Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding.
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de periode 1998-2007
L.F.J. van der Velden R.S. Batenburg
U vindt dit rapport en andere publicaties van het NIVEL in PDF-format op: www.nivel.nl
ISBN 978-94-6122-062-2 http://www.nivel.nl
[email protected] Telefoon 030 2 729 700 Fax 030 2 729 729 ©2009 NIVEL, Postbus 1568, 3500 BN UTRECHT Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het NIVEL te Utrecht. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning in artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
INHOUD
Samenvatting
5
1 Inleiding en vraagstellingen 2 2.1 2.2 2.3
7
Stoppen met werken: omvang en kenmerken Aantal en aandeel huisartsen dat gestopt is met werken Start- en stopleeftijd en lengte van de werkzame periode Samenstelling van de gestopte huisartsen naar leeftijd, geslacht, functie en praktijkvorm
9 9 9 10
3 Het effect van geslacht en functie 3.1 Aantal en aandeel huisartsen dat gestopt is met werken naar geslacht en functie 3.2 Start- en stopleeftijd en lengte van de werkzame periode naar geslacht en functie
13 13 13
4 4.1 4.2 4.3
17 17 18 20
Het effect van leeftijd Stoppen met werken als huisarts, naar leeftijdsgroep en geslacht Stoppen met werken als huisarts, naar functie, leeftijdsgroep en geslacht Stoppen met werken als huisarts, naar specifieke leeftijd en geslacht
5 Samenvatting en conclusies
25
BIJLAGE
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
27
3
4
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
Samenvatting
Tussen 1998 en 2007 stopten jaarlijks rond de 290 huisartsen met werken. Ten opzichte van het aantal werkzame huisartsen is dat een uitstroompercentage van ongeveer 3,4% per jaar. Het aantal huisartsen per jaar dat stopt, lijkt daarbij iets op te lopen, maar het aandeel loopt juist iets terug. In 1998 tot en met 2002 stopten jaarlijks gemiddeld ongeveer 280 huisartsen en dat was 3,5% van het aantal werkzame huisartsen. In de periode van 2003 tot en met 2007 stopten jaarlijks ongeveer 295 huisartsen, dus 15 meer, maar het aandeel huisartsen dat per jaar stopte was daarbij teruggelopen tot 3,3%. De leeftijd waarop men stopte is gedaald en wel met 0,4 jaar en de werkzame periode is gedaald met 0,6 jaar. Men is namelijk ook iets ouder op het moment dat men start met werken. De groep huisartsen die stopt met werken bestaat steeds meer uit vrouwen, en zij die als HIDHA of waarnemer werkzaam waren. Ook blijkt dat zich onder de gestopte huisartsen meer 55 tot 59 jarigen bevinden. De daling met 0,4 jaar in de gemiddelde leeftijd waarop huisartsen stoppen, blijkt de resultante te zijn van een aantal tegengestelde bewegingen in de trends voor de leeftijd op het moment van stoppen. Voor bijvoorbeeld de zelfstandige huisartsen is de leeftijd waarop men stopt met 2,3 jaar gestegen, terwijl die voor de waarnemers met 0,7 jaar is gedaald. Jongeren blijken in de laatste 5 jaar een iets grotere kans te hebben gehad om binnen één jaar te stoppen dan 6 à 10 jaar geleden. Bij de mannen speelt deze stijgende trend voor degenen rond de 42 jaar en bij de vrouwen rond 38 jaar. Voor de oudere huisartsen is de kans om te stoppen anno 2007 juist kleiner dan 5 jaar terug. Deze dalende trend in stopkans speelt bij mannen vanaf 50 jaar en bij vrouwen vanaf 41 jaar. De uitdaging is nu om in het aanbod-prognosemodel dat voor de huisartsen wordt gehanteerd zoveel mogelijk rekening te houden met de hier gepresenteerde verschillen naar geslacht en functie in de uittredekans.
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
5
6
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
1
Inleiding en vraagstellingen
Er zijn in de afgelopen jaren een aantal ontwikkelingen geweest die het “stopgedrag” van huisartsen wellicht hebben beïnvloed. Dit geldt onder andere voor de introductie van huisartsenposten, de introductie van praktijkondersteuners en de introductie van een nieuw financieringssysteem. Daarom is het interessant om opnieuw te kijken naar de uitstroom. In dit rapport gebeurt dat door secundaire analyse op een grote hoeveelheid informatie uit de NIVEL-huisartsenregistratie. In een apart rapport wordt overigens nog beschreven wat de uitkomsten zijn van aanvullend onderzoek onder huisartsen naar de motieven om al dan niet te stoppen met werken. De vraagstellingen voor deze studie zijn als volgt samen te vatten: 1. Hoeveel huisartsen zijn in de jaren 1998 tot en met 2007 gestopt met werken als huisarts en hoeveel waren dat er procentueel? 2. Hoe oud waren deze huisartsen op het moment van stoppen en hoe lang hebben zij gewerkt? 3. Wat was de samenstelling van de groep gestopte huisartsen naar leeftijd, geslacht, functie en praktijkvorm? 4. Verschilt de trend in het aantal en het aandeel huisartsen dat in de periode 1998-2002 en 2003-2007 gestopt is tussen mannen en vrouwen en tussen zelfstandig gevestigde huisartsen, HIDHA’s en waarnemers? 5. Is de verschuiving in de stopleeftijd en werkzame periode tussen 1998-2002 en 20032007 anders voor mannen en vrouwen, en voor zelfstandig gevestigde huisartsen, HIDHA’s en waarnemers? 6. Hoe hangt de trend in het aandeel huisartsen dat is gestopt in 1998-2002 en 20032007 samen met de leeftijd?
Vraagstelling 1 tot en met 3 komen aan de orde in hoofdstuk 2. Hierbij gaat het eigenlijk om de omvang en de kenmerken van de groep gestopte huisartsen. Vraagstelling 4 en 5 gaan vooral over de rol van geslacht en functie bij het stoppen en komen aan de orde in hoofdstuk 3. Vraagstelling 6 betreft de specifieke rol van leeftijd bij het stoppen. Deze wordt behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 volgt tenslotte nog een samenvatting en discussie van de resultaten. Deze vraagstellingen worden beantwoord met behulp van gegevens uit de zogeheten huisartsenregistratie van het NIVEL. Hiermee kan een compleet beeld worden verkregen van het aantal huisartsen dat gestopt is met werken en hun kenmerken. Door het aantal gestopte huisartsen af te zetten tegen het totaal aantal werkzame huisartsen, kan tevens aangegeven worden wat de uitstroomkans was.
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
7
8
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
2
2.1
Stoppen met werken: omvang en kenmerken
Aantal en aandeel huisartsen dat gestopt is met werken Het aantal huisartsen dat stopt met werken als huisarts, is gemiddeld ongeveer 290 per jaar geweest in de afgelopen 10 jaar. Het aantal huisartsen dat per jaar stopte varieerde daarbij nogal. In het jaar 2000 stopten bijvoorbeeld bijna 400 huisartsen en in het jaar daarna stopten er maar iets meer dan 225 huisartsen. Voor de 5-jaarsperiode van 1998 tot en met 2002 blijkt het gemiddelde 281 per jaar te zijn geweest en voor 2003-2007 was het 296. Gemiddeld genomen is er dus een kleine stijging in het aantal huisartsen per jaar dat gestopt is. Als het aantal huisartsen per jaar dat stopt met werken wordt afgezet tegen het aantal werkzame huisartsen aan het begin van elk jaar, dan blijkt dat er sprake is van een aandeel dat stopt dat ligt tussen 2,8% per jaar en 4,8%. In principe is het daarbij zo dat in jaren waarin het aantal dat is gestopt hoog is, dat ook het aandeel hoog is. Maar gemiddeld genomen blijkt er per 5-jaarsperiode een trend te zijn dat het aandeel dat stopt iets is afgenomen, namelijk van 3,5% per jaar in de periode 1998-2002 naar 3,3% per jaar in de periode 2003-2007. Terwijl het aantal huisartsen dat is gestopt iets is toegenomen (van 281 naar 296 per jaar), blijkt het aandeel huisartsen dat is gestopt dus iets te zijn afgenomen. Figuur 2.1:
Aantal en aandeel huisartsen dat gestopt is met werken in 1998 tot en met 2007, per jaar en per 5-jaarsperiode
450
9%
394
400
8%
350 300 250
274 240
296
291
281
296
241
227
200 3,1%
6% 4%
3,4% 2,8%
3,2%
3,6%
3,5% 2,8%
3,2%
3,6%
3,5%
3% 3,3%
50
2% 1%
0
0% 1998
1999
2000
2001
2002
2003
Aantal huis arts en dat ges topt is per jaar
2.2
7% 5%
4,8%
150 100
269
331
319
2004
2005
2006
2007
19982002
20032007
Aandeel huis arts en dat ges topt is per jaar
