Open brief aan dhr. Van Rijn, dhr. Moerkamp en dhr. Van der Laan 17 januari 2013
Mishandelde, misbruikte en verwaarloosde kinderen worden opnieuw de dupe van overheidsmaatregelen. Per 1 januari 2012 werden ‘aanpassingsstoornissen’ geschrapt uit het basispakket van de zorgverzekeraars. Het Kinder en Jeugdtraumacentrum Haarlem trok aan de noodbel: veel getraumatiseerde kinderen konden niet langer worden behandeld door de korting, die als gevolg van deze maatregel, aan het Kinder en Jeugdtraumacentrum werd opgelegd. Dit bracht grote ophef met zich mee en staatssecretaris Veldhuijzen-Van Zanten deed een oproep aan de zorgverzekeraars om deze korting terug te draaien. Precies een jaar later worden mishandelde, misbruikte en verwaarloosde kinderen weer slachtoffer van het overheidsbeleid. Deze keer schrapt het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) per 1 januari 2013 de behandeling van ‘andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn’. Als Kinder en Jeugdtraumacentra willen wij onder uw aandacht brengen dat de behandeling van getraumatiseerde (jonge) kinderen vaak plaatsvindt op basis van één van de classificaties van de productgroep ‘andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn’. Deze classificaties verwijzen expliciet naar lichamelijke mishandeling, seksueel misbruik en verwaarlozing van een kind en naar huiselijk geweld. (zie bijlage) In het Actieplan aanpak kindermishandeling 2012 -2016, Kinderen Veilig, wordt gesteld, dat de aanpak van kindermishandeling gericht is ‘op het voorkomen, signaleren, stoppen en het beperken van de schadelijke gevolgen van kindermishandeling’. Eén van de drie pijlers waarop genoemd plan berust is het doorbreken van de intergenerationele overdracht van geweld. Tijdige en passende hulp aan getraumatiseerde kinderen is de eerst aangewezen manier om schadelijke gevolgen te beperken en een beleid dat gericht is op het doorbreken van de intergenerationele zou ongeloofwaardig zijn, als het niet zou voorzien in die daartoe noodzakelijke tijdige en adequate hulp. Het is daarom onbegrijpelijk dat hier op wordt bezuinigd, in een periode waarin de Rijksoverheid kindermishandeling tot speerpunt van beleid maakt en een Taskforce
Kindermishandeling installeert. We gaan er dan ook vanuit dat de bezuinigingen op jeugdtraumabehandeling een onbedoeld effect is van het schrappen van de behandeling van ‘andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn’ en we verzoeken u om de classificaties die direct of indirect betrekking (kunnen) hebben op kindermishandeling en huiselijk geweld, de zogenaamde Vcodes, zo spoedig mogelijk weer op te nemen in de verzekerde zorg (basispakket).
Stop bezuinigingen op behandeling kind met trauma Eén van de meest desastreuze dingen die een kind kan overkomen is gebrek aan liefde en veiligheid. Als kinderen opgroeien in een omgeving waarin volwassenen onvoorspelbaar en onveilig zijn; opvoeders en verzorgers elkaar voortdurend afwisselen; er sprake is van machtsmisbruik, seksueel misbruik, mishandeling, verwaarlozing of huiselijk geweld, dan brengt dit met zich mee dat het leven het karakter krijgt van overleven, dat ontwikkeling stagneert en dat het kind niet leert zich te hechten. Bij kindermishandeling lopen kinderen een hoog risico op het ontwikkelen van trauma’s en traumagerelateerde klachten, zoals nachtmerries, hyperarrousal, depressie, ongecontroleerde woede uitbarstingen etc. Trauma’s vormen verder een serieuze bedreiging voor de ontwikkeling van kinderen. Het gaat daarbij onder andere om hechtingsstoornissen c.q. onveilige hechting; stagnatie in de ontwikkeling c.q. scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling; gedragsproblemen; leerproblemen etc. 1
