk meer workshops. De dvd informeert u over het dubbele leed van dementie bij mensen die in de oorlog ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt. Bij mensen met dementie, die zich dingen van vroeger nog goed herinneren, kunnen nare, soms bedreigende herinneringen aan de oorlog naar boven komen. Ook als zij die lange tijd hebben verdrongen. Door dementie kunnen zij deze herinneringen niet goed plaatsen. Hoe komt dat? Hoe te reageren? Het doel van de dvd is om een aanzet te geven tot informatie-uitwisseling en een discussie in gang te zetten over oorlogsherinneringen. Op de dvd komen zowel professionele hulpverleners als direct betrokkenen aan het woord. Het omgaan met dementerenden die kampen met oorlogsproblematiek staat daarbij centraal. Ter ondersteuning van de dvd hebben Alzheimer Nederland en Cogis een handleiding samengesteld, waarin zowel de dementie als de latere gevolgen van oorlog en geweld nader worden toegelicht. Niettemin is het de bedoeling dat het thema 'Dementie en oog voor de oorlog' met behulp van de dvd ook zonder deskundige begeleiding besproken kan worden in de Alzheimer Cafés. Uiteraard kan altijd een beroep worden gedaan op inhoudelijke begeleiding en ondersteuning door Cogis. De film: Oorlogsrust Villa J.G. Kamphoff is een zorginstelling voor ouderen met een verzameling kleurrijke bewoners. Elk van hen heeft een oorlog meegemaakt, maar allemaal een andere. De bewoners wedijveren met elkaar wie van hen er het ergst aan toe was. Ze raken met elkaar in conflict. De situatie loopt helemaal uit de hand.
winter 2008
Uiteindelijk zorgt een speciale gebeurtenis voor een verzoening tussen de bewoners, hun kinderen en het personeel. De film is gemaakt in samenwerking met Column Film te Amsterdam naar een scenario van Theodor Holman. U kunt het lespakket inclusief de film dvd 'Oorlogsrust', cd-rom 'Mij een zorg' en boek bestellen bij Podium in Utrecht, contactpersoon: Ria van Dijk. E-mail:
[email protected]; kosten lespakket € 20,- inclusief BTW en verzendkosten. U kunt bij Podium ook een losse dvd van de film 'Oorlogsrust' bestellen.
PACE: Uw kennis verrijkt de collectie Tekeningen uit Japanse interneringskampen; met behulp van social tagging en storytelling Zoals u wellicht weet, beheert het Museon de belangrijkste collectie tekeningen uit Japanse interneringskampen in Nederland’, zo’n vierduizend stuks. Tekeningen uit deze collectie worden vaak gebruikt in tentoonstellingen, publicaties en educatieve programma’s. Sinds 15 augustus is de volledige collectie toegankelijk via het Geheugen van Nederland, later dit jaar ook via de website van het Museon zelf. Nog voortdurend worden ontsluiting en documentatie van deze collectie verder verbeterd. Toen het museum werd uitgenodigd om deel te nemen aan een project waarbij het publiek wordt ingeschakeld om zijn kennis over bepaalde onderwerpen te delen, viel de keuze dan ook meteen op deze collectie. Wie zou er tenslotte een betere bijdrage kunnen leveren aan onze kennis over deze collectie dan juist de mensen die zelf geïnterneerd zijn geweest Het project PACE (PublieksAnnotatie Cultureel Erfgoed) is een verkennend project waarin onderzocht wordt of via het zogenaamde ‘social tagging’ (betekenisvolle trefwoorden) en ‘storytelling history’ (uw verhaal over een tekening) onze collectie ‘Tekeningen uit Japanse interneringskampen’ verrijkt en toegankelijker wordt. Beide manieren van ontsluiten zijn nog niet veel toegepast binnen de culturele wereld. Het onderzoek is een uniek nationaal project, waarvoor wij u graag uw medewerking vragen. Deelnemers aan het onderzoek zijn het Museon, het Universiteitsmuseum Utrecht en Naturalis.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 33 -