Start- en stopleeftijd en lengte van de werkzame periode In figuur 2.2 staat onder andere hoe oud huisartsen waren op het moment dat ze stopten met werken. De gemiddelde stopleeftijd is ongeveer 52 jaar en dat varieerde in de afgelo-
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
9
pen 10 jaar van iets minder dan 51 jaar tot iets meer dan 52 jaar. Voor de gehele periode van 1998-2002 was de gemiddelde uitstroomleeftijd 52,1 jaar en die blijkt vervolgens te zijn teruggelopen naar 51,7 jaar in de periode 2003-2007. De huisartsen die gestopt zijn, blijken meestal ongeveer 21 jaar gewerkt te hebben. De trend daarbij lijkt dat de lengte van de werkzame periode iets terugloopt: degenen die gestopt zijn in 1998-2002 hadden 21,5 jaar gewerkt en degenen die in 2003-2007 zijn gestopt hebben 20,9 jaar gewerkt. Deze teruggang met 0,6 jaar in werkzame periode komt grotendeels door de teruggang met 0,4 jaar in de stopleeftijd, maar ook door een 0,2 jaar latere startleeftijd. De huisartsen die in 2003-2007 gestopt zijn, waren gemiddeld genomen 30,8 jaar toen zij begonnen met werken, tegenover 30,6 jaar voor degenen die in 1998-2002 zijn gestopt. Figuur 2.2:
Start- en stopleeftijd en lengte van de werkzame periode voor huisartsen die gestopt zijn met werken in 1998 tot en met 2007, per jaar en per 5jaarsperiode
70 60
70 (52,3)
(52,4)
(52,7)
(50,7)
(51,3)
(51,1)
(52,3)
(51,6)
(51,2)
(51,4)
(52,1)
(51,7)
50 40 30
50 21,9
21,4
22,6
19,9
20,5
20,2
21,4
20,8
20,4
20,5
21,5
20,9
30,4
31,0
30,1
30,8
30,8
30,9
30,9
30,8
30,8
30,9
30,6
30,8
40 30
20
20
10
10
0
0 1998
1999
2000
Startleeftijd
2.3
60
2001
2002
2003
2004
2005
Werkzam e periode
2006
2007
19982002
20032007
(Stopleeftijd)
Samenstelling van de gestopte huisartsen naar leeftijd, geslacht, functie en praktijkvorm In 1998-2002 was 56% van alle gestopte huisartsen jonger dan 55 jaar op het moment van stoppen (zie figuur 2.3 of tabel B.1 in de bijlage). In 2003-2007 was 49% jonger dan 55 jaar. Het aandeel “jonge uittreders” is dus met 7% afgenomen. In de periode 1998-2002 was 25% van de gestopte huisartsen een vrouw. In 2003-2007 was 31% vrouw. Het aandeel vrouwen is dus met 6% toegenomen. In 1998-2002 was 81% van de gestopte huisartsen zelfstandig gevestigd geweest, tegenover 68% in 2003-2007. Het aandeel zelfstandig gevestigde huisartsen is dus met 13% afgenomen. Binnen de groep huisartsen die zelfstandig gevestigd was, is de verdeling naar de praktijkvorm ook veranderd. In 1998-2002 was 30% van de gestopte zelfstandigen werkzaam in een groepspraktijk. In 2003-2007 was 40% werkzaam geweest in een groepspraktijk. Het aandeel dat in een groepspraktijk werkte is dus met 10% toegenomen.
10
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
Figuur 2.3:
Samenstelling van de groep huisartsen die gestopt zijn met werken in 19982002 en 2003-2007, naar leeftijd, geslacht, functie en praktijkvorm
100% 80% 60%
24%
26%
80%
20%
25%
40% 20%
49%
0% 19982002
20032007
Leeftijd >=60 jaar 55-59 jaar <=54 jaar
25%
31%
80%
12% 7%
100% 19% 13%
75%
69%
40%
80% 60%
60%
60% 40%
56%
100%
100%
81%
68%
20%
20%
0%
0%
0%
20032007
Geslacht Vrouwen Mannen
19982002
20032007
30%
40%
20% 19982002
30%
40%
26%
40%
34%
19982002
20032007
Functie
Praktijkvorm
Waarnem er HIDHA Zelfstandig
Groeps praktijk Duopraktijk Solopraktijk
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
11
12
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
3
3.1
Het effect van geslacht en functie
Aantal en aandeel huisartsen dat gestopt is met werken naar geslacht en functie In figuur 3.1 is voor de periodes 1998-2002 en 2003-2007 weergegeven wat het aantal en aandeel huisartsen was dat gestopt is, naar geslacht en naar functie. Het totaal aantal mannen dat per jaar is gestopt, is teruggelopen (van 209 naar 201) en het aantal vrouwen is opgelopen van 70 naar 91. Het aandeel mannen dat stopt is constant gebleven op 3,5% en bij de vrouwen is het aandeel dat stopt teruggelopen van 3,3% naar 3,0%. Vergelijking van het aandeel dat stopt van mannen en vrouwen leert dat van de vrouwen een wat kleiner deel stopt dan van de mannen. Voor wat betreft de functie blijkt dat er voor de zelfstandige huisartsen sprake is van zowel een dalend aantal als een dalend aandeel dat is gestopt. Bij de HIDHA’s en de waarnemers is er daarentegen sprake van een stijgend aantal én een stijgend aandeel. Figuur 3.1 laat daarbij tevens zien dat van alle gestopte huisartsen weliswaar het grootste aantal zelfstandig gevestigd was, maar dat het aandeel dat stopt voor de zelfstandigen het laagst is en voor de waarnemers het hoogst. Figuur 3.1:
Aantal en aandeel huisartsen dat gestopt is met werken in 1998 tot en met 2007, per 5-jaarsperiode, naar geslacht en functie
300 250
15% 209
250
201
200
10%
100
70 3,5%
3,5%
0
3.2
15% 227
13,5%
200
200
10%
150
150
50
300
91
5%
3,8%
100 50
3,3%
3,0%
0%
0
3,2%
21
4,2%
8,8%
38
32
55
2,7%
5%
0%
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
Mannen
Vrouwen
Zelfstandig
HIDHA
Waarnemer
Aantal dat s topt per jaar
Aantal dat s topt per jaar
Aandeel dat s topt per jaar
Aandeel dat s topt per jaar
Start- en stopleeftijd en lengte van de werkzame periode naar geslacht en functie In figuur 3.2 staat onder andere de start- en stopleeftijd en de lengte van de werkzame periode van mannen en vrouwen. Bij de mannen is er sprake geweest van een stijging van de stopleeftijd met bijna 1 jaar (van 54,8 naar 55,7 jaar) en daarmee ook een toename van
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
13
de werkzame periode van bijna 1 jaar (van 24,7 naar 25,5 jaar). Bij de vrouwen is er daarentegen sprake van een daling van de stopleeftijd van 1,3 jaar en een afname van de werkzame periode van 1,5 jaar. De huisartsen die gestopt zijn met een zelfstandige vestiging, laten een stijging zien met 2,3 jaar in de stopleeftijd van 54,8 naar 57,1 jaar. Omdat de startleeftijd tegelijkertijd met 0,3 jaar is gedaald, is de werkzame periode met 2,6 jaar toegenomen. Bij de HIDHA’s is sprake van een stijging in de gemiddelde stopleeftijd en een toename van de werkzame periode van ongeveer een half jaar. Bij de waarnemers zijn de stopleeftijd en de werkzame periode met iets meer dan een half jaar gedaald. Figuur 3.2:
Start- en stopleeftijd en lengte van de werkzame periode voor huisartsen die gestopt zijn met werken in 1998 tot en met 2007, per 5-jaarsperiode, naar geslacht en functie
70 60
70 (54,8)
(55,7)
50 40
(43,9) 24,7
25,5
30 20
30,1
30,2
12,1 31,8
(42,6) 10,6 32,0
10 0 19982002
20032007
Mannen
19982002
20032007
Vrouwen (Stopleeftijd) Werkzam e periode Startleeftijd
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
0
70 (54,8)
(57,1)
24,9
27,5
29,9
29,6
60 (42,6)
(43,1)
10,5
10,9
32,1
32,2
50 (38,4) (37,8) 4,2 3,6 34,2 34,2
40 30 20 10 0
19982002
20032007
Zelfstandig
19982002
20032007
HIDHA
19982002
20032007
Waarnemer
(Stopleeftijd) Werkzam e periode Startleeftijd
Omdat de uitstroompercentages en de uitstroomleeftijden kennelijk samenhangen met zowel het geslacht als de functie en er bovendien bekend is dat geslacht en functie onderling samenhangen (mannen zijn relatief vaak werkzaam als zelfstandige en vrouwen relatief vaak als HIDHA), is in figuur 3.3 apart voor de mannen en de vrouwen nagegaan hoe de start- en stopleeftijd samenhangen met de functie. Voor mannen blijkt de stopleeftijd van de zelfstandigen toe te nemen met 2,3 jaar en voor de HIDHA’s zelfs met 3,5 jaar. De lengte van de werkzame periode is daarbij voor zowel de zelfstandigen als de HIDHA’s toegenomen met bijna 3 jaar. De startleeftijd van de gestopte mannen laat voor de zelfstandigen een daling zien met een half jaar en voor de HIDHA’s een stijging met 0,8 jaar. Voor de waarnemers is er sprake van een vrijwel constante uitstroomleeftijd, maar een kortere werkzame periode vanwege een hogere instroomleeftijd. Bij de vrouwen is voor de zelfstandigen een stijging te zien van de stopleeftijd en een toename van de werkzame periode van 2 jaar. Bij de HIDHA’s en de waarnemers is er sprake van een daling van de stopleeftijd en korter worden van de werkzame periode van bijna 1 jaar.