Kindermishandeling kan zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de ontwikkeling en het functioneren van kinderen, die kunnen voortduren tot in de volwassenheid. Mishandeling heeft nadelige effecten op de ontwikkeling van de hersenen en ook op de fysieke ontwikkeling van kinderen. Door de grote plasticiteit van het kinderbrein lopen jonge kinderen sneller schade op. De Gezondheidsraad schreef in haar advies aan het kabinet: ‘Bij heel jonge kinderen verstoort mishandeling een veilige hechting aan de ouders, wat ernstige gevolgen heeft voor het algeheel sociaal functioneren op latere leeftijd. Oudere kinderen kunnen gedragsproblemen krijgen en psychiatrische stoornissen ontwikkelen die doorwerken in de volwassen leeftijd. Bij volwassenen is bovendien geconstateerd dat zij, als zij als kind mishandeld zijn, ook vaker lijden aan chronische aandoeningen zoals diabetes, hart- en vaatziekten en astma.’ (Behandeling van de gevolgen van kindermishandeling, juni 2011) Zie ook bijlage 3 voor de gevolgen van kindermishandeling op volwassen leeftijd. Omdat de gevolgen zich kunnen voordoen op vrijwel alle ontwikkelingsgebieden van kinderen – inclusief de neurologische en de hersenontwikkeling – hebben traumadeskundigen voorgesteld om in de DSM V de classificatie Developmental Trauma Disorder op te nemen. Zij benadrukken dat er op dit moment geen classificatie in de DSM IV is die recht doet aan de gevolgen van traumatisering van kinderen.
We hebben geen classificatie systeem voor kinderen Een classificatie of diagnose op basis van de criteria DSM-IV geeft recht op verzekerde zorg. De DSM-IV is echter met name een classificatiesysteem voor volwassenen. De gevolgen van traumatisering uiten zich bij kinderen en jongeren (voor een deel) anders dan bij volwassenen. Daarom passen de klachten en problemen van kinderen vaak niet (geheel) in de criteria van de DSM-IV. En: geen classificatie = geen financiering! Juist omdat de DSM-IV niet (geheel) toereikend is voor het in kaart brengen van stoornissen bij jeugdigen is het noodzakelijk de Vcodes te handhaven als verzekerde zorg. Verder is het van belang om op te merken dat ‘psychiatrie’ bij kinderen altijd een tweeledig karakter heeft. Het gaat niet alleen om de kwetsbaarheid, stoornissen en scheefgroei bij het kind zelf maar evenzeer over de kwetsbaarheid, eventuele stoornissen en persoonlijkheidsproblematiek bij ouders. Hierin verschilt diagnostiek en behandeling van kinderen wezenlijk van diagnostiek en behandeling van volwassenen. Hetzelfde kind dat in een ‘gezond’ gezin tot een evenwichtige persoonlijkheid uitgroeit kan in een ‘ongezond’ gezin uitgroeien tot een volwassene met klachten, problemen en stoornissen in het psychiatrisch spectrum. Daarom zijn de V-codes ouder-kind relatieprobleem en partner-relatieprobleem zo belangrijk voor de behandeling van getraumatiseerde kinderen. Immers, doorgaans moet niet alleen scheefgroei bij kinderen worden behandeld maar niet zelden ook stoornissen of verslavingsproblematiek bij ouders omdat we anders aan het dweilen zijn met de kraan open.