Social tagging wordt ook wel folksonomie genoemd, een woord dat voortkomt uit een samenvoeging van folk (mensen) en taxonomie (ordening). Door folksonomie ontstaat er een ordening van informatie, gemaakt door de mensen zelf. Om in die enorm grote hoeveelheid gegevens makkelijker te kunnen zoeken is de ordening volgens deze methode door de zelf samengestelde trefwoorden beter toegankelijk. Door storytelling wordt de kennis over bepaalde voorwerpen of gebeurtenissen vergroot. Met elkaar is het mogelijk informatie te genereren die voor anderen levendig en aansprekend is. Op web site www.ikweetwatditis.nl, speciaal ontwikkeld hiervoor, worden vanaf 15 september 2008 foto’s geplaatst, met mogelijkheid voor het deskundige publiek om reacties te geven op een specifieke tekening. In september 2008 is met ‘taggen’ gestart, later wordt ook ‘story-telling’ mogelijk. Taggen en Storytelling in de praktijk Er staat een tekening van een kamptafereel op de site, gemaakt in november 1943 door C. van Steenwijk in kamp ADEK. U geeft woorden die u associeert met deze tekening. Deze ‘tags’ noemt u bijvoorbeeld: slachterij, corvee, varkenshouderij. Het zou ook een beleving kunnen zijn; stank bijvoorbeeld. Misschien herkent u personen; hun naam zou ook een ‘tag’ kunnen zijn. Later kunt u ook uw eigen ervaring aan de afbeelding toevoegen, het zogenaamde storytelling. Kortom dit medium geeft ons de mogelijkheid waardevolle kennis over de oorlog te verzamelen die tot nu toe bijna onmogelijk was te achterhalen. Wilt u meer informatie over deelname aan het onderzoek kunt u zich wenden tot Hub Kockelkorn, Museon, tel. 070-3381411 of per mail
[email protected]..
winter 2008
Colofon Deze Nieuwsbrief is een uitgave van Stichting Kombi, ISSN 1380-0752 Postadres: dhr R. Timmermans, Leeuwensteinlaan 7, 5261 ES Vught. E-mailadres
[email protected] Kombi: http://www.stichting-kombi.nl “Kombi is een ontmoetingsplaats voor mensen die de Tweede Wereldoorlog zelf als kind meemaakten in Europa of Azië en voor (klein) dochters en zonen van zigeuners, mensen uit het verzet, mensen uit Jappenkampen, Joden, mensen uit Indië, burgeroorlogsgetroffenen, NSB’ers, collaborateurs, homo’s, dwang-arbeiders, bezetters, bevrijders. De Stichting wijst iedere vorm van (neo) fascisme, (neo)nazisme en discriminatie op grond van ras, sekse, seksuele geaardheid, religie of nationaliteit af”. Bestuur: Marja Vinjé, voorzitter (2009, red.) Rien Timmermans, secretaris/penningmeester Redactie: Gelske van der Vlugt An van der Burg Freddie Cochius Milena Eshuis Carla Ossendrijver Marjan Veenman
Red. medewerkers: Gonda Scheffel-Baars Hans van der Burg Inger Israël (illustr.)
Laatste inleverdatum kopij is: 27 maart 2009. Redactie-adres: G.v/dVlugt Slûswei 10 9215 VX De Veenhoop E-mail redactie:
[email protected]. NB: Plaatsing van ingezonden stukken bete-kent niet dat het bestuur en de redactie het eens zijn met de naar voren gebrachte meningen. Niets in de uitgave mag gekopieerd, vermenig- vuldigd of anderszins gebruikt of (digitaal) verspreid worden zonder bronvermelding en schriftelijke toestemming van de redactie. Onze activiteiten worden mede mogelijk gemaakt door de opbrengsten uit de bankgiro loterij, uw deelname eraan wordt aanbevolen.