14
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
Figuur 3.3:
70 60
(46,3) 26,9
29,7
30 20
70
(56,5) (58,8)
50 40
Start- en stopleeftijd en lengte van de werkzame periode voor huisartsen die gestopt zijn met werken in 1998 tot en met 2007, per 5-jaarsperiode, naar functie binnen geslacht
29,6
29,1
13,8 32,5
(49,8) 16,5 33,3
(47,0) (49,1) (39,6) (39,5) 4,5
3,8
35,1
35,7
15,6
17,6
31,4
31,5
60 (41,6) (40,8)
50 (36,8) (36,1)
9,7
9,0
3,9
3,3
31,9
31,8
32,9
32,8
40 30 20
10
10
0
0 1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
Zelfstandig
HIDHA
Waarnemer
Zelfstandig
HIDHA
Waarnemer
Mannen Startleeftijd
Vrouwen Werkzam e periode
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
(Stopleeftijd)
15
4
4.1
Het effect van leeftijd
Stoppen met werken als huisarts, naar leeftijdsgroep en geslacht In Hoofdstuk 2 is gebleken dat de gemiddelde leeftijd waarop huisartsen stoppen met werken in de periode 2003-2007 0,4 jaar lager lag dan in de periode 1998-2002. De stopleeftijd is dus iets gedaald. Dat zou kunnen duiden op een hogere kans om te stoppen: men stopt immers kennelijk iets eerder. Maar de kans om te stoppen blijkt feitelijk niet gestegen, maar iets gedaald te zijn. In de periode 1998-2002 was de kans om te stoppen binnen 1 jaar 3,5% (zie figuur 2.1 of tabel B B.7 in de bijlage): van elke 100 werkzame huisartsen aan het begin van een jaar in deze periode, waren er gemiddeld 3,5 niet meer werkzaam aan het einde van dat jaar. In de periode 2003-2007 is deze kans gedaald naar 3,3% (zie opnieuw figuur 2.1 of tabel B.7 in de bijlage). Deze daling geldt overigens alleen voor vrouwen. Hun kans om te stoppen is gedaald van 3,3% naar 3,0% (zie figuur 3.1 of tabel B.7 in de bijlage). Bij de mannen was de kans om te stoppen binnen 1 jaar constant op 3,5% (zie opnieuw figuur 3.1 of tabel B.7 in de bijlage). Daarmee is meteen duidelijk dat de kans om te stoppen voor mannen kennelijk iets hoger is dan voor vrouwen. Maar dat geldt niet als per leeftijdsgroep een vergelijking wordt gemaakt naar geslacht. In de leeftijdsgroep van huisartsen die nog geen 55 jaar oud zijn aan het begin van een peiljaar, hebben de mannen een kans van minder dan 2% om te stoppen en vrouwen een kans van bijna 3% (zie figuur 4.1 of tabel B.7 in de bijlage). Binnen deze leeftijdsgroep blijkt bovendien dat de stopkans voor mannen wel degelijk gedaald is in de afgelopen 10 jaar en zelfs sterker gedaald is dan voor de vrouwen. Voor mannen jonger dan 55 jaar is de stopkans namelijk gedaald van 1,9% per jaar naar 1,5% per jaar, terwijl er bij de vrouwen sprake is van een daling van 3,0 naar 2,8%. Ook binnen de andere twee leeftijdsgroepen die zijn onderscheiden in figuur 4.1 is te zien dat er voor de mannen wel degelijk een daling van de stopkans is geweest. Dat er voor het totaal van de mannen sprake is geweest van een constante stopkans van 3,5%, komt dus niet door een constant blijven van de geslachts- en leeftijdspecifieke stopkans, maar door een andere samenstelling van de groep mannen naar leeftijd: de groep werkzame mannen van 2003-2007 is ouder dan de groep werkzame mannen van 1998-2002. De meest spectaculaire daling in stopkans, is te zien bij de leeftijdsgroep van 60-64 jaar. De gemiddelde stopkans in deze leeftijdsgroep is gedaald van 35% naar 21%. Van elke 100 werkzame huisartsen met aan het begin van een jaar een leeftijd van 60-64 jaar, waren in de periode 1998-2002 aan het einde van het jaar 35 huisartsen niet meer werkzaam en in de periode 2003-2007 21 huisartsen. De daling van de stopkans in de leeftijdgroep 60-64 jaar is daarbij voor vrouwen nog iets sterker dan voor mannen. Voor vrouwen van 60-64 jaar is de stopkans namelijk gedaald van 38% naar 23%, tegenover een daling van 35% naar 21% voor mannen van 60-64 jaar. Aan het feit dat de stopkans voor mannen vrijwel gelijk is aan de stopkans ongeacht geslacht, is overigens te zien dat de leeftijdsgroep van 60-64 jarige huisartsen vrijwel volledig gedomineerd wordt door mannen. In
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
17
tabel B.7 is dan ook te zien dat de stopkans voor de leeftijdsgroep van 60-64 jaar in de periode van 1998-2002 is gemeten aan 923 mannen tegenover 26 vrouwen. Voor de periode 2003-2007 gaat het om een N van 1.689 mannen en 95 vrouwen van 60-64 jaar. Figuur 4.1:
Aandeel huisartsen dat gestopt is per jaar naar geslacht binnen leeftijdsgroep, per 5-jaarsperiode
50% 40% 30%
10%
40% 23,2%
21,3%
20%
50%
38,5%
35,1%
20%
11,5%
7,3% 5,3%
30%
5,6%
1,9% 1,5%
3,0% 2,8%
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
10%
0%
0%
<=54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
Aandeel huis arts en dat ges topt is per jaar
4.2
Stoppen met werken als huisarts, naar functie, leeftijdsgroep en geslacht Omdat eerder duidelijk was geworden dat de uitstroomleeftijd sterk samenhangt met de functie, is in tabel B.7 ook de geslachts- en leeftijdsgroepspecifieke stopkans naar functie opgenomen. In figuur 4.2 is daarvan het resultaat te zien voor de huisartsen die zelfstandig gevestigd waren. Vergelijking van figuur 4.2 met figuur 4.1 leert dat de leeftijdsgroep <= 54 jaar blijkt dat de kans om te stoppen voor een zelfstandige huisarts kennelijk kleiner is dan voor een “willekeurige” huisarts (dus ongeacht de functie). Dit wijst er tevens op dat de stopkans voor HIDHA’s en/of waarnemers kennelijk hoger is dan die voor een zelfstandige. Voor de oudere leeftijdsgroepen geldt dat er vrijwel geen HIDHA’s en/of waarnemers in voorkomen, en dat de resultaten voor alle huisartsen dus vrijwel gelijk zijn aan die van de zelfstandigen.
18
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
Figuur 4.2:
Aandeel zelfstandige huisartsen dat gestopt is per jaar naar geslacht binnen leeftijdsgroep, per 5-jaarsperiode
50%
50% 35,2%
40% 30%
21,3%
20% 10%
34,8%
40% 21,3%
20%
11,4%
7,4% 5,2%
30%
5,3%
10%
1,5% 0,7%
2,3% 1,3%
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
0%
0%
<=54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
Aandeel zelfs tandige huis arts en dat ges topt is per jaar
Omdat er voor de HIDHA’s en de waarnemers maar zeer weinig waarnemingen zijn van huisartsen die 55 jaar of ouder zijn, wordt voor hen in figuur 4.3 alleen gerapporteerd over het aandeel dat stopt voor huisartsen die jonger zijn dan 55 jaar. Daarbij is wel weer een uitsplitsing gemaakt naar geslacht. Ter referentie is tevens opnieuw weergegeven hoe groot het aandeel uitstroom was voor zelfstandige huisartsen die jonger zijn dan 55 jaar. Voor de HIDHA’s blijkt dat het aandeel mannen dat is gestopt, is gestegen van 3,6% naar 4,4%. Bij de vrouwelijke HIDHA’s is het aandeel uitstroom constant gebleven op 3,6%. Bij de waarnemers is het aandeel uitstroom voor zowel de mannen als de vrouwen gestegen, respectievelijk van 10,7% naar 16,3% en van 7,1% naar 11,4%. Figuur 4.3:
Aandeel huisartsen jonger dan 55 jaar dat gestopt is per jaar naar geslacht binnen functie, per 5-jaarsperiode
50%
50%
40%
40%
30%
30% 16,3%
20% 10%
11,4%
10,7%
7,1%
1,5% 0,7%
2,3% 1,3%
3,7% 4,4%
3,6% 3,6%
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
1998- 20032002 2007
Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
0%
20% 10% 0%
Zelfstandig
HIDHA
Waarnemer
Aandeel huis arts en <=54 jaar dat ges topt is per jaar
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
19
Stoppen met werken als huisarts, naar specifieke leeftijd en geslacht Omdat de indeling in drie leeftijdsgroepen, zoals gehanteerd in de bovenstaande figuren en in tabel B.7 eigenlijk nog een grove benadering is voor de bepaling van de leeftijdsspecifieke stopkans, is ook nog gekeken naar uitstroompercentage per specifieke leeftijd. Voor bijvoorbeeld een 60-jarige huisarts kan op deze manier berekend worden hoe groot de kans is dat hij of zij stopt voordat hij of zij 61 jaar wordt. Omdat er per specifieke leeftijd vaak sprake is van een kleine N (vooral bij de jongste en de oudste leeftijden), is het leeftijdsspecifieke uitstroompercentage eerst geanalyseerd met alleen een uitsplitsing naar 5-jaarsperiode. Daarna is ook gekeken naar de relatie met geslacht en functie. In figuur 4.4 is te zien dat het percentage uitstroom in 2003-2007 voor de leeftijden tot ongeveer 40 jaar iets hoger ligt dan in 1998-2002. Vanaf 50 jaar is te zien dat de uitstroompercentages in 2003-2007 juist lager waren dan in 1998-2002. Figuur 4.4:
Kans om binnen 1 jaar te stoppen met werken als huisarts naar leeftijd, per 5-jaarsperiode