Veenbrand Een trauma is te vergelijken met een veenbrand. Je ziet het niet maar ondergronds smeult het verder. We weten dat 40%-60% van de kinderen die te maken krijgt met kindermishandeling of getuige is van huiselijk geweld psychi(atri)sche problemen ontwikkelt waarvoor behandeling noodzakelijk is. Als deze problemen niet behandeld worden kunnen ze uitgroeien tot persoonlijkheidsstoornissen in de volwassenheid. We weten ook dat de classificaties van de DSM-IV ontwikkeld zijn voor volwassenen en niet altijd toereikend zijn voor kinderen. Cynisch gezegd moeten we nu wachten tot de ‘veenbrand’ voldoende schade heeft aangericht en het kind ‘scoort’ op alle criteria van specifieke stoornissen voordat we mogen behandelen. Juist bij kinderen lijkt het ons evident dat aandoeningen, ernstige problemen en risicovolle situaties die een reden voor zorg zijn en aandacht nodig hebben, maar (nog) geen (volledige) stoornis zijn 2
(volgens de DSM-IV) ‘recht’ zouden moeten geven op verzekerde zorg. Bij kindermishandeling en huiselijk geweld gaat het dan vooral om de V-codes. Je kunt nu de redenering hanteren dat als er (nog) geen stoornis of ziekte is maar (alleen nog maar) een probleem (namelijk kindermishandeling) dat dan de jeugdzorg in beeld komt en (nog) geen ggz behandeling. Natuurlijk zijn er gevallen van kindermishandeling waar jeugdzorg toereikend is. Practice based evidence laat echter zien dat de kennis en competenties van de jeugdzorg vaak niet toereikend zijn bij complexe kindermishandelingzaken. In die gevallen is het noodzakelijk de kennis, competenties en expertise van ervaren behandelaren uit de jeugdggz c.q. de kinder- en jeugdpsychiatrie in te zetten.
We vragen een oplossing voor de problematiek van deze kinderen: linksom of rechtsom Wij benaderen u in uw functie van staatssecretaris van VWS, bestuursvoorzitter van het CVZ en voorzitter van de Taskforce Kindermishandeling. Wij vragen u om voor minderjarigen de V-codes weer op te nemen in het basispakket van de verzekerde zorg. In deze brief doen wij ons uiterste best om nut en noodzaak van behandeling van mishandelde, misbruikte en verwaarloosde kinderen en hun ouders te legitimeren binnen de kaders van de jeugd-ggz; in te passen in bureaucratische en technocratische redeneringen. De discussies gaan over stelsels, schaal, budgetten, regie: allemaal onder de vlag van het belang van het kind. Vanuit onze ervaring met mishandelde, misbruikte en verwaarloosde kinderen weten we echter dat de kennis en kunde van de jeugd-ggz c.q. de kinder- en jeugdpsychiatrie bij complexe zaken van kindermishandeling noodzakelijk is: of een kind nu wel of niet een stoornis heeft die matcht met de classificaties in de DSM IV. Wij vragen u dan ook om linksom of rechtsom een oplossing te vinden voor de problematiek die wij in deze open brief hebben geschetst. Het kan en mag niet zo zijn, dat deze kinderen verstoken blijven van behandeling omdat hun problematiek niet past in een systeem dat niet voor hen ontworpen is. Wij geven u graag een persoonlijke toelichting op deze brief. Met vriendelijke groet,
Mevr. L. Terpstra
Voorzitter Raad van Bestuur Fier Fryslân
Mevr. A. van Dijke
Raad van Bestuur Fier Fryslân
Mevr. F. Lamers-Winkelman
Hoofd onderzoeksgroep Fier Emeritus Hoogleraar preventie en hulpverlening inzake Kindermishandeling, VU Amsterdam
Dhr. H. Baartman
Emeritus Hoogleraar preventie en hulpverlening inzake Kindermishandeling, VU Amsterdam
Dhr. K. Bastiaanse
Voorzitter Raad van Bestuur Jeugdriagg Noord Holland Zuid
Mevr. J. van Bavel
Manager Kinder- en Jeugdtraumacentrum Haarlem Projectleider Academische Werkplaats aanpak Kindermishandeling Kennemerland
Mevr. M. Reijns
Manager Kinder Jeugd Traumacentrum Friesland
3
Bijlage 1 - Andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn
Enkele voorbeelden van andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn.
- V61.21 (Z61.6) Lichamelijke mishandeling van een kind - Deze categorie moet gebruikt worden als de lichamelijke mishandeling van een kind de reden voor zorg is.
- V61.21 (Z61.4) Seksueel misbruik van een kind, binnen de familie - Deze categorie moet worden gebruikt als het seksueel misbruik van een kind de reden voor zorg is.
- V61.21 (Z61.5) Seksueel misbruik van een kind, buiten de familie - Deze categorie moet worden gebruikt als het seksueel misbruik van een kind de reden voor zorg is.