Film: Un Secret -hier ingevoegd het slot rubriek Hier en Daar“Elk ongelukkig gezin is op zijn eigen manier ongelukkig”, schreef Tolstoj. Daarover valt tot in lengte van dagen boeken te schrijven, verfilmen. De Franse veteraan Claude Miller doet het met Un secret, een roman van psychoanalyticus Philippe Grimbert. Un secret is een verhaal over liefde, joodse identiteit en de holocaust. Het Leitmotiv van Un secret is bekend: de littekens die de holocaust achterliet bij joodse gezinnen, het naoorlogse zwijgen, de volgende generatie die op onderzoek gaat. Ondanks de complexe chronologie is Un secret in wezen een conventionele film. Visueel is Un secret fraai. De Franse filmveteraan Claude Miller bewijst met Un secret dat over de gevol-gen van WO-II en de Joden vervolging nog steeds nieuwe verhalen verteld kunnen worden. Het is 1985. Als psychiater François Grimbert (Mathieu Almaric), een veertiger, een telefoontje krijgt dat zijn oude vader in verwarde staat van huis is weggelopen, wekt dat bij hem het bizarre familieverleden tot leven. In zijn hoofd keert hij terug naar 1955. Anders dan zijn sportieve atletische ouders Maxime (Patrick Bruel) en Tania (Cécile de France), die voor de oorlog zwem-kampioene was, heeft de zevenjarige François een zwakke gezondheid .... Dat in de film een familie-geheim wordt onthuld -eigenlijk twee geheimen- verbaast niet bij een film die Un secret heet, maar de verfilming van de autobiografische roman van Philippe Grimbert gaat om meer dan dat. De film laat vooral zien hoe alledaagse relationele perikelen in een abnormale tijd monsterlijke gevolgen kunnen hebben. De film onthult met flashbacks en flashforwards stukje bij beetje het verleden, waarbij de film niet in de anachronistische valkuil valt om met naoorlogse ogen te oordelen. In het begin van de oorlog voeren Maxime en zijn schoonfamilie hevige discus-sies over de situatie in Frankrijk. Met de film levert scenarist en regisseur Claude Miller een intelligent subtiel psychologisch familiedrama af. Met krachtige korte scènes ontrafelt hij de complexe gezins-geschiedenis, waarbij het heden in zwart-wit en het verleden in kleur is. Deze ongebruikelijke keuze illustreert dat in dit gezin over het heden altijd de donkere schaduw van het verleden hing. Un secret kreeg in Frankrijk 8 Césarnominaties en trok bijna twee miljoen bezoekers. J. v/d B.
Uw hulp d.m.v. een donatie, gift, schenking kunt u gireren op Pbank 426989 tnv St. Kombi.
Kombi Nieuwsbrief 42
- 34 -
winter 2008
Een streep Ik trok een streep: tot hier, nooit ga ik verder dan tot hier. Toen ik verderging trok ik een nieuwe streep, en nog een streep. De zon scheen en overal zag ik mensen, haastig en ernstig, en iedereen trok een streep, iedereen ging verder.
Lang geleden Lang geleden, ik wandelde en kwam bij een muur. Waar was het geluk? Aan deze kant. Waar was de waarheid? Aan deze kant. Waar scheen de zon? Aan deze kant. Waar was ik vrij? Aan deze kant. Ik trapte tegen de muur. Ik zocht een gat in de muur. Toen ging ik een paar passen achteruit, deed mijn ogen dicht, hield mijn hoofd omlaag, haalde diep adem. Uit: Er ligt een appel op een schaal Toon Tellegen
Geef mij de moed om onrecht te onderkennen Ook waar ‘t door eeuwen van gebruik gewettigd wordt, De vaste wil aan onrecht nooit te wennen, Ook waar de macht het weg te nemen, schort. Jacqueline van der Waal .
Kombi Nieuwsbrief 42
- 35 -
winter 2008