Aandeel huisartsen dat stopt per jaar
1998-2002
64
62
0%
60
5%
0% 58
10%
5% 56
10%
54
15%
52
15%
50
20%
48
20%
46
25%
44
30%
25%
42
35%
30%
40
40%
35%
38
45%
40%
36
45%
34
50%
32
50%
30
4.3
2003-2007
Voor de mannen vanaf 32 jaar tot en met 42 jaar blijkt dat de kans om binnen 1 jaar te stoppen in de periode vanaf 1998 tot en met 2002 wat lager te zijn geweest dan voor de periode vanaf 2003 tot en met 2007. Dat verschil is vooral opvallend groot voor mannen van 35 tot en met 37 jaar. Voor de andere leeftijden gaat het om een kleiner verschil. Vanaf 43 jaar tot en met 45 jaar is de stopkans in de laatste 5 jaar vrijwel gelijk geweest aan die van de daaraan voorafgaande 5 jaar. Vanaf 46 jaar is de stopkans “tegenwoordig” juist kleiner dan “vroeger”. Dat geldt vooral voor de stopkans vanaf de leeftijd van 50 jaar. De kans dat een 55-jarige mannelijke huisarts binnen 1 jaar stopt, was bijvoorbeeld 3,8% in de periode 1998-2002, en deze is gedaald tot 1,2% in de periode 2003-2007. Voor een 60-jarige mannelijke huisarts was de kans 18,8% om te stoppen in de periode 1998-2002 en 14,9% in 2003-2007. Voor een 61-jarige mannelijke huisarts is het verschil in stopkans tussen de twee perioden nog veel groter: in de periode 1998-2002 had zo’n
20
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
huisarts een kans van 23,1% om in 1 jaar te stoppen, tegenover een kans van 13,6% in de periode 2003-2007. Figuur 4.5:
Kans om binnen 1 jaar te stoppen met werken als huisarts naar leeftijd, per 5-jaarsperiode, voor mannen
Aandeel huisartsen dat stopt per jaar: Mannen
1998-2002
64
62
60
58
0%
56
5%
0% 54
10%
5% 52
10%
50
15%
48
20%
15%
46
25%
20%
44
30%
25%
42
35%
30%
40
35%
38
40%
36
40%
34
45%
32
50%
45%
30
50%
2003-2007
Voor vrouwen is min of meer het zelfde patroon te zien als bij de mannen. Maar bij de vrouwen is sprake van een kleine stijging van de kans om te stoppen tot 38 jaar (in plaats van 42 jaar) en een daling vanaf 41 jaar (in plaats van 50 jaar). Figuur 4.6:
Kans om binnen 1 jaar te stoppen met werken als huisarts naar leeftijd, per 5-jaarsperiode, voor vrouwen
Aandeel huisartsen dat stopt per jaar: Vrouwen
1998-2002
64
62
60
58
0%
56
0% 54
5%
52
5% 50
10%
48
15%
10%
46
20%
15%
44
25%
20%
42
30%
25%
40
30%
38
35%
36
40%
35%
34
45%
40%
32
50%
45%
30
50%
2003-2007
In figuur 4.7 is overigens nog expliciet te zien wat het verschil in de leeftijdspecifieke uitstroom was voor mannen en vrouwen in de periode 1998-2002. Voor vrijwel elke leeftijd geldt dat bij de vrouwen een groter aandeel uitstroomde dan bij de mannen. De enige duidelijk zichtbare uitzonderingen hierop zijn de 30-jarige huisartsen en de 63- en 64-
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
21
jarige huisartsen. Maar het gaat daarbij om leeftijden waarvoor maar weinig waarnemingen beschikbaar zijn, vooral bij de vrouwen. Figuur 4.7:
Kans om binnen 1 jaar te stoppen met werken als huisarts naar leeftijd en geslacht, in de periode 1998 t/m 2002
Aandeel huisartsen dat stopt per jaar: 1998-2002
Mannen
64
62
60
0%
58
5%
0% 56
10%
5% 54
10%
52
15%
50
15%
48
20%
46
25%
20%
44
30%
25%
42
35%
30%
40
35%
38
40%
36
40%
34
45%
32
50%
45%
30
50%
Vrouwen
Het verschil tussen de mannen en de vrouwen is “tegenwoordig” kleiner dan “vroeger”. In figuur 4.8 (met de periode 2003-2007) ligt de lijn voor de vrouwen minder zichtbaar boven de lijn van de mannen, dan het geval was in figuur 4.7 (met de periode 1998-2002). Figuur 4.8:
Kans om binnen 1 jaar te stoppen met werken als huisarts naar leeftijd en geslacht, in de periode 2003 t/m 2007
Aandeel huisartsen dat stopt per jaar: 2003-2007
Mannen
64
62
60
0%
58
5%
0% 56
10%
5% 54
10%
52
15%
50
15%
48
20%
46
25%
20%
44
30%
25%
42
35%
30%
40
35%
38
40%
36
40%
34
45%
32
50%
45%
30
50%
Vrouwen
In figuur 4.9 zijn de gegevens van alle 10 de geanalyseerde jaren bij elkaar genomen om weer te kunnen geven hoe de leeftijdsspecifieke uitstroom samenhangt met de functie. Het percentage uitstroom per specifieke leeftijd is voor de zelfstandigen vrijwel steeds het
22
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
laagst. Voor de HIDHA’s is het uitstroompercentage tot 40 jaar weliswaar hoger dan dat voor de zelfstandigen, maar vanaf 40 jaar wordt het relatief veel hoger. Daarbij zijn een paar uitzonderingen te zien, zoals bijvoorbeeld voor de leeftijd van 50 jaar, 57-59 jaar en 63 jaar. Maar bij deze uitzonderingen gaat het om percentages die bij toeval sterk kunnen fluctueren, aangezien er maar weinig HIDHA’s met deze leeftijden zijn geweest. Voor de waarnemers is over het gehele leeftijdsbereik een veel hogere uitstroom te zien dan voor de andere functiecategorieën. Figuur 4.9:
Kans om binnen 1 jaar te stoppen met werken als huisarts naar leeftijd en functie, in de periode 1998 t/m 2007 (!)
50%
50%
45% 40%
45%
35% 30%
35%
25%
25%
20% 15%
20%
10% 5%
10%
0%
0%
40% 30%
15%
Aandeel huisartsen dat stopt per jaar
Zelfstandig
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
HIDHA
64
62
60
58
56
54
52
50
48
46
44
42
40
38
36
34
32
30
5%
Waarnemer
23
5
Samenvatting en conclusies
De eerste drie vragen van dit onderzoek luiden: 1. Hoeveel huisartsen zijn in de jaren 1998 tot en met 2007 gestopt met werken als huisarts en hoeveel waren dat er procentueel? 2. Hoe oud waren deze huisartsen op het moment van stoppen en hoe lang hebben zij gewerkt? 3. Wat was de samenstelling van de groep gestopte huisartsen naar leeftijd, geslacht, functie en praktijkvorm? Tussen 1998 en 2007 stopte jaarlijks rond de 290 huisartsen met werken. Ten opzichte van het aantal werkzame huisartsen is dat een uitstroompercentage van ongeveer 3,4% per jaar. Het aantal huisartsen per jaar dat stopt, lijkt daarbij iets op te lopen, maar het aandeel loopt juist iets terug. In 1998 tot en met 2002 stopten jaarlijks gemiddeld ongeveer 280 huisartsen en dat was 3,5% van het aantal werkzame huisartsen. In de periode van 2003 tot en met 2007 stopten jaarlijks ongeveer 295 huisartsen, dus 15 meer, maar het aandeel huisartsen dat per jaar stopte was daarbij teruggelopen tot 3,3%. De leeftijd waarop men stopte is gedaald en wel met 0,4 jaar en de werkzame periode is gedaald met 0,6 jaar. Men is namelijk ook iets ouder op het moment dat men start met werken. De groep huisartsen die stopt met werken bestaat steeds meer uit vrouwen, en zij die als HIDHA of waarnemer werkzaam waren. Ook blijkt dat zich onder de gestopte huisartsen meer 55 tot 59 jarigen bevinden. De tweede set vragen van dit onderzoek luiden: 4. Verschilt de trend in het aantal en het aandeel huisartsen dat in de periode 1998-2002 en 2003-2007 gestopt is tussen mannen en vrouwen en tussen zelfstandig gevestigde huisartsen, HIDHA’s en waarnemers? 5. Is de verschuiving in de stopleeftijd en werkzame periode tussen 1998-2002 en 20032007 anders voor mannen en vrouwen, en voor zelfstandig gevestigde huisartsen, HIDHA’s en waarnemers? 6. Hoe hangt de trend in het aandeel huisartsen dat is gestopt in 1998-2002 en 20032007 samen met de leeftijd? De daling met 0,4 jaar in de gemiddelde leeftijd waarop huisartsen stoppen, blijkt de resultante te zijn van een aantal tegengestelde bewegingen in de trends voor de leeftijd op het moment van stoppen. Voor bijvoorbeeld de zelfstandige huisartsen is de leeftijd waarop men stopt met 2,3 jaar gestegen, terwijl die voor de waarnemers met 0,7 jaar is gedaald. Jongeren blijken in de laatste 5 jaar een iets grotere kans te hebben gehad om binnen één jaar te stoppen dan 6 à 10 jaar geleden. Bij de mannen speelt deze stijgende trend voor degenen rond de 42 jaar en bij de vrouwen rond 38 jaar. Voor de oudere huis-
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
25
artsen is de kans om te stoppen anno 2007 juist kleiner dan 5 jaar terug. Deze dalende trend in stopkans speelt bij mannen vanaf 50 jaar en bij vrouwen vanaf 41 jaar. Naast analyses over de leeftijd, het geslacht en de functie, zijn ook analyses uitgevoerd over de praktijkvorm en het landsdeel. Daarbij zijn geen verschillen gevonden in uitstroom voor zelfstandige huisartsen die werkzaam waren in een solo-, duo- of groepspraktijk, noch voor zelfstandige huisartsen die werkzaam waren in het Noorden, het Oosten, het Westen of het Zuiden van het land. De uitdaging is nu om in het aanbod-prognosemodel dat voor de huisartsen wordt gehanteerd zoveel mogelijk rekening te houden met de hier gepresenteerde verschillen naar geslacht en functie in de uittredekans.