- V61.21 (T74.0) Verwaarlozing van een kind - Deze categorie moet worden gebruikt als de reden voor zorg de verwaarlozing van een kind is.
- V61.1 (T74.1) Lichamelijke mishandeling van een volwassene - Deze categorie moet worden gebruikt als de lichamelijke mishandeling van een volwassene de reden voor zorg is [bv. slaan van een echtgenoot, mishandeling van bejaarde ouder].
- V61.1 (T74.2) Seksueel misbruik van een volwassene: Deze categorie moet worden gebruikt als het seksueel misbruik van een volwassene de reden voor zorg is [bv. seksuele handelingen onder dwang, verkrachting].
- V61.9 (Z63.7) Relationeel probleem gebonden aan een psychische stoornis of een somatische aandoening - Deze categorie moet gebruikt worden als de reden voor zorg een patroon van verstoorde interactie is dat verband houdt met een psychische stoornis of een somatische aandoening.
- V61.20 (Z63.8) Ouder-kind relatieprobleem - Deze categorie moet gebruikt worden als de reden voor zorg een patroon van een verstoorde interactie tussen ouder en kind [bv. verstoorde communicatie, overprotectie, inadequate discipline] die samengaat met significante beperkingen in het functioneren van het individu of het gezin of het ontstaan van significante symptomen bij ouder of kind.
- V61.10 (Z63.0) Partner-relatieprobleem - Deze categorie moet gebruikt worden als de reden voor zorg een patroon van een verstoorde interactie is tussen echtelieden of partners, gekarakteriseerd door negatieve communicatie [bv. afkeurende kritiek], verstoorde communicatie [bv. onrealistische verwachtingen] of afwezigheid van communicatie [bv. zich terugtrekken] dat samengaat met significante beperkingen in het functioneren van het gezin of het ontstaan van symptomen bij één of beide partners.
4
Bijlage 2 – Nut en noodzaak gespecialiseerde behandeling bij kindermishandeling
Vroegkinderlijke (chronische) traumatisering / Developmental Trauma Disorder Een zeer complexe vorm van traumatisering is vroegkinderlijke (chronische) traumatisering. Deze kinderen zijn vaak langdurig blootgesteld aan een combinatie van diverse vormen van kindermishandeling waaronder seksueel misbruik, huiselijk geweld, verwaarlozing en psychische mishandeling. Die gevolgen worden nu vaak als aparte symptomen en ziektebeelden gezien. Het probleem bij veel van deze kinderen is dat hun klachten niet herkend worden als mogelijke gevolgen van traumatisering. ‘Ze worden gediagnosticeerd met ADHD of een leerstoornis en krijgen onterecht medicatie voorgeschreven om hun concentratie te verbeteren. Ook wordt de gebrekkige emotieregulatie, het beperkte mentaliserend vermogen, de sociale problemen en verstoorde gehechtheid regelmatig toegeschreven aan een stoornis in het autistisch spectrum. Dit heeft tot gevolg dat deze kinderen vanuit een handicapmodel worden onder-gestimuleerd, met onderbehandeling tot gevolg. Dissociatie kan onverklaarbare gedragsproblemen veroorzaken en kinderen worden getypeerd als pathologische leugenaars, gedragsgestoord, lui, gemeen, stiekem. Helaas is er nog weinig bekend over dissociatieve stoornissen bij kinderen. Daardoor wordt de oorzaak van deze problemen vaak niet onderkend.’1 Om de complexiteit van de problematiek te vatten, hebben Amerikaanse traumadeskundigen voor deze problematiek de diagnose Developmental Trauma Disorder voorgesteld. Die de volgende clusters van samenhangende problemen omvat2: -
Direct ervaren van herhaaldelijk en ernstig interpersoonlijk geweld en significante onderbrekingen in de hechting.
-
Affectieve en fysiologische disregulatie, waaronder problemen in affectregulatie, regulatie van lichaamsfuncties zoals slapen, eten, over/onder reactiviteit op geluid en aanraking, verminderd bewustzijn/dissociatie van lichaamssensaties, emoties en lichaamstoestand.