26
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
BIJLAGE
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
27
28
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
Tabel B.1:
Aantal en aandeel huisartsen dat is gestopt met werken, naar leeftijd (op moment van stoppen met werken als huisarts), geslacht, functie en praktijkvorm, per 5-jaarsperiode en verschil tussen 2e en 1e periode in aandeel
Variabele
Waarde
Periode 1998-2002 aandeel
N
Periode 2003-2007 aandeel
N
Verschil in aandeel
Leeftijd
<=54 jaar 55-59 jaar >=60 jaar
56% 20% 24%
784 272 332
49% 25% 26%
708 363 376
-7% +5% +2%
Geslacht
Mannen Vrouwen
75% 25%
1.044 351
69% 31%
1.005 454
-7% +7%
Functie
Zelfstandig HIDHA Waarnemer
81% 7% 12%
1.135 103 162
68% 13% 19%
998 189 276
-13% +6% +7%
Praktijkvorm
Solopraktijk Duopraktijk Groepspraktijk
40% 30% 30%
451 342 342
34% 26% 40%
338 262 398
-6% -4% +10%
100%
1.395
100%
1.459
Totaal alle huisartsen
Tabel B.2:
Functie
Leeftijd op moment van starten en stoppen met werken als huisarts en totale werkzame periode, naar functie en geslacht, per 5-jaarsperiode en verschil tussen 2e en 1e periode in startleeftijd, stopleeftijd en werkzame periode Geslacht
Periode 1998-2002 start- stop- werkleeftijd leeftijd zame periode
N
Periode 2003-2007 start- stop- werkleef- leeftijd zame tijd periode
N
Verschil Verschil Verschil in start- in stop- in werkleeftijd leeftijd zame periode
Zelfstandig
Mannen Vrouwen Totaal
29,6 31,4 29,9
56,5 47,0 54,8
26,9 929 15,6 206 24,9 1.135
29,1 31,5 29,6
58,8 49,1 57,1
29,7 17,6 27,5
821 177 998
-0,5 0,1 -0,3
2,3 2,1 2,3
2,8 2,0 2,6
HIDHA
Mannen Vrouwen Totaal
32,5 31,9 32,1
46,3 41,6 42,6
13,8 9,7 10,5
23 80 103
33,3 31,8 32,2
49,8 40,8 43,1
16,5 9,0 10,9
48 141 189
0,8 -0,1 0,1
3,5 -0,8 0,5
2,7 -0,7 0,4
Waarnemer
Mannen Vrouwen Totaal
35,1 32,9 34,2
39,6 36,8 38,4
4,5 3,9 4,2
93 69 162
35,7 32,8 34,2
39,5 36,1 37,8
3,8 3,3 3,6
136 140 276
0,6 -0,1 0,0
-0,1 -0,7 -0,6
-0,7 -0,6 -0,6
Totaal alle huisartsen
Mannen Vrouwen Totaal
30,1 31,8 30,6
54,8 43,9 52,1
24,7 1.044 12,1 351 21,5 1.395
30,2 32,0 30,8
55,7 42,6 51,7
25,5 1.005 10,6 454 20,9 1.459
0,1 0,2 0,2
0,9 -1,3 -0,4
0,8 -1,5 -0,6
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
29
Start- en stopleeftijd plus werkzame periode naar praktijkvorm In figuur B.1 en tabel B.3 staan gegevens over de praktijkvorm (solo-, duo- of groepspraktijk) van degenen die zelfstandig gevestigd waren. Bij de mannen die in 2003-2007 gestopt zijn met een zelfstandige vestiging, zijn de starten stopleeftijd en de werkzame periode vrijwel gelijk voor degenen die gestopt zijn met een solopraktijk, een duopraktijk of een groepspraktijk. Maar de mannen die gestopt zijn met een groepspraktijk zijn met 58,1 jaar wel bijna 1 jaar jonger gestopt en met 28,9 jaar ook bijna 1 jaar korter werkzaam geweest dan de mannen die gestopt zijn met een solopraktijk of een duopraktijk, die gemiddeld met 59 jaar stoppen en 30 jaar gewerkt hebben. Voor vrouwen zijn er meer verschillen te zien naar praktijkvorm. Maar daarbij moet men zich wel realiseren dat de N van het aantal vrouwen dat gestopt is met een solopraktijk erg klein is: het gaat om slechts 15 vrouwen met een solopraktijk die in de periode 20032007 zijn gestopt. Vrouwen die gestopt zijn met een solo- of duopraktijk, hebben met 51 jaar een 3 jaar hogere stopleeftijd dan vrouwen die gestopt zijn met een groepspraktijk. Figuur B.1: Start- en stopleeftijd en werkzame periode voor huisartsen die gestopt zijn met werken als zelfstandig gevestigd huisarts in 2003-2007, naar geslacht en praktijkvorm 70 60
(59,2)
(59,0)
(58,1)
(58,8) (51,3)
(50,9)
17,9 33,4
(47,7)
(49,1)
20,4
15,9
17,6
30,5
31,8
31,5
50 40
30,0
30,1
28,9
29,7
29,2
28,9
29,2
29,1
30 20
70
(58,9)
(57,1)
(55,5)
(57,1)
29,5
27,8
25,7
27,5
29,4
29,3
29,8
29,6
60 50 40 30 20
Mannen
Vrouwen
Gestopt als zelfstandige in 2003-2007:
Startleeftijd
totaal
groep
duo
solo
totaal
groep
duo
solo
totaal
0 groep
0 duo
10 solo
10
Totaal Werkzame periode
(Stopleeftijd)
In tabel B.3 zijn ook nog gegevens opgenomen over de periode 1998-2002 en de verschillen tussen de periode 1998-2002 en 2003-2007. Mannen die gestopt zijn met een duopraktijk hebben met 4,5 jaar de grootste toename van de werkzame periode. Voor mannen die gestopt zijn met een zelfstandige vestiging in een solo- of groepspraktijk is de toename van de werkzame periode ongeveer 2,5 jaar.
30
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
Tabel B.3:
Leeftijd op moment van starten en stoppen met werken als zelfstandig huisarts en totale werkzame periode, naar praktijkvorm en geslacht, per 5jaarsperiode en verschil tussen 2e en 1e periode in startleeftijd, stopleeftijd en werkzame periode
Praktijkvorm Geslacht
Periode 1998-2002 start- stop- werkleeftijd leeftijd zame periode
N
Periode 2003-2007 start- stop- werkleef- leeftijd zame tijd periode
N
Verschil Verschil Verschil in start- in stop- in werkleeftijd leeftijd zame periode
Solopraktijk
Mannen Vrouwen Totaal
29,8 33,8 30,1
57,3 51,8 56,9
27,5 18,0 26,8
420 31 451
29,2 33,4 29,4
59,2 51,3 58,9
30,0 17,9 29,5
323 15 338
-0,6 -0,4 -0,7
1,9 -0,5 2,0
2,5 -0,1 2,7
Duopraktijk
Mannen Vrouwen Totaal
29,6 30,6 29,8
56,2 47,9 54,3
26,6 17,3 24,5
264 78 342
28,9 30,5 29,3
59,0 50,9 57,1
30,1 20,4 27,8
200 62 262
-0,7 -0,1 -0,5
2,8 3,0 2,8
4,5 3,1 3,3
Groepspr.