-
Disregulatie van aandacht en gedrag, zoals preoccupatie met gevaar, zichzelf niet kunnen beschermen, zichzelf geruststellen door hoofdbonken of obsessieve masturbatie, zichzelf beschadigen, zich niet doelgericht kunnen gedragen.
-
Disregulatie van zichzelf en relaties, waaronder preoccupatie met veiligheid van verzorger, negatief zelfbeeld, wantrouwen, agressie ten opzichte van anderen, niet passende manieren van intimiteit zoeken zoals erotiserend gedrag, onvermogen om empathie te reguleren zoals geen of teveel empathie tonen.
-
Posttraumatisch spectrum symptomen.
-
Er is sprake van een verstoring in het functioneren op één of meerdere van de volgende gebieden: op school, in het gezin, met leeftijdsgenoten, met justitie, lichamelijk en op het werk.
Een belangrijk kenmerk van een Developmental Trauma Disorder is dat ‘de gebeurtenissen plaatsvinden binnen het systeem waarin het kind opgroeit, de sociale omgeving, die verondersteld wordt juist de bron van veiligheid en stabiliteit te zijn. De gebeurtenissen treden tegelijkertijd of opeenvolgend op en impliceren verschillende vormen van kindermishandeling: affectieve en pedagogische verwaarlozing, seksueel misbruik, lichamelijke mishandeling, getuige zijn van huiselijk geweld. De gebeurtenissen zijn chronisch en beginnen in de vroege jeugd.’ ‘De gevolgen zijn divers en vergroten de kans op volgende traumatisering. De eerste reeks ervaringen leidt tot: emotionele ontregeling, verlies van een veilige thuisbasis, verlies van richting, onvermogen om gevaar te herkennen of er adequaat op te reageren. Een volgende reeks van traumatiserende ervaringen betreft doorgaans opnieuw een opeenstapeling van verschillende vormen van geweld en verwaarlozing.’ Doorgaans hebben deze kinderen en jongeren, vanwege hun complexe problematiek, al een hele hulpverleningsgeschiedenis achter de rug, die niet of onvoldoende tot resultaat heeft geleid of waarin zij en hun ouders zijn vastgelopen. De symptomen en (gedrags)problemen van deze kinderen en jongeren doen zich voor op de volgende gebieden: hechting, fysieke problemen, dissociatie, affect- en emotieregulatie, dissociatie, gedragscontrole, cognitie en zelfconcept. Complex trauma gaat verder samen met stagnatie in de ontwikkeling, hechtingsproblemen en achterstanden en/of scheefgroei op alle essentiële ontwikkelingsgebieden. De problemen en symptomen zijn in eerdere hulpverlenings- en behandeltrajecten al dan niet formeel – ondergebracht in één of meerdere ‘losstaande’ diagnoses en/of classificaties. Het
1 2
http://www.ariannestruik.com/pdf/gz2011_traumatisering_kinderen.pdf http://www.ariannestruik.com/pdf/gz2011_traumatisering_kinderen.pdf
5
(grote) probleem bij deze jongeren is het ‘onder diagnosticeren' en ‘onder behandelen’ of juist dat de veelheid van diagnoses aanleiding is om ieder stukje, ieder ‘probleem’, apart aan te pakken in plaats van integraal of samenhangend. Omdat in eerdere hulpverleningstrajecten de essentie van het probleem niet is aangepakt zijn de problemen niet opgelost en vaak zelfs erger geworden. Bij veel van deze kinderen gaat het mis in de vroege puberteit: aan het eind van de basisschool of het begin van de middelbare school ontstaan ernstige gedragsproblemen. Je ziet dan meisjes die slachtoffer worden van een loverboy of jongens die bijvoorbeeld afglijden naar criminaliteit.