Mannen Vrouwen Totaal
29,3 31,2 29,8
55,6 44,7 52,5
26,3 13,5 22,7
245 97 342
29,2 31,8 29,8
58,1 47,7 55,5
28,9 15,9 25,7
298 100 398
-0,1 0,6 0,0
2,5 3,0 3,0
2,6 2,4 3,0
Totaal alle Mannen zelfstandigen Vrouwen Totaal
29,6 31,4 29,9
56,5 47,0 54,8
26,9 929 15,6 206 24,9 1.135
29,1 31,5 29,6
58,8 49,1 57,1
29,7 17,6 27,5
821 177 998
-0,5 0,1 -0,3
2,3 2,1 2,3
2,8 2,0 2,6
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
31
Start- en stopleeftijd plus werkzame periode naar landsdeel Voor de groep huisartsen die gestopt is met werken als zelfstandig gevestigd huisarts is tenslotte ook nog gekeken naar de start- en stopleeftijd en de werkzame periode naar landsdeel (zie figuur B.2 en tabel B.4). In figuur B.2 is te zien dat in de periode 2003-2007 er voor de mannen vrijwel geen verschillen zijn in de start- en stopleeftijd of in de werkzame periode naar landsdeel. Op zijn hoogst lijkt het erop dat mannen die in het Westen waren gevestigd als zelfstandige, 1 jaar jonger waren op het moment van stoppen dan de anderen: 58 jaar versus 59 jaar. Daarmee hebben de mannen die in het Westen gestopt zijn met het werk als zelfstandige ook een 1 jaar kortere werkzame periode: 29 jaar versus 30 jaar. Voor vrouwen zijn er meer verschillen tussen de landsdelen te zien. Maar daarbij speelt wel weer een kleine N, voor in dit geval het Noorden en het Zuiden. Figuur B.2: Start- en stopleeftijd en werkzame periode voor huisartsen die gestopt zijn met werken als zelfstandig gevestigd huisarts in 2003-2007, naar geslacht en landsdeel 70 60 50 40
(59,2)
(59,0)
(58,1)
(58,8)
30,0
30,1
28,9
29,7
29,2
28,9
29,2
29,1
30 20
(51,3)
(50,9)
17,9 33,4
(47,7)
(49,1)
20,4
15,9
17,6
30,5
31,8
31,5
70
(58,9)
(57,1)
(55,5)
(57,1)
29,5
27,8
25,7
27,5
29,4
29,3
29,8
29,6
60 50 40 30 20
Mannen
Vrouwen
Gestopt als zelfstandige in 2003-2007:
Startleeftijd
zuiden
westen
oosten
noorden
zuiden
westen
oosten
noorden
zuiden
westen
0 oosten
10
0 noorden
10
Totaal Werkzame periode
(Stopleeftijd)
Huisartsen die gestopt zijn met een zelfstandige vestiging in het Noorden (Groningen, Friesland of Drenthe), hebben de grootste toename in werkzame periode en huisartsen die gestopt zijn met een zelfstandige vestiging in het Oosten (Overijssel, Flevoland en Gelderland) hebben de geringste toename in werkzame periode (zie tabel B.4).
32
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
Tabel B.4:
Landsdeel
Leeftijd op moment van starten en stoppen met werken als zelfstandig huisarts en totale werkzame periode, naar landsdeel en geslacht, per 5jaarsperiode en verschil tussen 2e en 1e periode in startleeftijd, stopleeftijd en werkzame periode Geslacht
Periode 1998-2002 start- stop- werkleef- leeftijd zame tijd periode
Periode 2003-2007 N start- stop- werkleef- leeftijd zame tijd periode
N
Verschil Verschil Verschil in start- in stop- in werkleeftijd leeftijd zame periode
Noorden (Gr/Fr/Dr)
Mannen Vrouwen Totaal
29,0 30,7 29,3
56,5 47,7 55,2
27,5 17,0 25,9
111 19 130
29,0 28,3 29,0
59,8 56,9 58,7
30,8 28,6 29,7
110 7 117
0,0 -2,4 -0,3
3,3 9,2 3,5
3,3 11,6 3,8
Oosten (Ov/Fl/Ge)
Mannen Vrouwen Totaal
29,7 31,8 30,0
56,5 47,8 55,3
26,8 16,0 25,3
217 37 254
28,7 32,6 29,6
58,9 47,1 55,3
30,2 14,5 25,7
174 50 224
-1,0 0,8 -0,4
2,4 -0,7 0,0
3,4 -1,5 0,4
Westen (Ut/Nh/Zh)
Mannen Vrouwen Totaal
29,8 31,3 30,1
56,0 47,1 54,0
26,2 15,8 23,9
388 116 504
29,4 31,3 29,8
57,9 50,0 56,2
28,5 18,7 26,4
336 95 431
-0,4 0,0 -0,3
1,9 2,9 2,2
2,3 2,9 2,5
Zuiden (Ze/Nb/Li)
Mannen Vrouwen Totaal
29,4 31,4 29,7
57,5 45,4 55,8
28,1 14,0 26,1
213 34 247
29,1 31,0 29,3
59,3 47,0 58,1
30,2 16,0 28,8
201 25 226
-0,3 -0,4 -0,4
1,8 1,6 2,3
2,1 2,0 2,7
Totaal alle Mannen zelfstandigen Vrouwen Totaal
29,6 31,4 29,9
56,5 47,0 54,8
26,9 929 15,6 206 24,9 1.135
29,1 31,5 29,6
58,8 49,1 57,1
29,7 17,6 27,5
821 177 998
-0,5 0,1 -0,3
2,3 2,1 2,3
2,8 2,0 2,6
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
33
Reden voor stoppen met werken als zelfstandig huisarts In figuur B.3 en tabel B.5 staat welk deel van de zelfstandig gevestigde huisartsen zijn gestopt in verband met redenen zoals het gaan uitoefenen van een ander beroep, het stoppen in verband met ziekte of overlijden, het stoppen in verband met pensionering en overige redenen. Van alle zelfstandig gevestigde huisartsen die in de periode 1998-2002 zijn gestopt, is 10% een ander beroep gaan uitoefenen. In 2003-2007 was dit gedaald naar 4%. Stoppen in verband met ziekte of overlijden, was in de periode 1998-2002 bij 16% van de gestopte huisartsen aan de orde, tegenover 10% bij de gestopte zelfstandig gevestigde huisartsen van 2003-2007. Pensionering was voor 49% van de gestopte zelfstandigen de belangrijkste reden in 1998-2002 en dit is gestegen naar 65% voor degenen die in 2003-2007 zijn gestopt. Figuur B.3: Reden voor stoppen met werken voor huisartsen die gestopt zijn met werken als zelfstandig gevestigd huisarts in 1998-2002 en 2003-2007, naar geslacht en periode 14%
72% 18%
20032007
19982002
Mannen Ander beroep
8% 8%
Vrouwen Ziekte / Overlijden
65%
16% 10% 4%
10%
20032007
14%
20032007
11% 3%
49% 33%
16%
16% 9%
21%
51%
52% 56%
25%
19982002
19%
19982002
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Totaal Pens ioen
Overig / Onbekend
Voor degenen die in 2003-2007 zijn gestopt met een zelfstandige vestiging, is in figuur B.4 nog weergegeven hoe de reden voor stoppen verschilt per praktijkvorm. Huisartsen die gestopt zijn met een solopraktijk, zijn met 2% het minst vaak gestopt in verband met het gaan uitoefenen van een ander beroep, zijn met 14% het vaakst gestopt in verband met ziekte of overlijden en zijn met 72% het vaakst gestopt in verband met pensionering.
34
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
14%
17%
14%
12%
27% 48%
72%
53%
66%
59%
65%
8% 6%
10% 4%
14% 2%
9% 4%
10% 5%
11% 3%
13% 7%
6% 5%
8% 10%
8% 8%
14% 2%
8% 4%
totaal
solo
duo
33%
groe
25%
duo
40%
solo
72%
totaal
69%
21%
groe
75%
27%
51%
duo
73%
57%
22%
totaal
11%
solo
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
groe
Figuur B.4: Reden voor stoppen met werken voor huisartsen die gestopt zijn met werken als zelfstandig gevestigd huisarts in 2003-2007, naar geslacht en praktijkvorm
Mannen Ges topten van 2003-2007:
Vrouwen Ander beroep
Ziekte / Overlijden
Totaal Pens ioen
Overig / Onbekend
In tabel B.6 staat ook nog hoe de stopreden verschilt naar landsdeel. Daarbij blijkt dat het aandeel zelfstandigen dat stopt in verband met pensioen met 74% het hoogst is in het Noorden en met 61% het laagst is in het Westen.
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
35
Tabel B.5:
Reden voor stoppen met werken als zelfstandig huisarts (absoluut en relatief), naar praktijkvorm en geslacht, per 5-jaarsperiode en verschil tussen 2e en 1e periode in aantal en aandeel dat stopt in verband met pensioen
Praktijkvorm
Geslacht
Periode 1998-2002 Periode 2003-2007 Verschil ander ziekte/ pen- overig totaal ander ziekte/ pen- overig totaal in penberoep over- sioen beroep over- sioen sioen lijden lijden
Solopraktijk
Mannen Vrouwen Totaal
27 2 29
85 7 92
244 10 254
relatief:
Mannen Vrouwen Totaal
6% 6% 6%
20% 23% 20%
58% 32% 56%
Duopraktijk
Mannen Vrouwen Totaal
29 7 36
34 14 48
151 19 170
relatief:
Mannen Vrouwen Totaal
11% 9% 11%
13% 18% 14%
Groepspr.
Mannen Vrouwen Totaal
26 19 45
relatief:
Mannen Vrouwen Totaal
420 31 451
7 1 8
45 2 47
235 8 243
15% 100% 39% 100% 17% 100%
2% 7% 2%
14% 13% 14%
73% 53% 72%
264 78 342
7 3 10
17 4 21
149 25 174
57% 24% 50%
19% 100% 49% 100% 26% 100%
4% 5% 4%
9% 6% 8%
30 12 42
124 9 133
65 57 122
245 97 342
14 10 24
11% 20% 13%
12% 12% 12%
51% 9% 39%
27% 100% 59% 100% 36% 100%
Totaal alle Mannen zelfstandigen Vrouwen Totaal
82 28 110
149 33 182
519 38 557
relatief:
9% 14% 10%
16% 16% 16%
56% 18% 49%
36
Mannen Vrouwen Totaal
64 12 76
50 38 88
36 4 40
323 15 338
-9 -2 -11
11% 100% 27% 100% 12% 100%
15% 21% 16%
27 30 57
200 62 262
-2 6 4
75% 40% 66%
14% 100% 48% 100% 22% 100%
17% 16% 17%
29 8 32
209 25 234
51 57 108
303 100 398
85 16 101
5% 10% 6%
10% 8% 8%
69% 25% 59%
17% 100% 57% 100% 27% 100%
18% 16% 20%
179 929 107 206 286 1.135
28 14 42
91 14 100
593 58 651
114 91 205
826 177 998
74 20 94
19% 100% 52% 100% 25% 100%
3% 8% 4%
11% 8% 10%
72% 33% 65%
14% 100% 51% 100% 21% 100%
16% 14% 16%
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
Tabel B.6:
Reden voor stoppen met werken als zelfstandig huisarts (absoluut en relatief), naar landsdeel en geslacht, per 5-jaarsperiode en verschil tussen 2e en 1e periode in aantal en aandeel dat stopt in verband met pensioen
Landsdeel
Geslacht
Periode 1998-2002 Periode 2003-2007 ander ziekte/ pen- overig totaal ander ziekte/ pen- overig totaal beroep over- sioen beroep over- sioen lijden lijden
Noorden (Gr/Fr/Dr)
Mannen Vrouwen Totaal
6 3 9
19 4 23
65 4 69
relatief:
Mannen Vrouwen Totaal
5% 16% 7%
17% 21% 18%
59% 21% 53%
Oosten (Ov/Fl/Ge)
Mannen Vrouwen Totaal
21 6 27
30 6 36
127 8 135
relatief:
Mannen Vrouwen Totaal
10% 16% 11%
14% 16% 14%
Westen (Ut/Nh/Zh)
Mannen Vrouwen Totaal
32 16 48
relatief:
Mannen Vrouwen Totaal
Zuiden (Ze/Nb/Li)
relatief:
111 19 130
2 1 3
12 1 13
82 4 86
19% 100% 42% 100% 22% 100%
2% 14% 3%
11% 14% 11%
75% 57% 74%
217 37 254
6 5 11
17 6 23
133 8 141
59% 22% 53%
18% 100% 46% 100% 22% 100%
3% 10% 5%
10% 12% 10%
68 19 87
198 21 219
90 60 150
388 116 504
14 7 21
8% 14% 10%
18% 16% 17%
51% 18% 43%
23% 100% 52% 100% 30% 100%
Mannen Vrouwen Totaal
23 3 26
32 4 36
129 5 134
Mannen Vrouwen Totaal
11% 9% 11%
15% 12% 15%
Totaal alle Mannen zelfstandigen Vrouwen Totaal
82 28 110
relatief:
9% 14% 10%
Mannen Vrouwen Totaal
21 8 29
39 17 56
14 1 15
Verschil in pensioen
110 7 117
17 0 17
13% 100% 14% 100% 13% 100%
16% 36% 20%
174 50 224
6 0 6
76% 16% 63%
10% 100% 62% 100% 22% 100%
18% -6% 10%
37 6 43
227 38 265
58 44 102
336 95 431
29 17 46
4% 7% 5%
11% 6% 10%
68% 40% 61%
17% 100% 46% 100% 24% 100%
17% 22% 18%
213 34 247
6 1 7
20 1 21
151 8 159
61% 15% 54%
14% 100% 65% 100% 21% 100%
3% 4% 3%
10% 4% 9%
149 33 182
519 38 557
179 929 107 206 286 1.135
28 14 42
16% 16% 16%
56% 18% 49%
19% 100% 52% 100% 25% 100%
3% 8% 4%
29 22 51
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
18 31 49
24 15 39
201 25 226
22 3 25
75% 32% 70%
12% 100% 60% 100% 17% 100%
15% 17% 16%
86 14 100
593 58 651
114 91 205
821 177 998
74 20 94
10% 8% 10%
72% 33% 65%
14% 100% 51% 100% 21% 100%
16% 14% 16%
37
Tabel B.7:
Functie
Geslacht
Kans om te stoppen met werken als huisarts binnen 1 jaar per leeftijdsklasse, naar functie en geslacht, per 5-jaarsperiode en verschil tussen 2e en 1e periode in aandeel en aantal dat stopt en aantal waaraan het gemeten is
Periode 1998-2002
Periode 2003-2007
Verschil
<=54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
totaal
<=54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
totaal
<=54 jaar
55-59 60-64 jaar jaar
totaal
-2,2% -13,9% -6,1% -13,4% -2,4% -13,9%
-0,3% -1,0% -0,5%
Zelfstandig
Mannen Vrouwen Totaal
1,5% 2,3% 1,7%
7,4% 11,4% 7,6%
35,2% 34,8% 35,1%
3,3% 2,7% 3,2%
0,7% 1,3% 0,9%
5,2% 5,3% 5,2%
21,3% 21,3% 21,3%
3,0% 1,7% 2,7%
-0,8% -1,0% -0,8%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
353 174 527
248 23 271
322 8 330
929 206 1.135
142 122 264
318 36 354
352 19 371
821 177 998
-211 -52 -263
70 13 83
30 11 41
-108 -29 -137
N:
Mannen Vrouwen Totaal
23.855 7.440 31.295
3.370 202 3.572
916 23 939
28.154 7.666 35.820
19.592 9.439 29.031
6.114 681 6.795
1.655 89 1.744
27.406 10.213 37.619
-4.263 1.999 -2.264
2.744 479 3.223
739 66 805
-748 2.547 1.799
HIDHA
Mannen Vrouwen Totaal
3,7% 3,6% 3,7%
4,2% 13,3% 7,7%
40,0% 66,7% 50,0%
4,0% 3,8% 3,8%
4,4% 3,6% 3,8%
14,0% 10,6% 12,2%
18,8% 50,0% 23,7%
5,8% 3,8% 4,2%
0,7% 0,0% 0,1%
9,8% -21,3% -2,7% -16,7% 4,5% -26,3%
1,8% 0,0% 0,3%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
20 77 97
1 2 3
2 2 4
23 81 104
33 133 166
6 5 11
6 3 9
48 141 189
13 56 69
5 3 8
4 1 5
25 60 85
N:
Mannen Vrouwen Totaal
541 2.115 2.656
24 15 39
5 3 8
570 2.133 2.703
748 3.651 4.399
43 47 90
32 6 38
826 3.704 4.530
207 1.536 1.743
19 32 51
27 3 30
256 1.571 1.827
Waarnemer
Mannen Vrouwen Totaal
10,7% 7,1% 8,8%
x x x
0,0% x 0,0%
10,6% 7,1% 8,8%
16,3% 11,4% 13,4%
42,9% 0,0% 33,3%
50,0% x 50,0%
16,6% 11,4% 13,5%
5,7% 4,3% 4,6%
x 50,0% x x x 50,0%
6,0% 4,3% 4,7%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
96 69 165
0 0 0
0 0 0
96 69 165
144 144 288
3 0 3
1 0 1
148 144 292
48 75 123
3 0 3
1 0 1
52 75 127
N:
Mannen Vrouwen Totaal
900 969 1.869
0 0 0
2 0 2
902 969 1.871
882 1.264 2.146
7 2 9
2 0 2
891 1.266 2.157
-18 295 277
7 2 9
0 0 0
-11 297 286
Totaal alle huisartsen
Mannen Vrouwen Totaal
1,9% 3,0% 2,2%
7,3% 11,5% 7,6%
35,1% 38,5% 35,2%
3,5% 3,3% 3,5%
1,5% 2,8% 2,0%
5,3% 5,6% 5,3%
21,3% 23,2% 21,4%
3,5% 3,0% 3,3%
-0,4% -0,3% -0,2%
-2,0% -13,8% -5,9% -15,3% -2,2% -13,8%
0,0% -0,3% -0,1%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
469 320 789
249 25 274
324 10 334
1.048 356 1.404
319 399 718
327 41 368
359 22 381
1.017 462 1.479
-150 79 -71
78 16 94
35 12 47
-31 106 75
N:
Mannen Vrouwen Totaal
25.296 10.524 35.820
3.394 217 3.611
923 26 949
29.626 10.768 40.394
21.222 14.354 35.576
6.164 730 6.894
1.689 95 1.784
29.123 15.183 44.306
-4.074 3.830 -244
2.770 513 3.283
766 69 835
-503 4.415 3.912
38
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
Tabel B.8:
Praktijkvorm
Kans om te stoppen met werken als zelfstandig huisarts binnen 1 jaar per leeftijdsklasse, naar praktijkvorm en geslacht, per 5-jaarsperiode en verschil tussen 2e en 1e periode in aandeel en aantal dat stopt en aantal waaraan het gemeten is
Geslacht
Periode 1998-2002
Periode 2003-2007
Verschil
<=54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
totaal
<=54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
totaal
<=54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
totaal
-1,1% -2,0% -12,5% -1,9% -19,8% -1,8% -1,2% -2,5% -12,4%
-0,5% -2,6% -0,7%
Solopraktijk
Mannen Vrouwen Totaal
1,9% 3,0% 2,0%
8,4% 23,1% 8,8%
33,1% 20,0% 33,0%
4,4% 4,4% 4,4%
0,8% 1,2% 0,9%
6,4% 3,3% 6,3%
20,6% 18,2% 20,6%
3,9% 1,9% 3,7%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
150 20 170
120 9 129
145 1 146
420 31 451
46 8 54
134 3 137
136 4 140
323 15 338
-104 -12 -116
14 -6 8
-9 3 -6
-97 -16 -113
N:
Mannen Vrouwen Totaal
7.703 656 8.359
1.422 39 1.461
438 5 443
9.575 701 10.276
5.623 689 6.312
2.081 91 2.172
659 22 681
8.389 806 9.195
-2.080 33 -2.047
659 52 711
221 17 238
-1.186 105 -1.081
Duopraktijk
Mannen Vrouwen Totaal
1,5% 2,3% 1,8%
8,3% 8,8% 8,3%
39,3% 38,9% 39,2%
3,6% 2,8% 3,4%
0,7% 1,2% 0,9%
5,0% 5,4% 5,0%
21,4% 23,1% 21,5%
2,9% 1,8% 2,5%
-0,9% -1,1% -0,9%
-3,3% -17,9% -3,4% -15,8% -3,3% -17,7%
-0,8% -1,0% -0,9%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
95 63 158
71 8 79
97 7 104
264 78 342
34 39 73
75 14 89
89 9 98
200 62 262
-61 -24 -85
4 6 10
-8 2 -6
-64 -16 -80
N:
Mannen Vrouwen Totaal
6.136 2.716 8.852
856 91 947
247 18 265
7.240 2.825 10.065
5.075 3.150 8.225
1.507 258 1.765
416 7.007 39 3.447 455 10.454
-1.061 434 -627
651 167 818
169 21 190
-233 622 389
Groepspr.