6
Bijlage 3 – The Hidden Epidemic
Wetenschappers die bij een grootschalig onderzoek betrokken zijn naar de relatie tussen traumatische gebeurtenissen in de kindertijd en problemen, gezondheid en welbevinden bij volwassenen, noemen (vroegkinderlijke) traumatisering ‘The hidden epidemic’. (Lanius, Vermetten & Pain 2010)3 The Adverse Childhood Experiences (ACE) Studies is een onderzoek onder 17.000 volwassen Amerikanen uit de middenklasse. Het onderzoek toont dat kinderen die geconfronteerd zijn met potentieel traumatische gebeurtenissen geconfronteerd zijn – zoals misbruik, mishandeling, verwaarlozing en een disfunctionerende gezin – als volwassene aanzienlijk meer kans hebben op lichamelijke ziekten en op sociale en andere problemen. Er is een aantoonbaar verband tussen het aantal traumatiserende gebeurtenissen dat iemand als kind meemaakt en: ‘the prevalence of the more common causes of adult death in the US, like cardiovascular disease, chronic lung disease, chronic liver disease and autoimmune disease; -
the basis for some of the more difficult public health problems including smoking, obesity, alcohol and drug abuse;
-
states of adult well-being including depression, other mental illness and suicide attempts;
-
job performance;
-
healthcare costs.’
‘The ACE Study indicates that many common adult public health, biomedical, and mental health problems are the results of events and experiences present but typically not recognized in childhood.’ Naarmate mensen in hun kindertijd meer potentieel traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt, is er vaker sprake van ziekten en problemen als ze volwassen zijn. TNO deed in opdracht van de Augeo Foundation in Nederland een vergelijkbaar onderzoek naar het voorkomen van potentieel traumatische gebeurtenissen in de kindertijd (Kuiper, Dusseldorp en Vogels 2010)4. Het is een van de eerste Nederlandse onderzoeken waarin volwassenen rapporteren over mishandeling in hun jeugd. TNO ondervroeg 2.200 mensen van 18 tot 74 jaar. In onderstaand overzicht is het percentage volwassenen te zien dat als kind te maken heeft gehad met: 1.
Emotional abuse
19%
2.
Physical abuse
17%
3.
Sexual abuse
10%
4.
Emotional neglect
21%
5.
Physical Neglect
6.
Parental Separation or Divorce
7.
Mother treated violently
8.
Household Substance Abuse
9.
Household Mental Illness
10.
Incarcerated Household Member
5% 15% 8% 8% 10% 2%
Een op de zes Nederlanders zegt in zijn jeugd fysiek te zijn mishandeld door zijn ouders of andere volwassenen. Bijna een op de vijf zegt bovendien emotioneel te zijn mishandeld door zijn ouders. Fysieke mishandeling houdt volgens het onderzoek in dat kinderen in hun gezin vaak werden geduwd en geslagen door een volwassene of dingen naar hun hoofd gegooid kregen. Bijna 10 procent zei wel eens zo hard te zijn geslagen door hun ouders dat ze blauwe plekken opliepen of gewond raakten. Emotionele mishandeling houdt in dat mensen in hun gezin zeer vaak werden uitgescholden, gekleineerd of vernederd door een ouder of een andere volwassene. TNO heeft berekend wat de risico’s op ziekten en andere problemen zouden zijn voor mensen die als Op basis van de resultaten van de ACE Study heeft TNO berekend hoe groot het risico is op specifieke ziekten en
3
Lanius, Ruth A., Eric Vermetten en Klare Pain. The Impact of Early Life Trauma on Health and Disease. The
Hidden Epidemic. Cambridge Medicine. 2010 4
Kuiper, Rebecca M., Elise Dusseldorp en Antonius G.C. Vogels
A First hypothetical estimate of the Dutch burden of disease with respect to negative experiences during childhood. TNO, 2010
7
problemen onder Nederlanders die een, twee, drie of vier of meer traumatische gebeurtenissen heeft meegemaakt als kind. Tabel 1 ‘summarizes the disease burden in the Netherlands relative to the number of persons with a certain ACE score. The table presents the prevalence of each medical condition or risk factor per ACE score. If our assumptions are valid, it would mean that 40% of the persons with an ACE score of four or higher smokes, while the overall prevalence of smoking is 27% in the Netherlands. Similarly, 16% of the people with an ACE score of four or higher has a depressed mood, whereas the overall prevalence is 6%. The analogue holds for the other health problems.’