Mannen Vrouwen Totaal
1,1% 2,2% 1,4%
5,2% 8,3% 5,4%
34,6% x 34,6%
2,2% 2,3% 2,2%
0,7% 1,3% 0,9%
4,3% 5,7% 4,5%
21,9% 21,4% 21,9%
2,5% 1,7% 2,2%
-0,4% -0,9% -0,5%
-0,9% -12,7% -2,6% x -0,9% -12,8%
0,3% -0,7% 0,0%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
108 91 199
57 6 63
80 0 80
245 97 342
62 75 137
109 19 128
127 6 133
298 100 398
-46 -16 -62
52 13 65
47 6 53
53 3 56
N:
Mannen Vrouwen Totaal
10.016 4.068 14.084
1.092 72 1.164
231 0 231
11.339 4.140 15.479
8.894 5.600 14.494
2.526 332 2.858
580 12.010 28 5.960 608 17.970
-1.122 1.532 410
1.434 260 1.694
349 28 377
671 1.820 2.491
Totaal alle Zelfstand.
Mannen Vrouwen Totaal
1,5% 2,3% 1,7%
7,4% 11,4% 7,6%
35,2% 34,8% 35,1%
3,3% 2,7% 3,2%
0,7% 1,3% 0,9%
5,2% 5,3% 5,2%
21,3% 21,3% 21,3%
3,0% 1,7% 2,7%
-0,8% -1,0% -0,8%
-2,2% -13,9% -6,1% -13,4% -2,4% -13,9%
-0,3% -1,0% -0,5%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
353 174 527
248 23 271
322 8 330
929 206 1.135
142 122 264
318 36 354
352 19 371
821 177 998
-211 -52 -263
70 13 83
30 11 41
-108 -29 -137
N:
Mannen Vrouwen Totaal
23.855 7.440 31.295
3.370 202 3.572
916 23 939
28.154 7.666 35.820
19.592 9.439 29.031
6.114 681 6.795
1.655 27.406 89 10.213 1.744 37.619
-4.263 1.999 -2.264
2.744 479 3.223
739 66 805
-748 2.547 1.799
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009
39
Tabel B.9:
Landsdeel
Geslacht
Kans om te stoppen met werken als zelfstandig huisarts binnen 1 jaar per leeftijdsklasse, naar landsdeel en geslacht, per 5-jaarsperiode en verschil tussen 2e en 1e periode in aandeel en aantal dat stopt en aantal waaraan het gemeten is Periode 1998-2002
Periode 2003-2007
Verschil
<=54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
totaal
<=54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
totaal
<=54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
totaal
Noorden (Gr/Fr/Dr)
Mannen Vrouwen Totaal
1,5% 2,8% 1,7%
7,6% 13,0% 7,8%
32,1% 0,0% 31,5%
3,4% 3,2% 3,4%
0,5% 0,3% 0,5%
5,7% 3,8% 5,6%
25,8% 30,0% 26,0%
3,5% 0,9% 3,0%
-1,0% -2,5% -1,3%
-1,9% -9,3% -2,3%
-6,3% 30,0% -5,5%
0,1% -2,3% -0,4%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
40 16 56
36 3 39
35 0 35
111 19 130
12 2 14
42 2 44
56 3 59
110 7 117
-28 -14 -42
6 -1 5
21 3 24
-1 -12 -13
N:
Mannen Vrouwen Totaal
2.637 576 3.213
476 23 499
109 2 111
3.222 601 3.823
2.184 759 2.943
739 53 792
217 10 227
3.142 822 3.964
-453 183 -270
263 30 293
108 8 116
-80 221 141
Oosten (Ov/Fl/Ge)
Mannen Vrouwen Totaal
1,5% 1,9% 1,6%
8,5% 21,4% 9,0%
38,8% 33,3% 38,7%
3,6% 2,3% 3,3%
0,6% 2,1% 1,1%
5,1% 5,5% 5,1%
24,9% 22,2% 24,8%
2,9% 2,3% 2,8%
-0,9% -3,4% -14,0% 0,2% -16,0% -11,1% -0,5% -3,9% -14,0%
-0,6% 0,1% -0,5%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
79 30 109
63 6 69
73 1 74
217 37 254
27 41 68
64 7 71
83 2 85
174 50 224
-52 11 -41
1 1 2
10 1 11
-43 13 -30
N:
Mannen Vrouwen Totaal
5.118 1.590 6.708
740 28 768
188 3 191
6.048 1.621 7.669
4.304 1.992 6.296
1.255 128 1.383
334 9 343
5.903 2.129 8.032
-814 402 -412
515 100 615
146 6 152
-145 508 363
Westen (Ut/Nh/Zh)
Mannen Vrouwen Totaal
1,7% 2,5% 1,9%
6,8% 9,8% 7,1%
33,6% 37,5% 33,8%
3,3% 2,9% 3,2%
0,9% 1,3% 1,1%
4,7% 5,2% 4,8%
18,2% 18,3% 18,2%
2,9% 1,8% 2,6%
-0,7% -1,2% -0,8%
-2,1% -15,4% -4,7% -19,2% -2,3% -15,6%
-0,4% -1,1% -0,6%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
170 96 266
89 13 102
125 6 131
388 116 504
75 62 137
125 22 147
129 11 140
336 95 431
-95 -34 -129
36 9 45
4 5 9
-52 -21 -73
N:
Mannen Vrouwen Totaal
10.130 3.875 14.005
1.305 132 1.437
372 11.818 16 4.024 388 15.842
8.073 4.830 12.903
2.665 427 3.092
709 11.473 60 5.321 769 16.794
-2.057 955 -1.102
1.360 295 1.655
337 44 381
-345 1.297 952
Zuiden (Ze/Nb/Li)
Mannen Vrouwen Totaal
1,1% 2,3% 1,3%
7,1% 5,3% 7,0%
36,0% 50,0% 36,1%
3,0% 2,4% 2,9%
0,6% 0,9% 0,7%
6,0% 6,8% 6,0%
21,3% 30,0% 21,5%
2,9% 1,3% 2,6%
-0,5% -1,4% -0,7%
-1,1% -14,8% 1,6% -20,0% -1,0% -14,7%
-0,1% -1,1% -0,4%
absoluut:
Mannen Vrouwen Totaal
64 32 96
60 1 61
89 1 90
213 34 247
28 17 45
87 5 92
84 3 87
201 25 226
-36 -15 -51
27 4 31
-5 2 -3
-12 -9 -21
N:
Mannen Vrouwen Totaal
5.965 1.389 7.354
849 19 868
247 2 249
7.061 1.410 8.471
5.025 1.848 6.873
1.455 73 1.528
395 10 405
6.882 1.931 8.813
-940 459 -481
606 54 660
148 8 156
-179 521 342
Mannen 1,5% 7,4% 35,2% 3,3% Vrouwen 2,3% 11,4% 34,8% 2,7% Totaal 1,7% 7,6% 35,1% 3,2% Zie tabel B.8 voor het absolute aantal gestopte zelfstandigen en de N
0,7% 1,3% 0,9%
5,2% 5,3% 5,2%
21,3% 21,3% 21,3%
3,0% 1,7% 2,7%
-0,8% -1,0% -0,8%
-2,2% -13,9% -6,1% -13,4% -2,4% -13,9%
-0,3% -1,0% -0,5%
Totaal alle zelfstandigen
40
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages, NIVEL 2009