Table 1: A hypothetical estimate of percentages of people with a certain ACE score having certain health problems with respect to the number of persons within an certain ACE score Ace score
Risk factors smoking
Severe
Physical
Depressed
obesity
inactivity
mood
%
%
%
%
0
23
11
40
1
25
12
44
2
31
14
3
38
4 or higher reference
Disease conditions Alcoholism
Cannabis
COPD
diabetes
use %
%
%
%
4
5
11
1
4
6
10
17
2
4
44
9
18
25
2
3
14
48
10
21
30
3
4
40
16
46
16
29
36
5
6
27
12
42
6
11
17
2
4
‘Based on the same assumptions we could calculate the distribution of risk factors and medical conditions bij Ace scores (table 2). Most people with such conditions can be found among people with an ACE score of 0 is by far the pargest group. The table, however, also shows that the relatively small group with an ACE score of four or higher contains more than 25% of all people with depressed mood, alcoholism and COPD. Assuming some causal relationships, this could imply that, when adverse childhood experiences would be treated effectively, the number of people with depressed mood or alcoholism could drop significantly.’
Table 2: A hypothetical estimate of distribution of medical conditions by ACE score Ace score
Risk factors smoking
Severe
Physical;
Depressed
obesity
inactivity
mood
Disease conditions alcoholism
Cannabis
COPD
diabetes
use
%
%
%
%
%
%
%
%
0
48
50
53
34
37
35
36
53
1
16
17
18
16
16
17
18
16
2
11
11
10
13
16
14
9
8
3
9
7
7
10
12
11
9
7
17
15
12
28
30
24
27
17
100
100
100
100
100
100
100
100
4 or higher reference
Op grond van bovenstaande onderzoeken kan geconcludeerd worden dat traumatisering in de kindertijd verstrekkende gevolgen heeft; en dat iedere euro die geïnvesteerd wordt in het voorkomen, het stoppen en het behandelen van de gevolgen van trauma bij kinderen een veelvoud bespaart aan kosten als deze kinderen later volwassen zijn.
8
Bijlage 4 – Organisaties en personen die de open brief in cc. hebben ontvangen
Marc Dullaert
Kinderombudsman
Corine Dettmeijer-Vermeulen
Nationaal Rapporteur Mensenhandel
Gemma Kobessen
Augeo Foundation
Aloys van Rest
Directeur Defence for Children
Rudy Bonnet
Voorzitter Stichting Voorkoming Kindermishandeling
Catrin Finkenauer
Hoogleraar Kindermishandeling en Interpersoonlijke Relaties, VU Amsterdam
Fred Teeven
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Khadija Arib
Lid Tweede Kamer
Nanneke Quick-Schuijt
Senator SP Voormalig Kinderrechter
Thea Koster
Wethouder van jeugd & onderwijs, stedelijke vernieuwing, bereikbaarheid, publieke dienstverlening en bedrijfsvoering, Gemeente Leeuwarden
Vaste Commissie
Vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid Welzijn en Sport
Carlo Schuengel
Hoogleraar Ontwikkelingspedagogiek, VU Amsterdam
Frits Boer
Emeritus hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, AMC Amsterdam
Robert Vermeiren
Hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, Curium-LUMC Leiden Hoogleraar forensische jeugdpsychiatrie, VU Medisch Centrum Amsterdam
Theo Doreleijers
Hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, VUmc, De Bascule
Rien van IJzendoorn
Hoogleraar gezinspedagogiek, Universiteit Leiden
Diana Monissen
Voorzitter Raad van Bestuur, De Friesland Zorgverzekeraar
Andre Rouvoet
Bestuursvoorzitter Zorgverzekeraars Nederland
Jacqueline Hekkers
Directeur Federatie Opvang
Jan Laurier
Voorzitter Federatie Opvang
Paul van Rooij
Directeur GGZ Nederland
Marleen Barth
Voorzitter GGZ Nederland
Peter Paul Doodkorte
Partner BMC
Jantien de Boer
Journalist Leeuwarder Courant
Sheila Kamerman
Journalist NRC Handelsblad
Loes de Fauwe
Journalist Het Parool
9